You are on page 1of 2

HET ADJECTIEF

1. Basisregel: Adjectief + e / substantief

Voorbeelden:

de-woord de witte auto


‘wit’ mijn witte auto
die witte auto
de witte auto’s
witte auto’s
een witte auto
lekkere koffie

het-woord het rode huis


‘rood’ jouw rode huis
dit rode huis
de rode huizen
rode huizen

2. Uitzonderingen: Adjectief /substantief dus geen ‘-e’ bij adjectief !!

1. Het-woord maar je zegt ‘een’: een rood huis, een wit bord
2. Het-woord maar je zegt ‘geen’: geen rood huis, geen wit bord
3. Het-woord zonder artikel: Ik heb blond haar (=ontelbaar)
4. Adjectief is een ‘stofnaam’ op –en (zowel bij de-woord als bij het-woord)
Ik heb een gouden ring
Ik zit op een houten stoel
5. Participium als adjectief gebruikt én het participium eindigt op –en
De gebakken taart
Het gegeven woord
6. Adjectief wordt gebruikt zonder substantief
Hij is groot
Zij is vriendelijk
Wij zijn slim

3. Let op: spelling adjectief

1. groot  de grote man


2. dik  de dikke man
3. roos het roze hemd
4. grijs  de grijze auto

You might also like