Professional Documents
Culture Documents
P. 27, na 89
Invoegen 89a O. tachysoides (Antoine, 1933) moerasschorspriemkever
P. 27-28, na ##
Invoegen 111ba B. latinum Netolitzky, 1911 zuidelijke priemkever
1
P. 108, bijschrift fig. 433-435
433. slank zonder haakje, Calathus mollis, 434. slank met haakje aan top, C. cinctus veranderen in
433. slank zonder haakje, Calathus cinctus, 434. slank met haakje aan top, C. mollis
P. 115,couplet 294, r. 1
(fig. 462) veranderen in (fig. 463)
p. 198, Tekeningen/Figuren
Een aantal figuren uit Boeken et al. (2002): fig. 7, 8, 59, 78, 79, 125, 126, 128, 129 en 132.
veranderen in Een aantal figuren uit Boeken et al. (2002): fig. 7, 8, 59, 78, 79, 83, 125, 126, 128,
129, 131, 132, 145, 146, 147, 148, 149, 153, 156, 171 ,172 en181.
Toevoegen Uit Neri et al. (2011) zijn overgenomen: 337 a-d.
2
Vervanging delen sleutel
p. 79, couplet 155 vervangen door
155 (23) Achterhoeken halsschild scherp, basis recht (fig. 292). Tussenruimte III met 1 haarpunt. Bovenzijde zonder
metaalglans ............................................................................................................................................................... 155A
- Achterhoeken halsschild stomp, basis uitgesneden (fig. 293). Bovenzijde donkerbruin, meestal met
metaalglans. Sprieten en poten roodgeel. Tussenruimte III met 1-2 haarpunten, strepen met punten, naar
zijden en uiteinde uitgewist. Fig. 940 ................................................muurpriemkever Ocys quinquestriatus
3,5-4,8 mm. i-x Donkere, vochtige plaatsen zoals in muurspleten, kelders, muren van oude woningen, ruïnes etc. NL:
zeldzaam, verspreid. B: zeldzaam in bossen. Kaart: fig 1101
155A Dekschilden tweekleurig, een grote (vage) oranje-rode basale middenvlek omgeven door donkerder
zijkanten en uiteinde (fig. 292a). Achterrand van pronotum meestal rechter dan bij O. tachysoides, zodat de
achterrand min of meer zijdelings naar de achterhoeken wijst (fig. 292c). Microsculptuur van dekschilden
bestaat uit dicht bijeen liggende parallelle lijnen en minder mazen, (die op de oranje schijf lastig te zien
zijn) (fig. 292e) ............................................................................................. schorspriemkever Ocys harpaloides
Gemiddeld groter dan O. tachysoides (4,2-6 mm). Kop en pronotum oranje-bruin; voorste en centrale deel van
dekschilden van dezelfde kleur, maar de zijkanten en achterste gedeelte van dekschilden donkerbruin, zijrand oranje-
bruin. Dekschilden meer evenwijdig, grootste breedte achter midden. Basaalrand iets boogvormig (concaaf).
Aedeagus met ventrale rand bij apex gebogen in de richting van de meestal iets dunnere top; voorste sclerieten van de
interne zak rond en een grote borstel scleriet (fig. 292g). iii-ix. NL: zeldzaam, in in vochtige bossen langs de kust en
Zuid-Limburg. B: verspreid voorkomend.
- Dekschilden bruin, met of zonder oranje-bruine dekschildnaad en zijranden. Niet uitgekleurde individuen
lijken wat betreft kleur sterk op vorige soort (fig. 292b). Achterrand van pronotum iets naar achteren
gericht, de achterhoeken opgewipt (fig. 292d). Microsculptuur van dekschilden bestaat meer uit mazen en
minder evenwijdige lijnen (fig. 292f) ........................................ moerasschorspriemkever Ocys tachysoides
Gemiddeld kleiner dan O. harpaloides (4,0-5,8 mm). Kop roodbruin, pronotum oranje-rood, dekschilden
(donker)bruin, met of zonder oranje-bruine naad en zijranden. Dekschilden meer gebogen, grootste breedte rond
midden. Basaalrand min of meer recht. Aedeagus banaanvormig, dorsale rand regelmatig gebogen, apex breed met
stompe top; voorste sclerieten van de interne zak hoekig en een kleine borstel scleriet (fig. 292h). Onder stenen en
achter schors, op vochtige grond en in vochtige bossen. i-xi. NL: vrij zeldzaam, vooral langs rivieren en in
uiterwaarden. B: verspreid.
3
292c-d: Achterhoeken halsschild c. Ocys harpaloides, d. O. tachysoides.
4
p. 89, couplet 200 vervangen door
200 Basis van dijen donker; ogen bol; sprietlid III geheel of deels donker; voorlaatste palplid donker ............ 200A
- Poten geheel geel (soms dijen deels bruin); ogen enigszins vlak; sprietlid III geel; voorlaatste palplid geel 201
200A Dekschilden vrijwel altijd met microsculptuur, die beperkt kan zijn tot de achterste helft. Sprietlid I-II geel,
III deels en vanaf IV geheel donker. Fig.979 .................................................................................................................
...........................................................................................................................Bospriemkever Bembidion deletum
Dekschilden donker met metaalgroene glans, soms bruin. Microsculptuur van de dekschilden is variabel en soms zelfs
afwezig. Grootste breedte dekschilden op ca. 1/2 van de basis. Strepen met grove punten. Schouders afgerond Fig.
337e. Zijrand pronotum voor achterhoeken spits naar buiten gebogen. L 4,0-5,3 mm. Aedeagus Fig. 337a; Spermaduct
met 3-5 kronkels (Fig. 337c);
J IV-IX. NL: vochtige leem-en mergelgrond en bij uittredend grondwater in bronbossen en mergelgroeven. NL:
zeldzaam, voornamelijk in Limburg en Twente. B: algemeen en verspreid. Kaart: fig. 1124.
- Dekschilden vrijwel altijd zonder microsculptuur. Sprietlid I geel, II deels en vanaf III geheel donker .............
..........................................................................................Zuidelijke priemkever Bembidion latinum
Dekschilden blauw, soms bruin. Soms lichte microsculptuur bij uiteinde dekschilden. Strepen met punten. Grootste
breedte dekschilden op ca. 2/3 van de basis. Schouders niet afgerond Fig. 337f. Zijrand pronotum voor achterhoeken
min of meer parallel. L. 4.5 – 5.7 mm; Aedeagus Fig. 337b; Spermaduct met 2-3 spiraal windingen (fig. 337d); NL en B:
enige recente vondsten.
337a-b: Aedeagus a. Bembidion deletum, b. B. latinum. 337c-d: Spermaduct c. Bembidion deletum, d. B. latinum.