You are on page 1of 14

Het rechtvaardige oorlogsdenken

Het rechtvaardige oorlogsdenken kent een lange traditie waarin heel wat elementen besproken en
geoptimaliseerd maar vooral erkend werden. De problematiek van onze huidige tijd, toont -
ondanks de regelmatige discussie waarin de relevantie bevraagd wordt - het belang maar ook de
waarde van deze lange traditie.

In dit artikel tracht ik u mee te nemen doorheen de elementen van het rechtvaardige
oorlogsdenken waarna we samen de geschiedenis van deze interessante traditie zullen overlopen.
Ten slotte bekijken we de relevantie van deze eeuwenoude woorden in het licht van onze huidige
tijd.

1. Oorlog en vrede

We kunnen niet over oorlog spreken zonder vrede. Deze uitspraak deed Augustinus al in onze 4e
eeuw, maar blijft zonder twijfel overeind. In een perfecte wereld zou deze oorlog een oorlog
zonder geweld moeten zijn. Een oorlog - eerder een strijd in dit geval - voor een menswaardig
leven voor iedereen. Voor mensenrechten voor iedereen. Voor een wereld zonder geweld.

Helaas zijn en blijven we ‘maar’ mensen en leven we niet in zo een ideale wereld, dus zullen we
moeten accepteren dat oorlog en geweld horen bij een mensenleven, met een blijvend streven
naar en blijvende hoop op vrede. De realiteit is nu eenmaal zo dat er voortdurend con icten zijn
die we niet kunnen ontkennen. Wanneer we deze con icten zouden gaan ontkennen, wordt het
con ict enkel maar bevestigd - niet opgelost. Deze realiteit is geen nieuwigheid. Zo merkte de
Griekse losoof Plato reeds 2500 jaar geleden op dat ‘de enige die het einde van de oorlog
hebben gezien, de doden zijn.’ Ook Carl von Clausewitz scheef in 1832 in Over oorlog: ‘oorlog is
een permanente karakteristiek van de menselijke conditie en zal er altijd zijn.’

In deze alinea kies ikzelf bewust voor het woord ‘con ict’, daar de opdeling van onze wereld in de
begrippen vrede en oorlog te zeer beperkend zouden zijn voor de realiteit. Zo kunnen we ons de
vraag stellen naar wat ‘vrede’ of ‘oorlog’ nu juist betekenen. Tegenwoordig lijkt het eerder gepast
te spreken van een bestaand scala van vriendelijke en onvriendelijke relaties tussen naties,
culturen en volkeren.1 Zo beschreef bijvoorbeeld Herman Kahn in zijn boek ‘On Escalation:
Metaphors and Scenarios'2 de opbouw van kwaad naar erger in 44 treden, ondersteund met
voorbeelden zowel uit de geschiedenis als ctieve.

Ook over het begrip ‘vrede’ bestaan heel wat verschillende opvattingen. De eenvoudigste manier
om over vrede te spreken, is de negatieve3. Vrede is dan een situatie van geen-oorlog, een situatie
waarin geen militair geweld gebruikt wordt. Hiertegenover staat de positieve opvatting van vrede:
leven in een gezamenlijke aanvaarde harmonische orde. In eerste instantie gaat het om het
bereiken van het minimum: de negatieve vrede. Een situatie waarin geen militair geweld gebruikt
wordt tegen elkaar. Het is echter al snel duidelijk dat deze negatieve vrede niet zomaar in stand
kan gehouden worden en dient aangevuld te worden met de positieve opvatting van vrede: leven
in een harmonische orde waarin elk lid van de samenleving zich kan vinden.

Wanneer we werken aan een ‘negatieve’ vrede wordt oorlog gebannen uit onze samenleving - een
primitieve methode om oplossingen te vinden of eerder af te dwingen. Door dit verbannen,
verdwijnen de con icten echter niet. Het is dan onze taak als medeburger om op andere - meer
humane manieren - deze geschillen te bespreken en te overwinnen. Lukt dit niet, zullen we er
noodzakelijkerwijs in falen de negatieve vrede te bewerkstelligen. Het zeer moeilijke aan deze
positieve vrede is dat we hiervoor een gemeenschappelijke opvatting nodig hebben. En zoals de
menselijke werkelijkheid ons leert: gemeenschappelijkheid bestaat niet. Mensen, culturen, religies,

1De keuze tussen oorlog en vrede, prof. mr. B. V. A. Röling, https://openjournals.ugent.be/rp/


article/73189/galley/197349/view/
2 (New York, 1965)
3 Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede(1973)–B.V.A. Röling
1
fl
fi
fl
fi
fl
fl
fl
samenlevingen… verschillen zo enorm dat wij deze werkelijkheid vanuit andere denkkaders
bekijken - waardoor het bereiken van een positieve vrede een levenslange en misschien zelfs
haast onmogelijke opdracht blijkt.

Een goed voorbeeld van het ontbreken van deze gemeenschappelijkheid, is de vraag ‘wat is
rechtvaardigheid?’ Wanneer we deze vraag stellen aan een communistisch gezinde persoon, zal
hij of zij stellen dat rechtvaardigheid bekomen is wanneer ieder evenveel ontvangt. Bekijken we dit
echter vanuit onze Westerse bril, zullen velen zeggen dat het rechtvaardig is wanneer ieder mens
over een bepaald minimum beschikt en hiernaast krijgt naar eigen inzet. Ook het verschil tussen
rijke en arme landen komt duidelijk naar voren in de opvatting van rechtvaardigheid. Terwijl de
rijke landen wel aangeven de bestaande tegenstelling tussen rijk en arm te betreuren, blijkt dat ze
er vaak niet al te veel voor over hebben om hier een einde aan te maken. De arme landen vinden
dit pure onrechtvaardigheid en vinden dat wij, de rijke landen, de plicht hebben om een einde aan
deze opdeling te maken. Ook al gaat dit ten koste van ons eigen comfort.4

Over rechtvaardigheid is in de geschiedenis reeds veel gezegd en geschreven - maar vooral veel
gediscussieerd. Zo zien we bijvoorbeeld reeds bij Plato een discussie verschijnen over het al dan
niet teruggeven van geleende goederen - in dit concrete geval wapens:

"Stel bijvoorbeeld dat iemand wapens heeft geleend van een vriend, toen die nog goed bij zijn
verstand was en die vriend komt ze terugvragen nadat hij gek is geworden. Dan zal iedereen het er
toch over eens zijn dat het in zo’n geval niet goed is om de wapens terug te geven? Wie het wel
doet, handelt niet juist.” (uit: De Staat).

Het lijkt me intussen duidelijk dat gezien onze menselijke aard en de menselijke wereld waarin we
vertoeven, een eeuwenlange vrede haast onmogelijk lijkt. Dit benadrukt de noodzaak van het
rechtvaardigeoorlogsdenken, dewelke ons doet nadenken en re ecteren over het al dan niet
rechtvaardig zijn van een oorlog.

Over de benaming van het concept bestaat discussie. Zo pleit Verstraeten bijvoorbeeld om de
term ‘rechtvaardige oorlog denken’ te vervangen door het in zijn ogen adequatere ‘ethiek van
con ictoplossing,’ gezien deze meer openheid biedt om ook over andere oplossingen voor
con icten na te denken dan louter de dreiging met of gebruik van militaire middelen. Gezien deze
term het just post-bellum (waarover u later meer zal lezen) includeert, lijkt dit zeker een
interessante piste om te bekijken. Dit is echter geen discussie waar ik op verder ga in dit artikel,
waardoor ik - samen met een diep respect voor en interesse in in de lange traditie - ervoor kies
binnen dit artikel te spreken over het rechtvaardige oorlogsdenken.

Belangrijk om mee te geven voor we de aparte elementen van het rechtvaardige oorlogsdenken
zullen overlopen, is het feit dat dit geen afgebakend en verklarend geheel is. Het rechtvaardige
oorlogsdenken - of ook wel de rechtvaardige oorlogstraditie - is een geheel van normatieve regels
die tracht oorlog tot een minimum te bepreken en wanneer het oorlog is, ook aan deze
verschrikkelijke omstandigheden regels te geven. Het is dus een normaangevend geheel eerder
dan een afdwingend geheel. Wat wel afdwingend is, is het krijgsrecht of ook wel het strafrecht dat
ten tijde van een gewapend con ict5 wordt toegepast.

2. Het rechtvaardige oorlogsdenken

In tegenstelling tot wat vaak in paci stische kringen gedacht of beweerd wordt, wil het
rechtvaardige oorlogsdenken oorlog niet makkelijker mogelijk maken. Integendeel, het
rechtvaardige oorlogsdenken ziet - net als het paci sme - oorlog traditioneel als een zonde maar

4 Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede(1973)–B.V.A. Röling


5U leest hier goed een ‘gewapend con ict’ en niet ‘oorlog’. Het internationaal humanitair recht is
namelijk niet enkel van toepassing in oorlog, maar ook tijdens andere gewapende con icten. Wel
maakt men hier soms het onderscheid tussen een gewapend con ict met internationaal karakter
en een gewapend con ict met een niet-internationaal karakter.
2
fl
fl
fl
fl
fi
fl
fi
fl
fl
fl
het erkent - in tegenstelling tot de meeste paci sten - dat de mogelijkheid bestaat dat er geen
ander alternatief overblijft dan naar de wapens te grijpen om opnieuw vrede tot stand te brengen.
In dit geval tracht het houvast te bieden om de strijd zo kort en menselijk mogelijk te houden met
zo weinig mogelijk lijden

Algemeen aangenomen bestaat het rechtvaardige oorlogsdenken uit twee grote elementen: het
‘Ius ad bellum’ handelt over de vraag of en onder welke voorwaarden tot oorlog mag besloten
worden. Het geeft zes principes waaraan voldaan dient te worden om te kunnen spreken van een
gerechtvaardigde oorlog. Het ‘Ius in bello’ handelt over de vraag hoe de strijd gevoerd dient te
worden. Hier beschrijft men twee essentiële principes die in acht genomen dienen te worden
tijdens de oorlog dewelke trachten het oorlogsgeweld tot een minimum te beperken of aan
banden te leggen.

Ik neem u graag mee in de verschillende elementen van het rechtvaardige oorlogsdenken. Nadien
bekijken we het ontstaan en de ontwikkeling van het rechtvaardige oorlogsdenken. Hieruit zal snel
blijken dat we terecht spreken over een traditie.

2.1. Ius ad bellum


Zoals reeds gezegd bestaat het Ius ad bellum uit zes principes waaraan voldaan dient te worden
om gerechtvaardigd ten oorlog te kunnen trekken. Belangrijk hierbij te vermelden is dat deze zes
principes zich buigen over het al dan niet gerechtvaardigd zijn van ten oorlog te trekken, niet over
de rechtvaardigheid van de oorlog zelf. Om hierover te kunnen oordelen, voegden de
rechtvaardige oorlogsdenkers doorheen de geschiedes het Ius in bello toe.

2.1.1. Een rechtvaardige zaak


Opnieuw lezen we hier het woord ‘rechtvaardig,’ waardoor we terug kunnen komen op de
discussie rond wat rechtvaardigheid of een rechtvaardige zaak eigenlijk inhoudt. Onze complexe
politieke realiteit leert ons dat woorden als ‘rechtvaardigheid’ of ‘waarheid’ zelden volledig aan
één zijde te vinden zijn. Dit wijst ons op de noodzaak van enige nederigheid en zelfre ectie naar
onze eigen realiteit en ons eigen begrip van de werkelijkheid.

Doorheen de geschiedenis is ook in het rechtvaardigeoorlogsdenken deze discussie uitgebreid


gevoerd, waardoor men - mede door de moderne manier van oorlogsvoering - algemeen
genomen tot één reden is gekomen, namelijk de verdediging tegen een o ensief.

Hieruit vloeit de discussie voort over wat ‘een verdediging tegen een o ensief’ juist inhoudt.
Nemen we dit letterlijk, dienen we ons te houden aan de regel dat oorlog enkel gevoerd mag
worden wanneer een ander - de ‘vijand’ - een aanval start. Betekent dit dan dat een oorlog niet
gevoerd mag worden wanneer bijvoorbeeld in grote mate mensenrechten geschonden worden,
alle andere opties uitgeput zijn en aan de volgende voorwaarden van het rechtvaardige
oorlogsdenken voldaan zijn?

Vanuit deze bedenking lijkt volgende de nitie, gede nieerd door het project ‘Educate To Build
Resilience’ me een grondige, allesomvattende samenvatting van bovengenoemde voorwaarde:
“de oorlog moet worden aangegaan op morele gronden, niet puur uit eigenbelang. Er dient een
buitengewoon zwaarwegende reden aanwezig te zijn om een oorlog aan te gaan, een
'rechtvaardige zaak'. Bijvoorbeeld bij een genocide of uitroeiing van een volk door de eigen of een
andere staat.”6

In de de nitie lezen we ‘niet puur uit eigenbelang,’ wat ons wijst op het feit dat een rechtvaardige
oorlog mogelijk eigenbelang niet uitsluit. Desalniettemin is het essentieel dat in de overweging of
een oorlog al dan niet rechtvaardig is andere belangen zoals het openhouden van handelsroutes
of het verstevigen van het netwerk van bondgenoten, nooit mogen meespelen.

6 Educate To Build Resilience Project, 2021, p. 128


3
fi
fi
fi
fi
ff
ff
fl
2.1.2. Legitiem gezag
De oorlog dient volgens het rechtvaardige oorlogsdenken verklaard te worden door een legitiem
gezag. Vraag is en blijft echter wat dat legitieme gezag nu juist inhoudt. Reeds bij Thomas Van
Aquino (één van de grondleggers van dit denken, dewelke we nog later zullen bespreken) zien we
al een worsteling met dit begrip. Onze dagelijkse politieke realiteit maakt deze discussie er niet
simpeler op. Als antwoord op deze vraagstelling gaf Christian Mellon een betekenisvolle
aanvulling door niet te spreken over een ‘legitieme autoriteit’ dan wel over een ‘competente
autoriteit.’ Wanneer bijvoorbeeld een dictator een genocide veroorzaakt en het leger beslist tegen
de staatsmacht ten oorlog te trekken, kan men mijn inziens ook hier spreken van een competente
autoriteit en dus ook een legitiem gezag.

Als we opnieuw gaan kijken naar de de nitie die Educate To Build Resilience geeft, lezen we: “een
militaire actie dient uit te gaan van een legitieme autoriteit, met name het politieke gezag dat in een
samenleving instaat voor het algemeen welzijn. Een oorlog kan enkel door een erkende regering
worden uitgeroepen. In onze tijd is ook de VN-Veiligheidsraad een belangrijk bevoegd orgaan om
het internationaal recht te doen respecteren. Het bevoegde gezag moet formeel de oorlog
verklaren.”

Zoals u reeds bij deze twee begrippen voelt, is het rechtvaardige oorlogsdenken geen zwart-wit
gegeven met duidelijke regels. Het heeft eerder iets van een ethische re ectie, een ethisch
aanvoelen. Het daagt ons als mensen uit om na te denken over de realiteit in het kader van een
aantal waarden - in dit geval de voorwaarden van het rechtvaardige oorlogsdenken. Dit feit heeft
als gevolg dat wanneer ik samen met u een analyse zou maken van een bepaalde oorlog binnen
het rechtvaardige oorlogsdenken, het zou kunnen gebeuren dat we van mening verschillen over
enkele elementen. Ook dit toont aan dat gemeenschappelijkheid weinig tot niet bestaat in ons
menselijke bestaan. Desalniettemin biedt het kader van het rechtvaardige oorlogsdenken ons
houvast om het gesprek aan te gaan en in gemeenschappelijkheid ethische beslissingen of
oordelen te kunnen maken.

2.1.3. Juiste intentie


De intentie bij het voeren van een oorlog is van groot belang - als niet van essentieel belang - om
te kunnen oordelen of het al dan niet een rechtvaardige zaak betreft. De intentie moet goed zijn,
moet erop gericht zijn het kwaad ongedaan te maken en een meer rechtvaardige vrede te stichten
dan de situatie voor de oorlog. Later in dit artikel zullen we lezen dat Augustinus reeds benoemde
dat vrede altijd het doel van oorlog dient te zijn. Belangrijk hierin is dat we een eerlijke en open
re ectie voeren waaruit duidelijk dient te worden dat de rechtvaardige zaak niet misbruikt wordt
om een ander doel te bereiken, bijvoorbeeld economische of geopolitieke belangen.

2.1.4. Proportionaliteit
Proportionaliteit is zowel binnen het Ius ad bellum als het Ius in bello een belangrijke voorwaarde
voor het gerechtvaardigd ten oorlog trekken en het al dan niet gerechtvaardigd zijn van een
oorlog. Binnen het Ius ad bellum wijst het ons op de noodzaak van het feit dat de negatieve
gevolgen van de militaire ingreep niet groter mogen zijn dan het kwaad dat hiermee bestreden
wordt. Het goede dient dan weer op zijn minst gelijk aan of bij voorkeur groter te zijn dan het
kwade dat bestreden werd. Dit proportionaliteitsbeginsel is van toepassing op alle elementen in
de oorlog: de gebruikte wapens moeten in verhouding zijn met het belang en de omvang van het
con ict maar zo eveneens het verlies van mensenlevens, nanciële kosten, materiële verwoesting
en niet-materiële nadelen, zowel op korte als op lange termijn.

2.1.5. Een redelijke kans op slagen


Dat de gevoerde oorlog een redelijke, realistische kans op slagen dient te hebben, lijkt me een
logische voorwaarde om een oorlog als gerechtvaardigd te kunnen beoordelen. Het is

4
fl
fl
fi
fi
fl
ongeoorloofd om militairen op missie te sturen voor een onbereikbaar doel. Heel wat
rechtvaardige oorlogsdenkers alsook ikzelf zijn zich echter bewust van de moeilijkheid van een
kansberekening over de mogelijke uitkomsten van een oorlog, daar deze onderhevig zijn aan een
grote onzekerheid. Desalniettemin blijft dit criterium overeind: men kan beter een zo goed
mogelijke inschatting maken van de eigen kansen, dan er helemaal niet aan te beginnen. Dit vloeit
voort uit “de morele ban op zelfmoord en het fundamentele principe dat politieke leiders de
behoeders zijn van het welzijn van een natie en het leven van elke burger,” zoals Ralp Potter7 dit
beschrijft.

2.1.6. Oorlog als ultiem middel


Geweld en oorlog dienen zoveel als mogelijk vermeden te worden. Het is dus logisch dat deze
optie enkel als ultiem middel, als laatste redmiddel mag ingezet worden. Pas wanneer alle andere
vreedzame pogingen om tot vrede te komen zijn uitgeput, kan men ervoor kiezen (in zoverre dit
een keuze betreft) over te gaan tot militair geweld of oorlog. Mogelijke vreedzame pogingen
betre en diplomatiek overleg, politieke druk, economische sancties enzovoort. Opnieuw bij de
overweging van deze vreedzame pogingen, is het belangrijk het menselijke perspectief in het oog
te houden. Het blijft steeds van belang de invloed van bepaalde beslissingen op de onschuldige
bevolking mee in overwering te nemen. Wanneer bijvoorbeeld bepaalde economische sancties
voor een massale hongersnood kunnen zorgen8, kan het - onder invloed van het belang en de
omvang van het con ict - aangewezen zijn andere maatregelen te verkiezen.

Opnieuw zien we de ruimte voor een subjectief standpunt binnen het rechtvaardige
oorlogsdenken terugkeren en wens ik het belang van menselijk overleg en re ectie te
benadrukken.

2.2. Ius in bello


Omdat een oorlog gevoerd wordt vanwege rechtvaardige redenen (cfr. gerechtvaardigde oorlog),
houdt dit nog niet in dat de oorlog op zich ook rechtvaardig is. Voor de overweging hiervan, is het
belangrijk dat men zich tijdens de strijd aan volgende essentiële principes houdt.

2.2.1. Proportionaliteit
Proportionaliteit zien we terugkeren in zowel het Ius ad bellum als het ius in bello. In beide
gevallen heeft het te maken met wat aanvaardbaar is in het gebruik van militaire middelen, ten
opzichte van de middelen die door de vijand worden ingezet. Proportionaliteit binnen het ius in
bello vult bovengenoemde proportionaliteit echter aan met een verbod op de inzet van wapens
die niet-discriminerend zijn zoals een atoombom, gifgas, uithongering… Met dit principe tracht
men het aantal slachto ers zo minimaal mogelijk te houden.

2.2.2. Non-combattantbeginsel of discriminatiebeginsel


Nauw hierop aansluitend is het non-combattantprincipe waarbij men stelt dat ongewapende
burgerbevolking nooit het doelwit mag zijn van militaire aanvallen. De dood van non-
combattanten is en blijft enkel maar aanvaardbaar wanneer ze niet intentioneel veroorzaakt werd.
Hoewel deze regel in enkele zinnen klaar en helder lijkt, blijkt deze in praktijk toch voor heel wat
aarzelingen en moeilijkheden te zorgen. Zo kunnen we ons bijvoorbeeld de vraag stellen naar of
arbeiders in een wapenfabriek of onderhoudsmedewerkers van een militaire technische dienst al

7R.B. Potter, Jr., The Moral Logic of War, in R.B. Miller, War in the Twentieth century. Sources in
Theological Ethics, Westminster, John Knox Press, 1992, p. 207
8Dit gebeurde reeds in Oekraïne onder beleid van Stalin. Toen Oekraïnse boeren de collectivisatie
van de landbouwgrond tegenwerkten, strafte hij hen door bewust een hongersnood op te wekken.
Miljoenen Oekraïners kwamen om.
5
ff
fl
ff
fl
dan niet combattanten zijn? Zij zijn weliswaar ongewapend, maar dragen bij aan de voorziening
van wapens voor de strijd.

Zoals duidelijk naar voren komt, merkt u dat binnen het rechtvaardige oorlogsdenken heel wat
aandacht en energie gaat naar de bescherming van de burger. Onze huidige tijd en de moderne
ontwikkeling van wapens en oorlogsvoering, maakt het echter steeds een grotere uitdaging om
aan deze voorwaarden te voldoen. Van hieruit wordt regelmatig de vraag gesteld naar de blijvende
relevantie van het rechtvaardige oorlogdenken, dewelke ik - naar mijn eigen mening - bevestigend
kan beantwoorden. Later in dit artikel, gaan we hier dieper op in.

2.3. Jus post-bellum


Het rechtvaardige oorlogsdenken concentreert zich historisch gezien telkens rond twee
bovengenoemde cruciale punten: de gerechtvaardigheid van het ten oorlog trekken en de
rechtvaardigheid waarmee de oorlog wordt gevoerd. Aan de hand van deze twee punten kunnen
we de discussie voeren of een oorlog al dan niet ‘moreel’ of rechtvaardig te noemen is. Het
zwakke punt ligt hem echter in het tekort aan aandacht voor de heropbouw van een duurzame
vrede in de naoorlogse situatie. Dit is opmerkelijk gezien het feit dat het zoveel mogelijk uitsluiten
van oorlogen het primaire doel is van de traditie, naast het tot stand brengen van gerechtigheid en
vrede. Oog hebben voor de noden van een land en zijn bevolking, nadat de vijand is verslagen,
zou dan ook een essentieel principe moeten zijn van een traditie die duurzame vrede voor ogen
heeft.


Het belang van de opbouw van een duurzame vrede zien we veelvuldig in onze geschiedenis
terugkeren. Zo zien we dat na a oop van de Eerste Wereldoorlog de weinige aandacht voor
vredesheropbouw gezorgd heeft voor een voeding van het succes van extremistische partijen. De
uitgebreide aandacht hiervoor na de Tweede Wereldoorlog, onder de vorm van het Marshall Plan
en de Europese integratie, hebben gelukkig na deze eeuw van geweld opnieuw voor stabiliteit en
een duurzame vrede kunnen zorgen.

Doorgaans wordt de Canadese losoof Brian Orend gezien als de initiator van het jus post-bellum
debat9. Binnen zijn stelling citeerde hij Immanuel Kant als de eerste die een drieledige benadering
van de moraliteit van een oorlog beschreef. Hoewel het jus post bellum concept als een nieuwe
aanvulling wordt gezien, zien we het concept reeds inherent terugkeren binnen verschillende
vroege denkers van deze traditie. Hoe kan een oorlog namelijk rechtvaardig zijn wanneer er niet
meer vrede, rechtvaardigheid en stabiliteit in een land wordt gebracht na een oorlog? Hoe kan
men dan al het geweld en de waarschijnlijke slachto ers verantwoorden? Reeds bij Augustinus en
Aristoteles lezen we dat het doel van een oorlog altijd de vrede dient te zijn. Michael Walzer vult
hierbij aan dat het doel van een oorlog altijd een ‘betere staat van vrede’ dient te zijn, waarin er
meer veiligheid dan voor de oorlog is, minder kwetsbaarheid voor territoriale expansie, een
grotere veiligheid voor het volk en een grotere zelfbeschikking.

De laatste jaren zien we meer en meer een oproep om ook het just post-bellum te integreren
binnen de rechtvaardige oorlog traditie. Over wat deze duurzame vredesopbouw nu juist inhoudt,
woedt echter nog steeds discussie. We kunnen stellen dat een stabiel correct politiek systeem
noodzakelijk is voor een duurzame vrede, maar wil dit dan zeggen dat telkens de ‘overheerser’ of
de winnaar van de oorlog deze moet bewerkstelligen? Mogelijks zorgt deze voor broeihaarden
voor een nieuwe oorlog, omdat deze politieke stabiliteit bijvoorbeeld volgens een andere denkbril
wordt geïnstalleerd met weinig oog voor de plaatselijke waarden, normen en gewoonten.

Briand Orend deed alvast een poging waarin hij post-bellum principes neerschrijft dewelke - zijn
inziens - gevolgd dienen te worden na het beëindigen van een oorlog. Ten eerste stelt hij dat de
vredesregeling ‘gemeten en redelijk’ dient te zijn, waarnaast deze publiekelijk dient te worden
afgekondigd. Opnieuw sluipt hier het principe van proportionaliteit binnen. Wanneer we zien naar
het Verdrag van Versailles na de Eerste Wereldoorlog, zien we dat hier bovenal geen sprake is van
bovengenoemde principes. De grote politieke en economische crisis die op de hoge opgelegde

9https://erlc.com/resource-library/articles/a-brief-introduction-to-the-just-war-tradition-jus-post-
bellum/
6
fl
fi
ff
herstelbetaling en het verlies van een zevende deel van het Duitse grondgebied volgde, zorgde
dan ook onlosmakelijk voor een ideale voedingsbodem voor de nazistische politiek van Hitler.

Hiernaast dient de vredesregeling de basisrechten veilig te stellen waarvan de schending


aanleiding gaf tot de gerechtvaardigde oorlog. Orend stelt hier dat het mensenrechten, recht op
leven en vrijheid en gemeenschapsrechten op grondgebied betreft. Vervolgens is het belangrijk
een onderscheid te maken tussen de leiders, de burgers en de soldaten in het land waarmee men
onderhandelt. Hij stelt dat burgers - gezien hun al te vaak relatieve onschuldigheid - recht hebben
op een redelijke immuniteit tegen bestra ende naoorlogse maatregelen. Hij erkent de
mogelijkheid en het recht op een eventuele nanciële compensatie die kan worden opgelegd,
maar benadrukt hierin opnieuw de noodzakelijkheid van proportionaliteit en discriminatie van de
bevolking. Als vijfde punt stelt hij dat soldaten en politieke leiders vervolgd dienen te worden naar
hun daden, maar dat hiervoor openbare en eerlijke internationale processen noodzakelijk zijn. Ten
slotte richt hij zich op het belang van ‘rehabilitatie.’ De naoorlogse situatie, zo stelt hij, biedt een
veelbelovende kans om eventuele vervallen instellingen te hervormen om meer stabiliteit en vrede
te bewerkstelligen. Opnieuw is het belangrijk dat deze hervormingen in verhouding staan tot de
mate van de verdorvenheid van het regime. Hervormingen kunnen betrekkingen hebben op een
demilitarisering of ontwapening van de staat, politie en het juridische systeem, humanitaire en
onderwijsrechten…

Eenzelfde poging deed voormalig militair aalmoezenier Louis V. Iasiello in 2004 door zeven
principes te formuleren dewelke de morele parameters van gedrag in de naoorlogse fase bepalen.
Ten eerste stelt hij een ‘helende’ mentaliteit voorop. Hij geeft aan dat het constructief zou zijn voor
de naoorlogse fase wanneer zowel de overwinnaar als de verslagene zich zouden hullen in een
geest van spijt, verzoening, nederigheid en mogelijk berouw. Een dergelijke mentaliteit, zo stelt hij,
kan de genezing van het trauma van een natie bevorderen en zo de inspanningen om een
rechtvaardige vrede te bezegelen vergroten. Hiernaast stelt hij dat overwinnaars de morele plicht
hebben om de veiligheid en stabilisatie van een verslagen natie te verzekeren. Wanneer praktisch
en mogelijk, dienen zij de essentiële levensbehoeften te verstrekken aan zij die deze niet hebben
en mogelijks beschadigde infrastructuur die essentieel is voor het welzijn van de kwetsbare
bevolking te herstellen. Vervolgens dienen de overwinnaars speciale aandacht te besteden aan
kinderen en andere risicogroepen. Ook het milieu wordt betrokken, gezien hij stelt dat alle partijen
in een con ict zijn verantwoordelijkheid zou moeten nemen voor de bescherming en het herstel
hiervan. Net zoals Brian Orend geeft hij aan dat de vervolging van vermoedelijke
oorlogsmisdadigers en politieke regimes een eerlijk en correct proces dienen te krijgen om een
opnieuw mentaal gezond klimaat binnen de natie te bevorderen. Een land dient zich ook bewust
te zijn van zijn morele verplichting om de zichtbare en onzichtbare wonden van militairen en
andere betrokken te helen en hen adequaat voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving.
Ten slotte dienen we lessen te trekken uit de gevoerde oorlog, om toekomstige oorlogen zo goed
als mogelijk te vermijden of zo humaan mogelijk te laten verlopen.

Ondanks het feit dat de discussie naar de correct post-bellum principes nog hevig woedt, lijkt
deze discussie me een essentieel onderdeel van het rechtvaardige oorlogsdenken. Zoals men
tijdens de coronacrisis sprak over een ‘correcte en ethische exit-strategie’ uit de pandemie, dient
men ook na het voeren van een strijd tegen een vijand of onrechtvaardigheid op zoek te gaan naar
een correcte en menswaardige uitgang waarin duurzame vrede centraal staat. Het schetsen van
de morele richtlijnen of criteria voor deze dimensie van oorlogvoering kan uiteindelijk levens
redden en de kansen vergroten om een rechtvaardige en duurzame vrede voor iedereen te
bewerkstelligen.

Het ontstaan van het rechtvaardigeoorlogsdenken

Het rechtvaardige oorlogsdenken zoals in dit artikel beschreven, is ontstaan in onze Westerse
contreien met een duidelijke invloed vanuit het Christendom. Van hieruit kies ik er voor eerst
samen met u de visie van Jezus Christus, de centrale guur binnen het Christendom, op geweld
te bekijken. Vanuit deze christelijke visie op geweld bekijken we verder het ontstaan en de evolutie
binnen het rechtvaardige oorlogsdenken.

7
fl
ff
fi
fi
De houding van Jezus Christus tegenover het gebruik
van geweld
We kennen allemaal volgende woorden: “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor
een oog en een tand voor een tand.” En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet,
maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. Als iemand een proces tegen
je wil voeren en je onderkleed van je afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je
dwingt één mijl met hem mee te lopen, loop er dan twee met hem op. Geef aan wie iets van je
vraagt, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen. Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je
moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie
jullie vervolgen. Alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon
immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en
onrechtvaardigen.”10 (Mt 5, 38-45) Ook wel de ‘Bergrede’ genoemd. Deze onder christenen
alomgekende uitspraken van Jezus lijken wel de hoeksteen van zijn denken over geweld en
onrecht, dewelke beide verbieden.

Wanneer we deze woorden historisch-exegetisch gaan bekijken, zien we dat ‘oog om oog en tand
om tand’ in de tijd van het ontstaan van deze geschriften de wraak regelde en blinde woede
inperkte. De slag op de rechterwang - dewelke door de vijand met de rug van de eigen
rechterhand werd toegebracht - werd toen als zeer beledigend gezien. Ook de mantel waarover
gesproken wordt heeft een uitzonderlijke betekenis in de maatschappij van toen: de Romeinen
legden de bevolking in Palestina zeer hoge belastingen op, waardoor schulden een groot
probleem waren. Wanneer iemand bij je in de schulden stond, kon deze persoon als onderpand je
mantel opeisen. Deze diende echter voor de armen om er ’s nachts in te slapen, waardoor
volgens de joodse Wet een in pand genomen mantel voor zonsondergang diende teruggegeven te
worden. Jezus roept in deze context op om ook je onderkleed af te geven, wat als gevolg zou
hebben dat je naakt zou zijn. Naaktheid was toentertijd een schande en de schaamte was voor
degene die de naaktheid veroorzaakte of aanschouwde nog groter dan voor de naakte zelf. Op
deze manier doet Jezus op een slimme manier een oproep tot geweldloos verzet tegen het
systeem. Wanneer we deze achtergrond in acht nemen, leren we hoe concreet en radicaal de
geboden en voorbeelden van deze Bergrede nu juist zijn.

Tijdens het lezen van Bijbelteksten is het steeds belangrijk in ons achterhoofd te houden dat we
deze teksten niet letterlijk dienen te interpreteren dan wel symbolisch, waarbij de historische
context ons steeds kan ondersteunen. Vanuit deze optiek kunnen we besluiten dat Jezus in de
alomgekende Bergrede niet uit gaat van een passieve dan wel van een actieve geweldloosheid
die steeds de waardigheid van alle betrokkenen in een con ict erkent. De focus ligt hier niet op de
vijand, maar op de strijd tegen het onrecht in het licht van een constructieve oplossing - en dit op
een geweldloze manier.

De oproep tot deze actieve geweldloosheid zien we vele malen terugkeren in de Bijbelse
geschriften. Nergens gebruikt Jezus enige vorm van geweld tegen mensen, noch roept hij
anderen daartoe op. Integendeel: hij roept op om te handelen in een geest van geweldloosheid,
acceptatie en liefde. Zo lezen we bijvoorbeeld in de zaligsprekingen “zalig zij die arm zijn voor
God en ontwapenend in het leven staan,” herinnert Paulus de gemeenten hieraan wanneer hij
schrijft: “vergeld niemand kwaad met kwaad” (Rom 12, 17a); en lezen we bij Petrus: “vergeld geen
kwaad met kwaad” (1 Petr 3, 9a).

Deze geweldloze houding heeft de christelijke kijk op con ict, oorlog en geweld ten zeerste
beïnvloed. Zo zien we dat in het vroege christendom twee kerkvaders voor de eerste eeuwen
toonaangevend waren. Zowel Tertullianus (rond 160 - rond 225) als Origines (rond 185 - rond 254)
roepen - naar voorbeeld van de houding van Jezus - op tot een houding van geweldloosheid.
Binnen het werk van Tertullianus zien we een evolutie waarbij hij oorspronkelijk de talrijk wordende
christelijke soldaten feliciteert en nadien expliciet legerdienst veroordeelt. Voornamelijk de
verleiding tot zonde zet hem hiertoe aan. Enerzijds ziet hij de verleidingen tot het gebruik van

10 Naar: De Nieuwe Bijbelvertaling, 2004/2007, Nederlandse Bijbelgenootschap, Haarlem


8
fl
fl
geweld, maar anderzijds dreigen ook het verval in idolatrie - waarover hij in zijn De Idolatria
spreekt - als een onverenigbaarheid tussen de dienst aan God en de dienst aan de kroon. Hij blijft
christenen betrekken op de gemeenschap, maar ziet het als hun taak om een ‘vroom leger’ te
vormen door gebed, voorspraak en ascese.

Ook bij Origines zien we een shifting van militarisme naar antimilitarisme op basis van het verbod
van Jezus om wie dan ook te vermoorden of wraak te nemen.

Van antimilitarisme naar het


rechtvaardigeoorlogsdenken
Een belangrijke kanttekening die ik wens te vermelden vooraleer we het ontstaan en de
ontwikkeling van het rechtvaardigeoorlogsdenken gaan bekijken, is het feit dat deze re ectie op
con ict en geweld niet typisch christelijk of westers is. Bij de ontwikkeling van de Islam zien we
bijvoorbeeld dat de eerste Kalief na Mohammed’s overlijden, Abu Bakr, reeds duidelijke regels
voor de gewapende strijd vaststelde. “Het bloed van vrouwen, kinderen en oude mensen mag uw
overwinning niet bezoedelen” en “vernietig geen palmbomen, verbrand geen huizen en
korenvelden en kap geen vruchtbare bomen”.11

Ook in Egypte zien we dat Saladin (1137-1193), Sultan van Egypte, hier actief mee bezig was. Hij
verplichtte in de strijd tegen de Kruisvaarders dat gewonden van beide zijden verzorgd dienden te
worden en dat de verzorgers hiertoe de gelegenheid dienden te krijgen.12 Eveneens in het oude
China en India zien we verschillende discussies en geschriften over de ethiek van de oorlog.
Terecht merkt Nicholas Fotion op dat de traditie van de rechtvaardige oorlog werkelijk
intercultureel was.13

Wanneer we naar onze Westerse ontwikkeling kijken, zien we dat Plato (rond 427 - 347 v.C.) en
Aristoteles (384 - 322 v.C.) de eersten zijn die regels voor de beperking van het lijden tijdens
oorlogen neerschrijven. Zij stellen dat de hoogste menselijke doelen slechts in vredestijd zijn te
realiseren, maar dat het soms ‘omwille van de vrede’ noodzakelijk is tot oorlog over te gaan.
Binnen deze soms noodzakelijke oorlog gelden bovengenoemde regels, maar vanuit hun Griekse
achtergrond zagen zij deze enkel van toepassing op Grieken van gelijke sociale status waardoor
ze geen universeel kader kregen.

Tengevolge wordt de Romeinse losoof Marcus Tullius Cicero (106 v.C. - 43 v.C.) als de eerste
gezien die een theorie ontwierp van wat een rechtvaardige oorlog zou kunnen zijn. Hij gaf aan zijn
denken - beïnvloed door de Stoïcijnse benadering van het natuurwetsdenken - wel een algemene
geldigheid voor iedereen. Zijn denken bevatte zowel regels waaraan voldaan diende te worden
vooraleer men gerechtvaardigd ten oorlog kon trekken (Ius ad bellum) als regels waaraan de strijd
diende te beantwoorden (Ius in bello), een blijvende kern van het huidige
rechtvaardigeoorlogsdenken. Zijn denken kon echter niet ontsnappen aan enige ambiguïteit, zoals
Bernard Adeney terecht opmerkt.14 Enerzijds vond hij dat kwaad nooit mocht worden aangedaan
om het land te redden, anderzijds zag hij de Romeinse staat wel als de hoogste belichaming van
de natuurwet.

11 Mr. dr. P.A.L Ducheine en mr. J.P. Spijk MAReligie recht en oorlog.pdf
12Christopher Greenwood, Historical Development and Legal Basis, in The Handbook of
Humanitarian Law in Ar- med Con icts (Dieter Fleck ed., Oxford, 1995). p. 17 v.

13 N. Fotion, Reachtions to war: Paci sm, Realism, and Just War Theory, in A. Valls (ed.), Ethics in
International A airs, Lanham, Rowman & Little eld Publishers p. 21
14B.T. Adeney, Just War, Political Realism, and Faith, Metuchen, The American Theological Library
Association and The Scarecrow Press, 1988, p. 24
9
fl
ff
fi
fl
fi
fi
fl
Hoewel hierover discussie bestaat onder verschillende auteurs omwille van het blijvende kader
(Ius ad bellum en Ius in bello) van Cicero’s denken, stellen de meesten dat Augustinus de echte
grondvesten voor het huidige rechtvaardige oorlogsdenken heeft gesteld.

Augustinus als de ‘grondlegger’ van het rechtvaardige oorlogsdenken

Augustinus’ denken werd duidelijk beïnvloed door bovengenoemde (westerse) invloeden.


Augustinus (°354) zag, net zoals Plato, Aristoteles en Cicero, oorlog als een onvermijdelijk feit in
het leven, maar in tegenstelling tot hen zag hij dit nooit als iets eerbaars of glorieus. Vanuit deze
onvermijdelijkheid trachtte hij een synthetisering tot stand te brengen tussen de eisen van de
christelijke liefde enerzijds en zijn begrip van de politieke realiteit en een pessimistische opvatting
van de menselijke natuur anderzijds.15

Augustinus zag oorlog als een manier om de (natuurlijke) orde te herstellen en uiteindelijk vrede te
krijgen. Vanuit deze idee legitimeerde hij defensieve oorlogen en stelde hij volgende voorwaarden
voor een rechtvaardige oorlog:


1. Omwille van de onrechtvaardigheid van de tegenpartij die de wijze daartoe dwingt16. Deze
voorwaarde wijst ons op de noodzaak van het defensieve van de oorlog. Augustinus stelt dan ook
dat geweld enkel gebruikt mag worden waar het gaat over het redden van het leven van een
ander. Bijgevolg wordt zelfverdediging gezien als zonde. Hij stelt het als een excuus om in ons
eigen voordeel te oordelen en zo de nadruk van het evangelie op de naastenliefde te omzeilen.

2. Met het oog op het herstellen van de vrede. Deze vrede dient dan ook steeds de intentie en het
gewenste einde van de oorlog te zijn.

3. De oorlog dient te gebeuren vanuit een attitude van liefde. Hier gaat het om een attitude van
het hart, niet om een handeling. Op deze manier is deze attitude verenigbaar met het
(noodzakelijke, want defensieve en om het leven van anderen te redden) doden.

4. De oorlog dient gevoerd te worden vanuit een legitieme heerser of een legitiem bestuur, waarbij
hij doelt op een autoriteit rechtstreeks van God ontvangen.

5. De handelingen dienen rechtvaardig te zijn. Hier zien we opnieuw het ius in bello terugkeren:
men mag geen overdreven geweld gebruiken, tempels mogen niet geschonden worden, er mogen
geen gruwelijkheden of wraak plaatshebben…

Thomas van Aquino


Thomas Van Aquino (°1225), stelt zich in navolging van Augustinus en een gedeelde interesse in
en verlangen naar vrede de vraag of het voeren van oorlog altijd zonde is. Hij synthetiseert het
denken van Augustinus, benadrukt de voorwaarde dat een oorlog moet worden uitgeroepen door
een autoriteit en voegt hieraan toe dat de oorlog er op gericht moet zijn het algemene belang van
het volk te dienen.

Het opmerkelijke aan zijn werk is dat hij ingaat tegen de visie op zelfverdediging van Augustinus.
Thomas van Aquino stelt dat zelfverdediging van een christen wel degelijk rechtvaardig kan zijn,
zolang het maar de intentie van de verdediger was om de vijand af te weren en terug te drijven.
Om dit te onderbouwen ontwikkelde hij het principe van de ‘daad met dubbel gevolg,’ dewelke
door Michael Walzer wordt samengevat als volgt:

“Het is toegestaan om een handeling met met kwade gevolgen uit te voeren wanneer aan
volgende vier voorwaarden is voldaan:
- De daad is goed in zichzelf, of op zijn minst neutraal, wat betekent dat het gaat om een
legitieme oorlogshandeling.
- Het indirecte gevolg is moreel aanvaardbaar - de vernietiging van militaire voorzieningen,
bijvoorbeeld, of het doden van vijandige soldaten.

15 B.T. Adeney, o.c., p. 28


A. Augustinus, De stad van God, XIX-7 (Uit het Latijn vertaald door G. Wijdeveld.
16
Oorspronkelijke titel:De civitate Dei.) Amsterdam, Ambo-Olympus, 2002, p. 952
10
- De intentie van de handelaar is goed, dat betekent: hij heeft als doel enkel het aanvaardbare
gevolg; het kwade gevolg is niet én van zijn doelen, noch is het een middel om zijn doelen te
bereiken.
- Het goede gevolg is voldoende goed om het toestaan van het kwade gevolg te compenseren;
het moet gerechtvaardigd zijn onder Sidgwicks regel van proportionaliteit.”17

De verdere ontwikkeling van het rechtvaardigeoorlogsdenken


Doorheen de eeuwen is er heel wat geschreven over het rechtvaardigeoorlogsdenken. In wat
genoemd is, werden de fundamenten reeds gelegd dewelke nog heel wat ruimte laten voor
verdere systematisering en uitdieping. In wat volgt neem ik u mee in enkele belangrijke
desbetre ende evoluties.

Sint Antonius van Florence (1389 - 1459) brengt, vanuit zijn grote zorg en liefde voor armen en de
bevolking, het principe van proportionaliteit binnen. Na een lange periode van re ectie en
aarzeling hieropvolgend, herbekijkt Francis de Vittoria (1480 - 1546) in de eerste helft van de 16e
eeuw de theorie van Thomas van Aquino. Hij neemt de notie ‘schuld van de agressor’ weg en
opent op deze manier de deur voor de mogelijkheid van een ‘rechtvaardige oorlog langs twee
zijden.’ Hoewel een oorlog in de ogen van God maar rechtvaardig kan zijn langs één kant, stelt de
Vittoria, kan het in de subjectieve inschatting van heersers wel zo zijn dat men overtuigt is van zijn
eigen rechtvaardigheid. Naast deze aanpassing legt hij de nadruk op het principe van de
proportionaliteit en het non-combattantbeginsel. Enkele jaren later voegt de Jezuïet Francisco
Suarez (1548 - 1617) het beginsel van ‘een redelijke kans op slagen’ toe.

Vanaf de 17e eeuw werd da laïcisering van het internationale recht en het oorlogsrecht ingezet,
waardoor het religieus gevoede rechtvaardige oorlogsdenken niet langer meer als dominant
concept bekeken werd.

In 1625 zet Hugo Grotius (1583 - 1645) de eerste grote stap in de richting van de secularisering
van het rechtvaardige oorlogsdenken met zijn boek De jure Belli ac pais (over de wetten van
oorlog en vrede). Zijn doel was om een seculier oorlogsdenken te ontwikkelen dat niet langer
verbonden was met religie.

Van hieruit verwierp hij het principe van de juiste intentie als ‘te subjectief’, verving de ‘legitieme
autoriteit’ door de nationale soevereiniteit en benadrukte de voorwaarde van de noodzakelijkheid
van een formele oorlogsverklaring. Deze laatste voorwaarde wordt in het huidige rechtvaardige
oorlogsdenken niet meer vermeld.

Hoewel hij trachtte de morele principes van het rechtvaardige oorlogsdenken te objectiveren, was
hij er zich van bewust dat een objectieve standaard voor rechtvaardigheid een utopie is. Het doel
van het rechtvaardige oorlogsdenken, schreef hij dan ook, was om hulp en ondersteuning te
bieden aan de zieken en gewonden in de oorlog, aan zowel combattanten als burgers.18 Bijgevolg
won het ius in bello steeds meer aan belang.

De visie van de kerk op het rechtvaardige oorlogsdenken


De theorie van het rechtvaardige oorlogsdenken ontstond in onze westerse contreien onder
invloed van heel wat christelijke- en andere denkers. Ondanks de lange bestaans- en
evolutiegeschiedenis, blijft deze theorie een vaak besproken geheel. De Katholieke Kerk trachtte
zich gedurende de ontwikkelingen steeds een correcte houding aan te nemen in de spanning
tussen het voeren van oorlog om onrecht te voorkomen en een geweldloze houding, zoals Jezus
ons voordeed.

17M. Walzer, Just and Unjust Wars. A Moral Argument with Historical Illustrations, New York,
Basic books, 2000, p. 152-153
18P.S. Temes, The Just War, An American Re ection on the Morality of War in Our Time, Chicago,
Ivan R. Dee, 2003, p. 48
11
ff
fl
fl
Wanneer we naar onze huidige tijd kijken, zien we dat enkele gebeurtenissen gedurende de 20e
en 21e eeuw de visie van de Kerk grondig hebben beïnvloed. Zo openden de terroristische
aanslagen en de niet-discrimerende wapens van onze moderne tijd een groot debat binnen het
rechtvaardige oorlogsparcours. Wanneer we zien dat de luchtaanvallen in Hiroshima en Nagasaki
in Augustus 1945 zorgden voor meer dan 250.000 doden en nog honderdduizenden andere
slachto ers, lijkt het opportuun ons de vraag te stellen naar onze houding tegenover oorlog, het
gebruik van geweld en vrede.

Door deze enorme gedaanteverandering van de oorlogsvoering met de groeiende ontwikkeling


van niet-discriminerende wapens, werden velen van mening dat het niet langer te rechtvaardigen
is om oorlog te voeren. Anderen legden dan weer de nadruk op de voorwaarden voor en tijdens
de strijd die het rechtvaardige oorlogsdenken naar voren schuift.

Ook binnen de Katholieke Kerk bracht deze evolutie een geest van re ectie naar voren. Zo
publiceerde Paus Johannes XXIII (1958-1963) op 11 april 1963 de encycliek Pacem in Terris
(Vrede op Aarde), waarin hij zijn visie op wereldvrede weergeeft. Aan het begin van de Koude
Oorlog en in het licht van de naoorlogse periode, was hij van mening dat de Kerk sterker moest
aandringen op vrede. In dit licht is deze encycliek geschreven in zeer verstaanbare taal en aan
‘alle mensen van goede wil,’ gezien ieder mens een verlangen heeft naar vrede en het beëindigen
van con icten.

Om deze vrede te bewerkstelligen wijst de paus op het respecteren van de mensenrechten,


godsdienstvrijheid en het ontwikkelen van een duurzame vrede, maar ook op de
verantwoordelijkheid van ieder individu om hieraan mee te werken. Hij zet zich af tegen de idee
van een rechtvaardige oorlog en benadrukt de leer van de vrede, waarin het voorkomen van
con icten centraal staat. Oorlog en geweld, stelt hij, zijn nooit de oplossing als we zien wat voor
onmenselijke schade het kan aanrichten.


Ook binnen de Catechismus van de Katholieke Kerk zien we hetzelfde denkpatroon verschijnen.
Het rechtvaardige oorlogsdenken is hier niet volledig afgewezen en blijft vermeld, maar men
benadrukt het belang van het voorkomen van con icten en keurt duidelijk het gebruik van atoom-,
chemische en biologische wapens af.


Paus Franciscus lijkt zich aan te sluiten bij bovenstaande houding van de Katholieke Kerk. ‘Ik zeg
de steun toe van de katholieke Kerk bij elke inspanning om te werken aan vrede door middel van
actieve en creatieve geweldloosheid,’ zei hij zijn nieuwjaarstoespraak. Hier zien we opnieuw het
voorbeeld van Jezus naar voren komen.

Wat zegt het rechtvaardige oorlogsdenken ons nog vandaag?

Terecht merken velen, waaronder de Paus, op dat een focus op het bewerkstelligen van een
duurzame vrede voor gaat op het voeren van een rechtvaardige oorlog. Jammer genoeg dwingt
onze realiteit ons echter te accepteren dat deze duurzame vrede vaak een hele uitdaging met zich
mee brengt, waardoor ik persoonlijk van mening ben dat het rechtvaardige oorlogsdenken ook
vandaag de dag van onschatbare waarde is voor onze geopolitieke realiteit. Wanneer bijvoorbeeld
Rusland Oekraïne binnenvalt omwille van een gedeeld verleden waaruit Poetin besluit dat hij de
regio rondom Rusland ‘moet beschermen tegen kleurenrevoluties19’(doelend op democratische
omwentelingen), lijkt het me niet meer dan rechtvaardig dat Oekraïne zich verdedigt tegen deze
aanvallen20. Hoewel dit voorbeeld misschien op het eerste zicht vanzelfsprekend lijkt, blijft het
mijn inziens van essentieel belang om elke daad van militair geweld - ook al is deze verdedigend -
nauw te analyseren, met hulp en aan de hand van deze lange traditie. Binnen deze verdediging
kan een verdere analyse gemaakt worden over de ‘te rechtvaardigen handelingen.’ Is het
rechtvaardig om zich enkel op eigen grondgebied te verdedigen? Of kan men ook besluiten over

19https://www.demorgen.be/politiek/de-slag-om-oost-oekraine-is-begonnen-waarom-is-de-
donbas-zo-belangrijk-voor-rusland~b2f3838d/
20Ik ben me bewust van het feit dat dit een zeer simplistische weergave is van de feiten. De
complexiteit van de relatie tussen Oekraïne en Rusland die voortkomt uit hun deels gedeelde
geschiedenis valt echter buiten het bestek van dit artikel.
12
fl
ff
fl
fl
fl
te gaan tot een aanval op Russisch grondgebied, zoals de aanval op de brandstofopslagplaats in
Belgorod?

Natuurlijk kan u hiertegen inbrengen dat - vanuit ons denkkader alleszins - deze oorlog nooit als
rechtvaardige oorlog kan bezien worden, gezien de aanvaller - in dit geval Rusland - zich niet
houdt aan het kader dat het rechtvaardige oorlogsdenken biedt. Langs Oekraïense kant kon
echter wel een moreel beraad gevoerd worden waarin de vraag of het al dan niet rechtvaardig is
de defensieve oorlog aan te gaan centraal stond.

Wanneer iemand bijvoorbeeld fundamenteel politieke fouten maakt met menselijk lijden tot
gevolg, zou het naar voor kunnen komen dat deze defensieve oorlog niet gerechtvaardigd is en
dat men dus beter op politieke wijze zich ‘over’ zou kunnen geven. Dit voorbeeld is natuurlijk geen
realistisch voorbeeld: in dit geval zou de ‘verdediger’ niet pas ten inzicht komen op het moment
dat hij moet besluiten over het al dan niet verdedigen tegen de militaire inval dan wel in
voorgaande onderhandelingen. Gelukkig is onze politiek - mede dankzij de oprichting van de
Verenigde Naties - al zo ver gevormd dat wij staten vaak op hun tekortkomingen kunnen wijzen
vooraleer dergelijke escalaties plaatsvinden.

Hiernaast wordt vaak gezegd dat de grootste tekortkoming van deze traditie de vaagheid is
waarmee bepaalde principes worden aangegeven. Hoewel dit voor een grijs veld zorgt waarvan in
de geschiedenis misbruik werd gemaakt om ook niet-rechtvaardige oorlogen te rechtvaardigen,
ben ik persoonlijk van mening dat deze grijze zone ook van onschatbare waarde kan zijn. Net
zoals er in de ethiek geen ‘altijd waar’ antwoord is maar overleg aan de hand van een ethisch
model steeds waardevol is. Door een analyse en re ectie van de situatie te maken kunnen we
komen tot een ‘gedeeld grijs veld’ vanwaaruit we een open en weloverwogen gesprek kunnen
voeren. Op deze manier kunnen wij als mensen trachten te komen bij een zo groot mogelijke
objectiviteit, om van daaruit eventuele vredesonderhandelingen of andere gesprekken te kunnen
voeren. Binnen deze re ectie is het belangrijk iedere actor op te roepen om ieders
verantwoordelijkheid in te zien en op te nemen waarnaast het essentieel is dat alle principes in al
zijn beginselen worden gerespecteerd en nagevolgd. Op deze manier biedt de rechtvaardige
oorlog traditie een moreel referentiekader dat een spiegel biedt voor het politiek en militair
handelen tot op vandaag.

Uitgebreid en aangevuld met concrete principes binnen het jus post-bellum, lijkt het rechtvaardige
oorlogsdenken mij persoonlijk de meest ideale ‘consensus’ om over zulke onderwerpen te
discussiëren. Belangrijk is wel dat deze uitbreiding weloverwogen wordt gedaan waarbij
voldoende actoren en dus ook meningen betrokken worden. Dit om eventueel misbruik of
manipulatie van de eeuwenoude - o zo waardevolle - traditie te voorkomen.

Vanuit christelijk oogpunt kan het rechtvaardige oorlogsmodel gezien worden als een een
strategisch-politieke vertaling van het actief paci sme van Jezus: zijn ultiem liefdesgebod
toegepast op de complexiteiten van nationale en internationale con icten. Jezus zijn ethiek van
geweldloosheid en liefde vraagt ons als christenen om een recontextualisering uit te voeren naar
onze huidige context. Wanneer wij als christenen als antwoord hierop de rechtvaardige oorlog als
politieke theorie en het paci sme als grondhouding voorop stellen, komen we mijn inziens hieraan
tegemoet. Op deze manier stellen we dat het geweld tegen mensen intrinsiek verkeerd is en dat
oorlog altijd een kwaad is, maar geven we erkenning aan de menselijke noodzaak om
uitzonderingen en compromissen te maken. Wanneer we zien dat gedurende lange tijd
gedebatteerd wordt of een oorlog voldoet aan de criteria van juiste intentie, proportionaliteit,
gerechtvaardigde reden of juiste redmiddel, kan dit gezien worden als een criteria voor de zo
geweldloos mogelijke houding waarbij oorlog als een groot intrinsiek kwaad wordt gezien.

Binnen het gebruik en de bespreking van de behandelde materie, kan ik het belang van openheid,
gesprek en (zelf)re ectie niet voldoende benadrukken. Als mens ben je steeds bepaald binnen je
eigen cultuur, tijd, opvoeding… waar ook uw persoonlijke referentiekader door bepaald wordt.
Enkel door vanuit een openheid en betrokkenheid met elkaar te praten en te proberen een
gedeeld vlak creëren, kunnen wij mijn inziens werken aan duurzame vredesopbouw.

13
fl
fl
fi
fi
fl
fl
Bronnen:

https://www.klm-mra.be/D7t/sites/default/ les/internationaalhumanitairrecht.pdf

https://www.dbnl.org/tekst/roli001pole01_01/roli001pole01_01_0008.php

https://www.kuleuven.be/thomas/page/100-jaar-wapenstilstand/

https://openjournals.ugent.be/rp/article/73189/galley/197349/view/

https://www.researchgate.net/publication/254918067_Hoe_houden_we_oorlog_rechtvaardig

https://www.elevenjournals.com/tijdschrift/rechts loso eentheorie/2004/3/


RenR_2004_034_003_001.pdf

https://reduc8.eu/document/nl/NL-Face2Face-Catholics-in-Encounter-Teacher-Book-DM4.pdf

https://lazarus.eo.nl/blogs/is-tijd-om-geweldloze-woorden-bergrede-af-sto en

https://spia.princeton.edu/system/ les/research/documents/juspost.pdf

https://digital-commons.usnwc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=2151&context=nwc-review

https://www.carnegiecouncil.org/publications/journal/16_1/articles/277/_res/id=Attachments/
index=0/277_orend.pdf

https://adoc.pub/de-rechtvaardige-oorlog-zoeken-naar-de-zin-van-een-eeuwenoud.html

14
fi
fi
fi
fi
ff

You might also like