Professional Documents
Culture Documents
1a Q
1. Spreek samen.
Je ziet hieronder een lijst met zes onderwerpen die te maken hebben met Je werk.
Cursist A: bedenk een aantal vragen bij drie onderwerpen uit de lijst.
Cursist B: geef antwoord.
Cursist A: schrijf de belangrijkste informatie achter de onderwerpen.
Klaar? Nu bedenkt cursist B een aantal vragen bij de andere drie onderwerpen.
Bijvoorbeeld:
Cursist A: Moet jij speciale werkkleding dragen?
Cursist B: Ja, ik draag werkschoenen en gehoorbescherming.
Je werk
2. Maak zinnen.
Je krijgt van je docent twee post-its. Schrijf op elke post-it een zin over je medecursist. Begin je zinnen met: Wist je dat..?.
Bijvoorbeeld: hom
Wist je dat Na
ne n en
werkschoe
sch er m ing
gehoor be
rk dr aa gt?
op zijn we
3. Bespreek samen.
Lees de informatie op de post-its. Wat wist je nog niet van de andere cursisten?
J&B Techniek heeft de cao Metaal en Techniek. Heeft elk bedrijf een cao?
“Nee hoor, sommige bedrijven hebben geen cao. Dat geldt voor ongeveer twintig procent van de Nederlandse werknemers.
Heeft je werkgever geen cao, dan maak je zelf met je werkgever afspraken over de arbeidsvoorwaarden, zoals je salaris, je
pensioen en je vakantiedagen. Die afspraken moeten natuurlijk wel volgens de wet zijn. “
In een cao vind je ook informatie over contracten. Wanneer zet onze werkgever een tijdelijk contract eigenlijk om in een
vast contract?
“Een tijdelijk contract wordt automatisch omgezet in een vast contract, als je meer dan drie tijdelijke contracten achter
elkaar hebt gehad. Of als je binnen drie jaar meerdere tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever hebt gehad.”
Heb je recht op vrije dagen voor het huwelijk van een familielid?
“Ja. Een vrije dag voor bijvoorbeeld het bijwonen van een huwelijk of begrafenis, of voor verhuizen of een examen noemen
we ‘bijzonder verlof’. Voor een huwelijk van een familielid is onze cao één dag per jaar afgesproken.”
2. Over welke onderwerpen kun je informatie vinden in een cao? Meerdere antwoorden zijn goed.
a. over bijzonder verlof
b. over de OR
c. over de personeelsvereniging
d. over het loon
e. over veiligheid
6. Je werkt bij J&B Techniek en je wilt een opleiding volgen. Wanneer moet je de kosten zelf betalen?
a. Als de opleiding interessant is voor je huidige baan.
b. Als je met je diploma een andere baan zoekt.
c. Als je voor het examen zakt.
Spreek samen. **
Gebruik iets, niets of niks.
1. Wat ga je vanavond eten? Ik denk ...
2. Wat ga je dit weekend doen? Ik denk ...
3. Als je €100,- krijgt, wat ga je dan kopen? Ik denk ...
4. Wat ga je op dat feest dragen? Ik denk ...
5. Welk gerecht ga je voor het feest klaarmaken? Ik denk ...
6. Wat voor film ga je straks kijken? Ik denk ...
7. Wat voor cadeau ga je voor je vriend kopen? Ik denk ...
8. Wat ga je in de pauze drinken? Ik denk ...
Spreek samen. **
Gebruik iets, niets of niks.
1. Wat ga je vanavond eten? Ik denk ...
2. Wat ga je dit weekend doen? Ik denk ...
3. Als je €100,- krijgt, wat ga je dan kopen? Ik denk ...
4. Wat ga je op dat feest dragen? Ik denk ...
5. Welk gerecht ga je voor het feest klaarmaken? Ik denk ...
6. Wat voor film ga je straks kijken? Ik denk ...
7. Wat voor cadeau ga je voor je vriend kopen? Ik denk ...
8. Wat ga je in de pauze drinken? Ik denk ...
Tekst 1
Elk bedrijf moet verplicht afval scheiden volgens de eisen van de overheid.
Dus ook J&B Techniek. We moeten bedrijfsafval niet alleen scheiden, maar we moeten het ook verplicht laten ophalen
door een afvalbedrijf of door de gemeente. Een goede scheiding van het bedrijfsafval vinden we belangrijk, want
het bespaart kosten, en het is beter voor het milieu. Als we afval goed scheiden, helpen we er namelijk aan mee dat
materialen zoals papier, glas en plastic opnieuw worden gebruikt.
Om onze afvalscheiding te verbeteren, hebben we bij J&B Techniek de volgende nieuwe regelingen:
• Op plekken waar veel medewerkers langs komen, plaatsen we verschillende afvalbakken, zodat je makkelijk je afval
kunt scheiden. Denk aan de kantine en aan de ingangen van de werkplaats en het magazijn.
• We zorgen ervoor dat de afvalbakken goed zichtbaar zijn. Elke afvalbak krijgt een eigen kleur, zodat je het afval in de
juiste afvalbak kunt doen:
Denk aan het milieu en help mee om het afval te scheiden. We vertrouwen op jullie medewerking.
Tekst 2
• We geven je de mogelijkheid om op een ‘fiets van de zaak’ te rijden. Wat betekent deze regeling precies? De
werkgever koopt een (elektrische) fiets en betaalt de kosten voor onderhoud en reparatie, en de werknemer rijdt op
deze fiets van en naar het werk.
• Een ‘fiets van de zaak’ kost een vast bedrag van een paar euro per maand.
Dat bedrag wordt van je salaris afgetrokken. De fiets mag je privé gebruiken,
dus ook voor de boodschappen, het ophalen van de kinderen of een
middagje weg.
• Daarnaast komt er een nieuwe regeling voor medewerkers die met het
openbaar vervoer reizen. We gaan vanaf 1 maart de precieze kosten van
het openbaar vervoer vergoeden. Daarvoor moet je een kopie van je trein-,
tram-, bus- of metrokaartje bewaren of je reisoverzichten downloaden op
ov-chipkaart.nl.
•● We vergoeden de reiskilometers van en naar het station met € 0,19 per kilometer.
● Collega’s meenemen in je auto naar het werk, carpoolen, is goed voor het milieu en het is nog gezellig ook. Als je met
elkaar afspreekt om te carpoolen, dan krijgen zowel de chauffeur als de collega’s die meerijden € 0,19 per kilometer.
Alleen de kilometers die je rijdt om je collega’s op te halen en thuis te brengen, krijg je niet vergoed.
●
• Ten slotte informeren we jullie over een leuke actie. Ga je een jaar lang carpoolen? Dan krijgen zowel de chauffeur als
de collega’s die meerijden eenmalig aan het eind van het jaar een cadeaubon van € 50,- van J&B Techniek !
Tekst 3
• Volgens de wet heb je ieder jaar recht op vakantie. Dit is minimaal vier keer het aantal uren dat je per week werkt.
Dit zijn je ‘wettelijke dagen’.
•● Volgens onze cao heb je recht op vijf extra vakantiedagen. Werk je 40 uur per week en heb je wettelijk recht op 20
dagen? Dan krijg je volgens de cao dus 25 vakantiedagen.
• Heb je op 31 december nog vakantiedagen over van dat jaar? Dan heb je
nog zes maanden de tijd om je vakantiedagen op te nemen. Daarna kun je
ze niet meer gebruiken.
De extra vakantiedagen volgens de cao verlopen pas na vijf jaar.
• Op sommige dagen, zoals met kerst, moet je verplicht vrij nemen. In je cao lees je welke dagen dat precies zijn.
1. Overal in het bedrijf worden extra afvalbakken geplaatst. waar / niet waar
2. Je ziet aan de kleur van de afvalbak wat in welke bak moet. waar / niet waar
3. In de kantine wordt minder eten gemaakt zodat er minder afval is. waar / niet waar
4. Een fiets van de zaak is alleen bedoeld om mee naar het werk en weer naar huis te rijden. waar / niet waar
5. De vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer is € 0,19 per kilometer. waar / niet waar
6. Als je collega’s meeneemt naar het werk, krijg je € 0,19 cent per kilometer die je samen rijdt. waar / niet waar
7. Bij carpoolen krijgt iedereen in de auto een vergoeding van € 0,19 cent per kilometer. waar / niet waar
8. Je hebt 20 vakantiedagen per jaar. waar / niet waar
9. Je moet je wettelijke vakantiedagen binnen anderhalf jaar opnemen. waar / niet waar
10. Je leidinggevende moet binnen 24 uur reageren als je verlof aanvraagt. waar / niet waar
Sommige beroepsnamen hebben één vorm, zoals arts, dokter, elektricien, loodgieter, leidinggevende, manager, metselaar,
programmeur, schilder, tandarts, verpleegkundige. Je gebruikt de beroepsnaam voor zowel mannen als vrouwen.
Sommige beroepsnamen worden alleen voor mannen gebruikt óf alleen voor vrouwen, zoals meester en juf.
Sommige beroepsnamen hebben een aparte vorm voor mannen en vrouwen. De vrouwelijke vorm maak je door extra letters
achter de mannelijke beroepsnaam te zetten of een paar letters te veranderen. Bijvoorbeeld:
» advocaat - advocate +e
student - studente
Tegenwoordig vinden veel vrouwen het prettig als er voor hun beroep geen aparte vorm gebruikt wordt. Ze gebruiken voor
zichzelf het liefst de mannelijke beroepsnaam.
Bijvoorbeeld:
vrouw man en vrouw
de tandarts
Spreek samen.**
Lees de situatie. Voer het gesprek.
Situatie 1: restaurant
Je bent uit eten in een restaurant. De gerechten zijn net op tafel gezet. Je hebt een klacht over het gerecht. Voer een gesprek
met een medewerker van het restaurant.
Klacht:
De vis is koud. Daarnaast heb je ook aardappels besteld, maar er ligt rijst op je bord.
Situatie 2: rijles
Je volgt rijlessen bij een rijschool. Je bent niet tevreden over de lessen. Voer een gesprek met de rij-instructeur.
Klacht:
De rij-instructeur is de hele tijd aan het praten. Je kunt je dan slecht concentreren.
Situatie 3: hotel
Je werkt als schoonmaker in een hotel. Een klant is niet tevreden over de hotelkamer.
Situatie 4: glazenwasser
Je werkt als glazenwasser en je hebt net de ramen van een woning gewassen. De klant heeft een klacht over je werk.
Spreek samen.**
Lees de situatie. Voer het gesprek.
Situatie 1: restaurant
Je werkt in de bediening van een restaurant. Een gast heeft een klacht over zijn gerecht.
Situatie 2: rijles
Je werkt als rij-instructeur. Een leerling heeft een klacht over jouw lessen.
Situatie 3: hotel
Je hebt een nachtje geslapen in een hotel. Je hebt een klacht over de hotelkamer. Voer een gesprek met een schoonmaker van
het hotel.
Klacht:
De douche en de wc waren smerig en het bed was niet verschoond.
Situatie 4: glazenwasser
Een glazenwasser heeft net de ramen van je woning gewassen. Je bent niet tevreden over zijn werk. Voer een gesprek met de
glazenwasser.
Klacht:
De kozijnen zijn niet gewassen. Dat heb je wel gevraagd en je hebt er ook voor betaald.
Spreek samen.**
Lees de situatie. Voer het gesprek.
Situatie 1: restaurant
Je bent uit eten in een restaurant. De gerechten zijn net geserveerd. Je hebt een klacht over het gerecht. Voer een gesprek met
een medewerker van het restaurant.
Klacht:
Verzin zelf een klacht.
Situatie 2: rijles
Je volgt rijlessen bij een rijschool. Je bent niet tevreden over de lessen of over de rij-instructeur. Voer een gesprek met de rij-
instructeur.
Klacht:
Verzin zelf een klacht.
Situatie 3:
Je werkt als schoonmaker in een hotel. Een klant is niet tevreden over de hotelkamer.
Situatie 4: glazenwasser
Je werkt als glazenwasser en je hebt net de ramen van een woning gewassen. De klant heeft een klacht over je werk.
Spreek samen.**
Lees de situatie. Voer het gesprek.
Situatie 1: restaurant
Je werkt in de bediening van een restaurant. Een gast heeft een klacht over zijn gerecht.
Situatie 2: rijles
Je werkt als rij-instructeur. Een leerling heeft een klacht over jouw lessen of over jou.
Situatie 3: hotel
Je hebt een nachtje geslapen in een hotel. Je hebt een klacht over de hotelkamer. Voer een gesprek met een schoonmaker van
het hotel.
Klacht:
Verzin zelf een klacht.
Situatie 4:
Een glazenwasser heeft net de ramen van je woning gewassen. Je bent niet tevreden over zijn werk. Voer een gesprek met de
glazenwasser.
Klacht:
Verzin zelf een klacht.
Spreek samen.**
Werk in groepjes van drie cursisten. Jullie gaan om de beurt vragen lezen, vragen wat iemand vroeg en vertellen wat iemand
vroeg.
Cursist A: fluister* de vragen in het oor van cursist C.
Cursist B: vraag aan cursist C wat cursist A vroeg. Begin met: Wat … ?
Cursist C: vertel wat cursist A vroeg. Begin met: Hij/Zij vroeg …
Cursist B: controleer de vraag van cursist C en geef antwoord.
Klaar met ronde 1? Doe samen de volgende ronde, iedere cursist krijgt dan een andere rol.
*fluisteren: heel zacht praten
Ronde 2: Je vraagt aan cursist B wat cursist C vroeg. Je controleert de zin van cursist B en geeft antwoord op de vraag.
Voor het controleren van cursist B:
5. Hij/zij vroeg of je veel fantasie hebt.
6. Hij/zij vroeg wat je het liefst eet.
7. Hij/zij vroeg of je zenuwachtig bent.
8. Hij/zij vroeg welke kleding je het liefste draagt.
Cursist B:
Spreek samen.**
Werk in groepjes van drie cursisten. Jullie gaan om de beurt vragen lezen, vragen wat iemand vroeg en vertellen wat iemand
vroeg.
Cursist A: fluister* de vragen in het oor van cursist C.
Cursist B: vraag aan cursist C wat cursist A vroeg. Begin met: Wat … ?
Cursist C: vertel wat cursist A vroeg. Begin met: Hij/Zij vroeg …
Cursist B: controleer de vraag van cursist C en geef antwoord.
Klaar met ronde 1? Doe samen de volgende ronde, iedere cursist krijgt dan een andere rol.
*fluisteren: heel zacht praten
Ronde 1: Je vraagt aan cursist C wat cursist A vroeg. Je controleert de zin van cursist C en geeft antwoord op de vraag.
Voor het controleren van cursist C:
1. Hij/zij vroeg of je van sporten houdt.
2. Hij/zij vroeg waarom je stage wilt lopen.
3. Hij/zij vroeg of je een huisdier hebt.
4. Hij/zij vroeg hoe lang je al in Nederland woont.
Spreek samen.**
Werk in groepjes van drie cursisten. Jullie gaan om de beurt vragen lezen, vragen wat iemand vroeg en vertellen wat iemand
vroeg.
Cursist A: fluister* de vragen in het oor van cursist C.
Cursist B: vraag aan cursist C wat cursist A vroeg. Begin met: Wat … ?
Cursist C: vertel wat cursist A vroeg. Begin met: Hij/Zij vroeg …
Cursist B: controleer de vraag van cursist C en geef antwoord.
Klaar met ronde 1? Doe samen de volgende ronde, iedere cursist krijgt dan een andere rol.
*fluisteren: heel zacht praten
Ronde 1: Je vertelt aan cursist B wat cursist A vroeg. Begin met hij/zij vroeg …
Ronde 3: Je vraagt aan cursist A wat cursist B vroeg. Je controleert de zin van cursist A en geeft antwoord op de vraag.
Voor het controleren van cursist A:
5. Hij/zij vroeg of je een allergie hebt.
6. Hij/zij vroeg wat je graag in het weekend doet.
7. Hij/zij vroeg of je weleens een serie kijkt.
8. Hij/zij vroeg welk boek je op dit moment leest.
De kookboeken staan op de
Een kopje koffie kost twee euro. tweede verdieping.
5. 6.
Collega's!
laatst gezien: vandaag om 16:51
naam:
naam:
Collega's!
laatst gezien: vandaag om 16:51
naam:
naam:
Collega's!
laatst gezien: vandaag om 16:51
naam:
naam:
Spreek samen. **
Werk in tweetallen. Kijk naar de drie gesprekken hierboven.
Cursist A: vertel aan cursist B wat er in de gesprekken is gevraagd en gezegd.
Cursist B: luister naar wat cursist A vertelt.
de datum
de bestemming
het vervoermiddel
de kleding
de schoenen
Er moeten altijd minimaal twee medewerkers in de zomer aanwezig zijn. Praat samen en overleg wie wanneer vakantie kan
nemen.
juli augustus
ma di wo do vr za zo ma di wo do vr za zo
28 29 30 1 2 3 4 1
5 6 7 8 9 10 11 2 3 4 5 6 7 8
12 13 14 15 16 17 18 9 10 11 12 13 14 15
19 20 21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 21 22
26 27 28 29 30 31 23 24 25 26 27 28 29
30 31
Cursist B
Je werkt in een café. De zomervakantie komt eraan en je moet samen met je collega’s het vakantierooster invullen.
Kijk in je agenda. Niemand kan vrij nemen van 2 t/m 15 augustus. Die periode is rood in je agenda.
Er moeten altijd minimaal twee medewerkers in de zomer aanwezig zijn. Praat samen en overleg wie wanneer vakantie kan
nemen.
juli augustus
ma di wo do vr za zo ma di wo do vr za zo
28 29 30 1 2 3 4 1
5 6 7 8 9 10 11 2 3 4 5 6 7 8
12 13 14 15 16 17 18 9 10 11 12 13 14 15
19 20 21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 21 22
26 27 28 29 30 31 23 24 25 26 27 28 29
30 31
Er moeten altijd minimaal twee medewerkers in de zomer aanwezig zijn. Praat samen en overleg wie wanneer vakantie kan
nemen.
juli augustus
ma di wo do vr za zo ma di wo do vr za zo
28 29 30 1 2 3 4 1
5 6 7 8 9 10 11 2 3 4 5 6 7 8
12 13 14 15 16 17 18 9 10 11 12 13 14 15
19 20 21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 21 22
26 27 28 29 30 31 23 24 25 26 27 28 29
30 31
Gespreksleider
Je werkt als leidinggevende in een café. De zomervakantie komt eraan en de medewerkers moeten samen het vakantierooster
invullen. Zij overleggen samen wie wanneer vakantie kan nemen en jij leidt het gesprek. Vul de besproken vakantieplanning in
in de agenda en in het schema.
Belangrijk:
» niemand kan vrij nemen van 2 t/m 15 augustus i.v.m. drukte in het café (rood in de agenda)
» altijd minimaal twee medewerkers aanwezig
juli augustus
ma di wo do vr za zo ma di wo do vr za zo
28 29 30 1 2 3 4 1
5 6 7 8 9 10 11 2 3 4 5 6 7 8
12 13 14 15 16 17 18 9 10 11 12 13 14 15
19 20 21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 21 22
26 27 28 29 30 31 23 24 25 26 27 28 29
30 31
Je mening geven
Volgens mij is dat … / Volgens mij niet.
Ik vind dat ook. / Ik vind dat niet.
Ik heb het ermee eens. / Ik ben het er niet mee eens.
Dat vind ik een goed idee. / Dat vind ik geen goed idee.
Je twijfelt
Aan de ene kant... Aan de andere kant...
Dat hangt ervan af.
Ik twijfel.
Ik wil nog even nadenken.
Van:
Aan: maria.bakker@mail.com;
Onderwerp:
Carlos Santos Silva werkt bij het evenementenbureau Event Services. Hij heeft pas gehoord dat zijn jaarcontract
verlengd wordt. Hij werkt daar als assistent Planning en productie. Samen met collega’s zoekt en regelt hij locaties voor
evenementen, zoals concerten en bedrijfsfeesten. Daarnaast helpt hij bij het op- en afbouwen van de evenementen. Dat
houdt in: materialen laden en lossen, licht- en geluidsapparatuur plaatsen en kabels leggen. Tijdens de evenementen
helpt hij achter de schermen. Er moet dan vaak nog van alles gedaan worden en soms zijn er problemen die opgelost
moeten worden, zonder dat de gasten daar iets van merken. Sommige evenementen duren een halve dag, andere wel een
paar dagen.
Carlos doet dit werk graag en hij voelt zich prettig in het team. Hij heeft goed contact met zijn leidinggevende en hij
werkt fijn samen met zijn andere collega’s. Hij ervaart alleen de pauzes als te kort. Soms heeft hij maar tien minuten de
tijd om zijn lunch op te eten. Ook durft hij soms niet te zeggen dat hij een fout heeft gemaakt of dat hij iets is vergeten,
omdat hij zich dan schaamt.
In de afgelopen elf maanden heeft hij veel geleerd, maar voor zijn gevoel nog niet genoeg. Een aantal collega’s
werken als licht- en geluidstechnicus en af en toe vragen ze Carlos om te helpen met het licht en geluid. Daarvoor moet
je veel kennis hebben van verschillende apparaten en systemen. Hij begrijpt deze wel een beetje, maar hij kan nog niet
genoeg om echt goed te helpen. Hij vindt het een heel interessant beroep en wil er graag meer over leren. In de toekomst
wil hij graag in de sector blijven werken. Daarom wil hij een cursus volgen, het liefst tijdens werktijd.
Binnenkort wordt Carlos vader; zijn vrouw is zwanger. Zijn leidinggevende is hier al van op de hoogte. Als hij over
een half jaar vader is, wil Carlos een dag minder gaan werken (vier dagen in plaats van vijf dagen), zodat hij meer tijd aan
zijn kinderen kan besteden.
Carlos vindt dat zijn leidinggevende het werkrooster meestal erg laat mailt en wil graag langer van tevoren weten
wanneer hij moet werken.
Carlos voelt zich gezond en is tevreden over zijn werkomstandigheden. Hij heeft goede werkschoenen en kleding,
die hem voldoende beschermen. Zijn schoenen raken wel snel versleten en hij wil ze graag laten maken door de
schoenmaker. Hij vraagt zich af of die kosten vergoed worden.
2. Bespreek samen.
Werk in groepjes van vier cursisten. Bespreek samen jullie antwoorden.
a. in de toekomst minder werken, omdat je een kind krijgt
b. contact en samenwerken met de leidinggevende en collega’s
c. vergoeding voor schoenreparatie
d. pauzetijd
e. weinig kennis over licht- en geluidsapparatuur
f. praten over fouten die je gemaakt hebt
g. cursus volgen (tijdens werktijd)
De volgende gespreksonderwerpen staan niet in de tekst over Carlos, maar ze kunnen wel besproken worden tijdens een
functioneringsgesprek. Bij welke categorieën horen deze onderwerpen? Schrijf de letters achter de juiste categorie.
h. je doel over vijf jaar (Waar zou je dan willen werken? Wat voor werk wil dan doen?)
i. lichamelijke klachten die invloed hebben op je werk
j. cursus op het gebied van communicatie
k. je sterke en zwakke eigenschappen
l. samenwerken met klanten
m. kansen om je verder te ontwikkelen binnen het bedrijf
Hoe gaat het met je? Goed! Ik heb het erg naar mijn zin op het werk.
Fijn om te horen! In dit gesprek kijken we terug op het Het werk ging goed. Ik heb interessante dingen gedaan
afgelopen jaar. Hoe heb je deze periode beleefd? Met en veel nieuwe dingen geleerd.
andere woorden: hoe is het gegaan?
Wat vind je goed gaan op het werk? Mijn mening geven! In het begin durfde ik dat niet
goed, maar nu wel. Ik probeer steeds vaker mijn
mening te geven of zelf een voorstel te doen.
Goed dat je dat doet. We waarderen het inderdaad als je Ja. Ik vind het moeilijk om open te zijn over mijn
initiatief neemt of je mening geeft. Zijn er dingen waar fouten. Ik schaam me dan een beetje.
je minder tevreden over bent?
Goed dat je het aangeeft. Het is niet erg als je een fout Ja, ik vind de pauzetijd erg kort. Soms is de pauze
maakt. Van je fouten kun je leren. Zijn er nog andere korter dan dertig minuten. Daar heb ik wel een beetje
dingen waar je tegenaan loopt? moeite mee.
Ja, ik snap het. Helaas kan dat soms niet anders. Ik vind het erg leuk om met de andere collega’s samen
En dan een ander onderwerp: hoe ervaar je de te werken. Iedereen is erg aardig en behulpzaam.
samenwerking met je collega’s?
Oké, fijn! Dan heb ik nog een vraag voor je. Heb je Ja, ik wil graag een cursus volgen. Ik merk dat ik soms
behoefte aan scholing voor je huidige functie? te weinig kennis heb.
Oké, dat kan! Zullen we daar binnenkort verder over Ja, dat is goed. Dat zal ik doen.
praten? Je kunt alvast op internet kijken voor een
cursus.
Heb je nog vragen? Zijn er nog andere zaken die je Ja, Ik wil een opmerking maken over het werkrooster.
graag wilt bespreken? Ik vind dat het rooster soms erg laat wordt gestuurd.
Een week van tevoren vind ik erg kort.
Goed dat je het aangeeft. Ik zal dit bespreken met Ah, oké. Bedankt voor het gesprek!
degene die verantwoordelijk is voor de roosters.
Bedankt voor de feedback. Nou, dat was het gesprek,
bedankt voor je komst.
Fijn om te horen! In dit gesprek kijken we terug op het goed - interessante dingen - veel nieuwe dingen
afgelopen jaar. Hoe heb je deze periode beleefd? Met
andere woorden: hoe is het gegaan?
Goed dat je dat doet. We waarderen het inderdaad als je open zijn over fouten
initiatief neemt of je mening geeft. Zijn er dingen waar
je minder tevreden over bent?
Goed dat je het aangeeft. Het is niet erg als je een fout pauzetijd - soms te kort
maakt. Van je fouten kun je leren. Zijn er nog andere
dingen waar je tegenaan loopt?
Ja, ik snap het. Helaas kan dat soms niet anders. leuk - aardig - behulpzaam
En dan een ander onderwerp: hoe ervaar je de
samenwerking met je collega’s?
Oké, fijn! Dan heb ik nog een vraag voor je. Heb je weinig kennis - cursus
behoefte aan scholing voor je huidige functie?
Heb je nog vragen? Zijn er nog andere zaken die je opmerking - werkrooster erg laat
graag wilt bespreken?
Situatie 1 - Cursist B
Je werkt bij een klusbedrijf en je hebt straks een functioneringsgesprek. Bereid het gesprek voor. Denk aan de tips uit de tekst
Functioneringsgesprek uit paragraaf 9.4 op bladzijde 179/183.
Situatie 2 - Cursist B
Je werkt als administratief medewerker bij Koppens Advies en je hebt straks een functioneringsgesprek. Bereid het gesprek
voor. Denk aan de tips uit de tekst Functioneringsgesprek uit paragraaf 9.4 op bladzijde 179/183.
Je bent leidinggevende bij een grote online winkel. Je voert straks een functioneringsgesprek met cursist B, die in het magazijn
werkt.
Situatie 4 - Cursist B
Je werkt in het magazijn van een grote online winkel en je hebt straks een functioneringsgesprek. Bereid het gesprek voor.
Denk aan de tips uit de tekst Functioneringsgesprek uit paragraaf 9.4 op bladzijde 179/183.
1. In de 19e eeuw waren mensen vaak arm en woonden ze met grote gezinnen in een krot.
2. Toen ik mijn man vertelde dat ik een ander had, keek hij heel verbouwereerd.
3. Nadat de zakenman al zijn geld verloren had, verhuisde hij van een prachtig huis naar dit aftandse gebouw.
4. Ik vind die buurt niet zo aantrekkelijk voor ons gezin. Er zijn weinig voorzieningen, voor alles moeten we naar een andere
buurt gaan.
5. Wil je niet zo schrokken? Er is genoeg eten voor iedereen.
6. De patiënt kan niet meer zelf ademen en wordt kunstmatig in leven gehouden.
Bespreek samen.
Kijk goed naar de zin en naar het onderstreepte woord. Wat denk je dat het onderstreepte woord ongeveer betekent?
1. In de 19e eeuw waren mensen vaak arm en woonden ze met grote gezinnen in een krot.
2. Toen ik mijn man vertelde dat ik een ander had, keek hij heel verbouwereerd.
3. Nadat de zakenman al zijn geld verloren had, verhuisde hij van een prachtig huis naar dit aftandse gebouw.
4. Ik vind die buurt niet zo aantrekkelijk voor ons gezin. Er zijn weinig voorzieningen, voor alles moeten we naar een andere
buurt gaan.
5. Wil je niet zo schrokken? Er is genoeg eten voor iedereen.
6. De patiënt kan niet meer zelf ademen en wordt kunstmatig in leven gehouden.
Bespreek samen.
Kijk goed naar de zin en naar het onderstreepte woord. Wat denk je dat het onderstreepte woord ongeveer betekent?
1. In de 19e eeuw waren mensen vaak arm en woonden ze met grote gezinnen in een krot.
2. Toen ik mijn man vertelde dat ik een ander had, keek hij heel verbouwereerd.
3. Nadat de zakenman al zijn geld verloren had, verhuisde hij van een prachtig huis naar dit aftandse gebouw.
4. Ik vind die buurt niet zo aantrekkelijk voor ons gezin. Er zijn weinig voorzieningen, voor alles moeten we naar een andere
buurt gaan.
5. Wil je niet zo schrokken? Er is genoeg eten voor iedereen.
6. De patiënt kan niet meer zelf ademen en wordt kunstmatig in leven gehouden.
Bespreek samen.
Kijk goed naar de zin en naar het onderstreepte woord. Wat denk je dat het onderstreepte woord ongeveer betekent?
1. In de 19e eeuw waren mensen vaak arm en woonden ze met grote gezinnen in een krot.
2. Toen ik mijn man vertelde dat ik een ander had, keek hij heel verbouwereerd.
3. Nadat de zakenman al zijn geld verloren had, verhuisde hij van een prachtig huis naar dit aftandse gebouw.
4. Ik vind die buurt niet zo aantrekkelijk voor ons gezin. Er zijn weinig voorzieningen, voor alles moeten we naar een andere
buurt gaan.
5. Wil je niet zo schrokken? Er is genoeg eten voor iedereen.
6. De patiënt kan niet meer zelf ademen en wordt kunstmatig in leven gehouden.
A. Voorbereiden.
Lees eerst de vacature voor een Baliemedewerker Transport.
Lees daarna het profiel van de vijf kandidaten.
1. Welke twee kandidaten zou jij uitnodigen voor een sollicitatiegesprek? Waarom?
2. Welke twee kandidaten zou jij zeker niet uitnodigen voor een sollicitatiegesprek? Waarom?
B. Bespreek samen.
1. Werk nu samen met twee of drie medecursisten.
2. Jullie vertellen om de beurt wie volgens jullie de twee beste kandidaten zijn. Je legt ook uit waarom je deze gekozen hebt.
3. Kies daarna samen de twee beste kandidaten. Leg in de groep uit waarom jullie deze gekozen hebben. Geef minimaal twee
argumenten.
Gezocht www.werkzoekenden.nl
Baliemedewerker Transport
Jij hebt ervaring in de sector Logistiek en je bent klaar voor de volgende stap. Jij werkt het liefst overdag en je vindt het
belangrijk dat je veel afwisseling hebt in je werkzaamheden. Herken jij jezelf hierin?
Solliciteer dan naar de functie van Baliemedewerker Transport bij AGF Logistiek.
AGF Logistiek houdt zich bezig met het opslaan, verpakken en vervoeren van groenten en fruit.
Jouw taken:
De chauffeurs ontvangen, vragen beantwoorden en de juiste plaats voor laden en lossen aanwijzen;
Bijhouden van het voorraadsysteem;
Collega’s op de hoogte houden van belangrijke informatie.
Wij vragen:
• Je hebt een vmbo- / mavo-diploma;
• Je hebt ervaring als baliemedewerker en ervaring in de logistiek;
• Je spreekt goed Nederlands en Engels;
• Je bent flexibel in werktijden en je hebt eigen vervoer;
• Je bent klantvriendelijk.
Wij bieden:
• Werktijden van 07:00 tot 16:00 uur of van 09:00 tot 18:00 uur.
• Een tijdelijk contract van 40 uur per week, dat na verloop van tijd een vast contract kan worden.
• Een klein team met vier collega’s.
• Mogelijkheden om cursussen te volgen.
• Een salaris van €1.900 - €2.400 bruto per maand.
SOLLICITEER
Kandidaten
1.
2.
3.
4.
5.
Geef jouw papier aan cursist B. Jij krijgt het papier van cursist B. Maak de zinnen af.
Cursist B
Maak vijf bijzinnen die beginnen met een voegwoord.
Kies uit: als - doordat - hoewel - omdat - sinds - terwijl - toen - zodat. Kies iedere keer een ander voegwoord.
1.
2.
3.
4.
5.
Geef jouw papier aan cursist A. Jij krijgt het papier van cursist A. Maak de zinnen af.
werkwoord
Bijvoorbeeld: Je moet het formulier in de groene brievenbus doen, nadat je het ingevuld en ondertekend hebt.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Is de inhoud van de zin logisch en ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
duidelijk?
Staan de werkwoorden in de bijzin en ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
hoofdzin op de goede plaats?
Is de juiste vorm en tijd van de ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
werkwoorden gebruikt?
Staat het onderwerp op de goede ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
plaats?
Staan kleine woorden als niet, geen of ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
er op de goede plaats?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Is de inhoud van de zin logisch en ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
duidelijk?
Staan de werkwoorden in de bijzin en ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
hoofdzin op de goede plaats?
Is de juiste vorm en tijd van de ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
werkwoorden gebruikt?
Staat het onderwerp op de goede ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
plaats?
Staan kleine woorden als niet, geen of ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
er op de goede plaats?
1. Ontspan jij je met een boek? Ja, ik ontspan me met een boek.
2. Ontspant Carlos zich met een boek? Ja, hij ontspant zich met een boek.
3. Voel jij je weleens schuldig? Ja, ik voel me weleens schuldig.
4. Voelt Olga zich weleens schuldig? Ja, zij voelt zich weleens schuldig.
5. Erger jij je makkelijk? Ja, ik erger me makkelijk.
6. Ergeren jullie je vaak? Ja, wij ergeren ons vaak.
7. Maakt u zich druk om het milieu? Ja, ik maak me druk om het milieu.
8. Maken jullie je druk om de politiek? Ja, wij maken ons druk om de politiek.
9. Was jij je elke ochtend? Ja, ik was me elke ochtend.
10. Wast jouw kind zich regelmatig? Ja, hij/zij wast zich regelmatig.
11. Voelt Eva zich op haar gemak op school? Ja, zij voelt zich op haar gemak op school.
12. Voelen jullie je op je gemak in Nederland? Ja, wij voelen ons op ons gemak in Nederland
13. Voelen jullie je goed? Ja, wij voelen ons goed.
14. Voelen Jasmin en Ahmet zich ziek? Ja, zij voelen zich ziek.
15. Gedraag ik me soms raar? Ja, jij gedraagt je soms raar.
16. Gedragen jouw kinderen zich netjes aan tafel? Ja, zij gedragen zich netjes aan tafel.
17. Herinner je je je docent Nederlands? Ja, ik herinner me hem/haar nog.
18. Herinnert hij zich zijn grootouders nog? Ja, hij herinnert zich hen nog.
19. Houden zij zich bezig met politiek? Ja, zij houden zich bezig met politiek.
20. Verspreidt het virus zich snel? Ja, het verspreidt zich snel.
25. Stelde de docent zich voor in de eerste les? Ja, hij/zij stelde zich voor in de eerste les.
26. Verveelde jij je in de vakantie? Ja, ik verveelde me in de vakantie.
27. Verstopten jullie je graag als kind? Ja, wij verstopten ons graag als kind.
Voorbereiding:
» Elke cursist pakt een pion .
Je kunt ook zelf een pion maken. Maak bijvoorbeeld een klein briefje met je voorletter of pak een klein ding zoals een muntje
of een gum.
» Elke cursist gooit met de dobbelsteen . Wie heeft het hoogste getal gegooid? Deze cursist begint.
» Speel je het spel met meer dan twee cursisten? Na de eerste speler is de cursist links van hem aan de beurt. En daarna de
speler links van de tweede speler, enzovoort.
Het spel:
1. Gooi met de dobbelsteen. Je gooit bijvoorbeeld .
2. Pak je pion. Je pion mag drie vakjes verder.
3. In welk vakje kom je? Lees het werkwoord.
4. Gooi nu nog een keer met de dobbelsteen. Welk getal heb je gegooid?
5. Bij het getal hoort een persoon. Maak een zin met het werkwoord. Let op de juiste persoon! Zeg de hele zin.
6. De andere cursist of cursisten luisteren.
Bijvoorbeeld:
Cursist A gooit . De pion komt in het vakje met dit werkwoord: zich herinneren.
Cursist A gooit nog een keer en gooit nu . In het schema staat: 5 = jullie. Cursist A moet dus een zin maken met jullie.
En hij moet het werkwoord van het vakje gebruiken.
Getallen:
hij / zij / een naam
1. ik 3. 5. jullie
van een persoon
De andere cursist
2. jij / u 4. wij 6.
kiest de persoon
Zich Zich
Zich Zich bezighouden bemoeien Zich
verspreiden vervelen met met verstoppen
Zich Zich
zorgen Zich Zich ziek
maken (om) inschrijven ... voelen melden
Einde!
Bijvoorbeeld:
Mijn collega houdt zich bezig met de administratie. Ze maakt zich altijd druk als rekeningen niet kloppen. Ze kan zich heel goed
concentreren op haar werkzaamheden.
Mijn medecursist is altijd in de les en meldt zich nooit ziek. Hij verveelt zich soms in de les, omdat hij al goed Nederlands
spreekt, en dan houdt hij zich bezig met zijn telefoon.
Klaar? Bespreek samen: Lijk jij op je collega of klasgenoot? Welke eigenschappen delen jullie?
SALARISSPECIFICATIE
Salaris € 1.463,16
OP /NP - € 45,71
WHK - € 5, 88
Loonheffing - € 109,67
Reiskostenvergoeding € 42,00
Spreekopdracht 2
Je werkt in een restaurant als serveerster. Een gast vraagt of je direct twee glazen wijn kunt brengen.
Kijk naar het plaatje.
Spreekopdracht 3
Je bent fietskoerier. Je baas vraagt waar je liever pakketjes bezorgt: in het stadscentrum of in een woonwijk. Kijk naar de
plaatjes.
Vertel waar je liever pakketjes bezorgt: in het stadscentrum of in een woonwijk. Vertel ook waarom.
Spreekopdracht 5
Je werkt als productiemedewerker. Je bent niet tevreden over je werkplek. Kijk naar het plaatje.
Je gaat naar je leidinggevende en vertelt hem waarom je niet tevreden bent. Wat zeg je?
Spreekopdracht 1
1. Inhoud
Begrijp je wat de spreker zegt? ja een beetje nee
2. Woordenschat
Passen de woorden bij de opdracht? ja soms nee
4. Uitspraak en tempo
Is de uitspraak duidelijk en goed? ja soms nee
Spreekopdracht 2
1. Inhoud
Begrijp je wat de spreker zegt? ja een beetje nee
Past het antwoord bij de opdracht? ja bijna nee
4. Uitspraak en tempo
Is het spreektempo goed? ja nee, te snel nee, te langzaam
5. Grammatica (zinnen)
Hoor je in elke zin een onderwerp? ja soms nee
Spreekopdracht 3
1. Inhoud
Begrijp je wat de spreker zegt? ja een beetje nee
Hoor je alle onderdelen uit de opdracht? ja een beetje nee
3. Grammatica (werkwoorden)
Hoor je in elke zin de werkwoorden die nodig zijn? ja soms nee
4. Uitspraak en tempo
Is de uitspraak duidelijk en goed? ja een beetje nee
1. Inhoud
Past het antwoord bij de opdracht? ja een beetje nee
Hoor je alle onderdelen uit de opdracht? ja bijna nee
2. Woordenschat
Passen de woorden bij de opdracht? ja soms nee
5. Grammatica (zinnen)
Hoor je alle (lid)woorden die nodig zijn? ja soms nee
Spreekopdracht 5
1. Inhoud
Begrijp je wat de spreker zegt? ja een beetje nee
Hoor je alle onderdelen uit de opdracht? ja een beetje nee
2. Woordenschat
Passen de woorden bij de opdracht? ja soms nee
4. Uitspraak en tempo
Is de uitspraak duidelijk en goed? ja een beetje nee
TEKST 1
Je werkt in de horeca. Je hebt vrijdag een afspraak met de tandarts en bent daardoor iets later op het werk. Je schrijft een
bericht aan je collega.
Yusuf
laatst gezien: vandaag om 13:21
TEKST 2
Je doet de opleiding ICT aan ROC Zuid. Je loopt op dit moment stage. Je schrijft een e-mail aan je stagebegeleider.
Van: student@roczuid.nl
Aan: laila.nasr@roczuid.nl
Onderwerp: stagegesprek
Zoals u weet, loop ik stage bij Vision. Ik wil graag een afspraak met u maken.
Dat vind ik best vervelend en daar wil ik met u over praten. Kunt u komende donderdagochtend?
Alvast bedankt voor uw reactie.
TEKST 3
Je bent leidinggevende bij een snoepfabriek. Je hangt een briefje op het prikbord in de kantine.
Beste collega’s,
TEKST 5
Je hebt via Marktplaats een jas gekocht. Je hebt de jas vandaag ontvangen via de post. Je bent niet tevreden over de jas. Je
schrijft een e-mail aan de verkoper.
Van: koper@marktplaats.nl
Aan: verkoper@marktplaats.nl
Hallo,
Ik heb een klacht over mijn bestelling.