You are on page 1of 9

Loonvorming op de arbeidsmarkt

Arbeid is de productiefactor waarvan de prijsvorming (loonvorming) tot stand


komt op de arbeidsmarkt.

Macro-economisch bekeken kunnen we zeker zeggen dat er veel gezinnen


hun arbeid aanbieden en dat er veel vragers zijn naar arbeid, zowel
bedrijven als overheid.

Is arbeid een homogeen goed? Het antwoord is zeker: neen! De arbeid die
de ene werknemer presteert is zeker niet gelijk aan de arbeid die een andere
werknemer presteert. Er bestaan immers verschillen in gevolgde opleiding en
bekwaamheid, in beroepservaring of anciënniteit en vakkennis.

In feite kunnen we de arbeidsmarkt opsplitsen in een aantal deelmarkten te


onderscheiden naar beroep, opleidingsniveau, leeftijd, geslacht, regio…
Tussen deze verschillende deelmarkten bestaat er weinig of geen
doorstroming. Een leraar plastische opvoeding bijvoorbeeld kan onmogelijk
de job van personeelsmanager in een grote industriële onderneming
uitoefenen.

In de realiteit werkt de arbeidsmarkt dus niet volgens het systeem van


volledige mededinging. De arbeidsmarkt heeft een aantal specifieke
kenmerken die tot gevolg hebben dat het loon niet tot stand komt via vraag
en aanbod. Welke zijn deze kenmerken?

a) De bepaling van het loon is het resultaat van onderhandelingen tussen


organisaties van werknemers en werkgevers. Een werknemer onderhandelt
meestal niet alleen met zijn werkgever over de hoogte van zijn loon. Hij
staat daarvoor in een te zwakke positie. Daarom verenigen de werknemers
zicht in vakbonden.

De grootste Vlaamse vakbonden in België zijn:


Leg ook de afkorting uit van de vakbonden en schrijf op wie de voorzitter is
van de vakbond.

Er bestaat ook een nationale werkgeversorganisatie,

Sectorale vakorganisaties voor werkgevers sluiten aan bij deze


overkoepelende organisatie. Geef de naam van de Vlaamse
werkgeversorganisatie:
De kleine ondernemingen laten hun belangen verdedigen door:

Land- en tuinbouwers worden verdedigd door:

De hoogte van het loon komt dus tot stand via collectieve onderhandelingen
tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. Hierdoor ontstaan CAO’s
(collectieve arbeidsovereenkomst). Deze onderhandelingen vinden in België
plaats op nationaal niveau (interprofessioneel niveau), sectoraal niveau
(professioneel niveau) of op het ondernemingsniveau.

b) Op de arbeidsmarkt speelt ook de overheid een grote rol. De overheid kan


de loonvorming van arbeid rechtstreeks beïnvloeden door het opleggen van
minimumlonen. Hiermee wil de overheid het inkomen van de zwakkere
categorieën van werknemers optrekken. De overheid kan ook de
tewerkstelling van bepaalde groepen (gehandicapten, jongeren) verplicht
maken. Bovendien is de overheid ook een belangrijke vrager op de
arbeidsmarkt.

c) Een laatste typische kenmerk van de Belgische arbeidsmarkt is de


automatische koppeling van de lonen aan de kosten van levensonderhoud.
Als het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud met een bepaald
percentage stijgt, worden de lonen ook verhoogd. Op die manier wordt de
koopkracht van de werknemers beschermd.

d) het aanbod van arbeid

Macro-economisch wordt het aanbod van arbeid bepaald door en de grootte


van de bevolking en de samenstelling van de bevolking (leeftijd, geslacht,
opleidingsniveau). Enkele statistieken over de Belgische arbeidsmarkt in
2019.
Totale bevolking: 11 492
  641    
Bevolking in de Niet-actieve
arbeidsleeftijd       bevolking:
 4 813
(15-64 jaar): 6 678 771       870
Totale beroepsbevolking Vrijwillig niet-werkenden
(=
werkenden+werkzoekenden) 1 710 177  
4 968 594    

Werklozen:260 230

Werkenden 4 708 364

De totale bevolking bestaat uit het aantal personen dat permanent in


België verblijft, ongeacht de nationaliteit.

De bevolking in de arbeidsleeftijd wordt gedefinieerd als de bevolking


van 15 tot 64 jaar, mannen en vrouwen.

De beroepsbevolking is dan dat deel van de bevolking dat zich aanbiedt op


de arbeidsmarkt. De beroepsbevolking bestaat dus uit zowel werkenden als
werkzoekenden.

Tot de niet-actieve bevolking behoren;


-studerende jongeren die nog niet zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt
- de gepensioneerden

Tot de vrijwillig niet-werkenden worden gerekend:


-personen die geen betaalde arbeid verrichten en niet als werkzoekende
staan ingeschreven, bijvoorbeeld huismoeders
-werklozen die als niet-werkzoekend worden beschouwd, bijvoorbeeld
bruggepensioneerden (SWT), oudere werklozen, loopbaanonderbrekers.

Aan de hand van deze cijfergegevens kunnen volgende kengetallen berekend


worden:
De participatiegraad of activiteitsgraad

De activiteitsgraad geeft weer hoeveel procent van de personen die in staat


zijn om te werken ook echt tot de beroepsbevolking behoren, hetzij als
werkende hetzij als werkzoekende.

formule: beroepsbevolking x 100


Bevolking in de arbeidsleeftijd

Activiteitsgraad in België in 2019:

De werkloosheidsgraad

De werkloosheidsgraad drukt het aantal werklozen uit in verhouding tot de


beroepsbevolking.

formule: aantal werklozen x 100


totale beroepsbevolking

Werkloosheidsgraad in België in 2019:


Surf naar www.vdab.be en www.rva.be en los daarna de vragen op.
Wat moet ik doen om een uitkering te krijgen?
1) Leg stap voor stap uit wat je moet doen om een werkloosheidsuitkering
te krijgen.

2) Welke instelling betaalt de werkloosheidsuitkeringen?

3) Wat is de taak van de RVA?

4) Wat is tijdskrediet?

5) Wat is een SWT?


Lees aandachtig onderstaande tekst.

Werkloosheid

Het fenomeen werkloosheid is een signaal dat er op de arbeidsmarkt een


onevenwicht bestaat. Als op de arbeidsmarkt de aangeboden hoeveelheid
arbeid groter is dan de gevraagde hoeveelheid arbeid, dan is er sprake van
werkloosheid.

Wie wordt als werkloze beschouwd?

Als werkloze wordt beschouwd ‘elke persoon zonder werk, die geregistreerd
is, die werk zoekt en die hiervoor onmiddellijk beschikbaar is’. Werkloosheid
is dus een toestand waarin men zich onvrijwillig bevindt.

De meest recente arbeidsmarktcijfers vind je op volgende link:

Werkgelegenheid en werkloosheid | Statbel (fgov.be) (Excel bestand


arbeidsmarktindicatoren volgens leeftijd en geslacht, klik in het bestand op
pagina over indicatoren).

Naargelang de oorzaak van de werkloosheid worden er verschillende soorten


werkloosheid onderscheiden:

1 Frictionele werkloosheid

Werkloosheid die ontstaat doordat werknemers bij verlies van hun job
(vrijwillig of onvrijwillig) een zekere tijd nodig hebben om een nieuwe
arbeidsplaats te vinden. In de periode dat ze een nieuwe job zoeken, blijven
ze immers als werkloze geregistreerd.

2. Seizoenswerkloosheid

Werkloosheid die gedurende een bepaalde tijd van het jaar (seizoen)
voorkomt omdat de beroepsactiviteit gebonden is aan het klimaat.
Bijvoorbeeld: bouwvakkers tijdens een strenge winterperiode, bepaalde jobs
in de toeristische sector.
3. Technische werkloosheid

Werkloosheid die ontstaat omdat werknemers hun job verliezen om


technische redenen, bijvoorbeeld: hun bedrijf wordt vernield door brand,
stilleggen van de productie wegens onvoldoende bevoorrading van
grondstoffen, defect aan bepaalde machines waardoor verdere productie
onmogelijk wordt.

Met het oog op het bestrijden van de werkloosheid wordt de werkloosheid


meestal opgedeeld in twee soorten, namelijk de conjuncturele en de
structurele werkloosheid.

4. Conjuncturele werkloosheid is de werkloosheid die ontstaat door een


tijdelijke vermindering van de economische activiteit.

5. Structurele werkloosheid is de werkloosheid die bestaat als gevolg van


veranderingen in de structuur van de maatschappij en de economie.

Het onderscheid tussen conjuncturele en structurele werkloosheid is niet


altijd eenvoudig. Daarom wordt de structurele werkloosheid officieel gelijk
gesteld met langdurige werkloosheid, namelijk langer dan een jaar.

Oorzaken van structurele werkloosheid kunnen zijn:

1 De technologische evolutie. Door mechanisering en automatisering


wordt arbeid (mensen) vervangen door kapitaal (machines). Vroeger
gebeurde dat vooral voor ongeschoolde arbeidskrachten maar naarmate
machines kwalitatief steeds beter worden, worden ook meer en meer
geschoolde arbeidskrachten vervangen.

2. Fusies van ondernemingen. Als bepaalde ondernemingen fusioneren


(integreren) blijken soms bepaalde functies of afdelingen overbodig te zijn.
Er bestaat overcapaciteit. Deze overcapaciteit zal worden afgebouwd
waardoor sommige arbeidskrachten worden uitgestoten.

3. De internationale concurrentiestrijd. Als andere landen sommige


goederen goedkoper kunnen leveren dan ons land, zal onze economie
afzetmarkten verliezen. Dalende werkgelegenheid in ons land betekent dan
dikwijls toenemende werkgelegenheid in een ander land.
4. Verplaatsing van de productie van het binnenland naar het buitenland.
De grote kloof in arbeidskosten tussen de geïndustrialiseerde landen en
industrieel minder ontwikkelde landen is hier vaak de oorzaak van.
Bovendien verrichten sommige bedrijven hun investeringen niet meer in ons
land maar in landen met lage lonen.

5. De verzadiging van bepaalde markten. Als bijvoorbeeld bijna alle


gezinnen beschikken over een woning en de bevolkingsgroei stagneert, zal
verzadiging optreden in de bouwsector en de toeleveringsbedrijven.

6. De toename van de bevolking en meer bepaald de toename van de


vrouwelijke beroepsbevolking.

Conjuncturele werkloosheid kan worden bestreden door de productie van


goederen en diensten te stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door het opvoeren
van bestedingen.

De bestrijding van de structurele werkloosheid is veel moeilijker. Men moet


ingrijpen op de markt van productiefactoren.

Bijvoorbeeld: werklozen herscholen, de mobiliteit van werknemers


vergroten, de arbeidskosten verminderen en het concurrentievermogen
verbeteren…

You might also like