Professional Documents
Culture Documents
A616S InCare
A616S TCI
Gebruikershandleiding
Versie maart 2019
nl
Overzicht
Overzicht
1 Netvoedingsbedrijf-LED 6 Koppelingshendel
(accu laadt op) 7 Klemhendel
2 Status-LED 8 Aandrijfarm
3 LCD-display 9 Spuitgeleider
4 Numerieke toetsen 10 Spuithouder
5 Zuigerklem
Het vooraanzicht van de A616S TCI is vergelijkbaar met afbeelding 1, alleen is het
displayfolie blauw.
1 Netaansluiting
2 Combinatieklem
3 Oproep verpleging
4 Ethernet (geen functie bij deze editie)
hh Raadpleeg de
gebruikershandleiding bij het
docking station voor gedetailleerde
informatie.
Voorwoord
Geschiedenis
Fabrikant
CODAN ARGUS AG
Oberneuhofstr. 10
CH-6340 Baar codan@codanargus.com
Switzerland www.codanargus.com
Algemene opmerkingen
Beveiliging en veiligheid
Systeeminformatie
Op het apparaat
U vindt de informatie in het menu
VERSION INFO (VERSIE INFO):
• Software-editie (SW-Rel.)
• Bootloader-versie (BL-Ver.)
• Serienummer apparaat (S/N)
In ARGUSservice
xx Systeeminformatie – hoe weer te geven
1 Start ARGUSservice en sluit het apparaat
aan.
2 Klik op de knop MAINTENANCE
(ONDERHOUD) op het START-scherm.
De volgende informatie en opties verschijnen
voor elk aangesloten apparaat:
• Apparaattype en aangesloten COM-poort
• Serienummer apparaat (S/N)
• Firmware-versie (FW)
• Gebruiksinformatie (tijd, volume)
• Indien geïnstalleerd: Geneesmiddelenbiblio-
theek (MedDB), naam en versie
• Standaard veiligheidsinspectie (SSC)
• Service-PIN wijzigen
• Rapportbestand maken
• S/N verzenden
66
66
Om informatie snel te kunnen vinden raadpleegt u de inhoudsopgave. Ook zijn de
volgende lijsten beschikbaar om u te helpen:
• Termen en afkortingen
• Een lijst met tabellen, afbeeldingen en instructies
Elementen van de gebruikersinterface zoals knoppen, dialoogtitels, toetsen op het
toetsenbord worden met hoofdletters geschreven. Aanvullende namen van toetsen
worden tussen vierkante haken gezet, bijv.:
• Menu PUMP SETTINGS (POMPINSTELLINGEN); selecteer BOLUS MAX
(BOLUS MAXIMAAL)
• ENTER-toets; kortweg: ENTER
• [F7]-toets; kortweg: [F7]
Symbolen
Begin van een instructie
Einde van een instructie
Kruisverwijzing
Lijstitem
Tabel 1 Symbolen
Termen en afkortingen
Item Definitie
Inhoud
Overzicht 3
Voorwoord 6
Algemene opmerkingen 6
1 Inleiding 15
1.1 Beoogd gebruik................................................................ 15
1.2 Medisch doel.................................................................... 15
1.3 Beoogde gebruiker........................................................... 15
1.4 Patiëntpopulatie................................................................ 16
1.5 Toegang tot het lichaam................................................... 16
1.6 Toepassing – omgeving, locatie, gebruiksfrequentie....... 16
1.7 Contra-indicatie................................................................ 16
1.8 Verwachte levensduur...................................................... 17
1.9 Werkingsprincipe.............................................................. 17
1.10 Systeeminterfaces............................................................ 17
1.11 Leveromvang.................................................................... 17
2 Veiligheidsaanwijzingen 18
3 Systeemveiligheid 19
3.1 Technische storingen ...................................................... 21
3.2 Alarmen............................................................................ 21
3.3 Vooralarmen..................................................................... 21
3.4 Kennisgevingen................................................................ 22
3.5 Controle van het apparaat en zelftest.............................. 22
3.6 Spuit.................................................................................. 23
3.6.1 Spuitidentificatie.......................................................... 23
3.7 Keep Vein Open (KVO) modus......................................... 25
3.8 Registratie (geschiedenis-/gebeurtenislog)...................... 25
3.9 Oproep verpleging............................................................ 25
3.10 Voeding en energiebeheer............................................... 26
3.11 Tijdsynchronisatie............................................................. 26
4 Bedieningselementen 27
4.1 Gebruikersinterface.......................................................... 27
4.2 Gebruikssymbolen............................................................ 28
4.2.1 Toetsfuncties............................................................... 29
4.2.2 Softkey-functies.......................................................... 30
4.2.3 LED's........................................................................... 30
4.2.4 Display........................................................................ 31
4.3 Apparaatlabels.................................................................. 31
4.3.1 Symmbolen op de apparaatlabels.............................. 31
4.3.2 Label met korte instructies.......................................... 33
5 Algemeen gebruik 34
5.1 Overzicht van menu's en schermen................................. 34
5.2 Toepassingsgebied........................................................... 40
5.3 Oproep verpleging............................................................ 40
5.4 Energiebeheer.................................................................. 40
5.5 Ingebruikname.................................................................. 41
5.5.1 Voor ingebruikname.................................................... 41
5.5.2 Installatie..................................................................... 41
5.5.3 Apparaat voorbereiden voor gebruik.......................... 42
5.6 Infuusset ontluchten......................................................... 44
5.7 Hanteren van de spuit...................................................... 45
5.7.1 Vrije stroming voorkomen........................................... 46
5.7.2 Bewaken van de spuit................................................. 46
5.7.3 Selecteren en bevestigen van de spuit....................... 46
5.7.4 Spuit verwisselen........................................................ 46
6 Therapieprofielen 48
6.1 Basistherapie.................................................................... 48
6.1.1 Specificeren van de infusiesnelheid........................... 48
6.1.2 Specificeren van volume en tijd.................................. 50
6.1.3 Infusieparameters controleren.................................... 51
6.1.4 Infusie wijzigen en resetten voor
de start van de infusie................................................. 51
6.1.5 Infusiesnelheid wijzigen tijdens de infusie.................. 52
6.1.6 Totaal volume wijzigen tijdens de infusie.................... 53
6.1.7 Infusieparameters resetten......................................... 54
6.1.8 Infusieparameters terugroepen.................................. 54
6.1.9 Bolustoediening.......................................................... 55
6.2 MedDB (optioneel)............................................................ 59
6.2.1 Medicatie selecteren met MedDB.............................. 59
6.2.2 TIVA (Totale IntraVeneuze Anesthesie)...................... 63
6.3 TCI (Target Controlled Infusion)....................................... 66
6.3.1 Inleiding....................................................................... 67
6.3.2 Ondersteunde farmacokinetische modellen............... 67
12 Snelgids 109
1 Inleiding
Dit apparaat is bedoeld voor afgifte van de vloeistof in de spuit via een klinisch
aanvaarde toedieningsroute die op een vooraf gedefinieerde wijze op een patiënt
is aangesloten, en om te worden gebruikt door geschoolde medische vakmensen,
onder voortdurend toezicht van gekwalificeerde gezondheidszorgprofessionals die
op passende wijze zijn geïnstrueerd en opgeleid in het gebruik van de spuitpomp.
1.4 Patiëntpopulatie
Verbinding met de patiënt loopt via een klinisch aanvaarde toedieningsroute. Deze
routes omvatten, maar zijn niet beperkt tot intraveneus, intra-arterieel, subcutaan,
epiduraal en enteraal. De enige beperking is dat er tussen de spuitadapter en de
naald een infuusslang moet worden geplaatst.
Dit apparaat mag uitsluitend worden gebruikt onder voortdurend toezicht van
gekwalificeerde gezondheidszorgprofessionals die op passende wijze zijn
geïnstrueerd en opgeleid in het gebruik van de infusiepomp.
Dit apparaat moet in overeenstemming met deze GH worden gebruikt. Gebruikers
zijn verplicht deze GH gelezen en begrepen te hebben en deze op te volgen, waarbij
met name aandacht moet worden geschonken aan alle waarschuwingen.
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik bij een temperatuur van 5 °C tot 40 °C bij een
relatieve luchtvochtigheid tussen 20 % en 90 % (niet-condenserend). Het apparaat
is bedoeld om te worden bewaard bij een temperatuur van 0 °C tot 40 °C en te
worden getransporteerd bij een temperatuur van -20 °C tot 60 °C.
Dit apparaat mag worden gebruikt in instellingen zoals ziekenhuizen, artsenpraktijken,
poliklinieken (dagbehandeling) en revalidatieklinieken, SEH-afdelingen en
verzorgingstehuizen. Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving
waar geen toezicht is.
Dit apparaat is ontworpen voor een veilig continu gebruik (24 uur per dag) gedurende
de verwachte levensduur, op voorwaarde dat het zoals aangegeven in deze GH en
in de SH wordt gebruikt en onderhouden.
1.7 Contra-indicatie
De verwachte levensduur van dit apparaat is 10 jaar, op voorwaarde dat het zoals
aangegeven in deze GH en in de SH wordt gebruikt en onderhouden.
1.9 Werkingsprincipe
Dit apparaat maakt gebruik van elektrische energie voor het aansturen van een
motor, die een mechanisch systeem aandrijft dat op een vooraf gedefinieerde
manier een axiale kracht uitoefent op de plunjer van een injectiespuit.
Dit apparaat levert via een klinisch aanvaarde toedieningsroute die op een patiënt
is aangesloten vloeistoffen door een vooraf vastgelegde beweging van een
mechanisch systeem, die de plunjer van de spuit op een vooraf vastgelegde manier
door de cilinder van de spuit laat gaan.
1.10 Systeeminterfaces
Dit apparaat heeft een communicatie-interface die het mogelijk maakt om gegevens
met betrekking tot de werking van het apparaat aan een extern IT-systeem te
leveren (PDMS via CODAN ARGUS docking station). Zulke verbindingen moeten
volgens de GH tot stand worden gebracht.
Dit apparaat heeft een interface met een systeem voor het oproepen van de
verpleging.
Dit apparaat heeft een interface met de CODAN ARGUS service-tool ARGUSservice.
1.11 Leveromvang
Bij levering van het apparaat bevindt zich het volgende in de verpakking:
• Het apparaat A616S InCare of A616S TCI
• Combinatieklem voor bevestiging aan een infusiestandaard
• Netsnoer
• Gebruikershandleiding
• Gegevensblad
• Lijst met gekwalificeerde spuiten
Optioneel:
• Verlengde combinatieklem voor aanvullende bevestiging aan een rail
Een overzicht van accessoires en reserveonderdelen voor de A616S InCare en
A616S TCI vindt u in een aparte catalogus.
hh Download de reserveonderdelencatalogus via www.codanargus.com
2 Veiligheidsaanwijzingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle veiligheidsaanwijzingen. Als u zich hier
niet aan houdt, kan dit leiden tot onverwacht gedrag van het apparaat of storingen
die de veiligheid van de gebruiker en de patiënt in gevaar kunnen brengen.
hh Zie Uitleg van veiligheidsaanwijzingen, pagina 8
Alleen voor professionele gebruikers
Dit apparaat is alleen bedoeld voor gebruik door de volgende professionele
gebruikers. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot een verkeerde bediening
die de veiligheid van de patiënt in gevaar kan brengen.
• Geregistreerde verpleegkundigen • Artsen
• Medisch ondersteunend personeel
Verwijderen van de toedieningsset
Zorg dat de patiënt is losgekoppeld van het apparaat voordat u de toedieningsset
van het apparaat verwijdert.
Vervangend apparaat bij de hand houden
Als zeer krachtige of levensreddende medicatie moet worden toegediend, zorg dan
dat er een vervangend apparaat klaar staat dat direct continu kan worden ingezet
voor het geval dat er een storing in het apparaat optreedt.
Veiligheidsaanwijzing voor PDMS: prioriteit van meldingen
In het geval dat er door het PDMS andere informatie getoond wordt dan op het
apparaat, reageer dan op de informatie op het infusieapparaat.
Vatbaar voor wijzigingen
De informatie in deze handleiding is correct op het moment van drukken. Wij
behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen aan te
brengen.
PIN-code van het apparaat
Wij raden ten zeerste aan om de PIN-code van het apparaat regelmatig te wijzigen,
met name na de ontvangst van het apparaat. Neem contact op met uw
servicetechnicus.
3 Systeemveiligheid
Apparaten en MRI-omgevingen
Het apparaat is niet ontworpen of goedgekeurd voor gebruik in een MRI-omgeving.
Omgevingscondities
Gebruik het apparaat altijd binnen de gespecificeerde omgevingscondities, bijv.
omgevingsdruk, vochtigheid en temperatuurbereik, volgens de productspecificaties.
Storingstoestanden
Zorg altijd dat de patiënt adequaat wordt bewaakt wanneer hij op een infusiepomp
is aangesloten, zodat u indien nodig direct kunt ingrijpen. In geval van een storing
dient u een van de volgende maatregelen te treffen:
• Koppel de canule los
• Schakel het apparaat uit
• Verwijder de spuit wanneer het apparaat is uitgeschakeld
Gevaarlijke situaties
Vervangend apparaat bij de hand houden
Als zeer krachtige of levensreddende medicatie moet worden toegediend, zorg dan
dat er een vervangend apparaat klaar staat dat direct continu kan worden ingezet
voor het geval dat er een storing in het apparaat optreedt.
3.2 Alarmen
3.3 Vooralarmen
kan er een alarm optreden en stopt de infusie. Hoe om te gaan met vooralarmmel-
dingen:
hh Zie 8.3 Vooralarmen, pagina 92
Wanneer u het vooralarm stilschakelt, wordt het geluidssignaal uitgeschakeld
gedurende een ingestelde tijdsduur (standaard: 2 minuten). Uw servicetechnicus
kan de tijd configureren dat het geluidssignaal stilgeschakeld blijft. De tijd tussen
de detectie van een vooralarm en het vooralarmsignaal bedraagt maximaal
1 seconde.
3.4 Kennisgevingen
Defecte apparaten
Gebruik nooit een apparaat dat zichtbare mankementen vertoont of waarvan u
vermoedt dat het mankementen heeft. Laat het apparaat nakijken door uw
servicetechnicus.
3.6 Spuit
3.6.1 Spuitidentificatie
66
66
xx Spuit – hoe automatisch te selecteren
1 Druk op AAN/UIT om het apparaat in te schakelen.
Afhankelijk van de configuratie wordt nu mogelijk het menu SEL. THERAPY
PROFILE (SEL. THERAPIEPROFIEL) weergegeven.
Selecteer het gewenste infusieprofiel en druk op ENTER om te bevestigen. Op
voorwaarde dat de spuit toen het apparaat was uitgeschakeld met rust is gelaten,
zal het apparaat de spuit nu doorgaans automatisch detecteren. Het spuittype
wordt linksboven in het display weergegeven.
66
Als de geïdentificeerde spuit niet eenduidig
aan een specifiek type spuit kan worden
toegewezen, dan verschijnt het menu
SELECT SYRINGE (SELECTEER SPUIT).
Selecteer een spuit en druk op ENTER om te
bevestigen.
De aanbevolen spuiten:
• CODAN spuiten 10 tot 50/60 ml
hh Zie 10.1 Aanbevolen spuiten, pagina 102
Neem contact op met uw servicetechnicus voor:
• De complete lijst met aanbevolen spuiten die door CODAN ARGUS zijn
goedgekeurd
• Als op het display geen lijst met de benodigde spuiten wordt weergegeven.
Nadat u de infusie hebt gestopt, blijft het apparaat een kleine hoeveelheid vloeistof
afgeven om de veneuze toegang open te houden.
Fabrieksinstellingen
De KVO-modus wordt geactiveerd en automatisch gestart zodra u de infusie stopt.
De KVO-snelheid wordt ingesteld op 0,1 ml/h.
Specifieke configuraties
Uw servicetechnicus kan de KVO-modus configureren:
• KVO bij stop: KVO-modus wordt geactiveerd wanneer een infusie wordt
gestopt.
• KVO nadat VTBI is bereikt: KVO-modus wordt geactiveerd nadat het
gedefinieerde totale volume (VTBI) is bereikt.
KVO bij stop Actief Actief Inactief Inactief
KVO nadat VTBI is bereikt Actief Inactief Actief Inactief
Modus tijdens infusie KVO KVO STOP STOP
Modus na infusie KVO STOP KVO STOP
Sluit het apparaat alleen aan op netvoeding binnen een spanningsbereik dat
overeenkomt met de technische gegevens van het apparaat.
Elektrostatische ontlading
Als er elektrostatische ontladingen ≥ 15 kV plaatsvinden op de connectors aan de
achterkant van het apparaat, kan de stroomvoorziening beschadigd raken. Als de
netvoedings-LED van het apparaat niet gaat branden, koppel het apparaat dan
direct los van de netvoeding en probeer de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt als de oorzaak van het probleem is
gevonden en verholpen; anders gaat u verder met zoeken.
Het is raadzaam eerst vooral de volgende onderdelen te controleren:
• Zekering
• Hoofdkabel
• Voedingskaart
• Hoofdkaart
3.11 Tijdsynchronisatie
4 Bedieningselementen
4.1 Gebruikersinterface
Een druk op een toets wordt bevestigd door een kort geluidssignaal. Het
geluidssignaal bij een druk op een toets kan door uw servicetechnicus
geconfigureerd worden (ARGUSservice).
1 Status-LED 7 MENU/STIL-toets
2 Voeding-LED 8 ENTER-toets
3 Naam van het apparaat 9 SELECTEREN/WISSEN-toets
4 Numerieke toetsen 10 INFO/AFSLUITEN-toets
5 BOLUS/BOLUSMENU-toets 11 Display
6 START/STOP-toets 12 AAN/UIT-toets
De bedieningselementen en aanduidingen op de A616S TCI zijn hetzelfde als die
op de A616S InCare.
4.2 Gebruikssymbolen
Keep Vein Open (houd ader open) is actief; status-LED knippert groen
Algemeen alarm
Toetsslot is actief
Kennisgeving: sluit het apparaat tijdens het ontluchten nooit aan op een
patiënt
Een automatische bolus loopt tot het gedefinieerde totale volume van de
bolus bereikt is. U kunt dit proces op elk ogenblik onderbreken door op
de START/STOP-toets te drukken.
Een handmatige bolus loopt zolang de BOLUS-toets wordt ingedrukt tot
het gedefinieerde totale volume van de bolus bereikt is.
4.2.1 Toetsfuncties
Een druk op een toets wordt bevestigd door een kort geluidssignaal. Het
geluidssignaal bij een druk op een toets kan door uw servicetechnicus geconfigureerd
worden (ARGUSservice).
Als u het apparaat uitschakelt, worden alle infusieparameters op nul gezet. U kunt
het apparaat niet uitschakelen terwijl er een infusie bezig is.
AAN/UIT-toets
Apparaat in- of uitschakelen
START/STOP-toets
Infusie starten of stoppen
Het feedback-geluidssignaal (piepjes) kan geconfigureerd worden
AAN/UIT. Met elke druk op deze toets verschijnt nu altijd visuele
feedback/een schermmelding.
ENTER-toets
Invoer of selectie bevestigen (ENTER-functie)
Hoofdscherm of submenu activeren (SELECTIE-functie)
WISSEN-functie
Druk tegelijkertijd op de twee toetsen om de ingevoerde waarde
terug te zetten op nul
MENU-toets
Druk op de toets om de menu's weer te geven of een alarm stil te
schakelen.
Numerieke toetsen
Druk op deze toetsen om infusiesnelheid/
infusievolume/tijd in te voeren. De toetsen
corresponderen met de cijfers op het display (van
links naar rechts). Druk op een toets om de
betreffende waarde met één stap te verhogen.
4.2.2 Softkey-functies
Een druk op een toets wordt bevestigd door een kort geluidssignaal.
4.2.3 LED's
Netvoedingsbedrijf (#1)
De LED brandt groen als het apparaat op netvoeding werkt en de accu wordt
opgeladen.
Status-LED (#2)
De meerkleurige status-LED geeft het volgende aan:
Constant Apparaat geeft aan dat het correct werkt tijdens normale
infusie, bolus of ontluchten.
Knipperend Apparaat geeft aan dat het correct werkt in KVO-modus.
Infusie is in stopmodus.
Constant Het apparaat geeft een vooralarm aan (bijv. SYRINGE EMPTY
SOON (SPUIT BIJNA LEEG), LOW BATTERY (ACCU
BIJNA LEEG) of PUMP UNUSED (POMP ONGEBRUIKT).
Het vooralarm moet worden bevestigd.
Constant Het apparaat geeft een technische fout aan.
Knipperend Het apparaat geeft een alarm aan. Onmiddellijke actie is
vereist.
4.2.4 Display
4.3 Apparaatlabels
Deze symbolen staan op het typeplaatje aan de onderkant van het apparaat of direct
op de behuizing van het apparaat. Ze geven belangrijke informatie over het
algemene gebruik van het apparaat.
Netspanning/stroomfrequentie
Referentienummer
Fabricagedatum
Serienummer
Zekeringtype
Accutype
Vochtigheidsbereik
Het label met korte instructies bevindt zich aan de bovenkant van heteapparaat.
5 Algemeen gebruik
Druk op AAN/UIT.
Bij het opstarten toont het apparaat altijd het
splash screen. De onderste tekstregel kan
desgewenst door uw servicetechnicus
worden aangepast.
hh Zie 5.5 Ingebruikname, pagina 41
Melding na het opstarten
Reageer altijd op eventuele meldingen na
het opstarten van het apparaat voordat u een
infusie start. Tot de mogelijke meldingen
behoren:
• PERFORM SAFETY CHECK (VOER VEILIGHEIDSINSPECTIE UIT)
• BATTERY EMPTY (ACCU LEEG)
SELECT SYRINGE (SELECTEER SPUIT)
Gebruik dit menu om handmatig de
benodigde spuit te selecteren als deze niet
automatisch wordt gedetecteerd.
CONFIRM SYRINGE (BEVESTIG SPUIT)
Gebruik dit scherm op een automatisch
gedetecteerd spuittype te bevestigen.
MED DB (MedDB)
Selecteer een afdeling en therapie-instelling,
bij. ANAES_IPS en ACTRAPID.
TCI
Gebruik dit menu om een TCI/MODEL te
selecteren.
INFO BOLUS
Bekijk alle details van de boluswaarden die op
dit moment worden toegediend. Druk op de
INFO-toets als deze op het scherm te zien is,
druk vervolgens één keer op de MENU-toets.
PREVIEW (VOORPROEF)
Biedt een PREVIEW (VOORPROEF) van de
configuratie van het infusievolume voor
ingebruikname/op de START/STOP-toets
drukken. Druk op de INFO-toets op het scherm
OVERVIEW (OVERZICHT) om het scherm
PREVIEW (VOORPROEF) te bekijken.
RECALL (TERUGROEPEN)
Een voorgaande infusie/therapie terugroepen.
Selecteer RECALL (TERUGROEPEN) in het
menu SEL THERAPY PROFILE (SEL. THE-
RAPIEPROFIEL) en druk op ENTER. Druk
nog een keer op ENTER.
Druk op ENTER in het scherm CONFIRM
RECALL (BEVEST. TER.ROEP).
OVERVIEW (OVERZICHT)
Dit menu geeft een overzicht van de infusie/
therapie die wordt toegediend met BASIC
THERAPY (BASISTHERAPIE). Dit menu is
niet beschikbaar in de MedDB-modus.
BOLUS MENU (BOLUSMENU)
Met dit menu kunt u de bolusparameters in-
stellen. De BOLUS-toets initieert de bolusaf-
gifte, handmatig of wanneer de instelling auto
is vastgelegd.
SETUP (CONFIGURATIE)
Hier worden de infusieparameters weergege-
ven, de infusiesnelheid, het totale volume en
de infusieduur. De medicatieconcentratie (ml/
ml) en informatie over de op dat moment ge-
selecteerde medicatie of infusie is ook te zien
in het bovenste gedeelte van het scherm.
BATTERY INFO (ACCU INFO)
De resterende capaciteit van de accu wordt
weergegeven als percentage; de resterende
looptijd wordt weergegeven in uren en
minuten. De laadstatus wordt geïllustreerd
met een pictogram.
PRESSURE SETTING (DRUKINSTELLING)
De instelling van de occlusiedruklimiet wordt
getoond. Tijdens gebruik kunt u deze tijdelijk
wijzigen. Als de ingestelde waarde wordt over-
schreden, toont het apparaat een drukalarm.
De occlusiedruklimiet wordt automatisch op de standaardwaarde gezet als:
• u het apparaat uit- en inschakelt
• u een andere spuit hebt geselecteerd
Dit is afhankelijk van de configuratie van de spuit. Elk spuittype heeft een andere
occlusiedruklimiet.
ALARM PRESETS (ALARM
VOORINSTELLINGEN)
De standaardinstellingen voor diverse alarmen
worden getoond. Uw servicetechnicus kan
deze configureren met ARGUSservice.
5.2 Toepassingsgebied
Stand-alone
Als u het apparaat als stand-alone gebruikt, kunt u het op een tafel, aan rails, op
een standaard of in een docking station plaatsen. Als u een docking station van de
versie CODAN M gebruikt, kunt u zowel de stroomvoorziening als de verbinding
met het gebruikersnetwerk gebruiken, bijv. voor het oproepen van de verpleging.
Docking station
U kunt voor de bediening van het apparaat zowel de M- als de P-versie van A300/
A500/A600 P&M – docking stations gebruiken.
• P-versie: alleen stroomvoorziening
• M-versie: voeding en verbinding met het gebruikersnetwerk, bijv. oproep
van de verpleging.
hh Zie de GH voor de A300/A500/A600 P&M – docking stations
5.4 Energiebeheer
Sluit het apparaat alleen aan op netvoeding binnen een spanningsbereik dat
overeenkomt met de technische gegevens van het apparaat. Alleen door het
netsnoer uit het stopcontact te trekken kunt u het apparaat volledig loskoppelen van
de netvoeding. U kunt het apparaat in- en uitschakelen met behulp van de AAN/
UIT-toets. Het apparaat staat in stand-bymodus wanneer het met het net is
verbonden maar niet is ingeschakeld. In de stand-bymodus wordt de accu opgeladen
op de achtergrond.
5.5 Ingebruikname
Defecte apparaten
Gebruik nooit een apparaat dat zichtbare mankementen vertoont of waarvan u
vermoedt dat het mankementen heeft. Laat het apparaat nakijken door uw
servicetechnicus.
Geschikte accessoires, verbruiksartikelen en reserveonderdelen
Bedien het apparaat met accessoires en verbruiksartikelen die door
CODAN ARGUS AG geschikt zijn bevonden. Gebruik voor onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden alleen reserveonderdelen die door CODAN ARGUS AG
zijn goedgekeurd en geleverd.
5.5.2 Installatie
U kunt het apparaat voor gebruik op een tafel zetten. U kunt het ook met behulp
van de combinatieklem aan een standaard bevestigen (< ø 38 mm). Met verlengde
combinatieklemmen (optioneel accessoire) kunt u het ook aan wandrails bevestigen.
Als u het apparaat zonder CODAN docking station gebruikt, dek de DC-aansluiting
dan af met de meegeleverde rubberen dop.
hh Zie Afbeelding 2 Achteraanzicht A616S InCare en A616S TCI, pagina 4,
item 1
Als u het apparaat in combinatie met een CODAN docking station gebruikt, dan kunt
u op een ruimtebesparende manier meerdere apparaten tegelijkertijd gebruiken.
hh Zie de GH voor de A300/A500/A600 P&M – docking stations
De behuizing beschermt het apparaat tegen binnendringen van vloeistof. Voorkom
dat vloeistof binnendringt in het apparaat of de stekker van het apparaat.
Zorg er tijdens de installatie voor dat u het apparaat in geval van nood, bijv. lekkage
van vloeistoffen, snel van de netvoeding kunt loskoppelen.
Plaats het apparaat niet meer dan 1,3 m boven of onder het niveau van het hart van
de patiënt. Het drukbewakingssysteem van het apparaat werkt het nauwkeurigst
als het op het niveau van het hart van de patiënt wordt geplaatst.
Voorkom dat het apparaat tijdens de infusie van positie verandert. Dit kan een
tijdelijke overdosering (apparaat hoger geplaatst) of onderdosering (apparaat lager
geplaatst) veroorzaken. Deze problemen treden vooral op bij lage infusiesnelheden.
Het fysische effect wordt veroorzaakt door de hogere of lagere druk vanwege het
verschil in hoogte. Pas als deze druk is vereffend, zal het apparaat de afgifte met
de vereiste snelheid voortzetten.
Toegang tot de netstekker van het apparaat
Zorg er voordat u de infusie start voor dat het apparaat stevig aan een standaard
is gemonteerd of op een tafel is geplaatst om bewegen, omvallen of schade te
voorkomen.
Adequate patiëntbewaking
Zorg ervoor dat de bewaking van de patiënt adequaat is en afgestemd op de ernst
van de toegediende therapie.
De volgende nummers (#) verwijzen naar:
hh Overzicht, pagina 3
xx Ingebruikname – hoe het apparaat voor te bereiden op gebruik
1 Sluit het apparaat aan op de netvoeding en schakel het apparaat in.
2 Sluit de toedieningsset aan op de spuit.
3 Druk de koppelingshendel (#6) en klemhendel (#7) tegelijk naar elkaar toe en
schuif de aandrijfkop zo ver mogelijk naar rechts.
4 Trek de cilinderhouder voor de spuit (#10) naar buiten en draai hem naar links
om hem open te zetten.
5 Plaats de spuit in de spuitgeleider (#9). Zet de cilinderhouder (#10) terug in de
rechte positie en laat hem voorzichtig los om de cilinder van de spuit op zijn
plaats te houden.
6 Controleer of de vleugels van de spuit zowel boven als onder in de spuitgeleider
(#9) zitten.
66
Verwijderen van de toedieningsset
Zorg dat de patiënt is losgekoppeld van het apparaat voordat u de toedieningsset
van het apparaat verwijdert.
66
Als u het apparaat uitschakelt, worden alle infusieparameters teruggezet op nul.
Standaard ontluchtingsvolume
Het standaard ontluchtingsvolume is 2 ml. Neem voor configuratie contact op met
uw servicetechnicus.
OF
66
Tijdens het ontluchten wordt de occlusiedruklimiet automatisch verhoogd tot de
maximale waarde van 1200 mbar. Belangrijke alarmfuncties worden gedeactiveerd.
Wanneer de ontluchtingsprocedure is voltooid, keert het apparaat terug naar het
hoofdscherm.
Als de spuit niet correct is geplaatst, geeft het apparaat waarschuwingen over het
desbetreffende spuitbevestigingsmechanisme weer om een vrije stroming te
voorkomen, tot de spuit helemaal correct is geplaatst.
66
Neem contact op met uw servicetechnicus als de gewenste spuit niet in de lijst
staat.
4 Plaats een nieuwe spuit. Het apparaat identificeert de geplaatste spuit en toont
deze op het scherm.
5 Controleer het type en formaat van de weergegeven en de geplaatste spuit.
Deze moeten overeenkomen.
Als de geplaatste spuit niet eenduidig aan een geactiveerd type spuit wordt
toegewezen, kunt u de spuit handmatig selecteren.
hh Zie 5.7.3 Selecteren en bevestigen van de spuit, pagina 46
6 Druk op START/STOP om de infusie te herstarten.
66
6 Therapieprofielen
Inleiding
Er zijn maximaal drie manieren om een infusietherapie in te stellen: handmatig
invoeren van snelheids-, volume- en tijdwaarden met behulp van Basic Therapy
(basistherapie), gebruik van vooraf gedefinieerde waarden in MED DB (MedDB)
(indien geïnstalleerd), of gebruik van de TCI-modus.
6.1 Basistherapie
66
66
66
6.1.4 Infusie wijzigen en resetten voor de start van de infusie
66
6.1.5 Infusiesnelheid wijzigen tijdens de infusie
66
6 De infusie start.
66
Wanneer u het totale volume wijzigt, wordt de totale infusieduur herberekend.
66
7 De infusie start.
66
6.1.9 Bolustoediening
66
Het maximaal instelbare bolusvolume is afhankelijk van de spuitgrootte. Bij het
openen van het menu worden de instellingen teruggezet op de standaardwaarden
van het apparaat of op standaardmedicatie.
xx Bolus – hoe een handmatige bolus te activeren
U kunt de bolus activeren wanneer de infusie loopt of is gestopt.
1 Druk op MENU of BOLUS om BOLUS
MENU (BOLUSMENU) weer te geven.
66
66
xx Bolus – hoe bolusinformatie weer te geven
U kunt informatie van de laatste 3 toegediende bolussen tijdens lopende of gestopte
infusie terugroepen.
1 Druk op INFO om de infusieparameters
weer te geven.
66
De infusie start.
66
xx MedDB – hoe een geneesmiddelselectie te controleren
U kunt de geneesmiddelenbibliotheek identificeren die naar het apparaat is
gedownload.
1 Wanneer de MedDB-infusie is gestopt,
drukt u op de INFO-toets.
2 Druk 3 maal op MENU (afhankelijk van de
configuratie).
De volgende informatie wordt weergegeven:
• MedDB NAME (MedDB NAAM)
• MedDB VERSION (MedDB VERSIE)
• DOWNLOAD NAME (DOWNLOAD NAAM)
• DOWNLOAD VERSION (DOWNLOAD
VERSIE)
66
Als u dosisberekening wilt gebruiken, dan is een geneesmiddelenbibliotheek
vereist. Als er geen geneesmiddelenbibliotheek beschikbaar is op het apparaat,
neem dan contact op met uw plaatselijke distributeur of met uw servicetechnicus.
De infusie start.
66
TIVA-toediening
Alleen gekwalificeerde en opgeleide medewerkers zijn geautoriseerd om TIVA-
infusen toe te dienen.
Patiëntbewaking en TIVA
Medische experts moeten de patiënt, het apparaat en de TIVA-parameters continu
bewaken tijdens een TIVA-infusie. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot
een onder- of overdosis medicatie, wat de veiligheid van de patiënt in gevaar kan
brengen.
De infusie start.
66
TCI-toediening
Alleen gekwalificeerde en opgeleide medewerkers zijn geautoriseerd om TCI-
behandelingen te geven. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot een onder-
of overdosis medicatie, wat de veiligheid van de patiënt in gevaar kan brengen.
Patiëntbewaking en TCI
Medische experts moeten de patiënt, het apparaat en de TCI-parameters continu
bewaken tijdens alle TCI-behandelingen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit
leiden tot een onder- of overdosis medicatie, wat de veiligheid van de patiënt in
gevaar kan brengen.
TCI-parameterlimieten en -bereiken
Zorg dat u zich voor alle TCI-parameters strikt houdt aan de gedefinieerde limieten
en de toegestane bereiken. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot een
onder- of overdosis medicatie, wat de veiligheid van de patiënt in gevaar kan
brengen.
6.3.1 Inleiding
1 Schnider – Minto – Shafer – Gambus – Andresen – Goodale – Youngs. The influence of age on
propofol pharmacodynamics. Anesthesiology 1999; 90: 1502 – 1516
2 Schnider – Minto – Gambus – Andresen – Goodale – Shafer – Youngs. The influence of method of
administration and covariates on the pharmacokinetics of propofol in adult volunteers.
Anesthesiology 1998; 88: 1170 – 1182
3 Minto – Schnider – Egan – Youngs – Lemmens – Gambus – Billard – Hoke – Moore – Hermann –
Muir – Mandema – Shafer. lnfluence of age and gender on the pharmacokinetics and pharmaco-
dynamics of remifentanil. Anesthesiology 1997; 86: 10 – 23
TCI configuratieparameters
Uw servicetechnicus kan de volgende parameters configureren:
• Geactiveerde modellen (Schnider/Minto)
• Geactiveerde modi (plasma/effect)
• Standaard afnameconcentratie
• Minimale en maximale medicatieconcentratie voor Propofol en Remifentanil
De volgende parameters kunt u aanpassen (apparaatmenu):
• Model (Schnider voor Propofol/Minto voor Remifentanil)
• Plasma-/effect-modus
• Patiëntgegevens: geslacht, leeftijd, gewicht, lengte
• Medicatieconcentratie, bijv. Propofol 10 mg/ml
• Doelconcentratie
• Inductietijd (alleen in plasma-modus)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
SETTINGS (INSTELLINGEN)
U kunt de instellingen voor het zoemer- en
luidsprekervolume aanpassen.
66
66
66
Afhankelijk van het feit of de effect- of de plasma-modus wordt gebruikt en of de
doelconcentratie is verhoogd of verlaagd, worden de volgende parameters getoond.
66
xx TCI – hoe de spuit te verwisselen
Zelfde medicatieconcentratie
1 Druk op START/STOP om de infusie te
stoppen.
2 Verwissel de spuit. Het menu TCI DRUG
CONC. (TCI MEDICIJNCONC.) verschijnt.
3 Druk op ENTER om te bevestigen. De weergegeven medicatieconcentratie is
actief.
4 Druk op START/STOP om de infusie te herstarten.
66
Gewijzigde medicatieconcentratie
1 Druk op START/STOP om de infusie te stoppen.
2 Verwissel de spuit. Het menu TCI DRUG
CONC. (TCI MEDICIJNCONC.) verschijnt.
3 Druk op SELECTEREN om MODIFY
(WIJZIGEN) te selecteren.
66
xx TCI – hoe de huidige status te bekijken
66
xx TCI – hoe de plasma- en locatie-concentratie te bekijken
1 Druk op MENU om het hoofdscherm weer
te geven.
2 Druk op SELECTEREN om de voorspelling
voor de huidige doelconcentratie weer te
geven.
De verticale lijn staat voor het huidige moment. Het gebied links van de verticale
lijn illustreert het verleden, het gebied rechts van de verticale lijn het voorspelde
verloop. In totaal kunnen 15 minuten van het voorspelde verloop op een bepaald
moment worden getoond. Er kan tot 45 minuten verstreken verloop worden
getoond, afhankelijk van hoe lang de infusie al loopt.
Er worden twee concentratiecurven weergegeven:
• een plasma-concentratiecurve, getoond als een ononderbroken lijn, en
• een effectlocatie-concentratiecurve, getoond als ononderbroken lijn, waarbij
het gebied tussen de effectlocatie-concentratiecurve en de x-aslijn gevuld is
met puntjes
Op de verticale as tonen een driehoek en een getal de doelconcentratie.
Op de horizontale as is de therapietijd te zien.
3 Druk op AFSLUITEN om het menu te verlaten. Het hoofdscherm wordt
weergegeven.
66
xx TCI – hoe de afnameconcentratie te bekijken
1 Druk op MENU om het hoofdscherm weer te geven.
2 Druk tweemaal op SELECTEREN om het
scherm DECREMENT CONCENTRATION
(AFNAMECONCENTRATIE) weer te
geven.
66
xx TCI – hoe de infusiegeschiedenis te bekijken
1 Druk twee keer op MENU tot TCI THERA-
PY HISTORY (TCI THERAPIEGESCHIE-
DENIS) wordt weergegeven.
De voortgang van de huidige infusie wordt
getoond.
66
xx TCI – hoe een nieuwe infusie te starten
66
7 Programmeerbare opties
7.1 Toetsslot
66
U kunt geen infusie STARTEN of infusieparameters instellen/wijzigen zolang het
toetsslot geactiveerd is. Stel een infusie in en START deze voordat u het toetsslot
activeert. U kunt een infusie wel STOPPEN terwijl het toetsslot geactiveerd is. Om
wijzigingen aan te brengen moet u het toetsslot eerst opheffen.
xx Toetsslot – hoe te deactiveren
1 Druk meerdere keren op MENU tot KEY LOCK (TOETSSLOT) wordt
weergegeven.
2 Druk op ENTER om te bevestigen.
3 Druk op de numerieke toetsen om de PIN in te voeren.
66
7.2 Transportmodus
Instellingen wijzigen
In het menu SETTINGS (INSTELLINGEN) kunt u diverse parameters tijdelijk
wijzigen tot u het apparaat uitschakelt. Uw servicetechnicus kan deze parameters
permanent wijzigen met behulp van ARGUSservice.
xx Geluidssignalen – hoe het volume te wijzigen
U kunt het volume van de zoemer tijdelijk verhogen of verlagen (niveau 1 – 10). Het
verminderen van het volume van de zoemer heeft ook invloed op het volume van
het geluidsalarm. Om veiligheidsredenen kunnen de zoemer en de luidsprekers niet
helemaal worden uitgeschakeld. Het volume moet worden aangepast aan het
geluidsniveau van de omgeving. Een alarm moet duidelijk te horen zijn.
1 Druk op AAN/UIT om het apparaat in te schakelen.
2 Druk op MENU tot het menu SETTINGS (INSTELLINGEN) verschijnt.
3 Druk op ENTER om het submenu
BUZZER VOLUME (ZOEMER VOLUME)
te activeren.
4 Druk op SELECTEREN tot het gewenste
volume wordt weergegeven.
5 Druk op ENTER om te bevestigen.
6 Druk op AFSLUITEN om het hoofdscherm weer te geven.
7 Als u het luidsprekervolume wilt wijzigen, herhaalt u de bovenstaande procedure
met de optie SPEAKER VOLUME (LUIDSPREKER VOL).
66
66
Uw servicetechnicus kan het alarm PUMP UNUSED (POMP ONGEBRUIKT) met
behulp van ARGUSservice zo instellen dat het slechts een keer wordt gegeven.
66
7.5 Drukinstelling
Occlusiedruklimiet is te laag
Als er een occlusiedrukalarm wordt geactiveerd zonder dat er occlusie is, dan is
de occlusiedruklimiet te laag ingesteld en moet direct worden aangepast.
Standaardwaarde
De occlusiedruklimiet is geconfigureerd in het apparaat. Als deze limiet tijdens
gebruik wordt overschreden, geeft het apparaat een occlusiealarm. U kunt een
waarde tussen 200 en 1200 mbar selecteren in stappen van 10 mbar. Het apparaat
is in de fabriek ingesteld op een occlusiedruklimiet van 1000 mbar. Deze limiet moet
worden geïnterpreteerd als een richtwaarde; de nauwkeurigheid ervan kan variëren
naargelang het gebruikte spuittype. Tijdens het toedienen van een bolus wordt de
occlusiedruklimiet verhoogd tot de maximale waarde van 1200 mbar.
66
Wanneer u de occlusiedruklimiet wijzigt, verandert daarmee ook de tijd tot er een
alarm wordt geactiveerd.
Wanneer u de occlusiedruklimiet wijzigt, blijft deze waarde opgeslagen tot:
• U het apparaat uitschakelt
• U een nieuwe spuit selecteert
Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt weer de standaard druklimiet geactiveerd.
7.6 Nachtmodus
66
66
66
CODAN ARGUS AG 14.589_D_UM_nl_A616S 89
Alarmen en fouten herstellen
8.2 Alarmen
Alarmen hebben altijd een hoge prioriteit en de infusie wordt daarbij altijd gestopt.
De betreffende melding wordt weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal
(10 piepjes) en de rode, knipperende LED's voor een algemeen alarm.
Alarmmeldingen blijven op het scherm staan totdat het alarm wordt bevestigd met
de AFSLUITEN-toets. Als de oorzaak van het alarm niet wordt verholpen, wordt bij
elke poging om de infusie voort te zetten het alarm opnieuw geactiveerd.
Alarmen worden alleen doorgegeven via het verpleging-oproepsysteem als deze
functie op het apparaat is geactiveerd.
xx Alarm – hoe te handelen in geval van een alarm
1 Druk op MENU om het geluidssignaal stil te schakelen. De LED's voor
algemeen alarm blijven knipperen en er verschijnt een alarmmelding.
2 Druk op de AFSLUITEN-toets om het alarm te bevestigen.
3 Verhelp de oorzaak van het alarm. De LED's voor algemeen alarm stoppen met
knipperen en de alarmmelding verdwijnt.
4 Zet de infusie voort.
66
U moet de oorzaak van het alarm verhelpen. Als het alarm opnieuw optreedt, dan
hebt u de oorzaak nog niet verholpen. Controleer altijd de volledige toedieningsset.
OCCLUSION (OCCLUSIE)
De stromingsdruk heeft de occlusiedruklimiet
overschreden. Zoek en verhelp de oorzaak.
Tot de mogelijke oorzaken behoren:
• Knik in de toedieningsset
• Geblokkeerde katheter
• Gesloten 3-wegkraan
• Occlusiedruklimiet te laag ingesteld in verhouding tot de viscositeit van het
geneesmiddel
END OF INFUSION (EINDE VAN INFUSIE)
Dit alarm wordt weergegeven als het totale
volume VTBI is bereikt of als de infusieduur is
verstreken.
END OF BATTERY (ACCU LEEG)
Dit alarm wordt weergegeven als:
• de accu bijna leeg is.
• de resterende gebruiksduur van de accu
minder dan 3 minuten is.
De infusie stopt en het alarm gaat nog 3 minuten door (afhankelijk van het
accuniveau). Vervolgens wordt het apparaat uitgeschakeld. Sluit het apparaat
direct aan op de netspanning.
8.3 Vooralarmen
Vooralarmen hebben een lagere prioriteit dan alarmen en leiden niet tot een
onderbreking van de infusie. Ze vormen een aankondiging van een gebeurtenis in
de toekomst die om actie vraagt. Een vooralarm wordt weergegeven door een
pictogram en een korte tekst, vergezeld van een constant brandende gele status-
LED en een alarmsignaal van 3 korte tonen/piepjes. Als het apparaat is verbonden
met een verpleging-oproepsysteem, worden ook vooralarmen doorgegeven.
xx Vooralarm – hoe te handelen in geval van een vooralarm
1 Druk op de MENU-toets om het
geluidssignaal stil te schakelen.
2 Druk op de AFSLUITEN-toets om het
vooralarm te bevestigen. De gele status-
LED blijft AAN zolang de voorwaarde voor
het vooralarm van kracht is.
3 Verhelp de oorzaak van het vooralarm.
66
PUMP UNUSED (POMP ONGEBRUIKT)
Het vooralarm PUMP UNUSED (POMP
ONGEBRUIKT) wordt geactiveerd als:
• Het apparaat gedurende een ingestelde
periode nadat het is ingeschakeld niet
gebruikt wordt.
• Het apparaat zich in infusie STOP/
KVO-modus bevindt en gedurende een in-
gestelde periode niet gebruikt wordt. (De
periode is configureerbaar tussen
1 – 60 minuten in ARGUSservice).
TCI: het interval is niet configureerbaar (altijd
1 minuut).
8.4 Kennisgevingen
66
Voorbeeld van een kennisgeving
Kennisgevingen worden weergegeven met
een tekst en een knipperend pictogram. De
volgende lijst met kennisgevingen bevat de
kennisgevingstekst en de reden van verschij-
nen.
9 Service en onderhoud
Sluit tijdens het onderhoud of service nooit een patiënt op het apparaat aan. U bent
verplicht om regelmatig de SSC te doen volgens de instructies in de SH. Voor deze
veiligheidsinspectie zijn intervallen van 24 maanden of 10.000 gebruiksuren
vastgelegd.
De SSC, onderhoud en reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel dat is opgeleid en geautoriseerd door CODAN ARGUS AG.
9.1 Accu-onderhoud
4 Laat het apparaat werken om de accu uit te putten tot het alarm BATTERY
EMPTY (ACCU LEEG) verschijnt.
5 Sluit het apparaat weer aan op netvoeding of op een CODAN docking station
tot de accu 100 % is opgeladen.
66
9.2 Accessoires en reserveonderdelen
66
9.3.1 Reiniging en desinfectie
66
9.3.2 Opslag en transport
66
9.4 Versie-informatie over het apparaat
10 Productspecificaties
Over het algemeen ondersteunt het apparaat spuiten in een bereik van 10 tot
50/60 ml. Hieronder volgen de aanbevolen spuiten van CODAN. Neem voor de
complete lijst met alle aanbevolen en geschikte spuiten van diverse fabrikanten
contact op met uw plaatselijke distributeur of uw servicetechnicus.
• CODAN 10 ml • CODAN 30 ml
• CODAN 20 ml • CODAN 50/60 ml
10.5 EMC-beperkingen
Elektrostatische ontladingen
Als er elektrostatische ontladingen ≥ 15 kV plaatsvinden op de connectors aan de
achterkant van het apparaat, kan de stroomvoorziening beschadigd raken. Als de
netvoedings-LED van het apparaat niet gaat branden, koppel het apparaat dan
direct los van de netvoeding en neem contact op met uw servicetechnicus. Als u
zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot onverwacht gedrag en storingen in het
apparaat die de veiligheid van de patiënt in gevaar kunnen brengen.
10.5.1 Emissies
Overspanning ±1 kV tussen twee ±1 kV tussen twee De kwaliteit van het
IEC 61000-4-5 geleiders geleiders net moet vergelijkbaar
zijn met die van een
typisch commerciële
onderneming of een
ziekenhuis.
Kortstondige span- < 5 % UT < 5 % UT De kwaliteit van het
ningsdalingen, korte (0,5 cyclus) (0,5 cyclus) net moet vergelijkbaar
onderbrekingen en 40 % UT (5 cycli) 40 % UT (5 cycli) zijn met die van een
spanningsfluctuaties typisch commerciële
70 % UT (25 cycli) 70 % UT (25 cycli)
in de stroomvoorzie- onderneming of een
ning < 5 % UT < 5 % UT ziekenhuis.
gedurende 5 sec gedurende 5 sec
IEC 61000-4-11
Opmerking: UT staat voor de wisselstroom-netspanning voorafgaand aan het testen.
Netfrequentie 400 A/m 400 A/m Het magnetisch veld
(50/60 Hz) (volgens van de netfrequentie
Magnetisch veld IEC 60601-2-24) moet vergelijkbaar zijn
met dat van een ty-
IEC 61000-4-8
pisch commerciële
onderneming of een
ziekenhuis.
Tabel 7 Immuniteit voor interferentie (alle componenten)
11 Garantie
12 Snelgids
Overzicht
1. Netvoedingsbedrijf-LED
(accu laadt op)
2. Status-LED
3. LCD-display
4. Numerieke toetsen
5. Zuigerklem
6. Koppelingshendel
7. Klemhendel
8. Aandrijfarm
9. Spuitgeleider
10. Spuithouder
Vooraanzicht
1. Netaansluiting
2. Combinatieklem
3. Oproep verpleging
4. Ethernet (geen functie bij
deze editie)
Achteraanzicht
Veiligheidsaanwijzingen
Deze snelgids vormt geen vervanging voor de volledige en gedetailleerde bedieningsinstructies in de
gebruikershandleiding (GH) bij het apparaat. Gebruikers moeten alle veiligheidsaanwijzingen in de GH
in acht nemen. Als u zich niet hieraan houdt, kan dit de veiligheid van de patiënt in gevaar brengen.
Installatie
Bevestig het apparaat (tot een maximumhoogte van 120 cm) en sluit het aan op de netvoeding. De
aanbevolen positie van het apparaat is op een hoogte die gelijk is aan het hart van de patiënt.
Geplaatste spuit
Controleer voordat u de infusie start of de spuit correct in het apparaat is geplaatst. Anders wordt een
alarm gegeven en wordt de infusie gestopt/niet gestart.
Gebruikersinterface
1. Status-LED 7. MENU/STIL-toets
2. Voeding-LED 8. ENTER-toets
3. Naam van het apparaat 9. SELECTEREN/WISSEN-toets
4. Numerieke toetsen 10. INFO/AFSLUITEN-toets
5. BOLUS/BOLUSMENU-toets 11. Display
6. START/STOP-toets 12. AAN/UIT-toets
Resetten
Druk tegelijkertijd op deze twee toetsen om een waarde in een configuratiescherm
terug te zetten op nul. Dit heeft geen invloed op een geaccumuleerd volume.
Infusie-informatie
Druk op de INFO-toets om informatie over de voortgang van de huidige infusie te tonen.
TCI
Selecteer TCI in het menu SEL THERAPY PROFILE (SEL.
THERAPIEPROFIEL).
MED DB (MedDB)
Selecteer MED DB (MedDB) in het menu SEL. THERAPY
PROFILE (SEL. THERAPIEPROFIEL).
MENU
Druk op de MENU-toets om naar de menu's en instellingen van het apparaat te gaan.
Hieronder worden alleen een paar belangrijke menu's in detail beschreven. Raadpleeg de
GH voor een volledige beschrijving van alle menu's.
SETTINGS (INSTELLINGEN)
Alarmen
Bij alarmen wordt de infusie altijd gestopt. Alarmmeldingen blijven aanwezig nadat het
alarmsignaal is stilgeschakeld (met de MENU-toets) en blijven op het scherm staan totdat het
alarm is bevestigd met de AFSLUITEN-toets. Als de gebruiker probeert de infusie voort te
zetten zonder het probleem te verhelpen, wordt het alarm opnieuw geactiveerd. Verhelp de
oorzaak van het alarm en start het infusieproces vervolgens opnieuw door op START/STOP
te drukken.
Vooralarmen
Vooralarmen stoppen de infusie niet. Vooralarmen hebben een lagere prioriteit dan alarmen. Het
geluidssignaal voor een vooralarm is nu een serie van 3 korte tonen/piepjes.
Kennisgevingen
Kennisgevingen stoppen de infusie niet. Kennisgevingen zijn meldingen die u helpen het apparaat te
bedienen en uw aandacht vestigen op mogelijke bedieningsfouten.
Dit bericht geeft aan dat de spuit leeg is en dat het gewenste
therapievolume niet is bereikt.
Tabel 1 Symbolen........................................................................ 9
Tabel 2 Termen en afkortingen................................................... 10
Tabel 3 Alarmprioriteiten............................................................ 20
Tabel 4 Ondersteunde farmacokinetische modellen.................. 68
Tabel 5 Kennisgevingen............................................................. 98
Tabel 6 Emissies...................................................................... 104
Tabel 7 Immuniteit voor interferentie (alle componenten)........ 105
Tabel 8 Immuniteit voor interferentie
(levensondersteunende systemen).................................................. 106
Tabel 9 Aanbevolen afstanden
(levensondersteunende systemen).................................................. 107
Verklarende woordenlijst
3-wegklep Apparaat waarmee 2 infusies via een permanente veneuze
katheter tegelijkertijd aan de patiënt kunnen worden
toegediend, achter elkaar of afwisselend
A
A600S Spuitinfusiepomp (met 7-segments display)
A606S Spuitinfusiepomp (met monochroom display)
A616S Spuitinfusiepomp (met monochroom display)
A707V, A708V Volumetrische infusiepomp (met 7-segments display)
A717V/A718V Volumetrische infusiepomp (met monochroom display)
Afsluitkraan Apparaat waarmee twee infusies via een permanente
veneuze katheter tegelijkertijd, achter elkaar of afwisselend
aan de patiënt kunnen worden toegediend.
ARGUSservice Windows-gebaseerde servicesoftware voor configuratie en
onderhoud van CODAN infusiepompen.
ASA Hoogwaardig kunststof: betere chemische bestendigheid en
betere mechanische eigenschappen dan reguliere
kunststoffen.
Autoclaaf Afsluitbaar drukvat voor thermische behandeling van stoffen
onder overdruk
B
Balancering Functie op infusiepompen om het eerder geïnfuseerde
volume terug te zetten op nul zonder dat dit effect heeft op
het geaccumuleerd volume
Basis infusie Een eenvoudige infusie met snelheid, snelheid/volume,
snelheid/tijd en volume/tijd. Infusies die gerelateerd zijn aan
ARGUSmedDB (geneesmiddelenbibliotheek) behoren niet
tot de basistherapieën, bijv. TIVA, dosisberekening.
Bolus De toediening van een losse hoeveelheid medicatie of een
andere samenstelling om de concentratie ervan in het bloed
tot een adequaat niveau te verhogen.
Bolus – automatisch Toediening van een bolus met een gedefinieerd
infusievolume. U start een automatische bolus door eenmaal
op de BOLUS-toets (A616S) of START-toets (A717V/A718V)
te drukken.
Bolus – fysiek Toediening van een bolus op een spuitpomp (A616S) door
de klem- en koppelingshendel van de spuit in te drukken en
de plunjer van de spuit handmatig in te drukken. In
tegenstelling tot een handmatige bolus, die wordt toegediend
door op de BOLUS-toets (A616S) of START-toets (A717V/
A718V) te drukken.
Bolus – handmatig Toediening van een bolus door op de BOLUS-toets (A616S)
of START-toets (A717V/A718V) te drukken tot het
bolusvolume is bereikt.
C
Collectief alarm Alarm met meerdere oorzaken/triggers.
D
Docking station Met de A300/A500/A600 P&M docking stations kunnen
CODAN infusiepompen compact worden gestapeld, voor
gebruiksgemak en ruimtebesparing. M-versies hebben
daarnaast een ingebouwde afstandsinterface om alle
geplaatste apparaten te verbinden met een PDMS of ZIS.
M docking station Het docking station kan communiceren met een verbinding
met een gebruikersnetwerk en zorgt voor stroomvoorziening.
P docking station Het docking station zorgt alleen voor stroomvoorziening.
Dosisberekening Berekening van de dosis voor de individuele patiënt, op
basis van het actieve bestanddeel van het geneesmiddel en
indien nodig op basis van het gewicht van de patiënt
Dosisinstelling Instellingen van de dosis voor elk geneesmiddel in de
geneesmiddelenbibliotheek
Dosislimieten Vooraf ingestelde bovenste en onderste drempelwaarden
voor elk geneesmiddel in de geneesmiddelenbibliotheek
Dosissnelheid De hoeveelheid van een therapeutisch middel die met
inachtneming van de concentratie per tijdseenheid wordt
toegediend; dosissnelheid = (dosis × 60 × lichaamsgewicht)/
concentratie; (dosis in mg/kg/min, 60 in min/h,
lichaamsgewicht in kg, concentratie van het therapeutisch
middel in mg/ml).
Drukbewaking Elektronisch systeem voor de nauwkeurige detectie,
registratie en bewaking van de drukgeschiedenis. Als
vervolgens drempelwaarden worden overschreden, kunnen
er corrigerende maatregelen worden getroffen.
Drukkalibratie Nauwkeurige meting voor de detectie en registratie in
hoeverre het apparaat van de standaardwaarden afwijkt. Bij
het verdere gebruik van de infusiepomp moet rekening
worden gehouden met de vastgestelde afwijking.
E
Edge port Seriële poort in het midden en aan de achterzijde van het
apparaat. De edge port kan het apparaat via een USB-edge-
port-kabel of een seriële kabel met een docking station of
een pc verbinden.
Edge-port-kabel Interfacekabel tussen edge port en pc.
Elektrische veiligheid Het herkennen van, en de te nemen
voorzorgsmaatregelen tegen mogelijke gevaren met
betrekking tot de bediening van elektrische apparaten. Tot de
mogelijke gevaren kunnen elektrische schok, thermische
brandwonden, ontploffing en branden als gevolg van een
vlamboog behoren.
Elektromagnetische compatibiliteit EMC: als elektrische apparaten in
de interactie met hun omgeving geen interferentie
veroorzaken
EMC-beperkingen Voorwaarden voor het gebruik van de CODAN infusiepomp
in een elektromagnetische omgeving.
F
Fabrieksinstelling Instellingen door de fabrikant van de infusiepomp. Afhankelijk
of onafhankelijk van levering.
Firmware Software die in het apparaat is ingebed.
Flowsnelheid Infusiesnelheid
G
Geaccumuleerd volume Totaal geïnfuseerd volume dat over meerdere
therapieën aan één patiënt is toegediend (functie op
infusiepompen)
Gebeurtenislog Geschiedenislog
Gebruikershandleiding GH/gebruiksaanwijzing (GA)
Geluidssignaal Waarschuwingssignaal om uw aandacht te vestigen op
vooralarmen en alarmen
Geneesmiddelenbibliotheek MedDB: database met een selectie
geneesmiddelen.
Geneesmiddelhouder Geneesmiddelhouder, bijv. infusiezakken,
infusieflessen, infusieflacons en spuiten.
Geschiedenislog Automatisch geregistreerd protocol met gebeurtenissen
(acties)
H
Hard rails Gedefinieerd in de ARGUSmedDB (geneesmiddelenbiblio-
theek), vaste drempelwaarden voor de infusiesnelheid of het
maximale bolusvolume op het apparaat.
I
Infusie volume – totaal Totaal volume van de infusie
Infusieduur – resterend Resterende tijd tot de infusie is voltooid
Infusieduur – totaal Totale duur van de infusie
Infusieduur – verstreken Tijd sinds de infusie is gestart
Infusiepomp A600S, A606S, A616S, A707V/A708V en A717V/A718V.
Infusiesnelheid De snelheid waarmee een oplossing wordt toegediend in
ml/h.
Infusievolume – resterend Resterend volume tot de infusie is voltooid
Infusievolume – verstreken Volume sinds de infusie is gestart
Ingebruikname De eerste keer dat een CODAN infusiepomp wordt gebruikt
Intensive care Onderdeel van de verpleging met intensieve bewaking,
ondersteuning van de somatische functies van de patiënt.
IP-code De mate van bescherming van elektrische apparatuur tegen
binnendringen van vaste vreemde voorwerpen en water.
K
Keep Vein Open modus KVO-modus: Nadat de infusie is gestopt, geeft de
infusiepomp een minimale hoeveelheid vloeistof af om de
veneuze toegang open te houden.
Klantconfiguratie Klantspecifieke instellingen op het apparaat
Klemhendel Hendel om de zuiger van het apparaat vast/los te zetten.
Koppelingshendel Hendel om de koppeling van het apparaat vast/los te zetten.
L
Leveringspakket Accessoires en documenten die met het apparaat worden
meegeleverd
LUER-Lock-connector Gestandaardiseerd connectorsysteem voor medische
leidingsystemen, bijv. canules, spuiten, katheters,
3-wegkranen, infuusslangen.
M
Medicatiemanagement Database-ondersteund beheer van medicatie-
informatie
MRI-eenheid Magnetische Resonantie Imaging: beeldgevende methode
voor het weergeven van de weefselstructuur van het lichaam
N
Nachtmodus Een functie waarmee de helderheid van de
achtergrondverlichting en de LED's van het frontpaneel van
het apparaat automatisch wordt gedimd.
O
Occlusie Verstopping, blokkering, geknikte infuusset
Occlusiedruklimiet Drempelwaarde vanaf welke er sprake is van occlusie
Onderhoudsfase TIVA: periode na het toedienen van de inductiesnelheid
waarin de patiënt de medicatie met de onderhoudssnelheid
krijgt toegediend.
Onderhoudssnelheid TIVA: na de inductiedosis worden de desbetreffende
infusiehoeveelheden voor elke patiënt aangepast.
Ontluchten Door het automatisch vullen van de infuusset wordt de lucht
uit de infuusset verwijderd, ook wel primen of vullen
genoemd.
Onveranderlijken Parameters die niet gewijzigd kunnen worden wanneer een
infusie loopt.
Operator Standaardterm die in IEC 60601-1-8 wordt gebruikt voor
degene die een pomp bedient, bijv. een verpleegkundige.
Het verdient aanbeveling deze term in alle documenten te
gebruiken.
Oproep verpleging Intern oproepsysteem van een ziekenhuis voor het
oproepen van het verpleegkundig personeel
Opslagtemperatuur Het aanbevolen temperatuurbereik voor de opslag van
voorwerpen en medicatie.
P
Patiënt Data Management Systeem PDMS: informatiesysteem binnen de
medische informatica.
Patiëntveiligheid Totaal van alle maatregelen om patiënten te beschermen
tegen vermijdbare schade met betrekking tot de medische
behandeling
Pomp – infusie Infusiepomp: doseerapparaat voor intraveneuze toediening
van infusies (medicatie). De fabrikant biedt infusiepompen in
2 varianten aan – spuitpompen en volumetrische pompen.
Pomp – spuit Spuitpomp: doseerapparaat voor intraveneuze toediening
van infusies (medicatie). Infusies kunnen nauwkeurig worden
gedoseerd; dit is essentieel voor langdurige behandelingen.
Hiervoor moet de concentratie van de therapeutische
middelen constant blijven.
Pomp – volumetrisch Volumetrische pomp: doseerapparaat voor
intraveneuze toediening van infusies (medicatie). De
volumetrische pomp zorgt voor een gelijkmatige stroming
met weinig pulsatie en variabel volume. Door het
slangvolume te comprimeren wordt een specifiek volume
infusievloeistof aan het infusiesysteem geleverd.
R
Railbevestiging Mechanisme om het apparaat aan de muur te bevestigen
Rails Hard rails/soft rails
Repository Opslag voor gegevens, het apparaat heeft 5 repository's:
klantconfiguratie, fabrieksconfiguratie, huidige configuratie,
statussen, onveranderlijken.
Restcapaciteit Resterende capaciteit van de accu tot deze leeg is
S
Serienummer S/N: nummer voor de eenduidige identificatie van een
apparaat, te vinden op het typeplaatje en in de FW.
Soft rails Wanneer ofwel het infusievolume ofwel de infusiesnelheid de
in de ARGUSmedDB (geneesmiddelenbibliotheek)
gedefinieerde waarden overschrijdt, dan volgt er een
waarschuwingsmelding om de gebruiker te informeren over
het mogelijke risico.
Software Programma dat gebruikt wordt op een computer, bijv.
ARGUSservice
Standaard veiligheidsinspectie SSC (Safety Standard Check): Om de
24 maanden of 10.000 gebruiksuren moet elk apparaat aan
basale veiligheidscontroles worden onderworpen. Ook moet
er een SSC worden uitgevoerd als er specifieke technische
omstandigheden optreden, bijv. technische fouten.
Standaard zorg Basisprocedures en mobilisatie op een ziekenhuisafdeling
zonder speciale therapie.
T
Target Controlled Infusion TCI: doelgerichte infusie van medicatie met behulp
van een infusiepomp. Het doel is om een bepaald effect (bijv.
afwezigheid van pijn) te bereiken en te handhaven via een
gedefinieerde plasmaspiegel.
Toedieningsset Infuusset
Toegepast deel Onderdeel van medisch-elektrische apparatuur, inclusief de
route van de infusievloeistof, dat bij regulier gebruik in fysiek
contact met de patiënt komt om zijn functie te kunnen
uitvoeren. Voor CODAN ARGUS zijn dit de toedieningssets
en infusiepompen.
Toetsslot Een numerieke code kan worden ingevoerd om het
toetsenbord te vergrendelen voor alle menufuncties en
invoer.
Totaal volume Totaal te infuseren volume
CODAN productassortiment
• Infuussets
• Transfusiesets
• Connectors voor verleng- en verdeelleidingen
• Infusie- en transfusieaccessoires
• Infusiefilters en filtersystemen
• Producten voor de neonatologie/pediatrie
• Opzuig-, voorbereidings- en toedieningssystemen
CODAN ondernemingen • CODAN CYTO®
• Chemoprotect® producten
CODAN Medizinische Geräte GmbH & Co KG Deutschland • Spuiten voor eenmalig gebruik
• Invasieve bloeddrukbewakingssystemen
CODAN pvb Critical Care GmbH · Deutschland
• Infusiepompen
CODAN pvb Medical GmbH · Deutschland • Andere CODAN producten
CODAN PORTUGAL, S.A. · Portugal
CODAN 11, S.A. · Portugal
CODAN US Corporation · California · USA
CODAN Inc. · California · USA
CODAN NORGE AS · Norge
CODAN TRIPLUS AB · Sverige
CODAN Limited · Great Britain
CODAN FRANCE Sarl · France
CODAN Medical AG · Schweiz
CODAN ARGUS AG · Schweiz
CODAN BV · Nederland
CODAN s.r.l. · Italia
CODAN Medical GmbH · Österreich
CODAN Medical ApS · Danmark
CODAN DEHA ApS · Danmark
14.589_D_UM_nl_A616S
Fabrikant
CODAN ARGUS AG
Oberneuhofstrasse 10 · 6340 Baar, Switzerland
Tel. +41 (0) 41 785 09 44 · Fax +41 (0) 41 785 09 40
www.codanargus.com
The decisive connection