You are on page 1of 7

Oefentoets Elektriciteit 3HAVO/VWO

Het aantal punten komt overeen met het aantal denkstappen dat nodig is om op het antwoord te
komen. Hieraan kan je zien hoe lang je antwoord ongeveer hoort te zijn.

Wisselstroom naar gelijkstroom

In de onderstaande afbeelding is een schakeling weergegeven waarmee een accu kan worden
opgeladen met behulp van de netspanning. De accu is in de schakeling weergegeven als een
weerstand. Omdat de accu gelijkstroom nodig heeft, zijn vier diodes toegevoegd.

1 (3p) Leg uit hoe diodes ervoor zorgen dat de wisselstroom wordt omgezet naar gelijkstroom.

Spanning en stroom

2 (2p) Een leerling maakt een parallelschakeling bestaande uit drie parallel geschakelde
lampjes. Leg met het begrip lading uit dat de spanning over al deze lampjes gelijk is.

3 (2p) Noteer in de linker onderstaande afbeelding de spanning van de spanningsbron en de


spanning van de bovenste lamp.

4 (2p) Noteer in de rechter onderstaande afbeelding de stroomsterkte van de linker twee


lampen.
5 (6p) Noteer bij alle lampjes de stroomsterkte en de spanning.

Elektrische deken

In een elektrische deken zit de onderstaande schakeling bestaande uit een spanningsbron van 12,0 V
en tien draden met een weerstand van 100 Ω. Deze draden warmen op als de stekker van de
deken in het stopcontact wordt gestopt.

6 (1p) Bereken de spanning over de draden.

7 (3p) Bereken het totale vermogen van de deken.

8 (2p) (VWO) De draden mogen niet alsmaar warmer worden. Leg uit of de draden van NTC- of
PTC-materiaal gemaakt moet zijn om dit te voorkomen.

De wasmachine
Een wasmachine met een vermogen van 1500W wordt gemiddeld twee keer gebruikt per
week en staat dan 1,5 uur aan.
9 (4p) Bereken hoeveel het kost om de wasmachine een jaar te gebruiken. Ga uit van
een kilowattuurprijs van 0,18 euro.
Defibrillator

Een defibrillator wordt gebruikt om mensen met een acute hartstilstand te reactiveren. Om het
apparaat te gebruiken moet eerst een elektrisch geleidende gel op de borstkas gesmeerd worden.
Daarna worden twee elektroden op de borst geplaatst die een spanningspuls leveren. De gel zorgt
ervoor dat de weerstand tussen de elektroden slechts 28 Ω is.

In het onderstaande diagram is het verloop van een spanningspuls in de tijd weergegeven.

10 (1p) Leg uit waarom er twee elektroden nodig zijn.

11 (2p) Als geen gel gebruikt wordt, dan kunnen brandwonden ontstaan op de borstkas van de
patiënt. Leg uit hoe dit komt.

12 (5p) De energie van de puls mag niet groter zijn dan 360 J. Ga met een berekening na of de
hoeveelheid energie in de puls onder deze waarde blijft.

De LDR
Een persoon wil een schakeling bouwen waarmee zijn buitenlamp automatisch aangaat als
het donker is. In de onderstaande afbeelding zijn twee van zijn ontwerpen te zien, waarvan
er één correct blijkt te werken (in de andere schakeling gaat het licht juist uit als het donker
wordt). Beide schakelingen bevatten een spanningsbron van 25 V, een LDR, een buitenlamp
met een weerstand van 400 Ω en een vaste weerstand. Hoe meer licht er op de LDR valt,
hoe kleiner de weerstand van dit onderdeel wordt.
13 (2p) Leg uit dat de linker schakeling niet correct werkt.
In het onderstaande diagram is de relatie te zien tussen de lichtsterkte die op de LDR valt en
de spanning over de LDR in de linker schakeling.

14 (4p) Bereken het vermogen van de lamp als er helemaal geen licht valt op de LDR in
de linker schakeling. Laat zien dat de lamp nagenoeg niet brandt (deze lamp hoort te
branden met een vermogen van 25 W).
De rechter schakeling blijkt wel te werken. In de volgende vragen gaan we stap voor stap
begrijpen waarom.
15 (3p) (VWO) Beredeneer dat de spanning over de vaste weerstand af zal nemen als
het donker wordt.
16 (3p) (VWO) Beredeneer dat de spanning, de stroomsterkte en het vermogen van de
lamp toe zullen nemen.
17 (2p) (VWO) We hebben in de vorige vragen gezien dat de totale stroomsterkte in de
schakeling is afgenomen, maar dat de stroomsterkte door de lamp juist is
toegenomen. Geef een hypothese voor hoe dit mogelijk is.
Antwoorden
1 ① De stroom kan maar in één richting door de diode.
① In de onderstaande afbeelding zien we de stroomkring gegeven in het geval dat
de pluspool van de spanningsbron links zit en in het geval dat hij rechts zit.

① Merk op dat in beide gevallen de stroom van boven naar onder door de accu stroomt.
We hebben dus gelijkstroom.

2 ① De spanning over een lampje vertelt ons hoeveel energie een ladingseenheid verbruikt in
deze lamp.
① In een parallelschakeling gaan alle ladingen maar door één lampje heen. Als gevolg
geven de ladingen al hun energie in dit ene lampje uit en is de spanning dus gelijk.

3 ① De spanningsbron heeft een spanning van 8 V (want over de onderste stroomkring staat
een spanning van 4 + 4 = 8 V).
① De bovenste lamp heeft een spanning van 4 V (want nu staat over de bovenste
stroomkring ook 8 V).

4 ① Door het bovenste lampje stroomt 6A (3A is onderlangs gegaan, dus de rest—6A—is
bovenlangs gegaan).
① Door de lamp eronder stroomt 3A (dit moet gelijk zijn aan de 3A die bij de rechter lamp
aankomt)

5 ①①① Noteer de spanning bij de lampjes. Merk op dat bij elke stroomkring er in totaal
20V wordt uitgegeven.
①①① Noteer de stroomsterkte bij de lampjes. Merk op dat de 1,5 A tweemaal opsplitst.

6 ① In elke stroomkring (elk pad van de plus naar de min) zitten twee draden. De totale
spanning van 12,0 V wordt dus verdeeld over deze twee draden. Over elke draad staat dus
een spanning van 6,0 V.
7 Het vermogen van één draad berekenen we als volgt:
① I = U / R = 12,0 / 100 = 0,120 A
① P = U x I = 12,0 x 0,120 = 1,44 W
① We hebben 10 draden, dus het totale vermogen is 1,44 x 10 = 14 W

8 ① Bij een PTC wordt bij hogere temperatuur de weerstand van het materiaal ook hoger.
① Een hogere weerstand zorgt ervoor dat er minder stroom door de draden gaat lopen. Als
gevolg neemt de temperatuur minder snel toe.

9 Voor één keer wassen geldt:


① P = 1,5 kW
① E = P x t = 1,5 kW x 1,5 h = 2,25 kWh
① Er wordt echter een jaar lang 4x in de week gewassen. De totale energie wordt dus:
2,25 x 2 x 52 = 234 kWh
① 234 x 0,18 = 42 euro

10 ① Er is een gesloten stroomkring nodig.

11 ① Zonder de gel is de weerstand lager.


① Als gevolg gaat er meer stroom lopen door de persoon en dit kan voor brandwonden
zorgen.

12 ① Uit het diagram kunnen we aflezen dat de spanning gelijk is aan 1750 V.
① I = U / R = 1750 / 28 = 62,5 A
① P = U x I = 1750 x 70 = 1,1 x 105 W
① E = P x t = 1,1 x 105 x 0,0030 = 3,3 x 102 J
① Dit zit onder de maximaal toegestane waarde van 370 J.

13 ① Als het donker wordt, valt er minder licht op de LDR, hierdoor gaat de weerstand
omhoog.
① Dit zorgt voor extra weerstand in de stroomkring waar ook de lamp in zit. Als gevolg gaat
er minder stroom door deze stroomkring en gaat de lamp minder fel branden.

14 ① Als er geen licht op de LDR valt, dan is de lichtsterkte gelijk aan 0 lux. Volgens het
diagram komt dit overeen met 17,5 V.
① Omdat de totale spanning 25 V is, moet de spanning over de lamp en de vaste weerstand
gelijk zijn aan 7,5 V.
Voor de lamp geldt:
① I = U / R = 7,5 / 400 = 0,01875 A
① P = U x I = 7,5 x 0,01875 = 0,14 W
15 ① Als het donker is, gaat de totale weerstand van de schakeling omhoog.
① Als gevolg hiervan, gaat de totale stroomsterkte omlaag.
① Bij minder stroom wordt volgens de formule U = IR de spanning over de vaste weerstand
minder groot (de waarde van de vaste weerstand zelf blijft constant).

16 ① Als de spanning over de vaste weerstand afneemt, dan moet de spanning over de lamp
toenemen (samen moet de spanning immers gelijk blijven aan 25 V).
① Bij grotere spanning over de lamp, kunnen we met I = U / R vinden dat ook de stroom
door de lamp toeneemt (de weerstand van de lamp blijft constant).
① Met P = UI vinden we dat ook het vermogen zal toenemen.

17 ①① Bij een hoge weerstand van de LDR neemt de totale stroomsterkte af, maar de hoge
weerstand zorgt er ook voor dat veel minder van deze stroom door de LDR zal gaan en dus
veel meer door de lamp. Zo kan het dat er toch meer stroom door de lamp kan stromen.

You might also like