Professional Documents
Culture Documents
Functioneren is het in staat zijn om zelf of met hulp van het sociale netwerk en hulpmiddelen
zoals technologie, activiteiten te verrichten die van betekenis zijn voor de persoon, in zijn of
haar leefomgeving
Veerkracht is het vermogen van burgers om lichamelijk, psychisch en sociaal te anticiperen, te
reageren op en zich aan te passen aan een voorspelbare of onvoorspelbare gebeurtenis of
verandering in de context van de persoonlijke leefwereld.
Eigen regie is het fysieke, psychische en sociale vermogen zelf sturing te geven aan het leven.
Interprofessioneel samenwerken: zorgprofessionals werken samen rondom een zorgplan op
maat
Context complexiteit: Complexiteit als gevolg van externe factoren rondom een patiënt
Patient complexiteit: Meerdere chronische aandoeningen
- Context complexiteit en patiënt complexiteit bepalen in de verschillende zorggebieden
wat er nodig is om het functioneren van de patiënt te herstellen of te bevorderen. De
teams worden samengesteld op basis van de zorgvraag en kunnen dus wisselen van
samenstelling en/of locatie.
- De oplossing, een passende behandeling zoals we die gewend zijn, is daarmee dus niet
compleet
Taakdelegatie: Bij taakdelegatie wordt een taak overgedragen aan een lager gekwalificeerde
medewerker.
Taakherschikking: Bij taakherschikking in de gezondheidszorg gaat het om het structureel
verschuiven van taken, met bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden, van het
ene beroep naar het andere.
Shared decision making
De patiënt is eigenaar van de eigen gezondheid en neemt hierin regie. Zorgprofessionals
ondersteunen patiënten in het oppakken van deze actieve rol door ‘niet te zorgen voor… en
over te nemen, maar te zorgen dat… en mensen op weg te helpen’. Ze gaan met elkaar in
gesprek over wat de beste oplossingen zijn en beslissen samen over de zorg.
- De kritisch reflecterende professional is in staat om planmatig gegevensen informatie te
verzamelen, te interpreteren en te analyseren voor het oplossen van
praktijkvraagstukken, reflectie op het eigen handelen on action en reflectie tijdens het
eigen handelen in action.
E-health diensten: zorgtechnologie
- In de primaire zorg rondom de patient: diagnose, therapie en begeleiding
- In de preventie en voorlichting
- In de ondersteuning van de zorg: logistiek, administratie, financiering…
Hoofdstuk 2
Deskundigheid
Alle ingrepen die de mondhygiënist bij de beroepsuitoefening toepast, zijn doorspekt met
preventieve handelingen, worden minimaal invasief uitgevoerd en zijn erop gericht dat de
patiënt steeds opnieuw kan beginnen met een ‘gezonde’ mond. Deze manier van werken
herhaalt zich met als doel dat de patiënt uiteindelijk zelf de verantwoordelijkheid kan nemen
voor zijn mondgezondheid én dat de mondgezondheid van de patiënt een steeds hoger niveau
bereikt (structurele mondzorg). De mondhygiënist monitort de mondgezondheid en ondersteunt
de patiënt in het managen van de eigen mondgezondheid
Via een proces van klinisch redeneren komt de mondhygiënist tot een diagnose en
risico-inschatting over de mondgezondheid voor aandoeningen die vallen binnen het
deskundigheidsgebied. Op basis daarvan bepaalt de mondhygiënist preventieve en/of
therapeutische interventies en voert deze uit.
Therapeutische interventies
- Behandelen van tandvleesproblemen
- Prepareren en restaureren van primaire caviteiten
- Anesthesie
- Rontgenfotos
- Diagnosestelling en risico-inschatting
Preventie
- Universele preventie: richt zich op de gezonde bevolking en bevordert en beschermt
actief de gezondheid van de bevolking
- Selectieve preventie: richt zich op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en
voorkomt dat personen met een of meerdere risicofactoren voor een bepaalde
aandoening daadwerkelijk ziek worden
- Geïndiceerde preventie: richt zich op mensen met beginnende klachten en voorkomen
dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening
- Zorggerelateerde preventie: richt zich op mensen met een ziekte of aandoening en
voorkomt dat een bestaande aandoening leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere
kwaliteit van leven of sterfte.
De mondhygienist powerpoint
Origin beroep
USA, Canada en UK
1968 1e Bachelor opleiding mondzorgkunde
1968-1993 2 jarige opleiding
1993-2002 3 jarige opleiding
2002-heden 4 jarige opleiding
Titel B Mondzorgkunde, student mondzorgkunde
Mondhygiene: De dagelijkse zorg voor de mond en het gebit wat de patiënt zelf doet
Mondzorg: zorg van goed niveau die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht
wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt.
Speekselklieren
Glandula submandibularis: onderkaakspeekselklieren
Glandula sublingualis: ondertongspeekselklieren
Glandula parotis: oorspeekselklieren
Exostosen: woekeringen van botweefsel aan het buitenoppervlak aan de boven of onderkaak,
komt voor meer op vrouwen
Tand ontwikkeling
- Tanden en kiezen ontstaan in de tandkiemen
- Tijdens de embryonale ontwikkeling groeit een lijst van meerlagig plaveiselepitheel
(toekomstige kaken)
- Aan de tandlijst komen knoppen die klokvormig zijn
- Gespecialiseerde mesenchymale cellen vormen de tandsteen
- In elke klokvorm glazuurorgaan wordt door cellen epitheel het glazuur van een kroon
gevormd
- Als de kroon compleet is wordt de wortel gevormd
Doorbraak
Wanneer de kroon geheel gevormd is en de wortelgroei begonnen is breekt het gebitselement
door. Tijdens de doorbraak wordt de wortel afgevormd. Waarschijnlijk speelt het parodontale
ligament een rol bij de doorbraak van een element.
Eruptie
Het gehele proces van de doorbraak door het bot heen totdat het element uiteindelijk goed op
zijn plaats staat en contact maakt met zijn tegenvoeter.
2. Zijsnijtanden
3. Voorste melkkiezen
4. Hoektanden
Permanente gebit
Als permanente opvolgers de plaats van een melkelement wil innemen dan moet temporaire
element uit de mond verdwijnen.
- Onder invloed van de naar de mondholte oprukkende kroon van de permanente
opvolger worden de wortels van de melkelementen afgebroken door gespecialiseerde
cellen die bot afbreken, de osteoclasten.
- Dit afbraakproces wordt resorptie genoemd (afb 2 pag 2)
- Osteoblasten zijn botopbouwende cellen
Gebitsformule
- Temporaire: 2-1-2 twee snijtanden 1 hoektand twee molaren
- Permanent: 2-1-2-3 twee snijtanden 1 hoektand 2 premolaren 3 molaren
Vorm van tanden
- Temporaire en permanent snijtand: rechthoekig kroon, snijrand in een rechthoek, van de
zijkant driehoekig, een wortel
- Temporaire en permanent hoektand: vijfhoekige kroon, snijrand eindigt in een punt, van
de zijkant driehoekig, een wortel
- Premolaar: twee knobbels, geen snijvlak maar een kauwvlak ,een wortel maar soms in
de bovenkaak twee wortels bij de molaar
- Temporaire en permanent molaar: meer dan twee knobbels, meer dan een wortel
Hoofdstuk 2
Glazuur:
- Zeer hard materiaal dat voor het grote deel bestaat uit kalkzouten in kristalvorm,
hydroxyapatiet genoemd. In glazuur is er fluoride en weinig organische materiaal
aanwezig.
- Een klein deel van het glazuur zit verborgen achter de tandvleesrand ook wel marginale
gingiva genoemd.
- Kroon dat in de mond zichtbaar is wordt klinische kroon genoemd.
- Het met totaal glazuur bedekte deel van het element heet anatomische kroon.
Tandhals:
- De overgang van het glazuur naar het cement wordt gekenmerkt door een insnoering de
tandhals en een kleurverandering.
- Tandhals wordt in de tandheelkunde cervix bedoeld
Dentine:
- Het dentine bestaat uit kalkzouten. Het is minder hard dan glazuur doordat het
doorschoten is met zeer fijne micro kanaaltjes en doordat tandbeen veel rijker is aan
organisch materiaal dan het glazuur.
- De kanaaltjes kunnen door tandbederf dichtgroeien doordat er kalkzouten in worden
afgezet.
De wortel:
- Radix genoemd, is met verkalkt cement bekleed.
- Bifurcatie is als er twee wortels aan de wortel stam ontspringt
- Trifurcatie is als er drie wortels aan de wortel stam ontspringt.
- De wortelpunt wordt apex genoemd waar de foramen is, een opening waar de
bloedvaten en zenuwen de pulpaholte binnen- en uittreden
De pulpa holte:
- Pulpa bestaat uit bloedvaten/bindweefsel/zenuwen, het enige levend weefsel
- Er zitten odontoblast, cellen die tandbeen vormen. Ze lopen door tot halverwege in de
dentine kanaal en blijven levenslang actief
- In elk wortel staat minimaal een wortelkanaal en kunnen elk hun eigen fissuur hebben,
plexus ramificatoria of allemaal door een fissuur gaan
- De cavum pulpae bestaat uit een wortelkanaal, canalis radicularis, canalis dentis en uit
een pulpakamer
- Pulpahoorns: uitlopers van de pulpaholte strekken zich uit in de richting van de snijrand
en de knobbel toppen
Het wortel cement:
- Dunne zachte laag verkalkt weefsel, dat gedurende het hele leven vernieuwt
- Verankert het element aan de alveolus
- De vezels die een element aan het kaakbot verankert heet de parodontaal ligament,
lopen schuin naar beneden
Parodontium bestaat uit
- Alveolaire mucosa
- Gingiva
- Wortelvlies
- Wortelcement
- Processus alveolaris
Hoofdstuk 3
Aanduidingen schedel
Frontaal/anterior: de voorzijde
Lateraal: de zijkant
Dorsaal/posterior: de rugzijde
Ventraal: de buikzijde
Mediaanlijn: verdeling van links en rechts van het schedel
Vlakaanduiding gebit
Vestibulair: buiten de tandboog
Labiaal: hoektand tot hoektand
Buccaal: wangzijde
Oraal: binnen de tandboog
Linguaal: onderkaak
Palatinaal: bovenkaak
Incisaal: snijrand (bovenaanzicht), alleen incisief
Occusaal: kauwvlak, alleen bij de molaren
Interdentaal: ruimte tussen de elementen in, driehoekig van vorm
Approximaal:de vlakken die elkaar grenzen
Notatie wijzen
- Two-digit system
- Letter-cijfer combinaties
- Haderup systeem
- Amerikaans systeem
Two digit system
Permanente gebit 1-8
1e kwadrant: rechts boven
2e kwadrant: links boven
3e kwadrant: links onder
4e kwadrant:rechts onder
18 17 16 15 14 13 12 11 | 21 22 23 24 25 26 27 28
48 47 46 45 44 43 42 42 | 31 32 33 34 35 36 37 38
55 54 53 52 51 | 61 62 63 64 65
85 84 83 82 81 | 71 72 73 74 75
Temporaire gebit
i: incisieven
c: cuspidaat
m: molaar
Superior: s boven
Inferior: i onder
Sinister: s links
Dexter: d rechts
Sd: 1e kwadrant
Ss: 2e kwadrant
Is: 3e kwadrant
Id: 4e kwadrant
M3sd M2sd M1sd P2sd P1sd Csd I2sd I1sd | I1ss I2ss Css P1ss P2ss M1ss M2ss M3ss
M3id M2id M1id P2id P1id Cid I2id I1id | I1is I2is Cis P1is P2is M1is M2is M3is
m2sd m1sd csd i2sd i1sd | i1ss i2ss css m1ss m2ss
m2id m1id cid i2id i1id | i1is i2is cis m1is m2is
Haderup systeem
Blijvende gebit aangeduid van 1 tot 8
Temporaire gebit van 01 tot 05
+ Duidt aan de bovenkaak
- Duidt aan de onderkaak
Staat het + of - teken voor het element cijfer dan is het linker deel
Staat het + of - teken na het element cijfer dan is het de rechter deel
8+ 7+ 6+ 5+ 4+ 3+ 2+ 1+ | +1 +2 +3 +4 +5 + 6 +7 + 8
8- 7- 6- 5- 4- 3- 2- 1- | -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8
05+ 04+ 03+ 02+ 01+ | +01 +02 +03 +04 +05
05- 04- 03- 02- 01- | -01 -02 -03 -04 -05
Amerikaans systeem
De blijvende elementen zijn genummerd van 1 tot en met 32
1 2 3 4 5 6 7 8 | 9 10 11 12 13 14 15 16
32 31 30 29 28 27 26 25 | 24 23 22 21 20 19 18 17
ABCDE| FGHIJ
TSRQP| ONMLK
Snijtanden en hoektanden
Incisale rand: de snijrand
Labiale vlakken: vlakken die de lippen grenst in het front
Linguale vakken: alle vlakken die de tong grenst
Palatinale vlakken: vlakken in de bovenkaak die linguaal zijn
Approximale vakken: aan elkaar grenzende vlakken, waar mesiaal distaal raakt
Premolaren en molaren
Postcanine: premolaren en molaren
Raaklijnen en raakpunten
Raaklijn: lijn waar twee vlakken elkaar grenzen, zulke raaklijnen krijgen de naam van beide
elkaar rakende vlakken.
Mesiolinguale lijn: waar het mesiale vlak het linguale raakt
Distobuccale lijn: waar het distale vlak het buccale vlak van de (pre)molaren raakt
- De uitgangen -aal en -air worden in het eerste woord vervangen door de uitgang -o
- De naam van het approximale vlak wordt gewoonlijk als eerst genoemd
Vb. distovestibuair, vestibulo-occlaal
Raakpunt: waar drie vlakken elkaar raken
Vb. mesiolabio-incisale punt
Wortels
Iedere wortel heeft een mesiaal, distaal, linguaal en vestibulair aanzicht
- De kiezen hebben twee wortel aan de wangzijde, mesiobuccale en de distobuccale en
een derde wortel aan de verhemetkant, de palatinale wortel
- De premolaren die twee wortels bezitten, een buccale wortel en een palatinae wortel
Terminologie Powerpoint
Aanduidingen schedel
Frontaal/anterior: de voorzijde
Lateraal: de zijkant
Dorsaal/posterior: de rugzijde
Ventraal: de buikzijde
Mediaanlijn: verdeling van links en rechts van het schedel
Vlakaanduiding gebit
Vestibulair: buiten de tandboog
Labiaal: hoektand tot hoektand
Buccaal: wangzijde
Oraal: binnen de tandboog
Linguaal: onderkaak
Palatinaal: bovenkaak
Incisaal: snijrand (bovenaanzicht), alleen incisief
Occusaal: kauwvlak, alleen bij de molaren
Interdentaal: ruimte tussen de elementen in, driehoekig van vorm
Approximaal:de vlakken die elkaar grenzen
Notatie wijzen
- Two-digit system
- Letter-cijfer combinaties
Two digit system
Permanente gebit 1-8
1e kwadrant: rechts boven
2e kwadrant: links boven
3e kwadrant: links onder
4e kwadrant:rechts onder
Scalers
Doel scalers is het verwijderen van supra - en subgingivaal tandsteen. De nadruk van het
gebruik ligt op de approximale vlakken tot 3 mm onder de gingiva
Stappen
1. Inbrengen 90 graden
2. Kanteling 80 graden
3. Lichte aanspanning in de vingers en zijwaartse druk
4. Gecontroleerde haal van 2-3mm
5. ontspannen
Scaler H6/H7
- Dubbeleindig en gepaard
- Boller van vorm
Systematiek
2e/5e sextant
- Vestibulair, vlakken nar de operateur toe, vervolgens vlakken van de operateur af
- Linguaal, vlakken van de operateur af, vervolgens vlakken naar de operateur toe
1e/3e/4e/6e sextant
- Distaal 2e premolaar achter elkaar door werken naar mesiaal van de 1e premolaar
Scaler S204sd
- Dubbeleindig en gepaard
- Rechter van vorm
Systematiek
2e/5e sextant 11-12 uur
- Distaal en mesiaal achter elkaar door
1e/3e/4e/6e sextant 9-11 uur
- Distaal naar mesiaal vanaf laatste molaar naar eerste premolaar
Instrumentatiekennis
Behandeling stappen
1. Operateurs Stoel
- Rechte rug, schouders ontspannen
- Armen losjes langs het lichaam, polsen ontspannen
- Hoek knieen 110 graden, voeten plat op de grond
2. Behandelstoel
- Bovenkaak: liggend
- Onderkaak: zittend
- Hangt ook af van lengte behandelaar en of patiënt
3. Verlichting
- Lamp parallel in de blikrichting van de ogen
- Bovenkaak is de positie 45 graden
- Onderkaak is de positie van de lamp 80 graden
4. Uurpositie
- Midden van de neus is de neus
Gemodificeerde pengreep
- Maximale controle over instrument
- Voorkomt uitschieten
- Verminderd vermoeidheid in handen
- Bevorderend tactiele vaardigheid
- O vormige grip
Steunpunt
- Vierde vinger is de fulcrum vinger/steunpunt
- Niet afsteunen op de zachte weefsel of mobiele elementen
Onderdelen instrument
- Werkblad, sharp scraper at the end
- Handvat, where u hold it
- Hals, begin of the hook
- Schacht, hoek van werkblad
Mondspiegel
- Indirect zicht
- Indirect licht
- Weghouden van wang, lippen en of tong
- Bescherming van wang, lippen en of tong
Sikkkelvormige sonde
- Sonderen: aftasten/herkennen van de structuren en opsporen van onregelmatigheden
- Werkzame deel, 1e mm van de zijkant achter de punt
- Geen druk uitoefenen
Systematiek
2e/5e sextant
- Sonderen vanaf centraal op element naar approximaal toe
- Vestibulair: vlakken naar de operateur toe, vervolgens de vlakken van de operateur af
- Linguaal: vlakken van de operateur af, vervolgens vlakken naar de operateur toe
1e/3e/4e/6e sextant
- Van de laatste molaar naar distaal
Pocketsonde
- Aftasten van het oppervlak
- Meten van sondeerdiepte, door exploratief sonderen (met lichte druk evenwijdig aan de
as-richting van het te sonderen vlak, altijd contact met de tand houden)
- Meten bloedingsneiging
- Meten klinisch aanhechting verlies
- Meten gingiva recessie en gingiva breedte
Systematiek
2e/5e sextant
- Alle vlakken na elkaar, van distaal cuspidaat naar distaal cuspidaat
1e/3e/4e/6e sextant
- Van distaal van de laatste molaar naar mesiaal van de 1e premolaar
Pocketsonde
- Aftasten van het oppervlak
- Meten van sondeerdiepte, door exploratief sonderen (met lichte druk evenwijdig aan de
as-richting van het te sonderen vlak, altijd contact met de tand houden)
- Meten bloedingsneiging
- Meten klinisch aanhechting verlies
- Meten gingiva recessie en gingiva breedte
- Gehele dentitie, ale posities
Systematiek
2e/5e sextant
- Alle vlakken na elkaar, van distaal cuspidaat naar distaal cuspidaat
1e/3e/4e/6e sextant
- Van distaal van de laatste molaar naar mesiaal van de 1e premolaar
Uurposities: 9uur = 1/3/4/6 11 uur = 2 en 5e
Handeling: Op en neer met geen druk rond de hele oppervlakte
Scaler H6/H7
- Gepaard instrument
- Doorsnee is een driehoek
- 1mm altijd in contact
- Verwijderen supra en subgingivaal tandsteen
- Tot 3mm subgingivaal
- Alles except moaren, verschillende uur posities
2e/5e sextant
- Vestibulair: vlakken naar je toe, vervolgens vlakken van je af
- Linguaal: vlakken van je af, vervolgens vlakken naar je toe
1e/3e/4e/6e sextant
- Distaal 2e premolaar en achter elkaar doorwerken naar mesiaal 1e premolaar
- Geen vrije vlak meenemen, linguaal vestibulair
Uurpositie: vlakken van je af/toe
Handeling: alleen approximaal geen vrije vlak, zijkant van tand 3x
1. Inbrengen 90 graad ten opzichte van het oppervlak
2. Kanteling 80 graad naar het oppervlak toe
3. Vingers aanspannen
4. Actieve haal 2mm
5. Ontspannen
Scaler S204SD
- Hetzelfde als de H6H7, enige verschil is dat de S204SD wel de molaren behandelt
- Gehele dentitie, alle posities
2e/5e sextant
- Distaal cuspidaat naar distaal cuspidaat
- Distaal en mesiaal achter elkaar door
- Geen vrije vlak, vestibulair =linguaal
1e/3e/4e/6e sextant
- Distaal laatste molaar naar mesiaal 1e premolaar
- Doorwerkend
- Geen vrije vlak, vestibulair = linguaal
Uurpositie: 9-11 uur = (pre)molaren 11uur = 2e/5e sextant
Handeling: zie H6H7
Curette ½
- Verwijderen van supra en sub tandsteen en plaque
- Rootplanning
- Doorsnee is een halve maan
- Gepaard instrument
- Alleen voor de front, verschillende posities
2e/5e sextant
- Vestibulair: vlakken naar je toe daarna vlakken van je af
- Linguaal: vlakken van je af daarna vlakken naar je toe
- Vrije vlak neem je mee
Uurpositie: 9 uur = vlakken naar je toe 11 uur = vlakken van je af
Handeling: 3 x vrije vlak naar tandzijde toe dan 3x incisaal
1. Zo plat mogelijk aanbrengen ten opzichte van het oppervlak
2. Kantelen tot 45 graad van het oppervlakte af, niet bij vrije vlak
3. Lichte aanspanning in de vingers en lichte zijwaarts druk
4. Gecontroleerde actieve haal van 2-3mm met de vingers
5. Ontspan de vingers
Curette 11/14
- Hetzelfde als curette ½
- Alleen voor de (pre)molaren
1e/3e/4e/6e sextant
- Disto buccale knobbel van de laatste molaar werkend naar distaal, eerst alle distale
- Vervolgens van disto buccale knobbel van de laatste molaar werkend naar mesiaal van
de 1e premolaar
- Vestibulair = linguaal
Uurpositie: 9 uur = alle vlakken 11 uur = om meer zicht te krijgen
Handeing: zie curette ½, zijde 11 is voor mesiaal en zijde 14 voor distaal
Curette 12/13
- Hetzelfde as curette 11/14
- Alleen voor (pre)molaren
- Mesiaal zijde = 110 distaal zijde = 80
Polijsten
- Oppervlakte glad maken na instrumenteren
1e/2e/3e/4e kwadrant
- Distaal 2e molaar naar mesiaal
Handeling: 1 ker distaal, 1 keer vrije vlak en 1 keer mesiaal. Van onder naar boven met druk
onderaan
Professionele gebitsreiniging
Zithouding
- Ontspannen schouders
- Hoofd niet gebuigt
- Elleboog 90 graden
Fantoomhoofd positie
- Bovenkaak, occlusale vlak van de BK loodrecht ten opzichte van vloer
- Onderkaak, occlusale vlak OK evenwijdig ten opzichte vloer
Verlichting
- Operatielamp parallel aan blikrichting van de ogen van de behandelaar
- Bovenkaak is 45 graad t.o.v de bovenkaak
- Onderkaak is 80 graad t.o.v de onderkaak
- Lamp op armlengte van behandelaar
Uurpositie: hangt af van ok of bk, sextant, oraal of vestibulair
Gemodificeerde pengreep
- O vormige greep
- Duim ontspannen en ringvinger als steunpunt
- Beweging komt uit de vingers
- Middelvinger staat vooraan
Inleiding psychologie
Een goede mondhygiënist kent goede communicatie en psychologie, je houdt rekening met de
wens van het patiënt en wie de patiënt is.
Psychologie: wetenschap van gedrag
We leren onderscheiden tussen
- Begrijpen van jezelf en de ander
- Contact hebben met een ander
- Invloed hebben op de gedrag van ander
Motivatie: de wens of beweegreden om bepaalde activiteiten uit te voeren of te vermijden
- Zelfregulatie: temperatuur,honger dorst
- Zelf Behoud: dreiging, respons op pijn
- Zelf Herstel: slaap
Maslow 1943: motivatie door behoeften
- Punt piramide 5. Behoefte aan zelfontplooiing
- 4. Behoefte aan erkenning
- 3. Behoefte aan sociaal contact
- 2. Behoefte aan veiligheid
- Bodem piramide 1. Lichamelijk behoefte
Mcclelland 1976: niet iedereen vindt hetzelfde behoefte het meest belangrijk
- Affiliatie behoefte, relaties
- Machtsbehoefte, dominatie en controle
- Prestatiebehoefte, bereiken
Soorten gedrag
- Waarneembare handelingen
- Niet waarneembare handelingen
- Onbewuste handelingen
Hoe bepalen we normaal
- Statisch maatstaf, hoe vaak komt het voor
- Sociale maatstaf, wat vindt de samenleving ervan
- Aanpassing, wat zijn de gevolgen voor iemand of de omgeving
- Persoonlijke leed, in hoeverre heeft iemand last van zijn gevoelens
Kenmerken van gezonde mensen
- Een realistische waarneming van de werkelijkheid
- Controle over het eigen gedrag
- Een gevoel van zelfwaardering en het gevoel door anderen geaccepteerd te worden
- Het vermogen om affectieve relaties met anderen aan te gaan
- Productiviteit
Persoonlijkheid: het patroon van karestieke gedachten, gevoelens en gedragingen dat de ene
persoon van de ander onderscheidt en dat constant blijft in verschillende situaties
Phares 1988
- Temperament: neiging tot een bepaald gedrag
- Hechting en ontwikkeling: manier van opvoeding
- Cognitieve ontwikkeling: hersens ontwikkelen
Freud 1923: psyche is verdeeld in drie, die allemaal op verschillende tijden ontwikkelen
- ID: urges, impulses, libido. Is inherited and unconscious
- EGO: part of ID that has been modified due to life experience. Conscious
- SuperEGO: values and morals. Semi-conscious
The big five traits hoog laag
- Extraversie, sociale prikkels spraakzaam rustig
- Warmte, inschikkelijkheid vriendelijk koud
- Nauwgezetheid, doelgericht efficient slordig
- Stabiliteit, emotionele stabiliteit kalm angstig
- Openheid, intellectualiteit origineel conventioneel
Inleiding communicatie
Betere professionele communicatie leidt tot een betere vertrouwensrelatie
- Patiënt geeft eerder open en eerlijk informatie
- Beter opvolgen van adviezen
WGBO: Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst
- Patiënten hebben rechten en plichten
- Recht op inzage van dossier
- Recht op begrijpelijke informatie
- Plicht om relevante informatie verstreken
- Informed consent
Communicatie: een proces waarin door een zender informatie via een kanaal naar een
ontvanger wordt getransporteerd met het doel effect bij die ontvanger te bewerkstelligen
Communicatiemodel
De patiënt kan als ontvanger met bepaalde factoren, de communicatie beïnvloeden. Due to
personal experiences or circumstances
- Houding en attitude, positief of negatief ervaring
- Houding t.o.v van hulpverleners, positief of negatief blik van hulpverleners
- Gebitsgezondheid, angst of concern
- Gebitssbewustheid, hoeveel kennis heeft de patiënt over mondzorg en gezondheid
Soorten communicatie
- Spreektaal, schrijftaal, symbolen, emojis
- Twee men gesprek, groepsgesprek, presentatie
Communicatiekanalen
- Een richting: radio, tv, kranten, tijdschriften
- Interpersoonlijk, met behulp van technische apparaten bv telefoon
- Mengvorm: colleges, demonstraties, werkgroepen en discussies
Doelen communicaties
- Informatie geven
- Informatie inwinnen
- Contact opbouwen
- Iets voor elkaar geven of krijgen
- Iemand overtuigen
- Emoties tonen
- Overeenstemming bereiken
- Afspraken maken
Verschillen in communicatie
- Verbaal of onverbaal
- Onbewust of bewust
- Formeel of informeel
- Gelijkwaardig of ongelijk
- Eenzijdig of interactief
Verbaal en non-verbaal
Attitude: houding, de opvatting van de mensen ten aanzien van allerlei zaken bestaat uit
cognitief aspect, affectied aspect, gedragsintentie is een belangrijke determinant van gedrag
Voorbeeld: professionele attitude = professioneel gedrag = gedragsintentie = verhoogt
acceptatie
De boodschap
- Inhoudsaspect: de letterlijke en feitelijke inhoud
- betrekkings aspect: hoe het bericht moet worden opgevat
Expliciet communicatie: de inhoud, feit
Impliciet communicatie: manier van opvatting, toon
Paradoxale communicatie: tegenstrijdig, verbaal zegt ja of non-verbaal zegt nee
Metacommunicatie: communicatie over communicatie of relatie
Congruente communicatie: verbaal ja, non-verbaal zegt ja
Verbaal
- Vocaal: verbaal taalgebruik
- Non-vocaal: gebarentaal en gebaren met een afgesproken betekenis
Non verbaal
- Vocaal: stemtonen, intonatie, volume en stemklank
- Non-vocaal: lichaamstaal, mimiek, oogcontact, kleding, aanraking en afstand
Woordelijk gedrag: spreken en luisteren
1. Digitaal: you can talk about past, current and future situations
2. Cognitieve abstractie: kiezen welke informatie je wilt overbrengen
3. Censureren: saying you enjoyed something when in reality you didn't
1 Gisteren 2 heb ik een bezoek gebracht aan mijn oma en 3 het was leuk
Niet-woordelijk gedrag: hoe iets moet worden opgevat
Voorbeeld stem, stopwoorden, ademhaling, gebaren, houding en pauzes
Analoog: dit moment
Interactie
- Complementair: een van beide partijen heeft controle
- Symmetrisch: beide partijen hebben in gelijke mate controle over wat er gebeurt in
communicatie
Luistergedrag
- Receptief en reactief: showing that you're listening very well and how you react to the
information
- Paralinguaal: stemgeluid en spreekpauzes
Actief luisteren: niet te veel praten, maar wel laten blijken dat je luistert
- Oogcontact
- Knikken
- Stilte
- Zitpositie
- Lichaamshouding
- Voorbereiding
Voorwaarden van het gesprek
- Tijdstip
- Duur
- Omgeving
Doelen gesprek: info, oplossingen, aanspreken en samenwerking
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Handboek communicatie in de mondzorg
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 1.4
Boodschappen bestaan uit
- 55% lichaamstaal
- 38% stem
- 7% woorden
Non-verbale communicatie: boodschappen die je uitzendt via je lichaamstaal en je stemgebruik,
dit gebeurt meestal onbewust
De volgende factoren kunnen veel over een persoon zeggen, op een non-verbal manier
- Eerste indruk
- Manier van lopen
- Handen positie
- Ondersteunende gebaren
- Zithouding
- Hoofdhouding
- tics/onbewuste gebaren
- Ogen en gezichtsuitdrukking
- Kleding
Het is niet zozeer zo dat iets abnormaal is wanneer jij iets abnormaal vindt
Wat is normaal?
- Een realistische waarneming van de werkelijkheid. Normale individuen zijn realistisch in
het inschatten van hun eigen reacties en de reacties van anderen
- Controle over het eigen gedrag, niet seksueel en agressief impulsief
- Een gevoel van zelfwaardering en het gevoel door anderen geaccepteerd te worden, ze
zijn comfortabel in sociale situaties en voelen zich niet verplicht hun mening aan te
passen aan de mening van de groep
- Het vermogen om affectieve relaties met anderen aan te gaan, normale individuen zijn in
staat diepgaande en bevredigende relaties met anderen aan te gaan
- Productiviteit, normale mensen zijn in staat hun capaciteiten om te zetten in productieve
activiteit, enthousiasme in het leven.
Ergonomie e-learning
Introductie ergonomie in de mondzorg
Ergonomie is de wetenschap die zich bezighoudt met het creëren van een optimale
werksituatie, die is afgestemd op de eigenschappen van de mens
Doel van ergonomie:
dat mensen optimaal kunnen functioneren binnen hun omgeving
Optimale werksituatie:
houdt in dat het werken zo is ingericht, dat dat op een veilige en gezonde manier kan. Er wordt
gekeken naar de specifieke omstandigheden van de individuele persoon en er bijvoorbeeld
gebruik worden gemaakt van hulpmiddelen. Er wordt zo efficiënt mogelijk gewerkt, zonder
veiligheidsrisico's en met de preventie van gezondheidsklachten