You are on page 1of 13

-1-

Hoofdstuk 7. Veroveraars en bestuurders van een groot


rijk
De politiek van het oude Rome (400 v.Chr. – 200)

We beantwoorden in dit hoofdstuk de volgende vragen:

vraag 1 Hoe kwam het Romeinse grootrijk tot stand?

vraag 2 Hoe werd de stadstaat Rome bestuurd?

vraag 3 Hoe veranderde het Romeinse bestuur door de veroveringen?

Vraag 1: Hoe kwam het Romeinse grootrijk tot


stand?

Je kent de Romeinen van games, films of strips. Meestal zijn ze daarin


succesvolle veroveraars en daardoor heersen ze over een uitgestrekt
rijk. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend. De Romeinen geloofden dat
het de wil van hun goden was dat zij de wereld veroverden en
overheersten. Vandaag zoeken we naar andere verklaringen voor de
Romeinse prestaties. Waarom waren de Romeinen zo gericht op
veroveren en wat leverde hun dat op?

Ca. 1000 v.C. trokken herders vanuit de bergen in Midden Italië


naar de Tibervallei. De oevers van de rivier waren heel drassig en
ongezond om te wonen. Maar boven op enkele heuvels vonden de
migrantendroge en veilige plekken om hutten te bouwen. Ze waren niet
langer nomaden, maar leefden sedentair. Ze deden aan veeteelt en
akkerbouw. In de volgende eeuwen nam de bevolking op de heuvels toe.
Langzaam groeiden de kleine nederzettingen op de heuvels naar
elkaar toe. Uiteindelijk vormden ze ca.   500 v.C. samen een
kleine stadstaat. Die werd Rome genoemd. Niets liet vermoeden dat

Pagina 1 van 13
die stadstaat in de volgende vijf eeuwen zou uitgroeien tot het centrum
van een enorm rijk.

-2-

1.1 O p d r a c h t 1 : L o s o n d e r st a a n d e v r a g e n o p

A. In welk huidig land is Rome ontstaan?


?Italië?
B. Aan welke rivier?
?Tiber?
C. Markeer het juiste antwoord:
- Rome was ca. 1000 v.C.:
?een landbouwnederzetting / stadstaat / rijk?
- Rome was ca. 500 v.C.:
?een landbouwnederzetting / stadstaat / rijk?

D. Een stadstaat bestaat uit ?Een onafhankelijke stad met omliggende


landbouwgronden?.
E. Een stadstaat is een deel van ?een grotere staat / politiek
onafhankelijk?.
F. Rome was ca. 500 v.C. een onopvallende stadstaat in de
mediterrane wereld. Leg uit.
?Rome was voornamelijk zelfvoorzienend. De Romeinen hadden in
deze periode enkel het Italiaanse schiereiland veroverd. Dit stelde
nog niets voor in vergelijking met andere eigentijdse rijken zoals
het Fenicische rijk, Perzische rijk en het Griekse rijk. ?

-3-

1.2 O p d r a c h t 2 : O n d er z o e k wa a r o m e n h o e d e
R o m e i n e n h u n r i j k v e r o v e r d en

A. Rome: van kleine nederzetting tot grootrijk (1000 v.C. – 200


n.C.)
Pagina 2 van 13
Lees eerst onderstaande fasen en vervolledig vervolgens de tijdlijn:

Fase 1:

Tussen 1000 v.C. en 500 v.C. groeide Rome van enkele kleine
nederzettingen uit tot een stadstaat. In de beginperiode van de
nederzettingen op de heuvels voelden de bewoners zich wellicht af en
toe bedreigd door buurvolken. Alle volwassen mannen vormden
dan samen een leger om de eigen nederzettingen te verdedigen.
Toen Rome een stadstaat was geworden, werd het leger vaker
ingezet om controle uit te oefenen over de ruime omgeving. De
Romeinen veroverden daar meer landbouwgronden om de
groeiende stadsbevolking te voeden.

Fase 2:

Tussen 500 v.C. en 300 v.C. voerden de Romeinen heel vaak oorlog met
hun buren op het Italiaanse Schiereiland, met wisselend succes.
Maar uiteindelijk slaagden ze erin om alle stadstaten en de landelijke
gebieden op het schiereiland te onderwerpen. Ook de Griekse poleis
in Zuid Italië kwamen zo onder Romeins toezicht. De bewoners van de
veroverde gebieden werden verplicht om manschappen te leveren voor
het Romeinse leger. Zo werd dat leger, naarmate de veroveringen
vorderden, steeds groter.

Fase 3:

Ambitieuze generaals wilden nog meer [D3]. Daardoor groeide


gaandeweg het Romeinse imperialisme: de Romeinen wilden een
steeds groter rijk veroveren. De bevolking in de stad Rome was zo
sterk gegroeid dat het schiereiland niet meer volstond om de stad
te voeden. Dus gingen de Romeinen de confrontatie aan met de
Carthagers en de Grieken [D1/1]. Na een jarenlange strijd schakelden
de Romeinen Carthago uit en verwierven zo de controle over
Pagina 3 van 13
onder meer Sicilië, Spanje en Noord Afrika. Die regio’s waren rijk
aan voedsel en boden controle over de handelsroutes voor
grondstoffen. In oostelijke richting was de Griekse wereld na de dood
van Alexander hopeloos versnipperd en vormde zo een makkelijke
buit voor de Romeinen. Het Romeinse rijk strekte zich ca. 100 v.C.
uit over grote delen van de mediterrane wereld.

Fase 4:

Maar ook dan stopte de oorlogsmachine niet. Steeds meer politici


lieten zich ook leiden door eer en hebzucht. Militaire successen
bezorgden hun prestige en rijkdom. De Romeinse legioenen veroverden
uiteindelijk alle kustgebieden rond de Middellandse Zee. Julius Caesar
en de keizers uit de 1ste en 2de eeuw gingen nog een stap verder. Na
de veroveringen van Gallië, Brittannië en Mesopotamië bereikte
het Romeinse rijk in de 2de eeuw zijn grootste omvang. Omdat
het zo uitgestrekt was, noemen we het een grootrijk.

-4-

Tijdlijn

 Fase 1:
- Van ?...? tot ?...?
- Gebied: ?...?
 Fase 2:
- Van ?...? tot ?...?
- Gebied: ?...?

 Fase 3:
- Van ?...? tot ?...?
- Gebied: ?...?

Pagina 4 van 13
 Fase 4:
- Van ?...? tot ?...?
- Gebied: ?...?

B. Vul op basis van bovenstaande tekst de volgende vragen op:

A. Haal uit de tekst de redenen waarom de Romeinen oorlog voerden.


?...?
B. Maak met voorbeelden duidelijk welke motieven de Romeinen hadden om oorlog te
voeren.
 Economische motieven:
- ?...?
- ?...?
- ?...?
- ?...?
 Sociale en politieke motieven (voor de generaals):
- ?...?
- ?...?

C. Markeer wat past:


Door de veroveringen was Rome vanaf ca. 100 v.C. ?een landbouwnederzetting / een
stadstaat / een rijk?.

D. Vul het passende begrip in:


Wie voortdurend grotere delen van de wereld wil veroveren en beheersen, doet
aan ?...?.

E. Leg uit waarom dat begrip van toepassing is op de Romeinen .:


?...?

Pagina 5 van 13
-5-
Triomftocht
Lucius Papirius Cursor was de Romeinse aanvoerder van het Romeinse leger dat ca. 300
v.C. in verschillende veldslagen de Samnieten, een buurvolk van de Romeinen,
versloeg. Hij hield [...] zijn triomftocht in een voor die tijd schitterende stijl.
Infanteristen en ruiters marcheerden of reden voorbij en trokken de aandacht
met hun onderscheidingen [...]. De buitgemaakte wapenrustingen van de Samnieten
werden tentoongesteld [...]. In de stoet werden ook adellijke krijgsgevangenen
meegevoerd. Ze waren beroemd om hun heldendaden en die van hun vaders. Er
werd 2 533 000 pond koper meegedragen, de opbrengst van de verkoop van de
krijgsgevangenen, en nog eens 1830 pond zilver dat uit de steden van de vijand was
geroofd. Al dat koper en zilver werd in de schatkist opgeborgen [...].Een
triomftocht bezorgde de gevierde generaal een enorm prestige. Dat was een groot
voordeel voor zijn verdere politieke carrière. De auteur Livius leefde in de tijd van keizer
Augustus, toen Rome al veel eeuwen van veroveringen achter de rug had. Zijn
lezers maakten van dichtbij de drie grote triomftochten van keizer Augustus mee.
Oudere lezers herinnerden zich vast nog de spectaculaire triomftochten van Julius
Caesar. Dat was nog wat anders dan de stoet uit ca. 300 v.C. In de vroege eeuwen
van de Romeinse veroveringen had een generaal recht op een triomftocht als hij
minstens 5000 vijanden had gedood. In Livius’ tijd was dat een peulschil. De dodentol
van Caesars verovering van Gallië bedroeg een miljoen mensenlevens!

Titus Livius, Ab urbe condita (Sinds de stichting van de stad), Rome, einde 1ste eeuw
v.C.

-6-

Pagina 6 van 13
1.3 O p d r a c h t 3 : B e o or d e e l e e n g e s c h r e v e n br o n e n d e
bruikbaarheid daarvan.

Hannibal: held of schurk?

Vóór we informatie uit een geschreven bron gebruiken om een antwoord


te zoeken op een historische vraag, moeten we de bron eerst grondig
analyseren. In welke context is de bron ontstaan? Wie heeft ze
geschreven? Wanneer? Waar? Voor welk publiek? Met welke
bedoeling? ... De antwoorden op die vragen helpen om de
betrouwbaarheid van de informatie uit de bron te evalueren. Dan pas
kunnen we oordelen over de bruikbaarheid van de bron voor het
beantwoorden van de historische vraag.

Livius over Hannibal

Van 218 v.C. tot 202 v.C. vochten de Romeinen in een bijna uitzichtloze
oorlog tegen hun rivaal Carthago. De Carthaagse generaal Hannibal trok
met zijn leger – en 38 krijgsolifanten – vanuit Spanje over de
Pyreneeën en de Alpen naar Italië. Daar versloeg hij keer op keer de
Romeinse legioenen. Pas na veel vernederende nederlagen slaagden de
Romeinen erin om de strijd te verplaatsen naar Noord-Afrika en
Hannibal in zijn thuisland te verslaan. De Romeinse auteur Livius liet
een uitgebreid verslag na van die militaire confrontatie. Over de
Carthaagse leider Hannibal schreef hij het volgende. Hannibals moed
was weergaloos. Gevaar wuifde hij weg. Hij gaf zijn soldaten een heel
veilig gevoel. Zijn lichaam raakte door geen enkele inspanning
vermoeid. Hij verdroeg zowel kou als hitte. Eten deed hij alleen tegen
de honger, nooit voor het genot. Voor slapen en waken maakte hij geen
onderscheid tussen dag en nacht. Als hij tussen twee acties even tijd
had, sliep hij, om het even of het 3 uur ’s nachts of 4 uur ’s middags
was. Een zacht bed had hij daarvoor niet nodig. Hij sliep gewoon tussen
zijn soldaten, bedekt met een soldatenmantel. Zijn kledij was niet
anders dan die van de gewone soldaten. Alleen aan zijn paard en zijn
wapens was te zien dat hij een generaal was. In elke veldslag bevond
Pagina 7 van 13
hij zich in de voorste linies. Al die heel sterke eigenschappen
contrasteerden met zijn slechte eigenschappen. Hannibal was ongekend
wreed en onbetrouwbaar, de waarheid liet hem koud, niets was voor
hem heilig, hij had geen respect voor de goden, hij bracht geen offers
en daagde ze uit.

Titus Livius, Ab urbe condita (Sinds de stichting van de stad), Rome,


einde 1ste eeuw v.C.

Noteer enkele gegevens over de bron:

A. Wanneer schreef de auteur zijn werk?

?...?

B. Waar schreef de auteur zijn werk?

?...?

C. Hoeveel tijd is er verlopen tussen de beschreven gebeurtenissen


en het verslag ervan?

?...?

D. Markeer wat past:

 De auteur was ?ooggetuige van de beschreven gebeurtenissen / haalde zijn informatie


uit oudere bronnen?.
 Voor een onderzoek naar Hannibal is zijn werk ?een primaire bron / een secundaire
bron?.
 De auteur schreef zijn werk voor een publiek ?van Romeinen / van Carthagers?.
 De auteur behoorde tot ?het verliezende / het winnende? kamp (eindresultaat van de
oorlog).

Historici zijn het er vandaag over eens dat Livius niet de bedoeling had
om een realistisch portret van Hannibal te schetsen. Hij gebruikte de
figuur van Hannibal en wat hij daarover had horen vertellen om zijn
tijdgenoten een spiegel voor te houden: waren zij wel geschikt om grote
militaire leiders te zijn? Maak op basis van een lijst met kwaliteiten

Pagina 8 van 13
waarover een Romein volgens Livius moet beschikken om een groot
generaal te zijn.

E. Een goede generaal is ?...?.

In zijn eigen taal heette de Carthaagse generaal Hanni-Ba’al


(‘beschermeling van Ba’al’). Ba’al was bij de Carthagers de god van
donder, storm en oorlog.

F. Wat vertelt Livius over Hannibals houding tegenover de goden?

?...?

G. Wat vond Livius dus van de religie van niet-Romeinen in het


algemeen?

?...?

H. Livius’ portret van Hannibal gaf de uiteindelijke overwinning van de Romeinen extra
glans. Waarom?
?...?

De rechtvaardige oorlog
Tegen wie de Romeinen ook vochten, ze beweerden altijd dat het een rechtvaardige
oorlog was. Ze voerden bij een oorlogsverklaring zelfs een ritueel uit. Een priester
trok met het leger mee naar de grens van het land van de vijanden. Daar riep
hij naar de vijanden, die meestal niet te zien waren, dat de Romeinen een
tegenprestatie eisten voor het onrecht dat hun was aangedaan. Wanneer de
vijand niet antwoordde, slingerde de priester een speer in het vijandige land. Zo
werd de oorlog een rechtvaardige oorlog. Smoezen vinden om een oorlog aan te gaan,
paste uitstekend in de strategie van de Romeinen. Gewoon zeggen dat ze grondgebied
wilden veroveren, was moeilijk te verkopen. In plaats daarvan kwamen ze met
argumenten dat ze niet anders konden, dat ze zich moesten verdedigen. De vijanden
hadden het zelf gezocht door de Romeinen te beledigen of hun bondgenoten te
bedreigen.

Pagina 9 van 13
Naar F. Meijer, Oud Nieuws, 2001.

-7-

1.4 O p d r a c h t 5: O n d er z o e k hoe de Romeinen hun


v er o v e r d e g e b i e d e n o n d er c o n t r o l e h i e l d en .

Het Romeinse militaire wegennet, 2de – 4de eeuw


Voor de vlotte verplaatsing van hun troepen legden de Romeinen in de veroverde
gebieden gaandeweg een uitgebreid militair wegennet aan: in het totaal meer dan 80 000
km.
Deze Romeinse wegen bestonden een boordsteen aan beide kanten van de weg. Aan de
buitenzijden van deze boordstenen werden er goten uitgegraven voor de afwatering. De
wegen zelf bestonden uit verschillende lagen van gesteenten:
- Groote stenen onderaan
- Kleinere stenen erboven
- Een deklaag met zand boven deze kleinere stenen
- Grote platte dekstenen bovenaan.
In latere periodes maakten ze gebruik van een soort cement bestaande uit vulkanisch
zand en zeewater.

De grenzen van het Romeinse rijk in de 2de eeuw


Onder keizer Augustus (begin 1ste eeuw) bestond het Romeinse leger uit 28 legioenen
van elk ongeveer 6000 legioensoldaten. Samen waren die goed voor ongeveer 170 000
manschappen. Die werden aangevuld met nog eens zoveel hulptroepen. Bijna alle
troepen waren aan de grenzen actief voor de verdediging, maar ook voor de controle van
de gebieden buiten de grenzen.

Stenen littekens
In het noorden van Engeland strekt de Muur van Hadrianus zich als een groot litteken in
het landschap uit over meer dan 117 km. Keizer Hadrianus (117 ‒ 138) liet deze
verdedigingsmuur door zijn soldaten optrekken om de meest noordelijke grens van het
keizerrijk te controleren. De muur was 4 à 6 meter hoog. Om de 1481 meter (1
Romeinse mijl) was een klein versterkt verblijf voorzien voor de wachters van dienst.
Pagina 10 van 13
Tussen deze versterkingen in stonden telkens twee wachttorens. Verspreid over de hele
muur waren er een tiental castella, grote ommuurde soldatenkampen. De naar schatting
9000 soldaten die de grens bewaakten, hadden er hun basis. Archeologen vonden in de
omgeving van de muur duizenden resten die getuigen van het soldatenleven aan de
grens. Hier zie je er een aantal. Wat vertellen ze ons?

A. Geef drie manieren waarop de Romeinen het veroverde gebied onder controle
probeerden te houden.
- ?...?
- ?...?
- ?...?

-8-

1.5 O p d r a c h t : 6 V e r k e n de r e c h t e n e n p l i c h t e n va n d e
i n w o n e r s v a n h et R o m e i n s e r i j k .

Alle onderdanen gelijk voor de wet?

Onderdaan 1

Ik woon en werk in Aletrium. Toen de Romeinen onze stad


veroverden, boden we weinig weerstand. Ook later bleven we trouw aan
Rome. Daarom mocht onze stad zichzelf blijven besturen.
Uiteindelijk kregen we zelfs volledig Romeins burgerrecht. We
kunnen dus net als de Romeinen huwen en gronden bezitten en we
betalen, net als zij, geen belastingen. Wie hier ambitie heeft, kan zelfs
in Rome in de politiek gaan.

Onderdaan 2

Ik woon en werk in Frusino, een stad ten zuiden van Rome. Toen de
Romeinen onze stad veroverden, boden we veel weerstand. Ook later
kwamen we nog in opstand. De Romeinen hebben ons daarvoor
zwaar gestraft. Onze leiders werden in Rome onthoofd. Sindsdien

Pagina 11 van 13
bestuurt een Romein onze stad. We moeten zware belastingen betalen
en elk jaar hulptroepen leveren.

Onderdaan 3

Ik woon en werk in Velitrae. Ik kwam hier terecht met het


Romeinse leger toen de stad tegen ons in opstand kwam. We hebben
hun een lesje geleerd: de meeste mannen van de stad zijn gesneuveld
en wie overbleef, hebben we de stad uitgejaagd of als slaaf verkocht in
Rome. Nu wonen hier alleen nog Romeinen die, na een lange periode in
het leger, beloond zijn met een eigen boerderijtje.

A. Zijn de volgende beweringen juist of fout?

 Alle inwoners van het Romeinse rijk hadden dezelfde rechten en plichten.
?...?
 Door goed samen te werken met de Romeinen kon een veroverd gebied gunstige
rechten krijgen.
?..?
 Door zich tegen Rome te verzetten kon een veroverd gebied veel schade lijden.
?...?

-9-

S a m e n v a t t i n g V r a a g 1 : H o e k wa m h e t R o m e i n s e gr o o t r i j k
t ot s t a n d ?

Rome begon ca. 1000 v.C. als een kleine landbouwnederzetting aan de
oevers van de Tiber. Pas  eeuwen later groeiden verscheidene
nederzettingen uit tot een kleine stadstaat. Het leger van de stadstaat
werd geregeld ingezet om controle uit te oefenen over de omgeving.
De Romeinen veroverden steeds meer landbouwgronden om de
groeiende stadsbevolking te voeden. Tussen 500 v.C. en 300 v.C.
voerden de Romeinen heel vaak oorlog met hun buren. Uiteindelijk
slaagden ze erin om het hele Italiaanse Schiereiland te onderwerpen.
Pagina 12 van 13
Maar daar bleef het niet bij ... Ook in de volgende eeuwen voerden de
Romeinen agressieve veroveringsoorlogen. Ze waren uit op rijke
graangebieden in de mediterrane wereld en wilden controle verwerven
over de handel in grondstoffen. Militaire overwinningen bezorgden de
generaals daarenboven een groot prestige en dat was belangrijk voor
een succesvolle politieke carrière in Rome. Zo groeide het Romeinse
imperialisme: de Romeinen wilden steeds meer veroveren. Vanaf de 1ste
eeuw n.C. heerste Rome over een grootrijk, een rijk dat zich uitstrekte
over de hele mediterrane wereld en de aangrenzende gebieden. Om dat
uitgebreide rijk onder controle te houden bouwden de Romeinen een
groot leger uit. Ze legden een uitgebreid militair wegennet aan. Ze
versterkten de natuurlijke grenzen met een netwerk van
verdedigingswerken. De Romeinen behandelden niet alle veroverde
gebieden op dezelfde manier. Sommige kregen meer rechten dan
andere. Dat hielp de Romeinen om de inwoners onder controle te
houden (‘Verdeel en heers’).

Pagina 13 van 13

You might also like