Professional Documents
Culture Documents
Hst. 2 - Tekstvragen
§ 2.1.2 - Toon
toon kan op 2 manieren niet passend zijn: lezer op te grote afstand of juist naar lezer toe
gekropen
§ 2.1.3 - Opbouw
aanwijzingen voor opbouw tekst:
1. onderwerp zo nauwkeurig mogelijk omschrijven (vragen stellen over onderwerp die je in
tekst wilt beantwoorden)
2. doel tekst zo nauwkeurig mogelijk omschrijven
3. beeld vormen van lezers
4. indeling hoofdstuk/paragraaf niet meer dan 3 lagen
5. indeling per hoofdstuk zo gelijkmatig mogelijk
6. paragraaf niet langer dan hoofdstuk
7. paragraaf niet 1 alinea
richtlijnen:
1. schrijver- en lezeraanduidingen spaarzaam gebruiken
2. consequent zijn in aanduidingen
3. geen verschillend betekenissen ‘je’ en ‘we’ (algemeen of specifiek)
4. geen nevenaanduidingen mannelijk/vrouwelijk
5. indien mogelijk mannelijk gevoelde aanduidingen vermijden (‘de lezers’, ‘zij’ (mv), ‘u(w)’,
‘deze’, ‘die’i.p.v. ‘de lezer’, ‘hij’, ‘zijn’)
§ 2.2 - Alinea’s
1
§ 2.2.3 - De opbouw van een alinea
niet alleen alinea’s moeten coherent geheel vormen, ook relaties zinnen onderling duidelijk
maken: verbindingswoorden
10. uitwerking, in het bijzonder, met name, onder andere, onder meer, dit betekent, dit
precisering houdt onder andere in, dat wil zeggen
11. conclusie dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend kunnen we stellen, alles in
aanmerking nemend
12. samenvatting kortom, in één woord, resumerend, samengevat
2
§ 2.3 - De onderdelen van een publicatie
veel schrijvers zondigen tegen deze algemene regels…
§ 2.3.2 - De tekst
1. inleiding: - drieledig doel: lezer aantrekken, lezer moet tekst kunnen plaatsen, opbouw
2. hoofdtekst: - oppervlakkige schrijf- en stijlfouten gemakkelijk achteraf te corrigeren,
belangrijker om rekening te houden met de lezer
- hiervoor de volgende vragen relevant:
1. aansluiting bij voorkennis?
2. tekst geschikt voor lezer?
3. uitleg voldoende?
4. precies gegeven wat nodig is?
5. hoofd- en bijzaken duidelijk onderscheiden?
6. belang hoofdzaken duidelijk?
7. staat er wat bedoeld/beloofd is?
8. geen tegenstrijdigheden?
9. kloppen alle feiten?
10. onderscheid tussen feiten, oordelen, vermoedens, eigen mening en
andermans mening?
11. gegevens controleerbaar?
12. conclusies gestoeld op feiten?
13. eventuele aanbevelingen vermeld met voors en tegens?
3
prettig voor lezer:
24. nummering hoofdstukken, paragrafen, subparagrafen duidelijk?
25. pagina-indeling overzichtelijk?
26. juist gebruik typografische hulpmiddelen? (§ 2.4.1)
27. kloppen verwijzingen naar andere pagina’s + bijlagen?
28. klopt nummering van voorbeelden, tabellen, grafieken en voetnoten?
29. kloppen literatuurverwijzingen?
30. kan lezer snel iets terugvinden?
§ 2.4.2 - Briefconventies
2. geadresseerde: - instellingen:
* eerst instelling, dan (zo mogelijk) de afdeling, dan naam
functionaris (mits bekend)
* alle regels beginnen met hoofdletters, ook naam afdeling
* ‘aan de’ en ‘t.a.v.’ voor persoonsnaam overbodig
- particulieren:
* voor personen ‘De heer’ of ‘Mevrouw’ (afkortingen onbeleefd)
* onduidelijk of geadresseerde man of vrouw is: ‘De
heer/Mevrouw J. Jansen
* weglaten titulatuur niet meer onbeleefd, academische titels
wel gehandhaafd
3. briefgegevens: - zakelijke brief: plaats en datum, kenmerken geadresseerde en
afzender, onderwerp (deze regels eindigen zonder punt)
- tussen plaats en datum een komma, hierna een witregel
- ‘Uw kenmerk’: kenmerk van de brief waarop gereageerd wordt (kan
alleen datum betreffende brief zijn)
- ‘Ons kenmerk’: eigen gegevens schrijver
4
- ‘Betreft’/’Onderwerp’: dubbele punt overbodig als woord cursief staat
4. aanhef: - ‘mevrouw’ en ‘heer’ met kleine letter (niet aan begin van een zin)
- gebruikelijk: ‘Geachte heer Jansen, Geachte mevrouw Berends-van Dort
- geen afkortingen
- geslacht onduidelijk: ‘Geachte mevrouw, geachte heer’ of ‘Geachte
mevrouw/heer’
- na ‘geachte’ geen voorletters, titels of beroepsaanduiding
Hst. 3 - Leesgemak
§ 3.1 - Eenvoud
§ 3.1.2 - Tangconstructies
- zin gemakkelijker leesbaar als dingen die bij elkaar horen bij elkaar staan
- tangconstructie: tussen woorden die bij elkaar horen andere woorden of zinsdelen geplaatst
- niet altijd op te lossen door woordvolgorde aan te passen: dan zin splitsen
- erg lastig: tangconstructie binnen tangconstructie
NB: constructie hoeft niet altijd vermeden te worden: handig om bepaalde informatie als
eenheid te presenteren of juist iets terloops te noemen
5
§ 3.1.5 - Lange woorden
- bij veel lange woorden kunnen lezers tekst moeilijk vinden
- lange woorden zijn vaak samenstellingen die gemakkelijk gesplitst kunnen worden
- gemiddelde woordlengte van >2 lettergrepen per woord is aanwijzing moeilijk leesbare tekst
(helemaal als deze woorden ook in onoverzichtelijke zinnen staan)
§ 3.1.6 - Afkortingen
- bij niet-deskundige lezers afkortingen minstens eenmaal uitschrijven
- bij veel afkortingen handig om lijst met afkortingen en verklaringen toe te voegen
§ 3.1.8 - Ontkenningen
- vaak begripsproblemen positief formuleren
- negatieve omschrijving vaak wel meer zeggingskracht
- ontkenningen vlak bij elkaar maken zin onnodig moeilijk
- bij ‘niet’ bereik van negatie duidelijk maken (anders verkeerde betekenis)
- gebruik ontkenningen vooral problematisch bij woorden die al ontkennend
betekeniselement hebben (dan vaak ten onrechte foutieve dubbele ontkenning of
contaminaties)
- wel goed: stijlfiguur litotes: iets benadrukken door het tegenovergestelde te ontkennen
veelvoorkomend: niet in het minst (geenszins) i.p.v. niet het minst (vooral)
§ 3.1.9 - Verwijswoorden
- meestal blijkt uit vervolg tekst waar woord op terugslaat
3. te grote afstand: - verwijswoord verwijst in principe terug naar laatste woord/zinsdeel dat
daar grammaticaal gezien het meest voor in aanmerking komt
- afstand te groot = leesproblemen
4. vaagheid: - bv. ‘dit jaar’: ‘jaar’ heeft verschillende interpretaties
- ongemotiveerd gebruik ‘de’ en ‘het’
- verwijzingen kunnen ook naar voren verwijzen, maar dat is niet duidelijk
- ‘we/wij’: exclusief of inclusief
6
§ 3.2 - Nauwkeurigheid
§ 3.2.5 - Eufemismen
- verzachtende omschrijving voor iets onaangenaams
- niet altijd verkeerd
7
§ 3.3 - Bondigheid
§ 3.3.4 - Voorzetseluitdrukkingen
- vaak 3 woorden gezamenlijk functie van 1 voorzetsel
- vaak te vervangen door 1 woord (‘van de zijde van’ ‘vanuit’)
- soms ook te vervangen door een voegwoord (‘in verband met’ ‘omdat’) zin aanpassen
- overige uitdrukkingen: ten behoeve van voor, met behulp van met, met betrekking tot
over/voor, op het gebied van op/voor, onder invloed van door, door middel van
door
- ‘ten aanzien van’ minstens 5 betekenissen (op, over, jegens, van, voor)
§ 3.4 - Levendigheid
- lijdende vorm ook te vermijden door formulering zonder handelende persoon of door ander
werkwoord te gebruiken
8
§ 3.4.3 - Naamwoordstijl
- minder actie in tekst door gebruik zelfstandige naamwoorden i.p.v. werkwoorden
- vervangen: omschrijven met een voorzetsel + een zelfstandig naamwoord + een algemeen
werkwoord of 1 concreet werkwoord
- minstens 4 gevallen waarin zelfstandig naamwoord voorkeur heeft boven werkwoord:
§ 3.4.4 - Voorzetselketens
- = zinnen waarin zelfstandige naamwoorden met voorzetsels aan elkaar zijn gekoppeld
- niet levendig
- voorzetselketen te verkorten door bepaling met een voorzetsel te omschrijven in een bijzin
of door bepalingen samen te voegen
9
§ 3.4.9 - Modieus taalgebruik
- lege woorden, te weinig informatie storend voor lezer
Hst. 4 - Taalkwesties
§ 4.1.2 - Contaminaties
- = vermenging van 2 uitdrukkingen/woorden
- soms ook doelbewust (‘brunch’, ‘smog’)
- alleen contaminaties die door meerderheid taalgebruikers als vermenging worden herkend
zijn fout (rekbaar begrip…)
zie p. 94
10
§ 4.1.6 - Elliptische zinnen
- = zin waaruit woorden zijn weggelaten die lezer er gemakkelijk bij kan bedenken
- voor meeste taalgebruikers klinken deze zinnen heel normaal, dus weinig zin om deze
constructies af te keuren
- opletten bij: de, dan, een, er, het, om, te zinnen zonder deze woordjes vaak wat pittiger,
maar kan juist ook weer stijve indruk maken of zinsritme verstoren
- ‘aan’ kan soms weggelaten worden, maar zin niet altijd beter hierdoor: als zinsdeel na ‘aan’
lang is, klinkt zin vaak beter met dit woord
§ 4.1.7 - Woordvolgorde
- groene of rode volgorde (vergeten zijn - zijn vergeten) niet fout, maar kunnen soms wel
verschil in betekenis geven: resultaat van een handeling of een toestand
- spreektaal: voorkeur voor groene volgorde (natuurlijker), schrijftaal meer rode volgorder
(krachtiger)
- standaardvolgorde bijvoeglijke naamwoorden: het dichtst bij het zelfstandig naamwoord
staat materiaalwoord, daarvoor kleur/vorm en daarvoor woorden die een oordeel inhouden
- subjectieve bijvoeglijke naamwoorden staan verder van het zelfstandige naamwoord dan
objectieve
- bij andere reeksen komt het belangrijkste bijvoeglijke naamwoord het dichtst bij het
zelfstandig naamwoord
§ 4.1.8 - Naamvallen
- naamvallen niet alleen bij ouderwetse uitdrukkingen, maar ook bij de persoonlijke
voornaamwoorden
- veelgemaakte fout: gebruik eerste naamval i.p.v. derde naamval: verwisseling onderwerp
en meewerkend voorwerp (onderwerp staat meestal aan begin van de zin, dus meewerkend
voorwerp op die plek vaak voor onderwerp aangezien
- andere veelvoorkomende fout: gebruik derde/vierde naamval i.p.v. eerste juiste vorm
gemakkelijk te vinden door op open plaats hele zin in te vullen
- bij ‘tussen’ vaak ten onrechte eerste naamval gebruikt
- na voorzetsel: ‘jou’
- hij/hem: afhankelijk van rest zin
§ 4.2 - Werkwoorden
11
- lastige werkwoorden: * stofzuigen - stofzuigde - gestofzuigd
* onderhuren - huurde onder - ondergehuurd
* herwaarderen - herwaardeerde - geherwaardeerd
* proefvaren - vaarde proef - proefgevaren
plankzeilen, spuitgieten, windsurfen en zweefvliegen net als stofzuigen
onderwaarderen = mix
andere vormen niet eenduidige verbuigingen
12
5. behoort tot, een van de (eerste/weinige)
* pv in meervoud
* contaminaties hierbij vermijden
* ‘de enige van de’ krijgt wel enkelvoud
§ 4.3 - Naamwoorden
13
§ 4.3.1 - Het meervoud van zelfstandige naamwoorden
1. Tractors of tractoren?
* beide vormen goed
* wel stijlverschil (-s minder deftig) + soms betekenisverschil
2. Catalogi of catalogussen?
* beide vormen goed
* klassieke meervouden deftiger
* soms is Latijns aandoend meervoud onjuist (‘vira’ i.p.v. ‘virussen’)
3. Musea’s?
* -s overbodig, meervoud zit al in woordvorm
* bv. ‘valuta’s’ kan wel naast ‘valuta’
4. Intermezzo’s of intermezzi?
* mag beide
* meervoud op -i klinkt deskundiger
* niet alle woorden op -o hebben meervoud op -i (bv. cello ≠ celli)
* meervoud op -o’s altijd goed
5. Rechter-commissarissen of rechters-commissarissen?
* als de 2 delen gelijkwaardig zijn: beide meervoudsuitgang
* niet gelijkwaardig: alleen kernwoord meervoudsuitgang
14
10. Is het GGD’en of GGD’s? En hoe gaat het meervoud van vb.?
* meervoud in afkortingen is op -s, ook als volledige woord in meervoud -en krijgt
* -s wordt na klinker of ongebruikelijk meervoud een ‘s
* bij ‘prof’ betekenisverschil: prof’s = voetballers, profs = professoren
* uitzondering: P.S.’en
* verdubbeling laatste medeklinker bij: exx. (exemplaren), mss. (manuscripten), hss.
(handschriften), vbb. (voorbeelden) en pp. (pagina’s)
1. de -e kan wegblijven als er 3 toonloze klanken achter elkaar zouden komen (bv.
soepeler(e))
2. de -e blijft weg als het een voorbepaling bij een bijvoeglijk naamwoord is (een heel
spannende wedstrijd)
* voorbepaling zonder -e alleen betrekking op het volgende bijvoeglijke naamwoord
(een bijzonder groot man)
* wel een -e: bijvoeglijk naamwoord met dezelfde waarde als het volgende bijvoeglijke
naamwoord (daarom een komma ertussen) ( een bijzondere, grote man)
* bij onderscheid tussen een groot/grote man: bij vormen zonder -e een functie-
eigenschap (categorie), vormen met -e een meer particuliere eigenschap (individu)
3. geen -e in min of meer vaste woordverbindingen die functies aanduiden (bv. algemeen
secretaris)
* toevoeging van -e roept individuele eigenschap op
* bij beroepsaanduidingen krijgt meervoud doorgaans geen -e (maar soms wel)
4. geen -e in vaste combinaties die een naam geworden zijn (bv. het Hervormd Lyceum)
* geen -e logisch als het generiek is i.p.v. individueel
5. geen -e in andere verbindingen als het niet om individuele of unieke eigenschap gaat (bv.
zijn eerlijk karakter, het menselijk brein)
* toevoeging -e ook hier nadruk op individuele aspect
* hele subtiele verschillen
6. ‘meest’ gebruiken als woord door toevoeging van -st een vreemd woordbeeld oplevert of
moeilijk uitspreekbaar wordt (bv. niet ‘logischst’ maar ‘meest logisch’)
15
§ 4.4 - Voornaamwoorden
- verschil tussen ‘we’ en ‘wij’: klemtoon
- onderscheid ‘ieder’ en ‘elk’:
1. onderscheid hiertussen parallel met onderscheid persoon en zaak: ieder = personen, elk =
zaken
2. onderscheid parallel met onderscheid geslacht woorden: ieder = de-woorden en elk = het-
woorden
3. onderscheid parallel met onderscheid tussen each en every:
* each/ieder: ieder afzonderlijk
* every/elk: meer nadruk op het geheel dan op de afzonderlijke onderdelen
§ 4.4.2 - Hun/hen
- kunstmatig onderscheid hiertussen
- 3e naamval: hun, 4e naamval: hen
- vooral in schrijftaal
- soms te stijf: dan ‘ze’ of ‘die’ gebruiken
16
§ 4.4.4 - Alle(n), beide(n), sommige(n), vele(n), enz.
- variatie mogelijk met -n en zonder
* alle, andere, beide, deze, eerste, enige, enkele, laatste, meeste, onze, sommige,
uwe, vele, verscheidene, weinige
* bijvoeglijke naamwoorden zonder zelfstandig naamwoord (bv. het goede)
- ‘heel’ voor bijvoeglijk naamwoord: alleen betrekking op het bijvoeglijk naamwoord en moet
daarom onverbogen blijven (*hele goede wijn)
- in spreektaal wel ‘hele’ gebruikt voor extra nadruk in schrijftaal: ‘héél’
§ 4.5.1 - Lidwoorden
- het zout, de suiker
- soms geeft lidwoord betekenisverschil (bv. bij ‘mens’)
- nauwelijks regels voor de/het
17
2. de-het, verschil in taalsfeer
* soms onderscheid via lidwoord tussen algemene en meer technische betekenis
3. de-het, verschil in betekenis
7. Avenue of de Avenue?
* als de naam een lidwoord heeft, moet dat erbij
* sommige bladen hebben geen lidwoord
* hiervoor nauwelijks regels te geven
* namen van landen doorgaans geen lidwoord, tenzij verzamelnaam of eilandgroep
§ 4.5.2 - Voorzetsels
- weinig regels, veel variatie
18
4. Uitonderhandelen en afconcluderen
* toevoegen van voorzetsel aan werkwoord geeft vaak subtiel betekenisverschil
* alleen bij onduidelijk verschil of modieus gebruik geen voorzetsel toevoegen
§ 4.5.3 - Voegwoorden
1. Als of dan?
* na vergrotende trap nooit ‘als’ = oude schoolregel
* bij vergelijking wel ‘als’
* ‘dan’ in uitdrukking ‘niet dan nadat’ als overbodig ervaren, maar wel juist
2. Omdat of doordat?
* oude taalregel: oorzaak = doordat, reden = omdat
* ‘omdat’ tegenwoordig te gebruiken voor zowel oorzaak als reden
3. Om?
* bij een doel kan ‘om’ soms weggelaten worden, maar het wordt er niet altijd
duidelijker of beter op
* zin met ‘om’ loopt soepeler (tenzij 2x ‘om’ achter elkaar)
* soms betekenisverschil met/zonder ‘om’
1. algemeen gebruik
2. onvertaalbaarheid
3. verschil in betekenis
4. verschil in gevoelswaarde
5. eufemistisch taalgebruik
6. behoefte aan een kort woord
7. extra zeggingskracht
19
Hst. 5 - Spellingkwesties aanvullingen op Snelspelgids (soms overlap)
§ 5.1.2 - Eerbied
- persoonlijke voornaamwoorden m.b.t. Opperwezen krijgen hoofdletter
- afleidingen hiervan: kleine letter, tenzij eigennaamkarakter behouden blijft
- samenstellingen met als heilig beschouwde personen/zaken behouden hoofdletter, tenzij
soortaanduiding
- religieuze teksten krijgen hoofdletter, tenzij soortaanduiding
- aanduidingen vorstelijke personen, staatshoofden, kabinetsleden krijgen hoofdletter bij
staatsrechtelijke functie
- titels staatshoofden: kleine letter
grens staatsrechtelijke functie en titel vaak lastig
- titels in combinatie met eigennaam: kleine letter
- aanduidingen van adellijke titels, ambten, functies: kleine letter
uitzondering: Commissaris van de Koningin: C aangepast aan hoofdletter K
- bij adressering krijgt functieaanduiding hoofdletter
- Nederlandse titulatuur + aanduidingen achter naam: kleine letter
- aanduidingen van kerkelijke orden achter naam: wel hoofdletters (+ punten)
- beleefdheidsvorm aangesproken persoon (‘u’): kleine letter, tenzij Opperwezen
§ 5.1.3 - Persoonsnamen
- voorzetsels + lidwoorden voluit
- toch afkorting: kleine letters gebruiken (onderscheid tussen afkorting en voorletter duidelijk)
- buitenlandse persoonsnamen krijgen hoofdletters volgens taal van herkomst
- persoonsnamen als aanduiding voor een kunstwerk of een merk zijn geen soortnaam:
hoofdletter
- persoonsnamen in afleidingen + samenstellingen: kleine letter
hoofdletter behouden bij eerbied, mythologische namen of als naamkarakter duidelijk
moet uitkomen
20
§ 5.1.6 - Gezindten, partijen en stromingen
- gezindten, partijen en vereniging als instituut: hoofdletter
- namen van maatschappelijke + culturele stromingen: kleine letter
- aanhangers gezindten, richtingen, stromingen: kleine letter
§ 5.1.8 - Publicaties
- in lopende tekst duidelijk onderscheid door cursivering namen/titels
- namen van tijdschriften + kranten: 1e woord hoofdletter + elk bijvoeglijk en zelfstandig
naamwoord
- nota’s + rapporten: 1e woord hoofdletter + elk bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord
(cursiveren gewenst)
- namen van wetten (wetsvoorstellen) + verordeningen: alleen 1e woord hoofdletter
- aanduidingen overheidsteksten: kleine letter
- onderdelen publicaties kleine letter, titels van hoofdstukken + paragrafen wel hoofdletter
§ 5.1.9 - Afkortingen
- gebruik grillig
- 2 tendensen:
1. hoe ouder afkorting, hoe groter kans op hoofdletters (eventueel met punten)
2. hoe bekender afkorting, hoe groter kans op kleine letters
21
- bij voorkeur kleine letters in:
* afkortingen van schooltypen, opleidingen of type student
* afgekorte namen van stoffen (tenzij internationale conventies)
* afkortingen van communicatieapparatuur
* lettervormwoorden, tenzij hoofdlettervorm is bedoeld (‘s-bocht’, ‘T-shirt’)
§ 5.2.1 - Struikelblokken
22
nietwaar? = na bewering niet waar = niet juist
2. een voorzetsel dat niet gevolgd wordt door een bijbehorend woord, wordt
verbonden met het voorafgaande voorzetsel of bijwoord of ‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’
3. een voorzetsel dat bij een voorafgaand woord hoort (achterzetsel) mag niet met
volgend (werk)woord worden verbonden
4. een voorzetsel dat aan een werkwoord voorafgaat, moet eraan vast als het een
deel is van een werkwoord
5. zo niet: apart
23
6. als het niet bij werkwoord hoort: verbonden worden met voorafgaande voorzetsel
of bijwoord of ‘er’, ‘hier’, ‘waar’
2/meer voorzetsels bij werkwoord lastig, maar regels blijven gelijk: voorzetsel dat
deel is van werkwoord is gebonden voorzetsel en kan niet worden gebonden met
voorafgaande woorden, voor werkwoord: aan werkwoord vast, erachter: apart woord
7. 2/meer voorzetsels bij werkwoord: voorzetsel dat deel uitmaakt van werkwoord blijft
apart woord als het niet aan werkwoord vastzit
8. voorzetsels die niet bij (werk)woord horen: gecombineerd met andere voorzetsels
of bijwoorden (met maximum van 3: leesbaarheid)
1. zelfstandige naamwoorden:
- combinatie met aan einde zelfstandig naamwoord: samenstelling bij 1 (hoofd)klemtoon
- hardop lezen geeft verschil aan
- soms hoor je wel accent, maar schrijf je toch spatie
- 2 intonaties mogelijk: vaak (subtiel) betekenisverschil
- ‘linker’ en ‘rechter’: (zie Snelspelgids) als deel na ‘linker/rechter’ te lang is om zonder
klemtoon te blijven: apart woord
2. bijvoeglijk naamwoorden
- betekenisverschil aaneen/los
- vaak in intonatie wel te horen
- bijvoeglijke combinaties die beginnen met graadaanduiding, zijn samenstelling wanneer ze
categoriebetekenis hebben vaak graadaanduiding + voltooid deelwoord of tegenwoordig
deelwoord
- deze combinaties vaak in categoriebetekenis gebruikt en dus een samenstelling:
3. werkwoorden
- nauwelijks regels voor werkwoordelijke samenstellingen
- woordenboek op zich leidraad, vaak ook willekeur
- regels:
* geen spatie bij:
- combinatie van naamwoord + werkwoord met 1 klemtoon
- werkwoordelijke combinatie begint met ‘te’, ‘ten’, ‘ter’
* wel spatie bij:
- werkwoordelijke combinatie met vast voorzetsel
- combinatie met ‘hebben’, ‘zijn’, ‘worden’ (meestal)
24
§ 5.2.5 - Samenstellingen + afleidingen met een streepje
1. Gelijkwaardige delen
- streepje bij:
* samenstellingen met 2 gelijkwaardige delen (ook gehuwde vrouwen)
* samenstellingen met gelijkwaardige delen: alleen tussen die delen
* samenstelde titels + rangaanduidingen waarvan 1e deel ook zelfstandige
persoonsaanduiding kan zijn
2. voor- en achtervoegsels
- alleen bij -ex, loco- en pro- streepje als het gaat om ‘voormalig’, ‘plaatsvervangend’ en
‘voorstander
- na ‘anti’ alleen streepje als woord dat erop volgt met hoofdletter begint
- bij voorvoegsels met streepje uitzonderingen: ‘coproductie’, ‘contrabas’, ‘desinfectie’,
‘duopassagier’, ‘subcomité’
- bij samenstellingen waarvan 1e deel zich gedraagt als voorvoegsel: streepje (niet
opsombaar)
- combinaties met ‘concept-’, ‘ontwerp-’ en ‘in-’: geen streepje
- na voorvoegsels ‘niet’, ‘oud’,’Sint’: streepje
* ‘niet’: categoriale ontkenning
* ‘oud’: betekenis ‘ex’ (uitzondering: ‘oudgediende’)
* in Nederlandse aardrijkskundige namen met ‘Sint’ soms streepje
- samenstellingen waarvan laatste deel zich gedraagt als achtervoegsel: streepje
3. drieledige samenstellingen
- doorgaans aaneengeschreven
- 3 uitzonderingen:
1. samenstelling bevat hoofdletter: streepje
2. samenstelling bevat buigings-e, direct gevolgd door klinker: streepje
3. samenstelling kan interpretatieproblemen geven: streepje
- een samenstelling: aaneengeschreven of een streepje
- een woordgroep: spatie spatie of streepje bepaalt dus bereik bepaalde woorddelen
4. namen
- samenstellingen die beginnen met een naam: meestal geen streepje
- als de meerledige naam in een samenstelling zonder verdere toevoeging een lidwoord bij
zich heeft: streepje tussen naamdelen
samenstellingen die eindigen op een naam: streepje
25
7. overzichtelijkheid
- onoverzichtelijke samenstellingen: streepje (anders verkeerd gelezen)
* dubbelzinnige samenstellingen krijgen streepje als bedoelde betekenis niet duidelijk
blijkt uit zinsverband
* samenstellingen die beginnen met een naam: zo nodig streepje om naam beter uit
te laten komen
* als 1e deel eindigt op buigings-e: streepje na deze -e
- samenstellingen van woordgroepen/zinnen: streepjes
- namen van bedrijven, instellingen en verenigingen: delen vaak los geschreven
1. hele getallen beneden twintig (zonder decimalen), tientallen tot honderd, honderdtallen tot
duizend en getallen ‘duizend’, ‘honderdduizend’, ‘miljoen’, ‘miljard’
* zakelijke/exacte mededelingen: altijd cijfers
2. rangtelwoorden in cijfers:
* -e, -ste, -de
* na rangletters: -de
* getallen <20: weergave rangtelwoorden in getallen gebruikelijk
4. tussen telwoord + ‘maal’: geen spatie, wel als hierna nog een telwoord volgt
6. als toepassing van de regels in dezelfde alinea getallen in cijfers en woorden oplevert:
kiezen voor cijfers
in tijdsaanduidingen combinaties van woorden en cijfers vermijden
26
§ 5.2.8 - Anderstalige woordcombinaties
- gemengde samenstellingen: buitenlands + Nederlands woord, lastig:
* eindigen op anderstalig woord: aaneenschreven
* beginnen met anderstalig woord: aaneengeschreven
* beginnen met anderstalig woord: streepje als die woorden buiten de samenstelling
ook een streepje hebben of los staan
* lastig leesbare/ongebruikelijke gemengde samenstellingen: extra streepje mogelijk
§ 5.3 - Afbreekteken
- = om woord aan regeleinde af te breken
- hiervoor 6 regels:
1. samenstellingen:
* afgebroken tussen samenstellende delen (let op
betekenisverschil)
* eventuele tussenletter bij 1e deel
* als samenstelling al streepje heeft: geen extra streepje
4. tussen opeenvolgende klinkerletters afbreken als die niet samen 1 klank aanduiden
* y tussen klinkers blijft bij 1e deel
* bij afbreking vervalt trema
5. niet afbreken zodat lettergreep van 1 klinkerteken apart komt te staan (begin/eind)
* geldt ook voor samenstellingen + afleidingen
* andere afspraken:
a. combinaties st + sp afgebroken na de s
b. combinatie ch = 1 medeklinker
c. ng = 2 medeklinkers
d. voor/na x niet afgebroken
27
adviezen:
7. breek niet zodanig af dat 1e/2e deel anders kan worden gelezen dan bedoeld
8. woorden <5 letters: bij voorkeur niet afbreken voor ch tussen klinker en tussen n-g
of n-k (lange klinker gesuggereerd of verkeerde klank)
9. geen lastig leesbare lettercombinaties laten ontstaan
10. niet afbreken in afkortingen, datumaanduidingen, getallen, valutatekens,
geldbedragen, titels, voorletters, namen
§ 5.4 - Weglatingsstreepje
- aangeven dat woorddeel is weggelaten dat voorkomt in een volgend woord
- 2 voorwaarden:
1. weggelaten deel = woorddeel
2. het als gelijkwaardig bedoelde 2e lid moet een woorddeel zijn
oplossing: volgorde omdraaien
- weglatingsstreepje ook om aan te geven dat weggelaten woorddeel in voorafgaand woord
stond
- apart woord weggelaten dat verderop als woorddeel voorkomt: geen weglatingsstreepje
- niet gebruiken als er onoverzichtelijke/gekunstelde constructies ontstaan
§ 5.5 - Trema
- om klinkerbotsing te vermijden (= opeenvolgende klinkerletters kunnen als 1 klank gelezen
worden en die klank is niet bedoeld)
- niet voor samenstellingen (dan streepje)
- regels:
1. in niet-samengestelde woorden om te vooromen dat 2 opeenvolgende
klinkerletters als 1 klank kunnen worden gelezen
* ae trema: geen uitspraak als [i], maar als ‘Israël’
* ai trema: geen uitspraak als ‘arbitrair’, maar als ‘maïs’
* oi trema: geen uitspraak als ‘hoi’, maar als ‘egoïsme’
* ii: geen trema
geldt niet voor Franse + Latijnse uitgangen -ei, -eum, -ien
geldt niet voor -achtig
28
§ 5.6 - Apostrof
1. om verkeerde uitspraak te voorkomen bij meervouds-s
voor y + klinkerletter niet
niet gebruiken bij meervouds-s bij woordeinde op é, ee, sjwa (geen
verkeerde uitspraak mogelijk)
§ 5.7 - Accenten
- in sommige Franse leenwoorden
- soms geven tekens ` en ´ uitspraak aan
- ´ ook gebruikt voor beklemtonen woorden of lettergrepen
§ 5.7.2 - Klemtoonteken
- altijd ´ gebruikt
- geen onderscheid meer tussen ` voor korte klinker en ´ voor lange klinker
- beklemtoonde klank >2 letters: 2x ´´ (ook op ij, mits grafisch mogelijk)
- bij beklemtoonde klank van >3 letters: alleen eerste 2 letters accentteken
- klemtoonteken kan ook betekenisverwarring voorkomen
- boven hoofdletter hoeft het niet
- ‘één’ alleen nodig als ‘een’ als sjwa gelezen zou kunnen worden
29
§ 5.8 - Tussenletters
5 uitzonderingen:
1. type ‘gerstenat’: 1e deel is zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent
2. type ‘maneschijn’: 1e deel is enig in zijn soort (‘zon’, ‘maan’, ‘hel’, ‘Onze-Lieve-Vrouwe’,
‘Koninginnedag’, ‘heremetijd’)
3. type ‘beregoed’: 1e deel versterkende betekenis + geheel is bijvoeglijk naamwoord
4. vervallen! (dierennaam + plantkundige aanduiding)
5. type ‘dageraad’: schijnsamenstellingen (oorspronkelijke betekenis woorddelen niet meer
herkenbaar) + samenstellingen met waardebepalend begindeel
30
‘welker’ - 2e naamval enkelvoud vrouwelijk alleen bij zaken
- 2e naamval meervoud
- veelvoorkomende probleemgevallen
31
§ 5.10 - Werkwoorden van Engelse herkomst
- kofschipregel toegepast niet-uitgesproken e blijft gehandhaafd
- stam blijft in officiële spelling, afgezien van oudere werkwoorden
- vervoeging:
1. - als hele werkwoord min -en eindigt op een klinker (incl. y): verleden tijd -de en
voltooid deelwoord -d
- als hele werkwoord min -en eindigt op een medeklinker: kofschipregel
niet uitgaan van ik-vorm, maar van onveranderde stam
bij sisklank: -te + -t
2. als hele werkwoord min -en eindigt op medeklinker uit ’t kofschip: verleden tijd -te +
voltooid deelwoord -t
3. als hele werkwoord min -en niet eindigt op medeklinker uit ’t kofschip: verleden tijd -de +
voltooid deelwoord -d
4. stam in originele spelling: e die nodig is voor klank voorafgaande (mede)klinker (uitspraak-
e) handhaven
niet: werkwoorden waarin voorafgaande klinker al Nederlandse o-klank heeft gekregen
5. als werkwoord min -en eindigt op een dubbele medeklinker, vervalt 1 medeklinker bij de
vervoeging
blijft staan bij niet-Nederlandse uitspraak
32
3. Waarom schrijft men een onheuse opmerking met een s maar nerveuze gebaren met een
z?
- ook hier verschil in uitspraak
- bijvoeglijke naamwoorden op -s in verbogen vorm een -z-
- bij enkele als zuivers Nederlandse aangevoelde woorden toch een s gebleven (hese, kuise,
onkiese, overzeese, struise)
- vrouwelijke nationaliteitsaanduidingen + bijvoeglijk gebruikte aardrijkskundige namen
op -ees in verbogen vorm -s- behouden
6. Wat is het verkleinwoord van vreemde woorden als repertoire, nomade, aspirine en
depot?
- woorden op sjwa: doorgaans -tje (achter onveranderd woord)
wel: karbonaadje en chocolaatje
- woorden op -ine: -ientje
- Engelse leenwoorden: behouden hun oorspronkelijke vorm
- Franse leenwoorden: zo veel mogelijk vernederlandst
33
6. Leestekens
liggend streepje:
1. koppelteken
2. scheidingsteken
3. afbreekteken
4. weglatingsteken
5. structuurteken
6. ‘tot-en-met’-teken
7. ‘paar’-teken
8. ‘tegen’-teken
9. minteken
10. nulteken
11. ontbrekingsteken (in tabel bij ontbrekende waarde)
12. verrassingsteken
13. aandachtstreepje(s)
14. opsommingsteken
15. dialoogteken
16. herhalingsteken
- voor plaatsing leestekens niet altijd eenduidige regels: vooral bij tekens voor zinsgeleding
afhankelijk van functie zinsdeel + hoe leestekens gecombineerd worden
§ 6.1 - Komma
- 2 functies:
1. structuur zin verduidelijken (grammaticale komma)
2. aangeven waar bij hardop lezen een korte rust wordt gehoord (leeskomma)
- in gevallen waarin de regels geen duidelijk geven: komma’s volgens leesfunctie (korte rust)
rekbaar begrip
1. Hoofdzinnen
2. tussen hoofdzinnen met voegwoord alleen komma als hoofdzinnen lang zijn
34
2. Bijvoeglijke bijzinnen
4. aan het einde van een bijvoeglijke bijzin komma als hoofdzin doorloopt
6. aan begin beperkende bijvoeglijke bijzin geen komma als bijzin direct achter het
bijbehorende woord staat
7. aan begin beperkende bijvoeglijke bijzin wel komma als bijzin gescheiden is van het
bijbehorende woord
bij verkeerd toepassen van deze regels kan onbedoelde betekenis ontstaan
soms kan bijvoeglijke bijzin zowel uitbreidende als beperkende lezing hebben
3. Andere bijzinnen
8. in zin met 1 bijzin aan begin bijzin alleen komma als de deelzinnen lang zijn
9. als hoofdzin gevolgd wordt door meerdere bijzinnen alleen komma’s als hoofdzin of bijzin
lang is
4. Beknopte bijzinnen
14. tussen hoofdzin en beknopte bijzin alleen komma als bijzin onderscheiden moet worden
van hoofdzin
15. tussen beknopte bijzin en hoofdzin alleen komma als bijzin lang is of als werkwoord uit
bijzin + werkwoord uit hoofdzin naast elkaar staan
35
16. beknopte bijzin in hoofdzin: tussen komma’s
5. Zinsdelen
17. na vooropgeplaatste (groepen) zinsdelen die via verwijzing verbonden zijn met rest van
de zin: komma
18. voor achtergeplaatste zinsdelen die via verwijzing verbonden zijn met rest zin: komma
19. zinsdeel dat niet hetzelfde belang heeft als rest van de zin: tussen komma’s
bij meer belang: aandachtstreepjes mogelijk, minder belang: haakjes mogelijk
22. zinsdelen die verbonden zijn met reeksvormers (bv. ‘zowel … als’): tussen komma’s als
zin/zinsdelen lang zijn
23. zinsdelen die als nevengeschikt kunnen worden opgevat: tussen komma’s
6. Overige gevallen
27. na aanhef + afsluiting brief: komma (1e zin begint desondanks met hoofdletter)
28. in brieven tussen plaatsnaam + datum en tussen delen van een adres: komma
mits onderdelen op 1 regel staan
onderdelen adres steeds op nieuwe regel: geen komma of zinseindepunt
7. Misverstanden
36
8. De komma en andere leestekens
31. komma’s in 1 zin moeten rustpunten van ongeveer gelijke duur weergeven (bij langere
rust: dubbele punt, puntkomma, punt)
ook puntkomma’s in opsommingen als door gebruik komma’s verwarring ontstaat
33. als een citaat in een ‘moederzin’ wordt opgenomen: komma’s van die zin buiten citaat
1. voor opsomming
2. voor citaat
4. na de volgende zinsinleiders:
* Anders gezegd:
* Concluderend:
* Dat wil zeggen:
* In het kort:
* Kortom:
* Met andere woorden:
* Samengevat:
gebruik komma ook te verdedigen
na ‘namelijk’ en ‘als volgt’ voor opsomming: wel dubbele punt
§ 6.3 - Puntkomma
- komma: kleine scheiding
- punt: grote scheiding (1 functie: mededeling afsluiten)
- puntkomma: hier ergens tussenin als je aarzelt tussen punt en komma: beide
2 functies: mededeling afsluiten + aangeven dat er mededeling volgt die nauw
samenhangt met vorige (in 1 zinsverband uit te drukken)
- dubbele punt: aankondiging, puntkomma: samenhang aangeven
- in opsomming waarvan leden op nieuwe regel beginnen: puntkomma (voor laatste lid liever
geen ‘en’)
37
§ 6.4 - Streepjes
- 2 streepjes: aandachtstreepjes
* aandacht op iets vestigen
* i.p.v. komma’s toevoeging gemakkelijker te lokaliseren, zeker met meerdere
komma’s in de zin
* mededeling die niet in structuur zin past of een terzijde
* tekst met veel gedachtestreepjes lastig te lezen
* voor/na aandachtstreepjes altijd spatie
§ 6.5 - Haakjes
1. verklarende toevoeging
2. verwijzing
3. betekenis ‘of’
4. netnummeraanduiding
haakje als nootaanduiding of opsommingsteken is verouderd
haakjes ook gebruikt bij het beletselteken om aan te geven dat deel citaat is weggelaten +
bij vraag-/uitroepteken midden in zin
38
§ 6.7 - Puntenreeks
§ 6.8 - Aanhalingstekens
12. citaat die in tekst aaneengesloten zin vormt: voorafgegaan door dubbele punt
13. geen dubbele punt bij onderbroken citaat of bij citaat van enkele woorden als er geen
rust hoorbaar is
39
- aanhalingsteken komt nooit voor in de volgende 2 posities:
1. tussen 2 gelijke andere leestekens
2. in combinaties van 3 leestekens met punt aan het einde
nooit .”. of ?”? of !”! of !”. laatste leesteken vervalt
14. bij citaat aan einde zin: eerst zinseindeteken, dan aanhalingsteken
niet: als citaatinleidende zin een vraag of uitroep is, komt er
vraag-/uitroepteken achter hele zin (zinseindepunt van het citaat blijft dan staan)
combinaties .”? en ?”! en !”? komen wel voor
16. als na citaat dat eindigt op vraag-/uitroepteken de zin doorloopt, blijft vraag-/uitroepteken
staan combinaties ?” en !” dus wel mogelijk, maar .”, niet
§ 6.9 - Vraagteken
§ 6.10 - Uitroepteken
40
§ 6.11 - Punt
1. Zinseinde
5. punt na sluitingshaakje als het deel tussen haakjes met een kleine letter begint (punt voor
sluitingshaakje als zin tussen haakjes met hoofdletter begint)
2. Afkortingen
7. afkortingen die bestaan uit deel van zelfstandig naamwoord en als zodanig worden
uitgesproken: geen punt
10. leesproblemen: extra punt toevoegen in afkortingen die bestaan uit kleine letters
let op verschil tussen ca (centiare), ca. (circa) en c.a. (cum annexis, met bijlagen)
12. geen punten in afkortingen waarin hoofdletters voorkomen (doorgaans afkortingen van
namen/regelingen)
wel: bij afkortingen van buitenlandse (meestal Latijnse) uitdrukkingen
wel: bij afkortingen voor bedrijfsvormen
13. bij voorkeur geen punten in afkortingen van schooltypen, opleidingen of type student
14. bij voorkeur geen punten in afgekorte namen van chemische stoffen
41
3. Cijferreeksen
19. Nederlandse banknummers: punten (van links naar rechts per 2 cijfers) niet bij giro
42