Professional Documents
Culture Documents
3.1 Inleiding
Doel schrijfonderwijs onderbouw: Leerlingen leren hoe ze op een systematische
manier schriftelijk verschillende soorten informatie begrijpelijk kunnen
overbrengen.
Ondanks dat de helft van de jongeren graag en regelmatig schrijft, ervaren veel
leerlingen een flinke drempel als ze met andersoortige, vooral formele
schrijftaken in aanraking komen. De belangrijkste taak van de docent is:
Leerlingen over die drempel heen te helpen
Ze aan de hand van voorbeeldteksten teksten te leren schrijven die in het
toekomstig dagelijks leven van hen verwacht worden.
Het schrijfonderwijs moet aandacht besteden aan:
Echte schrijfsituaties
Lezers verschillende schrijfproducten (publiek)
Doelen die je als schrijver kunt hebben
Praten over schrijven, over teksten en over de relatie tussen schrijven en lezen
vanuit de ervaringen van de leerlingen kan hen duidelijk maken waarom ze
bepaalde dingen moeten leren.
Een manier om de betrokkenheid van de leerling bij de opdracht te versterken, is
het vergroten van de echtheid van de opdracht. Dit kan op vijf manieren:
1. Bied de leerling vrijheid in de keuze van onderwerp, doel, publiek en/of
tekstsoort.
2. Kies onderwerpen of problemen waarmee leerlingen buiten schooltijd mee
te maken hebben
3. Laat leerlingen echte, complete producten maken en niet alleen
deeloefeningen.
4. Laat deze producten lezen door een echt publiek en niet alleen door de
docent.
5. Stimuleer het gebruik van actuele bronnen om de tekst te schrijven. (niet
alleen de lesmethode!)
In het schrijfonderwijs moet naar voren komen dat spelling en zinsbouw
belangrijk is, maar dat vaardigheden in dienst staan van het schrijven van
complete teksten.
Hiermee kan voorkomen worden dat de systematische aanpak van een
schrijftaak wordt verwaarloosd ten gunste van genoemde deeloefeningen.
Als het schrijfproces in duidelijke stappen wordt verdeeld en de leerlingen op
school leren hoe ze met elke stap moeten omgaan, is de kans groot dat
leerlingen meer zelfvertrouwen krijgen bij het schrijven van teksten.
3.2 De leerlingen
Om goed bij de leerlingen te kunnen aansluiten, moet de leerkracht eigenlijk voor
aanvang van het schrijfonderwijs weten wat de leerlingen op de basisschool aan
het schrijven hebben gedaan, wat daarbij goed ging en wat verkeerd ging, wat ze
leuk vonden en wat vervelend.
Praat met de leerlingen over wat en hoe ze aan het leren zijn. Knelpunten
kunnen makkelijker worden opgespoord en opgelost.
Begeleid het schrijven van de leerlingen intensief. Schrijf samen, geef veel
voorbeelden, laat zien hoe het moet, hoe het kan.
1F
Kan korte eenvoudige
teksten schrijven over
alledaagse onderwerpen
of over onderwerpen uit
de leefwereld.
Taken: 1.
Correspondentie
2.Formulieren
invullen, berichten,
advertenties en
aantekeningen.
3. Verslagen,
werkstukken,
samenvattingen,
2F
Kan samenhangende
teksten schrijven met
een eenvoudige, lineaire
opbouw over
uiteenlopende
vertrouwde onderwerpen
uit de (beroeps)opleiding
en van maatschappelijke
aard.
Kan e-mails of informele
brieven schrijven en
daarbij meningen en
gevoelens uitdrukken.
Kan met behulp van
standaardformuleringen
eenvoudige zakelijke
brieven produceren en
schriftelijke verzoeken
opstellen.
Kan notities, berichten
en instructies schrijven
waarin eenvoudige
informatie van
onmiddelijke relevantie
voor vrienden, docenten
en andere wordt
overgebracht. Kan een
advertentie opstellen om
bijvoorbeeld spullen te
verkopen. Kan
aantekeningen maken
tijdens een uitleg of les.
Kan verslagen en
werkstukken schrijven
met behulp van een
artikelen
informatie uit
verscheidene bronnen
samenvatten.
stramien en daarbij
informatie uit
verscheidene bronnen
samenvoegen. Kan
onderhoudende teksten
schrijven en overtuigen
met argumenten. Kan
een collage, een krant of
een muurkrant maken.
4. Vrij schrijven
Kenmerken van de
taakuitvoering:
Samenhang
:afstemming op doel
: Afstemming op
publiek
:Woordgebruik en
woordenschat
: Spelling, interpunctie
en grammatica
:Leesbaarheid
Gebruikt basisconventies
bij een formele brief:
Geachte/Beste en
Hoogachtend/Met
vriendelijke groet.
Hanteert verschil
formeel/informeel.
Gebruikt voornamelijk
frequent voorkomende
woorden.
Redelijk accuraat
gebruik van eenvoudige
zinsconstructies.
Hanteert titel. Voorziet
een brief op de
gebruikelijke plaats van
datering, adressering,
aanhef en
ondertekening. Besteedt
aandacht aan de
opmaak van de tekst
(handschrift,
bladspiegel, eventueel
Gebruikt veel
voorkomende
verbindingswoorden (als,
hoewel) correct. De tekst
bevat een volgorde;
inleiding, kern en slot.
Kan alineas maken en
inhoudelijke verbanden
expliciet aangeven.
Maakt soms nog
onduidelijke verwijzingen
en fouten in de structuur
van de tekst.
Varieert het
woordgebruik, fouten
met idiomatische
uitdrukkingen komen
nog voor.
Vertoont een redelijke
grammaticale
beheersing.
Gebruikt titel en
tekstkopjes. Heeft bij
langere teksten (meer
dan twee a4)
ondersteuning nodig bij
aanbrengen van de layout.
beeldende elementen en
kleur).
3.4 Leerstofonderdelen
Basisvaardigheden
Technisch lezen: handschrift: Het handschrift kan een struikelblok zijn
waarom leerlingen niet durven te schrijven. Je moet hiervoor
hulpmiddelen (extra les/cursus) aanbieden. Als dit in het tweede jaar niet
verbetert, moet er gekeken worden wat er dan nog kan aangeboden
worden (toetsenbord). De leerlingen moeten inzien dat ook zij een nette
tekst kunnen produceren.
Deelvaardigheden: Het schrijfproces
Orinteren op het schrijven: Stel de volgende vragen:
1. Wat voor soort tekst moet ik schrijven
2. Hoe ziet zon tekst eruit? Waar moet ik speciaal op letten?
3. Wie gaat de tekst lezen?
4. Wat wil bereiken met de tekst?
5. Heb ik eerder zon soort tekst geschreven?
Inhoud voorbereiden: Na brainstorming en eventueel informatie
verzamelen, selecteert de leerling zijn materiaal de hand van volgende
vragen:
1. Waarover ga ik het hebben; wat is het belangrijkste wat ik
daarover zeggen wil?
2. Wat weet en denkt mijn publiek al over mijn onderwerp?
3. Wat is belangrijke informatie, wat minder belangrijk?
4. In welke volgorde ga ik mijn informatie presenteren?
Informatie verstrekken: Dit bestaat uit onderstaande onderdelen. Deze
delen moeten regelmatig geoefend worden, zodat duidelijk wordt dat het
oefenen bijdraagt aan het schrijven van betere teksten. Deze onderdelen
kunnen ook door deeloefeningen getraind worden.
o Woordkeus
o Spelling
o Interpunctie
o Zinsbouw
o Tekst- en alineaopbouw
o Opmaak van teksten
Reflecteren op de tekst
Reflecteren op het schrijven
Totaalvaardigheden: Teksten maken
Brieven en e-mails:
De volgende aspecten kunnen aan bod komen: fenomeen correspondentie,
vormkenmerken van brieven en e-mails, het belang van leesbaarheid en
begrijpelijkheid, aanhef- en afsluitmogelijkheden, corresponderen voor de
lol (lezen en reageren)
Verslagen:
Leerlingen moeten voordat ze gaan schrijven, een duidelijk voorbeeld van
het verslag als tekstsoort hebben.
Formulieren:
Netjes formulier invullen (stippellijn schrijven en binnen gegeven ruimte)
Advertenties:
Leerlingen kunnen hierdoor een korte, bondige advertentie schrijven.
Instructies:
Leerlingen zullen later instructies moeten kunnen doorgeven.
Betogende teksten:
Mening niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk kunnen uiten.
Werkstukken:
Om volgende redenen belangrijk:
1. Een werkstuk schrijven doet een beroep op belangrijke
deelvaardigheden.
2. Er worden in de bovenbouw voor Nederlands werkstukken gemaakt.
3. Het vak Nederlands kan enige service verlenen aan andere
schoolvakken.
Creatief schrijven:
Vorm van schrijven waarbij subjectieve ervaringen, fantasie en originaliteit
centraal staan. De leerling schrijft vooral voor zichzelf en zijn eigen plezier;
hij stelt zijn eigen regels en probeert daarbij zo creatief en origineel
mogelijk te werk te gaan.
1. Leerlingen helpen over schrijfangst of tegenzin tegen schrijven te
komen.
2. De brainstormtechnieken zijn functioneel bij andere dingen.
3. Leerlingen ontdekken de mogelijkheden van taal door het
onbelemmerde spelen met taal, zodat ze levendiger woorden
kunnen kiezen en zinnen bouwen, ook bij communicatief schrijven.
Integratie van creatief schrijven met het onderwijs in fictie is mogelijk
door de leerlingen in latere stadia gerichte opdrachten te geven tot het
zelf schrijven van verhalen, gedichten, strips en dagboeken. De
opdrachten moeten speels en persoonlijk karakter dragen. De rode pen
moet achterwege blijven. Anders bestaat het gevaar dat het bereikte
schrijfplezier teniet wordt gedaan.
3.5 De toetsing van schrijven
Toetsing: Beoordeling die een meetellend cijfer oplevert: Meetellend voor rapport,
overgang of determinatie van de leerling.
Validiteit (toetsing moet aansluiten op het vooraf gegeven onderwijs.
Als je wilt toetsen of leerlingen een tekst x kunnen schrijven, laat ze dan
een tekst x schrijven.
Zorg ervoor dat in de opdracht doel, publiek en tekstsoort duidelijk
omschreven zijn. Zorg ervoor dat de leerlingen tevoren voldoende
oefeningen hebben gehad met betrekking tot dat schrijfdoel, publiek en
soort tekst.
Beoordeel de tekst aan de hand van vaste en bij de leerlingen bekende
criteria.
Betrouwbaarheid (toetsing moet op meer berusten dan het puur persoonlijke en
van het moment afhankelijke oordeel van n persoon)
Beoordeel de tekst aan de hand van vaste en bij de leerlingen bekende
criteria.
Meer schrijftoetsen afnemen.
Beoordeel met meer mensen.
!Vijf vuistregels:
1. Als je wilt toetsen of leerlingen een tekst x kunnen schrijven, laat ze dan
een tekst x schrijven.
2. Zorg ervoor dat in de opdracht doel, publiek en tekstsoort duidelijk
omschreven zijn. Zorg ervoor dat de leerlingen tevoren voldoende