Professional Documents
Culture Documents
VWO-5
2022-2023
Naam: __________________________________
Klas: ___________________________________
Afkorting docent: __________________________
0
INLEIDING
In dit mapje tref je een paar artikelen aan over dit onderwerp. Bovendien moet je zelf
informatie zoeken over dit onderwerp. Zoek nog drie artikelen (vanaf 2020) die
betrekking hebben op (een aspect van) dit onderwerp. Alle informatie lees je,
verwerk je en voeg je toe.
Succes!
1
Vr 17 febr. CONTROLEMOMENT 1
Bron 1 t/m 11 staan in
kolommenschema met
correcte bronnenlijst
Di 28 febr. Beginnen aan schrijfschema voor een
beschouwing van 600 à 650 woorden inclusief
de bronvermeldingen
Wo 1 mrt Beginnen aan kladversie. Verwijs in je CONTROLEMOMENT 2
beschouwing naar de informatie die je bestudeerd Volledig uitgewerkt
hebt. Doe dat op de juiste manier, volgens de schrijfschema is vóór 8.20
richtlijnen. uur ingeleverd.
Je kunt de definitieve beschouwing door mij laten nakijken. Voorwaarde daarbij is dat je alle
opdrachten volgens de planning hierboven hebt afgewerkt en tijdens de lessen actief aan
de opdrachten gewerkt hebt. Schrijven is een proces en daarom kijk ik pas jouw opdracht
na als je met je volle inzet aan het proces hebt deelgenomen!
Uit het bovenstaande volgt, dat ik de planning controleer. Zodra je de planning overschrijdt
(ook al is het maar omdat één klein onderdeel ontbreekt) of tijdens de les niet of niet
serieus genoeg aan de opdrachten werkt, kun je geen tekst meer inleveren.
Kijk de theorie goed door. Hoe schrijf ik een goede inleiding? Waar moet ik op letten als ik
het middenstuk schrijf? Heb ik alineaverbanden en signaalwoorden gebruikt? Is het stuk
persoonlijk genoeg? Kijk ook naar de PowerPoint Academisch schrijven op It’s learning.
Aandachtspunt in vwo-5: juiste manier van verwijzen naar bronnen.
Succes!
3
20 september 2016
Vanaf dat de computer zijn intrede deed in het onderwijs is het eigenlijk al een
discussie punt: moeten kinderen nog wel leren schrijven? Is het erg dat er steeds meer
getypt wordt en steeds minder wordt geschreven? En, ook interessant, zit er verschil
tussen aantekeningen die getypt zijn in vergelijking met geschreven notities? Met dank
aan onderzoek van de laatste jaren proberen we hier een antwoord op te geven. We
hebben een aantal onderzoeken op een rij gezet en komen daarbij tot de volgende
conclusies:
gebeurt er iets compleet anders: het ‘doodlen’ zorgt ervoor dat je onbewust toch
erg bezig bent met de notities en lijken het onthouden hiervan te helpen.
De voordelen van typen
Natuurlijk zitten er niet alleen voordelen aan handgeschreven notities. Typen
gebeurt namelijk niet voor niets! Ten eerste is het een stuk praktischer, schrijf je
veel sneller en is het een stuk eenvoudiger om je notities te ordenen of aan te
passen. Daarnaast is ook het delen echt een voordeel: een druk op de knop en
iemand anders kan er mee aan de slag. Dankzij bijvoorbeeld Google Docs kun je
zelfs tegelijkertijd met anderen werken! Als laatste voordeel is er de
leesbaarheid: niet iedereen heeft een handschrift dat je terug kunt lezen!
Schrijven kan nog veel beter
Tekenen is misschien wel het beste
Schrijven levert op de lange termijn dus meer op dan typen, al is dat laatste dan
weer een stuk praktischer. Maar als het over het maken van notities of
aantekeningen gaat is er nog een betere manier: tekenen! Door icoontjes te
gebruiken, schema’s te tekenen en gebruik te maken van andere visuele
herkenningspunten in de aantekeningen onthou je het nog beter. Een
interessante video over deze manier van ‘visual notetaking’ of ‘sketchnoting’ is
onderstaande TEDx-talk. Het is dus toch goed om leerlingen te laten tekenen
tijdens de les!
Nu ook tablets en apps hun entree maken op basisscholen, was het wachten op de
volgende stap in de digitalisering van het onderwijs. Finland, volgens meerdere
ranglijsten het beste onderwijsland ter wereld, stopt als eerste in Europa met het
geven van schrijflessen. Volgens Minna Harmanen van de Finse Onderwijsraad valt
de beslissing makkelijk te rechtvaardigen. "Typen is vandaag simpelweg relevanter
dan schrijven," zegt ze tegen een Finse krant. Leraren reageren overwegend positief
op het nieuws, zolang leerlingen maar het verschil tussen hoofd- en kleine letters
5
kunnen aangeven.
Richtlijn
In Nederland is een 'leesbaar handschrift' voor scholen de enige richtlijn voor leraren.
Hoe scholen die invullen, mogen ze volgens het Ministerie van Onderwijs zelf
bepalen. Zolang leerlingen maar een pen kunnen hanteren en leesbaar kunnen
schrijven.
Leerkrachten in het basisonderwijs letten al langer minder streng op het handschrift
van leerlingen. Vroeger waren vulpennen en sierschrift de norm, tegenwoordig zijn
balpennen en blokletters ook goed. De noodzaak om te schrijven, en vooral om mooi
te schrijven, neemt immers af. Kattenbelletjes en boodschappenlijstjes gaan via
WhatsApp, steeds meer mensen gebruiken een digitale agenda en zelfs kerstkaarten
kunnen digitaal geschreven en verstuurd worden. Is er afgezien van sentimentele
argumenten -de romantiek van een handgeschreven briefje wint het volgens
sommigen nog steeds van een smsje- dan geen enkele reden om schrijflessen op
school te behouden?
Bron: https://www.trouw.nl/nieuws/toetsenborden-verdringen-de-vulpennen-op-
school~b6302e72/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F Geraadpleegd op 30
januari 2023
Op het tafeltje in het klaslokaal staan een grote bak zand, een bus scheerschuim en een plastic
emmertje met klei. Robin de Jong laat zien hoe de derdegroepers leren schrijven. Ze is
leerkracht op de Arentschool in Rotterdam.
6
Voordat de kinderen met pen en potlood letters leren schrijven, maken ze letters van klei. Ze
schrijven letters in scheerschuim op de tafel of met hun vingers in het zand. Die letters, zegt
De Jong, „maak je niet alleen met je hand, je gebruikt er je hele lichaam bij”.
Er is discussie over het ‘ouderwets’ leren schrijven met pen en papier. Is het niet beter om
kinderen goed te leren typen? Ze zullen in de toekomst vaker achter een computer zitten dan
achter een schrijfblok. In Finland werkt de onderwijsraad aan een plan waarbij Finse kinderen
vanaf 2016 niet meer zullen schrijven met pen en papier. Zij zullen zoveel mogelijk typen op
een tablet of laptop.
1. Grote letters in de lucht
Schrijven leer je niet alleen voor het schrijven, vindt De Jong. „Het is ook goed voor de fijne
motoriek en de oog-handcoördinatie. Die technieken gebruiken kinderen bij het knippen,
plakken, knutselen.” En in je verdere leven. Als je een draad in een naald stopt. Als je iets
repareert. „Een goed ontwikkelde fijne motoriek heb je voor allerlei dingen nodig.”
Voor de kleuters op de Arentschool begint het schrijfonderwijs met lessen ‘schrijfdans’. Ze
schrijven letters met grote bewegingen in de lucht. En daarna tekenen ze enorme letters met
verf of krijt op grote vellen papier.
Leerkracht Ageeth Pots van de Nieuwe Park Rozenburgschool even verderop deed een cursus
om de schrijfdans goed aan de kinderen te leren. „Bij de schrijfdans gebruik je beide handen
en armen”, vertelt ze. „We beginnen met grote bewegingen en die worden dan langzaam
kleiner. We eindigen in een schriftje.”
Beide juffen zijn geen tegenstander van de tablet of computer in de klas. Ze vinden dat
kinderen een computer moeten gebruiken náást boeken en schriften. De Jong: „De computer
is om informatie op te zoeken voor een project of spreekbeurt. Het moet niet in plaats van pen
en papier komen.” Pots: „Als je de informatie opschrijft, onthoud je het ook beter.”
2. ‘Laptop thuis’, zei de universiteit
Dát was reden voor docenten van de faculteit communicatie- en informatiewetenschappen van
de Universiteit Utrecht om studenten te vragen niet langer een laptop mee te nemen naar
college. Studenten die met pen aantekeningen maken, zouden de stof beter onthouden.
Bijkomend voordeel is dat docenten niet tegen een muur van opengeklapte laptopschermen
aankijken.
Marieke van Heuven (24), studente taal- en cultuurstudies in Utrecht, vindt het onzin. Zij
heeft altijd haar laptop mee naar college en heeft het gevoel dat ze informatie juist beter
onthoudt. „In elk geval gaat het typen veel sneller. En als ik iets niet begrijp, zoek ik het op
internet op en plak het tussen de collegeaantekeningen.”
Zit ze op sociale media tijdens colleges? „Facebook staat altijd open. Ik heb een eigen
bedrijfje, dus ik zit ook weleens foto’s te bewerken of aan een website te bouwen. Docenten
hebben daar geen last van, die zien dat niet. Ik probeer wel altijd heel geïnteresseerd te
kijken.”
3. Hoofdpijn op de iPadschool
Op middelbare scholen wordt meestal nog gewoon met pen en papier geschreven. Maar de
iPad-school is in opkomst. De Roncalli-mavo in Rotterdam is een voorloper. Alle boeken van
leerlingen staan er op een tablet. Directeur Alfred van der Heijden is razend enthousiast. „Het
7
werkt ons brein.” (NRC Next, 25 juni 2013). Paradoxaal genoeg kunnen digitale
hulpmiddelen het schrijven ook juist ondersteunen: zo bestaat er een applicatie genaamd
‘abc PocketPhonics’ waarmee kinderen kunnen leren schrijven – met de hand. En zo zijn er
meer computerprogramma’s die het schrijven beogen te bevorderen met behulp van
computer, tablet of digitaal schoolbord.
Maar wat is nu precies het effect van typen op schrijf- en leesvaardigheden? En verleren
mensen die weinig met de hand schrijven ook bepaalde algemene motorische of cognitieve
vaardigheden? Zijn er verschillen in hersenactiviteit tussen schrijven en typen? Er is nog niet
veel gedegen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar deze vragen. Dat komt gedeeltelijk
doordat het lastig is om twee groepen te vinden die je kunt vergelijken: er zijn nog maar
weinig mensen die géén gebruik maken van computers. Desalniettemin zijn er een aantal
studies die deze vragen proberen te beantwoorden.
Als je weinig schrijft, wordt je handschrift slechter en schrijf je waarschijnlijk langzamer – dat
zal niemand verbazen. Maar wordt je fijne motoriek in het algemeen ook slechter als je meer
typt dan schrijft? In een onderzoek werden twee groepen volwassenen vergeleken: een
'computergroep’ (die vooral de computer gebruikte voor tekstverwerking) en een
‘schrijfgroep’. Beide groepen werd gevraagd een aantal testjes uit te voeren om de fijne
motoriek te testen. Het bleek dat op één van de testen, waarin mensen een lijn moesten
volgen met een pen zonder af te wijken, de computergroep veel langzamer was dan de
schrijfgroep (Sulzenbruck et al., 2011). Meer typen en minder schrijven beïnvloedt dus niet
alleen het schrijven zelf, maar ook andere gerelateerde basale motorische vaardigheden.
Het effect van schrijven op leesvaardigheid
Het herkennen van letters is een voorstadium van het vloeiend leren lezen. De snelheid en
nauwkeurigheid waarmee kleuters letters kunnen benoemen, is een goede voorspeller van
hun latere leesvaardigheden (James & Engelhardt, 2012). Om letters van elkaar te kunnen
onderscheiden en tegelijkertijd letters in verschillende groottes en lettertypen als hetzelfde te
categoriseren, moet je letten op bepaalde kenmerken van de letters, terwijl je andere juist
moet negeren.
Onderzoekers denken dat kinderen dit onderscheid leren maken doordat ze letters schrijven.
In het begin zijn hun geschreven letters nog niet erg stabiel – en juist die variatie is
essentieel. Doordat ze verschillende versies van de geschreven letters maken en zien, leren
ze namelijk wat de cruciale invariante eigenschappen zijn van een bepaalde letter.
De onderzoekers testten deze hypothese door een groep kinderen die nog niet kon lezen
letters te leren, ofwel door ze te schrijven, ofwel door ze alleen maar te laten zien. Beide
groepen leerden succesvol de letters herkennen, maar alleen de groep die ze leerde door ze
te schrijven, had hogere hersenactiviteit tijdens het zien van de letters in een gebied dat
betrokken is bij lezen van letters door volwassenen, het linker fusiforme gebied (James,
2010)
Waarom is het relevant om te kijken naar verschillen in hersenactiviteit als beide groepen
kinderen de letters leerden herkennen? Kinderen worden niet geboren met gespecialiseerde
‘lees’- of ‘schrijf’-hersengebieden: deze specialisatie ontwikkelen ze in de kindertijd door hun
ervaring met taal. Onderzoekers die de ontwikkeling van kinderen onderzoeken, kijken vaak
eerst naar volwassenen om te zien hoe de hersenen functioneren als de ontwikkeling
voltooid is. Vervolgens vergelijken ze dit met de hersenactiviteit van kinderen – in dit geval
van kinderen die nog niet kunnen lezen. De hersenactiviteit van de groep kinderen die de
letters had geleerd door ze met de hand te schrijven, leek meer op de ‘volwassen’
hersenactiviteit dan die van de groep kinderen die de letters leerde door ze passief te
9
bekijken. Met andere woorden: beide groepen kinderen konden de letters na de training
herkennen, maar toch was er een verschil in hun ‘lees’-hersenontwikkeling.
In een vervolgstudie keken de onderzoekers specifiek naar het verschil tussen typen en
schrijven met de hand. De uitkomst was hetzelfde: het linker fusiforme gebied is meer actief
tijdens het zien van letters die geleerd zijn door te schrijven, dan wanneer ze zijn geleerd
door te typen of door de vorm van de letter te volgen met een vinger. Het is dus specifiek het
schrijven van letters met de hand dat dit hersengebied activeert (James & Engelhardt, 2012).
Schrijven zorgt er dus voor dat kinderen die nog niet kunnen lezen eenzelfde hersengebied
activeren als volwassen lezers wanneer ze een letter zien. Dit gebeurt niet als kinderen de
letters leren door te typen. Een verklaring hiervoor is dat schrijven leidt tot meer variatie in de
geproduceerde letters. Als dat het enige verschil zou zijn, zouden kinderen letters ook beter
moeten onthouden wanneer ze deze in verschillende lettertypen te zien zouden krijgen. Dit is
nog niet onderzocht, maar het blijkt dat er nóg een belangrijk verschil is tussen schrijven en
typen.
Schrijven en het leren van nieuwe motorprogramma’s
Naast de hypothese dat schrijven met de hand leidt tot meer variatie en daardoor tot het
beter leren van letters, is er nog een andere, complementaire verklaring. Waarneming en
handeling zijn sterk gekoppeld: je leert beter waarnemen als je een daarmee
samenhangende handeling uitvoert. Dit geldt ook voor lezen en schrijven. Maar hoe werkt
dat precies?
Tijdens het leren schrijven van een letter wordt er een specifiek motorprogramma
opgeslagen in de hersenen: een soort beschrijving van de precieze bewegingen die moeten
worden uitgevoerd om een bepaalde letter te schrijven. Dit motorprogramma wordt
geactiveerd als je dezelfde letter opnieuw wilt schrijven. Maar hetzelfde programma wordt
vervolgens ook actief als je de letterziet, denken hersenwetenschappers.
Als je een nieuwe letter leert door te typen, ontstaat er geen uniek motorprogramma dat bij
het schrijven van deze letter hoort. Dat komt doordat de ‘typhandeling’ geen intrinsieke
relatie heeft met de vorm van de letters – voor iedere toets maak je immers dezelfde
beweging. De koppeling die hierdoor ontstaat helpt je dus niet bij het leren herkennen van
letters. Kun je daardoor de letter minder goed onthouden?
In een onderzoek werden volwassenen onderzocht die nieuwe letters moesten leren, ofwel
door ze met de hand te schrijven, ofwel met een toetsenbord. Vervolgens testten de
onderzoekers of de proefpersonen de oriëntatie van de nieuwe letters herkenden (zoals bij b
versus d) en ze maten tegelijkertijd de hersenactiviteit van de proefpersonen met een fMRI
scanner.
Proefpersonen herkenden letters beter én gedurende een langere periode als ze deze met
de hand hadden geschreven. De hersenactiviteit van de proefpersonen was groter in een
aantal gebieden wanneer vergeleken werd tussen het waarnemen van letters die geleerd
waren door te schrijven met die van het waarnemen van letters die geleerd waren door te
typen: het linker gebied van Broca (IFG) en de linker en rechter parietaalgebieden (IPL). Uit
eerder onderzoek weten we dat deze hersengebieden betrokken zijn bij het uitvoeren,
inbeelden en waarnemen van handelingen (Longcamp et al., 2008).
In eenzelfde soort studie, maar dan niet met volwassenen als proefpersonen maar met
kinderen die nog niet konden lezen, bleek dat ook zij letters of karakters die ze leerden op de
computer minder goed herkenden dan als ze deze geleerd hadden door ze te schrijven
(Longcamp et al., 2005).
10
Letters leren door ze met de hand te schrijven leidt tot betere herkenning van de nieuwe
letters, zowel bij volwassenen als bij kinderen die nog niet kunnen lezen. Wanneer
proefpersonen de nieuw geleerde letters te zien krijgen, worden hersengebieden actief die
betrokken zijn bij motorische handelingen, maar alleen als ze de letters leerden door te
schrijven. Dit duidt erop dat letterspecifieke motorprogramma’s niet alleen betrokken zijn bij
het schrijven, maar ook bij het lezen.
Figuur 2: Hersengebieden die meer actief waren wanneer proefpersonen letters geleerd
hadden door te schrijven dan door te typen, tijdens het waarnemen van deze letters
(Longcamp et al., 2008)
Schrijven versus typen
Uit deze onderzoeken blijkt dat schrijven met de hand wezenlijk andere effecten heeft op
verschillende cognitieve functies dan typen op een toetsenbord. Onderzoekers denken dat
de motorische handeling, het schrijven zelf, de oorzaak is van deze verschillen. Ten eerste
zorgt schrijven voor betere fijne motorische vaardigheden. Ten tweede wordt bij het lezen
(waarnemen en herkennen van letters) informatie gebruikt van de motorprogramma’s
waarmee je de lettersschrijft. En die motorprogramma’s ontwikkelen kinderen niet of minder
wanneer ze letters leren door te typen. Verder is de variatie in de letterproductie van
kinderen belangrijk om de invariante eigenschappen van letters te leren, wat bijdraagt aan
het herkennen en onderscheiden van letters. Ten slotte worden bij kinderen die letters leren
door te schrijven hersengebieden actief tijdens het zien van letters die bij volwassenen
gebruikt worden tijdens het lezen.
Deze onderzoeken wijzen in dezelfde richting, namelijk: schrijven is iets anders dan typen.
Maar er is geen enkel bewijs dat kinderen zonder de motorische vaardigheid van het
schrijven niet in staat zouden zijn te leren lezen. De onderzoeken laten enkel zien dat een
motorische component in het leesonderwijs het leren lezen vergemakkelijkt.
We moeten geen ict gebruiken in het onderwijs, want mensen worden ziek van
digitalisering, schrijft neuroloog Manfred Spitzer in zijn boek 'Digiziek'. Heeft hij
gelijk? "Spitzer schetst een eenzijdig, vertekend beeld. We moeten veel
genuanceerder discussiëren over ict in het onderwijs", reageert Alfons ten
Brummelhuis (strategisch adviseur onderzoek Kennisnet) in deze aflevering van
de rubriek 'Weten wat werkt'.
Worden mensen ziek van ict, zoals Manfred Spitzer stelt?
"Spitzer noemt in het boek 'Digiziek' negatieve effecten die ict kan hebben op
mensen. Die effecten zijn er inderdaad, maar dat betekent niet dat ict alléén
negatieve effecten heeft of dat die altijd, overal en bij iedereen optreden. Spitzer
presenteert de wetenschap op een eenzijdige manier en schetst een vertekend
beeld.
Er zijn 3 mogelijke uitkomsten van ict-gebruik in het onderwijs: positieve,
neutrale en negatieve effecten. Scholen die keuzes willen maken over ict in het
onderwijs, moeten dat doen op basis van een realistisch beeld; met oog voor het
gehele palet aan effecten; positief én negatief."
Waar maakt Spitzer zich zo'n zorgen over?
"Volgens Spitzer toont onderzoek dat de digitalisering van de maatschappij
negatief doorwerkt in allerlei domeinen van ons leven. Mensen krijgen door
overmatig ict-gebruik obesitas, angststoornissen, concentratieproblemen en
slapeloosheid. Vooral jongeren lopen gevaar. Zij overzien de
12
Kunnen we vanwege de risico's niet beter helemaal stoppen met ict in het onderwijs?
"Spitzer wijst terecht op de risico's. Maar zijn oplossing om ict helemaal te
verbieden onderschrijf ik niet. De meerwaarde van ict voor bepaalde groepen
leerlingen kan zó groot zijn dat we hun ontwikkelingskansen ernstig tekort
zouden doen door géén ict in te zetten. Zo kunnen leerlingen met
concentratieproblemen beter leren lezen als zij oefenen met digitale
voorleesboeken. Door geluid en bewegend beeld houden zij hun aandacht beter
vast, blijkt uit onderzoek."
Hoe weet een leraar dan wanneer ict in het onderwijs wel en niet werkt?
"Om leraren zo goed mogelijk te ondersteunen moeten het onderwijs en de
wetenschap samen in kaart brengen wat werkt en wat niet. We moeten
voortdurend met elkaar benoemen wat we weten over de inzet van een bepaald
middel voor een bepaalde groep in een bepaalde context.
Dat klinkt complex, maar dit vraagstuk is nu eenmaal niet eenvoudig.
Professionele leraren kunnen in hun onderwijs de juiste afweging maken en ict
gericht en gedoseerd inzetten."
Wat als er negatieve effecten van ict zijn die we nu nog niet kennen?
"We weten nog niet welke langetermijneffecten ict heeft op onze hersenen. Ook
weten we niet of en hoe onze hersenen zich aanpassen aan ict-gebruik. Moeten
we vanuit deze onwetendheid ict in het onderwijs dan maar helemaal
uitbannen? Ik zou zeggen van niet."
Moeten we ict uitbannen omdat we niet weten wat de langetermijneffecten zijn?
Ik zou zeggen van niet.
Natuurlijk is het onderwijs geen proeftuin voor de wetenschap. Kinderen zijn
kwetsbaar en doorlopen hun schooltijd maar één keer. Maar we moeten niet
elke vernieuwing stopzetten uit vrees voor het onbekende. Dat onbekende
omvat risico's en kansen. Wetenschappelijke kennis helpt bij het optimaliseren
van kansen en het beheersen van risico's. En onderzoek is een belangrijke
hulpbron die leraren helpt om ict in te zetten voor beter onderwijs."
Auteurs Lotte Dondorp en Janny Kappert zijn respectievelijk beleidsadviseur en
projectadviseur bij Kennisnet.
14
Bron: https://www.kennisnet.nl/artikel/worden-leerlingen-digiziek-van-ict-in-het-
onderwijs/ Geraadpleegd op 30 januari 2023
Jannetje Koelewijn
NRC Handelsblad, 11 november 2016
In het nieuwe boek van Manfred Spitzer, Digiziek, staat een foto van een dikwangige baby
die lui liggend in zijn leunstoeltje naar een pal voor zijn gezichtje gemonteerde tablet staart.
Volgens u is swipen het domste wat je een baby kunt laten doen.
„Omdat er geen enkele samenhang is tussen het aanraken van het beeldscherm en de
plaatjes die tevoorschijn worden getoverd. Welke zinvolle informatie kunnen de hersenen
halen uit veegervaringen? Dat alles wat ze zien hetzelfde aanvoelt. En dat alles meteen
verkrijgbaar en oproepbaar is.”
Ouders denken dat ze er iets goeds mee doen voor hun kinderen.
„In Amerika zijn die tablets een hit, meer dan de helft van de nuljarigen heeft er een. Maar
ook in Duitsland zijn er pedagogen die het gebruik van tablets aanmoedigen. Ze juichen dat
baby’s zonder begeleiding van hun ouders spelenderwijs de wereld kunnen verkennen. Het
is zo ontzettend dom. Kinderen hebben de werkelijkheid nodig om zich te ontwikkelen,
andere mensen. Ze leren, dat is al heel lang bekend, ook niet praten van een beeldscherm.”
Manfred Spitzer is een Duitse psychiater slash psycholoog slash filosoof – hij studeerde drie
keer af en promoveerde twee keer – die met zijn vorige boek, Digitale dementie uit 2012 al
behoorlijk wat opschudding veroorzaakte. Dat boek ging ook over de funeste invloed van
computers (en televisie) op concentratievermogen, taalverwerving en sociale vaardigheden
van kinderen. De reacties waren woedend – wat was dit voor een achterlijke professor die
zich tegen de vooruitgang keerde – maar het boek werd een bestseller. De recensies van
lezers op amazon.de zijn inmiddels bijna allemaal positief.
In Digiziek is Spitzer nog veel scherper. Er is, zegt hij, alleen maar meer bekend geworden
over de ziekmakende effecten van de digitalisering op kinderen. Intussen gaat de
digitalisering in rap tempo door. In Duitsland (en Nederland) heeft de helft van de kinderen
onder de tien nu een smartphone. Daarboven: bijna allemaal. Zeven of acht uur
beeldschermen per dag is normaal geworden.
Spitzer bladert naar pagina 194 van zijn boek – we zitten in zijn werkkamer van de
psychiatrische universiteitskliniek in Ulm, waar hij hoogleraar en medisch directeur is – en
wijst naar de twee series tekeningetjes, gemaakt door vijfjarigen – de ene serie door
15
kinderen die weinig achter een beeldscherm zaten, de andere door kinderen die het dagelijks
drie uur of meer deden. Ze kregen allemaal de opdracht om een poppetje te tekenen. De
poppetjes van de eerste groep hebben vingers, voeten, oren, ogen, een neus en een mond,
haar op hun hoofd. Soms hebben ze zelfs kleren aan. De poppetjes van de andere groep
bestaan zonder uitzondering uit een rondje voor het lichaam en een rondje voor het hoofd,
met strepen voor de armen en de benen.
U schrijft dat die structuren nooit meer optimaal kunnen worden als ze niet op het juiste
moment zijn aangelegd.
„Een lui oog dat niet voor het vijfde levensjaar gestimuleerd wordt, wordt blind. De
verbindingen in de hersenen om ermee te zien zijn niet op tijd tot ontwikkeling gekomen.
Hetzelfde geldt voor taal. Tot je dertiende kun je leren spreken, daarna is het te laat. De
delen van de hersenen waarin het denken en het willen gebeurt, het plannen en evalueren
en handelen, die ontwikkelen zich langer, tot je dertigste. Maar de piek ligt voor je tiende
levensjaar en na het twintigste neemt het snel af.”
Hoe meer je geleerd hebt, schrijft u, hoe beter je nieuwe informatie kunt opnemen.
„Als je een tweede taal leert, ontwikkelt je taalcentrum zich zo dat je sneller een derde taal
zult leren. Hetzelfde geldt voor wiskunde, voor het omgaan met een muziekinstrument, voor
alles wat je met aandacht doet. En het is niet zo dat het brein ooit vol raakt, wat mensen wel
denken. Met honderd miljard hersencellen die onderling soms wel duizenden verbindingen
kunnen maken raakt het brein nooit vol. Daaruit volgt dat je informatieopslag niet hoeft uit te
besteden aan internet. Dat wordt wel gezegd hè, dat je geen parate kennis meer nodig hebt,
alles is te vinden op internet. Complete nonsens.”
TITEL:___________________________________________________________________