You are on page 1of 2

Antwoordmodel oefentoets

Opgave A:
1. Bij een verkoop van 400 teddyberen is de prijs € 2. Er wordt dan geen
winst gemaakt. Als de verkoop hoger dan 400 teddyberen wordt is de prijs
zelfs lager dan € 2 en zal er verlies gelden worden. Dat willen de leerlingen
natuurlijk niet. (2 pt.)

2. Bij een prijs van € 8 is uit de grafiek af te lezen dat er 100 beertjes worden
verkocht.
De winst is dan 100 × (8 – 2) = € 600.
Bij een prijs van € 3 worden er 350 beertjes afgezet.
De winst is dan 350 × (3 – 2) = € 350. (2 pt.)

3. Bij een prijs van € 5 worden er 250 teddyberen verkocht.


De omzet is dan 5 × 250 = € 1.250. Dat is hoger dan de omzet bij een prijs
van € 8 (omzet = 8 × 100 = € 800) en bij een prijs van € 3 (omzet = 3 × 350 =
€ 1.050). (2 pt.)

4. De winst bij een prijs van € 5 bedraagt: 250 × (5 – 2) = € 750. (2 pt.)

Opgave B:
5. Als de aardappels gerooid worden, moeten ze aangeboden worden. Je kunt
ze immers niet terug stoppen in de grond als er onvoldoende vraag is. Het
aanbod is dus niet afhankelijk van de prijs. (1 pt.)

6. Qa = Qv → 150 = –2P + 180 → 2P = 30 → P = 30 / 2 = 15 eurocent


(= € 0,15). (2 pt.)

7. Omzet = € 0,15 × 150 miljoen = € 22,5 miljoen. (1 pt.)

Opgave C:
8. Werklozen 2014: 4% van 24.375 = 975.
Aantal werklozen in 2019 = 975 + 995 = 1.970.
Dit aantal van 1.970 is 7,25% van de beroepsbevolking in 2019 en die is
100%. Beroepsbevolking in 2019 = 1.970 / 7,25% × 100% = 27.172 afgerond.
(2 pt.)

9. Beroepsbevolking = mensen in loondienst + werklozen + zelfstandigen.


26.624 = 23.695 + 1997 + aantal zelfstandigen. Aantal zelfstandigen = 932. (2
pt.)

Opgave D: (1 pt. Per meerkeuzevraag)


10. B
11. B
12. B

You might also like