You are on page 1of 52

Onderzoek naar de eigenschappen en

complicaties van de commerciële


herstelmortel Monulime op basis van
hydraulische kalk
Florence Van Audenrode (20192773)

Universiteit Antwerpen Bachelorproef (1102FOWCOR)


Faculteit Ontwerpwetenschappen Professor Dr. Tim De Kock
Opleiding conservatie-restauratie Bachelorproef
Academiejaar 2021-2022 22 juni 2022
Abstract

In de steenrestauratie worden veelvuldig commerciële herstelmortels toegepast wanneer


steen het slachtoffer is van materiaalverlies; de ontwikkeling van een herstelmortel me de
compatibele eigenschappen vereist veel vakmanschap en kennis. Vaak is de exacte chemische
samenstelling van commerciële mortels bedrijfsgeheim waardoor het gedrag van de mortel
moeilijk in te schatten is. Deze paper reflecteert bijgevolg naar de eigenschappen van de
recent ontwikkelde Monulime herstelmortel op basis van hydraulische kalk. In dit werk
worden verschillende parameters en de mate waarin deze de kleur van de mortel modificeren
bestudeerd aan de hand van verschillende onderzoekstechnieken zoals fotospectrometrie en
optische microscopie. Er wordt een focus gelegd op kleur, kleurvastheid (getest d.m.v.
regenimitatie) en verwerkbaarheid. Deze laatste factor wordt vervolgens in drie thema’s
gecategoriseerd: 1) hoeveelheid water 2) mengmethode en 3) eventuele toevoeging van een
additief. Bijkomend wordt er eveneens gefocust op verschillende complicaties zoals
blaarvorming (blistering) en zoutvorming in de vorm van efflorescentie welke gedurende het
onderzoek vastgesteld werden. De aanwezige kristallen werden chemisch geanalyseerd met
ionchromatografie (IC).

Sleutelwoorden: commerciële herstelmortel, steenrestauratie, fotospectrometrie, optische


microscopie, ionchromatografie, efflorescentie, kleur, verwerkbaarheid.
Inhoudsopgave

Abstract.......................................................................................................................................................... 2

1. Inleiding...................................................................................................................................................... 4
1.1 Introductie in herstelmortels ........................................................................................................................ 4
1.2 Commerciële herstelmortels ......................................................................................................................... 5

2. Materialen en methode .............................................................................................................................. 7


2.1 Monulime herstelmortel ............................................................................................................................... 7
2.2 Beschrijving van de stalen en voorbereiding ................................................................................................ 9
2.3 Beschrijving van de onderzoeksmethoden .................................................................................................. 13
2.3.1 Fotospectrometrie .............................................................................................................................. 13
2.3.2 Optisch microscopisch onderzoek ...................................................................................................... 13
2.3.3 Ionchromatografie (IC) ........................................................................................................................ 14

3. Resultaten en discussie ............................................................................................................................. 16


3.1 Algemene bevindingen ............................................................................................................................... 16
3.2 Invloed van de variabelen ........................................................................................................................... 18
3.2.1 Hoeveelheid water .............................................................................................................................. 18
3.2.2 Mengmethode .................................................................................................................................... 18
3.2.3 Regenimitatie ...................................................................................................................................... 19
3.2.4 Additief ............................................................................................................................................... 20
3.2.5 Percentage van pigment ..................................................................................................................... 20
3.3 Microscopische analyse .............................................................................................................................. 20
3.3.1 Granulaat ............................................................................................................................................ 20
3.3.2 Bindmiddel .......................................................................................................................................... 21
3.3.3 Pigmenten ........................................................................................................................................... 22
3.4 Spectrometrische analyse ........................................................................................................................... 24
3.5 Ionchromatografische analyse van de kristallen ........................................................................................ 27
3.6 Vervolgonderzoek ....................................................................................................................................... 30

4. Conclusie .................................................................................................................................................. 31

5. Bibliografie ............................................................................................................................................... 33
5.1 Literatuur .................................................................................................................................................... 33
5.2 Digitale bronnen ......................................................................................................................................... 36

6. Bijlagen..................................................................................................................................................... 37
6.1 Data fotospectrometrie .............................................................................................................................. 37
1. Inleiding

1.1 Introductie in herstelmortels

De degradatie van steen in buitenklimaat is quasi onvermijdelijk. Onder invloed van weer,
wind en de migratie van zouten zal steen onontkoombaar verweren. Deze verwering
resulteert frequent in een verlies van materiaal. Materiaalverlies beperkt de leesbaarheid en
esthetiek van het object en verhoogt bovendien het risico op degradatie door een hogere
waterabsorptie. Bijgevolg ondergaat dit type object veelvuldig restauratiebehandelingen met
de bedoeling het materiaal vormelijk te herstellen. De materialen die voor dit steenherstel
gebruikt worden, worden herstelmortels genoemd en worden in de praktijk in twee types
gecategoriseerd: minerale en harsgebonden herstelmortels.

Algemeen dienen herstelmortels op verschillende dimensies compatibel te zijn met het


originele materiaal: mechanisch, fysisch, chemisch en esthetisch.1 Idealiter werken
herstelmortels eveneens via het zelfopofferend principe: de herstelmortel mag het origineel
materiaal en/of substraat niet beschadigen. Het materiaal dient zo gekozen te worden dat het
in de toekomst als eerste zal verweren en op deze manier verder verval van het origineel
materiaal beperkt. Het zijn voornamelijk de mechanische, fysische en chemische actoren in
combinatie met het zelfopofferend principe die in het verleden in verschillende onderzoeken
bestudeerd werden.2 Wanneer men het over mechanische compatibiliteit heeft, gaat het
grotendeels over de mechanische eigenschappen van het product. Dit betreft voornamelijk de
sterkte in verscheidene dimensies, alsook de hechting met het substraat. De fysische
eigenschappen betreffen het vochtgedrag, aldus de capillaire werking van de herstelmortel
en de mate waarin de mortel krimp vertoont. Een groot capillair potentieel is vereist aangezien
de mortel op een substraat wordt aangebracht. Bij blootstelling aan vocht dient het vocht in
het substraat via de capillaire werking naar de mortel te migreren zodanig het substraat
efficiënt kan uitdrogen.

1
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK IRPA), Hayen, R., & De Clercq, H. (2010, mei). Versteend
Erfgoed - Omgaan met herstelmortel en kunststeen. KIK IRPA. [Pdf].
2
Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair mortars for stone:
Increased compatibility through optimised development. University of Ghent. [Pdf].
De chemische samenstelling van de mortel is grotendeels bepalend voor het al dan niet
uitbloeien van zouten en kalk. Bij zowel kalk als cementmortels doet de vorming van
kalkuitbloei zicht frequent voor. Om esthetische compatibiliteit te bekomen is een
aansluitende textuur en kleur vereist.3 Bijkomend dient de mortel eveneens gelijkaardig te
verouderen. Omwille van deze verschillende dimensies is het in de praktijk zeer tijdsintensief
een compatibele herstelmortel samen te stellen. De term compatibiliteit duidt in context van
het zelfopofferend principe echter niet op gelijke eigenschappen met het origineel materiaal;
het benadrukt de nood voor morteleigenschappen die in geen enkele omstandigheid schade
berokkenen aan het origineel materiaal.4 Omwille van de verschillende factoren waar
rekening mee gehouden dienen te worden, wordt er frequent geopteerd voor commerciële
herstelmortels welke voornamelijk voor een type steen ontworpen worden. Deze mortels
komen vaak voor in verschillende kleurschakeringen en vervaardigd met verschillende
granulaten met de bedoeling een groot spectrum binnen een steentype te dekken. Dit
onderzoek zal zich bijgevolg limiteren tot een commerciële herstelmortel voor zachte
natuursteensoorten en baksteen.

1.2 Commerciële herstelmortels

Wat betreft commerciële herstelmortels voor natuur-en baksteen zijn er op de Europese


markt een aantal minerale producten beschikbaar op basis van zinkchloride, hydraulische kalk
of cement. Deze commerciële mortels werden in het verleden veelvuldig toegepast.
Recentelijk werd een nieuwe hydraulische kalkmortel op de markt gebracht door producent
Rewah: Monulime. Het product wordt door de fabrikant omschreven als natuurlijke
hydraulische kalkmortel met hydraulische bindmiddelen en geselecteerde minerale vulstoffen
en zou geschikt zijn voor vlakwerk, profielwerk, ornament en beeldhouwwerk.5 De exacte
samenstelling van de mortel is bedrijfsgeheim. Het mechanische en fysische gedrag van de
mortel kan bijgevolg enkel achterhaald worden via experimenteel onderzoek aangezien deze
sterk beïnvloed worden door de samenstelling van het product. Alvorens commerciële

3
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK IRPA), Hayen, R., & De Clercq, H. (2010, mei). Versteend
Erfgoed - Omgaan met herstelmortel en kunststeen. KIK IRPA. [Pdf].
4
Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair mortars for stone:
Increased compatibility through optimised development. University of Ghent. [Pdf].
5
Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7 april). Rewah.
[Pdf].
mortels toegepast worden in de praktijk is het cruciaal de eigenschappen van de mortel te
bepalen. Verder beschrijft de technische fiche de preparatie van de mortel slechts zeer
algemeen waardoor deze instructies op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen
worden. Omwille van de beperkte periode van beschikbaarheid is er tevens nog geen
onderzoek verricht naar zowel toepassing als eigenschappen van de Monulime herstelmortel.
Dit onderzoek tracht bijgevolg de eigenschappen van de Monulime herstelmortel te
achterhalen terwijl er een focus gelegd wordt op een aantal parameters: kleur, kleurvastheid
(onderzocht d.m.v. regenimitatie) en verwerkbaarheid. Deze laatste parameter werd
opgedeeld in drie thema’s: 1) hoeveelheid water 2) mengmethode en 3) eventuele toevoeging
van een additief. De mate waarin deze variabelen de kleur van de herstelmortel modificeren
werd onderzocht. Dit kleurverschil werd gemeten en gekwantificeerd via spectrometische
analyse. Verder focust dit werk eveneens op een aantal complicaties welke vastgesteld
werden tijdens dit onderzoek zoals o.a. zoutuitbloeiing of efflorescentie wat geanalyseerd
werd met gebruik van ionchromatografie (IC). Ten slotte werd er eveneens microscopisch
onderzoek uitgevoerd ter identificatie van de mineralogie van de mortel en om de spreiding
van de pigmenten in de mortel te analyseren.
2. Materialen en methode

Aan de hand van experimentele en analytische onderzoeksmethodes zal het kleurverschil,


alsook de mineralogie van de mortel bestudeerd worden. Verder wordt de kristalvorming op
de ribben van de stalen analytisch bestudeerd.

2.1 Monulime herstelmortel

De Monulime herstelmortel is een commercieel product op basis van natuurlijke hydraulische


kalk in combinatie met hydraulische bindmiddelen en geselecteerde minerale vulstoffen (1:3).
De herstelmortel werd ontworpen zodanig dat deze geschikt zou zijn voor zachtere
natuursteensoorten en baksteen. Het product kent bijgevolg ook verschillende toepassingen:
herstelling van baksteen, plaatselijke herstellingen van vlakwerk, profielwerk, ornament en
beeldhouwwerk. Momenteel wordt de mortel in 11 standaardkleuren geproduceerd:
Chauvigny (niet gepigmenteerd), Euville (licht, midden en donker), Balegem, Balegem geel,
Savonnières (licht en donker), Mergel, Massangis, Gobertange, Diestiaan, Terra Cotta (licht,
midden en donker) en Blauwe steen licht. Deze standaardkleuren kunnen onderling gemengd
worden om zo een geschikte kleurschakering te verkrijgen.6

Na een eerste kennismaking met het product, werd een interview met de producent
georganiseerd. In dit interview werden de eigenschappen van de mortel besproken waarna er
nog persoonlijk gecommuniceerd werd wat betreft de chemische samenstelling van de
mortel. Hieruit bleek dat het vulmiddel opgebouwd is uit silicaten en calciumcarbonaat.7

Omwille van de snelle uitharding en barstvorming ontstond reeds een vermoeden van een
percentage portlandcement. Dit vermoeden werd tijdens het interview bevestigd: de mortel
bevat 10,5% Wit Cement CEMI 52,5R ter optimalisatie van de eigenschappen van het product.
Dit percentage zorgt voor een grotere hechting van mortel op substraat. Verder wordt er
eveneens een bindingsversneller en hechtingsagent toegevoegd welke beide invloed hebben

6
Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7 april). Rewah.
[Pdf].
7
Dombrecht, W. Persoonlijke communicatie (2022, 13 juni). [E-mail].
op de droging van het product. Om barstvorming te vermijden werd aangeraden de mortel
na aanmaak 5 minuten te laten rusten alvorens deze op het substraat aangebracht werd.8

Rewah produceert eveneens negen Monulime Pigmenten welke binnen bepaalde limieten
toegevoegd kunnen worden aan de herstelmortel. Deze minerale pigmenten worden in twee
groepen gecategoriseerd: 1) oxidepigmenten (Monulime Pigment Oranje, Monulime Pigment
Bloedrood, Monulime Pigment Oker, Monulime Pigment Zwart, Monulime Pigment Roetzwart,
Monulime Pigment Bruin, Monulime Pigment Bruin en Monulime Pigment Lichtbruin) en 2)
aardepigmenten (Monulime Pigment Sienna en Monulime Pigment Lichtblauw). Wat betreft
de oxidepigmenten is het aangeraden maximaal 5% in verhouding met de massa (g) van de
droge mortel toe te voegen.9 Oxidepigmenten worden door de mens vervaardigd uit
natuurlijke elementen zoals o.a. uit ijzeroxides en zijn typisch zeer opaak. Algemeen kleuren
oxidepigmenten sterk aan.10 Bij de aardepigmenten ligt dit percentage echter hoger: 15%.11
Deze pigmenten worden uit de bodem geëxtraheerd en zijn doorgaans meer transparant in
vergelijking met oxidepigmenten.12 Vanuit de technische fiche wordt het gebruik van de
Monulime Pigmenten aangeraden om de Monulime herstelmortel aan te kleuren, andere
compatibele en alkalibestendige pigmenten zijn echter eveneens geschikt.13

Wanneer de herstelmortel aangebracht wordt op minder poreuze oppervlakken is het


aangeraden het oppervlak of substraat alvorens aanbreng van de mortel te behandelen met
Cemgrip S, verdund in water (1:3). Cemgrip S is een hechtingsmiddel op basis van
gemodificeerd styreen-butadieenhars. Het product kent verschillende toepassingen en kan in
principe zowel op het substraat aangebracht worden, als vermengd worden in de mortel.14
Omwille van de representativiteit van dit onderzoek zal er enkel met snelbouwstenen gewerkt
worden welke zeer poreus zijn van aard. Bijgevolg is het gebruik van Cemgrip S overbodig.

8
Dombrecht, W. Persoonlijke communicatie (2022, 13 juni). [E-mail].
9
Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7 april). Rewah.
[Pdf].
10
The Difference Between Our Pigment Types. (z.d.). The Earth Pigments Company, LLC.
11
Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7 april). Rewah.
[Pdf].
12
The Difference Between Our Pigment Types. (z.d.). The Earth Pigments Company, LLC.
13
Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7 april). Rewah.
[Pdf].
14
Technische Fiche Cemgrip S - Hechtmiddel op basis van gemodificeerd styreen-butadieenhars. (2020, 11
februari). Rewah. [Pdf].
2.2 Beschrijving van de stalen en voorbereiding

In functie van dit onderzoek werd een testbank opgesteld waarbij de mortels aangebracht
werden op een snelbouwsteen die fungeert als substraat. Uit onderzoek is het geweten dat
de eigenschappen van mortels variëren wanneer deze in een afgesloten structuur, zoals een
mal, worden vervaardigd.15 Omwille van de representativiteit van het onderzoek werd de
mortel bijgevolg op een poreus substraat aangebracht ter imitatie van een toepassing in het
werkveld. Aan de hand van deze testbank werd de mate waarin bepaalde parameters de kleur
van de herstelmortel modificeren bestudeerd. In dit onderzoek werd enkel met de niet-
gepigmenteerde standaardkleur Monulime Chauvigny gewerkt, al dan niet in combinatie met
twee Monulime pigmenten. Dit onderzoek beperkt zich tot het oxidepigment Oker en
aardepigment Sienna welke beide gelijkaardige geel-oranje tonen omvatten. Op deze manier
konden de verschillende types pigmenten en de mate waarin ze aankleuren vergeleken
worden.

Allereerst werden er drie referentiestalen gemaakt. Deze referentiestalen werden


geprepareerd naar een algemene interpretatie van de richtlijnen in de technische fiche van de
producent. Bijgevolg fungeerden deze referentiestalen als maatstaf voor de kleur waarmee
de andere stalen vergeleken werden. Vanuit de technische fiche werd aangeraden voor een
hoeveelheid van 1kg droge mortel 330-350ml water toe te voegen. Algemeen wordt de
hoeveelheid water bij kalkmortels bij voorkeur tot een minimum beperkt. Bijgevolg werd er
geopteerd voor 330ml water voor 1kg mortel. In dit werk werd deze verhouding herleid tot
100g droge mortel en 33ml water. Vervolgens werd de mortel ca. 5 minuten handmatig
gemengd met paletmes waarna deze ca. 5 minuten te rusten werd gezet zoals aangeraden.

Alvorens de mortel op het substraat werd aangebracht, was het cruciaal deze voor te
bevochtigen om te vermijden dat het droge substraat bij aanbreng het vocht uit de mortel zal
trekken. Wanneer er pigmenten werden toegevoegd, werden deze in de droge mortel
vermengd alvorens er water werd toegevoegd. De verwerking van de pigmenten werd echter
niet gespecifieerd in de technische fiche. Het percentage pigment werd telkens afgemeten in

15
Lubelli, B., Van Hees, R. P. J., & Nijland, T. G. (2021). Characterization and compatibility assessment of
commercial stone repair mortars. Journal of Cultural Heritage, 174–182.
verhouding met de massa van de droge mortel met een analytische weegschaal op 0,01g
nauwkeurig.

In functie van het onderzoek werd er telkens één variabele aangepast bij de vervaardiging van
de verschillende testen. Op deze manier kon de invloed van deze variabele bestudeerd
worden. Met de bedoeling de verwerkbaarheid van de mortel te optimaliseren en het gedrag
van de mortel onder ongunstige omstandigheden te analyseren werden er nog twee
parameters aan het onderzoek toegevoegd: uitvoering van een regenimitatie en toevoeging
van een additief. De regenimitatie werd uitgevoerd aan de hand van een irrigatiesysteem
waarbij de mortel gedurende een uur bestraald wordt.

In dit onderzoek werd lijnzaadolie als additief aan de mortel toegevoegd aangezien
verschillende historische mortelrecepten het gebruik van deze olie beschrijven. Het
toevoegen van lijnolie in de mortel zou als weekmaker fungeren en eveneens waterafstotend
werken waardoor water in mindere mate in het materiaal kan penetreren. Bijgevolg wordt de
vochtbestendigheid geoptimaliseerd en vorstschade geminimaliseerd. De lijnolie werkt wel
vertragend op de carbonatatie van kalk en heeft bijgevolg invloed op de mechanische sterkte
van de mortel.16 In functie van de uithardingsperiode wordt er geopteerd voor de gekookte
variant. Onderstaande tabel toont de variabelen.

Tabel 1 - Uiteenzetting van de variabelen.

Code Variabele Omschrijving


H2O Hoeveelheid water 350ml water per kilogram droge mortel.
Mix Mengmethode Indien er pigment wordt toegevoegd wordt dit eerst
vermengd in het water en vervolgens toegevoegd aan
de droge mortel.
P(%) Percentage pigment Indien er oxidepigment wordt toegevoegd zal het
percentage oplopen van 0,5% tot 2% met intervallen
van 0,5% en uitbreiding van 4%. Indien er

16
BAUEROVÁ, P., DAVIDOVÁ, V., KEPPERT, M., REITERMAN, P., & VEJMELKOVÁ, E. (2021). LIME MORTARS
WITH LINSEED OIL: ENGINEERING PROPERTIES AND DURABILITY. Romanian Journal of Materials, 51(2), 239–
246.
aardepigment wordt toegevoegd zal het percentage
oplopen van 0,5% tot 2% met intervallen van 0,5% met
uitbreiding van 4% en 8%.
Reg Regenimitatie De mortel wordt twee uur na aanbreng op het
substraat gedurende een uur beregend met een
irigatiesysteem.
Add Additief Er wordt 1% gekookte lijnolie aan het recept
toegevoegd in verhouding van het gewicht van het
bindmiddel (1:3).

In totaliteit werden 23 stalen vervaardigd waarvan drie referentiestalen. Elk staal werd
opgedeeld in twee zones: een zone werd ruw afgewerkt met truweel, de andere zijde glad. Er
werd getracht de dikte van de mortellaag constant te houden. Bijgevolg werd de mortel steeds
aangebracht met een dikte van 0,5cm. Onderstaande tabellen beschrijven de verschillende
stalen.

Tabel 2 – Uiteenzetting van de verschillende mortelstalen en receptuur.

Staalcode H2O (ml) Mengmethode Pigment Regenimitatie Additief


(m%)
CH-Ref 33 / / / /
CH-H2O 35 / / / /
CH-Reg 33 / / X /
CH-Add 33 / / / Gekookte
lijnzaadolie
O-Ref 33 Droog 1 / /
O-H2O 35 Droog 1 / /
O-Mix 33 Nat 1 / /
O-Reg 33 Droog 1 X /
O-Add 33 Droog 1 / Gekookte
lijnzaadolie
O-P0,5 33 Droog 0,5 / /
O-P1,5 33 Droog 1,5 / /
O-P2 33 Droog 2 / /
O-P4 33 Droog 4 / /
S-Ref 33 Droog 1 / /
S-H2O 35 Droog 1 / /
S-Mix 33 Nat 1 / /
S-Reg 33 Droog 1 X /
S-Add 33 Droog 1 / Gekookte
lijnzaadolie
S-P0,5 33 Droog 0,5 / /
S-P1,5 33 Droog 1,5 / /
S-P2 33 Droog 2 / /
S-P4 33 Droog 4 / /
S-P8 33 Droog 8 / /
2.3 Beschrijving van de onderzoeksmethoden
2.3.1 Fotospectrometrie

Na uitharding van de stalen werd de kleur van elke mortel bestudeerd aan de hand van
fotospectrometrie. Deze analysetechniek meet de intensiteit van de lichtbundels. De reflectie
spectra van de mortels werden gemeten met Avaspec 2048-2 CCD detector array
spectrometer met een D65 standaard illuminant op basis van een halogeen en
deuteriumlamp.17 Vijf metingen werden met een integratietijd van 500 m/s werden
uitgemiddeld. De spectrofotometer wordt gekalibreerd met bariumsulfaat voor de wit
kalibratie en met behulp van een sluiter voor zwartkalibratie. Op elk staal werden zes
metingen uitgevoerd: drie op de ruwe zijde en drie op de gladde zijde. De spectrale reflectie
van de mortelstalen werd uitgedrukt in het CIELab kleurensysteem en bijgevolg
gekwantificeerd in L, a en b waarden. Het CIELab kleurensysteem (of CIE L*a*b*) drukt kleur
in drie waardes uit, gebaseerd op additieve kleurmeting. Vervolgens werd het gemiddelde,
alsook de standaarddeviatie van deze waarden berekend. Aan de hand van deze gemiddeldes
kon het kleurverschil met het referentiestaal berekend worden via Delta E (∆! =

√∆L! + ∆a! + ∆b ! ). In dit werk wordt een arbitraire drempelwaarde van ∆E = 3 gewerkt;
wanneer ∆! de waarde van 3 overschrijdt, is het kleurverschil visueel macroscopisch
zichtbaar. Deze waarde is gekozen op basis van een informeel, maar veralgemeend gebruik
binnen de discipline van steenconservatie.

2.3.2 Optisch microscopisch onderzoek

In functie van microscopisch onderzoek werden monsters van elk referentiestaal (CH-Ref, S-
Ref en O-Ref) gebeiteld. Deze werden vacuüm ingebed met Buehler EpoThin epoxyhars.
Vervolgens werd er met een lowspeed watergekoelde precisiediamantzaag (Buehler IsoMet
1000 precisiezaag) een schijf van de monsters gesneden. Deze coupes werden nadien met
EpoThin epoxyhars op een draagglas gekleefd. Met een Buehler PetroThin Thin werden de
secties van deze monsters verder gereduceerd door zagen en schuren tot een geschatte dikte
van ca. 200 µm. Via handmatig polijsten werd deze dikte verder gereduceerd tot ca. 30 µm.
De mineralogie van de stalen werden via doorvallend licht microscopie geanalyseerd onder

17
Stavenga, D. G. (2014). Thin Film and Multilayer Optics Cause Structural Colors of Many Insects and Birds.
Materials Today: Proceedings, 109–121.
enkelvoudig gepolariseerd licht en met gekruiste polarisatoren (analysator) met een upright
microscoop (Leica DM 2700 M). Op deze manier kunnen amorfe structuren van elkaar
onderscheiden worden. De kleur van deze structuren is typerend voor bepaalde mineralen.

2.3.3 Ionchromatografie (IC)

Na de vervaardiging en volledige uitharding van de mortelstalen, werd kristalvorming


vastgesteld. Deze kristallen waren duidelijk waarneembaar op de ribben van het substraat en
mortel. Vermoedelijk gaat het over oplosbare zouten welke naar het oppervlak migreerden.
Alvorens deze stalen via IC geanalyseerd werden, werd er getracht te achterhalen of deze
kristallen eventueel afkomstig waren van het substraat. Het substraat werd bijgevolg in water
geweekt waarna de aanwezigheid van zowel sulfaten als nitraten getest werd aan de hand van
Quantofix teststrips. Er werd eveneens een referentietest uitgevoerd met kraanwater. Deze
testen duidden echter op een subtiele verhoging. Vervolgens werd de mortel aangebracht op
huishoudfolie en na uitharding in water geweekt waarna dezelfde procedure uitgevoerd werd.
Hieruit kon geconcludeerd worden dat er wel degelijk zouten in de mortel aanwezig zijn. Ter
identificatie van de zouten werden deze opgevangen in een glazen beker. De analyse van de
zouten werd uitbesteed aan een extern labo (Laboratorium voor Mineralogie en Petrologie,
Gent), waar ionchromatografie (IC) werd toegepast. Deze analysetechniek analyseert de
aanwezige ionen (Na+, Ca2+, Mg2+; Cl-, SO2-, NO3-). Deze ionen vormen de meest voorkomende
oplosbare zouten waarvan voornamelijk sulfaten en chlorides schadelijk zijn voor mortels.18
Het is geweten dat sulfaten schade kunnen berokkenen omwille van hun kristallisatiecyclus
en ontbindingen. Chlorides beïnvloeden echter het krimpgedrag van zout beladen
substraten.19

18
Gulotta, D., Goidanich, S., Tedeschi, C., Nijland, T. G., & Toniolo, L. (2013). Commercial NHL-containing
mortars for the preservation of historical architecture. Part 1: Compositional and mechanical characterisation.
Construction and Building Materials, 38, 31–42.
19
Gulotta, D., Goidanich, S., Tedeschi, C., Nijland, T. G., & Toniolo, L. (2013). Commercial NHL-containing
mortars for the preservation of historical architecture. Part 1: Compositional and mechanical characterisation.
Construction and Building Materials, 38, 31–42.
Figuur 1 – Detailfoto van kristalvorming Figuur 2 – Detailfoto van kristalvorming Figuur 3 – Detailfoto van kristalvorming
op de ribben van staal S-P8. op de ribben van staal O-P4 op de ribben van staal O-P4

Figuur 4 – Detailfoto van kristalvorming Figuur 5 - Detailfoto van kristalvorming Figuur 6 - Detailfoto van kristalvorming
op staal S-P8 met digitale microscoop, op staal S-P8 met digitale microscoop, op staal S-P8 met digitale microscoop,
Dino Lite (vergroting 90,3). Dino Lite (vergroting 90,3). Dino Lite (vergroting 90,3).
3. Resultaten en discussie

In deze rubriek zullen alle resultaten uiteengezet worden met uitbreiding van een korte
discussie bij elk onderdeel.

3.1 Algemene bevindingen

Bij het vervaardigen van de stalen was het opvallend dat de mortel zeer liquide en kleverig
was bij het gebruik van de minimale hoeveelheid water (330ml water per kilogram droge
mortel), in vergelijking met de gewenste consistentie van kalkmortels aangezien deze typisch
eerder droog worden aangemaakt. Deze kleverigheid deed aanvankelijk vermoeden dat er
toeslagstoffen (zoals cellulose) werden toegevoegd om de hechting met substraat te
optimaliseren. Vanuit een interview met producten Rewah werd het gebruik van additieven
bevestigd. Dit in de vorm van hechtingsagenten en bindingsversneller welke beide invloed
hebben op de uitharding van het product en eventueel de textuur ervan beïnvloeden.20

Wanneer er pigmenten werden toegevoegd werd de mortel echter niet opvallend droger zoals
omschreven in de technische fiche. Het oxidepigment Oker veroorzaakte rode strepen in de
mortel tijdens vermenging. Deze rode korrels waren eveneens zichtbaar in het droge pigment.
Vermoedelijk zijn deze rode fracties het resultaat van verontreiniging of contaminatie tijdens
het ontginnen van het pigment.21

Opvallend was de zeer snelle uitharding van de mortel: na enkele uren was het oppervlak
reeds aanzienlijk harder terwijl kalkmortels vaak nog lang bewerkbaar zijn. Deze snelle
uitharding resulteerde in een huid of korst (crusting) op de mortel. Naar dit verschijnsel wordt
respectievelijk als huid of korst gerefereerd wanneer deze een dikte heeft van 0,1-0,5mm. Dit
fenomeen komt voornamelijk voor bij cementmortels en is een resultaat van een te snelle
uitharding van het morteloppervlak wanneer de dieperliggende mortel nog nat is.22 Deze
korstvorming resulteert in een luchtdicht oppervlak en voorkomt dat water-en luchtbellen

20
Dombrecht, W. Persoonlijke communicatie (2022, 13 juni). [E-mail].
21
Dombrecht, W. Persoonlijke communicatie (2022, 13 juni). [E-mail].
22
Nouryon, Institute for life sciences, Institute of Geological Sciences, Zurbriggen, R., Bühler, T., Wetzel, A.,
Huwiler, L., Heini, U., Pieles, U., & Herwegh, M. (2019). Skin and crust formation at mortar surfaces –
mechanisms and influencing factors (Part 2). ZKG. [Pdf].
welke zich nog in de natte, onderliggende mortel situeren naar buiten kunnen migreren. Dit
veroorzaakt eveneens blaarvorming (blistering), een fenomeen dat op iets minder dan de helft
van de stalen vastgesteld werd, doorgaans op de glad afgewerkte zijde. Vermoedelijk is dit te
wijten aan de manier waarop het oppervlak afgewerkt werd: wanneer het morteloppervlak
veelvuldig glad afgestreken wordt, zal het aggregaat neerdwalen waarna een waterfilm
gevormd wordt op het morteloppervlak.23 Op deze manier worden de poriën afgesloten, in
tegenstelling tot een ruwe afwerking waarbij de poriën eerder opengestreken worden.

Figuur 7 – Detailfoto van de Figuur 8 – Detailfoto van de Figuur 9 – Detailfoto van de


blaarvroming op staal S-P2. blaarvorming op staal S-P4. blaarvorming op staal O-P4.

Overkoepelend werd er op bijna elk oppervlak barsten en/of scheuren vastgesteld wanneer
de mortel geen rustperiode kreeg alvorens aanbreng op substraat. Dit kan toegeschreven
worden aan een te snelle uitharding van de mortel. Hierdoor zal krimp ontstaan in een fase
waarin de mortel zijn elasticiteit reeds grotendeels verloren is en zich scheuren vormen.
Aangezien een percentage van NHL (Natural Hydraulic Lime) hydraulische partikels bevatten
is de waterretentie relatief hoog, wat eveneens kan resulteren in haarscheuren.24 De snelle
uitharding, alsook de vorming van scheuren ten gevolge van snelle uitharding is vermoedelijk
te wijten aan het percentage cement dat aan de kalkmortel toegevoegd werd. Wanneer de

23
Portland Cement Association. (2001). Concrete Information - Concrete Slab Surface Defects: Causes,
Prevention, Repair. [Pdf].
24
Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair mortars for stone:
Increased compatibility through optimised development. University of Ghent. [Pdf].
mortel wel kon rusten alvorens aanbreng op substraat werden doorgaans geen barst en/of
scheurvorming vastgesteld. Dit is echter niet beschreven in de technische fiche.

3.2 Invloed van de variabelen


3.2.1 Hoeveelheid water

In de steenrestauratie bestaat een algemeen principe waarin de hoeveelheid water in


herstelmortels steeds tot een minimum beperkt dient te worden. Op deze manier wordt de
vorming van haarscheuren en barsten ten gevolge van krimp vermeden aangezien deze later
schadelijk zijn voor de mortel omwille van penetratie van vocht. Barsten en scheuren vormen
zones waarin vocht eenvoudiger in de mortel kan dringen en eveneens moeizamer verdampt.
Bijgevolg kan dit de hechting van mortel op substraat aantasten wanneer het vocht tot op het
substraat migreert via de barsten.25 In de praktijk bleek het toevoegen van een grotere
hoeveelheid water echter niet voordelig en werkte het eerder limiterend op de
verwerkbaarheid van het product aangezien deze aanzienlijk meer vloeibaar werd. Wanneer
de mortel gebruikt wordt voor plastisch herstel is het gebruik van 33ml per 100g reeds
ongunstig omwille van de liquide aard van de mortel. Bijgevolg is de toevoeging van meer
water afgeraden.

3.2.2 Mengmethode

In deze variabele werd het pigment eerst vermengd in het water alvorens deze emulsie aan
de droge mortel werd toegevoegd. Beide oxide-en aardepigmenten waren niet oplosbaar in
water en vormden een dispersie waarbij de pigmentpartikels in de vloeistof zweefden. Het
toevoegen van deze dispersie aan de mortel was onpraktisch aangezien een deel van het
pigment op de bodem van de mengbeker bleef liggen. Het mengen van mortel en dispersie
verliep echter soepeler in vergelijking met het mengen van het pigment in de droge mortel.
Bijgevolg is deze methode niet aangeraden wanneer er met precieze hoeveelheden of
percentages pigment gewerkt wordt aangezien een deel van het pigment niet uit de
mengbeker verwijderd kan worden.

25
Bianco, N., Calia, A., Denotarpietro, G., & Negro, P. (2013). Hydraulic mortar and problems related to the
suitability for restoration. Periodico di Mineralogia, 82(3), 529–542. [Pdf].
3.2.3 Regenimitatie

Wanneer de regenimitatie uitgevoerd werd, was er reeds sprake van de vorming van een korst
of huid op het morteloppervlak (crusting). Toch was het opvallend dat het oxidepigment Oker
(O-Reg) grotendeels uit de mortel geloogd werd tijdens de bewateringsprocedure. Deze
uitloging resulteerde in bleke zones welke visueel macroscopisch waarneembaar waren. Het
Sienna pigment (S-Reg) werd echer niet uitgeloogd of alleszins niet sterk genoeg om visueel
macroscopisch waar te nemen. De uitloging van het Oker pigment is moeilijk te verklaren maar
kan echter wel oorzaak vinden in de zeer fijne korrelgrootte van het pigment (zie 4.3.3
Pigmenten). Verder ondervond het staal met standaardkleur Chauvigny zonder pigment (CH-
Reg) de meeste complicaties; de hechting op het substraat werd aangetast. Dit resulteerde in
het afbreken van bepaalde zones van de mortel. Vooraleer de regenimitatie werd uitgevoerd
werd een waterfilm op het morteloppervlak van staal CH-Reg vastgesteld. De twee andere
stalen vertoonden dit echter niet. Vermoedelijk versnelt de toevoeging van pigmenten de
vorming een korst of huid op het morteloppervlak.

Figuur 10 – Afbeelding van de opstelling van het irrigatiesysteem. Figuur 11 – Detailfoto van de aantasting
van mortel op substraat (CH-Reg).
3.2.4 Additief

De toevoeging van gekookte lijnzaadolie resulteerde in een mortel welke een egaler geheel
vormde. Vervolgens werd de verwerkbaarheid geoptimaliseerd en hechtte de mortel
eenvoudiger aan het substraat. Na uitharding voelt het oppervlak gladder aan in vergelijking
met het referentiestaal. Opvallend is voornamelijk dat er bij geen enkel staal waar lijnzaadolie
werd toegevoegd eveneens blaarvorming vastgesteld werd.

3.2.5 Percentage van pigment

Over het algemeen drogen de mortels met toevoeging van pigment zeer licht uit in vergelijking
met de natte mortel. De kleur van de droge, niet-gepigmenteerde mortel vermengd met het
pigment is echter niet representatief voor de kleur van de uitgeharde mortel. Vanuit de
technische fiche van de fabrikant werd aangegeven dat het gebruik van pigmenten doorgaans
een grotere hoeveelheid water vereist. Vanuit deze testen bleek de mortel echter meer
vloeibaar wanneer pigmenten werden toegevoegd, met uitzondering van S-P8. Deze laatste
verschilde eveneens opvallend veel qua textuur in vergelijking met de andere stalen en oogde
aanzienlijk gladder na uitdroging.

3.3 Microscopische analyse

Aan de hand van microscopische analyse met en zonder gekruiste polarisatoren werd getracht
de mineralogie van de mortel te definiëren. Onderstaande afbeeldingen tonen
microscopische beelden van de Monulime Chauvigny mortel met en zonder toevoeging van
pigmenten (Oker en Sienna).

3.3.1 Granulaat

Figuren 13, 15 en 17 tonen met gekruiste polarisatoren duidelijk grijze korrels. Alvorens het
slijpplaatje in dikte gereduceerd werd oogden deze korrels felgroen. De korrels kunnen
geïdentificeerd worden als kwartskorrels aangezien deze bij 30 µm grijs ogen onder
gepolariseerd licht, wat zeer typerend is voor kwarts. Deze korrels ogen afgerond en komen
in verschillende maten voor, wat op een grote korrelgrootteverdeling duidt. Kwarts is het
meest stabiele element in zand en wordt omwille van deze stabiliteit veelvuldig gebruikt als
vulmiddel of granulaat bij mortels. Verschillende bronnen beamen het gebruik van granulaten
in verschillende korrelgroottes aangezien dit de hechtingsterkte van de mortel optimaliseert.
Wanneer er enkel met afgeronde korrels wordt gewerkt, zal de druksterkte van de mortel
dalen.26 Op figuur 13 werden zwarte holtes vastgesteld: deze holtes zijn vermoedelijk het
resultaat van uitgevallen kwartskorrels. Verder zijn er witte partikels waarneembaar in de
matrix van de mortel. Aanvankelijk leken deze partikels op pigment. Dit kon echter uitgesloten
worden aangezien deze partikels eveneens waarneembaar zijn in het monster zonder
pigment. Vermoedelijk duiden ze op de aanwezigheid van calciet (CaCO3). Omwille van de
grootte ervan is het onwaarschijnlijk dat deze het resultaat zijn van het uithardingsproces van
kalk in bindmiddel. Bijgevolg doet de aanwezigheid van deze partikels vermoeden dat er
kalkpoeder als vulmiddel werd toegevoegd aan de mortel. Verder is het eveneens mogelijk
dat het ongehydrateerde cementkorrels zijn: dicalcium silicaat (beliet) (Ca2SiO4). Deze komen
veelvuldig voor wanneer kalkmortels een percentage cement bezitten.27

3.3.2 Bindmiddel

De microscopische beelden onder gekruiste polarisatoren tonen zeer duidelijk structuren in


pasteltinten, alsook geometrische figuren. Deze structuren zijn beide typerend voor calciet
(CaCO3). Calciet is het basismineraal van kalksteen en wordt veelvuldig gebruikt in
cementmortels als kalkachtig bindmiddel.

Omwille van de aanwezigheid van 10,5% wit cement (CEMI 52.5R) als bindmiddel, verwacht
men dat de beelden onder gekruiste polarisatoren een relatief donkere matrix tonen. Dit is
echter niet het geval. Figuur 13 en 15 tonen beide groene partikels. Vermoedelijk zijn dit
hydraulische partikels welke het resultaat kunnen zijn van cement aangezien dit een
hydraulisch bindmiddel is. Aangezien deze vemoedelijk hydraulische partikels zeer sporadisch
zichtbaar zijn, kan er geconcludeerd worden dat het cement zeer fijn gemalen is waardoor dit
niet zichtbaar is in de vergroting van de microscoop. Partikels welke kleiner zijn dan 2 µm

26
Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair mortars for stone:
Increased compatibility through optimised development. University of Ghent. [Pdf].
27
Ingham, J. P., BSc (Hons), MSc, DipRMS, CEng, MInstNDT, EurGeol, CGeol, CSci, FGS, FRGS, & MIAQP. (2013).
Geomaterials under the Microscope - A Colour Guide building stone, roofing slate, aggregate, concrete, mortar,
plaster, bricks, ceramics, and bituminous mixtures. Manson Publishing.
worden kleifracties genoemd en zijn doorgaans niet waarneembaar met deze
beeldvormingstechniek.

3.3.3 Pigmenten

Wat betreft de spreiding van de pigmenten in de mortelmatrix tonen de beelden


uiteenlopende resultaten: figuren 19 en 21 tonen zeer duidelijk pigmentatie aan de hand van
roodkleurige fracties (aardepigment) welke in verschillende groottes terugkomen. Het
oxidepigment Oker is echter niet waarneembaar op de microscopische beelden. Vermoedelijk
is dit pigment fijner en kleiner dan het aardepigment en bijgevolg fijner verdeeld in de matrix.

500 µm 500 µm

Figuur 12 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel Figuur 13 – Microschopisch beeld van Monulime
in standaardkleur Chauvigny (vergroting 10x, objectie: N herstelmortel in standaardkleur Chauvigny (vergroting 10x,
PLAN EPI 5x) objectie: N PLAN EPI 5x, gekruiste polarisatoren). Aan de
linkerzijde een hydraulische partikel zichtbaar (groen).

500 µm 500 µm

Figuur 14 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel Figuur 15 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel
in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Oker in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Oker
pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 5x). pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 5x), gekruiste
polarisatoren). Centraal onder langwerpige holte is een
hydraulische partikel zichtbaar (groen).
500 µm 500 µm

Figuur 16 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel Figuur 17 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel
in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Oker in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Oker
pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 10x). pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 10x, gekruiste
polarisatoren.)

500 µm 500 µm

Figuur 18 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel Figuur 19 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel
in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Sienna in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Sienna
pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 5x). pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 5x, gekruiste
polarisatoren).

500 µm 500 µm

Figuur 20 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel Figuur 21 – Microscopisch beeld van Monulime herstelmortel
in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Sienna in standaardkleur Chauvigny met toevoeging van 1% Sienna
pigment (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 10x). pigment, (vergroting 10x, objectie: N PLAN EPI 10x), gekruiste
polarisatoren).
3.4 Spectrometrische analyse

In deze rubriek zullen de resultaten van de spectrometrische analyse uiteengezet worden.


Deze metingen werden steeds vergeleken met de drie referentiestalen (CH-Ref, O-Ref, S-Ref).
Om overzicht te bewaren werden de resultaten opgedeeld in de pigmentpercentages en de
overige variabelen (hoeveelheid water, mengmethode, regenimitatie en additief) en
vervolgens weergegeven in grafieken. De x-as toont de verschillende stalen en op de y-as
wordt het kleurverschil ΔE uitgedrukt. Zoals eerder vermeld in 3.2.1 Fotospectrometrie, zullen
de resultaten geïnterpreteerd worden naar een arbitraire drempelwaarde. Deze treshold
benadrukt een kleurverschil dat visueel macroscopisch waarneembaar is wordt in de grafiek
aangeduid met een rode, horizontale lijn.

Grafiek 1 – Uiteenzetting van de spectrometrische resultaten, kleurverschil in absolute kleurwaarde in pigment percentages.

Kleurverschil ΔE in pigment percentages

16
14,46
14

12 11,13

10 8,78
8
6,27 6,33
6 5,17
4,77
4,00
4
2,26
2

0
O-P2

O-P4
S-P0,5
O-P0,5

S-P1,5
O-P1,5
S-P2

S-P4

S-P8

Bovenstaande grafiek toont het kleurverschil ΔE van de verschillende percentages pigment


(Oker en Sienna) in standaardkleur Chauvigny in vergelijking met de referentiestalen S-Ref en
O-Ref waarbij in beide gevallen steeds 1% pigment toegevoegd werd. De kleurverschillen van
het Okerpigment worden steeds gevisualiseerd met groene balken. De kleurverschillende van
het Siennapigment worden steeds gevisualiseerd in blauwe balken. In eerste instantie is er
een duidelijk verschil in de mate waarin het oxidepigment Oker en het aardepigment Sienna
de mortel aankleuren: het oxidepigment kleurt aanzienlijk sterker dan het aardepigment. Het
kleurverschil van Sienna stijgt geleidelijk aan wanneer de concentratie van het pigment
verhoogd wordt. Concreet is dit herkenbaar aan het bijna onzichtbaar kleurverschil wanneer
de concentratie Sienna gehalveerd wordt tot 0,5%. Verder zorgt een verdubbeling van de
concentratie pigment niet voor een verdubbeling in kleurverschil: wanneer een concentratie
van 4% vermengd wordt in de mortel, wordt een kleurverschil van 8,78 waargenomen.
Wanneer dit percentage opgevoerd wordt tot 8%, loopt het kleurverschil slechts op tot 14,45.

Het kleurverschil in de okerpercentages toont echter een fellere stijging en is eerder lineair.
Wanneer de concentratie Oker van 2% verdubbeld wordt tot 4%, ontstaat er eveneens een
verdubbeling in kleurverschil.

Wanneer er visueel macroscopisch naar de stalen met toevoeging van Oker wordt gekeken,
worden er inconsistente resultaten waargenomen. Aan de hand van de fotosprectrometrische
resultaten kan er theoretisch gezien vastgesteld worden dat er geen visueel kleurverschil
bestaat tussen het referentiestaal en O-P0,5 waarbij de concentratie van het pigment
gehalveerd wordt. Onderstaande afbeelding toont beide stalen: O-P0,5 en O-Ref.

Figuur 22 – Afbeelding van O-P0,5 (rechts) en O-Ref (lnks).


Grafiek 2 – Uiteenzetting van de spectrometrische resultaten, kleurverschil in absolute kleurwaarde in variabele: hoeveelheid
water, mengmethode, regenimitatie en additief.

Kleurverschil ΔE
6

5,14
5

4
3,51
3,21
2,95 3,00 3,01
3
2,27
1,98
2

1 0,83 0,85 0,73

0
CH-H2O O-H2O S-H2O O-Mix S-Mix CH-Reg O-Reg S-Reg CH-Add O-Add S-Add

Bovenstaande grafiek toont de kleurverschillen ΔE wat betreft variabelen hoeveelheid water,


mengmethode, regenimitatie en additief. De stalen die enkel uit de niet-gepigmenteerde
standaardkleur Chauvigny werden vervaardigd worden blauw afgebeeld. De stalen met
toevoeging van het Oker pigment worden oranje afgebeeld en de stalen met toevoeging van
Sienna pigment groen. Wanneer de hoeveelheid water opgehoogd wordt, valt het
kleurverschil echter niet waar te nemen met het blote oog. Algemeen blijft het kleurverschil
onder de arbitraire drempelwaarde. Wat betreft het staal met toevoeging van oker,
schommelt het kleurverschil echter rond de drempelwaarde maar de afwijking blijft
verwaarloosbaar. Het toevoegen van een grotere hoeveelheid water beïnvloedt echter wel de
verwerkbaarheid van de mortel.

Wanneer de mengmethode variabele wordt aangepast, blijkt het kleurverschil wederom


verwaarloosbaar: wat betreft het staal met okerpigment schommelt ΔE wederom rond de
grenswaarde wat theoretisch niet waarneembaar is. Ook de waarneming van kleur na de
regenimitatie bleef bij twee derde van de stalen onveranderd: enkel O-Reg resulteerde in een
duidelijk waarneembaar verschil door het uitlogen van het pigment waarbij het kleurverschil
opvallend naar een waarde van 5,14 steeg. De toevoeging van gekookte lijnolie resulteert in
theorie in elk staal voor een waarneembaar kleurverschil al bleef dit zeer subtiel. De lijnolie
veroorzaakt voornamelijk een verdonkering.

3.5 Ionchromatografische analyse van de kristallen

Onderstaande tabel toont de resultaten van de Ionchromatografische analyse van de


kristallen op het morteloppervlak. Deze resultaten duiden op een grote hoeveelheid van
natrium (Na) en sulfaten (SO4) in de zoutuitbloei in combinatie met kleinere concentraties van
andere elementen zoals Calcium (Ca) en Kalium (K). De uitslag wijst onder andere op de
prominente aanwezigheid van natriumsulfaat of thenardiet (Na2SO4) en mirabiliet
(Na2SO4·10H2O).

Tabel 3 – Uiteenzetting van de resultaten van Ionchromatografie.

ppm in staal
Sample Ext.Ref. Ca K Mg Na Cl NO3 SO4
22-336 zout 2097 1988 63 184334 274 474 377348

Natriumsulfaat is vermoedelijk afkomstig van het cementpercentage in de mortel en wordt


doorgaans toegevoegd om bepaalde reactieprocessen te vertragen.28 Het is eveneens
mogelijk dat het natriumsulfaat gevormd werd wanneer natrium ionen in reactie traden met
sulfaten in de lucht zoals o.a. zwaveldioxide (SO2).29 Verder bestaat de kans dat de sulfaten
afkomstig zijn van het substraat: de aanwezigheid van sulfaten in bakstenen (of
snelbouwstenen) wordt bepaald door verschillende parameters. Afhankelijk van kleisoort,
baktemperatuur en de brandstofsoort waarmee het materiaal vervaardigd werd zullen er
sulfaten in de baksteen aanwezig zijn.30 Uit de resultaten van de Quantofix teststrips kon een
subtiele verhoging in sulfaten waargenomen worden wanneer het substraat in water geweekt
werd. Wanneer de teststrips toegepast werd op de mortel (welke uithardde op huishoudfolie

28
Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair mortars for stone:
Increased compatibility through optimised development. University of Ghent. [Pdf].
29
Thenardite - Saltwiki. (z.d.). Saltwiki.
30
Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M. (2003). Het
Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg. [Pdf].
om contaminatie te vermijden), toonden de strips een zeer sterke verkleuring waaruit
geconcludeerd kon worden dat de sulfaten voornamelijk afkomstig zijn uit de mortel zelf.

Figuur 23 - Afbeelding van quantofix Figuur 24 – Afbeeldingvan Quantofix


teststrips na baksteentest (links) en de teststrips na morteltest (rechts) en
referentietest met kraanwater (rechts). referentietest met kraanwater (links).

Het is voornamelijk de oplosbare aard van natriumsulfaten dat een risico vormt voor de
integriteit van de mortel: de zouten kunnen oplossen, kristalliseren en neerslaan op het
substraat. Wanneer het klimaat fluctueert, kan de kristallisatiecyclus van de zouten schade
berokkenen omwille van de druk die op de poriën van de mortel wordt uitgeoefend. Wanneer
de zouten op het materiaaloppervlak neerslaan is dit doorgaans enkel esthetisch beperkend.
Dit fenomeen wordt efflorescentie (efflorescence) of zoutuitbloei genoemd en is niet
schadelijk. Verder bestaat het risico dat zich crypto-florescentie (subflorescence) voordoet
omwille van een trage waterverdamping; de zouten kristaliseren in de diepte van de mortel
of allezins onder het materiaaloppervlak. Dit fenomeen is uitermate schadelijk voor het
materiaal omwille van de volumetrische expansie van het zout.31 Doorgaans resulteert crypto-
florescentie in loskomend materiaal.32

Wanneer natriumsulfaat (Na2SO4) watermoleculen opneemt in het kristalrooster, worden


thenardiet (Na2SO4) of mirabiliet (Na2SO4·10H2O) gevormd als gevolg van hydratatie.
Mirabiliet neemt respectievelijk meer toe in volume in vergelijking met thenardiet. Toch is

31
La Russa, M. F., & Ruffolo, S. A. (2021). Mortars and plasters - How to characterize mortar and plaster
degradation. Archaeological and Anthropological Sciences. [Pdf].
32
Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M. (2003). Het
Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg. [Pdf].
thenardiet even schadelijk aangezien het doorgaans in het materiaal kristalliseert. Mirabiliet
komt tevens voornamelijk voor als efflorescentie.33

Wanneer de concentratie sulfaten (SO4) relatief hoog is, is het risco reëel dat er bijkomstig nog
andere schadelijke verbindingen gevormd worden. Sulfaten kunnen in combinatie met
hydraulische bindmiddelen interageren tot thaumasiet (Ca3Si(OH)6(CO3)(SO4).12H2O) en
ettringiet (3CaO.Al2O3.3CaSO4.32H2O).34 Beide verbindingen zijn expansief: de verbindingen
kunnen de mortel doen zwellen.35 In essentie worden beide verbindingen gevormd door een
reactie van componenten in de mortel in combinatie met calciumsulfaat (CaSO4) en water
(H2O). Voor de vorming van deze reactie zijn echter zeer specifieke (klimatologische)
omstandigheden vereist: een zeer hoge relatieve vochtigheid (RV%), een lage temperatuur en
een zeer hoog sulfaatgehalte wat duidelijk terugkerend is in de IC resultaten. Specifiek wordt
ettringiet gevormd met componenten die standaard aanwezig zijn in cement (C3A).
Thaumasiet kan enkel gevormd worden wanneer de mortel beide calciumcarbonaat (CaCO3)
en calciummonosilicaat (Ca2SiO4) bevat.36 Vanuit persoonlijke communicatie met de
producent werd een deel calciumcarbonaat als vulmiddel vastgesteld.37 Verder komt
calciummonosilicaat doorgaans voor in cement.38

33
Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M. (2003). Het
Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg. [Pdf].
34
Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M. (2003). Het
Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg. [Pdf].
35
La Russa, M. F., & Ruffolo, S. A. (2021). Mortars and plasters - How to characterize mortar and plaster
degradation. Archaeological and Anthropological Sciences. [Pdf].
36
Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M. (2003). Het
Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg. [Pdf].
37
Dombrecht, W. Persoonlijke communicatie (2022, 13 juni). [E-mail].
38
Calcium silicate - CAMEO. (2022). Cameo.
3.6 Vervolgonderzoek

In het kader van verder onderzoek is het voornamelijk voordelig een focus te leggen op de
zoutvorming en kristallisatieproces. Aan de hand van Scanning Electron Microscopy (SEM) is
het mogelijk de kristallisatie verder te analyseren en thenardiet en mirabiliet vormelijk van
elkaar te onderscheiden.39 Via deze chemische analysetechniek is het eveneens mogelijk de
minerale fasen van cement te identificeren (beliet (C2S), aliet (C3S), aluminaat (C3A) en ferriet
(C4AF)), voornamelijk interessant aangezien de microscopische beelden in dit onderzoek
moeilijk te interpreteren zijn. Verder kunnen deze fasen eveneens geanalyseerd worden aan
de hand van XRD (X-Ray Diffraction), vaak toegepast op de droge mortelmix nadien deze
gezeefd wordt om bind-en vumiddel van elkaar te scheiden.40 Aangezien het nu quasi
onmogelijk is te bepalen of de sulfaten al dan niet afkomstig waren van het substraat is het
aangeraden in een volgend onderzoek een ionchromatografische analyse uit te voeren op het
substraat.

De literatuur beschrijft frequent de toepassing van Fourier Transformation Infrared


Spectroscopy (FTIR) op mortelstalen met de bedoeling de organische componenten van de
mortel te onderscheiden en identificeren.41 Algemeen is het interessant verschillende
technieken te combineren om op die manier de resultaten te kunnen verifiëren.

Aangezien er interessante resultaten werden bekomen bij het gebruik van gekookte lijnolie
als additief, is het aangewezen in een verder onderzoek een aantal parameters te analyseren
al dan niet in combinatie met kunstmatige veroudering om het gedrag van de mortel over
langere periode te bestuderen. Omwille van de theoretisch waterafstotende functie van
lijnolie is het interessant de waterabsorptie te beoordelen aan de hand van experimenteel
onderzoek.

39
Buck, B., King, J., & Etyemezian, V. (2011). Effects of Salt Mineralogy on Dust Emissions: Salton Sea California,
USA. Soil Science Society of America Journal, 1958–1972.
40
Gulotta, D., Goidanich, S., Tedeschi, C., Nijland, T. G., & Toniolo, L. (2013). Commercial NHL-containing
mortars for the preservation of historical architecture. Part 1: Compositional and mechanical
characterisation. Construction and Building Materials, 38, 31–42.
41
Arinat, M., Gharaybeh, N., Sekhaneh, W., & Shiyyb, A. M. (2020). USE OF FTIR AND THERMOGRAVIMETRIC
ANALYSIS OF ANCIENT MORTAR FROM THE CHURCH OF THE CROSS IN GERASA (JORDAN) FOR CONSERVATION
PURPOSES. Mediterranean Archaeology and Archaeometry.
4. Conclusie

Dit onderzoek focustte zich op het achterhalen van specifieke eigenschappen wat betreft de
Monulime herstelmortel, wel of niet in combinatie met de bijpassende Monulime pigmenten:
kleur, kleurvastheid en verwerkbaarheid met uitbreiding van enkele complicaties zoals
zoutvorming en blaarvorming. Aan de hand van verschillende technieken (optische
microscopie, fotospectrometrie en ionchromatografie) werden deze parameters
geanalyseerd wat betreft 23 stalen waaronder 3 referentiestalen. Algemeen kan er gesteld
worden dat de kleuring en kleurvastheid van de pigmenten in de mortel afhankelijk is van het
soort pigment dat gebruikt wordt. Oxidepigmenten kleuren zeer sterk in vergelijking met
aardepigmenten: wanneer deze kleuring gekwantificeerd wordt, wordt een relatief lineaire
groei vastgesteld. Nadelig is echter de visueel macroscopische uitloging van het oxidepigment
gedurende de regenimitatie. Vanuit de fotospectrometrische resultaten kan gesteld worden
dat het Oker pigment (oxidepigment) feller door de variabelen beïnvloed wordt.

Aardepigmenten kleuren respectievelijk zachter waardoor de kleuring echter niet als lineair
gecategoriseerd kan worden. Dit onderzoek is beperkend aangezien er slechts twee
pigmenten gebruikt werden en is tevens niet representatief; verdieped onderzoek is vereist
wat betreft pigmentkleuring.

Het is mogelijk de verwerkbaarheid van de herstelmortel te optimaliseren door middel van


additie van producten zoals gekookte lijnzaadolie; de toevoeging van lijnzaadolie resulteert
niet in een visueel macroscopisch kleurverschil maar leek de blaarvorming wel te voorkomen.
Diepgaander onderzoek met een focus op additieven lijkt bijgevolg gunstig. Verder
veroorzaakt het toevoegen van een grotere hoeveelheid water geen kleurverschil. Toch is het
afgeraden de waterhoeveelheid te verhogen om barstvorming ten gevolge van krimp te
vermijden.

De grootste problematiek betreft tevens de zoutvorming die doorgaans op elk staal


vastgesteld werd op de ribben en via ionenchromatografie geïdentificeerd werd als
natriumsulfaat (NaSO4). Deze problematiek uit zich in dit onderzoek enkel als efflorescentie
en is bijgevolg niet schadelijk. Toch is het risico op schade reëel aangezien natriumsulfaat
d.m.v. hydratatie thenardiet (Na2SO4) of mirabiliet (Na2SO4·10H2O) kan vormen welke beide
frequent in materiaalverlies resulteren. De aanwezigheid van sulfaten verhoogt daarbij
eveneens het risico op de vorming van thaumasiet ((Ca3Si(OH)6(CO3)(SO4).12H2O) en ettringiet
(3CaO.Al2O3.3CaSO4.32H2O): beide expansieve verbindingen. Verschillende factoren wijzen op
de mortel als bron voor zoutvorming maar in realiteit ligt de oorzaak van deze problematiek
vermoedelijk genuanceerder. Vanuit dit onderzoek is het onmogelijk te concluderen dat het
substraat (snelbouwsteen) geen sulfaten bevat, waardoor de ionchromatografie (IC)
resultaten moeilijk te interpreteren zijn. De herstelmortel wordt tevens geadverteerd als
geschikt voor zowel natuur-als baksteen; de vorming van zouten ten gevolge van
ionenuitwisseling tussen baksteen en mortel is bijgevolg alsnog problematisch. Aangezien dit
onderzoek zich beperkt tot het gebruik van snelbouwstenen als substraat, is het bijgevolg niet
representatief voor zachtere steensoorten. Verdiepend onderzoek is vereist.

In conclusie benadrukt dit werk de noodzaak op testen en chemische analyses alvorens


commercieële mortels toegepast worden in de praktijk.
5. Bibliografie

5.1 Literatuur

Arinat, M., Gharaybeh, N., Sekhaneh, W., & Shiyyb, A. M. (2020). USE OF FTIR AND
THERMOGRAVIMETRIC ANALYSIS OF ANCIENT MORTAR FROM THE CHURCH OF THE
CROSS IN GERASA (JORDAN) FOR CONSERVATION PURPOSES. Mediterranean
Archaeology and Archaeometry.

Asscher, Y., Van Zuiden, A., Elimelech, C., Gendelman, P., ‘Ad, U., Sharvit, J., Secco, M., Ricci,
G., & Artioli, G. (2020). Prescreening Hydraulic Lime-Binders for Disordered Calcite in
Caesarea Maritima: Characterizing the Chemical Environment Using
FTIR. Radiocarbon, 62(3), 527–543. https://doi.org/10.1017/rdc.2020.20

Aye, T., & Oguchi, C. T. (2011). Resistance of plain and blended cement mortars exposed to
severe sulfate attacks. Construction and Building Materials, 25(6), 2988–2996.
https://doi.org/10.1016/j.conbuildmat.2010.11.106

BAUEROVÁ, P., DAVIDOVÁ, V., KEPPERT, M., REITERMAN, P., & VEJMELKOVÁ, E. (2021). LIME
MORTARS WITH LINSEED OIL: ENGINEERING PROPERTIES AND DURABILITY.
Romanian Journal of Materials, 51(2), 239–246.

Bianco, N., Calia, A., Denotarpietro, G., & Negro, P. (2013). Hydraulic mortar and problems
related to the suitability for restoration. Periodico di Mineralogia, 82(3), 529–542.
https://doi.org/10.2451/2013PM0031

Buck, B., King, J., & Etyemezian, V. (2011). Effects of Salt Mineralogy on Dust Emissions:
Salton Sea California, USA. Soil Science Society of America Journal, 1958–1972.

Granneman, S. J., Lubelli, B., & Van Hees, R. P. (2018). Characterization of lime mortar
additivated with crystallization modifiers. International Journal of Architectural
Heritage, 12(5), 849–858. https://doi.org/10.1080/15583058.2017.1422570

Gulotta, D., Goidanich, S., Tedeschi, C., Nijland, T. G., & Toniolo, L. (2013). Commercial NHL-
containing mortars for the preservation of historical architecture. Part 1:
Compositional and mechanical characterisation. Construction and Building
Materials, 38, 31–42. https://doi.org/10.1016/j.conbuildmat.2012.08.029
Ingham, J. P., BSc (Hons), MSc, DipRMS, CEng, MInstNDT, EurGeol, CGeol, CSci, FGS, FRGS, &
MIAQP. (2013). Geomaterials under the Microscope - A Colour Guide building stone,
roofing slate, aggregate, concrete, mortar, plaster, bricks, ceramics, and bituminous
mixtures. Manson Publishing.

Isebaert, A., Ghent University, University of Mons, & Special Research Fund. (2016). Repair
mortars for stone: Increased compatibility through optimised development. University
of Ghent.

Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK IRPA), Hayen, R., & De Clercq, H. (2010,
mei). Versteend Erfgoed - Omgaan met herstelmortel en kunststeen. KIK IRPA.

La Russa, M. F., & Ruffolo, S. A. (2021). Mortars and plasters - How to characterize mortar
and plaster degradation. Archaeological and Anthropological Sciences.

Lubelli, B., Van Hees, R. P. J., & Nijland, T. G. (2021). Characterization and compatibility
assessment of commercial stone repair mortars. Journal of Cultural Heritage, 174–
182. https://doi.org/10.1016/j.culher.2021.02.001

Nouryon, Institute for life sciences, Institute of Geological Sciences, Zurbriggen, R., Bühler,
T., Wetzel, A., Huwiler, L., Heini, U., Pieles, U., & Herwegh, M. (2019). Skin and crust
formation at mortar surfaces – mechanisms and influencing factors (Part 2). ZKG.

Papayianni, I., Pachta, V., & Stefanidou, M. (2013). Analysis of ancient mortars and design of
compatible repair mortars: The case study of Odeion of the archaeological site of
Dion. Construction and Building Materials, 40, 84–92.
https://doi.org/10.1016/j.conbuildmat.2012.09.086

Portland Cement Association. (2001). Concrete Information - Concrete Slab Surface Defects:
Causes, Prevention, Repair. Geraadpleegd op 10 juni 2022, van
https://www.concreteisbetter.com/wp-content/uploads/2013/06/Slab-Surface-
Prevention-Repair-a.pdf

Rampazzi, L., Rizzo, B., Colombo, C., Conti, C., Realini, M., Bartolucci, U., Colombini, M. P.,
Spiriti, A., & Facchin, L. (2008). The stucco decorations from St. Lorenzo in Laino
(Como, Italy): The materials and the techniques employed by the “Magistri
Comacini”. Analytica Chimica Acta, 630(1), 91–100.
https://doi.org/10.1016/j.aca.2008.09.052
Stavenga, D. G. (2014). Thin Film and Multilayer Optics Cause Structural Colors of Many
Insects and Birds. Materials Today: Proceedings, 109–121.
https://doi.org/10.1016/j.matpr.2014.09.007

Technische Fiche Cemgrip S - Hechtmiddel op basis van gemodificeerd styreen-butadieenhars.


(2020, 11 februari). Rewah. Geraadpleegd op 10 juni 2022, van
https://www.rewah.com/wp-
content/uploads/2021/05/tds_cemgrip_s_nl.pdf?x52291

Technische Fiche Monulime - Kalkgebonden herstelmortel voor natuur-en baksteen. (2021, 7


april). Rewah. Geraadpleegd op 10 juni 2022, van https://www.rewah.com/wp-
content/uploads/2021/05/tds_monulime_nl.pdf?x41134

Tinbergen, J., Wilts, B. D., & Stavenga, D. G. (2013). Spectral tuning of Amazon parrot feather
coloration by psittacofulvin pigments and spongy structures. Journal of Experimental
Biology. https://doi.org/10.1242/jeb.091561

Torney, C., Forster, A. M., Banfill, P. F., & Szadurski, E. M. (2015). The effects of site practice
on the physical properties of proprietary stone restoration mortar. Construction and
Building Materials, 75, 359–367. https://doi.org/10.1016/j.conbuildmat.2014.11.040

Torney, C., Forster, A. M., & Szadurski, E. M. (2014). Specialist ‘restoration mortars’ for stone
elements: a comparison of the physical properties of two stone repair
materials. Heritage Science, 2(1), 1. https://doi.org/10.1186/2050-7445-2-1

Van Balen, K., Van Bommel, B., Van Hees, R., Van Hunen, M., Van Rhijn, J., & Van Rooden, M.
(2003). Het Kalkboek. Nederlandse Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Willems, A. (2010). Ontwikkeling en karakterisering van een mineraal gebonden


herstelmortel voor de Ledesteen. Universiteit Gent.

Young, D. (2020). Lime mortars for the repair of masonry. State Heritage Councils.
5.2 Digitale bronnen

Calcium silicate - CAMEO. (2022). Cameo. Geraadpleegd op 10 juni 2022, van


https://cameo.mfa.org/wiki/Calcium_silicate

The Difference Between Our Pigment Types. (z.d.). The Earth Pigments Company, LLC.
Geraadpleegd op 10 juni 2022, van https://www.earthpigments.com/blog/the-
difference-between-our-pigment-types/

Thenardite - Saltwiki. (z.d.). Saltwiki. Geraadpleegd op 11 juni 2022, van


https://saltwiki.net/index.php/Thenardite
6. Bijlagen

6.1 Data fotospectrometrie

gemiddelde Gemiddelde
Date Comments L Gemiddelde L Standaardeviatie a a Standaarddeviatie b b Standaarddeviatie Delta E

30/3/’22 S-Ref-a 89,53 85,13666667 3,43753206 1,22 1,27166667 0,294171152 8,62 8,573333 0,281614394
30/3/’22 S-Ref-b 81,47 0,84 8,23
30/3/’22 S-Ref-c 83,56 1,02 8,56
7/4/’22 S-Ref-d 81,46 1,53 8,29
7/4/’22 S-Ref-e 87,61 1,51 8,97
7/4/’22 S-Ref-f 87,19 1,51 8,77

30/3/’22 S-H2O-a 84,95 82,86833333 2,346294241 1,05 1,38 0,225565955 8,21 8,46166667 0,465249037 2,2736626
30/3/’22 S-H2O-b 79,63 1,2 8,06
30/3/’22 S-H2O-c 82,74 1,53 9,33
7/4/’22 S-H2O-d 82,1 1,37 8,15
7/4/’22 S-H2O-e 86,13 1,46 8,48
7/4/’22 S-H20-f 81,66 1,67 8,54

30/3/’22 S-Mix-a 89,15 83,20333333 5,220638531 1,1 1,14666667 0,209252638 8,35 8,14833333 0,374668743 1,9834383
30/3/’22 S-Mix-b 86,08 0,99 8,36
30/3/’22 S-Mix-c 78,84 0,85 8,16
7/4/’22 S-Mix-d 87,82 1,43 8,56
7/4/’22 S-Mix-e 81,02 1,24 7,95
7/4/’22 S-Mix-f 76,31 1,27 7,51

30/3/’22 S-P0.5-a 88,24 85,26 3,419403457 0,68 0,895 0,214825511 6,43 6,345 0,409182111 2,2633066
30/3/’22 S-P0.5-b 81,41 1,02 7,11
30/3/’22 S-P0.5-c 87,55 0,76 6,18
7/4/’22 S-P0.5-d 82,49 0,92 5,97
7/4/’22 S-P0.5-e 89,17 0,74 6,31
7/4/’22 S-P0.5-f 82,7 1,25 6,07
30/3/’22 S-P1.5-a 87,21 80,925 4,127186693 1,63 1,94333333 0,409861765 10,76 10,7116667 0,69106922 4,7709269
30/3/’22 S-P1.5-b 76,59 1,51 10
30/3/’22 S-P1.5-c 79,97 1,87 11,65
7/4/’22 S-P1.5-d 84,17 2,02 10,55
7/4/’22 S-P1.5-e 80,6 1,95 9,96
7/4/’22 S-P1.5-f 77,01 2,68 11,35

30/3/’22 S-P2-a 83,33 79,21833333 4,052379137 1,87 1,92166667 0,352557324 11,05 10,7283333 0,445529647 6,3319188
30/3/’22 S-P2-b 78,05 1,6 10,51
30/3/’22 S-P2-c 74,97 1,45 9,97
7/4/’22 S-P2-d 79,69 2,36 10,67
7/4/’22 S-P2-e 74,88 2,03 11,02
7/4/’22 S-P2-f 84,39 2,22 11,15

7/4/’22 S-Reg-a 89,93 84,95 3,547337029 1,05 1,225 0,328374786 8,02 7,86666667 0,527054709 0,732393
7/4/’22 S-Reg-b 87,18 0,72 7,54
7/4/’22 S-Reg-c 85,56 1,22 7,55
7/4/’22 S-Reg-d 79,68 1,2 7,19
7/4/’22 S-Reg-e 84,61 1,56 8,35
7/4/’22 S-Reg-f 82,74 1,6 8,55
7/4/’22 S-Add-a 88,49 81,74 6,212291043 0,98 1,485 0,381929313 9,36 9,42833333 0,541827156 3,509114
7/4/’22 S-Add-b 87,64 1,08 9,53
7/4/’22 S-Add-c 85,87 1,48 9,81
7/4/’22 S-Add-d 76,19 1,65 8,41
7/4/’22 S-Add-e 77,04 1,83 9,52
7/4/’22 S-Add-f 75,21 1,89 9,94

7/4/’22 S-P4-a 81,84 79,135 1,980169185 3,19 3,49833333 0,330297845 15,23 14,585 0,589872868 8,7816962
7/4/’22 S-P4-b 78,61 3,72 15,27
7/4/’22 S-P4-c 79,48 3,74 14,45
7/4/’22 S-P4-d 76,09 3,57 13,7
7/4/’22 S-P4-e 78,28 3,78 14,48
7/4/’22 S-P4-f 80,51 2,99 14,38

7/4/’22 S-P8-a 76,07 73,79666667 3,824273351 4,98 4,77333333 0,194901685 17,76 16,8266667 0,844740591 14,45596
7/4/’22 S-P8-b 77,82 4,75 17,58
7/4/’22 S-P8-c 75,52 4,74 16,99
7/4/’22 S-P8-d 66,92 5,02 15,41
7/4/’22 S-P8-e 72,57 4,63 16,58
7/4/’22 S-P8-f 73,88 4,52 16,64

30/3/’22 O-Ref-a 85,63 82,665 2,887765572 2,61 2,95 0,404227659 19,2 18,8333333 0,539098012
30/3/’22 O-Ref-b 80,83 2,4 18,15
30/3/’22 O-Ref-c 78,72 3,02 18,91
7/4/’22 O-Ref-d 81,25 3,53 18,18
7/4/’22 O-Ref-e 86,01 2,95 19,38
7/4/’22 O-Ref-f 83,55 3,19 19,18

30/3/’22 O-H2O-a 81,77 79,71666667 3,044639004 2,48 2,88666667 0,434495876 18,33 18,7183333 0,607862375 2,9512549
30/3/’22 O-H2O-b 75,76 2,61 17,92
30/3/’22 O-H2O-c 79,17 2,67 19,42
7/4/’22 O-H2O-d 81,96 2,68 18,62
7/4/’22 O-H2O-e 83,07 3,44 19,45
7/4/’22 O-H2O-f 76,57 3,44 18,57

30/3/’22 O-Mix-a 86,19 80,99666667 5,466745528 2,79 2,70166667 0,453978707 18,87 18,35 0,827743922 2,997991
30/3/’22 O-Mix-b 72,46 2,2 16,99
30/3/’22 O-Mix-c 76,4 2,11 17,73
7/4/’22 O-Mix-d 85,4 3,21 19,21
7/4/’22 O-Mix-e 83,95 3,09 18,62
7/4/’22 O-Mix-f 81,58 2,81 18,68

30/3/’22 O-P0.5-a 87,24 81,87833333 5,752625198 1,32 1,50166667 0,31574779 13,58 13,4916667 0,598010591 6,2708645
30/3/’22 O-P0.5-b 81,85 1,52 14,25
30/3/’22 O-P0.5-c 76,56 1 12,69
7/4/’22 O-P0.5-d 87,91 1,52 13,85
7/4/’22 O-P0.5-e 84,04 1,78 13,71
7/4/’22 O-P0.5-f 73,67 1,87 12,87

30/3/’22 O-P1.5-a 82,65 79,695 3,07395348 3,58 3,79333333 0,292004566 21,91 21,4033333 1,017559171 4,0010974
30/3/’22 O-P1.5-b 81,15 3,97 22,69
30/3/’22 O-P1.5-c 79,97 3,64 21,53
7/4/’22 O-P1.5-d 82,46 3,82 21,77
7/4/’22 O-P1.5-e 75,29 3,48 19,76
7/4/’22 O-P1.5-f 76,65 4,27 20,76
30/3/’22 O-P2-a 82,24 77,96333333 3,619721905 4,38 4,44166667 0,5219355 23,92 22,8133333 0,928001437 5,172827
30/3/’22 O-P2-b 78,93 4,46 23,1
30/3/’22 O-P2-c 71,69 3,88 21,13
7/4/’22 O-P2-d 79,58 5,04 23,13
7/4/’22 O-P2-e 79,11 5,03 22,98
7/4/’22 O-P2-f 76,23 3,86 22,62

7/4/’22 S-Reg-a 89,93 84,95 3,547337029 1,05 1,225 0,328374786 8,02 7,86666667 0,527054709 0,732393
7/4/’22 S-Reg-b 87,18 0,72 7,54
7/4/’22 S-Reg-c 85,56 1,22 7,55
7/4/’22 S-Reg-d 79,68 1,2 7,19
7/4/’22 S-Reg-e 84,61 1,56 8,35
7/4/’22 S-Reg-f 82,74 1,6 8,55

7/4/’22 S-Add-a 88,49 81,74 6,212291043 0,98 1,485 0,381929313 9,36 9,42833333 0,541827156 3,509114
7/4/’22 S-Add-b 87,64 1,08 9,53
7/4/’22 S-Add-c 85,87 1,48 9,81
7/4/’22 S-Add-d 76,19 1,65 8,41
7/4/’22 S-Add-e 77,04 1,83 9,52
7/4/’22 S-Add-f 75,21 1,89 9,94

7/4/’22 S-P4-a 81,84 79,135 1,980169185 3,19 3,49833333 0,330297845 15,23 14,585 0,589872868 8,7816962
7/4/’22 S-P4-b 78,61 3,72 15,27
7/4/’22 S-P4-c 79,48 3,74 14,45
7/4/’22 S-P4-d 76,09 3,57 13,7
7/4/’22 S-P4-e 78,28 3,78 14,48
7/4/’22 S-P4-f 80,51 2,99 14,38
7/4/’22 S-P8-a 76,07 73,79666667 3,824273351 4,98 4,77333333 0,194901685 17,76 16,8266667 0,844740591 14,45596
7/4/’22 S-P8-b 77,82 4,75 17,58
7/4/’22 S-P8-c 75,52 4,74 16,99
7/4/’22 S-P8-d 66,92 5,02 15,41
7/4/’22 S-P8-e 72,57 4,63 16,58
7/4/’22 S-P8-f 73,88 4,52 16,64

30/3/’22 O-Ref-a 85,63 82,665 2,887765572 2,61 2,95 0,404227659 19,2 18,8333333 0,539098012
30/3/’22 O-Ref-b 80,83 2,4 18,15
30/3/’22 O-Ref-c 78,72 3,02 18,91
7/4/’22 O-Ref-d 81,25 3,53 18,18
7/4/’22 O-Ref-e 86,01 2,95 19,38
7/4/’22 O-Ref-f 83,55 3,19 19,18

30/3/’22 O-H2O-a 81,77 79,71666667 3,044639004 2,48 2,88666667 0,434495876 18,33 18,7183333 0,607862375 2,9512549
30/3/’22 O-H2O-b 75,76 2,61 17,92
30/3/’22 O-H2O-c 79,17 2,67 19,42
7/4/’22 O-H2O-d 81,96 2,68 18,62
7/4/’22 O-H2O-e 83,07 3,44 19,45
7/4/’22 O-H2O-f 76,57 3,44 18,57

30/3/’22 O-Mix-a 86,19 80,99666667 5,466745528 2,79 2,70166667 0,453978707 18,87 18,35 0,827743922 2,997991
30/3/’22 O-Mix-b 72,46 2,2 16,99
30/3/’22 O-Mix-c 76,4 2,11 17,73
7/4/’22 O-Mix-d 85,4 3,21 19,21
7/4/’22 O-Mix-e 83,95 3,09 18,62
7/4/’22 O-Mix-f 81,58 2,81 18,68
30/3/’22 O-P0.5-a 87,24 81,87833333 5,752625198 1,32 1,50166667 0,31574779 13,58 13,4916667 0,598010591 6,2708645
30/3/’22 O-P0.5-b 81,85 1,52 14,25
30/3/’22 O-P0.5-c 76,56 1 12,69
7/4/’22 O-P0.5-d 87,91 1,52 13,85
7/4/’22 O-P0.5-e 84,04 1,78 13,71
7/4/’22 O-P0.5-f 73,67 1,87 12,87

30/3/’22 O-P1.5-a 82,65 79,695 3,07395348 3,58 3,79333333 0,292004566 21,91 21,4033333 1,017559171 4,0010974
30/3/’22 O-P1.5-b 81,15 3,97 22,69
30/3/’22 O-P1.5-c 79,97 3,64 21,53
7/4/’22 O-P1.5-d 82,46 3,82 21,77
7/4/’22 O-P1.5-e 75,29 3,48 19,76
7/4/’22 O-P1.5-f 76,65 4,27 20,76

30/3/’22 O-P2-a 82,24 77,96333333 3,619721905 4,38 4,44166667 0,5219355 23,92 22,8133333 0,928001437 5,172827
30/3/’22 O-P2-b 78,93 4,46 23,1
30/3/’22 O-P2-c 71,69 3,88 21,13
7/4/’22 O-P2-d 79,58 5,04 23,13
7/4/’22 O-P2-e 79,11 5,03 22,98
7/4/’22 O-P2-f 76,23 3,86 22,62

30/3/’22 O-P4-a 77,97 76,235 1,854073893 6,79 7,08 0,384135393 29,32 28,7416667 0,431250121 11,132144
30/3/’22 O-P4-b 78,27 6,45 28,83
30/3/’22 O-P4-c 73,59 7,16 28,69
7/4/’22 O-P4-d 75,25 7,3 28,12
7/4/’22 O-P4-e 77,18 7,46 29,06
7/4/’22 O-P4-f 75,15 7,32 28,43
7/4/’22 O-Reg-a 81,4 83,35833333 2,368108246 3,21 2,95833333 0,295392394 15,33 14,6216667 1,203252537 5,1410967
7/4/’22 O-Reg-b 85,33 3,44 14,77
7/4/’22 O-Reg-c 81,93 2,82 13,35
7/4/’22 O-Reg-d 83,59 2,71 15,86
7/4/’22 O-Reg-e 86,91 2,78 15,48
O-Reg-f 80,99 2,79 12,94

30/3/’22 CH-Ref-a 93,27 90,56333333 2,162106997 0,02 0,07833333 0,191876697 1,52 1,635 0,200474437
30/3/’22 CH-Ref-b 89,51 -0,1 1,93
30/3/’22 CH-Ref-c 87,32 -0,2 1,79
7/4/’22 CH-Ref-d 92,29 0,24 1,41
7/4/’22 CH-Ref-e 89,65 0,26 1,48
7/4/’22 CH-Ref-f 91,34 0,23 1,68

7/4/’22 CH-Add-a 93,24 87,44166667 6,088249064 -0,4 -0,22 0,120166551 1,76 2,32 0,350142828 3,2098334
7/4/’22 CH-Add-b 92,71 -0,2 2,66
7/4/’22 CH-Add-c 91,92 -0,2 2,55
7/4/’22 CH-Add-d 86,19 -0,3 2,61
7/4/’22 CH-Add-e 79,99 -0,2 2,14
7/4/’22 CH-Add-f 80,6 -0,1 2,2

7/4/’22 CH-Reg-a 88,6 89,84833333 2,283886308 -0,8 -0,0766667 0,404359576 2,95 2,07 0,483280457 0,851161
7/4/’22 CH-Reg-b 93,69 0,04 1,94
7/4/’22 CH-Reg-c 90,02 0,05 2,15
7/4/’22 CH-Reg-d 86,78 0,26 2,06
7/4/’22 CH-Reg-e 89,63 0,25 1,53
7/4/’22 CH-Reg-f 90,37 -0,3 1,79
30/3/’22 CH-H2O-a 93,33 89,755 2,227444724 -0 0,07666667 0,124365054 1,51 1,81833333 0,246610354 0,8288647
30/3/’22 CH-H2O-b 91,11 0,04 1,89
30/3/’22 CH-H2O-c 88,69 -0,1 2,17
7/4/’22 CH-H2O-d 90,11 0,12 1,71
7/4/’22 CH-H2O-e 87,53 0,16 1,63
7/4/’22 CH-H2O-f 87,76 0,25 2
Comments h c X Y Z RCP ID LRef aRef bRef dL da db dE Illumin. Observer

S-Ref-a 81,94 8,71 72,13 75,29 70,86 Yellow 100 0 100 -10 1,22 -91 91,99 D65 2 degrees
S-Ref-b 84,14 8,28 56,73 59,33 55,56 Yellow 100 0 100 -19 0,84 -92 93,62 D65 2 degrees
S-Ref-c 83,23 8,62 60,51 63,22 59,03 Yellow 100 0 100 -16 1,02 -91 92,91 D65 2 degrees
S-Ref-d 79,54 8,43 56,98 59,31 55,48 Yellow 100 0 100 -19 1,53 -92 93,58 D65 2 degrees
S-Ref-e 80,42 9,1 68,42 71,26 66,48 Yellow 100 0 100 -12 1,51 -91 91,88 D65 2 degrees
S-Ref-f 80,24 8,9 67,59 70,4 65,86 Yellow 100 0 100 -13 1,51 -91 92,14 D65 2 degrees

S-H2O-a 82,72 8,27 63,1 65,92 62,09 Yellow 100 0 100 -15 1,05 -92 93,02 D65 2 degrees
S-H2O-b 81,52 8,15 53,71 56,02 52,48 Yellow 100 0 100 -20 1,2 -92 94,18 D65 2 degrees
S-H2O-c 80,7 9,45 59,25 61,67 56,7 Yellow 100 0 100 -17 1,53 -91 92,31 D65 2 degrees
S-H2O-d 80,45 8,26 58,05 60,49 56,8 Yellow 100 0 100 -18 1,37 -92 93,59 D65 2 degrees
S-H2O-e 80,22 8,6 65,5 68,24 64,08 Yellow 100 0 100 -14 1,46 -92 92,58 D65 2 degrees
S-H20-f 78,94 8,71 57,39 59,67 55,57 Yellow 100 0 100 -18 1,67 -91 93,29 D65 2 degrees

S-Mix-a 82,48 8,42 71,32 74,49 70,41 Yellow 100 0 100 -11 1,1 -92 92,3 D65 2 degrees
S-Mix-b 83,23 8,42 65,2 68,14 64,11 Yellow 100 0 100 -14 0,99 -92 92,7 D65 2 degrees
S-Mix-c 84,05 8,21 52,27 54,66 51,03 Yellow 100 0 100 -21 0,85 -92 94,25 D65 2 degrees
S-Mix-d 80,53 8,68 68,78 71,68 67,38 Yellow 100 0 100 -12 1,43 -91 92,26 D65 2 degrees
S-Mix-e 81,13 8,04 56,11 58,51 55,05 Yellow 100 0 100 -19 1,24 -92 94 D65 2 degrees
S-Mix-f 80,43 7,62 48,35 50,39 47,46 Yellow 100 0 100 -24 1,27 -92 95,48 D65 2 degrees

S-P0.5-a 84,01 6,47 69,28 72,57 70,82 Yellow 100 0 100 -12 0,68 -94 94,3 D65 2 degrees
S-P0.5-b 81,86 7,19 56,69 59,22 56,63 Yellow 100 0 100 -19 1,02 -93 94,73 D65 2 degrees
S-P0.5-c 83,01 6,22 67,95 71,13 69,69 Yellow 100 0 100 -12 0,76 -94 94,65 D65 2 degrees
S-P0.5-d 81,29 6,04 58,54 61,2 59,85 Yellow 100 0 100 -18 0,92 -94 95,65 D65 2 degrees
S-P0.5-e 83,28 6,36 71,19 74,53 72,96 Yellow 100 0 100 -11 0,74 -94 94,31 D65 2 degrees
S-P0.5-f 78,39 6,2 59,06 61,59 60,13 Yellow 100 0 100 -17 1,25 -94 95,51 D65 2 degrees
S-P1.5-a 81,37 10,89 67,69 70,44 63,6 Yellow 100 0 100 -13 1,63 -89 90,16 D65 2 degrees
S-P1.5-b 81,41 10,11 48,88 50,85 45,61 Yellow 100 0 100 -23 1,51 -90 93,01 D65 2 degrees
S-P1.5-c 80,86 11,8 54,55 56,62 49,53 Yellow 100 0 100 -20 1,87 -88 90,62 D65 2 degrees
S-P1.5-d 79,18 10,74 62,07 64,4 58,04 Yellow 100 0 100 -16 2,02 -89 90,86 D65 2 degrees
S-P1.5-e 78,93 10,15 55,66 57,75 52,25 Yellow 100 0 100 -19 1,95 -90 92,12 D65 2 degrees
S-P1.5-f 76,72 11,66 49,99 51,56 45,04 Yellow 100 0 100 -23 2,68 -89 91,62 D65 2 degrees

S-P2-a 80,38 11,21 60,46 62,79 55,97 Yellow 100 0 100 -17 1,87 -89 90,52 D65 2 degrees
S-P2-b 81,34 10,63 51,26 53,3 47,46 Yellow 100 0 100 -22 1,6 -89 92,15 D65 2 degrees
S-P2-c 81,71 10,07 46,35 48,23 43,12 Yellow 100 0 100 -25 1,45 -90 93,46 D65 2 degrees
S-P2-d 77,5 10,93 54,27 56,13 50,01 Yellow 100 0 100 -20 2,36 -89 91,64 D65 2 degrees
S-P2-e 79,56 11,2 46,41 48,08 42,07 Yellow 100 0 100 -25 2,03 -89 92,48 D65 2 degrees
S-P2-f 78,75 11,37 62,56 64,82 57,79 Yellow 100 0 100 -16 2,22 -89 90,24 D65 2 degrees

S-Reg-a 82,51 8,09 72,87 76,15 72,45 Yellow 100 0 100 -10 1,05 -92 92,53 D65 2 degrees
S-Reg-b 84,54 7,58 67,22 70,38 67,29 Yellow 100 0 100 -13 0,72 -92 93,35 D65 2 degrees
S-Reg-c 80,82 7,65 64,32 67,11 64,02 Yellow 100 0 100 -14 1,22 -92 93,58 D65 2 degrees
S-Reg-d 80,53 7,29 53,81 56,12 53,46 Yellow 100 0 100 -20 1,2 -93 95,01 D65 2 degrees
S-Reg-e 79,44 8,5 62,68 65,24 61,26 Yellow 100 0 100 -15 1,56 -92 92,94 D65 2 degrees
S-Reg-f 79,4 8,7 59,28 61,67 57,52 Yellow 100 0 100 -17 1,6 -91 93,07 D65 2 degrees

S-Add-a 84,04 9,41 69,92 73,09 67,81 Yellow 100 0 100 -12 0,98 -91 91,37 D65 2 degrees
S-Add-b 83,55 9,59 68,27 71,31 65,87 Yellow 100 0 100 -12 1,08 -90 91,32 D65 2 degrees
S-Add-c 81,42 9,92 65,03 67,73 62,07 Yellow 100 0 100 -14 1,48 -90 91,31 D65 2 degrees
S-Add-d 78,89 8,57 48,31 50,2 46,44 Yellow 100 0 100 -24 1,65 -92 94,65 D65 2 degrees
S-Add-e 79,12 9,7 49,71 51,59 46,75 Yellow 100 0 100 -23 1,83 -90 93,36 D65 2 degrees
S-Add-f 79,26 10,12 46,87 48,61 43,51 Yellow 100 0 100 -25 1,89 -90 93,43 D65 2 degrees
S-P4-a 78,16 15,57 58,34 60 49,18 Yellow 100 0 100 -18 3,19 -85 86,75 D65 2 degrees
S-P4-b 76,32 15,71 52,99 54,25 43,99 Yellow 100 0 100 -21 3,72 -85 87,47 D65 2 degrees
S-P4-c 75,49 14,93 54,46 55,76 46,09 Yellow 100 0 100 -21 3,74 -86 88,06 D65 2 degrees
S-P4-d 75,39 14,16 48,85 50,03 41,55 Yellow 100 0 100 -24 3,57 -86 89,62 D65 2 degrees
S-P4-e 75,38 14,97 52,46 53,68 44,18 Yellow 100 0 100 -22 3,78 -86 88,32 D65 2 degrees
S-P4-f 78,24 14,69 55,92 57,58 47,8 Yellow 100 0 100 -19 2,99 -86 87,86 D65 2 degrees

S-P8-a 74,34 18,44 49,34 50 38,14 Yellow 100 0 100 -24 4,98 -82 85,8 D65 2 degrees
S-P8-b 74,88 18,21 52,07 52,9 40,78 Yellow 100 0 100 -22 4,75 -82 85,48 D65 2 degrees
S-P8-c 74,42 17,64 48,38 49,11 37,99 Yellow 100 0 100 -24 4,74 -83 86,67 D65 2 degrees
S-P8-d 71,95 16,2 36,2 36,52 28,25 Yellow 100 0 100 -33 5,02 -85 90,97 D65 2 degrees
S-P8-e 74,41 17,21 43,87 44,52 34,33 Yellow 100 0 100 -27 4,63 -83 87,94 D65 2 degrees
S-P8-f 74,79 17,24 45,77 46,51 36,02 Yellow 100 0 100 -26 4,52 -83 87,48 D65 2 degrees

O-Ref-a 82,25 19,38 65,08 67,26 51,7 Yellow 100 0 100 -14 2,61 -81 82,11 D65 2 degrees
O-Ref-b 82,48 18,31 56,24 58,17 44,84 Yellow 100 0 100 -19 2,4 -82 84,1 D65 2 degrees
O-Ref-c 80,93 19,15 52,9 54,44 40,98 Yellow 100 0 100 -21 3,02 -81 83,89 D65 2 degrees
O-Ref-d 79,01 18,52 57,43 58,92 45,47 Yellow 100 0 100 -19 3,53 -82 84,02 D65 2 degrees
O-Ref-e 81,35 19,6 65,94 68 52,16 Yellow 100 0 100 -14 2,95 -81 81,88 D65 2 degrees
O-Ref-f 80,56 19,44 61,42 63,2 48,23 Yellow 100 0 100 -16 3,19 -81 82,54 D65 2 degrees

O-H2O-a 82,3 18,5 57,92 59,88 46,16 Yellow 100 0 100 -18 2,48 -82 83,72 D65 2 degrees
O-H2O-b 81,71 18,11 47,99 49,51 37,58 Yellow 100 0 100 -24 2,61 -82 85,62 D65 2 degrees
O-H2O-c 82,18 19,6 53,52 55,23 41,21 Yellow 100 0 100 -21 2,67 -81 83,27 D65 2 degrees
O-H2O-d 81,82 18,82 58,33 60,22 46,18 Yellow 100 0 100 -18 2,68 -81 83,4 D65 2 degrees
O-H2O-e 79,99 19,75 60,65 62,3 47,2 Yellow 100 0 100 -17 3,44 -81 82,38 D65 2 degrees
O-H2O-f 79,51 18,88 49,56 50,82 38,18 Yellow 100 0 100 -23 3,44 -81 84,81 D65 2 degrees
O-Mix-a 81,58 19,08 66,23 68,37 53 Yellow 100 0 100 -14 2,79 -81 82,34 D65 2 degrees
O-Mix-b 82,64 17,13 42,88 44,35 33,88 Yellow 100 0 100 -28 2,2 -83 87,48 D65 2 degrees
O-Mix-c 83,22 17,86 48,8 50,54 38,63 Yellow 100 0 100 -24 2,11 -82 85,61 D65 2 degrees
O-Mix-d 80,51 19,48 64,9 66,8 51,3 Yellow 100 0 100 -15 3,21 -81 82,16 D65 2 degrees
O-Mix-e 80,57 18,88 62,12 63,98 49,43 Yellow 100 0 100 -16 3,09 -81 83 D65 2 degrees
O-Mix-f 81,45 18,89 57,71 59,52 45,53 Yellow 100 0 100 -18 2,81 -81 83,43 D65 2 degrees

O-P0.5-a 84,46 13,65 67,59 70,49 60,48 Yellow 100 0 100 -13 1,32 -86 87,36 D65 2 degrees
O-P0.5-b 83,93 14,33 57,66 60,02 50,15 Yellow 100 0 100 -18 1,52 -86 87,66 D65 2 degrees
O-P0.5-c 85,51 12,73 48,66 50,81 43,14 Yellow 100 0 100 -23 1 -87 90,4 D65 2 degrees
O-P0.5-d 83,72 13,93 69,02 71,88 61,48 Yellow 100 0 100 -12 1,52 -86 87,01 D65 2 degrees
O-P0.5-e 82,61 13,83 61,72 64,15 54,47 Yellow 100 0 100 -16 1,78 -86 87,77 D65 2 degrees
O-P0.5-f 81,75 13,01 44,55 46,2 38,75 Yellow 100 0 100 -26 1,87 -87 91,04 D65 2 degrees

O-P1.5-a 80,73 22,2 59,95 61,51 44,28 Yellow 100 0 100 -17 3,58 -78 80,07 D65 2 degrees
O-P1.5-b 80,08 23,03 57,43 58,74 41,33 Yellow 100 0 100 -19 3,97 -77 79,68 D65 2 degrees
O-P1.5-c 80,4 21,83 55,26 56,63 40,59 Yellow 100 0 100 -20 3,64 -78 81,07 D65 2 degrees
O-P1.5-d 80,04 22,1 59,7 61,15 44,11 Yellow 100 0 100 -18 3,82 -78 80,26 D65 2 degrees
O-P1.5-e 80,01 20,07 47,57 48,74 35,48 Yellow 100 0 100 -25 3,48 -80 84,03 D65 2 degrees
O-P1.5-f 78,38 21,2 50 50,95 36,53 Yellow 100 0 100 -23 4,27 -79 82,72 D65 2 degrees

O-P2-a 79,62 24,31 59,53 60,74 41,88 Yellow 100 0 100 -18 4,38 -76 78,25 D65 2 degrees
O-P2-b 79,08 23,53 53,81 54,81 37,81 Yellow 100 0 100 -21 4,46 -77 79,86 D65 2 degrees
O-P2-c 79,6 21,48 42,34 43,21 29,95 Yellow 100 0 100 -28 3,88 -79 83,89 D65 2 degrees
O-P2-d 77,71 23,67 55,15 55,94 38,7 Yellow 100 0 100 -20 5,04 -77 79,7 D65 2 degrees
O-P2-e 77,64 23,53 54,33 55,11 38,15 Yellow 100 0 100 -21 5,03 -77 79,96 D65 2 degrees
O-P2-f 80,32 22,95 49,18 50,27 34,54 Yellow 100 0 100 -24 3,86 -77 81,04 D65 2 degrees
O-P4-a 76,95 30,09 53,11 53,16 31,8 Yellow 100 0 100 -22 6,79 -71 74,35 D65 2 degrees
O-P4-b 77,39 29,54 53,48 53,67 32,53 Yellow 100 0 100 -22 6,45 -71 74,69 D65 2 degrees
O-P4-c 75,98 29,57 46,27 46,07 27,08 Yellow 100 0 100 -26 7,16 -71 76,38 D65 2 degrees
O-P4-d 75,45 29,05 48,89 48,68 29,36 Yellow 100 0 100 -25 7,3 -72 76,37 D65 2 degrees
O-P4-e 75,6 30 52,06 51,83 31,01 Yellow 100 0 100 -23 7,46 -71 74,89 D65 2 degrees
O-P4-f 75,57 29,36 48,74 48,52 29,03 Yellow 100 0 100 -25 7,32 -72 76,11 D65 2 degrees

O-Reg-a 78,16 15,66 57,57 59,2 48,37 Yellow 100 0 100 -19 3,21 -85 86,75 D65 2 degrees
O-Reg-b 76,87 15,16 64,87 66,67 55,69 Yellow 100 0 100 -15 3,44 -85 86,55 D65 2 degrees
O-Reg-c 78,06 13,64 58,34 60,17 51,18 Yellow 100 0 100 -18 2,82 -87 88,56 D65 2 degrees
O-Reg-d 80,29 16,09 61,3 63,29 51,52 Yellow 100 0 100 -16 2,71 -84 85,77 D65 2 degrees
O-Reg-e 79,81 15,73 67,62 69,82 57,81 Yellow 100 0 100 -13 2,78 -85 85,57 D65 2 degrees
O-Reg-f 77,85 13,24 56,67 58,45 49,98 Yellow 100 0 100 -19 2,79 -87 89,16 D65 2 degrees

O-Add-a 80,59 19,08 58,75 60,46 46,21 Yellow 100 0 100 -18 3,12 -81 83,19 D65 2 degrees
O-Add-b 81,19 19,8 65,14 67,13 51,23 Yellow 100 0 100 -14 3,03 -80 81,77 D65 2 degrees
O-Add-c 80,75 19,7 59,98 61,72 46,71 Yellow 100 0 100 -17 3,17 -81 82,44 D65 2 degrees
O-Add-d 79,71 19,66 57,75 59,26 44,7 Yellow 100 0 100 -19 3,51 -81 82,84 D65 2 degrees
O-Add-e 79,07 19,65 56,94 58,33 43,96 Yellow 100 0 100 -19 3,73 -81 83,02 D65 2 degrees
O-Add-f 79,67 19,56 58,27 59,8 45,26 Yellow 100 0 100 -18 3,51 -81 82,87 D65 2 degrees

CH-Ref-a 89,29 1,52 79,44 83,58 88,81 Yellow 100 0 100 -6,7 0,02 -98 98,71 D65 2 degrees
CH-Ref-b 92,83 1,94 71,47 75,24 79,34 Yellow 100 0 100 -10 -0,1 -98 98,63 D65 2 degrees
CH-Ref-c 95,86 1,8 67,07 70,65 74,63 Yellow 100 0 100 -13 -0,2 -98 99,03 D65 2 degrees
CH-Ref-d 80,53 1,43 77,44 81,35 86,58 Yellow 100 0 100 -7,7 0,24 -99 98,89 D65 2 degrees
CH-Ref-e 80,05 1,51 71,93 75,55 80,27 Yellow 100 0 100 -10 0,26 -99 99,06 D65 2 degrees
CH-Ref-f 82,09 1,7 75,43 79,24 83,95 Yellow 100 0 100 -8,7 0,23 -98 98,7 D65 2 degrees
CH-Add-a 103,99 1,81 79,15 83,51 88,41 Yellow 100 0 100 -6,8 -0,4 -98 98,48 D65 2 degrees
CH-Add-b 94,72 2,67 78,11 82,3 85,85 Yellow 100 0 100 -7,3 -0,2 -97 97,62 D65 2 degrees
CH-Add-c 93,29 2,55 76,45 80,52 84,11 Yellow 100 0 100 -8,1 -0,2 -97 97,78 D65 2 degrees
CH-Add-d 95,39 2,62 64,87 68,37 71,18 Yellow 100 0 100 -14 -0,3 -97 98,36 D65 2 degrees
CH-Add-e 94,3 2,15 53,8 56,67 59,34 Yellow 100 0 100 -20 -0,2 -98 99,88 D65 2 degrees
CH-Add-f 92,71 2,2 54,84 57,75 60,41 Yellow 100 0 100 -19 -0,1 -98 99,71 D65 2 degrees

CH-Reg-a 105,45 3,06 69,3 73,31 75,97 Yellow 100 0 100 -11 -0,8 -97 97,72 D65 2 degrees
CH-Reg-b 88,71 1,94 80,38 84,54 89,25 Yellow 100 0 100 -6,3 0,04 -98 98,26 D65 2 degrees
CH-Reg-c 88,59 2,15 72,58 76,34 80,22 Yellow 100 0 100 -10 0,05 -98 98,36 D65 2 degrees
CH-Reg-d 82,78 2,08 66,23 69,56 73,13 Yellow 100 0 100 -13 0,26 -98 98,83 D65 2 degrees
CH-Reg-e 80,65 1,55 71,88 75,5 80,15 Yellow 100 0 100 -10 0,25 -98 99,02 D65 2 degrees
CH-Reg-f 98,06 1,81 73,16 77,11 81,52 Yellow 100 0 100 -9,6 -0,3 -98 98,68 D65 2 degrees

CH-H2O-a 90,63 1,51 79,57 83,73 89 Yellow 100 0 100 -6,7 -0 -98 98,72 D65 2 degrees
CH-H2O-b 88,79 1,89 74,83 78,72 83,1 Yellow 100 0 100 -8,9 0,04 -98 98,51 D65 2 degrees
CH-H2O-c 92,48 2,17 69,81 73,5 77,18 Yellow 100 0 100 -11 -0,1 -98 98,48 D65 2 degrees
CH-H2O-d 85,98 1,71 72,81 76,55 81,03 Yellow 100 0 100 -9,9 0,12 -98 98,79 D65 2 degrees
CH-H2O-e 84,43 1,64 67,63 71,09 75,3 Yellow 100 0 100 -12 0,16 -98 99,16 D65 2 degrees
CH-H2O-f 82,83 2,01 68,14 71,58 75,35 Yellow 100 0 100 -12 0,25 -98 98,77 D65 2 degrees

You might also like