Professional Documents
Culture Documents
2. Binnen het Job Characteristics Model geeft … de mate aan waarin een job vereist
dat men een geheel en volledig identificeerbaar werkstuk aflevert.
a. task identity
b. feedback
c. autonomy
d. task significance
- chefs zijn volgens het “vertical dyad linkage” model betrokken in twee soorten
uitwisselingsrelaties die reeds snel na eerste contacten met medewerkers gevormd
worden, nl. ‘ingroup exchange’ en ‘outgroup exchange’
- volgens het “vertical dyad linkage model” gaan chefs een aparte leiderschapsstijl
ontwikkelen afhankelijk van de mensen waarmee men omgaat op een bepaald
moment
8. “Behaviour modification”
a. wordt regelmatig toegepast in een trainingsituatie
b. krijgt de kritiek om “cognitie” centraal te stellen
c. maakt gebruik van principes uit de klassieke
conditioneringsmodellen
d. (geen van de voorgaande is juist)
- er is een tendens dat attituden consistent blijven over tijd en over verschillende
situaties
- attituden, anders dan waarden, zijn vooral gerelateerd aan gedrag t.o.v. specifieke
objecten of situaties
a. beide uitspraken zijn juist
b. beide uitspraken zijn fout
c. de eerste uitspraak is juist en de tweede is fout
d. de eerste uitspraak is fout en de tweede is juist
12. De mate van individuele cognitieve complexiteit (geen idee)
a. blijft stabiel met het opleidingsniveau
b. is negatief gerelateerd met de behoefte aan feedback in de job
c. komt ongeveer overeen met de dimensie concreet-abstract denken
d. (geen van voorgaande is juist)
13. Bij het nemen van een selectiebeslissing wordt de meeste invloed best
toegekend aan
a. de personeelsdienst
b. de externe adviseurs
c. de direct betrokken (toekomstige) collega’s
d. de lijnverantwoordelijken
- het verwachtingsmodel van Vroom veronderstelt niet dat een werknemer alle
doelen kent die men met een bepaald gedrag wil nastreven
- in het verwachtingsmodel van Vroom maakt men de som van alle valenties die een
persoon toekent aan een bepaalde opbrengst
17. Het Job Characteristics Model kan praktisch toegepast worden via 5
implementatie-strategieën. Welke strategie hanteert men indien men het volgende
invoert: Een verkoper die tot op heden vooral Ariel-Plus verkocht, wordt nu
opgedragen zijn productengamme uit te breiden met Dash, Persil en Dixan.
a. instellen van feedback-kanalen
b. vormen van natuurlijke werkeenheden
c. combineren van taken
d. taakverrijking
18. Evalueer volgende uitspraken:
20. Een manager die een job vertikaal uitbreidt door een werknemer extra
verantwoordelijkheden te geven en moeilijker taken laten uitvoeren, past principes
toe van …
a. taakrotatie
b. participatief management
c. taakverrijking
d. taakverruiming
26. Functiecriteria
a. worden afgeleid uit het organigram
b. worden afgeleid uit een functiebeschrijving
c. (beide voorgaande zijn juist)
d. (geen van de voorgaande is juist)
- de β-testbatterij van Yerkes was bedoeld voor personen die noch konden lezen,
noch konden schrijven
- het onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken is gestart in Frankrijk
28. De principes van de “sociale mens” zijn gegroeid uit een onderzoek dat E. Mayo
heeft opgezet om
a. ontevredenheid van werknemers op te lossen
b. stijgende productienormen te kunnen halen
c. een nieuw productieproces te kunnen introduceren
d. nieuwe verlichting te testen
29. Een nadeel van “Brainstorming” betreft
a. verhoogd conformisme
b. daling van creativiteit
c. stimuleren extraverte personen
d. te veel kritiek op naar voor gebrachte alternatieven
33. Veronderstel:
Een werknemer participeert tegen zijn wil en onder druk van zijn collega’s in een
vakbondsvergadering
Dit kan als voorbeeld gezien worden van:
a. social loafing
b. sociale druk
c. cognitieve dissonantie
d. halo-effect
34. Kritiek op een Tayloristische visie op arbeid uit zich voornamelijk in het feit dat
a. men een atomistische visie op de mens hanteert
b. men ervan uitgaat dat de mens van nature lui is
c. (beide voorgaande zijn juist)
d. (geen van de voorgaande is juist)
35. Bij het ontwerpen van organisaties moet men zeker rekening houden met
volgende dimensie
a. complexiteit
b. formalisatie
c. centralisatie
d. (alle voorgaande zijn juist)
36. Welke van volgende kenmerken hoort niet thuis in het Big-Five Model van
persoonlijkheid
a. plichtsbewustzijn
b. (intellectuele) openheid
c. extravertie-introvertie
d. (ze horen er alle drie in thuis)
38. Welke van volgende kenmerken is typisch voor een democratische stijl van
leiding geven?
a. aan zelf-starters toelaten dat ze dingen doen die ze zelf noodzakelijk
achten
b. de leider delegeert autoriteit maar behoudt zelf de finale
verantwoordelijkheid
c. neerwaartse communicatie is de meest gehanteerde
communicatievorm
d. de leider kent mensen toe aan duidelijk afgebakende taken
40. De … benadering van leiderschap gaat ervan uit dat leiders een visie en een
omgeving moeten creëren opdat medewerkers zouden gemotiveerd zijn om hun
eigen “zelf-interesse” te overstijgen en de belangen van de groep of de organisatie
zouden nastreven.
a. attribute
b. transactionele
c. “managerial grid”
d. transformationele
42. Welke motivatietheorie ligt aan de grondslag van volgende motivatietip: “Geef
medewerkers uitdagingen”?
a. verwachtingstheorie
b. doelstellingentheorie
c. billijkheidstheorie
d. twee-factorentheorie