You are on page 1of 5

waarom helpen medicijnen niet altijd?

leerdoelen farmacologie & toxicologie


beredeneren aan de hand v welke factoren een individuele behandeling v pijn kan
worden opgesteld
werking v deze medicijnen verklaring m.b.v. het pijnsysteem
o.b.v. kennis over
receptoren/agonisten/antagonisten/affiniteit/potenticiteit/werkzaamheid
dosisresponscurves beoordelen
ingrijpen v niet-opioïden op pijnsysteem toelichten en belangrijke bijwerkingen daarbij
verklaren
ingrijpen v opioïden op pijnsysteem toelichten en belangrijkste bijwerkingen daarbij
verklaren
beredeneren welke factoren ziekte/patiëntkenmerken) bijdragen aan een individuele
behandeling

hoe werken geneesmiddelen?


● inwerken op regelkringen; bloeddruk, stolling, lichaamstemperatuur,
water/zouthuishouding, glucose, cholesterol
➔ verstoring regelkring → ziekte (hypertensie, bloedstolsels, koorts, oedeem, DM,
hypercholesterolemie)

● veel GM hebben natuurlijke oorsprong


● ‘slechts de dosis maakt het gif’

farmacotherapie
● farmacokinetiek: wat doet patiënt m geneesmiddel - hoe wordt het
opgenomen/gestimuleerd/weggewerkt (Q3)
● farmacodynamiek: wat doet het geneesmiddel md patiënt (Q1 en Q3)
concentratie-effectrelatie
● maximale efficacy (verzadigingsniveau): maximale respons haalbaar ve geneesmiddel
in een onderzoekbare setting
● potentie: [ ] waarbij je 50% vh maximale effect bereikt (in EC50)
● verschilt p geneesmiddel;
- full agonist; maximale efficacy
- partial agonist; bereikt eerder maximale efficacy
- antagonist; er treedt nauwelijks/geen effect op
hangt af v aantal receptoren, hoe graag GM aan receptor wilt binden - elk geneesmiddel
past net iets beter/slechter op receptor
verschillende soorten drug receptoren
● 1) ionotropic receptors - ion kanalen
➔ directe respons
● 2) metabotropic receptors - G-proteïnegekoppelde receptoren
➔ agonist bindt op receptor → via G-eiwit cellulaire respons
● 3) kinase-linked receptors
➔ eiwit fosforylering/gentranscriptie plaatsvinden vóór respons
● 4) nuclear receptors - in celkern
➔ eiwit transcriptie via genen vóór respons

drug-receptor interactie
● ligand: stof dat aan receptor bindt
● receptor en ligand in evenwicht
➔ er gebeurt niets als er niets gebonden is
● lage KA ; lage [A] nodig om receptoren te bezetten -
hoge affiniteit v receptor (antagonisten)
● hoge KA ; hoge [A] nodig om receptoren te bezetten -
lage affiniteit v receptor
pijnmodel v loeser
● nociceptie (pijn detectie) → pijnrespons → pijngewaarwording (hersenen)
→ pijnstimulus → pijnbeleving → pijngedrag (verschilt persoon/situatie)

anatomie en fysiologie v pijn


● nociceptie ontstaat door prikkeling receptor
● medicamenteus pijn beïnvloeden

farmacologie v pijn
voortgeleiding pijn;
● A-delta-vezel; snelle pijn, gemyeliniseerd
● C-vezel; chronische pijn

pijnstillers (analgetica)
● locaal anesthetica: leggen lokale prikkeloverdrag plat
● niet-opioïden: pijnstillers v milde (chronische) pijn
➔ NSAID; pijnstillers die ontstekingen verminderen/hoge temperaturen
verlagen/zwelling v gewrichten tegengaat
➢ remmen COX enzym; arachidonzuur → prostaglandines → pijnprikkel
via A-delta/C-vezel voortgeleid naar ruggenmerg
● opioïden/opiaten: pijnstillers v ernstige pijn (werken op ruggenmerg/centraal niveau)
● neuropatische pijn; v chronische pijn (e.g. antidepressiva)
farmacotherapie bij pijn (stappenplan)
● paracetamol → NSAID (bij traumatische-/gewrichtspijn/ontsteking) → combi vd twee →
partiële morfine receptor agonist (lichtere opiaten) OF lage dosering volle agonist→
combi paracetamol/NSAID m PMRA → morfine (volle agonist)

You might also like