Professional Documents
Culture Documents
Stress en respons
o Stress bestaat uit twee componenten
Stressor: gebeurtenis die vraag creëert
Stress reactie: een serie van neuronale en chemische reacties bedoeld voor
fysieke overleving
o Het wordt beïnvloedt door hoe we de situatie beoordelen en onze capaciteit om
effectief op de situatie te reageren
o Stress is een mind-body fenomeen en heeft betrekking op het centraal zenuwstelsel
(hersenen en ruggenmerg).
Het zenuwstelsel
o Centraal zenuwstelsel (CNS)
Hersenen
Vegetative niveau
o Hersenstam
Pons, medulla, mesencefalon
Zorgt voor onvrijwillige reacties op bepaalde stressor
Hartslag, ademhaling, vasomotor activiteit
(vasodilatatie, vasoconstrictie)
o Reticulaire formatie
Link tussen lichaam en je hersenen (tussen soma en
je psyche)
Projectie naar je thalamus en vanuit je thalamus
naar alle corticale gebieden
Limbisch systeem
o Belangrijk voor emoties (emotionele controlecentrum)
o Thalamus, hypothalamus en hypofyse (aansturen emoties
voor een deel)
o Emotionele homeostase
o Als er sprake is van stressor of bedreigde situatie wordt
naast ARAS ook het limbisch systeem geactiveerd > emoties
beleven bij de gebeurtenissen die we doormaken
Neocorticale niveau
o Hoogste niveau van informatieverwerking stressor
o Sensorische informatie wordt op dit niveau waargenomen
als een bedreiging of niet bedreiging
o Cognitie vindt plaats: aandacht, geheugen en executieve
functies
o We ervaren prikkels (angst beleven, angst emoties) kunnen
we op dit niveau onderdrukken of versterken
Ruggenmerg
o Perifere zenuwstelsel (PNS)
Alle neurale pathways naar de extremiteiten
Fysiologische systemen betrokken bij stress respons
o Hypothalamus > twee belangrijke systemen activeren
Autonome zenuwstelsel
Onmiddellijke fight-or-flight respons
Hormoon evenwicht/ lichaamstemperatuur / vaat vernauwing of
verwijding
Uitgebreid netwerk van allerlei neuronale verbindingen
Vanuit hersenen gaan belangrijke verbindingen naar belangrijke
organen die betrokken zijn bij stress
Regelt viscerale functies (hart, buik) en vitale organen, inclusief
circulatie, vertering, respiratie, temperatuur regulatie
Streeft naar homeostatische balans
Sympathisch deel
o Vertrekken vanuit lumbale en thoracale deel van
zenuwstelsel
o Acetylcholine, noradrenaline en adrenaline
o Fight-or-flight respons systeem
Parasympatisch
o Vertrekken vanuit hersenstam en sacrale deel van
ruggenmerg
o Acetylcholine
o Rest or digest systeem
o Ontspanning
Endocrien systeem
Korte-termijn en lange-termijn stress respons
Hormonen dat fysiologische functies regelen
o Lange termijn stress heeft functie op ziekte
Netwerk hormonale klieren
Adrenaline, noradrenaline, corticotrope hormonen , thyroxine,
vasopressine (stress, vasoconstrictie), oxytocine (knuffelhormoon,
XTC)
Hormoonklieren: Hypofyse, schildklier, bijnier
pathways
o HPA-as: hypothalamus, hypofyse, bijnier
Belangrijkste
Vormt back-up respons (glucose cortisol vrij onder
stress > accuut reageren) voor langdurige reactie op
stress
Cortisol reguleert metabolisme, immuun respons en
homeostase
Eiwitten en vetten worden omgezet in glucose >
reageren
Onderdrukking immuun systeem en toename van
bloeddruk > problemen met immuun systeem
Invloed op functioneren van de hersenen
Heeft controle loops om homeostase te handhaven
o Vasopressine as
Toename bloeddruk en bloedvolume
o Thyroxine as
Versnellen hartslag en bloeddruk
Verhogen gastro-intestinale motiliteit
Verhogen angst (hypothalamus)
Respons op bedreiging
o Hippocampus slaat als eerste aan
Alarm, je zal een emotie krijgen
Betrokken bij geheugen
Nieuwe situatie > stressvol > matching eerder meegemaakt > minder angstig
o Limbisch systeem (emotionele respons)
Emotionele respons leidt tot fysieke reactie
o Reticulair activatie systeem
Connectie tussen mind-body
Fight-or-flight respons
o Hypothalamus (supervisor)
Endocriene en autonome systeem in werking stellen
Endocrien
o Vasopressine
toename bloedvolume
Toename glucose > spierverbranding
Autonome zenuwstelsel
o Sympathisch zenuwstelsel: aan knop > toename energie
niveau
o Parasympatisch zenuwstelsel: uit knop > vermindering
energie niveau
Stadia’s van effecten geassocieerd met stress respons
o Onmiddellijke effect van stress
Sympathisch zenuwstelsel
Adrenaline en noradrenaline
Tijd: 2 tot 3 seconden
o Intermediate effect van stress
Adrenaline respons
Adrenaline respons en noradrenaline worden vrijgelaten vanuit de
bijniermerg
Tijd: 20 tot 30 seconden
o Langdurige effect van stress
ACTH, vasopressine, thyroxine > effect gedrag en metabole processen
Tijd: minuten, uren, dagen, weken
Chronische stress en ziekte
o GI-stoornissen
Chronische diarree, zweren, colitis ulcerosa, Irritable Bowel Syndroom,
oesofagiale reflux
o Cardiovasculaire ziekten
Hyperthensie, vasopastisch fenomeen, myocardiaal ischemie, coronaire
arterie ziekte
o Respiratoire ziekten
Allergie, bronchiale astma, hyperventilatie
o Huid ziekten
Eczeem, acne, psoriasis en alopecia areata
Stresskwetsbaarheidsmodel
Psychische stress
o Directe impact op gezondheid: psycho-fysiologisch
o Indirect: via gedrag (en reacties professionals en sociale omgeving)
stresscurve
o Je hebt een beetje stress nodig om goed te kunnen presenteren > functioneel
o Optimale niveau in het midden
o Je kan ook distress hebben > te veel stress, gaat er onder gebukt
Soorten stressoren
o Acuut (kortdurend)
o Major Life Event: positief of negatief
o Chronische, dagelijkse moeilijkheden (daily hassles)
Stress en ziekte
o Hoge mate van stress is op zichzelf psychisch belastend
o Stress is oorzaak/trigger van ziekte en klachten
o Ziek-zijn geeft stress en versterkt klachten
o Langdurige stress kan zorgen voor cardiovasculaire ziekte
o Stress (gemedieerd door cortisol) geeft verhoogd risico op metabole stoornissen
(diabetes mellitus)
o Langdurige stress kan voor depressie zorgen
o Somber > geestveruimingsmiddelen, roken, alcohol, minder bewegen, meer eten of
juist minder
Stressoren en stress
o Stressoren: factoren of levensgebeurtenissen die stress geven
o Stressor: chronisch ziek zijn (biologisch kwetsbaar, last van het ziek zijn (hardship)
Verlies ervaring
Pijn
Beperkingen
Sociale discriminatie
Ziek-zijn is werk
o Medisch: symptoom management, controles/ onderzoek, medicatie en zelf-tests
o Emotioneel: zelfbeeld, onzekerheid, angst, depressie, boosheid
o Sociaal/relationeel: rol functioneren, familie, vrienden, werk, seksualiteit
Coping
o Het hoofd bieden aan moeilijkheden
o Cognitieve en gedragsmatige strategieën om evenwicht te herstellen/controle te
krijgen
o Aanpassing (allostasis)
o Primary appraisal (inschatting): bedreigend?, inschatten van de situatie
o Secondary appraisal: controle? Inschatting van de vorige inschatting van de situatie
Coping stijlen
o Probleem-georiënteerd (aanpakken)
o Emotie-georiënteerd (emoties reguleren; betekenisverlening)
o Proactieve coping (prepareren) : voorkomen dat je stress kan krijgen
Diabetespatiënt maakt plan voor lastige en risicovolle situaties
Insuline spuiten tijdens etentje; voedsel weigeren bij sociale
gelegenheid
Als het mis gaat omgeving inlichten
Stress-Kwetsbaarheidsmodel
o Laag kwetsbaar: > veel stress nodig om uit evenwicht te krijgen
o Hoog kwetsbaar: > weinig stress nodig om uit evenwicht te krijgen
o Je kan leren om met stress om te gaan > ongevoeliger voor stress
Inter-individuele verschillen in stresskwetsbaarheid en coping
o Kwetsbaarheidsfactoren: persoonlijkheid, trauma’s/verwaarlozing jeugd, life events,
onvoldoende sociale steun
o niet de mate van stress is bepalend maar de veerkracht, herstelmogelijkheid
(resilience)
het vermogen veerkracht te tonen na confrontatie met (levens)bedreigende
ziekte of verlieservaring
o Stress resilience versterkt je > minder risico op ziektes zoals diabetes
Kwetsbaarheids- en beschermde factoren (stress/burnout)
o Kwetsbaar: lage eigenwaarde, pessimisme, neuroticisme, gebrek aan sociale steun
o Beschermend: eigenwaarde/zelfvertrouwen, optimisme, emotionele expressie,
betekenisverlening (kunnen herdefiniëren doelen), sociale steun
Persoonlijkheid
o Stabiele, kenmerkende trekken (traits) van een persoon die zich uiten in zijn/haar
gedachten, gevoelens, gedrag en interactie met de omgeving
o OCEAN
Openheid
Zorgvuldigheid
Extraversie
Vriendelijkheid
Neuroticisme (minst gunstig): hangt samen met angstigheid en labiliteit
o Werk aan deze lifeskills > beschermende factor
o Optimisme: hele beschermende factor
o Nature en nurture
Persoonlijkheid kan 45% gemiddeld door genen bepaald worden
Veel invloed van omgeving, ervaring
Stress Burnout
o Emotionele uitputting
o Depersonalisatie (cynisme, distantiëren)
o Incompetentiegevoelens
o Burnout is breder dan overspannenheid
o Als je te veel stress ervaart
Burnout bij dokters
o Toename administratieve druk > minder patiënt contact
o Combinatie werk-privéleven
o Te hoge workload
o Te veel beroepsgerelateerde stress: gebeurtenissen op werk
o Mondige en meer assertieve patiënten
o Te individualistische cultuur in de gezondheidszorg
o Te grote verantwoordelijkheid
Stress-coping/klinische implicaties
o Bij patiënten aandacht voor stress en stressgevoeligheid: impact op ziekte-risico,
gedrag, klachten en beloop
o Coping vaardigheden inschatten en zo nodig ondersteunen: versterken
o Geen onnodig stress induceren – door goede communicatie en streven naar
minimally disruptive medicine
Stress meten
o Gevalideerde vragenlijsten
DD psychologische aandoeningen
o Overspanning
o Angst
o Depressie
o Alcohol
o Somatisatie
o Rouw
o (posttraumatische) Stress-stoornis
Psychische klachten
o Gespannen gevoel, prikkelbaarheid
o Emotionele labiliteit, angstig voelen, somber voelen
o Piekeren
o Anhedonie
o Concentratie en geheugen
o Slaapproblemen
o Alcohol-gebruik en middelenmisbruik
Lichamelijke klachten
o Vage klachten: moe, duizelig
o Pijnklachten: hoofdpijn, nekpijn, rugpijn, buikpijn, overal pijn
o Vegetatieve klachten: misselijk, zweten, flauwvallen, zweten, hartkloppingen
o Vaak combinatie van klachten: moe, hoofdpijn, misselijk, hartkloppingen
Sociale problemen
Gezinssituatie: Partner, kinderen
Wonen en financiën: Financiële, huis, evt. buren/omgeving
Werk: Opleidingsniveau, baan, evt. conflicten
Omgeving: Familie, vrienden, sport
Stressoren
o Redenen om overspannen te raken
o Traumatische gebeurtenissen: dreiging van de dood, ondergaan van geweld)
o Verlieservaringen: overlijden familie, vrienden en scheiding
o Gewone stressoren: problemen met werk, studie, gezin, wonen (verhuizen), familie
(ziekte)
o Mogelijke gevolgen: acute stress-stoornis (korte termijn), post traumatische stress-
stoornis (PTSS), depressie, overspanning
Coping voorbeelden
o Actief aanpakken: probleem analyseren en oplossen
o Sociale steun zoeken: troost en begrip zoeken bij anderen, samen met een ander het
probleem oplossen
o Vermijden: het probleem ontkennen en vermijden
o Palliatieve reactie: men richt zich op andere dingen dan het probleem. In extreme
vorm kan dit leiden tot verslavingen
o Depressief reactiepatroon: piekeren, zichzelf de schuld geven, twijfel aan zichzelf
o Expressie van emoties: het probleem leidt tot frustratie, spanning en agressie
o Gerustellende gedachten en wensdenken: zichzelf voorstellen dat het vanzelf wel
goed komt of dat anderen het nog veel zwaarder hebben
Cijfers
o Geen betrouwbare gegevens over de incidentie van overspannenheid en burn-out
o Werknemer met overspanning over burn-out hebben een hoog risico (>20%) om
langdurig of soms blijvend uit het arbeidsproces te geraken
Definities
o Er is een glijdende schaal van spanningsklachten (zonder disfunctioneren), via
overspanning (met disfunctioneren) naar burn-out
o Bij overspanning is er verstoorde balans tussen draagkracht en draaglast. Men is niet
meer in staat adequaat met stressoren om te gaan: een falende coping
o Kenmerkend voor burn-out zijn een lange voorgeschiedenis met spanningsklachten,
emotionele uitputting en sociaal disfunctioneren
Overspanning definitie
o Minstens drie klachten: moe, slecht slapen, geprikkeld, labiel, piekeren, gejaagd,
concentratieprobleem, vergeetachtigheid, niet tegen drukte/herrie kunnen
o Gevoel van controleverlies/machteloosheid
o Belangrijke beperkingen in beroepsmatig en/of sociaal functioneren
o De symptomen zijn niet verklaarbaar vanuit een andere psychiatrische aandoening
(er is dus bijvoorbeeld geen depressie, of angst- en paniekstoornis)
Burn-out
o Sprake van overspanning
o Hele erge moeheid en uitputting
o Overspannen voor 6 maanden
Depressie
o Gedurende minstens twee weken, bijna iedere dag, minimaal één kernsymptoom, en
minstens vijf andere symptomen:
Sombere stemming
Anhedonie: duidelijke interesseverlies in (bijna) alle activiteiten
o Uitgesproken verandering eetlust of gewicht
o Slapeloosheid, of juist overmatig slapen
o Psychomotorische agitatie
o Vermoeidheid of verlies van energie
o Gevoel van waardeloosheid ob buitensporige schuldgevoelens
o Gedachten aan de dood of suïcide
Sombere stemming
o Vaak bij: depressieve stoornis, somberheid/depressief gevoel,
overspanning/surmenage, persisterende depressieve stoornis, somberheid door
middel of medicatie, angststoornis
o Soms: beginnende dementie
o Zelden: bipolaire stoornis, premenstruele stemmingsklachten
Dd denken
o Depressie
Gevoel van waardeloosheid
Buitensporige schuldgevoelens
Anhedonie
Gedachten aan de dood/suïcide
o Overspannen
Gevoel van controleverlies/machteloosheid
Belangrijke beperkingen in beroepsmatig en/of sociaal functioneren
De symptomen zijn niet verklaarbaar vanuit een andere psychiatrische
aandoening
Behandeling
o Voorheen: eerst verminderen klachten, dan volgt herstel van functioneren vanzelf
Nadeel: het functioneren lijkt vaak slechts in beperkte mate te herstellen
met risico op langdurige maatschappelijke inactiviteit of
arbeidsongeschiktheid
o Een gestructureerde, tijdscontigente en activerende aanpak kan het overgrote deel
van de werknemers binnen drie maanden weer, ten minste gedeeltelijk, de
gebruikelijke taken oppakken
Samen werken aan herstel
o In de Wet Verbetering Poortwachter is vastgelegd dat werkgeven en werknemer
samen verantwoordelijk zijn voor re-integratie. De bedrijfsarts kan hierin adviseren
o Bij 6 weken verzuim stelt bedrijfsarts een probleemanalyse en verzuimadvies op
o Uiterlijke twee weken hierna stellen werkgever en werknemer samen een plan van
aanpak op. Hierin staat wat beiden gaan doen zodat de werknemer weer kan gaan
werken
Verwijzen
o De huisarts verwijst naar de bedrijfsarts als er sprake is van:
Arbeidsconflict
Werk gerelateerde stressoren zijn die samenhangen met de overspanning
Werk gerelateerde factoren het herstelproces en/of werkhervatting
belemmeren
o Bij stagnatie in herstel (langer dan 3 weken of geen mogelijkheid tot herstel) komt
ook psycholoog erbij
Sprake van burn-out
Twijfel over diagnose
Gestructureerde aanpak
o Crisisfase: controleverlies leidt tot crisis (1-3 werken)
Acceptatie, begrip en inzicht, rust en ontspanning, dagstructuur
Praten, schrijven, sporten, structuur overdag, slaapstructuur (op tijd naar
bed, op tijd opstaan)
o Probleem- en oplossingsfase (3-6 werken): zicht op oorzaken leidt tot zicht op
oplossingen
Schrijfopdrachten
Oriënteren op problemen en op oplossingen en in kaart brengen
oplossingsrichtingen
o Toepassingsfase (33-6 weken): toepassen van oplossing leidt tot hervinden van grip
op de situatie
Oriënteren op toepassingen
Oppakken van alle rollen en taken
Herstel van functioneren
Schema’s opbouwen voor activiteiten, opdracht om te anticiperen op de
mogelijke belemmeringen bij oppakken van rollen en taken, opdracht om te
saneren in belastende factoren
Klinisch redeneren
Vermoeidheid
o Bij inspanning kortademig
Vaak hart, kan ook longen zijn
o Kortademig in rust
Meer psychische component
o Kortademig bij inspanning
Pulmonaal, cardiaal
O bij ALTISO
o Medicatie, intoxicatie,
o tractus anamnese:
klachten longen (hoesten, slijm, koorts, infectie etc)
lichamelijk onderzoek: crepitaties (vocht in longen), rhonchi,
vesiculair (normaal), pleura wrijven (pleuritis), dof geluid
een kant crepitatie: infiltraat, zoals pneumonie (koorts erbij etc.)
hart (last benen, trombose). Normaal 150 systolisch
hartfalen: beide kanten vocht in longen
psychosociaal (gestrest, moe, depressief, angstig)
lymfeklieren opgezwollen
o infectie
o kanker
medicatie
o -prolol: bètablokker
o -Opril: ACE remmer
o -prazil: protonpompremmer
o Hydrochloorthiazide: thiazide, voor bloeddruk
o Bloedverdunner: paracetamol
o Statines: cholesterol remmer
24uurs bloeddrukmeting
o Bloeddruk varieert per moment
Hoge bloeddruk
o Meestal geen ziekte
o Risicofactor voor atherosclerose
BMP
o Voor hartfalen (Brain Natriuremic Peptide)
o Wel sensitief, niet specifiek > je kan hartfalen opsporen, maar je kan niet specifiek
zeggen dat het door hartfalen komt
Veel voorkomend
o 42,7% krijgt in zijn leven een psychiatrische stoornis
20,1% depressieve stoornis
19,6% angststoornis
19,1% middelenstoornis
o Psychische klachten nog veel vaker
Presentatie bij de huisarts
o Groot deel niet naar arts
o Rest: meestal eerste presentatie bij de huisarts
o Presentatie
Psychische klacht
Lichamelijke klacht (somatisatie)
Belangrijkste emoties
o Blij, bang, boos, bedroefd
Blij - vreugde: neurotransmitters serotonine en dopamine
Opladen, levenslust in stand houden
Lichamelijk uiting: lachen, je goed voelen, energiek
Bang - angst: neurotransmitters GABA, serotonine en glutamaat
Gevaar herkennen en overleven
Lichamelijke uiting: verhoogde hartslag, bloeddruk, hartkloppingen,
duizeligheid, droge mond, pijn op de borst, misselijkheid,
kortademigheid, hoofdpijn
Boos – woede: stresshormonen adrenaline, cortisol
Bewaken van grenzen
Lichamelijke uiting: zie ook lichamelijk uiting bij angst, schreeuwen,
slaan, agressie
Bedroef – verdriet – rouw: neurotransmitters serotonine, dopamine,
noradrenaline
Verwerken van verlies en behoefte aan steun
Lichamelijke uiting: gespannen spieren, minder zin in eten, minder
concentratie, moe, minder goed slapen, onrustig/overactief,
hoofdpijn
Lichamelijke reactie en gevoel
o Stimulus > evaluatie > gevoel en lichamelijke reactie (gevoel en lichamelijke reactie
reageert ook weer op de rest)
o Als je gevoel herkent > geen last van lichamelijke reactie
o Als je gevoel niet herkent > last van lichamelijke reactie
Patiënt en arts herkennen psychische component
o Anamnese = diagnostiek
o DD maken
o Aanvullend onderzoek (vragenlijsten)
o Verwijzen/behandeling starten
Uitvragen psychische klachten
o Somber, verward, angstig, gespannen
Gevoelens, gedachten, gedrag (CEG)
Lichamelijke klachten
o Combinatie van psychische klachten, stoornis functioneren = psychische aandoening
Depressie, angststoornis, dwangstoornis, eetstoornis
Differentiaal diagnose somberheid
o Verschil depressie, depressieve klachten en dystymie
Depressieve klachten: sombere stemming, waar de patiënt hinder van
ondervindt, maar waarbij niet wordt voldaan aan het aantal criteria voor
depressie
Dysthemie; depressieve klachten die ten minste twee jaar aanwezig zijn,
waarbij naast sombere stemming nog twee tot drie andere symptomen
aanwezig zijn
Depressie
o 5 van onderstaande symptomen, waarvan minimaal één kernsymptoom gedurende
minstens twee aaneengesloten weken
o Kernsymptomen
Sombere stemming gedurende het grootste deel van de dag
Duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle
activiteiten gedurende het grootste deel van de dag
o Overige symptomen
Duidelijke gewichtsvermindering of gewichtstoename
Slapeloosheid of overmatig slapen
Psychomotorische agitatie of remming
Moeheid of verlies van energie
Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte
schuldgevoelens
Verminderd vermogen tot nadenken of concentratie of besluiteloosheid
Terugkerende gedachten aan de dood, terugkerende suïcidegedachten, of
een suïcidepoging of een specifiek plan om suïcide te plegen
Differentiaal diagnose angst
o Angstklachten: normale angst, pathologische angst
o Angststoornis:
Paniekstoornis, specifieke fobie, sociale fobie, obsessieve-compulsieve
stoornis, gegeneraliseerde angststoornis en PTSS
Hypochondrie
Arts en of patiënt herkennen klacht niet direct als psychische klacht
o Niet herkennen patiënt > verkennen (evt. twee sporen beleid) > herkennen arts >
aanvaarden > behandeling
Somatische klachten
o Klachten zoals buikpijn en hartkloppingen: somatisch of toch angst?
o Patiënten: bang voor lichamelijke kwaal enerzijds, geen lichamelijke kwaal en dus
“aansteller”
Herkennen angst als arts
o Indruk, non verbale communicatie
o Anamnese (bespreekbaar maken)
o Aanvullend onderzoek
o Vragenlijsten
Angstproblematiek
o Frequent spreekuurbezoek voor wisselende, vaak somatische klachten,
hyperventilatie klachten
o Verzoek om slaap- of kalmeringsmiddelen
o Alcohol of drugsproblemen
o Depressie of depressieve klachten
o Angststoornis in voorgeschiedenis of familie
Tweesporen beleid
o Zowel lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek
Denk aan schildklier, ritmestoornis
4DKL lijst
Geruststelling patiënt en arts
4DKL
o Klachten lijst
o 50 vragen
o 4 dimensies: distress, depressie, angst, somatisatie
Psychische klachten aanvaarden
o Speelt in op behandeling en niet (her)kennen
Huisarts
o Behandeling en begeleiding
POH-GGZ
GGZ: psycholoog, psychotherapeut, psychiater, SPV, verslavingsarts