Professional Documents
Culture Documents
Bij vloeibare mengsels spreekt men van een opgeloste stof en oplosmiddel.
Dynamische evenwicht zal zich instellen als men meer product oplost dan
mogelijk is dan de oplosbaarheid.
1. Het oplosproces:
Water wordt zeer vaak als polair oplosmiddel veel gebruikt. Negatieve/
positieve ionen worden in water gehydrateerd. Meerdere watermoleculen
vormen soort bolwerk rond de respectievelijke ionen.
Hydratie wordt sterker als de lading van het ion groter wordt of de afmeting
van het ion kleiner wordt. (hydratie is evenredig met RE want RE~ de lading
van de ionen/de grootte van de ionen)
De vorming van een binding tussen een watermolecule en het ion gaat
gepaard met warmtevrijstelling, de hydratie-enthalpie.
4. Invloed van het oplosmiddel bij het oplosproces van ionaire stoffen:
Bij gassen die een laag kookpunt hebben door zwakke onderlinge
attractiekrachten zullen ook de interacties met de solventmoleculen zwak zijn
zodat de gassen weinig oplosbaar zijn in water.
De oplosbaarheid van gassen is sterk afhl van de druk, volgens de wet van
Henry neemt de gasoplosbaarheid toe met de partieeldruk in de gasfase.
Wet van Henry: concentratie in oplossing = K Pin gasfase , geldt niet als het
oplosmiddel zoals NH3 is.
Massaprocent: m/m %
Molfractie: X = de molfractie is het aantal mol van de beschouwde stof per
totaal aantal mol in het mengsel. Dimensieloos en temperatuur afhl.
Molariteit: M = aantal mol stof opgelost per liter oplossing. De volume
verandert bij een veranderlijke temperatuur. Voordeel is dat bij het maken van
verdunningen uit geconcentreerde oplossing de concentratie eenvoudig kan
vinden. M = n/V
Molaliteit: m = aantal mol opgelost stof per kg oplosmiddel. Is onafhl van de
temperatuur en ook niet eenvoudige te gebruiken voor het vinden van de
concentratie volumetrisch. m = n/ oplosmiddel in kg
ppm, ppb = wordt gebruikt voor zeer verdunde oplossingen. Omdat dit gebruikt
wordt bij zeer verdunde oplossing mag men 1g = 1ml als H2O als solvent
wordt gebruikt.
Stoichiometrie
Eerst schrijft men de reactievergelijking op, nadien het aanwezige aantal mol
van elk bestanddeel waarna vervolgens overgegaan wordt tot de berekening.
Volumetrie
Hierbij gaat men aan een oplossing met onbekende concentratie, maar
gekend volume een andere oplossing toevoegen waarbij wel de concentratie
gekend is. Men voegt van de 2de oplossing toe tot de reactie stoichiometrisch
is. Dat punt = stoichiometrisch punt, op dit moment hebben equimolaire
hoeveelheden met elkaar gereageerd. Ook titratie genoemd, met toont dat
visueel aan met een indicator.
Volumetische analyses: zuur-basereacties, redoxreacties, neerslagreacties en
complexvormingsreacties.
Bij het stoichiometrisch punt (Sp) = het aantal mol werkzame bestanddelen
van A gelijk is aan het aantal mol werkzame bestanddelen van B.
a A x MA x V A = a B x MB x V B
Grafisch:
Postieve afwijkingen: De onderlinge aantrekkingskrachten tussen A en B zijn
zwakker dan tussen de A moleculen en de B moleculen onderling.
De dampdrukken vallen dus hoger uit dan bij het ideaal geval. Het
mengproces verloopt endotherm (ΔHopl > 0)
10. Osmose:
n
Vergelijk van Van’t Hoff: π= ∙ R ∙ T =M ∙ R ∙T als een oplosmiddel en een
V opl
oplossing met elkaar in contact komen via de semipermeabele wand.
De afwijking voor elektrolyten is te wijten aan het feit dat ΔTv = i m Kv waarbij
i-waarde de van ’t hoff factor is. i = ΔTv (elektrolyt) / ΔTv (niet-elektrolyt)
Dus: ΔTv = i m Kv
ΔTK = i m KK
π=iMRT
De 3gebieden:
o Boven de vloeistoflijn bestaat het mengsel uitsluitend in de
vloeistoffase
o Onder de damplijn bestaat het mengsel uitsluitend in de dampfase
o Er tussen ligt het ontmeningsgebied.
Een mengsel bepaald door een punt dat ligt in het ontmeningsgebied zal
zicht uitsplitsen in 2 fasen: een vloeistoffase met samenstelling Q, en een
dampfase met samenstelling S
Hoe hoger de dampdruk hoe lager het kookpunt hoe vluchtiger de stof.
Een azeotroop mengsel kookt bij een constante temperatuur met een constant
samenstelling
15. Colloïden:
Coagulatie = uiteenvallen van een colloïd in een heterogeen mengsel met een
fasegrens. Gebeurt door het toevoegen van een elektrolyt.
De deeltjes in suspensie kunnen een diameter hebben van 10-6 m maar toch
hebben de colloïden het uitzicht van een heterogene mengsel. (bv. melk)
Door invloed van onderlinge elektrostatisch repulsie groeperen deze deeltjes
zicht niet verder tot grotere entiteiten.