Professional Documents
Culture Documents
Chemische reacties
Paragraaf 2: Reactievergelijkingen
In een reactievergelijking wordt met molecuulformules weergegeven welke stoffen aan de
reactie deelnemen. De beginstoffen staan voor de reactiepijl en de reactieproducten na de pijl.
Een coëfficiënt is een getal dat direct voor de molecuulformule wordt geplaatst. Met
coëfficiënten kun je aangeven hoeveel moleculen er aan de reactie deelnemen. Bij 2H 2O is de
grote 2 de coëfficiënt. Bij een reactievergelijking moet je zorgen dat de aantallen
atoomsoorten voor en na de reactiepijl kloppen.
In een reactievergelijking wordt vaak de fase weergegeven waarin de stof zich verkeert: de
faseaanduiding. Solid (vast; s), liquid (vloeibaar; l), gas (gas; g) en aqueous (opgelost in
water; aq).
Opstellen van een reactievergelijking stappenplan:
1. Vertaal vanuit de beschrijving van de stoffen de namen in molecuulformules en zet de
juiste faseaanduiding erachter. Zet de formules van de beginstoffen voor de reactiepijl,
eventueel gescheiden met een plusteken. Zet de formules van de reactieproducten
achter de reactiepijl, eventueel gescheiden met een plusteken.
2. Maak de reactievergelijking kloppend door coëfficiënten voor de molecuulformules
toe te voegen, zodat de aantallen aan beide kanten gelijk zijn.
3. Als je in stap 2 uitkomt op gebroken getallen, vermenigvuldig dan alle coëfficiënten
zodat er hele getallen ontstaan. En als je in stap 2 uitkomt op coëfficiënten die je door
hetzelfde getal kan delen, doe dat dan.
Paragraaf 4: verbrandingsreacties
Een verbrandingsreactie is een reactie waarbij altijd zuurstof wordt verbruikt. Tijdens deze
reactie verdwijnen de brandstof en de zuurstof en ontstaat er minimaal één
verbrandingsproduct dat zuurstofatomen bevat; een oxide.
Een volledige verbranding treedt op als er voldoende zuurstof wordt aangevoerd, en elke
atoomsoort zich maximaal met zuurstofatomen kan verbinden. De benodigde zuurstof
voor een verbrandingsreactie komt meestal uit de lucht.
De warmte in huis wordt in Nederland meestal opgewekt met aardgas. Door aardgas te
verbranden komt er warmte-energie vrij en kun je het huis verwarmen, warm douchen en
eten koken. Aardgas is een fossiele brandstof en bestaat uit een mengsel van voornamelijk
methaan, stikstof en koolstofdioxide. Alle drie die stoffen zijn kleur- en geurloos. Om die
reden voegt het gasbedrijf er zelf een geurstof aan toe, zo ruik je meteen dat er gas
vrijkomt, want gas is erg gevaarlijk.
Een reactie waarmee je de aanwezigheid van een stof aantoont, noem je een
aantoningsreactie. Bij een aantoningsreactie gebruik je een reagens, een stof die de
aanwezigheid van een andere stof kan aantonen. Een voorbeeld van een reagens is
kalkwater bij koolstofdioxide of wit kopersulfaat bij water of waterdamp.
Als een verbranding mislukt, door te weinig zuurstof, spreek je van een onvolledige
verbranding. Daarbij kunnen gevaarlijke verbrandingsproducten ontstaan, zoals
koolstofmono-oxide.
Koolstofmono-oxide is een reukloos, kleurloos, brandbaar en zeer giftig gas. De oorzaak
van dergelijke ongelukken is vaak dat cv-ketels of andere gastoestellen defect zijn of in
slecht geventileerde ruimtes staan. Om ongelukken met koolstofmono-oxide te
voorkomen, moet je de ruimte waar het gastoestel staat goed ventileren en een
koolmonoxidedetector plaatsen in de ruimte waar de cv-ketel staat. Ook moet je
gastoestellen regelmatig laten controleren.
Voorwaarden voor verbranding:
1. Er moet voldoende brandstof zijn.
2. Er moet voldoende zuurstof zijn
3. De temperatuur moet voldoende hoog (boven de ontbrandingstemperatuur) zijn.
De ontbrandingstemperatuur is de laagste temperatuur waarbij een stof gaat branden.
Om een brand te blussen, moet je minimaal één van de drie voorwaarden weghalen:
1. Je moet de brandstof weghalen
2. Je moet de aanvoer van zuurstof onmogelijk maken
3. Je moet de brandende ‘materialen’ laten afkoelen tot onder de
ontbrandingstemperatuur.