You are on page 1of 80

Servicehandleiding VIESMANN

voor de vakman

Vitocrossal 300
type CT3U
HR-gasketel met MatriX-cilinderbrander
voor aardgas E en LL

Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina

VITOCROSSAL 300

5783 405 NL 3/2013 Bewaren a.u.b.!


Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsinstructies

Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van licha-


melijk letsel en materiële schade.

Toelichting bij veiligheidsvoorschrif- Wat te doen bij een gaslucht


ten
Gevaar
Gevaar Ontsnappend gas kan explosies
Dit teken waarschuwt voor per- veroorzaken met zeer ernstige
soonlijk letsel. verwondingen als gevolg.
■ Niet roken! Vermijd open vuur

! Opgelet
Dit teken waarschuwt voor mate-
riële schade en schade aan het
en vonkvorming. Druk nooit op
schakelaars van verlichting en
elektrische toestellen.
milieu. ■ De gasafsluitkraan sluiten.
■ Ramen en deuren openzetten.
Opmerking ■ Personen verwijderen uit de
Gegevens met het woord "Opmerking" gevarenzone.
bevatten aanvullende informatie. ■ Gas en elektriciteitsbedrijf van
buiten het gebouw informeren.
Doelgroep ■ Stroomvoorziening naar het
gebouw vanaf een veilige
Deze handleiding is uitsluitend bedoeld plaats (buiten het gebouw)
voor erkende installateurs. laten onderbreken.
■ Werkzaamheden aan gasinstallaties
mogen alleen door erkende installa- Wat te doen bij een rookgasgeur
teurs worden uitgevoerd.
■ Elektrische werkzaamheden mogen Gevaar
alleen door elektromonteurs worden Rookgas kan levensbedreigende
uitgevoerd. vergiftiging veroorzaken.
■ De eerste inbedrijfstelling moet door ■ Verwarmingsinstallatie buiten
de installateur van de installatie of een bedrijf stellen.
door hem aangewezen vakman ■ Plaats van installatie ventile-
plaatsvinden. ren.
■ Deuren van woonverblijven
Voorschriften sluiten.

Respecteer bij de werkzaamheden


■ de ARBO voorschriften,
■ de wettelijke voorschriften inzake
milieubescherming,
■ EN, NEN, VEWIN voorschriften, het
5783 405 NL

bouwbesluit en eventuele lokale voor-


schriften.

2
Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsinstructies (vervolg)

Rookgasinstallaties en brandlucht Gevaar


De gelijktijdige werking van de
Garanderen dat rookgasinstallaties vrij CV-ketel en toestellen met afvoer
zijn en niet gesloten kunnen worden, naar de buitenlucht kan door het
bijv.door ophopingen van condenswater terugstromen van rookgassen
of externe invloeden. Voldoende voor- levensgevaarlijke vergiftigingen
ziening van verbrandingslucht garande- veroorzaken.
ren. Vergrendelingsschakelaar mon-
Gebruikers van de installatie erop wijzen teren of door geschikte maatre-
dat latere wijzigingen aan de installatie gelen voor voldoende aanvoer
niet toegelaten zijn (bijv. verplaatsen van van verbrandingslucht zorgen.
leidingen, bekledingen of scheidings-
wanden). Werkzaamheden aan de installatie

Gevaar ■ Bij gas als brandstof de gasafsluit-


Lekage of verstopte rookgasin- kraan sluiten en beveiligen tegen
stallaties of onvoldoende aan- onbedoeld openen.
voer van verse lucht veroorzaken ■ Installatie spanningsvrij schakelen
levensgevaarlijke vergiftigingen (bijv. met de afzonderlijke zekering of
door CO in het rookgas. een hoofdschakelaar) en op aanwe-
Een goede werking van de rook- zige spanning controleren.
gasinstallatie waarborgen. Ope- ■ Installatie tegen opnieuw inschakelen
ningen voor de aanvoer van ver- beveiligen.
brandingslucht mogen niet
afsluitbaar zijn.

Afzuigtoestellen
! Opgelet
Door elektrostatische ontlading
kunnen elektronische modules
worden beschadigd.
Bij de werking van toestellen met afvoer Voor de werkzaamheden
naar de buitenlucht (afzuigkap, afzuig- geaarde objecten, bijv. verwar-
toestel, airconditioning, enz.) kan door mings- of waterbuizen, aanraken
de afzuiging een onderdruk ontstaan. om de statische lading af te lei-
Wanneer tegelijk de verwarmingsketel den.
werkt, kan het rookgas terugstromen.
5783 405 NL

3
Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsinstructies (vervolg)

Reparatiewerkzaamheden

! Opgelet
De reparatie van onderdelen met
een veiligheidsfunctie brengt de
veilige werking van de installatie
in gevaar.
Defecte onderdelen moeten door
originele onderdelen van
Viessmann worden vervangen.

Extra componenten, reserveonderde-


len en aan slijtage gevoelige onder-
delen

! Opgelet
Reserveonderdelen en slijtende
onderdelen die niet met de instal-
latie zijn getest, kunnen de wer-
king nadelig beïnvloeden. De
montage van componenten die
niet zijn toegestaan, evenals de
wijziging en ombouw zonder toe-
stemming, kan de veilige werking
nadelig beïnvloeden en de
garantie beperken.
Bij vervanging uitsluitend origi-
nele onderdelen van Viessmann
of door Viessmann goedge-
keurde onderdelen gebruiken.
5783 405 NL

4
Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Productinformatie
Gebruik conform het doel van de installatie......................................................... 6

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud


Stappenplan: eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud............................. 7
Aanvullende info over de stappen........................................................................ 9

Storingen oplossen
Diagnose.............................................................................................................. 43

Verloopdiagram van de branderautomaat....................................................... 54

Aansluitschema's
Aansluitschema van de branderautomaat............................................................ 56
Aansluitschema van de netfiltereenheid............................................................... 57

Overzicht van de onderdelen............................................................................ 59

Regeling
Coderingen op de regeling instellen..................................................................... 61

Onderdelenlijsten
Onderdelen bestellen........................................................................................... 62
Overzicht van de modules.................................................................................... 62
Onderdelen zonder afbeelding............................................................................. 62
Module ketel......................................................................................................... 63
Module isolatie..................................................................................................... 64
Module brander.................................................................................................... 65

Protocol............................................................................................................... 68

Eisen aan de waterkwaliteit


Eisen aan de waterkwaliteitWaterkwaliteit........................................................... 70

Technische gegevens........................................................................................ 74

Verklaringen
Conformiteitsverklaring......................................................................................... 76
Verklaring van de fabrikant................................................................................... 76

Index.................................................................................................................... 78
5783 405 NL

5
Productinformatie

Gebruik conform het doel van de installatie

Het toestel mag volgens de regelgeving


enkel geïnstalleerd en gebruikt worden
in gesloten verwarmingssystemen con-
form EN 12828, rekening houdend met
de bijbehorende montage-, service- en
gebruiksaanwijzingen en met de gege-
vens in het gegevensblad.
Het is uitsluitend voorzien voor de
opwarming van warm water.

Het gebruik in bedrijven of industrie voor


een ander doel als voor de opwarming
van warm water geldt als niet volgens de
voorschriften.

Gebruik van het toestel volgens de regel-


geving impliceert dat een stationaire
installatie in combinatie met voor het
gebruik toegelaten componenten werd
uitgevoerd.
Ieder ander gebruik is niet reglementair.
Daaruit voortvloeiende schade valt niet
onder de aansprakelijkheid.

Ieder ander gebruik moet door de fabri-


kant in elk geval worden goedgekeurd.

Tot het reglementaire gebruik behoort


ook de naleving van de onderhouds- en
testintervallen.
5783 405 NL

6
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Stappenplan: eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud

Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen

Stappen voor de eerste inbedrijfstelling


Stappen voor de inspectie

Stappen voor het onderhoud Pagina

• • 1. Instructie voor onderhoudswerkzaamheden............... 9


• 2. Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer
controleren...................................................................... 9
• 3. CV-installatie vullen met water en ontluchten............. 9
• 4. Sifon vullen met water.................................................... 10
• • • 5. Installatie in bedrijf stellen............................................. 10
• 6. Gastype controleren....................................................... 12
• 7. Omzetting op aardgas LL............................................... 12
• • • 8. Rustdruk en aansluitdruk controleren.......................... 14
• • • 9. CO2-gehalte meten.......................................................... 15
• • • 10. CO-gehalte meten
• • • 11. Rookgastemperatuur meten
• • 12. Ionisatiestroom meten................................................... 19
• • 13. Installatie buiten bedrijf stellen..................................... 20
• • 14. Keteldeur openen........................................................... 20
• • 15. De neutraliseringsinstallatie loskoppelen van de ketel
en de afvoerslang aansluiten........................................ 22
• • 16. Verbrandingskamer en stookoppervlakken reinigen. . 22
• • 17. Pakkingen en isolatieonderdelen controleren............. 23
• • 18. Alle aansluitingen aan CV-waterzijde controleren op
lekkage............................................................................. 23
• • 19. Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer
aansluiten........................................................................ 24
• • 20. Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie
(indien aanwezig) controleren....................................... 25
• • 21. Vlambeker controleren................................................... 25
5783 405 NL

7
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Stappenplan: eerste inbedrijfstelling,… (vervolg)

Stappen voor de eerste inbedrijfstelling

Stappen voor de inspectie

Stappen voor het onderhoud Pagina

• • 22. Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrode


controleren...................................................................... 26
• • 23. Brander reinigen............................................................. 26
• 24. Brander monteren........................................................... 27
• • 25. Keteldeur sluiten............................................................. 27
• • 26. Automatische lekkagecontrole van beide kleppen van
de gascombiregelaar...................................................... 28
• • 27. Filterelement in de gasleiding (indien aanwezig)
controleren, eventueel vervangen
• • • 28. Alle gasverbindingen op dichtheid controleren.......... 28
• • • 29. Instelling draaischuifklep controleren.......................... 29
• 30. Afsluitende meting uitvoeren........................................ 30
• • 31. Waterkwaliteit controleren............................................. 31
• • • 32. Veiligheidskleppen op werking controleren
• • 33. Expansievat en druk van de installatie controleren.... 32
• • 34. Rookgasverzamelkast op dichtheid controleren......... 33
• • 35. Mengklep op soepele werking en dichtheid
controleren...................................................................... 34
• • • 36. Controleren of de isolatie stevig is aangebracht
• 37. Rookgasinstallatie controleren op dichtheid
• • 38. Luchttoevoeropeningen van installatieruimte
controleren (alleen bij open werking)
• 39. Instrueren van de installatiegebruiker.......................... 34
• 40. Bedienings- en servicedocumentatie........................... 34
5783 405 NL

8
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen

Instructie voor onderhoudswerkzaamheden

Gevaar
Het product bevat keramische
vezels. Bij ondeskundige behan-
deling kan vezelstof vrijkomen.

Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren

De veiligheidstemperatuurbegrenzer Montage- en servicehandleiding


mag niet hoger dan 110 °C ingesteld van de regeling
zijn, evt. op maximaal 110 °C instellen.

CV-installatie vullen met water en ontluchten

Vulhoeveelheid, waterhardheid en pH-


waarde op pagina 31 en 32 invul-
len.
! Opgelet
Ongeschikte waterkwaliteit kan
tot schade aan het ketellichaam
en de CV-installatie leiden.
”Eisen aan de waterkwaliteit”
vanaf pagina 70 respecteren.
5783 405 NL

9
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Sifon vullen met water

A B

1. Achterplaat A onder demonteren; 3. Ongehinderde afvoer van condens-


draai daartoe de vier kwartdraai- water controleren.
afsluitingen B los.
4. Sifon weer monteren.
2. Sifon losmaken en met water vullen
(anders kan er rookgas ontsnap-
pen).

Installatie in bedrijf stellen

Bedieningshandleiding en servi- 1. Druk van de CV-installatie controle-


cehandleiding van de regeling en ren.
bedieningshandleiding van de Toegestane werkdruk van de CV-
neutraliseringsinstallatie ketel: 5,5 bar (550 kPa)
5783 405 NL

10
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

2. Bij open werking: Controleren of de 6. A B


ventilatie van de installatieruimte
open is.

3. Gasaansluitdruk controleren.

4. Afsluitkleppen van de gasleiding


openen.

5. Hoofdschakelaar inschakelen (deze


bevindt zich buiten de stookruimte).

C D

Installatieschakelaar B op de rege-
ling inschakelen. Als het storings-
lampje A op de regeling brandt en
het display C op de branderauto-
maat knippert, eerst ontgrendelen;
hiertoe de ontstoringsknop D op de
branderautomaat indrukken.

Opmerking
Bij de eerste inbedrijfstelling kan het
apparaat in storing gaan, omdat zich
nog niet voldoende gas in de gaslei-
ding bevindt (storingslamp op de
regeling gaat branden). Ontlucht de
gasleiding nogmaals en ontgrendel
de branderautomaat.
5783 405 NL

11
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

7. Coderingen op de regeling van de 10. Een paar dagen na de ingebruik-


CV-ketel volgens de tabel op name keteldeur en rookgasverza-
pagina 61 aanpassen. melkastdeksel controleren en bou-
ten natrekken.
Montage- en servicehandlei-
ding van de regeling Gevaar
Voor het veilig gebruik is beslist
8. Werking van de neutraliseringinstal- een minimale werkdruk van
latie incl. waterslot in de sifon contro- 0,5 bar (50 kPa) vereist.
leren. Daarvoor kunt u een minimum-
drukbewaker gebruiken.
Bedieningshandleiding van
de neutraliseringsinstallatie

9. Afdichtingen en afsluitingen controle-


ren en indien nodig aantrekken.

Opmerking
Wij raden aan alle CV-wateraanslui-
tingen na ca. 500 bedrijfsuren op
dichtheid te controleren (zie
pagina 23).

Gastype controleren

1. Vraag gastype en Wobbe-index (Wo) 2. Bij de levering is de brander voor


op bij het energiebedrijf. aardgas E ingericht. Indien nodig, de
■ Met de aardgasinstelling E kunnen brander volgens de gegevens van
de CV-ketels in het Wobbe-index- het gasbedrijf op het andere gastype
bereik 12,0 tot 16,1 kWh/m3 (43,2 instellen (zie pagina 12).
tot 58,0 MJ/m3) worden gebruikt.
■ Met de aardgasinstelling LL kun- 3. Gastype in protocol (op pagina 68)
nen de CV-ketels in het Wobbe- opnemen.
indexbereik 10,0 tot 13,1 kWh/m3
(36,0 tot 47,2 MJ/m3) worden
gebruikt.

Omzetting op aardgas LL

(niet in a en c) 02. Installatieschakelaar op de regeling


uitschakelen.
5783 405 NL

01. Gaskraan sluiten.

12
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

03. Hoofdschakelaar (buiten de instal- 08. Diafragma C met de rubberkurk-


latieruimte) respectievelijk netspan- pakking D eruit nemen.
ning uitschakelen en tegen opnieuw
inschakeling beveiligen. 09. Gascombiregelaar (zonder dia-
fragma C en zonder rubberkurk-
04. Aansluitkabels aan de gascombire- pakking D, maar met O-ring B) op
gelaar lostrekken. de flens E bevestigen; daarbij de
fabrieksschroeven M 5 × 16
05. Schroefverbinding A losdraaien. door M 5 × 12 (meegeleverd) ver-
vangen.
F G
10. Schroefverbinding A vastdraaien.

11. Compensatieslang G aan de gas-


combiregelaar bevestigen.

12. Meegeleverde sticker "Ingesteld


op ..." F over de aanwezige sticker
heen plakken.

13. Brander in bedrijf stellen (zie


pagina 10).

A C E Gevaar
BD Vrijkomend gas leidt tot explosie-
gevaar.
Controleer de schroefverbinding
op gaslekkage.

! Opgelet
Het gebruik van lekzoekspray
kan leiden tot storingen.
06. Compensatieslang G van de gas-
combiregelaar lostrekken. Lekzoekspray mag niet met elek-
trische contacten in aanraking
07. Gascombiregelaar van de flens E komen.
losmaken.
5783 405 NL

13
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Rustdruk en aansluitdruk controleren

Rustdruk 6. Meetwaarde in het protocol (op


pagina 68) opnemen.

Aansluitdruk

1. Brander in bedrijf stellen.


A
Opmerking
Inbedrijfname zie pagina 10. Brander
op maximaal vermogen zetten; hier-
voor service-testschakelaar op de
regeling gebruiken.

2. Aansluitdruk (stromingsdruk) meten,


zie tabel pagina 14.

Opmerking
De aansluitdruk (stromingsdruk)
moet tussen 18 en 50 mbar (1,8 en
5 kPa) liggen (nominaal 20 mbar
1. Gaskraan sluiten. (2 kPa)). De gasdrukbewaking min.
(GDW 1) is vanuit de fabriek op
2. Schroef in de meetaansluiting A los- 10 mbar ingesteld. Instelling niet ver-
maken, niet eruit draaien. anderen.

3. Drukmeetapparaat op de meetaan- 3. Meetwaarde in het protocol (op


sluiting A aansluiten. pagina 68) opnemen.

4. Gasafsluitkraan openen. 4. Gaskraan sluiten.

5. Rustdruk meten (maximaal 60 mbar 5. Drukmeetapparaat eraf halen, meet-


(6 kPa)). aansluiting A sluiten.

Aansluitdruk Maatregel
(stromingsdruk)
onder 15 mbar Niet instellen en het gasbedrijf informeren
(1,5 kPa)
15 tot 18 mbar Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodbedrijf) met de-
(1,5 tot 1,8 kPa) ze instelling gebruikt worden.
5783 405 NL

Gasbedrijf informeren.

14
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Aansluitdruk Maatregel
(stromingsdruk)
18 tot 50 mbar CV-ketel in bedrijf stellen
(1,8 tot 5 kPa)
meer dan 50 mbar Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie
(5 kPa) voorschakelen en druk op 20 mbar (2 kPa) instellen.
Gasbedrijf informeren.

CO2-gehalte meten

Meting voorbereiden

1. Gasafsluitkraan openen.

2. Brander in bedrijf stellen.

3. Gelijktijdig toets ”S” E en ”-” D


C indrukken.
D Op het display C verschijnt de vol-
gende weergave:
E
■ Onder status: ”d” (= regelstop)
F ■ Onder service: Modulatiegraad in
% (”00” = 100 % = hoogste vermo-
gen, ”0” = 0 % = laagste vermogen)

CO2-meting bij het hoogste vermogen

1. Toets ”+” F indrukken tot de service-


indicatie op ”00” (= 100%) staat.

C
D
E
F
5783 405 NL

15
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

2. Opmerking
Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.

CO2-gehalte in het rookgaskanaal


meten.

Nominaal Toegelaten CO2–


vermogen in gehalte in %
kW
400 8,6 ± 0,3
500 8,6 ± 0,3
630 8,6 ± 0,3

3. Als het CO2-gehalte veranderd moet


worden:
■ Afdekkap B eraf halen.
■ Instelschroef A in kleine stappen
draaien (inbussleutel 3 mm) tot het
CO2-gehalte in het aangegeven
bereik ligt:
– Naar rechts draaien
→ CO2-gehalte daalt
– Naar links draaien
→ CO2-gehalte stijgt
B A
4. Meetwaarde in protocol (op
pagina 68) opnemen.

! Opgelet
Het CO2-gehalte moet in deel-
last altijd kleiner zijn dan in
vollast.
5783 405 NL

16
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

CO2-meting bij het laagste vermogen

1. Toets ”-” D indrukken tot de service-


indicatie op ”0” (laagste vermogen)
staat.

2. Opmerking
C Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
D moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.
E
CO2-gehalte in het rookgaskanaal
F meten. Het CO2-gehalte moet in
deellast altijd 0,3% kleiner zijn dan in
vollast.

Nominaal Toegelaten CO2–


vermogen in gehalte in %
kW
400 8,3 ± 0,3
500 8,3 ± 0,3
630 8,3 ± 0,3

3. Als het CO2-gehalte moet worden


veranderd:
■ Afdekking B losschroeven.
■ Instelschroef A in zeer kleine
stappen draaien (Torx 40) tot CO2-
gehalte in het aangegeven bereik
ligt:
– Naar rechts draaien
→ CO2-gehalte stijgt
– Naar links draaien
→ CO2-gehalte daalt
B A
5783 405 NL

17
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

4. Meetwaarde in protocol (op


pagina 68) opnemen.

! Opgelet
Het CO2-gehalte moet in deel-
last altijd kleiner zijn dan in
vollast.

Meetwaarden nog een keer contro-


leren
Opnieuw het hoogste en laagste ver-
mogen via de bedieningseenheid van
de branderautomaat opstarten. Als
de waarden niet overeenkomen met
de toegelaten CO2-gehalte volgens
de tabel op pagina 16, de werkstap-
pen voor hoogste en laagste vermo-
gen opnieuw uitvoeren.

5. Toetsen ”S” E en ”-” D gelijktijdig


kort indrukken. Brander loopt met
oorspronkelijke modulatiegraad,
waarbij de status ”d” (=regelstop) is
gestart. Aansluitend gaat de brander
opnieuw naar de bedrijfsmodus.
5783 405 NL

18
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Ionisatiestroom meten

D C

01. Hoofdschakelaar uitschakelen. 07. Hoofdschakelaar inschakelen en


ontstoringsknop indrukken.
02. Stekker C van de ionisatiestroom-
kabel lostrekken. 08. Ionisatiestroom meten.

03. Hoofdschakelaar inschakelen. Opmerking


Na een startpoging van de brander De ionisatiestroom moet circa 2 tot
moet uitschakeling wegens storing 3 s na het openen van de gasklep
plaatsvinden. In het display B en tijdens de werking minstens
wordt de foutcode ”F A7” knippe- 3 µA bedragen.
rend aangegeven.
09. Meetwaarde in het protocol (op
04. Hoofdschakelaar uitschakelen. pagina 68) opnemen.

Opmerking 10. Hoofdschakelaar uitschakelen,


Voor de meting met Testomatik-gas meettoestel verwijderen en connec-
is meetleiding nummer 1 nodig. De tor van de ionisatiestroomkabel
meting kan ook met een multimeter aansluiten.
worden uitgevoerd.
11. Hoofdschakelaar inschakelen.
05. Stekker C van de ionisatiestroom-
kabel verbinden met adapter D.
5783 405 NL

06. Bus A van de meetkabel op de


ionisatie-elektrode steken.

19
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Installatie buiten bedrijf stellen

1. Hoofdschakelaar respectievelijk net- 2. Aansluitstekker fÖ, fA, lÖ en fÖ/


spanning uitschakelen en beveiligen aBH van de brander lostrekken.
tegen onverhoeds weer inschake-
len. 3. Gaskraan sluiten.

Gevaar
Netspanning is levensgevaar-
lijk.
Bij onderhoudswerkzaamhe-
den moet de gasventilator
spanningsvrij zijn.

Keteldeur openen

E
A

F
B
C
D

1. Draai de kwartdraai-afsluitingen aan 2. Branderkabels C met stekkers fA


de branderkap A zijwaarts los en en IÖ op de branderautomaat los-
neem de branderkap A eraf. maken en uit de branderbehuizing
voeren.
5783 405 NL

20
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

3. Netkabel D met stekker fÖ en aan- 4. Gasaansluitleiding B demonteren.


sluitkabel regeling F met stekker
fÖ/aBH aan de brander en aan de
trekontlasting losmaken en uit de
branderbehuizing brengen.

6x

5. Zes schroeven aan de keteldeur E


losdraaien en keteldeur openzwen-
ken.

! Opgelet
Krassen in de vuurhaard kunnen
tot corrosie leiden.
Geen gereedschap of andere
voorwerpen in de vuurhaard leg-
gen.
5783 405 NL

21
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

De neutraliseringsinstallatie loskoppelen van de ketel en de


afvoerslang aansluiten

C A

D B

1. Slang A naar de neutraliseringsin- 5. Afvoerslang D verwijderen en con-


stallatie van de sifon B loskoppe- denswaterafvoer C met kunststof
len. borstel van binnen reinigen.

2. Sifon B van de condenswaterafvoer 6. Sifon B en slang A aansluiten.


C losschroeven.
7. Sifon B vullen met water (zie
3. Afvoerslang D op de condenswater- pagina 10).
afvoer C aansluiten en naar de rio-
lering E leggen.

4. Vuurhaard en stookoppervlakken rei-


nigen.

Verbrandingskamer en stookoppervlakken reinigen

Vuurhaard en stookoppervlakken met


een waterstraal grondig reinigen. ! Opgelet
Krassen op onderdelen die met
5783 405 NL

rookgas in aanraking komen,


kunnen tot corrosie leiden.

22
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Alleen kunststof borstels, geen ■ Aanslag en oppervlakteverkleuringen


staalborstels of scherpe voorwer- (geel-bruin) met lichtzure, chloridevrije
pen gebruiken. reinigingsmiddelen op basis van fos-
forzuur weghalen (bijvoorbeeld Antox
Voor de normale reiniging stookopper- 75 E).
vlakken grondig met een waterstraal ■ Opgeloste aanslag uit de ketel verwij-
afspoelen. Bij vastzittend vuil, opper- deren, stookoppervlakken en rook-
vlakteverkleuringen of roetafzettingen gasverzamelkast grondig met waters-
kunnen reinigingsproducten worden traal afspoelen.
gebruikt.
Let daarbij op het volgende: Fabrikantgegevens van reini-
■ Geen reinigingsproducten met oplos- gingsproduct.
middelen gebruiken. Let erop dat er
geen reinigingsmiddel tussen ketelli- Opmerking
chaam en isolatie komt. ”Fauch 600” en ”Antox 75 E”
■ Roetafzettingen met alkalische midde- Fabrikant:
len en tenside-toevoeging (bijvoor- Hebro Chemie GmbH
beeld Fauch 600) verwijderen. Rostocker Straße 40
D-41199 Mönchengladbach

Pakkingen en isolatieonderdelen controleren

1. Afdichtingen en afdichtingkoorden 3. Beschadigde onderdelen vervan-


van de keteldeur controleren op gen.
beschadiging.

2. Isolatieonderdelen van de keteldeur


op beschadigingen controleren.

Alle aansluitingen aan CV-waterzijde controleren op lekkage

Gevaar Opmerking
Bij werkzaamheden aan onder Aansluitingen voor regelinrichtingen en
druk staande onderdelen bestaat minimumdrukbewaking (laagwaterni-
gevaar op verwondingen. veaubeveiliging) ook op lekkage contro-
Aansluitingen aan de CV-water- leren.
zijde mogen pas worden
geopend als de CV-ketel niet
onder druk staat.
Aftappen van de ketel met een
pomp alleen bij geopende ont-
5783 405 NL

luchting uitvoeren.

23
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten

Opmerking
Het condenswaterafvoersysteem min-
stens eenmaal per jaar van binnen reini-
gen.

C
E

A B

1. Afvoerslang C eraf trekken. 4. Onderste gedeelte D van de sifon


E eraf schroeven en uitspoelen.
2. Condenswaterafvoersysteem (slang,
buizen) van binnen reinigen. 5. Onderste gedeelte D van de sifon
E met water vullen en vastschroe-
3. Neutraliseringinstallatie (indien aan- ven.
wezig) volgens de gegevens van de
fabrikant reinigen. 6. Steek de vier kwartdraai-afsluitingen
B erin en monteer de achterplaat
Bedieningshandleiding van A onderaan.
de neutraliseringsinstallatie

Opmerking
Het neutraliseringmiddel kan via de
firma Viessmann onder bestelnum-
mer 9521 702 worden besteld.
5783 405 NL

24
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie (indien aan-


wezig) controleren

Water in de vuurhaard vullen.

Opmerking
Het water moet zonder opstuwen via de
condenswaterafvoer wegstromen.

Indien nodig, condenswaterafvoer nog


een keer reinigen.

Vlambeker controleren

Montagehandleiding branderon-
derdelen

B 1. Draadgaas en deksel van de cilinder-


brander A op beschadiging contro-
leren. Lichte golfvormige vervormin-
gen van de vlambeker A kunnen
geen kwaad.

2. Indien nodig, vlamlichaam A ver-


vangen.

3. Afdichting B tussen vlambeker en


isolatie controleren. Indien nodig
A afdichting B vernieuwen.
5783 405 NL

25
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrode controleren

Ontstekingselektroden Ionisatie-elektrode
8,5 ± 1

15,5 ±1
7+ 1,5

6±1 Ontstekingselektroden en ionisatie-elek-


trode controleren op juiste afstand tot de
vlambeker en controleren op beschadi-
gingen (indien nodig vervangen).

Brander reinigen

3. Venturi-mengbuis D met gascombi-


regelaar A en gasaansluitbuis B
eraf halen en eventuele aansluitlei-
dingen eraf trekken.
F 4. Aansluitkabels van de ventilator E
lostrekken en ventilator demonteren.
E
A
Gevaar
B D Netspanning is levensgevaar-
C
lijk.
Bij onderhoudswerkzaamhe-
den moet de gasventilator
1. Schroefverbinding C van de gas- spanningsvrij zijn.
aansluitbuis B losmaken.
Opmerking
2. Venturi-mengbuis D van de ventila- Let op de juiste plaats van de pakking
tor E losschroeven. tussen ventilatorhuis en brander-
flens.

5. Behuizing en loopwiel van de venti-


5783 405 NL

lator met perslucht reinigen.

26
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

6. Indien nodig, de vlambeker F van


binnen uitzuigen.

Brander monteren

2. Aansluitkabels op de ventilator E
steken.

3. Venturi-mengbuis D met gascombi-


regelaar A en gasaansluitbuis B
op de ventilator E vastschroeven en
eventuele aansluitleidingen erop ste-
E ken.
A
B D
4. Schroefverbinding C op de gasaan-
C
sluitbuis B bevestigen.

Gevaar
1. Ventilator E monteren. Vrijkomend gas leidt tot explo-
siegevaar.
Opmerking Gasdichtheid van de schroef-
Let op de juiste plaats van de pakking verbinding en de afdichting
tussen ventilatorhuis en brander- tussen ventilatorhuis en bran-
flens. derflens controleren.

Keteldeur sluiten

Opmerking Gevaar
Schroeven op de keteldeur met een aan- Lekkages kunnen leiden tot ver-
haalmoment van min. 18 Nm gelijkmatig giftigingsgevaar door ontsnap-
kruislings aantrekken. pend gas.
Vóór de inbedrijfstelling controle-
ren of de afdichting aan de ketel-
deur op de juiste plek en evt. cor-
rigeren. Anders kan er achter-
ventilatie en eventuele condens-
vorming aan de keteldeur ont-
staan en vrijkomend gas optre-
den.
5783 405 NL

27
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Automatische lekkagecontrole van beide kleppen van de gas-


combiregelaar

De branderautomaat voert bij de bran- In de twee gevallen moet de gascombi-


derstart een automatische lekkagecon- regelaar worden vervangen.
trole van de kleppen uit. Bij dichtheid van
de kleppen gaat de brander over tot de Gevaar
normale bedrijfstoestand en de brander- Vrijkomend gas leidt tot explosie-
start. gevaar.
Bij lekkage van de eerste klep wordt in Gasdichtheid op de meetaanslui-
het display van de branderautomaat de ting controleren.
foutcode ”F AE”, bij lekkage van de
tweede klep de foutcode ”F AF” aange-
geven.

Alle gasverbindingen op dichtheid controleren

Gevaar 4. Brander in bedrijf stellen (zie


Vrijkomend gas leidt tot explosie- pagina 10).
gevaar.
De volgende stappen absoluut 5. Afdichtingpunten aan de uitgang van
uitvoeren. de gascombiregelaar en afdichting-
punt tussen ventilator en brander-
1. Bij losse gasverbindingen nieuwe flens evenals afdichtingpunten tus-
pakkingen plaatsen en vastschroe- sen ventilator en Venturibuis contro-
ven. leren op dichtheid.

2. Gasafsluitkraan openen.

3. Afdichtingpunten aan de ingang van


de gascombiregelaar op dichtheid
controleren.

! Opgelet
Het gebruik van lekzoekspray
kan leiden tot storingen.
Lekzoekspray mag niet met
elektrische contacten in aan-
raking komen.
5783 405 NL

28
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Instelling draaischuifklep controleren

1. Gasafsluitkraan openen. 3. Controleren of de compensatielei-


ding A tussen gascombiregelaar en
2. Stand van de draaischuifklep bij stil- verdeelbuis is aangesloten.
stand van de brander controleren. De
vensters van de draaischuifklep B 4. Brander in bedrijf stellen.
moeten volledig geopend zijn en de
schaalring D op de luchtklepservo-
motor moet, in relatie tot de marke-
ring C, op ”0” staan.
5783 405 NL

29
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5. Stand van de draaischuifklep tijdens Nominaal ver- Instelling draai-


de startfase controleren. De vensters mogen in kW schuifklep in °
van de draaischuifklep B moeten 400 30
gedurende circa 5 s bijna dicht gaan, 500 35
de schaalring D staat gedurende 630 30
deze periode op de volgende instel-
lingen:

Afsluitende meting uitvoeren

1. Afsluitende meting volgens de pun- 2. Meetwaarde in protocol opnemen (op


ten op pagina 15 tot 19 uitvoeren. pagina 68).

5783 405 NL

30
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Waterkwaliteit controleren

De hoeveelheid toegevoegd water, de


totale hardheid en de pH-waarde in de
tabellen noteren.
Eisen aan de waterkwaliteit, zie vanaf
pagina 70.

Vulwater Toegevoegd Meterstand Totaal water- Datum


water volume
m3 m3 m3 m3

















Max. vulhoeveelheid: ...........................m3


5783 405 NL

31
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Totale hardheid pH-waarde Waterbehandeling Datum


Voedings- Ketelwater Ketelwater Product Doseer-
water hoeveel-
heid

De pH-waarde moet tussen 8,2 en 9,5


liggen.

Expansievat en druk van de installatie controleren

Opmerking 2. Als de voordruk van het expansievat


Gegevens van de fabrikant van het lager is dan de statische druk van de
expansievat in acht nemen. installatie, stikstof bijvullen tot de
Controle uitvoeren bij koude installatie. voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot
20 kPa) hoger is.
1. Installatie zover aftappen tot de
manometer ”0” aangeeft resp. kap- 3. Water bijvullen tot de vuldruk bij een
ventiel op het expansievat sluiten en afgekoelde installatie 0,1 tot 0,2 bar
druk in het expansievat verlagen. (10 tot 20 kPa) hoger is dan de voor-
druk van het expansievat.
Toegestane werkdruk: 5,5 bar
(550 kPa)
5783 405 NL

32
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Rookgasverzamelkast op dichtheid controleren

1. Sporen van condenswater aan de 3. Lipafdichting B van het ketelaan-


buitenkant van de rookgasverzamel- sluitstuk op dichtheid controleren.
kast wijzen op lekkage.
Opmerking
Gevaar We adviseren de dichtheid na circa 500
Ontsnappend rookgas kan bedrijfsuren te controlere en eventueel
schadelijk zijn voor de de bouten vast te draaien. Let er hierbij
gezondheid. op of de afdichting en de spanbeugels
Afdichting van de rookgasver- goed vastzitten.
zamelkast controleren en, De pakkingen kunnen bij de werking met
indien nodig, corrigeren. volledige belasting met een dauwspiegel
worden gecontroleerd. Indien nodig, iso-
2. Indien nodig, afdichting aan de span- latieonderdelen demonteren.
beugel A momentvrij naspannen
(vastdraaimoment 7 Nm).
5783 405 NL

33
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

Mengklep op soepele werking en dichtheid controleren

1. Motorhendel lostrekken van de 3. Mengklep controleren op lekkage. Bij


mengklephandgreep. lekkage O-ring-afdichtingen vervan-
gen.
2. Mengklep controleren op soepele
werking. 4. Motorhendel inklikken.

Instrueren van de installatiegebruiker

De installateur moet de gebruiker van de


installatie over de bediening instrueren.

Bedienings- en servicedocumentatie

1. Klantenkaart invullen en afscheuren:


■ Gedeelte voor de installatiegebrui-
ker ter bewaring overhandigen.
■ Gedeelte voor de installateur
bewaren.

2. Alle onderdelenlijsten, bedienings-


en servicehandleidingen in de ordner
leggen en aan de installatiegebruiker
overhandigen.
5783 405 NL

34
Luchtdrukbewaker

Werking

Het signaal van de luchtdrukbewaker


A wordt in de volgende bedrijfssituaties
geanalyseerd:
A ■ vóór de ventilatorstart (ruststandcon-
trole)
■ in de voorbeluchtingsfase
■ in de regelwerking mits op een vermo-
gen van minstens het startvermogen
wordt gewerkt. Vermogens die lager
zijn dan het startvermogen, worden
niet bewaakt.

Uitschakeling wegens storing

De luchtdrukbewaker veroorzaakt op de De uitschakeling wegens storing wordt


branderautomaat in de volgende situ- met de storingsindicaties ”F AA”
aties een uitschakeling wegens storing: en ”F AB” in het display van de brander-
■ als de ruststandcontrole na 5 pogin- automaat aangegeven. Dat kan worden
gen (antipendelfunctie) niet succesvol opgeheven door op de ontstoringsknop
was (dat wil zeggen: het luchtdrukbe- te drukken (minstens ¼ s).
wakercontact is binnen 30 s niet Er wordt dan van een ernstige storing
geopend) uitgegaan. De uitschakeling wegens sto-
■ als in de voorbeluchtingsfase het mini- ring door de luchtdrukbewaker wordt in
mumdebiet niet doorgepompt is (uit- de regeling als fout gemeld.
schakeling wegens storing via de anti- De luchtdrukbewaker wordt in de
pendelfunctie) fabriek ingesteld.
■ als in de regelwerking de luchtdrukbe-
waker uitvalt of de luchtdruk buiten het
toegestane bereik ligt
5783 405 NL

35
Luchtdrukbewaker (vervolg)

Dit garandeert een schone verbranding.


Verder wordt daardoor voor een mini-
mum aan voorbeluchting gezorgd,
omdat de luchtdrukbewaker dan ook bij
minimumvermogen nog schakelt.

Branderautomaat

Indicatie- en bedieningseenheid

Werking

In de branderautomaat zijn een display


en bedieningseenheid geïntegreerd. In
het indicatieveld zijn de bedrijfssituaties,
de service- en parametersituaties even-
als de storings- en foutmeldingen zicht-
baar.

Het display bestaat uit drie 7-segments


Status Service elementen. Vier toetsen dienen voor de
instelling op de verschillende bedie-
A
ningsniveaus.
B
S

A Ontstoringsknop (reset)
B LED: Links – warmtevraag, midden
– vlam, rechts – storing
C Keuzetoets (select)

Werkingsindicatie

In de normale werking wordt op de sta-


tusweergave de bedrijfssituatie aange-
5783 405 NL

geven. Evenals bij een storing na het


indrukken van de ontstoringstoets.

36
Branderautomaat (vervolg)

De volgende weergaven worden auto-


matisch doorlopen. Bij optredende sto-
ringen zie storingscodes vanaf
pagina 43. Er bestaat steeds de moge-
lijkheid uit te stappen via de ontstorings-
knop A (5 tot 10 sec indrukken).

Status Service Stand-by

Status Service Start


Warmteaanvraag
Systeemtests

Status Service Ruststandcontrole


Ventilatorstart

Status Service Klepcontrole

Status Service Voorbeluchting

Status Service Voorontsteking

Status Service Beveiligingstijd


Vlamvorming
5783 405 NL

37
Branderautomaat (vervolg)

Status Service Vlamstabilisering

Status Service Werking met vlam

Status Service Nabeluchting

Status Service Stand-by

Weergave Status Service Zie


(één cijfer) (twee cijfers)
Werkingsindicatie bij actuele bedrijfssitua- Indicatie ”FL” bij aan- Pagina 38
normale werking tie/status zie pagi- wezig vlamsignaal
na 36 en 38
Werkingsindicatie voor Meldcode ”A” respec- — Tabel pa-
afwijkende werking van tievelijk ”C” zie tabel gina 43
de normale toestand pagina 43
Info Status 1 tot 7 Informatie over actu- Pagi-
ele meterstanden na 38
Service-indicatie Meldcode ”d”, zie pa- Actuele modulatie- Pagi-
gina 40 graad na 40
Storingsindicatie Meldcode ”F” zie ta- Storingscode-indica- Tabel pa-
bel pagina 43 tie, zie pagina 43 gina 43
Storingsgeheugen Status 0 tot 9 Opvragen van de laat- Pagi-
ste 10 storingen na 42

Info-indicatie

De info-indicatie wordt vanuit de wer-


kingsindicatie geactiveerd.
5783 405 NL

38
Branderautomaat (vervolg)

Via de info-indicatie kan informatie over Om naar de volgende status te geraken,


de actuele meterstanden evenals via telkens S indrukken. Er bestaat steeds
aanloopteller en permanente bedrijfs- de mogelijkheid de indicatie na elke sta-
urenteller worden opgeroepen. Als bin- tus te beëindigen, als de ontstorings-
nen 20 s geen andere toets wordt inge- knop (reset) A wordt ingedrukt.
drukt, wordt deze modus automatisch
beëindigd. a en S gelijktijdig indrukken om de
info-indicatie te activeren.

Status Service Kwaliteit van de ionisatiestroom

Opmerking
Een waarde > voor de kwaliteit van de
ionisatiestroom is zeer goed. Bij kleinere
waarden de ionisatiestroom meten; die
zou dan > 3 μA moeten zijn. Anders ioni-
satiekabel en ionisatie-elektrode contro-
leren.

Status Service Terugstelbare aanloopmeter 1ste posi-


tie

Status Service Terugstelbare aanloopmeter 100-tallen

Status Service Terugstelbare aanloopmeter 1000-tal-


len

Status Service Terugstelbare bedrijfsurenteller 1ste


positie

Status Service Terugstelbare bedrijfsurenteller 100-tal-


len
5783 405 NL

39
Branderautomaat (vervolg)

Status Service Terugstelbare bedrijfsurenteller 1000-


tallen

Handmatige bediening en service-indicatie

Voor het oproepen van de service-indi- Indicatie:


catie en voor de handmatige werking ”d 0” laagste vermogen
moet er een warmteaanvraag door de ”d 00” hoogste vermogen
regeling zijn. In de service-indicatie
wordt de actuele modulatiegraad in %
aangegeven.

Status Service 1. b en S gelijktijdig indrukken; de


brander gaat op handmatige werking.
In het display verschijnt ”d” = regel-
stop onder status.

2. Laagste vermogen instellen: b


indrukken, tot op het display ”d 0”
verschijnt.

3. Hoogste vermogen instellen: a


indrukken tot op het display ”d 00”
verschijnt.

4. b en S gelijktijdig indrukken, de
brander gaat opnieuw naar module-
rende werking en loopt naar de oor-
spronkelijke modulatiegraad waar-
mee de status ”d” = regelstop is
gestart.

Storingsindicatie

De storingsindicatie wordt automatisch


geactiveerd als de branderautomaat op
stoorstand gaat. De laatste opgetreden
storing wordt weergegeven.
5783 405 NL

40
Branderautomaat (vervolg)

Status Service

A Storingscode van de laatst opgetre-


den storing (zie tabel pagina 43)

Status Service 1. Toets a indrukken.


Zolang de knop is ingedrukt, wordt de
werkingsfase waarin de storing is
opgetreden onder ”Service” aange-
geven. (waarde van ”01” tot ”36”. Zie
verloopdiagram op pagina 54).

2. Toets b indrukken.
Zolang de toets wordt ingedrukt,
wordt een extra foutaanwijzing
onder ”Service” getoond.

3. Ontstoringsknop langer dan ¼ s


indrukken.
De werkingsindicatie verschijnt
opnieuw en de branderautomaat is
ontgrendeld.

Storingsgeheugen

De laatste tien storingen die zich hebben Opmerking


voorgedaan, worden opgeslagen en Omdat de brander na een fout herstart
kunnen opgevraagd worden. Daarbij resp. steeds opnieuw start, moet in ieder
worden de meest recente storingcodes geval het storingsgeheugen worden uit-
het eerst opgevraagd, de oudste het gelezen om de oorzaak van de storing te
laatst. Als er binnen de 20 sec geen toets vinden.
of ontstoringsknop wordt ingedrukt,
wordt de storingsgeheugen-indicatie
automatisch beëindigd.
5783 405 NL

41
Branderautomaat (vervolg)

1e Opvraging van de storing

Status Service 1. Ontstoringsknop en toets a gelijktij-


dig indrukken.
Laatste opgetreden storing wordt
weergegeven:
Onder ”Status” verschijnt eerst ”0”.
Onder ”Service” verschijnt de sto-
ringscode.

Status Service 2. Toets S indrukken om voorlaatste


tot tien na laatste storing op te vra-
gen.

Indicatie on- Storing


der ”Status”
0 laatste storing
. .
. .
. .
9 tien na laatste
storing

Onder ”Service” verschijnt de betref-


fende storingscode.

3. Toets S indrukken.
De bedrijfsindicatie verschijnt weer.

2e Specificatie van elke storing afzonderlijk

Status Service 1. Toets a indrukken.


Zolang de knop is ingedrukt, wordt
het statusnummer/de werkingsfase
waarin de storing is opgetreden,
onder ”Service” aangegeven.
(Waarde van ”01” tot ”36”. Zie ver-
loopdiagram op pagina 54).

2. Toets b indrukken.
Zolang de toets wordt ingedrukt,
5783 405 NL

wordt een extra foutaanwijzing


onder ”Service” getoond.

42
Storingen oplossen

Diagnose

Storingen met storingsindicatie op de indicatie- en bedienings-


eenheid (storingscodes)

Meldcodes

Meldcode Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


stallatie
A Brander start niet Dynamische gas- Gasstromingdruk contro-
druk te laag, gas- leren, gasdrukbewaking
drukbewaker scha- controleren
kelt systeem uit
A Brander start niet Geen gas Gasbedrijf informeren
c00 Brander start niet Overname van ge- Password invoeren
Nieuwe parameter- gevens van de (hexadecimaal getal tus-
geheugenstick nieuwe parameter- sen 0 en 255 resp. 00 en
geheugenstick FF). Zie montagehandlei-
door password ding brandercomponen-
ten.
F Brander geeft storing Zie storingscode Zie maatregelen storings-
code
F1 (knippe- Brander start niet Parametergeheu- Parametergeheugenstick
rend) genstick niet juist controleren of vervangen.
ingestoken of de- Zie montagehandleiding
fect brandercomponenten.
F2 (knippe- Brander start niet Aangesloten indi- Actuele indicatie gebrui-
rend) catie is ongeldig ken
9 Onderhoudspro- Gastekort aan gas- Ontgrendeling door de
gramma drukbewaker VPS ontstoringsknop lang in te
of niet gesloten vei- drukken tot ”9” knippert
ligheidscircuit.
Fout in het sto-
ringsgeheugen uit-
lezen; brander
start volgens tijd-
programma van-
zelf.
Brander start na
2 min, na 5 min en
dan na 1 h van-
zelf.
5783 405 NL

43
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Algemeen optredende processtoringen

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F AA F AA Tijdens de lucht- Windinvloed op Rookgaskanaal
drukbewaker-rust- ventilator (schoorsteen) con-
standcontrole ont- troleren
staat ventilator-
druk
F AA F AA Contact van de Luchtdrukbewa- Luchtdrukbewaker
luchtdrukbewaker ker defect vervangen
niet in ruststand.
F Ab F Ab Luchtdrukbewa- Luchtdrukbewa- Luchtdrukbewaker
ker meldt geen ker defect, niet vervangen, juist
luchtdruk, ventila- correct aangeslo-aansluiten of in-
tor draait niet ten of ingesteld stellen
F Ab F Ab Luchtdrukbewa- Rookgasstuwing, Rookgasstuwing
ker schakelt uit tij- condenswaterstu- verhelpen, con-
dens de werking wing denswaterstuwing
controleren, bran-
derautomaat ont-
storen
F Ab F Ab Ventilator draait Ventilator defect, Kabels controle-
niet kabels defect of ren, eventueel ven-
onderbroken tilator vervangen
F Ad A Gasdrukbewaking Gaskraan geslo- Gasafsluitkraan
meldt geen gas- ten, gasdrukbe- openen, gasstro-
druk waker defect mingsdruk contro-
leren, eventueel
gasfilter reinigen
F AE F AE Branderautomaat Klep 1 lekt Gascombiregelaar
op storing vervangen
F AF F AF Branderautomaat Klep 2 lekt Gascombiregelaar
op storing vervangen
F A0 en F A0 en Statusduur te Interne fout, venti- Branderautomaat
F A1 F A1 lang, ventilator- lator kan de ge- of ventilator ver-
start wenste waarde vangen
niet bereiken
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
44
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F A2 9 Branderautomaat Onderbreking vei- Veiligheidscircuit
op storing ligheidscircuit controleren (brug-
werd geopend stekker fJ)
(brugstekker fJ)
F A3 c00 Geen wachtwoord Waarden in de Wachtwoord in-
voor parameterge- branderautomaat voeren. Zie monta-
heugenstick inge- en de parameter- gehandleiding
voerd binnen de geheugenstick brandercompo-
3 min zijn verschillend; nenten.
time-out, omdat
het wachtwoord
niet is ingevoerd
F A4 en F A4 en Branderautomaat Interne fout van Branderautomaat
F A5 F A5 op storing de terugmelding vervangen
van de gasbeveili-
gingskleppen, uit-
gangsrelais scha-
kelt niet
F A6 F A6 Ionisatievlambe- Gascombirege- Gascombiregelaar
waker meldt laar lekt; gas ont- vervangen
vreemd licht tij- snapt en ver-
dens het opstarten brandt
of na de nabeluch-
ting.
F A7 F A7 Geen vlammel- Ionisatie-elektro- Ionisatie-elektrode
ding tijdens bevei- de fout ingesteld, instellen (zie pagi-
ligingstijd, ionisa- stekker van de io- na 26), stekker op
tievlambewaker nisatiekabel niet ionisatie-elektrode
meldt geen vlam- aangesloten steken
signaal
F A7 F A7 Geen vlammel- Ontstekingselek- Ontstekingselek-
ding tijdens bevei- troden verkeerd trodes instellen
ligingstijd, ionisa- ingesteld (zie pagina 26)
tievlambewaker
meldt geen vlam-
signaal
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
45
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F A7 F A7 Geen vlammel- Isolatiemantel van Ontstekingselek-
ding tijdens bevei- de ontstekings- trodes vervangen
ligingstijd, ionisa- elektroden ge-
tievlambewaker scheurd
meldt geen vlam-
signaal
F A7 F A7 Geen vlammel- Verkeerd gastype Gastype instellen
ding tijdens bevei- ingesteld (zie pagina 12)
ligingstijd, ionisa-
tievlambewaker
meldt geen vlam-
signaal
F A7 F A7 Geen vlammel- Gascombirege- Gascombiregelaar
ding tijdens bevei- laar opent niet controleren, even-
ligingstijd, ionisa- tueel vervangen
tievlambewaker
meldt geen vlam-
signaal
F A7 F A7 Geen vlammel- Aansluitingen ”L Aansluiting van
ding tijdens bevei- 1” en ”N” van de aders controleren
ligingstijd, ionisa- netaansluiting van en evt. wijzigen
tievlambewaker de regeling of van
meldt geen vlam- de branderauto-
signaal maat verwisseld
I Gevaar
Aan stek-
kerklemmen
van de bran-
derautomaat
is netspan-
ning.
Aansluitin-
gen ”L
1”, ”N ” en
aardleiding
controleren.
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
46
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F A7 F A7 Geen vlammel- Verbrandings- Brander instellen
ding tijdens bevei- waarden niet opti- (zie vanaf pagina
ligingstijd, ionisa- maal 15)
tievlambewaker
meldt geen vlam-
signaal
F A8 F A8 Vlam dooft tijdens Verkeerd gastype Gastype instellen
bedrijf ingesteld (zie pagina 12)
F A8 F A8 Vlam dooft tijdens Vlambeker defect Vlambeker contro-
bedrijf leren; indien be-
schadigd, vervan-
gen.
F A8 F A8 Vlam dooft tijdens Foute parameter- Parametergeheu-
bedrijf geheugenstick in- genstick vervan-
gestoken gen en vrijgeven
F A8 F A8 Vlam dooft tijdens Verbrandings- Brander instellen
bedrijf waarden niet opti- (zie vanaf pagina
maal 15)
F A9 F A9 Vlam dooft tijdens Verkeerd gastype Gastype instellen
de stabilisering
F A9 F A9 Vlam dooft tijdens Vlambeker defect Vlambeker contro-
de stabilisering leren; indien be-
schadigd, vervan-
gen.
F A9 F A9 Vlam dooft tijdens Foute parameter- Parametergeheu-
de stabilisering geheugenstick in- genstick vervan-
gestoken gen en vrijgeven
F A9 F A9 Vlam dooft tijdens Verbrandings- Brander instellen
de stabilisering waarden niet opti-
maal
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
47
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F 04 F 04 Vergrendeling van Branderautomaat Wachten respec-
de branderauto- is in de voorbije tievelijk uitgebreide
maat 15 min meer dan 5 ontgrendeling uit-
keer ontgrendeld voeren, dat wil zeg-
gen: ontstorings-
knop gedurende
circa 10 sec indruk-
ken tot de foutindi-
catie begint te knip-
peren, dan meteen
de ontstoringsknop
loslaten
F 11 geen Brander schakelt Onderspanning- Controle stroom-
uit, indicatie alleen detectie net
in storingsgeheu-
gen
F 12 geen Brander schakelt Uitvallen van de Controle stroom-
uit, indicatie alleen elektriciteit, detec- net
in storingsgeheu- tie spanningsuit-
gen val
F 13 F 13 Branderautomaat Veiligheidscircuit Veiligheidscircuit
op storing niet spannings- controleren (brug-
loos stekker fJ)
F 16 geen Branderautomaat EMV-storing Installatie op EMV-
op storing storingen laten
controleren
F 4b F 4b Parametergeheu- Parameterset ge- Stick in branderau-
genstick niet ge- activeerd, maar tomaat steken,
vonden stick niet in bran- stick vervangen
derautomaat ge-
stoken; stick de-
fect
F 4c geen Afstemming para- Parameters kon- Stick of branderau-
metergeheugen- den van de stick tomaat vervangen
stick niet worden over-
genomen
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
48
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F 4d F 4d Verkeerd wacht- Ingevoerd wacht- Wachtwoord en
woord voor para- woord voor de stick controleren.
metergeheugen- stick niet geldig Zie montagehand-
stick leiding brander-
componenten.
F 4F F 4F Type van de para- Stick past niet bij Stick of branderau-
metergeheugen- de branderauto- tomaat vervangen.
stick maat I Gevaar
Aan stekkerk-
lemmen van
de brander-
automaat is
netspanning.
Stick alleen
bij stroomloze
toestand van
de brander-
automaat ver-
vangen.
F 40 geen Branderautomaat Verkeerd instel- Stick vervangen.
op storing ling gewenste I Gevaar
waarde voor ven- Aan stekkerk-
tilator in parame- lemmen van
terset de brander-
automaat is
netspanning.
Stick alleen
bij stroomloze
toestand van
de brander-
automaat ver-
vangen.
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
49
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F 41 F 41 Afwijking ventila- Ventilator defect, Kabel controleren,
tortoerental kabel ”100A” de- eventueel ka-
fect of onderbro- bel ”100A” of venti-
ken, ventilator lator vervangen
voor het gewenste
toerental niet ge-
schikt
F 42 F 42 Geen terugmel- Ventilator defect, Kabel ”100A” con-
ding van de venti- externe stroom- troleren, externe
lator toevoer van de stroomtoevoer
ventilator niet controleren, kabel
aangesloten of of ventilator ver-
defect, ka- vangen, vreemd
bel ”100A” defect voorwerp verwijde-
of onderbroken, ren
ventilator geblok-
keerd (eventueel
door vreemd voor-
werp)
F 43 F 43 Branderautomaat Interne fout van Branderautomaat
op storing de branderauto- vervangen
maat en bij de test
van de ionisatie-
ingang
F 50 F 50 Branderautomaat Interne fout van Branderautomaat
op storing de terugmelding vervangen
van de stelmotor,
uitgangsrelais
schakelt niet
F 53 9 Gastekort aan de Gasklep opent Gascombinatiere-
gasdrukbewaker, niet, gasklep lekt gelaar vervangen.
kleplekkagecon- Na vervanging van
trole de gascombirege-
laar uitgebreide
ontgrendeling (zie
pagina 48)
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
50
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
F 54 F 54 PWM-waarden EEPROM van de Stick vervangen.
verkeerd stick gewijzigd of I Gevaar
gewist; stick de- Aan stekkerk-
fect lemmen van
de brander-
automaat is
netspanning.
Stick alleen
bij stroomloze
toestand van
de brander-
automaat ver-
vangen.
F 55 F 55 Fout van de para- Stick defect Stick vervangen.
metergeheugen- I Gevaar
stick Aan stekkerk-
lemmen van
de brander-
automaat is
netspanning.
Stick alleen
bij stroomloze
toestand van
de brander-
automaat ver-
vangen.
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
51
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Interne systeemfouten

Interne systeemfouten treden op als het


correcte programmaverloop niet meer
gegarandeerd kan worden.

Storings- Weerga- Gedrag van de in- Storingsoorzaak Maatregel


code*1 ve op stallatie
het dis-
play
01, 02, 05 01, 02, Fout in het bereik Interne systeem- Branderautomaat
tot 0d, 0F, 05 tot 0d, van de branderau- fout en EMC vervangen
14, 15, 17, 0F, 14, tomaat Maatreel tegen
1A tot 1c, 15, 17, EMV: bij wijze van
1E, 45, 47, 1A tot 1c, proef op een ande-
Ac, b0 1E, 45, re fase aansluiten
47, Ac,
b0
F 0E, F F 0E, F Fout in het bereik EEPROM, interne Installatie op EMV-
van de branderau- systeemfout, storingen laten
tomaat EMV-storing controleren, bran-
derautomaat ver-
vangen
1d 1d Fout in het bereik Processorcrash Installatie op EMV-
van de branderau- storingen laten
tomaat controleren, bran-
derautomaat ver-
vangen
03 03 Fout in branderau- Te hoge tempera- Omgevingstempe-
tomaat tuur (> 60 °C) ratuur controleren
5783 405 NL

*1 Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kun-


nen worden uitgelezen.
52
Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

Storingen zonder storingsindicatie

Storing Storingsoorzaak Maatregel


Storingen bij de ver- Gasdebiet te hoog Gasdebiet overeenkomstig het nominale
branding wegens vermogen van de ketel instellen
pulsatie Luchttekort respec- Gasdebiet overeenkomstig het nominale
tievelijk luchtover- vermogen van de ketel instellen.
schot
Condenswaterstu- Condenswaterafvoer controleren.
wing in de rookgas-
installatie
Rookgastrek niet in Rookgaspijp controleren.
orde
Loeiend geluid CO2-instelling niet Brander volgens de gegevens vanaf pa-
correct, luchttekort gina 15 instellen.
resp. luchtover-
schot
CO2-gehalte te Verkeerde instelling Controleren of de brander op het juiste
laag gastype is ingesteld, eventueel gasdia-
fragma vervangen (zie vanaf pagi-
na 12).
Brander volgens de gegevens vanaf pa-
gina 15 instellen.
CO-vorming res- Luchttekort respec- Instelling corrigeren. Ventilatie van de in-
pectievelijk brander tievelijk luchtover- stallatieruimte controleren.
roet schot
Druk van de rook- Rookgasinstallatie controleren.
gasinstallatie ge-
brekkig
Te hoge rookgas- Gasdebiet te hoog Gasdebiet overeenkomstig het nominale
temperatuur vermogen van de ketel instellen (zie aan-
sluitwaarde pagina 74).
Toestand van de nageschakelde stoo-
koppervlakken van de ketel controleren,
eventueel reinigen.
5783 405 NL

53
54
Fase 0 1 3 4 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 23 24 25 32 33 34 1 35 36
Veiligheids-
circuit Ingang
Optioneel
Alarm
Optioneel Uitgang
temperatuur-
regelaar Ingang
Extra klep Uitgang
/ Stelmotor
Veiligheids- Uitgang
klep 1
Veiligheids-
klep 2 Uitgang

Ontsteking Uitgang
Ventilator- Uitgang
relais
PWM
(ventilator) Uitgang
Verloopdiagram van de branderautomaat

Vlam-
signaal Ingang
luchtdruk Ingang
bewaker
Gasdruk-
bewaking min Ingang
Gasdruk-
Verloopdiagram van de branderautomaat

bewaker
Dichtheids- Ingang
controle
Parameter
Dichtheids- Ingang
controle

Uitgang Uitgang om het even resp. blijft

Ingang Ingang om het even resp. blijft

5783 405 NL
Verloopdiagram van de branderautomaat

Verloopdiagram van de branderautomaat (vervolg)

Na warmteaanvraag van de regelaar


wordt het volgende programma afge-
werkt:

Fase Tijdsduur
00 Storing 0 ...
01 Wachten op warmteaanvraag 0 ...
03 Ruststandcontrole van de ventilator maximaal 2 min
04 Ruststandcontrole van de luchtdrukbewaking maximaal 5 s
06 Ventilatorstart maximaal 2 min
07 Wachten op luchtdruk maximaal 5 s
08 VPS-beslissing: kleplekkagecontrole 0,1 s
09 VPS: kleptussenruimte leegmaken 1 tot 3 s
10 VPS-controletijd: klep 1 1 tot 240 s
11 VPS: Kleptussenruimte vullen 1 tot 3 s
12 VPS-detectie: gasdruk 0,1 s
13 VPS-controletijd: klep 2 1 tot 240 s
14 Voorbeluchtingstijd 0 tot 1 h
16 Ontstekingsstand maximaal 2 min
17 Gasdetectie: gasdrukbewaking min. 0 ...
18 Voorontstekingtijd 0 tot 1 min
19 Beveiligingstijd (SZA) ontsteking 0,5 tot 9,4 s
20 SZA vlamherkenning 0,5 s
21 Stabiliseringstijd vlam 1 tot 200 s
23 Overgang naar regelwerking maximaal 2 min
24 Regelwerking 0 ...
25 Overgang naar regeluitschakeling 1 tot 30 s
32 Naverbrandingstijd 1 tot 60 s
33 Nabeluchtingstijd 0 tot 1 h
34 Blokkeringstijd herinschakeling 0 tot 1 h
01 Wachten op warmteaanvraag 0 ...
Bij uitschakeling wegens storing:
35 Geen gas: gasdrukbewaking min. 0 ...
36 Onderhoudsprogramma 0 ...
5783 405 NL

55
Aansluitschema's

Aansluitschema van de branderautomaat

MatriX-cilinderbrander

O
A B

N
M

H C

G
D
C

F E

A Branderautomaat MPA 5113 M Magneetklep tweede trap (BV 2)


B Regeling Vitotronic N Magneetklep eerste trap (BV 1)
C Ventilatormotor met PWM-aanstu- O Stelaandrijving voor draaischuif-
ring en terugmelding klep
D Vlambewaking door middel van ioni- B2 Brug veiligheidscircuit
satiestroom F1 Zekering
E Indicatie-eenheid met ontgrende- F2 Zekering
lingsfunctie F6 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
F Naar netfiltereenheid F7 Temperatuurregelaar
G Luchtdrukbewaker H1 Bedrijfsurenteller modulatie
H Gasdrukbewaking VPS H2 Storingsmelding
5783 405 NL

K gasdrukbewaking min. H3 Bedrijfsurenteller modulatie


L Ontstekingseenheid S1 Netschakelaar

56
Aansluitschema's

Aansluitschema van de netfiltereenheid

C D

A Netfilter D Naar branderautomaat (stek-


B Relais kers a-Ö), uitsluitend in combi-
5783 405 NL

C Naar ventilator (stekker a-Ö) natie met rookgasklep.

57
Aansluitschema's

Aansluitschema van de netfiltereenheid (vervolg)

E De toevoerkabel moet geze- fÖ Netaansluiting 230 V~/50 Hz


kerd zijn. De zekeringwaarde fÖ/aBH Netaansluiting regeling (stek-
mag maximaal 16 A bedra- ker fÖ)
gen. Geschakelde fase om het
De netaansluiting (230 V~/ relais B aan te sturen (stekker
50 Hz) moet via een vaste aan- aBH)
sluiting plaatsvinden. gD Rookgasklep

Opmerking
De netaansluiting (230 V~/50 Hz) moet
via een vaste aansluiting plaatsvinden.
De defecte netkabel mag u uitsluitend
vervangen door een originele
Viessmann netkabel.

5783 405 NL

58
Overzicht van de onderdelen

Overzicht van de onderdelen

MatriX-cilinderbrander

B
C

E G
H

A Branderframe E Gascombiregelaar
B Luchtdrukbewaker F Draaischuifklep met stelmotor
C Gasventilator G Venturi-mengbuis
D Indicatie- en bedieningseenheid H Netfiltereenheid met relais
5783 405 NL

59
Overzicht van de onderdelen

Overzicht van de onderdelen (vervolg)

B
O
P

K D

N
L
M

B Luchtdrukbewaker M Gasaansluitbuis
D Indicatie- en bedieningseenheid N Branderautomaat
H Netfiltereenheid met relais O Ontstekingseenheid
K Ontstekingselektroden p Vlambeker
L Ionisatie-elektrode

5783 405 NL

60
Regeling

Coderingen op de regeling instellen

Servicehandleiding Vitotronic

In combinatie met de volgende regelingen:


■ Vitotronic 100, type GC1B
■ Vitotronic 200, type GW1B
■ Vitotronic 300, type GW2B

Codeer- Nom. vermogen van de MatriX-cilinderbrander in Codeerstek-


adres kW ker
400 500 630
02 2 2 2 1042
05 0 0 0
08 70 60 75
09 3 4 5
15 11 13 13
0A 33 33 33
5783 405 NL

61
Onderdelenlijsten

Onderdelen bestellen

De volgende gegevens zijn nodig: Courante onderdelen zijn in de plaatse-


■ Serienummer (zie typeplaatje A) lijke vakhandel verkrijgbaar.
■ Module (uit deze onderdelenlijst)
■ Positienummer van het onderdeel in
de module (uit deze onderdelenlijst)

Overzicht van de modules

B C

A Typeplaatje
B Module isolatie
C Module ketel
D Module brander (zonder afbeel-
ding)

Onderdelen zonder afbeelding


5783 405 NL

0003 Bevestigingselementen 0005 Spuitbuslak, vitozilver


0004 Sierstrip 0006 Lakstift, vitozilver

62
Onderdelenlijsten

Onderdelen zonder afbeelding (vervolg)

0007 Montagehandleiding
0008 Servicehandleiding

Module ketel

0001 Rookgaskast 0007 Bout B 12H11 x 85


0002 Keteldeur 0008 Pakking DN 100
0003 Keteldeur 0009 Pakking DN 80
0004 Geurafsluiter 0010 Logo Viessmann
0005 Bevestigingsbeugel 0011 Kijkglas (met positie 0010)
0006 Pakking GF 20 x 15 x 2040

0008

0003 0006 0009

0008

0010

0011
0010 0002 0007
0003
0005
0006 0005 0001 0004
0011
5783 405 NL

63
Onderdelenlijsten

Module isolatie

0001 Frontplaat onder 0019 Achterplaat onder


0002 Isolatiemat voor boven 0020 Consoleachterwand
0003 Isolatiemat onder voor 0021 Console
0004 Isolatiestrip 0022 Kanaalhouder
0005 Rail linksvoor 0023 Kabelkanaal onderste deel
0006 Rail rechts vóór (met positie 0024 Kabelkanaal bovenste deel
0036) 0025 Trekontlasting 2-voudig
0007 Zijplaat 0026 Kantbescherming
0008 Zijplaat regeling 0027 Steun
0009 Isolatiemantel 0028 Consoleplaat
0010 Afdekplaat links 0029 Frontplaat boven
0011 Afdekplaat rechts 0030 Achterplaat aansluitingen
0012 Bovenplaat 0031 Achterplaat rookgaskast links
0013 Rail linksachter 0032 Achterplaat rookgaskast rechts
0014 Rail rechtsachter 0033 Afsluitklemmen
0015 Isolatiemat achter boven 0034 Kwartdraai-afsluiting met knevel
0016 Isolatiemat achter onder 0035 Dempschijf
0017 Achterplaat boven 0036 Logo Vitocrossal 300
0018 Achterplaat midden 0037 Versteviging rookgaskast

5783 405 NL

64
Onderdelenlijsten

Module isolatie (vervolg)

0012

0010

0029 0011
0015 0017
0013 0018
0007
0005 0009 0036
0030

0016 0019
0033
0032
0031 0037
0002 0007
0008 0022
0024

0027 0023
0027
0001
0004
0025 0028
0003 0033
0014 0021
0034
0006 0026
0035
0036
0020
0026

Module brander

Onderdelen 2g Zeskantmoer M8
001 Branderframe 2h Schroef met platte kop M6 x 20
002 Kleine onderdelen en bevestigings- 2i Kabelbinders 114,7 x 2,5
delen 003 Vlambeker
2a Inschroefaansluiting R ⅛ 004 Pakking vlambeker
2b Lenskopschroef A M4 x 45 006 Ontstekingsleiding
2c Schroef EJOT-PT KBL 40 007 Ontstekingstransformator
2d Slang 6 x 1,5, 320 mm lang 009 Ionisatieleiding
5783 405 NL

2e Stiftschroef M8 x 20 010 Branderautomaat


2f Cilinderschroef Z4 M4 x 12

65
Onderdelenlijsten

Module brander (vervolg)

011 Display en bedieningspaneel voor 025 Gascombiregelaar


branderautomaat 026 Branderkap
012 Kabelinvoer voor branderautomaat 027 Invetnozzle
013 Aansluitkabel ontstekingstransfor- 028 Parametergeheugenstick
mator 029 Set compensatie
014 Aansluitkabel stelmotor 030 Aansluitkabel gasdrukbewaking
015 Aansluitkabel gasdrukbewaking VPS
min. 031 Netfiltereenheid
016 Aansluitkabel gasklep 032 Relais
017 Luchtdrukbewaker met aansluitka- 033 Pakking flens
bel
018 Stelaandijving Slijtende onderdelen
019 Gasventilator 005 Ontstekingselektrodes 1 en 2 met
020 Pakking gasventilator O-ringen
021 Draaischuifklep 008 Ionisatie-elektrode met O-ring
022 Scharnierende stang M5
023 Venturi-mengbuis A Typeplaat MatriX-brander
024 Diafragma E-gas B Sticker ”Ingesteld op ...”

5783 405 NL

66
Onderdelenlijsten

Module brander (vervolg)

004 003
017
2i A
012 010 B
2b 2d
006
2c

013
033

028 009 2f 007


012
011 031
2h
005
001

032
015 2h
008 2e
025 019
024

020
026

2g

016 030 2a
2e
023

2g 2i

014

029 018

027 021
029
022
5783 405 NL

67
Protocol

Protocol

Instel- en meetwaarden Eerste inbe- Onderhoud/ser-


drijfstelling vice
Rustdruk mbar
Aansluitdruk (dynamische druk)
= bij aardgas E mbar
= bij aardgas LL mbar
Gastype aankruisen
Kooldioxidegehalte CO2
■ bij hoogste nomi- gemeten Volume-
nale vermogen %
ingesteld Volume-
%
■ bij laagste nomi- gemeten Volume-
nale vermogen %
ingesteld Volume-
%
Zuurstofgehalte O2
■ bij hoogste nomi- gemeten Volume-
nale vermogen %
ingesteld Volume-
%
■ bij laagste nomi- gemeten Volume-
nale vermogen %
ingesteld Volume-
%
Koolmonoxidege- gemeten ppm
halte CO ingesteld ppm

Rookgastempera- gemeten °C
tuur (bruto) ingesteld °C
Ionisatiestroom
■ bij hoogste nomi- μA
nale vermogen
■ bij laagste nomi- μA
nale vermogen

Pompdruk gemeten hPa


ingesteld hPa
5783 405 NL

68
Protocol

Protocol (vervolg)

Opmerking
Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.
Het CO2-gehalte moet in deellast altijd
kleiner zijn dan in vollast.
5783 405 NL

69
Eisen aan de waterkwaliteit

Eisen aan de waterkwaliteitWaterkwaliteit

Opmerking De garantie geldt niet voor waterschade


Onze garantie is niet van toepassing als en schade als gevolg van ketelsteenvor-
niet aan de hierna genoemde vereisten ming.
wordt voldaan.

Voorkomen van schade door ketelsteenvorming

Er moet worden voorkomen dat zich te


veel ketelsteen (calciumcarbonaat) op
de stookoppervlakken afzet. Voor CV-
installaties met werktemperaturen tot
100 °C geldt de richtlijn VDI 2035 blad
1 ”Voorkomen van schade in warmwa-
ter-CV-installaties, kalksteenvorming in
tapwater- en warmwater-CV-installa-
ties” met de volgende richtwaarden (zie
ook de betreffende verklaringen in de
originele tekst van de richtlijn).

Totaal vermogen Som aardalkaliën Totale hardheid


kW mol/m3 °dH
> 50 tot ≤ 200 ≤ 2,0 ≤ 11,2
> 200 tot ≤ 600 ≤ 1,5 ≤ 8,4
> 600 < 0,02 < 0,11

Bij de richtwaarden wordt van de vol- Bij CV-installaties met de volgende


gende voorwaarden uitgegaan: gegevens moeten het vul- en bijvulwater
■ De som van de totale hoeveelheid vul- worden onthard:
en bijvulwater tijdens de levensduur ■ De som van de aardalkaliën van het
van de installatie overschrijdt niet het vul- en bijvulwater ligt boven de richt-
drievoudige van de waterinhoud van waarde.
de CV-installatie. ■ Houd rekening met grotere hoeveel-
■ Het specifieke installatievolume is klei- heden vul- en bijvulwater.
ner dan 20 liter/kW vermogen. Bij ■ Het specifieke installatievolume is gro-
installaties met meerdere ketels moet ter dan 20 liter/kW vermogen. Bij
daarbij het vermogen van de kleinste installaties met meerdere ketels moet
ketel worden ingezet. daarbij het vermogen van de kleinste
■ Alle maatregelen ter voorkoming van ketel worden ingezet.
corrosie aan de waterzijde volgens
VDI 2035 blad 2 zijn getroffen.
5783 405 NL

70
Eisen aan de waterkwaliteit

Eisen aan de waterkwaliteitWaterkwaliteit (vervolg)

■ Bij installaties van > 50 kW moet voor ■ Als de CV-installatie met volledig
het vastleggen van de hoeveelheid onthard water wordt gevuld, zijn bij de
vulwater en toegevoegd water een inbedrijfstelling geen verdere maatre-
watermeter worden ingebouwd. De gelen nodig.
bijgevulde waterhoeveelheden en de Als de CV-installatie niet met volledig
waterhardheid moeten in de onder- onthard water, maar met water vol-
houdschecklisten van de CV-ketel gens de eisen in bovenstaande tabel
worden ingevuld. wordt gevuld, moet bij de inbedrijf-
■ Bij installaties met een specifiek instal- stelling bovendien met het vol-
latievolume groter dan 20 Liter/kW gende rekening worden gehouden:
vermogen (bij installaties met meer- ■ De inbedrijfstelling van een installatie
dere ketels moet daarbij het vermogen moet trapsgewijs, beginnend met het
van de kleinste ketel ingezet worden) laagste vermogen van de ketel, bij een
dienen de eisen van de eerstvolgende hoog stookwaterdebiet plaatsvinden.
hogere groep van het totale vermogen Daarmee wordt de plaatselijke con-
(volgens de tabel) te worden toege- centratie van kalkafzettingen op de
past. Bij ernstige overschrijdingen stookoppervlakken van de warmtege-
(> 50 liter/kW) moet worden onthard nerator voorkomen.
tot de som van aardalkaliën ≤ ■ Bij installaties met meerdere ketels
0,02 mol/m3 bereikt is. moeten alle ketels gelijktijdig in bedrijf
worden gesteld, zodat de totale kalk-
Bedrijfsinstructies: hoeveelheid niet op het warmteover-
■ Bij uitbreidings- en reparatiewerk- drachtsoppervlak van slechts één
zaamheden hoeven alleen de abso- ketel komt.
luut noodzakelijke gedeelten te wor- ■ Als aan de waterzijde maatregelen
den afgetapt. nodig zijn, moet de inbedrijfstelling al
■ Filters, vuilvangers of andere vuil- of bij de eerste vulling van de CV-instal-
slibinrichtingen in het stookwatercir- latie met behandeld water plaatsvin-
cuit moeten na de eerste of een her- den. Dit geldt ook voor elke nieuwe
nieuwde installatie vaker, later naar vulling, bijvoorbeeld na reparaties of
behoefte afhankelijk van de waterbe- uitbreidingen van de installatie en voor
handeling (bijvoorbeeld hardheid), alle hoeveelheden van het bijvulwater.
worden gecontroleerd, gereinigd en
gebruikt. Bij het respecteren van deze aanwijzin-
gen wordt de vorming van kalkafzettin-
gen op de stookoppervlakken geminima-
liseerd.
5783 405 NL

71
Eisen aan de waterkwaliteit

Eisen aan de waterkwaliteitWaterkwaliteit (vervolg)

Als door het niet-respecteren van de Deze maatregel moet door een gespeci-
richtlijn VDI 2035 schadelijke kalkafzet- aliseerd bedrijf worden uitgevoerd. De
tingen zijn ontstaan, is de levensduur CV-installatie dient vóór de hernieuwde
van de ingebouwde verwarmingsappa- inbedrijfstelling op te schade worden
raten meestal reeds beperkt. Het verwij- onderzocht. Om te voorkomen dat er
deren van de kalkafzettingen kan een opnieuw overmatig kalksteen wordt
optie zijn voor het herstel van de juiste gevormd dienen de foutieve bedrijfspa-
werking. rameters absoluut te worden gecorri-
geerd.

Vermijding van schade door corrosie aan de waterzijde

De corrosiebestendigheid van de in CV- Gesloten installaties – bijvoorbeeld met


installaties en warmtegeneratoren expansievaten – bieden bij juiste grootte
gebruikte ijzerlegeringen aan de CV- en systeemdruk een goede bescher-
waterzijde berust op de afwezigheid van ming tegen het binnendringen van zuur-
zuurstof in het stookwater. De zuurstof stof uit de lucht in de installatie. De druk
die bij de eerste en latere vullingen met moet overal in de CV-installatie, ook aan
het water in de CV-installatie terecht- de zuigzijde van de pomp, en bij elke
komt, reageert met de materialen van de bedrijfssituatie boven de druk van de
installatie zonder schade te veroorza- plaatselijke atmosfeer liggen. De voor-
ken. druk van het expansievat moet minstens
De karakteristieke zwarte kleur van het bij het jaarlijkse onderhoud worden
water na enige bedrijfstijd geeft aan dat gecontroleerd. Het gebruik van gasdoor-
er geen vrije zuurstof meer aanwezig is. latende onderdelen (bijvoorbeeld niet
De technische regels, vooral die van de diffusiedichte kunststof leidingen in
richtlijn VDI 2035-2 adviseren daarom vloerverwarmingen) moet worden ver-
CV-installaties zo te ontwerpen dat meden. Als deze toch worden gebruikt,
voortdurende toetreding van zuurstof in moet een systeemscheiding worden
het CV-water niet mogelijk is. aangebracht. Deze moet het door de
De toetreding van zuurstof kan tijdens kunststofbuizen stromende water door
het bedrijf over het algemeen alleen een warmtewisselaar van corrosiebe-
plaatsvinden: stendig materiaal van de andere CV-cir-
■ via doorstroomde, open expansieva- cuits – bijvoorbeeld van de warmtegene-
ten rator – scheiden.
■ door onderdruk in de installatie
■ via gasdoorlatende onderdelen
5783 405 NL

72
Eisen aan de waterkwaliteit

Eisen aan de waterkwaliteitWaterkwaliteit (vervolg)

Bij een corrosietechnisch gesloten


warmwater-CV-installatie die aan
bovengenoemde punten voldoet, zijn
geen extra beschermende corrosie-
maatregelen nodig. Als toch het gevaar
bestaat dat zuurstof binnendringt, kun-
nen extra beschermende maatregelen
worden genomen, bijvoorbeeld door toe-
voeging van zuurstofbindende middelen
als natriumsulfiet (5 - 10 mg/liter in over-
schot). De pH-waarde van het stookwa-
ter moet 8,2 - 9,5 bedragen.
Als onderdelen van aluminium aanwezig
zijn, gelden hiervan afwijkende voor-
waarden.
Als chemicaliën tegen corrosie worden
gebruikt, adviseren wij een verklaring
van geen bezwaar voor het ketelmateri-
aal en het materiaal van de overige
onderdelen van de CV-installatie te laten
afgeven door de producent van deze
chemicaliën. Bij vragen over de water-
behandeling kunt u zich tot de betref-
fende firma's wenden.
Meer gedetailleerde informatie staat in
de richtlijn VDI 2035-2 en EN 14868.
5783 405 NL

73
Technische gegevens

Technische gegevens

Gasketel, categorie I2ELL


Nominaal vermogen
TV/TR = 50/30 °C kW 135-400 168-500 209-630
TV/TR = 80/60 °C kW 123-370 153-460 192-575
Nominale belasting kW 127-381 158-474 198-593
Product-identificatienummer CE-0085AQ0257
Aansluitwaarden*2
op basis van de maximale belasting met:
■ Aardgas E m3/h 13,4-40,3 16,7-50,2 21,0-62,8
■ Aardgas LL m3/h 15,6-46,9 19,4-58,3 24,2-73,0
Productkenmerken (conform EnEV)
Rendement η bij
■ 100 % van het nominaal vermogen % 100,2 98,6 99,5
■ 30 % van het nominaal vermogen % 108,2 108,1 107,9
Stand-byverlies qB,70 (CV-ketel) % 0,27 0,24 0,23
Elektrisch opgenomen vermogen bij
■ Hoogste nominale vermogen W 585 630 890
■ Laagste nominale vermogen W 90 95 105

MatriX-cilinderbrander
Nominaal vermogen CV-ketel
TV/TR = 50/30 °C kW 135-400 168-500 209-630
TV/TR = 80/60 °C kW 123-370 153-460 192-575
Brandertype VM IV-1 VM IV-2 VM IV-3
Spanning V 230
Frequentie Hz 50
Opgenomen vermogen W 575 620 880
Motortoerental tpm 5340 4130 4300
Modulatiebereik % 33-100 33-100 33-100

*2 Aansluitwaarden zijn uitsluitend ter informatie (bijvoorbeeld voor gasaanvraag) of


voor een benaderende en volumetrische aanvullende controle van de instelling.
5783 405 NL

Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de gasdrukwaarden niet afwijken van


deze waarden. Referentie: 15 °C, 1013 mbar (101,3 kPa)
74
Technische gegevens

Technische gegevens (vervolg)

Afmetingen gasdiafragma (aardgas Nominaal vermogen Afmeting a


E) mm
400 kW 17,8
500 kW 22,0
630 kW 24,0

a
5783 405 NL

75
Verklaringen

Conformiteitsverklaring

Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, verklaren op eigen ver-
antwoordelijkheid dat het volgende product in overeenstemming is met de volgende
normen:

Vitocrossal 300, type CT3U, 400 tot 630 (370 tot 575) kW
met ketelcircuitregeling Vitotronic en MatriX-cilinderbrander

EN 303 EN 55014-2
EN 676 EN 60335-1
EN 15417 EN 60335-2-102
EN 15420 EN 61000-3-2/-3
EN 50090-2-2 EN 62233
EN 55014-1 TRD 702

Overeenkomstig de bepalingen van de volgende richtlijnen wordt dit product met


_-0085 gekenmerkt:

2004/108/EG
2006/95/EG
2009/142/EG
92/42/EEG

Allendorf, maandag 11 februari 2013 Viessmann Werke GmbH & Co KG

ppa. Manfred Sommer

Verklaring van de fabrikant

Wij, de Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, Duitsland, bevestigen
dat het volgende product voldoet aan de hieronder genoemde en conform
1. BlmSchV vereiste voorwaarden:

Vitocrossal 300, type CT3U, 400 tot 630 (370 tot 575) kW met MatriX cilinder-
brander
5783 405 NL

76
Verklaringen

Verklaring van de fabrikant (vervolg)

■ De NOx-grenswaarden volgens § 6(1).


■ Het vereiste rendement van minimaal 94% volgens § 6 (2)
■ Het rookgasverlies van maximaal 9 % volgens § 10 (1).

Allendorf, maandag 11 februari 2013 Viessmann Werke GmbH & Co KG

ppa. Manfred Sommer


5783 405 NL

77
Index

Index

A L
Aansluitdruk.......................................14 Luchtdrukbewaker..............................35
Aansluitschema..................................56
Afsluitende meting uitvoeren..............30 N
Neutraliseringsinstallatie....................22
B
Branderautomaat...............................36 O
Brander monteren..............................27 Omzetting op aardgas LL...................12
Brander reinigen................................26 Ontstekingselektrodes en ionisatie-elek-
trode controleren................................26
C Overzicht van de onderdelen.............59
CO2–gehalte meten...........................15
Coderingen........................................61 P
Protocol..............................................68
D
Diafragma..........................................75 R
Diagnosetabel....................................43 Rookgasverzamelkast op dichtheid con-
Dichtheid van de gasverbindingen.....28 troleren...............................................33
Draaischuifklep..................................56 Rustdruk.............................................14

E S
Eisen aan het ketelwater....................70 Service-indicatie.................................40
Expansievat.......................................32 Stelaandrijving...................................56
Storingen zonder storingsindicatie.....53
G Storingscode......................................43
Gastype controleren...........................12 Storingsgeheugen..............................41
Storingsindicatie.................................40
I Stromingsdruk....................................14
Indicatie- en bedieningseenheid........36
Info-indicatie.......................................38 T
Installatie buiten bedrijf stellen...........20 Technische gegevens........................74
Installatiedruk controleren..................32
Installatie in bedrijf stellen..................10 V
Instelling draaischuifklep controleren.29 Verloopdiagram..................................54
Interne systeemfouten.......................52 Vlambeker controleren.......................25
Ionisatie-elektrode controleren...........26
Ionisatiestroom meten........................19 W
Waterkwaliteit, eisen..........................70
K Waterkwaliteit controleren..................31
Kleppen van de gascombiregelaar con- Werkingsindicatie...............................36
troleren...............................................28
5783 405 NL

78
5783 405 NL

79
Technische wijzigingen voorbehouden.

Geldig voor

Artikel nr.:
7519062 7519063 7519064 7311947
7311948 7311949

Viessmann Nederland B.V.


Postbus 322
2900 AH Capelle a/d IJssel
Tel. : 010-458 44 44
5783 405 NL

Fax : 010-458 70 72
e-mail : info-nl@viessmann.com
www.viessmann.com
80

You might also like