Professional Documents
Culture Documents
voor de vakman
Vitocrossal 300
type CT3U
HR-gasketel met MatriX-cilinderbrander
voor aardgas E en LL
VITOCROSSAL 300
Veiligheidsinstructies
! Opgelet
Dit teken waarschuwt voor mate-
riële schade en schade aan het
en vonkvorming. Druk nooit op
schakelaars van verlichting en
elektrische toestellen.
milieu. ■ De gasafsluitkraan sluiten.
■ Ramen en deuren openzetten.
Opmerking ■ Personen verwijderen uit de
Gegevens met het woord "Opmerking" gevarenzone.
bevatten aanvullende informatie. ■ Gas en elektriciteitsbedrijf van
buiten het gebouw informeren.
Doelgroep ■ Stroomvoorziening naar het
gebouw vanaf een veilige
Deze handleiding is uitsluitend bedoeld plaats (buiten het gebouw)
voor erkende installateurs. laten onderbreken.
■ Werkzaamheden aan gasinstallaties
mogen alleen door erkende installa- Wat te doen bij een rookgasgeur
teurs worden uitgevoerd.
■ Elektrische werkzaamheden mogen Gevaar
alleen door elektromonteurs worden Rookgas kan levensbedreigende
uitgevoerd. vergiftiging veroorzaken.
■ De eerste inbedrijfstelling moet door ■ Verwarmingsinstallatie buiten
de installateur van de installatie of een bedrijf stellen.
door hem aangewezen vakman ■ Plaats van installatie ventile-
plaatsvinden. ren.
■ Deuren van woonverblijven
Voorschriften sluiten.
2
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsinstructies (vervolg)
Afzuigtoestellen
! Opgelet
Door elektrostatische ontlading
kunnen elektronische modules
worden beschadigd.
Bij de werking van toestellen met afvoer Voor de werkzaamheden
naar de buitenlucht (afzuigkap, afzuig- geaarde objecten, bijv. verwar-
toestel, airconditioning, enz.) kan door mings- of waterbuizen, aanraken
de afzuiging een onderdruk ontstaan. om de statische lading af te lei-
Wanneer tegelijk de verwarmingsketel den.
werkt, kan het rookgas terugstromen.
5783 405 NL
3
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsinstructies (vervolg)
Reparatiewerkzaamheden
! Opgelet
De reparatie van onderdelen met
een veiligheidsfunctie brengt de
veilige werking van de installatie
in gevaar.
Defecte onderdelen moeten door
originele onderdelen van
Viessmann worden vervangen.
! Opgelet
Reserveonderdelen en slijtende
onderdelen die niet met de instal-
latie zijn getest, kunnen de wer-
king nadelig beïnvloeden. De
montage van componenten die
niet zijn toegestaan, evenals de
wijziging en ombouw zonder toe-
stemming, kan de veilige werking
nadelig beïnvloeden en de
garantie beperken.
Bij vervanging uitsluitend origi-
nele onderdelen van Viessmann
of door Viessmann goedge-
keurde onderdelen gebruiken.
5783 405 NL
4
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Productinformatie
Gebruik conform het doel van de installatie......................................................... 6
Storingen oplossen
Diagnose.............................................................................................................. 43
Aansluitschema's
Aansluitschema van de branderautomaat............................................................ 56
Aansluitschema van de netfiltereenheid............................................................... 57
Regeling
Coderingen op de regeling instellen..................................................................... 61
Onderdelenlijsten
Onderdelen bestellen........................................................................................... 62
Overzicht van de modules.................................................................................... 62
Onderdelen zonder afbeelding............................................................................. 62
Module ketel......................................................................................................... 63
Module isolatie..................................................................................................... 64
Module brander.................................................................................................... 65
Protocol............................................................................................................... 68
Technische gegevens........................................................................................ 74
Verklaringen
Conformiteitsverklaring......................................................................................... 76
Verklaring van de fabrikant................................................................................... 76
Index.................................................................................................................... 78
5783 405 NL
5
Productinformatie
6
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
7
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
8
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Gevaar
Het product bevat keramische
vezels. Bij ondeskundige behan-
deling kan vezelstof vrijkomen.
9
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
A B
10
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
3. Gasaansluitdruk controleren.
C D
Installatieschakelaar B op de rege-
ling inschakelen. Als het storings-
lampje A op de regeling brandt en
het display C op de branderauto-
maat knippert, eerst ontgrendelen;
hiertoe de ontstoringsknop D op de
branderautomaat indrukken.
Opmerking
Bij de eerste inbedrijfstelling kan het
apparaat in storing gaan, omdat zich
nog niet voldoende gas in de gaslei-
ding bevindt (storingslamp op de
regeling gaat branden). Ontlucht de
gasleiding nogmaals en ontgrendel
de branderautomaat.
5783 405 NL
11
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Opmerking
Wij raden aan alle CV-wateraanslui-
tingen na ca. 500 bedrijfsuren op
dichtheid te controleren (zie
pagina 23).
Gastype controleren
Omzetting op aardgas LL
12
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
A C E Gevaar
BD Vrijkomend gas leidt tot explosie-
gevaar.
Controleer de schroefverbinding
op gaslekkage.
! Opgelet
Het gebruik van lekzoekspray
kan leiden tot storingen.
06. Compensatieslang G van de gas-
combiregelaar lostrekken. Lekzoekspray mag niet met elek-
trische contacten in aanraking
07. Gascombiregelaar van de flens E komen.
losmaken.
5783 405 NL
13
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aansluitdruk
Opmerking
De aansluitdruk (stromingsdruk)
moet tussen 18 en 50 mbar (1,8 en
5 kPa) liggen (nominaal 20 mbar
1. Gaskraan sluiten. (2 kPa)). De gasdrukbewaking min.
(GDW 1) is vanuit de fabriek op
2. Schroef in de meetaansluiting A los- 10 mbar ingesteld. Instelling niet ver-
maken, niet eruit draaien. anderen.
Aansluitdruk Maatregel
(stromingsdruk)
onder 15 mbar Niet instellen en het gasbedrijf informeren
(1,5 kPa)
15 tot 18 mbar Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodbedrijf) met de-
(1,5 tot 1,8 kPa) ze instelling gebruikt worden.
5783 405 NL
Gasbedrijf informeren.
14
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aansluitdruk Maatregel
(stromingsdruk)
18 tot 50 mbar CV-ketel in bedrijf stellen
(1,8 tot 5 kPa)
meer dan 50 mbar Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie
(5 kPa) voorschakelen en druk op 20 mbar (2 kPa) instellen.
Gasbedrijf informeren.
CO2-gehalte meten
Meting voorbereiden
1. Gasafsluitkraan openen.
C
D
E
F
5783 405 NL
15
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
2. Opmerking
Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.
! Opgelet
Het CO2-gehalte moet in deel-
last altijd kleiner zijn dan in
vollast.
5783 405 NL
16
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
2. Opmerking
C Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
D moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.
E
CO2-gehalte in het rookgaskanaal
F meten. Het CO2-gehalte moet in
deellast altijd 0,3% kleiner zijn dan in
vollast.
17
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
! Opgelet
Het CO2-gehalte moet in deel-
last altijd kleiner zijn dan in
vollast.
18
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Ionisatiestroom meten
D C
19
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Gevaar
Netspanning is levensgevaar-
lijk.
Bij onderhoudswerkzaamhe-
den moet de gasventilator
spanningsvrij zijn.
Keteldeur openen
E
A
F
B
C
D
20
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
6x
! Opgelet
Krassen in de vuurhaard kunnen
tot corrosie leiden.
Geen gereedschap of andere
voorwerpen in de vuurhaard leg-
gen.
5783 405 NL
21
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
C A
D B
22
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Gevaar Opmerking
Bij werkzaamheden aan onder Aansluitingen voor regelinrichtingen en
druk staande onderdelen bestaat minimumdrukbewaking (laagwaterni-
gevaar op verwondingen. veaubeveiliging) ook op lekkage contro-
Aansluitingen aan de CV-water- leren.
zijde mogen pas worden
geopend als de CV-ketel niet
onder druk staat.
Aftappen van de ketel met een
pomp alleen bij geopende ont-
5783 405 NL
luchting uitvoeren.
23
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Opmerking
Het condenswaterafvoersysteem min-
stens eenmaal per jaar van binnen reini-
gen.
C
E
A B
Opmerking
Het neutraliseringmiddel kan via de
firma Viessmann onder bestelnum-
mer 9521 702 worden besteld.
5783 405 NL
24
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Opmerking
Het water moet zonder opstuwen via de
condenswaterafvoer wegstromen.
Vlambeker controleren
Montagehandleiding branderon-
derdelen
25
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Ontstekingselektroden Ionisatie-elektrode
8,5 ± 1
15,5 ±1
7+ 1,5
Brander reinigen
26
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Brander monteren
2. Aansluitkabels op de ventilator E
steken.
Gevaar
1. Ventilator E monteren. Vrijkomend gas leidt tot explo-
siegevaar.
Opmerking Gasdichtheid van de schroef-
Let op de juiste plaats van de pakking verbinding en de afdichting
tussen ventilatorhuis en brander- tussen ventilatorhuis en bran-
flens. derflens controleren.
Keteldeur sluiten
Opmerking Gevaar
Schroeven op de keteldeur met een aan- Lekkages kunnen leiden tot ver-
haalmoment van min. 18 Nm gelijkmatig giftigingsgevaar door ontsnap-
kruislings aantrekken. pend gas.
Vóór de inbedrijfstelling controle-
ren of de afdichting aan de ketel-
deur op de juiste plek en evt. cor-
rigeren. Anders kan er achter-
ventilatie en eventuele condens-
vorming aan de keteldeur ont-
staan en vrijkomend gas optre-
den.
5783 405 NL
27
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
2. Gasafsluitkraan openen.
! Opgelet
Het gebruik van lekzoekspray
kan leiden tot storingen.
Lekzoekspray mag niet met
elektrische contacten in aan-
raking komen.
5783 405 NL
28
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
29
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5783 405 NL
30
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Waterkwaliteit controleren
31
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
32
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
33
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Bedienings- en servicedocumentatie
34
Luchtdrukbewaker
Werking
35
Luchtdrukbewaker (vervolg)
Branderautomaat
Indicatie- en bedieningseenheid
Werking
A Ontstoringsknop (reset)
B LED: Links – warmtevraag, midden
– vlam, rechts – storing
C Keuzetoets (select)
Werkingsindicatie
36
Branderautomaat (vervolg)
37
Branderautomaat (vervolg)
Info-indicatie
38
Branderautomaat (vervolg)
Opmerking
Een waarde > voor de kwaliteit van de
ionisatiestroom is zeer goed. Bij kleinere
waarden de ionisatiestroom meten; die
zou dan > 3 μA moeten zijn. Anders ioni-
satiekabel en ionisatie-elektrode contro-
leren.
39
Branderautomaat (vervolg)
4. b en S gelijktijdig indrukken, de
brander gaat opnieuw naar module-
rende werking en loopt naar de oor-
spronkelijke modulatiegraad waar-
mee de status ”d” = regelstop is
gestart.
Storingsindicatie
40
Branderautomaat (vervolg)
Status Service
2. Toets b indrukken.
Zolang de toets wordt ingedrukt,
wordt een extra foutaanwijzing
onder ”Service” getoond.
Storingsgeheugen
41
Branderautomaat (vervolg)
3. Toets S indrukken.
De bedrijfsindicatie verschijnt weer.
2. Toets b indrukken.
Zolang de toets wordt ingedrukt,
5783 405 NL
42
Storingen oplossen
Diagnose
Meldcodes
43
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Diagnose (vervolg)
Interne systeemfouten
Diagnose (vervolg)
53
54
Fase 0 1 3 4 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 23 24 25 32 33 34 1 35 36
Veiligheids-
circuit Ingang
Optioneel
Alarm
Optioneel Uitgang
temperatuur-
regelaar Ingang
Extra klep Uitgang
/ Stelmotor
Veiligheids- Uitgang
klep 1
Veiligheids-
klep 2 Uitgang
Ontsteking Uitgang
Ventilator- Uitgang
relais
PWM
(ventilator) Uitgang
Verloopdiagram van de branderautomaat
Vlam-
signaal Ingang
luchtdruk Ingang
bewaker
Gasdruk-
bewaking min Ingang
Gasdruk-
Verloopdiagram van de branderautomaat
bewaker
Dichtheids- Ingang
controle
Parameter
Dichtheids- Ingang
controle
5783 405 NL
Verloopdiagram van de branderautomaat
Fase Tijdsduur
00 Storing 0 ...
01 Wachten op warmteaanvraag 0 ...
03 Ruststandcontrole van de ventilator maximaal 2 min
04 Ruststandcontrole van de luchtdrukbewaking maximaal 5 s
06 Ventilatorstart maximaal 2 min
07 Wachten op luchtdruk maximaal 5 s
08 VPS-beslissing: kleplekkagecontrole 0,1 s
09 VPS: kleptussenruimte leegmaken 1 tot 3 s
10 VPS-controletijd: klep 1 1 tot 240 s
11 VPS: Kleptussenruimte vullen 1 tot 3 s
12 VPS-detectie: gasdruk 0,1 s
13 VPS-controletijd: klep 2 1 tot 240 s
14 Voorbeluchtingstijd 0 tot 1 h
16 Ontstekingsstand maximaal 2 min
17 Gasdetectie: gasdrukbewaking min. 0 ...
18 Voorontstekingtijd 0 tot 1 min
19 Beveiligingstijd (SZA) ontsteking 0,5 tot 9,4 s
20 SZA vlamherkenning 0,5 s
21 Stabiliseringstijd vlam 1 tot 200 s
23 Overgang naar regelwerking maximaal 2 min
24 Regelwerking 0 ...
25 Overgang naar regeluitschakeling 1 tot 30 s
32 Naverbrandingstijd 1 tot 60 s
33 Nabeluchtingstijd 0 tot 1 h
34 Blokkeringstijd herinschakeling 0 tot 1 h
01 Wachten op warmteaanvraag 0 ...
Bij uitschakeling wegens storing:
35 Geen gas: gasdrukbewaking min. 0 ...
36 Onderhoudsprogramma 0 ...
5783 405 NL
55
Aansluitschema's
MatriX-cilinderbrander
O
A B
N
M
H C
G
D
C
F E
56
Aansluitschema's
C D
57
Aansluitschema's
Opmerking
De netaansluiting (230 V~/50 Hz) moet
via een vaste aansluiting plaatsvinden.
De defecte netkabel mag u uitsluitend
vervangen door een originele
Viessmann netkabel.
5783 405 NL
58
Overzicht van de onderdelen
MatriX-cilinderbrander
B
C
E G
H
A Branderframe E Gascombiregelaar
B Luchtdrukbewaker F Draaischuifklep met stelmotor
C Gasventilator G Venturi-mengbuis
D Indicatie- en bedieningseenheid H Netfiltereenheid met relais
5783 405 NL
59
Overzicht van de onderdelen
B
O
P
K D
N
L
M
B Luchtdrukbewaker M Gasaansluitbuis
D Indicatie- en bedieningseenheid N Branderautomaat
H Netfiltereenheid met relais O Ontstekingseenheid
K Ontstekingselektroden p Vlambeker
L Ionisatie-elektrode
5783 405 NL
60
Regeling
Servicehandleiding Vitotronic
61
Onderdelenlijsten
Onderdelen bestellen
B C
A Typeplaatje
B Module isolatie
C Module ketel
D Module brander (zonder afbeel-
ding)
62
Onderdelenlijsten
0007 Montagehandleiding
0008 Servicehandleiding
Module ketel
0008
0008
0010
0011
0010 0002 0007
0003
0005
0006 0005 0001 0004
0011
5783 405 NL
63
Onderdelenlijsten
Module isolatie
5783 405 NL
64
Onderdelenlijsten
0012
0010
0029 0011
0015 0017
0013 0018
0007
0005 0009 0036
0030
0016 0019
0033
0032
0031 0037
0002 0007
0008 0022
0024
0027 0023
0027
0001
0004
0025 0028
0003 0033
0014 0021
0034
0006 0026
0035
0036
0020
0026
Module brander
Onderdelen 2g Zeskantmoer M8
001 Branderframe 2h Schroef met platte kop M6 x 20
002 Kleine onderdelen en bevestigings- 2i Kabelbinders 114,7 x 2,5
delen 003 Vlambeker
2a Inschroefaansluiting R ⅛ 004 Pakking vlambeker
2b Lenskopschroef A M4 x 45 006 Ontstekingsleiding
2c Schroef EJOT-PT KBL 40 007 Ontstekingstransformator
2d Slang 6 x 1,5, 320 mm lang 009 Ionisatieleiding
5783 405 NL
65
Onderdelenlijsten
5783 405 NL
66
Onderdelenlijsten
004 003
017
2i A
012 010 B
2b 2d
006
2c
013
033
032
015 2h
008 2e
025 019
024
020
026
2g
016 030 2a
2e
023
2g 2i
014
029 018
027 021
029
022
5783 405 NL
67
Protocol
Protocol
Rookgastempera- gemeten °C
tuur (bruto) ingesteld °C
Ionisatiestroom
■ bij hoogste nomi- μA
nale vermogen
■ bij laagste nomi- μA
nale vermogen
68
Protocol
Protocol (vervolg)
Opmerking
Het CO2-gehalte voor ieder aardgas
moet tussen 7,5 en 10,5% liggen.
Het CO2-gehalte moet in deellast altijd
kleiner zijn dan in vollast.
5783 405 NL
69
Eisen aan de waterkwaliteit
70
Eisen aan de waterkwaliteit
■ Bij installaties van > 50 kW moet voor ■ Als de CV-installatie met volledig
het vastleggen van de hoeveelheid onthard water wordt gevuld, zijn bij de
vulwater en toegevoegd water een inbedrijfstelling geen verdere maatre-
watermeter worden ingebouwd. De gelen nodig.
bijgevulde waterhoeveelheden en de Als de CV-installatie niet met volledig
waterhardheid moeten in de onder- onthard water, maar met water vol-
houdschecklisten van de CV-ketel gens de eisen in bovenstaande tabel
worden ingevuld. wordt gevuld, moet bij de inbedrijf-
■ Bij installaties met een specifiek instal- stelling bovendien met het vol-
latievolume groter dan 20 Liter/kW gende rekening worden gehouden:
vermogen (bij installaties met meer- ■ De inbedrijfstelling van een installatie
dere ketels moet daarbij het vermogen moet trapsgewijs, beginnend met het
van de kleinste ketel ingezet worden) laagste vermogen van de ketel, bij een
dienen de eisen van de eerstvolgende hoog stookwaterdebiet plaatsvinden.
hogere groep van het totale vermogen Daarmee wordt de plaatselijke con-
(volgens de tabel) te worden toege- centratie van kalkafzettingen op de
past. Bij ernstige overschrijdingen stookoppervlakken van de warmtege-
(> 50 liter/kW) moet worden onthard nerator voorkomen.
tot de som van aardalkaliën ≤ ■ Bij installaties met meerdere ketels
0,02 mol/m3 bereikt is. moeten alle ketels gelijktijdig in bedrijf
worden gesteld, zodat de totale kalk-
Bedrijfsinstructies: hoeveelheid niet op het warmteover-
■ Bij uitbreidings- en reparatiewerk- drachtsoppervlak van slechts één
zaamheden hoeven alleen de abso- ketel komt.
luut noodzakelijke gedeelten te wor- ■ Als aan de waterzijde maatregelen
den afgetapt. nodig zijn, moet de inbedrijfstelling al
■ Filters, vuilvangers of andere vuil- of bij de eerste vulling van de CV-instal-
slibinrichtingen in het stookwatercir- latie met behandeld water plaatsvin-
cuit moeten na de eerste of een her- den. Dit geldt ook voor elke nieuwe
nieuwde installatie vaker, later naar vulling, bijvoorbeeld na reparaties of
behoefte afhankelijk van de waterbe- uitbreidingen van de installatie en voor
handeling (bijvoorbeeld hardheid), alle hoeveelheden van het bijvulwater.
worden gecontroleerd, gereinigd en
gebruikt. Bij het respecteren van deze aanwijzin-
gen wordt de vorming van kalkafzettin-
gen op de stookoppervlakken geminima-
liseerd.
5783 405 NL
71
Eisen aan de waterkwaliteit
Als door het niet-respecteren van de Deze maatregel moet door een gespeci-
richtlijn VDI 2035 schadelijke kalkafzet- aliseerd bedrijf worden uitgevoerd. De
tingen zijn ontstaan, is de levensduur CV-installatie dient vóór de hernieuwde
van de ingebouwde verwarmingsappa- inbedrijfstelling op te schade worden
raten meestal reeds beperkt. Het verwij- onderzocht. Om te voorkomen dat er
deren van de kalkafzettingen kan een opnieuw overmatig kalksteen wordt
optie zijn voor het herstel van de juiste gevormd dienen de foutieve bedrijfspa-
werking. rameters absoluut te worden gecorri-
geerd.
72
Eisen aan de waterkwaliteit
73
Technische gegevens
Technische gegevens
MatriX-cilinderbrander
Nominaal vermogen CV-ketel
TV/TR = 50/30 °C kW 135-400 168-500 209-630
TV/TR = 80/60 °C kW 123-370 153-460 192-575
Brandertype VM IV-1 VM IV-2 VM IV-3
Spanning V 230
Frequentie Hz 50
Opgenomen vermogen W 575 620 880
Motortoerental tpm 5340 4130 4300
Modulatiebereik % 33-100 33-100 33-100
a
5783 405 NL
75
Verklaringen
Conformiteitsverklaring
Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, verklaren op eigen ver-
antwoordelijkheid dat het volgende product in overeenstemming is met de volgende
normen:
Vitocrossal 300, type CT3U, 400 tot 630 (370 tot 575) kW
met ketelcircuitregeling Vitotronic en MatriX-cilinderbrander
EN 303 EN 55014-2
EN 676 EN 60335-1
EN 15417 EN 60335-2-102
EN 15420 EN 61000-3-2/-3
EN 50090-2-2 EN 62233
EN 55014-1 TRD 702
2004/108/EG
2006/95/EG
2009/142/EG
92/42/EEG
Wij, de Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, Duitsland, bevestigen
dat het volgende product voldoet aan de hieronder genoemde en conform
1. BlmSchV vereiste voorwaarden:
Vitocrossal 300, type CT3U, 400 tot 630 (370 tot 575) kW met MatriX cilinder-
brander
5783 405 NL
76
Verklaringen
77
Index
Index
A L
Aansluitdruk.......................................14 Luchtdrukbewaker..............................35
Aansluitschema..................................56
Afsluitende meting uitvoeren..............30 N
Neutraliseringsinstallatie....................22
B
Branderautomaat...............................36 O
Brander monteren..............................27 Omzetting op aardgas LL...................12
Brander reinigen................................26 Ontstekingselektrodes en ionisatie-elek-
trode controleren................................26
C Overzicht van de onderdelen.............59
CO2–gehalte meten...........................15
Coderingen........................................61 P
Protocol..............................................68
D
Diafragma..........................................75 R
Diagnosetabel....................................43 Rookgasverzamelkast op dichtheid con-
Dichtheid van de gasverbindingen.....28 troleren...............................................33
Draaischuifklep..................................56 Rustdruk.............................................14
E S
Eisen aan het ketelwater....................70 Service-indicatie.................................40
Expansievat.......................................32 Stelaandrijving...................................56
Storingen zonder storingsindicatie.....53
G Storingscode......................................43
Gastype controleren...........................12 Storingsgeheugen..............................41
Storingsindicatie.................................40
I Stromingsdruk....................................14
Indicatie- en bedieningseenheid........36
Info-indicatie.......................................38 T
Installatie buiten bedrijf stellen...........20 Technische gegevens........................74
Installatiedruk controleren..................32
Installatie in bedrijf stellen..................10 V
Instelling draaischuifklep controleren.29 Verloopdiagram..................................54
Interne systeemfouten.......................52 Vlambeker controleren.......................25
Ionisatie-elektrode controleren...........26
Ionisatiestroom meten........................19 W
Waterkwaliteit, eisen..........................70
K Waterkwaliteit controleren..................31
Kleppen van de gascombiregelaar con- Werkingsindicatie...............................36
troleren...............................................28
5783 405 NL
78
5783 405 NL
79
Technische wijzigingen voorbehouden.
Geldig voor
Artikel nr.:
7519062 7519063 7519064 7311947
7311948 7311949
Fax : 010-458 70 72
e-mail : info-nl@viessmann.com
www.viessmann.com
80