You are on page 1of 19

Moderniteit = toenemende mogelijkheden wetenschappelijke probleem analyse,

professionele interventie en public policy

Voor de moderniteit was het vooral pech/noodlood in plaats van een publiek probleem.
‘Moeilijkheden’ worden ‘behandelbare problemen’ [dit vereist framing]  Abram de Swaan:
protoprofessionalisering (in termen van collectieve verantwoordelijkheden).

August Comte: [Waardevrije sociale wetenschap is niet mogelijk!] – het positivistische ideaal

Rittle & Webber: ‘’by now we are al beginning to realize that one of the most intractable
problems is that of defining problems (…) ‘’  Wicked problems
1. Principiele onenighied over warden
2. Erniste onzekerheid over feiten en causale verbanden

Getemde problemen daarentegen, zijn moreel onomstreden en empirisch zo klaar als een
klontje. Ongetemde problemen hebben te lijden over 1 of 2, of beiden.

Andere kenmerken van een ongetemd probleem (bijvoorbeeld migratie vraagstuk)


 Geen definitieve probleemformulering mogelijk. In een open sociaal systeem bestaat
een oneindige reeks van causale ketens
 Problemen zijn steeds symbolen van andere problemen
 Voortdurende probleem deconstructies’ als gevolg van waarde rivaliteit
 Geen ‘stop regel’ in proces van probleem formulering

De gevolgen die kunnen optreden:

1. Scherpe probleemanalyse, maar voortgaande morele strijd


a. Terugkerend gedoe over oplossingsrichtingen (ideologische strijd, powering
heeft de overhand) Kan leiden tot beleidsdissonatie: (voorbeeld NPM)
b. Combineren van onverenigbare beleidsprogramma’s (beleidscomplexiteit) –
principale onenigheid over de aanpak.
c. Jojo beleid
2. Casus: Grote onzekerheid in feitelijke analyse, maar hoge mate van gedeelde
waarden, leidt tot het voortvarend inslaan van de (potentieel) verkeerde of
irrelevante beleidsroute
a. Beleid als rationele mythe (bijvoorbeeld ouderenbeleid) – Als we het beleid
maar volgen zijn we ‘goed bezig’, ondanks dat we het beleid niet snappen.
b. Geen/ gebrekkig antwoord op het probleem
c. Symboliek, ceremonieel
3. Combineren van feitelijke onzekerheid en morele onenigheid maakt van het
beleidsproces, een never ending story
a. Procesfetisjisme
b. Netwerkvorming / uitholling politiek – Het beleidsproces wordt zo ingewikkeld
dat het lijkt alsof er altijd iets gebeurd zonder dat er daadwerkelijk
oplossingen worden bereikt. Problemen worden beheerd.
In de van beleid doordrongen samenleving is beleid niet alleen ‘probleemoplosser’ maar kan
evengoed ‘probleemveroorzaker’ zijn.
 Moderne variant van ‘wicked problems’ [Hypotheekrenteaftrek?]
 Opmaat naar Gulzig bestuur!

Politisering van ‘negatieve beleidseffecten’ naar een reflexief beleidsmodel?


 Rationele model niet langer als maatstaf
 Probleem analyse omvatten ook de maatschappelijke effecten van eerder gevoerd of
nog bestaand beleid
 Open beleidsprogramma’s met opties voor continue bezinning op beleidsfeiten
(instrumenten, programma’s en beleidswaarden, in relatie tot maatschappelijke
effecten

Paradox van gulzig bestuur – minder overheid, meer bemoeizucht??? [Excessief vastgrijpen
aan iets wat we dreigen te verliezen: een poging om als bestuur steeds dieper in de
samenleving te komen].

Michel Foucault  Govermentality [‘Regeringskunst’ of Bestuurskunde: hoe


machtsstructuren, met name in moderne samenlevingen, worden uitgeoefend en beheerd]
 Verknoping kennis & macht > kennis en macht zijn nauw met elkaar verbonden.
Kennis is een instrument van macht, en machtsstructuren hebben invloed op welke
kennis wordt geproduceerd en verspreid. Omgekeerd kan kennis worden gebruikt om
macht uit te oefenen en te rechtvaardigen.
 Soevereine v.s. disciplinaire macht > Soevereine macht is gebaseerd op traditionele
autoriteit en het vermogen om straffen op te leggen, terwijl disciplinaire macht
betrekking heeft op moderne mechanisme van sociale controle, zoals
surveillancesystemen en bureaucratische regels.
 Panopticon > Een ontwerp voor een gevangenis, om de aard van disciplinaire macht
te illustreren. Hier is een centrale toren waaruit de bewakers alle gevangen kunnen
observeren zonder zelf gezien te worden. Dit leidt tot zelfdisciplinering bij de
gevangen, omdat ze nooit zeker weten wanneer ze worden bekeken.
 Individualisering / disciplinering > Hoe moderne samenlevingen individuen
disciplineren door middel van regels, normen en sociale controle. Dit heeft tot gevolg
dat individuen zichzelf voortdurend monitoren en aanpassen aan deze normen
 Bio politiek > wat verwijst naar de politieke controle over de biologische kenmerken
en populaties van mensen. Dit omvat zaken als gezondheid, bevolkinsgbeheer en de
regulering van lichamen.
 Staat ‘produceert’ ‘zelfsturend’ burgers > Foucault betoogde dat moderne staten
burgers proberen te vormen tot ‘zelfsturende’ individuen, die in staat zijn om zichzelf
te reguleren zonder al te veel directe dwang. Dit gebeurt via onderwijs, media en
andere institutionele mechanismen.
 Neoliberalisme? > Minimale staatsbemoeienis in de economie en een nadrukt legt op
individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. Hij onderzocht hoe het neoliberalisme
de rol van de staat en de aard van macht veranderen in de moderne samenleving.
1) Neoliberale stroom  2) gulzig bestuur  3) veerkracht? [Schot voor boeg] Willem
Trommel

1: de opkomst van (neo)liberalisme


In de jaren ’30 als reactie op de problemen en de crisis van de verzorgingsstaat kwam het
neoliberalisme op. Burgers hadden het gevoel dat er een grote kloof was ontstaan tussen de
publieke en private sector, ten aanzien van doelmatigheid. Té veel bureaucratie [overheid
met te veel regels en procedures] belemmerde een doeltreffende overheid > marktwerking
is de ideale oplossing voor de crisis van de verzorgingsstaat. De bouwsteen: zelfregulering

De antimaatschappelijke geest
 The virtue of selfishness – sociaal afhankelijkheid is morel slecht [Ayn Rand] | Vooral
bekend om haar filosofie van het objectivisme. In haar boek betoogde ze dat egoïsme
en eigenbelangen deugdzaam zijn en dat sociale afhankelijkheid moreel verwerpelijk
is. Ze pleitte voor rationeel eigenbelang als leidende principe in de ethiek.
 Sociaal darwinisme – de wereld als markt en strijd [Michel Houellebecq] | Ironiseert
het neoliberalisme en cynische kijk op de moderne samenleving. Ideeën van
competitie, strijd en survival of the fittest in de samenleving benadrukt. Sociaal
darwinisme ziet de wereld als een plaats van voortdurende concurrentie en
benadrukt de rol van de sterkste ten koste van de zwakkeren. Hij bekritiseert vaak de
effecten van de dergelijk wereldbeeld, vooral in het kader van het neoliberalisme.
 Meritocratische mythe – ziekmakende fictie van het autonome neo-subject [Paul
Verhaege] | Hij betwist de meritocratische mythe, die stelt dat individuen krijgen wat
ze verdienen op basis van hun capaciteiten en inspanning. Verhaeghe betoogt dat dit
idee van het autonoom, zelfsturend individu schadelijk kan zijn. Hij wijst op de
negatieve gevolgen van de druk om voortdurend te presteren en te concurreren in
een samenleving die streeft naar meritocratie. Het kan leiden tot stress, angst en een
gevoel van leegte in het leven.

Een bestuur sociologische analyse uitgangspunt: Einde van de maakbare samenleving staat
op gespannen voet met groei bestuurlijke ambities, instituties en parkijken… verklaring?
Neoliberaal: hebzucht is goed.

Veranderingen en uitdagingen waarmee moderne samenlevingen worden geconfronteerd als


gevolg van de evolutie van sociale, politieke en economische tructeren. Drievoudig
moderniseringsverlies: verdamping van

1. Het verzorgingsstaatsideaal – in de traditioneel verzorgingsstaat was de overheid


verantwoordelijk voor het bieden van bescherming en ondersteuning aan burgers in
tijden van behoeften, zoals bij ziekte, werkloosheid of ouderdom. Het idee was dat de
staat als vangnet fungeerde en risico’s verminderde. In de moderne samenleving
lijken risico’s echter vaker het gevolg te zijn van keuzes die individuen maken, zoals
slechte gezondheid of financieel onverantwoord gedrag. Dit heeft geleid tot een
debat over wie wel en niet beschermd moet worden. De reactie op dit verlies van het
verzorgingsstaat ideaal kan de verschuiving zijn naar concepten zoals ‘new welfare’
en ‘preventie staat’, die de nadruk leggen op persoonlijke verantwoordelijkheid en
preventie van risico’s.

2. Overheidsgezag – In de moderne samenleving lijkt het gezag van de overheid af te


nemen, vooral omdat mensen steeds kritischer worden en minder geneigd zijn om
‘’braaf te volgen’’. Dit is problematisch, vooral wanneer de overheid te maken heeft
met complexe of moeilijk oplosbare problemen [wicked problems]. In reactie op dit
verlies van gezag hebben overheden geprobeerd hun prestaties inzichtelijk te maken
en hebben ze transparantie nagestreefd, vaak als onderdeel van de New Public
Management (NPM)-beweging. Dit heeft echter geleid tot zorgen over de echtheid
van de gepresenteerde prestaties en het verlies van vertrouwen in professionals.
a. Michael Foucault – govermentality

3. Sociaal kapitaal – Het begrip sociaal kapitaal verwijst naar de sociale banden en
netwerken die mensen in staat stellen samen te werken en te vertrouwen op andere
in de samenleving. In de moderne samenleving lijkt de nadrukt steeds meer te liggen
op individueel belang en eigenbelang, waardoor het sociale weefsel verzwakt. Het
ontbreken van sterke sociale banden tussen burgers en de staat kan leiden tot sociaal
isolement en het ontstaan van wat wordt genoemd ‘’een sociaal monster’’. In reactie
hierop pleiten voorstanders van new social governance voor het creëren van een
maatschappelijke samenhang en het bevorderen van een wenselijke samenleving.

2: Patronen van gulzig bestuur [Greedy governance]


Versterking loyaliteit burgers jegens publieke zaak. Greedy governance krijgt vorm binnen
drie innovatiebewegingen (zie hierboven): New welfare, new public management, new
social governance.

Pathologen – verwijst naar abnormale of ziekelijke gedragingen, patronen of eigenschappen.


 Hubris > overmatige trots, arrogantie, hoogmoed of overmoed aan te duiden. Het is
het geloof dat men boven de normale grenzen en beperkingen van de mensheid
staat, wat vaak leidt tot roekeloosheid en het negeren van waarschuwingssignalen.
 Hybriditeit > het samengaan of vermengen van verschillende elementen, concepten,
culturen of identiteiten. Het idee van hybridiseert benadrukt dat deze vermenging
vaak leidt tot nieuwe complexere vormen die niet gemakkelijke te categoriseren zijn.
 Hypochondrie > ook wel bekend als ziektevrees, is een psychische aandoening
waarbij een persoon een buitensporige angst heeft om ziek te zijn of te worden, zelfs
als er geen medisch bewijs is voor ziekte. Hypochonders zijn vaak bezorgd over
gewone lichamelijke symptomen en interpreteren ze als teken van ernstige ziekten.

Populistische kramp: de natuurlijke reactie op de neoliberale drift [de term populistische


kramp suggereert dat populistische bewegingen en leiders vaak opkomen als reactie op een
breed scala aan ontevredenheid en onzekerheid onder bepaalde delen van de bevolking.
Deze ontevredenheid kan voortkomen uit economische ongelijkheid, culturele
veranderingen, verlies van tradities en een gevoel van verwaarlozing door de gevestigde
politieke elite]
 Vernedering van het ‘ik’ > dit verwijst naar het gevoel van vernedering of
ontevredenheid dat veel individuen ervaren als gevolg van sociaaleconomische
veranderingen die vaak worden geassocieerd met het neoliberalisme. Dit kan onder
meer verlies van banen, inkomensongelijkheid, financiële onzekerheid en een gevoel
van sociale degradatie omvatten.
o Populistische reactie: populistische leiders kunnen inspelen op deze gevoelens
door beloften te doen van het herstellen van nationale trots, economische
zekerheid en waardigheid voor individuen. Ze kunnen een beroep doen op het
gevoel van vernedering om steun te verwerven.
 Verwaarlozing van het ‘wij’ > De verwaarlozing van het collectieve belang of het
gemeenschapsgevoel kan voortkomen uit economische beleidsmaatregelen die de
nadruk leggen op individualisme en concurrentie, zoals die vaak geassocieerd worden
het met het neoliberalisme.
o Populistische reactie: benadrukken vaak de noodzaak om de gemeenschap en
de nationale belangen te herstellen en te beschermen. Ze presenteren zichzelf
als de verdedigers van ‘’het wij’’ en wijzen vaak op externe bedreigingen zoals
immigranten of internationale instituties als zondebokken.
 Veroordeling van ‘de ander’ > Dit verwijst naar de neiging om andere groepen of
individuen te demoniseren of te beschuldigen voor de problemen waarmee men
geconfronteerd wordt. Dit kan zich manifesteren in vormen van nationalisme,
racisme, xenofobie en anti-globalisering.
o Populistische reactie: leiders kunnen dit sentiment versterken door het
benadrukken van de ‘’ander’’ als een bedreiging voor de eigen gemeenschap.
Dit kan leiden tot polarisatie en verdeeldheid in de samenleving.

De populistische kramp kan worden gezien als reactie op de onzekerheden en spanningen


die ontstaan als gevolg van neoliberale economische en sociale veranderingen. Populistische
bewegingen en leiders exploiteren deze gevoelens van verandering, verwaarlozing en
veroordeling op politieke steun te vergaren.

3: Uitdagingen veerkracht (in een snel veranderende samenleving)

 Samenleving in transitie > dit verwijst naar het idee dat moderne samenlevingen
voortdurend in beweging zijn en zich aanpassen aan veranderende omstandigheden,
zoals technologische vooruitgang, culturele veranderingen en economische
verschuivingen. De uitdaging bestaat erin een evenwicht te vinden tussen het
omarmen van verandering en het behouden van stabiliteit en samenhang in de
samenleving. Het gaat om het ontwikkelen van mechanismen en beleid om te
reageren op de eisen en uitdagingen van een samenleving in transitie.
 Vermijden lokalisme, technocratie, gulzig bestuur > Hier wordt gewezen op de
valkuilen die men moet vermijden bij het omgaan met de uitdagingen van veerkracht.
Lokalisme verwijst naar een grote nadruk op lokale belangen ten koste van bredere
gemeenschapsbelangen. Technocratie suggereert een overmatige afhankelijkheid van
technocraten en experts om beleid te formuleren zonder voldoende democratische
input. Gulzig bestuur verwijst naar corruptie en excessen in de overheidspraktijken.
De uitdagingen bestaat erin beleid en bestuurspraktijken te ontwikkelen die nadelen
van deze benadering vermijden, zoals het waarborgen van participatie,
verantwoording en eerlijk bestuur.
 Nieuwe politieke assemblages nodig maar niet ‘los van het oude’ > Dit verwijst naar
de behoefte aan nieuwe politieke structuren en mechanismen om te reageren op de
veranderende behoeften van de samenleving. Tegelijkertijd betekent dit niet dat men
volledig moet breken met de bestaande politieke tradities en instellingen. De
uitdagingen bestaan erin de juiste balans te vinden tussen het aanpassen van het
politieke systeem aan de eisen van de tijd en het behouden van een zekere
continuïteit en stabiliteit in het politieke proces.
 Er is geen politiek zonder gemeenschap> dit benadrukt het belang van
gemeenschappen als de basis van de politiek. Gemeenschappen vormen de kern van
burgerschap en politieke betrokkenheid. De uitdagingen bestaat erin de band tussen
politiek en gemeenschappen te versterken, zodat de politiek de behoeften en
aspiraties van de burgers weerspiegelt en effectief reageert op hun zorgen.
o Tabel 1 en 3 van Stout ontologie en representatie

Besturen zonder wij – Duco Bannink

De vier type van de relationeel benaderingen bestuur type – onderscheid veronderstellingen


van bestuurskunde hoe actoren omgaan met andere actoren. Voorbeelden formuleren en
herkennen, wanneer gebruik je wat. Redeneer je vanuit probleem of vanuit actor?

Markt Stout onderzoekt het concept van ontologie (samenleving) en hoe verschillende
opvattingen over de aard van de samenleving van invloed kunnen zijn op de manier waarop
publieke representatie (bestuur) wordt begrepen en vormgegeven.

Stout benadrukt het belang van ontologie in de publieke representatie, wat verwijst naar de
filosofische studie van de aard van het zijn en de werkelijkheid. Hij stelt de fundamentele
vraag: hoe denken we dat de samenleving in elkaar zit? Dit is een centrale vraag omdat
verschillende opvattingen over de aard van de samenleving de manier waarop beleid wordt
ontwikkeld en bestuurd wordt uitgevoerd sterk kunnen beïnvloeden.

• Verschillende opvattingen over de aard van de samenleving leiden tot verschillende


ideeën over hoe representatieve instellingen moet worden georganiseerd.

• Concurrerende anthologieën impliceren dat er concurrerende politieke vormen zijn.


Met andere woorden verschillende opvattingen over hoe de samenleving werkt.

Model 1 en 3 van Mark Stout:


Tabel 1: dit biedt een classificatie van verschillende ontologische karakteristieken
(kenmerken met betrekking tot de aard van het bestaan) in relatie tot hoe de samenleving
wordt begrepen en hoe bestuur wordt georganiseerd.

 Linksboven – in dit geval wordt de mens beschouwd als een onvolmaakte kopie van
een metafysische bron die heel en compleet is. Dit betekend dat het individu weinig tot
geen unieke eigenschappen heeft en eerder wordt gezien als een directe
weerspiegeling van een hogere, transcendente bron.
o Voorbeeld: traditionele religieuze overtuiging – de mens heeft weinig
autonomie en wordt gezien als schepsel dat direct is gevormd naar het beeld
van de godheid;
o Hoe wordt dit afgewogen?
 Linksonder – hier wordt de mens gezien als een evoluerende uitdrukking van een
metafysische bron die zich manifesteert in de hele schepping. Dit suggereert dat het
individu voortdurend verandert en deel uitmaakt van een bredere, voortdurend
veranderende relatie met de transcendente bron.
o Voorbeeld: voortdurende verandering in spirituele overtuigingen;
 Rechtsboven – in dit geval wordt de mens beschouwd als een onafhankelijke
psychofysische bron die heel en compleet is – universum van éen – dit betekent dat het
individu wordt gezien als unieke en zelfstandige, zonder sterke verbindingen met een
bredere, immanente bron.
o Benadrukt het belang van persoonlijke autonomie;
 Rechtsonder – hier wordt de mens beschouwd als een evoluerende, unieke uitdrukking
van een complexe, relationele, multidimensionale bron. Dit suggereert dat het individu
voortdurend verandert en een unieke plaats inneemt binnen een brede, complexe en
veranderende reeks relaties met de immanente bron.
o In dit perspectief is de mensheid slecht een deel van een breder en steeds
veranderende ecologische relatie.

Tabel 3: beschrijft de implicaties van verschillende ontologische kenmerken voor


representatie in de publieke administratie. Laten we de vier kwadranten in de tabel bekijken

 Linksboven: In dit kwadrant wordt de samenleving gezien als een voortkomend uit een
transcendente bron (en bron die boven en buiten de individuen staat). In een statische
toestand, waar individuen ongedifferentieerd zijn en niet van elkaar verschillen, wordt
representatie als vrijwel noodzakelijk beschouwd. Dit komt doordat iemand of iets
met superieure rede moet spreken namens de bron van het bestaan, aangezien
individuen geen onderscheid maken tussen zichzelf.
o Individuen zijn niet in staat hun eigen belangen of stem uit te drukken.
Vertegenwoordigers, zoals priesters of religieuze leiders, worden beschouwd
als de enigen die de stem van de transcendente bron kunnen overbrengen.
 Linksonder: In dit kwadrant wordt de samenleving nog steeds gezien als voortkomend
uit een transcendente bron, maar in een dynamische toestand zijn individuen onderling
uitwisselbaar en rationeel. Hier is representatie mogelijk omdat individuen als
verwisselbare uitdrukkingen van het geheel worden beschouwd. Iemand kan voor een
ander spreken omdat individuen onderling inwisselbaar zijn.
 Rechtsboven: In dit kwadrant wordt de samenleving gezien als voortkomend uit een
immanente bron (een bron die binnenin de individuen ligt). In een statische toestand,
waar individuen gedifferentieerd zijn en vaste identiteiten hebben, is representatie
mogelijk omdat individuele belangen en identiteiten vast en onveranderlijk zijn. Men
kan zijn eigen en anderen belangen begrijpen en namens hen spreken.
 Rechtsonder: In dit kwadrant wordt de samenleving ook gezien als een voortkomend
uit een immanente bron, maar in een dynamische toestand veranderen identiteiten
voortdurend en beïnvloeden individuen elkaar. Hier wordt gesteld dat representatie
niet mogelijk is vanwege de voortdurende verandering in identiteit en onderlinge
invloeden tussen individuen.

Stout veronderstelt dat in een samenleving (ontologie) die we niet kennen je toch tot
samenwerking/collaboration kan komen. Maar de echte wereld is vaak complexer en
ambigue dan de vier kwadranten in de tabellen suggereren. De tabellen lijken te suggereren
dat ontologische kenmerken statisch zijn, terwijl in de realiteit vaak wordt gekenmerkt door
verandering en evolutie.

Bartels en Turnbull richten zich meer op het begrijpen van de complexiteit van de
hedendaagse wereld, in tegenstelling tot Stout:
Feitelijk [verticaal]:

 Instrumental-stretagic: maatschappelijke doelstelling


o Actoren in deze categorie richten zich op het bereiken van maatschappelijke
doelstellingen op een pragmatische en strategische manier. Ze kunnen zich
concentreren op efficiënte, meetbare resultaten en de meest effectieve manier
om doelen te bereiken. Deze benadering is vaak gericht op het optimaliseren
van middelen om bepaalde doelen te bereiken.
 Critical-reflexieve: Er zijn actoren en die formuleren hun eigen probleem definitie
(deze kunnen verschillend zijn) als zelfdenkend actor je richten op je eigen belang
maar ook die niet op jezelf is gericht (natuur monumenten bijvoorbeeld).
o Actoren in deze categorie erkennen dat er meerdere perspectieven en definities
zijn van maatschappelijke problemen. Ze hechten waarde aan het proces van
probleemdefiniëring en zijn bereid om verschillende standpunten en belangen
te overwegen. Deze benadering benadrukt reflectie en de erkenning van
complexiteit en diversiteit in het begrijpen van maatschappelijke vraagstukken.
o Waarde driehoek van Moore – de driehoeken passen niet goed op elkaar

Normatief [horizontaal]:

 Individualist: actoren oriënteren zich daarbij op zichzelf


o Actoren die een individualistische benadering volgen, oriënteren zich
voornamelijk op hun eigenbelang en persoonlijke doelen. Ze geven prioriteit
aan hun eigen behoeften en doelstellingen boven die van anderen of de
gemeenschap als geheel.
 Holistisch: actoren oriënteren zich daarbij op het geheel
o Actoren in deze categorie oriënteren zich op het grotere geheel van de bredere
gemeenschap. Ze erkennen de onderlinge afhankelijkheid van individuen en
groepen en hechten waarde aan collectieve belangen en het welzijn van de
gemeenschap als geheel.

Het diagram helpt bij het categoriseren van actoren op basis van hun benaderingen ten
aanzien van maatschappelijke vraagstukken en doelstellingen. Het benadrukt de relatie tussen
individuele en collectieve belangen, evenals de mate van reflectie en kritisch denken bij het
formuleren van oplossingen voor maatschappelijke problemen. Het kan nuttig zijn om
verschillende actoren te begrijpen en te analyseren op basis van hun positie in dit diagram.

Stewardship benadering als alternatief principaal-agenten-benadering (opdrachtgever vs.


Opdrachtnemer). Schillemans en Bjurstørm. De agent is instaat zich te onttrekken vanwege
de informatie asymmetrie. Steward is de motivatie intrinsiek. Het gaat om samenwerking
(collaboration) en vertrouwen (trust) dat dan een bestuur regime succesvoller en
bevredigender wordt ervaren wanneer het gebaseerd is op samenwerking en vertrouwen.
Vol inzetten op professionaliteit – steward benadering. Veronderstelling de professional de
publieke waarde willen produceren het enige wat in de weg stond was hoe we het
organiseren.
Steward (uitvoerder) gericht op de publieke waarde (opdrachtgever gerealiseerd wilt zien).
Ziet dit als een geheel bij verschillende delen die gericht zijn op hetzelfde. Als de uitvoerder
te zien is gezien kan worden als eens steward – trust sturing moeten toepassen want dan kan
je zeggen dat een baas iemand vertrouwend om het goede te doen. Professionals willen het
werk zelf doen en niet op de vingers gekeken willen worden. | regel druk en controle. De
eigen doelstellingen zijn vaak extrinsiek (geld) i.p.v. wat belangrijk is.--> principaal-agenten-
benadering.

De principaal-agent-relatie verwijst naar de relatie tussen opdrachtgeven (principaal) en


opdrachnemer (agent), waarbij de agent handelt namens de principaal. De agent kan zijn
eigen belangen hebben die mogelijk in strijd zijn met die van de principaal, en dit kan leiden
tot zogenaamde ‘agency-problems’ waarbij toezicht op de controle van de agent een
uitdaging vormt.

De stewardship-benadering stelt een alternatieve kijk op deze relatie voor:


 Gedeelde belangen: de nadruk wordt gelegd op het idee dat opdrachtnemers
[stewards] intrinsiek gemotiveerd zijn om belangen van de opdrachtgever [principaal]
te behartigen. Anders dan in de principaal-agent-benadering, waarin wordt
aangenomen dat de agent voornamelijk door eigen belangen wordt gedragen.
 Wederzijds vertrouwen: stewardship vereist wederzijds vertrouwen tussen de
principaal en de steward. In plaats van het benadrukken van strikte
controlemechanismen, wordt het belang van het opbouwen van vertrouwen tussen
de twee partijen benadrukt. Dit vertrouwen stelt stewards in staat om op een
autonome en proactieve manier te handelen ten behoeven van de principaal.
 Langdurige relaties: de steward-ship benadering benadrukt het belang van
langdurige relaties tussen de principaal en de steward. Door een stabiele en
continuïteit in de relatie kunnen beide partijen beter samenwerken om gedeelde
doelen te bereiken.
 Gemeenschappelijke doelen en missie: deze benadering moedigt een
gemeenschappelijke visie en missie aan tussen de principaal en de steward. Dit helpt
bij het definiëren van de richting en het doel van de samenwerking

‘’principal-agent theory is based on calculated contracts and the logic of consequentiality


[…]. Stewardship theory, in contrast, assumes unselfish behaviors from stewards involved in
the same supra-individual cause as their principals’’ (Schillemans & Bjurstørm, 2020).

De stewardship benadering veronderstelt een oriëntatie van de actor op het geheel


(HOLISTISCH – collectivisme) en een gerichtheid op publieke waarden, of maatschappelijke
doelstellingen (INSTRUMENTEEL-STRATEGISCH – intrinsieke motivatie om probleem op te
lossen).

Het lastige is dat een steward kan intrinsiek gemotiveerd zijn om het goede na te streven
maar dat kan toch een andere waarde zijn dan een andere steward nastreeft. Als publieke
waarden meervoudig zijn, heb je – zelfs als je netwerk uit stewards bestaat – je
afstemmingsproblemen niet opgelost…
‘’the governance regime would be deemed more satisfactory by respondents if were
characterized buy more collaboration and more trust’’

De respondenten veronderstellen hetzelfde als Schillemans en Bjurstørm: Als we vrij zijn om


onze intrinsieke motivatie te volgen, dan komen we tot adequate gezamenlijke
beleidsbepaling,- en uitvoering. En dat veronderstelt een gelijke gerichte intrinsieke
motivatie. Er staat tegen over (net als bij Provan en Kenis) als die niet gelijkgericht is, dan
geldt de uitspraak niet!

Beleid is een set doeleinden en middelen. Maar ook een setje posities – beleidsimplementatie
is twee werkelijkheden op elkaar laten passen. Toepassen van abstracte afspraak op concrete
werkelijkheid. Besturen is het overbruggen van deze afstand. Hoe minder gelijk, hoe minder
tweezijdige informatie asymmetrie. Uitvoerder weet meer van werkelijkheid dan
beleidsmaker weet van de werkelijkheid || uitvoerder weet meer van afspraak dan de
werkelijkheid weet van de afspraak.

Tweezijdige informatie asymmetrie verwijst naar een situatie waarin zowel de beleidsmaker
(verkoper/opdrachtgever?) als de opdrachtnemer (cliënt – casus) van een product of dienst
niet dezelfde informatie hebben, wat kan leiden tot ongelijkheid en problemen in relaties
tussen hen.  instellen van transparante criteria, het monitoren van prestatie van het
programma en het verstrekken van educatieve informatie aan opdrachtnemers.

Eenduidige probleem definitie – wicked problems – wicked actor constellatie – verschillende


ideeën over wat er vaar is en wat er goed is.

Besturen is moeilijk in de laat-moderniteit

 Castelles: van ‘uitbuiting’ naar ‘ uitsluiting’ > actoren groeperen zich steeds opnieuw,
ingesloten in wat bijdraagt, zonder bijdrage = geen insluiting.
 Lash: Outsourcing – taken worden vervuld waar dat effectief lijkt; niet waar het hoort

We worden een netwerksamenleving

1. De-institutionalisering:
a. De bron van kennis en voorkeuren verschuift van structuur… naar individu.
2. Leidt tot ver netwerking:
a. Interacties op basis van eigen kennis en voorkeur
b. Leidt dus tot: geen bijdragen = uitsluiting (… vervelend)
c. Maar vermindert: uitbuiting, want de de-institutionalisering laat alternatieve
leefpatronen toe (… fijn)
3. Dit geldt ook bij besturen:
a. Eigen kennis en eigen voorkeuren van bestuurders en bestuurden
b. Wat is een beleid?
c. Bestuurskunde> beleid is een setje posities, doeleinden en middelen.
Er staat dus hoe ingewikkelder de kennis, hoe meer je moet schuiven van sturen, naar kopen,
naar overleggen. Bij kopen mooie rol {beleidsmaker}: sturen! Bepalen van [doel] ‘betalen &
bepalen’. Bij kopen mooie rol {aanbieder}: uitvoeren! Capaciteit gebruiken doel [realiseren]
‘’Doen waarvoor je betaald wordt’’

 Abstracte afspraak | concrete werkelijkheid – is die kennis echt ‘gemiddeld


ingewikkeld’?
 Heeft {beleidsmaker}[kennis] om doel te bepalen en te sturen?
 Gebruikt {aanbieder} [capaciteit] op doel uit te voeren?
 Moeilijk vast te stellen: er is die tweezijdige informatie asymmetrie – de uitdaging om
te besturen is ingewikkeld.

Dubbele uitdaging:

[Doel] {beleidsmaker}[doel]{beleidsmaker} v.s. [middel] {uitvoerder} [middel] {uitvoerder}


Verschillende eigen voorkeuren, hebben verschillende eigen feitelijke ondersteuning. Als het
ingewikkelder wordt, moet je eigenlijk overleggen maar als je eigen belang zijn, moet je
eigenlijk aanbesteden. Het is ingewikkeld er zijn eigen belangen – wat nu?

 Mark Stout  We hebben te weinig oog voor gedifferentieerd, maar relationeel


mensbeeld (rechtsonder in tabel 1) en daarom plegen we governance die te weinig
problematiseert wie namens wie kan spreken (rechtsonder in tabel 3). Stout suggereert
de collaboratieve benadering; dat klinkt goed, maar klopt dit wel?

 Bartels and Turnbull  Interactie gebeurt in relaties, actoren zijn dus georiënteerd
op anderen, maar op welke manier?
o Doorbouwen aan de public value-benadering van mark Moore
o Individualistisch en instrumenteel strategisch – reflecteert dat dus echt de
multi-actor world?

 Provan and Kennis  bouwen vort op de netwerk-benadering (meso-niveau)


o Governance actoren zijn actoren zoals alle anderen > Ze hebben macht, maar
andere hebben ook macht > Ze hebben eigen voorkeuren maar andere hebben
ook eigen voorkeuren
o ‘’networks are comprised of autonomous organizations and, thus, are
essentially cooperative endeavors’’ – omdat actoren anders zijn, is hun
interactie anders, zijn dus netwerken niet helemaal hetzelfde. De drie basis
vormen:
 Participant governand: depend on involvement of all members;
decentralized collective self-governance
 In dit type netwerk is het beheer gedecentraliseerd en hangt af
van de betrokkenheid van alle leden. Alle organisaties binnen
het netwerken hebben invloed en zeggenschap over
besluitvorming en governance. Dit resulteert in een vorm van
collectief zelfbestuur, waarbij alle deelnemende organisaties een
rol spelen in het nemen van beslissingen en het sturen van het
netwerk.
 Lead-organization governed: depends on involvement of lead
member; centralized governance network
 In dit type netwerk speelt een leidende organisatie een centrale
rol in de governance. De besluitvorming en coördinatie zijn
gecentraliseerd en zijn voornamelijk afhankelijke van de
betrokkenheid van de leidende organisatie. Andere organisaties
in het netwerken hebben wellicht minder invloed op de
governance en volgen in grote lijnen het leiderschap van de
hoofdorganisatie.
 Administrative organization: network facilitation
 In dit geval ligt de nadruk op de rol van administratieve
organisatie die verantwoordelijk is voor het faciliteren en
beheren van het netwerk. Deze organisatie zorgt voor de
coördinatie, administratie en logistiek van het netwerk, zonder
noodzakelijkerwijs een dominante besluitvormingsrol te spelen.
Andere deelnemende organisaties vertrouwen op de
administratieve organisatie voor de operationele aspecten van
het netwerk.

Als vertrouwen en doelconsensus hoog scoren, shared governance kan – zo niet: dan niet.

Lead governance is zinvol, als vertrouwen en doelconsensus laag zijn. Maar ook: als er een
sterke organisatie is die kan leiden, kan de lead governance. Dus ook: zo niet, dan niet.

Network administratieve organisatie (NAO) is zinvol als ‘netwerk level competenties’


nodig zijn (bv: gezamenlijke administratieve afhandeling). Maar ook; als er consensus is over
dit beperkte issue, dan is deze beperkte samenwerking mogelijk dus ook: zo niet, dan niet.

‘’networks are comprised of autonomous organizations and, thus, are essentially cooperative
endeavors’’

Als autonome organisaties samenwerken, dan kan een netwerk een adequaat governacne
mechanisme zijn: als er mutual turst/strong lead organisation/ recognised need for joint
administration is, dan kan shared governance / lead organisation / nao effectief zijn. Maar zo
niet, dan niet.

Netwerk-als-governance past niet op netwerk-als-sociale structuur en daarom is besturen zo


moeilijk in de laat-moderniteit.

Wat nu?
 Beter sturen, betere stuurders, rationele meta-governance en de zin van hiërarchie?
 Nog slimmere prikkels?
 Beter netwerken: new public service, stewardship, new public governance en
collaborative governance?
 De uitdaging is dubbel: ironie en ploeteren, ironische meta-governance, analyse-,-
en/of aggregatieniveau van netwerken naar actor
Vol inzetten op professionaliteit en morele verantwoordelijkheid van de uitvoering
klantgerichte aanpak, integrale aanpak, maatwerk. Betekent allemaal ‘uitvoerder, kijk bij
concrete cliënt wat het beste is’ – dit miskent eigen belang professionals en verschillen tussen
professionals…

1) Formuleer eigen visie op het probleem. 2) zoek niet naar gemeenschappelijke visie
erken verschillen in visie. 3) zoek pas daarna naar raakvlakken en bekijk jezelf vanuit
de ander (duiden) bekijk de ander vanuit je zelf (verbinden).

Van gulzig bestuur naar veerkracht (Willem trommel)

Trommel agendeerde het vraagstuk met zijn analyse van gulzig bestuur: een steeds
opdringeriger, bemoeizuchtiger en krampachtiger optredend bestuur, dat juist als gevolg van
het verlies van maakbaarheid zijn maakbaarheidsgedachte radicaliseert. De beweging van
‘gouvernement to governance’ lijkt bescheiden, maar is een informele, subtiele doch
oneindige vorm van uitbreiding van het bestuurlijk apparaat. De stelling van Trommel is: dat
de wereld van politiek en bestuur in de ban is geraakt van een drievoudig
moderniseringsverlies. Op beleidsniveau biedt het verzorgingsstaatethos geen houvast
meer, op het niveau van staatsinstituties is sprake van gezagscrisis, en op
samenlevingsniveau schrompelt het vermogen tot binding en dus ordening ineen.

Berip veerkracht – materiaal kunde die in staat zijn om terug te buigen wanneer ze
onderdruk staan terug naar de originele vorm. Trommel: verlies van beheersing en
maakbaarheid beter te begrijpen. Als je veerkrachtig bent > de kracht om te herleven.
 Accepteer verlies [het gaat primair om verlies van maakbaarheid]
o Verdamping van… zie pagina 3 van deze samenvatting
 Koester ouder vrienden
o Geven ‘tegen binding’, waar spraken is van ontbinding (Kees Schuyt)
o Voorkomen uitzinnige strijd/vijanden denken
o En bieden bouwstenen voor ‘nieuw leven’
 Herleef
o Wie worden hier eigenlijk aangesproken? (vraag naar politieke gemeenschap)
o Wat na te streven? (vraag naar waarden/doelen)
o Hoe te handelen? (vraag naar publieke arbeid/verantwoording)
o > wat is passend in de huidige (laat moderne) maatschappelijke context?

Tegenstrijdig om de verzorgingsstaat als verlies te accepteren maar ook als goede vriend te
behouden (paradox) – je moet accepteren dat die ambitie van de wieg tot het graf de
burgers beschermen tegen alle risico’s is anders dan de verzorgingsstaat als basis. Het heeft
te maken met de schaal, op welke schaal. Praten over de verzorgingsstaat zorgen voor een
decent minimum. Niet onder een levensminimum kunnen zakken. Bepaalde voorzieningen.
Past niet in de globaliserende arbeidsmarkt.

Participatiesamenleving een alternatief [crafting cummunities]


 Tautologische onzin, sociologische gezien…
 Of… wellicht angstig lokalisme: ‘we willen onszelf weer zijn’
o Civiele sfeer – zelforganisatie
 Of… Solutionisme? ‘ we doen het beter’
o Professionalisme – kennis is leidend
 Maar in ieder geval gulzig: ‘we doen meer met minder!’
o Intentionele sfeer – politiek, beleid en management

De drie verschijningsvormen:
1. Subversief (‘beroepseer’)
2. Verbindend (‘de wereld een polder’)
3. Innoverend (‘lokale keuken’)

Willem trommel – rechtsstaat (veerkrachtig bestuur) Veerkrachtig – koesteren van oude


vrienden. Dit is de rechtsstaat  kenmerken van de Nederlandse rechtsstaat

1. Grondrechten

Klassieke grondrechten moet je beschermen tegen se staat (niet te veel invloed) 


discriminatie verbod. Verticale werking van grondrechten. Horizontaal beschermt je tegen
ander burgers. VB: Vrijheid van meningsuiting, sekse, geloof, politieke voorkeur

Klassieke grondrechten hebben geen absolute werking. Er kan een spanning zijn tussen
bepaalde klassieke grondrechten .VB: vrijheid van godsdienst en het discriminatie verbod.
Een christelijke school die geen homo’s wil. Als je kijk naar grondwet dat de wet ook
beperkingen kan opnemen – vrijheid van meningsuiting

Er is geen spraken van een constitutionele toetsing -> (Duitsland wel) niet aan de grondwet
getoetst worden – wetten van hoog niveau (2e eerste kamer) die geleden sws. Of ze in strijd
zijn met de grondwet of niet. Wetten gelden ongeacht in strijd met de grondwet. In theorie
kan de tweede kamer wetten instellen die klassieke grondrechten te niet doen – bijvoorbeeld
protest helemaal afschaffen (vrijheid van meningsuiting)

Sociale grondrechten – overheid moeten aansporen om dingen te doen (bestaanszekerheid,


onderwijs, openbaar vervoer)

De Nederlandse rechtsstaat waarborgt fundamentele grondrechten voor alle burgers. Deze


rechten omvatten vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, recht op
privacy en recht op gelijke behandeling. Deze rechten worden beschermd door de grondwet
en internationale verdragen.
2. Legaliteitseis

Alleen dan ingrijpen in vrijheden en/of eigendomen van burgers, is daarvoor een wettelijke
grondslag nodig. BV: honden belasting Gemeente bestuurders kunnen dit doen omdat de
wet dit mogelijk maakt.  VB: fluor arrest gemeentelijk waterleiding bedrijf levert water aan
alle mensen van Amsterdam, sommige burgers zeiden we willen geen fluor in het water.
‘’verplicht water met fluor te drinken’’ grijpt in onze vrijheden.

Legaliteitsbeginsel – wettelijke basis van de avondklok (en daarop gebaseerde boetes) tijdens
de corona periode. Is er voldaan aan de legaliteitseis?

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat overheidsinstanties alleen bevoegdheden kunnen


uitoefenen ie uitdrukkelijk zijn toegekend door de wet. De overheid moet handelen binnen de
grenzen van de wet en mag geen willekeurige beslissingen nemen.

3. Machtenscheiding (trias politica)

Scheiding van de wetgevende(2e en 1e kamer), uitvoerende (regering) en rechtsprekende


macht (banken en hoven). Scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht is niet
waterdicht – de regering maakt algemene regelingen (algemene maatregelen van bestuur)
dit lijkt veel op wetgeving. Maar ook de regering maakt ook algemene regelingen wat lijkt op
wetten. Als de regering als uitvoerende macht optreed maken ze algemene regels.

Discussie naar aanleiding van arrest (2019) van Hoge Raad in geschil tussen milieu
organisatie Uganda en Nederlandse staat. | internationale milieu verdragen?

De Nederlandse Rechtsstaat omvat het principe van de trias politica, waarin de machten van
de staat zijn verdeeld in drie takken: de wetgevende macht (Staten-Generaal), de uitvoerende
macht (de regering) en de rechtelijke macht (onafhankelijke rechtbanken). Deze scheiding
van machten is bedoeld om machtsmisbruik te voorkomen en een systeem van checks and
Balance te creëren.

4. Gebonden aan de wet [grondwettelijke grondslag]

Alle bedrijven, burgers en overheidsinstanties moeten zich houden aan de Nederland


gelende wettelijke regelingen. Niet alleen legaliteitseis (wettelijke basis ingrijpen
eigendomen vrijheid) maar ook aan eis dat elke overheidsoptreden in overeenstemming
moet zijn met toepasselijke wet-en regelgeving. || Met andere woorden, om
eigendomsrechten en individuele vrijheden te beperken, moet er een duidelijke wettelijke
grondslag zijn. Dit betekend dat niemand willekeurig of zonder juridische rechtvaardigheid
kan ingrijpen in eigendommen of vrijheden van anderen. (bescherming individuele rechten!)

VB: toeslagen affaire  was het punt dat er te goed aan wetten werd gehouden, ze waren
keihard. Als je een kleine fout beging was je flink te klos. Bewust zijn regels gemaakt die
keihard waren en door de belastingdienst heel strikt uitgevoerd. In de huidige staat had er
moeten afgeweken van de regel – reflectie van de rechtelijke macht zelf.

De Nederlandse rechtsstaat is gebaseerd op een geschreven grondwet. De grondwet bevat


fundamentele beginselen en grondrechten die de basis vormen voor de rechtsstaat.

5. Onafhankelijke rechtspraak

Overheidsrechtspraak – beroepsrechters (met inschakeling van externe deskundigen). VB:


Wetboek van strafrecht staat maximaal strafrechten er staat niet hoeveel minimaal
bijvoorbeeld zware mishandeling dan heb je maximaal 10 jaar. Maar het is onduidelijk of er is
geen minimale straf. De rechters zijn ‘veel te vrij’.

Bindend advies- verplicht opvolgen – de rijdende rechter. (alternatieve vorm van


geschillenbeslechting) – bindende beslissing nemen over het geschil, en de partijen zijn
verplicht om deze beslissingen te accepteren en op te volgen.

Zaken en geschillen worden beslist door rechters die in dienst zijn van de overheid. In dit
systeem hebben deze rechters bevoegdheid om juridische kwesties te behandelen en
beslissingen te nemen in overeenstemming met de bestaande wetten.

De rechterlijke macht in Nederland is onafhankelijk en heeft de bevoegdheid om de wet te


interpreteren en geschillen te beslechten. Rechters zijn niet onderworpen aan politieke
inmenging en dienen rechtvaardigheid en rechtszekerheid te waarborgen.

6. Vervolging en bestraffing

Verschil tussen overheid en particulieren – wetsovertreding begaat en bestraft worden door


de rechter. VB: Enschedese vuurwerkramp, Schiphol brand, mogelijke gevolgen voor
toeslagenaffaire). Zowel de overheid als particulieren worden onderworpen aan dezelfde
wetten. Dit betekent dat zowel individuen als de overheid zich aan de wet moeten houden.
Als iemand de wet overtreedt, moet hij/zij worden vervolgend en bestraft volgens de wet.

Strafrechtelijke immuniteit van ambtenaren / overheid / bestuurders (en om deze misschien


op te heffen.)

Burgers hebben het recht om in beroep te gaan tegen overheidsbeslissingen en zich te


verdedigen tegen onrechtmatige acties van de overheid. Dit omvat het recht om een eerlijk
proces en toegang tot de recht (rechtsbescherming)

7. Rechtszekerheid

Burgers moeten weten wat hun rechten en plichten zijn (overheid ook) het recht moet
duidelijk zijn, en ons zekerheid bieden. Van toepassing op zowel wettelijke regelingen als op
rechterlijke uitspraken.
Systematische toets door ministerie van Justie en Veiligheid op de onder andere
duidelijkheid van de wet – is de wet duidelijk? WIEB – wat ik eigenlijk bedoel. Klare taal
bokaal

Rechtszekerheid houdt in dat wetten en regels duidelijk en voorspelbaar zijn, zodat burgers
hun gedrag en handelingen kunnen aanpassen aan de gelende normen. Wetten moeten
consistent en niet-retroactief zijn.

Veerkracht [resilience] = in bestuur verwijst naar het vermogen van een samenleving,
organisatie of systeem om zich aan te passen aan veranderingen, tegenslagen of onverwachte
gebeurtenissen. Veerkrachtig bestuur houdt in dat er mechanismen en strategieën worden
ontwikkeld om de impact van schokken te minimaliseren en snel te herstellen. Het is
gebaseerd op het idee dat verandering en onzekerheid onvermijdelijk zijn, en dat het
belangrijk is om flexibel en snel te reageren op nieuwe uitdagingen. Veerkrachtig bestuur gaat
vaak hand in hand met het bevorderen van de samenwerking, adaptie en leren.

Gulzig bestuur [gulzigheid]: gulzig bestuur verwijst naar een benadering van bestuur
waarbij de nadruk ligt op het maximaliseren van eigenbelang en het vergaren van middelen en
macht. Het wordt gekenmerkt door een sterke focus op winst, groei en accumulatie van
hulpbronnen. Gulzig bestuur kan leiden tot het negeren van lange termijn doelen, sociale
rechtvaardigheid en duurzaamheid ten gunste van onmiddellijke en persoonlijke voordelen.

Rationalistisch traditioneel bestuur: deze term verwijst naar een traditionele benadering
van bestuur die is gebaseerd op rationele, geplande en gestructureerde processen. Het gaat
vaak uit van het idee dat problemen kunnen worden opgelost door middel van alyse,
beleidsvorming en efficiënte implementatie van beleid. Deze benadering leg de nadruk op het
volgen van regels en procedures, het minimaliseren van onzekerheid en het streven naar
efficiëntie in besluitvorming.

Besturen in de laat-moderniteit (post moderniteit) is moeilijker door:


 Complexiteit en globalisering – onderling verbonden op de wereldschaal
 Diversiteit en pluralisme – samenleving is divers geworden
 Veranderende maatschappelijke normen
 Technologische ontwikkelingen
 Complexiteit van beleidskwesties
 Veeleisende burgers – beter opgeleid en geïnformeerd, wat leidt tot hogere
verwachtingen
 Machtsverschuivingen
 Onzekerheid en complexe problemen
 Sociale media en desinformatie

Vereist flexibiliteit, adaptief vermogen en een diepgaand begrip van de veranderende


dynamiek van de samenleving en de wereld (veerkracht). Bestuurders moeten in staat zijn om
beleid te ontwikkelen en uit te voeren dat de belangen van de samenleving en de rechten van
individuen bescherm in een snel veranderende omgeving.

You might also like