You are on page 1of 710

XC60

G EB RUIK E RSHA N DLE IDIN G


VÄLKOMMEN!

We hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het door te nemen. De gebruikershandleiding is tevens beschikbaar als
ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers vooropge- mobiele app (Volvo Manual) en op de supportsite van Volvo Cars
staan. Volvo streeft ernaar auto's te produceren die tot de veiligste ter (support.volvocars.com).
wereld behoren. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veilig-
We adviseren bovendien iedereen om in deze auto en andere auto's de
heidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
veiligheidsgordel te dragen. Rijd niet wanneer u onder de invloed bent
Om nog meer plezier van uw Volvo te hebben, adviseren we u om de van alcohol of medicijnen – of als u rijvermogen om wat voor reden dan
instructies en de onderhoudsinformatie in deze gebruikershandleiding ook beperkt is.
INHOUD
INFORMATIE VOOR DE UW VOLVO VEILIGHEID
EIGENAAR Volvo ID 28 Veiligheid 44
Bedieningsinformatie 16 Volvo ID aanmaken en registreren 28 Veiligheid tijdens de zwangerschap 45
Gebruikershandleiding op middendisplay 17 Drive-E - schoner rijplezier 30 Whiplash Protection System 45
Navigeren in de gebruikershandlei- 19 IntelliSafe - rijhulp 33 Veiligheidsgordels 47
ding op het middendisplay
Sensus - connectiviteit en entertainment 34 Veiligheidsgordel omdoen en losmaken 47
Gebruikershandleiding op mobiele 21
apparaten Software-updates 37 Gordelspanners 49
Supportsite van Volvo Cars 21 Vastlegging van gegevens 37 Elektrische gordelspanner resetten* 50
Gebruikershandleiding doornemen 22 Servicevoorwaarden 38 Portier- en gordelwaarschuwing 50
Milieu-aspecten van de gebruikers- 25 Privacybeleid voor klanten 38 Airbags 51
handleiding Belangrijke informatie over accessoi- 39 Bestuurdersairbags 52
res en extra uitrusting
Passagiersairbag 53
Installatie van accessoires 39
Passagiersairbag* activeren en deac- 54
Uitrusting aansluiten op de diagno- 40 tiveren
seaansluiting van de auto
Zijairbags 57
Voertuigidentificatienummer van 41
auto tonen Opblaasgordijnen 57
Afleiding van de bestuurder 41 Safety Mode 58
Auto in Safety Mode starten en ver- 59
plaatsen
Kinderveiligheid 60
Kinderzitje 61
Bovenste bevestigingspunten voor 61
kinderzitjes
Onderste bevestigingspunten voor 62
kinderzitjes
i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten 63
voor kinderzitjes

2
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Positie van kinderzitje 63 Instrumenten en bediening bij een 74 Opgeslagen bestuurdersdisplaymel- 102
auto met het stuur links dingen hanteren
Kinderzitje monteren 65
Instrumenten en bediening bij een 75 Overzicht van het middendisplay 104
Plaatsingstabel voor kinderzitjes die 67 auto met het stuur rechts
de veiligheidsgordel in de auto gebruiken Middendisplay hanteren 107
Bestuurdersdisplay 78
Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes 69 Middendisplay activeren en deactiveren 110
Instellingen voor bestuurdersdisplay 82
Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes 70 Navigeren in schermen op het mid- 110
Brandstofmeter 83 dendisplay
Boordcomputer 83 Deelschermen op middendisplay 114
hanteren
Rijstatistieken tonen op het bestuur- 85
dersdisplay Functiescherm op het middendisplay 117
Dagteller resetten 86 Apps en knoppen op middendisplay 119
verplaatsen
Verbruiksinfo weergeven op het mid- 86
dendisplay Symbolen op de statusbalk van het 119
middendisplay
Instellingen voor verbruiksinfo 87
Toetsenbord op middendisplay 121
Tijd en datum 88
Taal wijzigen voor toetsenbord van 125
Buitentemperatuurmeter 88 middendisplay
Controlesymbolen op bestuurdersdisplay 89 Handmatig tekens, letters of woor- 125
Waarschuwingssymbolen op 91 den invoeren op middendisplay
bestuurdersdisplay Opzet van middendisplay aanpassen 127
Licentieovereenkomst voor bestuur- 92 Volume van systeemgeluid uitscha- 127
dersdisplay kelen of aanpassen op middendisplay
Applicatiemenu op bestuurdersdisplay 98 Systeemeenheden wijzigen 128
Appmenu op bestuurdersdisplay 99 Systeemtaal wijzigen 128
hanteren
Instellingen openen op middendisplay 128
Melding op bestuurdersdisplay 100
Contextuele instellingen openen op 129
Melding op bestuurdersdisplay hanteren 101 het middendisplay
Instellingen wijzigen op middendisplay 130

3
VERLICHTING RUITEN, GLASWERK EN
Gebruikersgegevens resetten bij 130 Verlichtingsbediening 148 SPIEGELS
doorverkoop Ruiten, glazen daken en spiegels 164
Verlichtingsfuncties aanpassen via 149
Instellingen resetten op middendisplay 131 het middendisplay Inklembeveiliging op ruiten en zon- 164
Instellingstypes op middendisplay 131 Koplamphoogte aanpassen 150 neschermen
Tabel met instellingen op middendisplay 132 Stadslichten voor/achterlichten 151 Resetprocedure voor de inklembe- 165
veiliging
Bestuurdersprofielen 133 Dagrijlicht 151
Elektrisch bedienbare ruiten 165
Bestuurdersprofiel kiezen 134 Dimlicht 152
Elektrisch bedienbare ruiten 166
Naam van bestuurdersprofiel wijzigen 135 Groot licht gebruiken 153
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 167
Instellingen resetten in bestuurder- 135 Automatisch groot licht 153
sprofielen Dimfunctie van spiegels aanpassen 168
Richtingaanwijzers gebruiken 155
Transpondersleutel koppelen aan 136 Buitenspiegels kantelen 169
bestuurdersprofiel Actieve bochtverlichting* 156
Panoramadak* 170
Melding op het middendisplay 137 Mistlampen voor/bochtverlichting* 156
Panoramadak* bedienen 172
Meldingen op middendisplay hanteren 138 Mistachterlicht 157
Automatische sluiting van zonne- 174
Opgeslagen middendisplaymeldin- 138 Remlichten 158 scherm van panoramadak*
gen hanteren Noodremlichten 158 Ruitenwissers gebruiken 175
Head-updisplay* 139 Alarmlichten 158 Verwarmde sproeikoppen voor de 176
Head-updisplay* activeren en deactiveren 141 Follow Me Home-verlichting gebruiken 159 ruitenwissers*
Instellingen voor head-updisplay* 141 Approach-verlichting 159 Regensensor gebruiken 176
Stembediening 142 Interieurverlichting 160 Geheugenfunctie van regensensor 177
gebruiken
Stembediening gebruiken 143 Interieurverlichting aanpassen 162
Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken 178
Stembediening telefoon 144
Achterruitwisser en -sproeier 179
Stembediening radio en media 145
Automatische activering achterrui- 179
Instellingen voor stembediening 145 twisser bij achteruitrijden

4
STOELEN EN STUURWIEL KLIMAAT
Handmatig bediende voorstoel 182 Klimaatregeling 198 Elektrische stuurverwarming* active- 216
ren en deactiveren
Elektrisch bedienbare voorstoel* 183 Klimaatzones 198
Automatische inschakeling van elek- 216
Elektrisch bedienbare voorstoel* ver- 183 Klimaatsensoren 199 trische stuurverwarming* activeren
stellen en deactiveren
Gevoelstemperatuur 199
Geheugenfunctie instellen voor elek- 184 Automatische klimaatregeling activeren 217
Stembediening klimaat 200
trisch bedienbare voorstoel*
Luchtkwaliteit 201 Luchtrecirculatie activeren en deacti- 217
Geheugenfunctie van elektrisch 185 veren
bedienbare stoel gebruiken Clean Zone* 201
Timerinstelling voor luchtrecirculatie 218
Instellingen voor massagefunctie van 186 Clean Zone Interior Package* 202 activeren en deactiveren
voorstoel*
Interior Air Quality System* 202 Maximale ontwaseming activeren en 218
Instellingen voor massagefunctie* 187 deactiveren
voorstoel aanpassen Luchtkwaliteitssensor* activeren en 203
deactiveren Elektrische voorruitverwarming* acti- 220
Verlengbaar zitkussen van voorstoel 187 veren en deactiveren
verstellen Interieurfilter 203
Automatische inschakeling van elek- 221
Zijsteunen* voorstoel instellen 188 Luchtverdeling 204 trische voorruitverwarming* activeren
Lendensteun* voorstoel instellen 189 Luchtverdeling aanpassen 204 en deactiveren
Passagiersstoel verstellen vanaf 189 Blaasmonden openen, sluiten en richten 205 Elektrische achterruit- en buitenspie- 221
bestuurdersstoel* gelverwarming activeren en deactiveren
Tabel met luchtverdelingsstanden 207
Rugleuning achterbank omklappen 190 Automatische inschakeling van elek- 222
Klimaatregelingsbediening 210 trische achterruit- en buitenspiegel-
Hoofdsteunen achterbank verstellen 193 Elektrische voorstoelverwarming* 213 verwarming activeren en deactiveren
Bedieningselementen op stuurwiel 194 activeren en deactiveren Ventilatorstand voorin regelen 222
en claxon Automatische inschakeling van elek- 213 Ventilatorstand achterin* regelen 223
Stuurslotfout 195 trische stoelverwarming voorin* acti-
veren en deactiveren Temperatuur voorin regelen 224
Stuurwiel instellen 195
Elektrische stoelverwarming achter* 214 Temperatuur achterin* regelen 225
activeren en deactiveren Temperatuur synchroniseren 226
Stoelventilatie voor* activeren en 215 Airconditioning activeren en deactiveren
deactiveren 227
Parkeerklimaat* 227

5
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN
Preconditioning* 228 EN ALARM Locatie antennes voor start- en ver- 268
Vergrendelingsindicatie 240 grendelingssysteem
Preconditioning* inschakelen/ 228
uitschakelen Instelling voor vergrendelingsbevestiging 241 Vergrendelen en ontgrendelen van 269
de binnenzijde van de auto
Timerinstelling voor preconditioning* 229 een transpondersleutel 241
Achterklep ontgrendelen vanaf de 271
Timerinstelling voor preconditioning* 230 Vergrendelen en ontgrendelen met 243 binnenzijde
toevoegen en bewerken transpondersleutel
Kinderslot activeren en deactiveren 271
Timerinstelling voor preconditioning* 231 Instellingen voor ontgrendeling op 244
activeren en deactiveren afstand en van de binnenzijde Automatische vergrendeling bij het 273
wegrijden
Timerinstelling voor preconditioning* 232 Achterklep ontgrendelen met trans- 245
verwijderen pondersleutel Elektrisch bedienbare achterklep* 273
openen en sluiten
Klimaatcomfort bij parkeren* 232 Bereik transpondersleutel 246
Maximale openingshoek voor elektri- 276
Klimaatcomfort tijdens het parkeren* 233 Batterij in transpondersleutel vervangen 247 sche achterklepbediening* program-
inschakelen en uitschakelen meren
Meer transpondersleutels nabestellen 250
Symbolen en meldingen voor par- 234 Achterklep openen en sluiten met 277
keerklimaat* Red Key - transpondersleutel met 250 een schopbeweging*
beperkte functionaliteit*
Verwarming* 235 Privacy locking 279
Instellingen voor Red Key* 251
Standverwarming* 236 Privacy locking activeren en deactiveren 279
Afneembaar sleutelblad 252
Extra verwarming* 237 Alarm* 280
Vergrendelen en ontgrendelen met 253
Automatische inschakeling van extra 238 afneembaar sleutelblad Alarm* activeren en deactiveren 282
verwarming activeren en deactiveren
Elektronische startblokkering 255 Verlaagde guard* 283
Typegoedkeuring voor transponders- 256 Safelock-functie* 284
leutels
Safelock-functie* tijdelijk deactiveren 284
Keyless vergrendeling/ontgrendeling 265
en aanraakgevoelige gebieden* Detectie van onbekende autocompo- 285
nenten*
Passief vergrendelen en ontgrendelen* 266
Instellingen voor passieve ontgrendeling* 267
Achterklep passief ontgrendelen* 267

6
BESTUURDERSONDERSTEUNIN
G Beperkingen van de automatische 301 Tijdsverschil instellen voor adaptieve 317
Rijhulpsystemen 288 snelheidsbegrenzer cruisecontrol
Snelheidsafhankelijke stuurkracht 288 Cruisecontrol 302 Adaptieve cruisecontrol deactiveren/ 319
heractiveren
Stabiliteitsregeling Roll Stability Control 289 Cruisecontrol activeren en starten 303
Inhaalassistent met adaptieve cruise- 321
elektronische stabiliteitsregeling 290 Snelheidsfuncties voor cruisecontrol 304 control
Sportstand bij elektronische stabili- 291 Snelheidsbegrenzer deactiveren en 305 Inhaalassistent van adaptieve cruise- 321
teitsregeling stand-by zetten control starten
Sportstand van elektronische stabili- 292 Cruisecontrol heractiveren vanuit de 306 Beperkingen van de inhaalassistent 321
teitsregeling activeren/deactiveren stand-bystand bij adaptieve cruisecontrol
Beperking van Sportstand van elek- 292 Cruisecontrol uitschakelen 307 Van doelvoertuig veranderen bij 322
tronische stabiliteitsregeling Afstandswaarschuwing* 307 adaptieve cruisecontrol
Symbolen en meldingen voor elek- 293 Head-updisplay voor afstandswaar- 308 Automatische remfunctie van adap- 322
tronische stabiliteitsregeling schuwing tieve cruisecontrol
Snelheidsbegrenzer 294 Afstandswaarschuwing activeren/ 309 Beperkingen van adaptieve cruisecontrol 323
Snelheidsbegrenzer activeren en starten 295 deactiveren Wisselen tussen cruisecontrol en 324
Tijdsverschil instellen voor afstands- 309 adaptieve cruisecontrol
Snelheidsfuncties voor snelheidsbe- 295
grenzer waarschuwing Symbolen en meldingen voor adap- 326
Beperkingen van afstandswaarschuwing 310 tieve cruisecontrol
Snelheidsbegrenzer deactiveren en 296
stand-by zetten Adaptieve cruisecontrol* 311 Pilot Assist 328
Snelheidsbegrenzer heractiveren 297 Adaptieve cruisecontrol en waar- 314 Pilot Assist en waarschuwing bij 332
vanuit de stand-bystand schuwing bij een dreigende botsing dreigende aanrijding
Snelheidsbegrenzer uitschakelen 297 Head-updisplay voor adaptieve 315 Head-updisplay voor Pilot Assist bij 332
cruisecontrol bij gevaar voor botsingen dreigende botsing
Beperkingen van de snelheidsbegrenzer 298
Adaptieve cruisecontrol activeren en 315 Pilot Assist activeren en starten 333
Automatische snelheidsbegrenzer 298
starten Snelheidsfuncties voor Pilot Assist 334
Automatische snelheidsbegrenzer 300
activeren/deactiveren Snelheidsfuncties voor adaptieve 316 Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist 335
cruisecontrol
Tolerantie voor de automatische 301 Pilot Assist deactiveren/heractiveren 336
snelheidsbegrenzer wijzigen

7
Inhaalassistent met Pilot Assist 338 City Safety met stuurhulp bij een uit- 365 Verkeersbordinformatie en Sensus 384
wijkmanoeuvre Navigation
Inhaalassistent van Pilot Assist starten 338
Beperkingen van de stuurhulp van 366 Verkeersbordinformatie met snel- 384
Beperkingen van de inhaalassistent 339 City Safety bij een uitwijkmanoeuvre heidswaarschuwing en instellingen
van Pilot Assist
City Safety bij ontoereikende uitwijk- 366 Snelheidswaarschuwing van ver- 385
Van doelvoertuig veranderen bij Pilot 339 manoeuvre keersbordinformatie activeren/deac-
Assist tiveren
Beperkingen van City Safety 367
Automatische remfunctie van Pilot Assist 340 Informatie op verkeersbord met 386
Meldingen voor City Safety 370 informatie over flitspalen
Beperkingen van Pilot Assist 340
Rear Collision Warning 371 Beperkingen van Verkeersbordinformatie 386
Symbolen en meldingen voor 342
Pilot Assist* Beperkingen van Rear Collision Warning 371 Driver Alert Control 387
Radarsensor 343 BLIS* 372 Driver Alert Control activeren/deactiveren 388
Beperkingen van de radarsensor 345 Activeren/deactiveren BLIS 373 Begeleiding naar parkeerplaats kie- 389
Aanbevolen onderhoud van de radar- 348 Beperkingen van BLIS 374 zen bij waarschuwing van Driver Alert
sensor Control
Aanbevolen onderhoud van BLIS 374
Typegoedkeuring voor radarsensor 349 Beperkingen van Driver Alert Control 389
Meldingen voor BLIS 376
Camera 353 Rijbaanassistent 389
Cross Traffic Alert* 377
Beperkingen van de camera 354 Stuurhulp bij rijbaanassistent 391
Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert 378
Aanbevolen onderhoud van de camera 357 Rijbaanassistent activeren/deactiveren 392
Beperkingen van Cross Traffic Alert 378
City Safety™ 357 Assistentie-opties voor rijbaanassis- 392
Onderhoudsadvies voor Cross Traffic 379 tent kiezen
Parameters en deelfuncties van City 358 Alert
Safety Beperkingen van rijbaanassistent 392
Meldingen voor Cross Traffic Alert 380
Waarschuwingsafstand instellen voor 360 Symbolen en meldingen voor rijbaa- 394
City Safety Verkeersbordinformatie* 381 nassistent
Obstakeldetectie met City Safety 361 Verkeersbordinformatie activeren/ 382 Symbolen op het bestuurdersdisplay 396
deactiveren voor de rijbaanassistent
City Safety bij kruisend verkeer 364
Verkeersbordinformatie en bordweergave 382 Stuurhulp bij botsgevaar 397
Beperkingen van City Safety bij krui- 364
send verkeer

8
STARTEN EN RIJDEN
Stuurhulp bij dreigende botsing acti- 397 Symbolen en meldingen voor parkeerhulp 410 Motor starten 430
veren/deactiveren
Parkeerhulpcamera* 411 Auto afzetten 431
Stuurhulp bij dreigende bermongelukken 398
Camera-aanzichten van de parkeer- 412 Contactslotstanden 432
Niveau van stuurhulp bij dreigende 398 hulpcamera's
bermongelukken Contactslotstand kiezen 433
Hulplijnen voor parkeerhulpcamera 414
Stuurhulp bij dreigende bermonge- 399 Alcoholslot* 434
lukken activeren/deactiveren Sensorveld van parkeerhulp voor par- 416
keerhulpcamera Alcoholslot* omzeilen 434
Beperkingen van de stuurhulp bij 399 Alvorens een motor met alcoholslot 435
dreigende bermongelukken Parkeerhulpcamera starten 416
te starten
Stuurhulp bij dreigende tegenligger- 400 Beperkingen van parkeerhulpcamera 417
Remsystemen 435
botsing Aanbevolen onderhoud van de par- 418
keerhulpcamera Rempedaal 436
Stuurhulp bij dreigende botsing met 401
tegenliggers activeren/deactiveren Symbolen en meldingen voor de par- 419 Remversterker 437
Beperkingen van de stuurhulp bij 401 keerhulpcamera Remmen op natte rijbanen 437
dreigende tegenliggerbotsing Actieve parkeerhulp* 420 Remmen op gepekelde rijbanen 438
Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* 402 Parkeervarianten bij actieve parkeerhulp 420 Onderhoud van het remsysteem 438
Stuurhulp bij dreigende staartbotsing 403 Inparkeren met actieve parkeerhulp 421 Parkeerrem 438
activeren/deactiveren*
Uitparkeren met actieve parkeerhulp 424 Parkeerrem activeren en deactiveren 439
Beperkingen van de stuurhulp bij 403
dreigende staartbotsing Beperkingen van de Actieve parkeer- 425 Instelling voor automatische active- 440
hulp* ring van de parkeerrem
Symbolen en meldingen voor de 405
stuurhulp bij een dreigende botsing Aanbevolen onderhoud van de 427 Op een helling parkeren 441
actieve parkeerhulp
Parkeerhulp* 406 Bij een storing in de parkeerrem 441
Meldingen voor Actieve parkeerhulp* 428
Parkeerhulp aan voorzijde, achter- 407 Automatische rem bij stilstand 442
zijde en zijkanten
Automatische rem bij stilstand acti- 442
Parkeerhulp activeren/deactiveren 408 veren en deactiveren
Beperkingen van parkeerhulp 408 Hulp tijdens het wegrijden op een helling 443
Aanbevolen onderhoud van de par- 409 Automatisch remmen na een aanrijding 443
keerhulp

9
Versnellingsbak 444 Afdalingsremregeling* 467 In- en uitklapbare trekhaak* 487
Handgeschakelde versnellingsbak 445 Afdalingsremregeling* activeren en 468 Rijden met aanhangwagen 489
deactiveren met functieknop
Schakelstanden van een automati- 445 Aanhangwagenstabilisering* 491
sche versnellingsbak Zuinig rijden 468
Aanhangwagenverlichting controleren 492
Schakelen met stuurpaddles* 447 Voorbereidingen voor een lange rit 469
Op trekhaak gemonteerde fietsdrager* 493
Keuzehendelblokkering 448 Rijden tijdens de winter 470
Slepen 494
Automatische schakelblokkering 449 Doorwaaddiepte 471
opheffen Sleepoog monteren en demonteren 495
Tankvulklep openen en sluiten 471
Kickdownfunctie 450 Bergen 497
Brandstof tanken 472
Schakelindicator* 450 HomeLink®* 498
Hanteren van brandstof 473
Vierwielaandrijving* 451 HomeLink®* programmeren 498
Benzine 473
Rijmodi* 452 HomeLink gebruiken 500
Benzineroetfilter 474
Rijmodus* wijzigen 454 Typegoedkeuring voor HomeLink®* 501
Dieselolie 475
Rijmodus ECO 454 Kompas 501
Wanneer u de tank leegrijdt van een 476
Rijmodus ECO activeren en deactive- 457 dieselmodel Kompas activeren en deactiveren 502
ren met functieknop Roetfilter 477 Kompas kalibreren 502
Start/Stop-systeem 457 Uitlaatgasreiniging met AdBlue® 477
Rijden met Start/Stop-systeem 457 AdBlue® hanteren 478
Start/Stop-systeem tijdelijk uitschakelen 459 AdBlue® controleren en bijvullen 479
Voorwaarden voor het Start/Stop- 459
systeem Symbolen en meldingen voor AdBlue® 481
Niveauregeling* en schokdemping Oververhitting van motor en aandrijving 483
462
Overbelasting van de startaccu 484
Instellingen voor niveauregeling* 465
Starthulp met andere accu 484
Lagesnelheidsregeling* 465
Trekhaak* 486
Lagesnelheidsregeling* activeren en 466
deactiveren met functieknop Specificaties van de trekhaak* 486

10
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Audio, media en internet 506 DivX® weergeven 522 Telefoon met Bluetooth-verbinding 536
loskoppelen
Audio-instellingen 506 Instellingen voor video 523
Andere telefoon met Bluetooth-ver- 536
Apps 508 Media via Bluetooth® 523 binding kiezen
Apps downloaden 509 Eenheid aansluiten via Bluetooth® 523 Telefoon met Bluetooth-verbinding 537
Apps bijwerken 509 verwijderen
Media AUX/USB-poort 524
Apps verwijderen 510 Telefoonfuncties 537
Eenheid aansluiten via USB-poort 524
Radio 510 Berichtfuncties 538
TV* 525
Radio starten 511 Instellingen voor tekstbericht 539
Tv* gebruiken 525
Van radioband en radiozender wisselen 512 Telefoonboekfuncties 540
Instellingen voor tv* 526
Radiokanaal zoeken 512 Instellingen voor telefoon 540
Apple® CarPlay®* 526
Radiofavorieten instellen 513 Instellingen voor Bluetooth-apparaten 541
Apple® CarPlay®* gebruiken 527
Instellingen voor radio 514 Auto met actieve internetverbinding* 541
Instellingen voor Apple® CarPlay®* 528
RDS-radio 515 Internetverbinding voor de auto 543
Tips voor het gebruik van Apple® 529 maken via een mobiel apparaat
Digitale radio* 516 CarPlay®* (Bluetooth)
Schakelen tussen de radiobanden 517 Android Auto* Internetverbinding voor de auto 543
529
FM en digitale radio* maken via een mobiel apparaat (Wi-Fi)
Android Auto* gebruiken 530
Mediaspeler 517 Internetverbinding voor de auto 544
Instellingen voor Android Auto* 531 maken via automodem (simkaart)
Media afspelen 518
Tips voor het gebruik van Android Auto* 532 Instellingen voor automodem 545
Media regelen en van media wisselen 519
Telefoon 532 Internetverbinding van auto delen via 546
Media zoeken 520 Wi-Fi-hotspot
Telefoon eerste keer verbinden met 533
Gracenote® 521 de auto via Bluetooth Geen internetverbinding of een 547
Cd-speler* 521 slechte verbinding
Telefoon automatisch verbinden met 535
Video 522 de auto via Bluetooth Wi-Fi-netwerk verwijderen 547
Video afspelen 522 Telefoon handmatig verbinden met 535 Techniek en veiligheid rond Wi-Fi 548
de auto via Bluetooth

11
WIELEN EN BANDEN
Gebruiksvoorwaarden en gegevens- 548 Banden 562 Noodreparatieset voor banden 583
uitwisseling
Maataanduiding voor banden 564 Noodreparatieset voor banden gebruiken 584
Gegevensuitwisseling activeren en 548
deactiveren Maataanduiding voor wielen 565 Band oppompen met compressor uit 587
reparatieset voor banden
Compatibele formaten voor media 549 De draairichting van de banden. 565
Technische specificaties voor USB- 550 Slijtage-indicator van banden 566
eenheden Bandenspanning controleren 566
Vrije geheugenruimte op harde schijf 550 Bandenspanning aanpassen 567
Licentieovereenkomst voor audio en 551 Aanbevolen bandenspanning 568
media
Bandenspanningscontrolesysteem* 569
Bandenspanningscontrolesysteem 570
kalibreren*
Bandenspanningsstatus op het mid- 572
dendisplay* bekijken
Maatregel bij een waarschuwing voor 573
een lage bandenspanning
Bij het verwisselen van wielen 574
Gereedschapsset 574
Krik* 575
Wielbouten 575
Wielen demonteren 576
Wiel monteren 578
Reservewiel* 579
Reservewiel tevoorschijn halen 580
Winterwielen 581
Sneeuwkettingen 582

12
LAADMOGELIJKHEDEN, ONDERHOUD EN SERVICE
OPBERGMOGELIJKHEDEN EN Serviceprogramma van Volvo 612 Lampspecificaties 630
INTERIEUR Gegevensoverdracht tussen auto en 612 Startaccu 631
Auto-interieur 590 werkplaats via wifi
Hulpaccu 634
Tunnelconsole 591 Download Center 613
Symbolen op de accu's 635
Stroomaansluitingen 592 Systeemupdates hanteren via Down- 613
load Center Zekeringen en relais- en zekering- 636
Elektrische aansluitingen gebruiken 594 houders
Autostatus 614
Dashboardkastje gebruiken 596 Zekering vervangen 637
Afspraak maken voor servicebeurt en 614
Zonnekleppen 597 reparatie Zekeringen in motorruimte 638
Bagageruimte 598 Autogegevens naar de werkplaats sturen 616 Zekeringen onder dashboardkastje 641
Adviezen voor het vervoer van bagage 598 Auto opnemen 617 Zekeringen in bagageruimte 644
Lading vervoeren op het dak en op 600 Motorkap openen en sluiten 619 Interieur reinigen 648
lastdragers Middendisplay reinigen
Onderhoud aan klimaatregeling 620 648
Draagtashouders 600
Head-updisplay bij vervanging van de 621 Head-updisplay* reinigen 649
Verankeringsogen 601 voorruit* Textielbekleding en hemelbekleding 650
Doorsteekluik in achterbank 601 Overzicht motorruimte 621 reinigen
Bagagerolhoes* monteren en 602 Motorolie 622 Veiligheidsgordels reinigen 650
demonteren Vloermatten en inlegmatten reinigen
Motorolie controleren en bijvullen 623 650
Bagagerolhoes hanteren* 603 Leren bekleding reinigen
Koelvloeistof bijvullen 624 651
Veiligheidsrek* monteren en demonteren 605 Leren stuurwiel reinigen 652
Lampen vervangen 626
Bagagenet monteren en demonteren* 606 Interieuronderdelen van kunststof, 652
Positie buitenverlichting 627
EHBO-set 608 metaal en hout reinigen
Dimlichtlamp vervangen 628
Gevarendriehoek 609 Exterieur reinigen 653
Grootlichtlamp vervangen 629
Poetsen en in de was zetten 653
Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór 629
vervangen Met de hand wassen 654
Richtingaanwijzerlamp voor vervangen 630 Automatische wasstraat 655

13
SPECIFICATIES ALFABETISCH REGISTER
Hogedrukreinigers 656 Typeaanduidingen 668 Alfabetisch register 691
Wisserbladen reinigen 657 Maten 671
Kunststof en rubber sieronderdelen 657 Gewichten 673
exterieur reinigen
Trekgewichten en kogeldruk 674
Velgen reinigen 658
Motorspecificaties 676
Roestwering 659
Specificaties van de motorolie 677
Autolak 659
Ongunstige rijomstandigheden voor 679
Geringe lakschade herstellen 660 motorolie
Kleurcodes 661 Specificaties van de koelvloeistof 680
Wisserbladen achterruit vervangen 661 Specificaties van de versnellingsbakolie 680
Wisserblad voorruit vervangen 662 Specificaties van de remvloeistof 680
Wisserbladen in servicestand 663 Brandstoftank - inhoud 681
Vulopening voor sproeiervloeistof 664 Bij te vullen hoeveelheid AdBlue® 681
Specificaties van de airconditioning 681
Brandstofverbruik en CO2-uitstoot 683
Goedgekeurde wiel- en bandenmaten 686
Minimaal toelaatbare lastindex en 687
snelheidsklassen voor banden
Goedgekeurde bandenspannings- 689
waarden

14
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

Bedieningsinformatie Beeldscherm van de auto1 Supportsite van Volvo Cars


Gebruikersinformatie is beschikbaar in verschil- Open op het middendisplay het Bezoek support.volvocars.com
lende productformaten, zowel digitaal als in hoofdscherm en druk op en kies uw land. Hier vindt u
drukvorm. De gebruikershandleiding is te raad- Handleiding. Hier hebt u de gebruikershandleidingen online
plegen via het middendisplay van de auto, via de mogelijkheid tot visuele naviga- en in PDF-formaat. Op de sup-
mobiele app en op de supportsite van Volvo tie aan de hand van afbeeldin- portsite van Volvo Cars vindt u
Cars. In het dashboardkastje ligt een Quick gen van het auto-exterieur en - tevens instructievideo's en
Guide en een supplement bij de gebruikers- interieur. De informatie is door- meer informatie over het
handleiding met onder meer informatie over zoekbaar en ook beschikbaar in een indeling in gebruik en het bezit van uw Volvo. De site is
zekeringen en specificaties. U kunt een gebrui- categorieën. beschikbaar voor de meeste markten.
kershandleiding in drukvorm bestellen.
Mobiele app Informatie in drukvorm
Zoek op App Store of Google In het dashboardkastje ligt een
Play naar "Volvo Manual", supplement bij de gebruikers-
download de app naar uw handleiding1 met informatie
smartphone of tablet en kies over zekeringen en specifica-
uw model. De app bevat ties plus een overzicht van
instructievideo's en biedt de belangrijke en nuttige informa-
mogelijkheid tot visuele naviga- tie.
tie aan de hand van afbeeldingen van het auto- Ook in drukvorm beschikbaar is een Quick Guide
exterieur en -interieur. De navigatie tussen de met beknopte informatie over de meeste
verschillende artikelen van de gebruikershandlei- gebruikte autofuncties om aan de slag te kunnen.
ding verloopt eenvoudig en de inhoud is door-
zoekbaar. Afhankelijk van het gekozen uitrustingsniveau, de
markt en dergelijke liggen er aanvullende docu-
menten met gebruikersinformatie in drukvorm in
de auto.

1 Op markten zonder gebruikershandleiding op het middendisplay wordt een volledige gebruikershandleiding in drukvorm verstrekt.

16
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

Het is mogelijk een gedrukt exemplaar van de • Supportsite van Volvo Cars (p. 21) Gebruikershandleiding op
gebruikershandleiding en het bijbehorende sup- • Gebruikershandleiding doornemen (p. 22) middendisplay
plement te bestellen. Neem voor bestelling con- Via het middendisplay van de auto kunt u de
tact op met een Volvo-dealer. gebruikershandleiding in digitale2 vorm raadple-
gen.
BELANGRIJK De digitale gebruikershandleiding is te raadple-
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat gen via het hoofdscherm en in bepaalde gevallen
u de auto op veilig wijze bestuurt en dat u de is ook de contextuele gebruikershandleiding te
geldende wetgeving en voorschriften in acht raadplegen via het hoofdscherm.
neemt. Het is ook belangrijk dat u de auto
volgens Volvo's adviezen in de gebruikers- N.B.
handleiding onderhoudt en bedient. De digitale gebruikershandleiding is tijdens
Bij afwijkingen in de informatie op het mid- het rijden niet beschikbaar.
dendisplay en in de gedrukte informatie, geldt
altijd de informatie in drukvorm.

N.B.
Wanneer u de taal in het middendisplay ver-
andert, kan dat betekenen dat bepaalde infor-
matie voor de eigenaar niet overeenkomt met
landelijke of plaatselijke wet- en regelgeving.
Kies geen taal die moeilijk is te begrijpen. Dat
maakt het wellicht lastig om de structuur in
het scherm terug te vinden.

Gerelateerde informatie
• Gebruikershandleiding op middendisplay
(p. 17)
• Gebruikershandleiding op mobiele apparaten
(p. 21)
}}

17
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

|| Gebruikershandleiding Contextuele gebruikershandleiding Gerelateerde informatie


• Navigeren in de gebruikershandleiding op
het middendisplay (p. 19)
• Navigeren in schermen op het middendisplay
(p. 110)
• Apps downloaden (p. 509)

De gebruikershandleiding is vanuit het hoofdscherm te De contextuele gebruikershandleiding is vanuit het


openen. hoofdscherm te openen.
Om de gebruikershandleiding te openen - sleep Wanneer een contextuele gebruikershandleiding
het hoofdscherm op het middendisplay omlaag beschikbaar is, verschijnt deze rechts van
en tik op Handleiding. Handleiding in het hoofdscherm.
De informatie in de gebruikershandleiding is Tik eenmaal op de contextuele gebruikershand-
rechtstreeks te raadplegen via de startpagina van leiding om het artikel van de gebruikershandlei-
de gebruikershandleiding of via het hoofdmenu. ding te openen dat verband houdt met de
getoonde inhoud op het display. Tik bijv. op
Handleiding Navigatie om een artikel te ope-
nen dat verband houdt met de navigatie.
Dit geldt alleen voor bepaalde apps in de auto.
Voor gedownloade apps van derden zijn bijv.
geen appspecifieke artikelen te openen.

2 Geldt voor de meeste markten.

18
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

Navigeren in de Menu openen op het hoofdmenu Quick Guide


gebruikershandleiding op het – Tik op in de bovenste lijst in de gebrui- Tik op het symbool om een
middendisplay kershandleiding. pagina te openen met koppe-
De digitale gebruikershandleiding is te bereiken lingen naar enkele artikelen die
> Er wordt een menu geopend met verschil-
via het hoofdscherm van het middendisplay in de u vooral moet doornemen om
lende opties om informatie te vinden:
auto. De informatie is doorzoekbaar en de navi- kennis te maken met de meest
gatie tussen de verschillende artikelen verloopt Startpagina gebruikelijke autofuncties. De
eenvoudig. Druk op het symbool om terug artikelen zijn ook via catego-
te gaan naar de startpagina van rieën bereikbaar, maar staan hier om er snel bij te
de gebruikershandleiding. kunnen. Druk op een artikel om het in zijn geheel
te lezen.

Categorieën
De artikelen van de gebruikers-
handleiding zijn geordend naar
hoofdcategorieën en subcate-
gorieën. Hetzelfde artikel kan in
meerdere categorieën voorko-
men zodat het gemakkelijker is
te vinden.
De gebruikershandleiding is vanuit het hoofdscherm te
openen. 1. Druk op Categorieën.
– Om de gebruikershandleiding te openen - > De hoofdcategorieën staan in een lijst.
sleep het hoofdscherm op het middendisplay
2. Druk op een hoofdcategorie ( ).
omlaag en tik op Handleiding.
> Er verschijnt een lijst met subcategorieën
U kunt op verschillende manieren informatie vin-
( ) en artikelen ( ).
den in de gebruikershandleiding. De menu-opties
zijn te bereiken via de startpagina van de gebrui- 3. Druk op een artikel om dit te openen.
kershandleiding en via het hoofdmenu.
Druk op de pijl-links om een stap terug te doen.

}}

19
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

|| Hotspots voor exterieur en interieur Favorieten Zoekfunctie gebruiken op het


Overzichtsbeelden (exterieur en Tik op het symbool om de arti- hoofdmenu
interieur) van de auto. Diverse kelen te openen die als favorie- Druk op op het hoofdmenu van de
1.
delen zijn voorzien van hotspots ten zijn opgeslagen. Druk op gebruikershandleiding. Onder aan het
waarmee u naar artikelen over een artikel om het in zijn scherm verschijnt een toetsenbord.
het desbetreffende deel van de geheel te lezen.
auto gaat. 2. Voer een zoekterm in, bijv. "veiligheidsgor-
del".
Artikelen als favoriet opslaan of verwijderen > Er verschijnen suggesties voor artikelen
Sla een artikel op als favoriet door in een en categorieën naarmate u letters invoert.
geopend artikel op geheel rechtsboven te
3. Druk op het artikel dat of de categorie om
drukken. De ster wordt gevuld wanneer een arti-
het of deze te openen.
kel is opgeslagen als favoriet: .
Om een artikel te verwijderen uit de favoriete arti- Gerelateerde informatie
1. Druk op Exterieur of Interieur. • Gebruikershandleiding op middendisplay
kelen, kunt u vanuit het geopende artikel
> Er verschijnen afbeeldingen van exterieur opnieuw op de ster drukken. (p. 17)
of interieur met hotspots. De hotspots lei-
Video • Toetsenbord op middendisplay (p. 121)
den naar artikelen over het desbetref-
fende deel van de auto. Veeg horizontaal Tik op het symbool om naar de • Gebruikershandleiding doornemen (p. 22)
over het scherm om van de ene naar de pagina te gaan met korte
andere afbeelding te navigeren. instructievideo's voor verschil-
lende autofuncties.
2. Druk op een hotspot.
> De titel van een artikel op dit terrein ver-
schijnt.
Informatie
3. Druk op de titel om het artikel te openen. Druk op het symbool voor infor-
Druk op de pijl-links om een stap terug te doen. matie over de versie van de
gebruikershandleiding in de
auto en andere praktische
informatie.

20
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

Gebruikershandleiding op mobiele desbetreffende gebieden. De navigatie tussen de Supportsite van Volvo Cars
apparaten verschillende artikelen van de gebruikershandlei- Op de web- en supportsite van Volvo Cars staat
De gebruikershandleiding is beschikbaar als ding verloopt eenvoudig en de inhoud is door- meer informatie over uw auto.
mobiele app3 en is verkrijgbaar via zowel App zoekbaar.
Store als Google Play. De app is aangepast Support op internet
voor zowel smartphones als tablets. Ga naar support.volvocars.com om deze pagina te
bezoeken. De supportpagina is beschikbaar voor
de meeste markten.
Hier vindt u support voor zaken die bijv. te maken
hebben met online diensten en functies, Volvo
On Call*, het navigatiesysteem* en apps. Video's
en stapsgewijze instructies verklaren verschil-
lende procedures, bijv. hoe de auto via een mobi-
ele telefoon te verbonden is met internet.

Te downloaden informatie
Kaarten
Voor auto's met Sensus Navigation zijn via de
supportsite kaarten te downloaden.
De gebruikershandleiding is als Gebruikershandleidingen in pdf-vorm
mobiele app te downloaden via Er zijn gebruikershandleidingen in pdf-formaat te
App Store of Google Play. De downloaden. Download de gewenste gebruikers-
QR-code hiernaast leidt recht- handleiding door een model en modeljaar te kie-
streeks naar de app. Of zoek De mobiele app is verkrijgbaar via zowel App Store als
Google Play. zen.
anders naar "Volvo manual" in
App Store of Google Play. Gerelateerde informatie Contact
• Gebruikershandleiding doornemen (p. 22) Op de supportpagina staan de contactgegevens
De app bevat video's alsook afbeeldingen van
van de klantenservice en de dichtstbijzijnde
exterieur en interieur waarop verschillende delen
Volvo-dealers.
van de auto staan aangegeven met zogenoemde
hotspots, die verder leiden naar artikelen over de

3 Voor bepaalde mobiele apparaten. }}

* Optie/accessoire. 21
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

|| Aanmelden op de website van Volvo Gebruikershandleiding doornemen lijke informatie over hoe en waar u professionele
Cars Een goede manier om vertrouwd te raken met hulp kunt krijgen.
Registreert uw eigen Volvo ID en meld u aan op uw nieuwe auto is om de gebruikershandleiding © Volvo Car Corporation
www.volvocars.com. Zodra u bent aangemeld, door te nemen, idealiter voor aanvang van de
kunt u bijvoorbeeld een overzicht krijgen van ser- eerste rit. Opties/accessoires
vice, contracten en garanties. U vindt hier ook Het doornemen van de gebruikershandleiding is Als aanvulling op de standaarduitrusting worden
informatie over model-specifieke accessoires en een goede manier om vertrouwd te raken met in de gebruikershandleiding ook de opties (van
softwareproducten voor uw Volvo. nieuwe functies, tips te krijgen voor hoe u de fabriekswege gemonteerde uitrusting) en
auto in verschillende situaties het beste kunt bepaalde accessoires (ingebouwde extra uitrus-
Gerelateerde informatie bedienen en te leren hoe u optimaal gebruik kunt ting) beschreven.
• Volvo ID (p. 28) maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt.
Alle soorten opties staan aangegeven met een
Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstruc-
sterretje * in de gebruikershandleiding.
ties in de gebruikershandleiding.
De uitrusting die in de gebruikershandleiding
De gebruikershandleiding dient alleen om uitleg
wordt beschreven is niet op alle auto's aanwezig
te geven bij alle beschikbare functies en opties
- welke uitrusting aanwezig is hangt af van de
voor een Volvo. De handleiding is dan ook geen
verschillende behoeften op de diverse markten
garantie dat alle beschreven functies en opties
en de landelijke en/of regionale wet- en regelge-
ook op alle auto's aanwezig zijn. Bepaalde ter-
ving.
men kunnen verschillen van de terminologie die
in verkoop-, marketing- en reclamematerialen Neem bij twijfel over de standaarduitrusting of
wordt gebezigd. opties/accessoires contact op met een Volvo-
dealer.
Er vindt voortdurend productontwikkeling plaats
ter verbetering van ons product. Aanpassingen Speciale teksten
kunnen ertoe leiden dat de gegevens, beschrij-
vingen en illustraties in de gebruikershandleiding
WAARSCHUWING
afwijken van de werkelijke uitrusting op uw auto.
We behouden ons het recht voor om zonder Waarschuwingsteksten geven informatie over
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te kans op letsel.
brengen.
Laat dit boekje altijd in de auto liggen - anders
ontbreekt bij eventuele problemen de noodzake-

22 * Optie/accessoire.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

BELANGRIJK auto zijn van de onderstaande aflopende waar- Gevaar voor materiële schade
schuwings-/informatiegraad.
Belangrijk-teksten geven informatie over kans
op materiële schade. Gevaar voor lichamelijk letsel

N.B.
Teksten met het kopje N.B. duiden op tips en
adviezen die het gebruik van bepaalde moge-
lijkheden en functies vergemakkelijken.

Voetnoot
Op verschillende plekken in de gebruikershand-
leiding treft u informatie aan in voetnoten onder
Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-
aan een pagina of onder aan een tabel. Deze
ding in een zwart of blauw waarschuwings- en
informatie vormt een aanvulling op de tekst waar
tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op
het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de Zwarte ISO-symbolen in een geel waarschu-
een risico dat, bij het negeren van de waarschu-
voetnoot naar tekst in een tabel verwijst, worden wingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwart
wing, kan resulteren in materiële schade.
letters gebruikt in plaats van cijfers. tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op
een risico dat, bij het negeren van de waarschu-
Displaymeldingen wing, kan resulteren in ernstig letsel met mogelijk
In de auto zijn displays aanwezig waarop menu- dodelijke afloop.
en displayteksten kunnen worden weergegeven.
Dergelijke teksten in de gebruikershandleiding
onderscheiden zich van de normale tekst. Voor-
beeld van menuteksten en displaymeldingen:
Telefoon, Nieuw bericht.

Stickers
Er zitten verschillende soorten stickers in de auto
om belangrijke informatie op een simpele en dui-
delijke manier over te dragen. De stickers in de

}}

23
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

|| Informatie Wanneer er een reeks afbeeldingen bij een • Koelvloeistof


stapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver- • Motorolie
schillende stappen van de instructie op
dezelfde manier genummerd als de bijbeho- Gerelateerde informatie
rende afbeeldingen. Gerelateerde informatie verwijst naar andere arti-
Als voor de instructies bij een reeks afbeel- kelen met aanverwante informatie.
dingen de onderlinge volgorde niet relevant
is, worden de instructies voorafgegaan door
Afbeeldingen
De afbeeldingen in de gebruikershandleiding zijn
letters.
soms schematisch en bedoeld om een overzicht
Er komen genummerde en ongenummerde of voorbeeld van een bepaalde functie te geven.
pijlen voor. Ze worden gebruikt om een Afbeeldingen kunnen dan ook afwijken van uw
bepaalde beweging weer te geven. uitvoering van de auto, afhankelijk van het uitrus-
Pijlen met een letter dienen om een bewe- tingsniveau en de markt.
Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel- ging weer te geven waarbij de onderlinge
ding in een zwart tekstveld. volgorde niet van belang is. Zie ommezijde
}} Dit symbool staat rechts onderaan wanneer
Wanneer er geen reeks afbeeldingen bij een
N.B. een artikel wordt voortgezet op de volgende
stapsgewijze instructie bestaat, zijn de verschil-
pagina.
De in de gebruikershandleiding afgebeelde lende stappen op de standaardmanier genum-
stickers hoeven niet per definitie overeen te merd met normale cijfers. Vervolg van de vorige pagina
komen met de stickers die in of op uw auto || Dit symbool staat links bovenaan wanneer
aanwezig zijn. De afbeeldingen zijn alleen Positielijsten
een artikel wordt voortgezet van de vorige pagina.
bedoeld om aan te geven hoe de stickers er Op overzichtsfiguren die de positie van
in grote lijnen uitzien en waar u ze ongeveer onderdelen aangeven worden rode cirkels Gerelateerde informatie
kunt aantreffen. Op de stickers van uw auto met daarin een cijfer gebruikt. Hetzelfde cij- • Gebruikershandleiding op middendisplay
vindt u de informatie die op uw auto van toe- fer wordt gehanteerd in de positielijst bij de (p. 17)
passing is. afbeelding, met een beschrijving van de
weergegeven objecten. • Gebruikershandleiding op mobiele apparaten
(p. 21)
Procedurelijsten Opsommingslijsten • Supportsite van Volvo Cars (p. 21)
Procedures met handelingen die in een bepaalde Bij opsommingen in de gebruikershandleiding
volgorde moeten worden uitgevoerd, staan wordt gebruikgemaakt van een opsommingslijst.
genummerd in de gebruikershandleiding:
Bijvoorbeeld:

24
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR

Milieu-aspecten van de
gebruikershandleiding
De gebruikershandleiding is gedrukt op papier
waarvoor de grondstoffen afkomstig zijn uit
gecontroleerde bossen.

Het Forest Stewardship Council (FSC)®-symbool


geeft aan dat de papiervezels waarvan een
gebruikershandleiding in drukvorm gemaakt is
afkomstig zijn uit FSC®-gecertificeerde bossen of
andere gecontroleerde bronnen.

Gerelateerde informatie
• Drive-E - schoner rijplezier (p. 30)

25
UW VOLVO
UW VOLVO

Volvo ID slechts één gebruikersnaam en één wacht- Volvo ID aanmaken en registreren


Een Volvo ID biedt toegang tot een breed scala woord te onthouden. Een Volvo ID is op verschillende manieren aan te
aan persoonlijke Volvo-diensten1 online. • Bij het wijzigen van een gebruikersnaam/ maken. Als een Volvo ID wordt aangemaakt op
wachtwoord voor een bepaalde dienst (zoals volvocars.com of via de app Volvo On Call moet
Het is mogelijk om vanuit de auto een Volvo ID Volvo On Call) wordt deze ook automatisch het Volvo ID tevens worden geregistreerd op de
aan te maken, volvocars.com of Volvo On Call- gewijzigd voor de overige diensten. auto om gebruik te kunnen maken van de ver-
app2. Voor sommige functies en diensten is regi- schillende Volvo ID-diensten.
stratie vereist van een persoonlijke Volvo ID. Gerelateerde informatie
Volvo ID registreren via app
Wanneer het Volvo ID ook voor de auto geregis- • Volvo ID aanmaken en registreren (p. 28)
1. Download de app Volvo ID via Download
treerd wordt, krijgt u toegang tot een breed scala • Afspraak maken voor servicebeurt en repara- Center op het appscherm van het midden-
aan Volvo-diensten, die vanuit de auto beschik- tie (p. 614) display.
baar zijn.
2. Start de app en registreer een persoonlijk e-
Voorbeeld van diensten:
mailadres.
• Volvo On Call* - Volvo ID wordt gebruikt bij
3. Volg de instructies op die automatisch ver-
het inloggen op de Volvo On Call-app.
stuurd worden naar het opgegeven e-maila-
• Send to Car - Mogelijkheid om een adres van dres.
een kaartservice op internet rechtstreeks
> Er is daarmee een Volvo ID aangemaakt
naar de auto te sturen.
en het ID staat automatisch geregistreerd
• Onderhoud en reparatie reserveren - Regi- voor de auto. De Volvo ID-diensten kun-
streer de door u gewenste werkplaats/dealer nen nu gebruikt worden.
op volvocars.com om onderhoud rechtstreeks
vanuit de auto te kunnen reserveren.

Voordelen van Volvo ID


• Een gebruikersnaam en een wachtwoord
voor online diensten, dat wil zeggen u hoeft

1 Het aanbod aan diensten kan veranderen en hangt af van het uitrustingsniveau en de markt.
2 Voor mensen met Volvo On Call*.

28 * Optie/accessoire.
UW VOLVO

Volvo ID registreren op website van Volvo Uw Volvo ID voor de auto registreren


Cars Als de Volvo ID werd aangemaakt op internet of
1. Surf naar www.volvocars.com en meld u aan3 met de Volvo On Call-app, registreer deze dan
via het icoontje rechts bovenaan. Kies Volvo voor de auto:
ID aanmaken. 1. Download de app Volvo ID vanaf Download
2. Geef een persoonlijk e-mailadres op. Center op het appscherm als dat nog niet is
gebeurd.
3. Volg de instructies op die automatisch ver-
stuurd worden naar het opgegeven e-maila-
dres. N.B.
> Er is daarmee een Volvo ID aangemaakt. Om apps te kunnen downloaden moet de
Lees hieronder over hoe u het ID regis- auto verbinding hebben met internet.
treert voor de auto.
Volvo ID registreren via de Volvo On Call- 2. Start de app en vul uw Volvo ID/mailadres in.
app4 3. Volg de instructies op, die automatisch naar
1. Download de nieuwste versie van de Volvo het e-mailadres worden gestuurd dat aan uw
On Call-app via de smartphone, op bijvoor- Volvo ID is gekoppeld.
beeld AppStore, Windows Phone of Google > Uw Volvo ID is daarmee voor de auto
Play. geregistreerd. De Volvo ID-diensten kun-
2. Kies op de startpagina van de app voor het nen nu gebruikt worden.
aanmaken van een Volvo ID en geef een per-
soonlijk e-mailadres aan. Gerelateerde informatie
• Volvo ID (p. 28)
3. Volg de instructies op die automatisch ver-
stuurd worden naar het opgegeven e-maila- • Apps downloaden (p. 509)
dres. • Systeemupdates hanteren via Download
Center (p. 613)
> Er is daarmee een Volvo ID aangemaakt.
Lees hieronder over hoe u het ID regis- • Auto met actieve internetverbinding*
treert voor de auto. (p. 541)

3 Beschikbaar op bepaalde markten.


4 Auto's met Volvo On Call*.

* Optie/accessoire. 29
UW VOLVO

Drive-E - schoner rijplezier ten en oplossingen om de milieu-effecten te


Volvo Car Corporation werkt voortdurend aan de beperken.
ontwikkeling van veiliger en effectievere produc-

Milieuzorg is een van de kernwaarden van Volvo milieu heeft de volle aandacht van Volvo - de Brandstofverbruik
Cars die van invloed is op alle activiteiten. De lucht in een Volvo is door de klimaatregeling bij- Omdat de milieu-effecten van auto's voor een
milieu-activiteiten gaan uit van de volledige voorbeeld schoner dan de lucht buiten. groot deel toe te schrijven zijn aan het gebruik
levensduur van de auto en houden rekening met ervan richt Volvo Cars zich op het beperken van
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale
de milieu-effecten, van ontwikkeling tot sloop en het brandstofverbruik, de uitstoot van kooldioxide
milieu-eisen. Alle productie-eenheden van Volvo
recycling. Volvo Cars hanteert het uitgangspunt en andere verontreinigende stoffen. De auto's
hebben een ISO 14001-certificaat, wat een sys-
dat de milieu-effecten van nieuwe producten van Volvo zijn concurrerend in hun klasse wat het
tematische benadering van de milieu-aspecten
geringer moeten zijn dan die van de producten brandstofverbruik betreft. Een lager brandstofver-
van de productie betekent om voortdurend verbe-
waarvoor ze in de plaats komen. bruik levert over het algemeen een geringere uit-
teringen aan te brengen en de milieu-effecten te
Een van de resultaten van de inspanningen van beperken. Dit ISO-certificaat betekent ook dat de stoot van het broeikasgas kooldioxide op.
Volvo op milieugebied is de ontwikkeling van de geldende wettelijke bepalingen en voorschriften
Drive-E-aandrijflijnen, die effectiever werken en op milieugebied wordt nageleefd. Volvo eist ook
minder vervuilend zijn. Ook het persoonlijke van de samenwerkingspartners dat ze aan deze
normen voldoen.

30
UW VOLVO

Bijdragen aan een schoner milieu manier van verwerken van dergelijk afval - geadvi- Interieur
Een zuinige auto levert niet alleen een beperking seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. De gebruikte materialen voor het interieur van
van de milieu-effecten op, maar betekent ook een Volvo zijn zorgvuldig geselecteerd en uitvoe-
lagere kosten voor de eigenaar van de auto. Als Efficiënte uitlaatgasreiniging rig getest op comfort en hypoallergeniteit.
bestuurder kunt u eenvoudig brandstof en geld Uw Volvo is gebouwd volgens het concept Bepaalde afwerkingsdetails zijn handmatig aan-
besparen en zo een bijdrage leveren aan een "Schoon aan binnen- en buitenkant" - een con- gebracht: zo is de stuurwielbekleding met de
schoner milieu. Hier volgen enkele tips en advie- cept dat een schone passagiersruimte combi- hand genaaid. Het interieur is getest op de afwe-
zen: neert met een uitermate efficiënte uitlaatgasreini- zigheid van sterke geuren of stoffen die klachten
ging. In veel gevallen liggen uitlaatgasemissies kunnen geven bij hoge temperaturen of direct
• Plan een effectieve gemiddelde snelheid. ver onder de geldende normen. zonlicht.
Snelheden boven zo'n 80 km/h (50 mph) en
onder zo'n 50 km/h (30 mph) zorgen voor Schone lucht in passagiersruimte Erkende Volvo-werkplaatsen en het
een hoger energieverbruik. Een luchtfilter helpt voorkomen dat stofdeeltjes milieu
• Neem de intervallen voor onderhoud en ser- en pollen via de luchtinlaatopening de passa- Met regelmatig onderhoud kunt u de voorwaar-
vice aan de auto in acht die in het Service- giersruimte binnendringen. den scheppen voor een lange levensduur en een
en garantieboekje geadviseerd worden. Het luchtkwaliteitssysteem IAQS* (Interior Air laag brandstofverbruik. U draagt zo tevens bij aan
• Voorkom stationair draaien - zet de motor af Quality System) zorgt ervoor dat de lucht die de een schoner milieu. Wanneer u de reparaties en
wanneer u langere tijd stilstaat. Houdt u zich passagiersruimte binnenkomt, schoner is dan de het onderhoud aan de auto toevertrouwt aan de
aan de plaatselijke voorschriften. lucht buiten in het verkeer. werkplaatsen van Volvo, wordt de auto een
onderdeel van Volvo's systeem. Volvo stelt duide-
• Rijd anticiperend - bij onnodig vaak stoppen Het systeem ontdoet de lucht in de passagiers-
lijke milieu-eisen aan de outillage van de werk-
en optrekken en een ongelijkmatige snelheid ruimte van verontreinigingen in de vorm van stof-
plaatsen om te voorkomen dat er schadelijke
stijgt het brandstofverbruik. deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laag-
stoffen in het milieu vrijkomen. Het werkplaats-
• Activeer de preconditioning* vóór een koude hangend ozon. Als de Air Quality Sensor een ver-
personeel beschikt over de kennis en het
start - dit verhoogt de startgewilligheid en hoogde concentratie van verontreinigingen in de
gereedschap om optimale milieuzorg te garande-
beperkt de slijtage bij koud weer. De motor buitenlucht meet, wordt de luchtinlaat afgesloten
ren.
komt sneller op bedrijfstemperatuur, wat een waarna de lucht in de passagiersruimte wordt
beperking van het verbruik en de uitstoot gerecirculeerd. Iets dergelijks kan zich voordoen Recycling
oplevert. in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tunnels. Omdat Volvo werkt vanuit een levensduurper-
Let er tevens op dat u afvalstoffen die schadelijk Het IAQS is onderdeel van het CZIP (Clean Zone spectief is het ook belangrijk dat autowrakken op
zijn voor het milieu, zoals accu's en olie, op een Interior Package)* dat voorzien is van een speci- milieuvriendelijke wijze worden gerecycled. De
milieuvriendelijke manier afvoert. Neem contact ale ventilatorfunctie die aanslaat, wanneer de auto is nagenoeg geheel te recyclen. De laatste
op met een werkplaats bij twijfel over de juiste auto via de transpondersleutel wordt ontgrendeld. eigenaar van de auto wordt daarom verzocht con-
}}

* Optie/accessoire. 31
UW VOLVO

|| tact op te nemen met een dealer voor de locatie


van een gecertificeerd/erkend recyclingbedrijf.

Gerelateerde informatie
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)
• Zuinig rijden (p. 468)
• Preconditioning* inschakelen/uitschakelen
(p. 228)
• Milieu-aspecten van de gebruikershandlei-
ding (p. 25)
• Luchtkwaliteit (p. 201)

32 * Optie/accessoire.
UW VOLVO

IntelliSafe - rijhulp of voertuigen voorkomen of de kracht van de Gerelateerde informatie


IntelliSafe is het rijveiligheidsconcept van Volvo impact te beperken. Bij een dreigende botsing • Rijhulpsystemen (p. 288)
krijgt u waarschuwingen in de vorm van visuele
Cars. IntelliSafe bestaat uit enkele systemen,
en akoestische signalen alsook rempedaaltrillin-
• Automatisch groot licht (p. 153)
zowel standaardsystemen als optionele syste-
men, die de rijveiligheid verhogen, schade/letsel gen om u te helpen tijdig in te grijpen. Als u niet • Veiligheid (p. 44)
voorkomen en inzittenden en overige verkeers- op een waarschuwing reageert en er een aanrij- • Veiligheidsgordels (p. 47)
ding dreigt, kan City Safety de auto automatische
deelnemers beschermen. • Airbags (p. 51)
remmen.
Ondersteuning • Whiplash Protection System (p. 45)
De rijbaanassistent (LKA) is een ander voorbeeld
Onderdeel van IntelliSafe zijn rijhulpsystemen
van een systeem dat kan bijdragen om ongeluk-
zoals de adaptieve cruisecontrol* die u helpt om ken te voorkomen door op snelwegen, hoofdwe-
een gelijkmatige snelheid aan te houden in com- gen en dergelijke het gevaar te helpen beperken
binatie met een bepaald tijdsverschil ten opzichte dat u onbedoeld de eigen rijbaan verlaat.
van voorliggers.
De functie Stuurhulp tijdens verhoogd
Pilot Assist5 helpt u om tussen de zijmarkeringen botsrisico kan het risico helpen beperken dat de
van de rijbaan te blijven rijden dankzij stuurhulp, auto onbedoeld de eigen rijbaan verlaat en/of in
een constante snelheid aan te houden en een botsing komt met een ander voertuig of een
vooraf geselecteerd tijdsverschil ten opzichte van obstakel door de auto actief terug de eigen rij-
voorliggers. baan in te sturen en/of een uitwijkmanoeuvre te
De actieve parkeerhulp* helpt u bij het in- en uit- beginnen.
parkeren.
Beschermen
Automatisch groot licht, Cross Traffic Alert Om u en inzittenden te beschermen is de auto
(CTA)* en Blind Spot Information (BLIS)* zijn uitgerust met gordelspanners die de veiligheids-
andere voorbeelden van systemen die u onder- gordels in kritieke situaties en bij aanrijdingen
steuning kunnen bieden. kunnen aanpassen. De auto is ook voorzien van
airbags en gordijnairbags alsook Whiplash
Voorkomen Protection System (WHIPS), dat bescherming
City Safety is een functie dat kan helpen om biedt tegen whiplash-letsel.
ongelukken te voorkomen. De functie kan een
botsing met voetgangers, fietsers, grotere dieren

5 Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie.

* Optie/accessoire. 33
UW VOLVO

Sensus - connectiviteit en schijnt, hangt af van hoe belangrijk de informatie


entertainment is voor u als bestuurder.
Sensus biedt u de mogelijkheid om te internet-
ten, diverse apps te gebruiken en een Wi-Fi-hot-
spot van uw auto te maken.

Dit is Sensus

Sensus biedt een intelligente bedieningsinterface


en contact met de digitale wereld. Dankzij de
intuïtieve navigatiestructuur kunt u altijd toegang
krijgen tot hulp, informatie en entertainment, zon-
der te worden afgeleid.
Sensus omvat alle oplossingen in de auto die
verband houden met entertainment, connectivi-
teit, navigatie* en de bedieningsinterface tussen
bestuurder en auto. Sensus maakt communicatie
mogelijk tussen u, uw auto en de omgeving.

Informatie waar en wanneer u die nodig


hebt
Op de verschillende displays in de auto staat
altijd relevante informatie. Waar de informatie ver-

34 * Optie/accessoire.
UW VOLVO

Waar welke informatie verschijnt, hangt af van hoe belangrijk de informatie is.

Head-updisplay* informatie over snelheid en navigatie*. Ook infor- Bestuurdersdisplay


matie over verkeersborden en telefoonoproepen
verschijnen op het head-updisplay. Dergelijke
informatie is te hanteren met de rechter stuur-
knoppenset en vanaf het middendisplay.

12 inch* bestuurdersdisplay.
Op het head-updisplay verschijnt het gekozen
type informatie dat onmiddellijke actie van u ver-
eist. Het kan bijv. gaan om verkeersinformatie en
}}

* Optie/accessoire. 35
UW VOLVO

|| Een groot aantal van de primaire functies van de • Internetverbinding van auto delen via Wi-Fi-
auto wordt aangestuurd vanaf het middendisplay, hotspot (p. 546)
een touchscreen dat reageert bij aanraking. Dit
houdt een beperking in van het aantal fysieke
knoppen en bedieningselementen in de auto. Het
display is met of zonder handschoenen aan te
bedienen.
Vanaf het middendisplay zijn bijv. de klimaatrege-
ling, het infotainmentsysteem en de stoelverstel-
ling* te bedienen. De functies van het middendis-
play zijn door de bestuurder of een eventuele
passagier te bedienen.
8 inch bestuurdersdisplay.
Stembediening
Het bestuurdersdisplay geeft informatie over Als bestuurder kunt u de stem-
onder meer snelheid en bijv. telefoonoproepen of bediening gebruiken om uw
informatie over het afgespeelde nummer. Het is handen aan het stuur te kun-
te bedienen met de twee knoppensets op het nen houden. Het systeem
stuurwiel. begrijpt bepaalde stemcom-
Middendisplay mando's. Gebruik de stembe-
diening om bijvoorbeeld een
track af te spelen, iemand te bellen, de verwar-
ming hoger te zetten of een sms-bericht te laten
voorlezen.

Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* (p. 139)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
• Stembediening (p. 142)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)

36 * Optie/accessoire.
UW VOLVO

Software-updates Vastlegging van gegevens Dit kan een bijdrage leveren aan een beter
Om ervoor te zorgen dat u als Volvo-bezitter uw In het kader van de veiligheids- en kwaliteitsin- inzicht in de omstandigheden waarin bepaalde
auto ten volle kunt benutten blijven we de auto- spanningen van Volvo wordt bepaalde informatie verkeersongevallen en schades ontstaan. De
systemen en beschikbare diensten verder ont- over de werking, de functionaliteit en bijna-aanrij- EDR legt alleen gegevens vast, als er sprake is
wikkelen. dingen door de auto vastgelegd. van een niet-alledaagse aanrijdingssituatie - bij
normale rijomstandigheden registreert de EDR
U kunt van tijd tot tijd terecht bij de erkende Deze auto is uitgerust met een "Event Data geen gegevens. Ook registreert het systeem
Volvo-dealer om de software van uw Volvo bij te Recorder" (EDR). Het belangrijkste doel daarvan nooit wie de auto bestuurt of wat de geografi-
werken. Bij een update krijgt u toegang tot is het vastleggen en opnemen van gegevens bij sche positie is voor de aanrijding of bijna-aanrij-
nieuwe functies en verbeteringen, naast eventu- verkeersongevallen of op aanrijdingen lijkende ding. Andere partijen, zoals de politie, kunnen
ele nieuwe functies in eerdere updates. situaties, zoals wanneer de airbag wordt geacti- echter gebruikmaken van de vastgelegde gege-
veerd of als de auto een wegversperring raakt. vens in combinatie met het type persoonlijk iden-
Breng voor meer informatie over de beschikbare
De gegevens worden geregistreerd om meer tificeerbare informatie dat bij een verkeersonge-
updates en antwoorden op veelgestelde vragen
inzicht te krijgen in hoe de systemen van de auto val routinematig wordt verzameld. Om de geregi-
een bezoek aan support.volvocars.com.
in dit soort situaties werken. De EDR is zodanig streerde gegevens te kunnen interpreteren zijn
vormgegeven dat deze gedurende een korte tijd speciale apparatuur en toegang tot de auto of de
N.B. gegevens vastlegt die verband houden met de EDR vereist.
De functionaliteit na de update kan variëren autodynamiek en de veiligheidssystemen, nor-
De auto is naast de EDR ook uitgerust met een
afhankelijk van markt, model, modeljaar en maal gesproken 30 seconden of korter.
aantal computers, die tot taak hebben de werking
optie. De EDR in deze auto is zodanig geconstrueerd van de auto continu te controleren en bewaken.
dat deze bij verkeersongevallen of bijna-ongeluk- Deze kunnen in normale rijomstandigheden
Gerelateerde informatie ken gegevens vastlegt die verband houden met gegevens vastleggen, maar vooral wanneer deze
• Sensus - connectiviteit en entertainment het volgende: een fout registreren die betrekking heeft op de
(p. 34) bediening en werking van de auto of bij activering
• Hoe de verschillende systemen in de auto
van de actieve rijhulp (zoals City Safety en de
• Systeemupdates hanteren via Download werkten;
Center (p. 613) automatische remfunctie).
• In hoeverre de veiligheidsgordels van
bestuurder en passagiers vastzaten; Een deel van de vastgelegde gegevens heeft de
monteur nodig om service en onderhoud te kun-
• Het gebruik door de bestuurder van het gas-
nen verrichten met als doel eventuele storingen
of rempedaal;
die in de auto zijn opgetreden te diagnosticeren
• Met welke snelheid de auto reed. en verhelpen. De geregistreerde informatie heeft
Volvo ook nodig om te kunnen voldoen aan de
}}

37
UW VOLVO

juridische eisen conform de wet- en regelgeving. Servicevoorwaarden Privacybeleid voor klanten


De in de auto geregistreerde informatie is opge- Volvo biedt diensten om zo veilig, comfortabel Volvo respecteert de persoonlijke integriteit van
slagen in de computers totdat de auto een servi- en aangenaam mogelijk in uw Volvo te kunnen alle bezoekers van zijn websites.
cebeurt krijgt of wordt gerepareerd. rijden. Het privacybeleid geldt voor de verwerking van
Naast het bovenstaande kan de geregistreerde Deze diensten variëren van hulp in noodsituaties klant- en persoonsgegevens. Het doel is om hui-
informatie ook in een samengestelde vorm wor- tot navigatie en diverse infotainmentdiensten. dige, voormalige en potentiële klanten een alge-
den gebruikt voor verzekerings- en productont- meen inzicht te geven in:
Het is belangrijk dat u voor het gebruik van de
wikkelingsdoeleinden om de veiligheid en kwali- diensten de Servicevoorwaarden op • de omstandigheden waarin we uw persoons-
teit van Volvo's te verbeteren. support.volvocars.com doorneemt. gegevens verzamelen en gebruiken;
Volvo zal de bovengenoemde gegevens niet zon-
Gerelateerde informatie • de soorten persoonsgegevens die we verza-
der de toestemming van de eigenaar van de auto melen;
vrijgeven aan derden. Vanwege nationale wet- en • Privacybeleid voor klanten (p. 38)
regelgeving kan Volvo echter worden gedwongen
• de redenen waarom we uw persoonsgege-
vens verzamelen;
om dit type informatie te verstrekken aan de poli-
tie of andere autoriteiten die het wettelijke recht • de manier waarop we met uw persoonsgege-
hebben om hiertoe toegang te krijgen. Om de vens omgaan.
door vastgelegde gegevens te kunnen uitlezen Het volledige beleid kunt u doornemen op
en interpreteren is speciale technische appara- support.volvocars.com.
tuur vereist die alleen beschikbaar is bij Volvo en
de werkplaatsen die een contract hebben met Gerelateerde informatie
Volvo. Volvo ziet erop toe dat de gegevens, die in • Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
verband met reparatie en onderhoud worden ling (p. 548)
doorgegeven aan Volvo, zorgvuldig worden opge- • Servicevoorwaarden (p. 38)
slagen en gehanteerd en dat ze in overeenstem-
ming met de geldende wetgeving worden
• Vastlegging van gegevens (p. 37)
gebruikt. Neem voor meer informatie contact op
met een Volvo-dealer.

38
UW VOLVO

Belangrijke informatie over WAARSCHUWING Installatie van accessoires


accessoires en extra uitrusting We adviseren Volvo-bezitters om uitsluitend
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u
Een verkeerde aansluiting en montage van de auto op een veilige wijze gebruikt en dat u door Volvo goedgekeurde originele accessoires
accessoires en extra uitrusting kan een nadelige zich aan de geldende wet- en regelgeving te installeren en om deze accessoires uitsluitend
invloed hebben op de werking van de elektroni- houdt. te laten installeren door daarvoor opgeleide en
sche systemen van de auto. gediplomeerde onderhoudstechnici van Volvo.
Het is ook belangrijk dat voor onderhoud en
We adviseren Volvo-bezitters om uitsluitend door service van de auto de aanbevelingen van Sommige accessoires werken alleen nadat de
Volvo goedgekeurde originele accessoires te Volvo worden aangehouden in lijn met de vereiste software in het computersysteem van de
installeren en om deze accessoires uitsluitend te gebruikersinformatie en het service- en auto is geïnstalleerd.
laten installeren door daarvoor opgeleide en garantieboekje.
gediplomeerde onderhoudstechnici van Volvo. • Originele accessoires van Volvo worden
Als de informatie in de auto afwijkt van de getest om te zorgen dat ze goed samenwer-
Sommige accessoires werken alleen nadat de gedrukte gebruikershandleiding moet altijd de
vereiste software in het computersysteem van de gedrukte informatie worden aangehouden. ken met de autosystemen voor prestaties,
auto is geïnstalleerd. veiligheid en emissiebeheersing. Bovendien
weet een geschoolde en gekwalificeerde
De uitrusting die in de gebruikershandleiding Gerelateerde informatie onderhoudsmonteur van Volvo waar acces-
wordt beschreven is niet op alle auto's aanwezig • Installatie van accessoires (p. 39) soires al dan niet veilig in uw Volvo mogen
- welke uitrusting aanwezig is hangt af van de • Uitrusting aansluiten op de diagnoseaanslui- worden geïnstalleerd. Vraag altijd een
verschillende behoeften op de diverse markten ting van de auto (p. 40) geschoolde en gekwalificeerde onderhouds-
en de landelijke en/of regionale wet- en regelge- monteur van Volvo om advies voordat u
• Gebruikershandleiding doornemen (p. 22)
accessoires in of op uw auto installeert.
ving.
Optionele apparatuur of accessoires die in deze • Van accessoires die niet zijn goedgekeurd
handleiding worden beschreven, zijn aangeduid door Volvo is mogelijk niet speciaal getest of
met een sterretje. Neem bij twijfel over de stan- ze geschikt zijn voor gebruik in uw auto.
daarduitrusting of opties/accessoires contact op • Sommige prestatie- of veiligheidssystemen
met een Volvo-dealer. van de auto kunnen nadelig worden beïn-
vloed als u accessoires installeert die niet
door Volvo zijn getest, of als u iemand die
geen ervaring heeft van de auto accessoires
laat installeren.
• Schade veroorzaakt door accessoires die op
een niet goedgekeurde of niet correcte
}}

39
UW VOLVO

|| manier zijn geïnstalleerd, worden mogelijk Uitrusting aansluiten op de N.B.


niet gedekt door de garantie op de nieuwe diagnoseaansluiting van de auto
auto. Meer informatie over de garantie vindt u Volvo Cars aanvaardt geen aansprakelijkheid
Een verkeerde aansluiting en montage van soft-
in het service- en garantieboekje. Volvo wijst voor de gevolgen indien niet-goedgekeurde
ware kan een nadelige invloed hebben op de
elke vorm van aansprakelijkheid af voor sterf- apparatuur wordt aangesloten op de On-
werking van de elektronische systemen van de
gevallen, persoonlijk letsel of kosten die kun- board Diagnostic-aansluiting (OBDII). Deze
auto.
nen ontstaan als gevolg van de installatie van aansluiting mag uitsluitend worden gebruikt
We adviseren Volvo-bezitters om uitsluitend door
niet-originele accessoires. door opgeleide en gekwalificeerde Volvo-ser-
Volvo goedgekeurde originele accessoires te
vicemonteurs.
installeren en om deze accessoires uitsluitend te
Gerelateerde informatie
laten installeren door daarvoor opgeleide en
• Belangrijke informatie over accessoires en
gediplomeerde onderhoudstechnici van Volvo. Gerelateerde informatie
extra uitrusting (p. 39)
Sommige accessoires werken alleen nadat de • Belangrijke informatie over accessoires en
vereiste software in het computersysteem van de extra uitrusting (p. 39)
auto is geïnstalleerd.

Diagnoseaansluiting (On-board Diagnostic-aansluiting,


OBDII) onder het instrumentenpaneel aan de bestuur-
derszijde.

40
UW VOLVO

Voertuigidentificatienummer van Afleiding van de bestuurder adviezen geven voor enkele nieuwe functies
auto tonen Het is uw verantwoordelijkheid als bestuurder waarmee de auto kan zijn uitgerust:
Bij contact met een Volvo-dealer in het kader om uw eigen veiligheid en de veiligheid van inzit-
van bijv. een Volvo On Call-abonnement hebt u tenden en andere weggebruikers op alle moge- WAARSCHUWING
het voertuigidentificatienummer (VIN6) van de lijke manieren te waarborgen. Tot deze verant-
woordelijkheid behoort het ontwijken van aflei-
• Gebruik tijdens het rijden nooit een hand-
auto nodig. held mobiele telefoon. In bepaalde gebie-
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op dingen, zodat u zich bijvoorbeeld niet moet den is het voor de bestuurder verboden
het middendisplay. bezighouden met zaken die niet direct verband om een mobiele telefoon te gebruiken
houden met de besturing van de auto in het ver- wanneer de auto in beweging is.
2. Ga verder naar Systeem keer.
Systeeminformatie Vehicle • Als de auto is voorzien van een navigatie-
Identification Number. Uw nieuwe Volvo is, of kan zijn uitgerust met een systeem, moet u alleen instellingen en
inhoudelijk rijke entertainment- en communicatie- wijzigingen doorvoeren in het reisplan
> Het voertuigidentificatienummer van de
systemen. Dat kan een mobiele telefoon met wanneer de auto geparkeerd staat.
auto verschijnt.
handsfree zijn, een navigatiesysteem en/of een
• Programmeer het geluidssysteem nooit
geluidsinstallatie met vele functies. U hebt wel- terwijl de auto in beweging is. Program-
licht ook andere draagbare elektronische appara- meer de voorinstellingen van de radio ter-
ten voor uw eigen gemak. Mits correct en veilig wijl de auto geparkeerd staat en gebruik
gebruikt, kunnen ze uw rijervaring verrijken. Maar de geprogrammeerde voorinstellingen om
bij verkeerd gebruik, kunnen ze een bron van daarmee sneller en eenvoudiger de radio
afleiding zijn. te kunnen bedienen.
Voor al deze systemen willen we, als blijk van Vol- • Gebruik nooit laptops of tablets wanneer
vo's toewijding aan uw veiligheid, de volgende de auto in beweging is.
waarschuwing met u delen. Gebruik dergelijke
apparaten of functies in de auto nooit zodanig
dat u wordt afgeleid van uw taak om veilig te rij- Gerelateerde informatie
den. Als u wordt afgeleid kan dit ernstige onge- • Audio, media en internet (p. 506)
lukken veroorzaken. Los van deze algemene
waarschuwing, willen we u graag de volgende

6 Vehicle Identification Number

41
VEILIGHEID
VEILIGHEID

Veiligheid Waarschuwingssymbool op Als het specifieke waarschuwingssym-


De auto is voorzien van diverse veiligheidssyste- bestuurdersdisplay bool defect is, gaat in plaats daarvan
men die samenwerken om u en uw medepassa- Het waarschuwingssymbool op het het algemene waarschuwingssymbool
giers te beschermen bij een ongeluk. bestuurdersdisplay gaat branden, wan- branden en het bestuurdersdisplay
neer u het elektrische systeem van de geeft dezelfde melding weer.
De auto is uitgerust met een aantal sensoren die auto in contactslotstand II zet. Het
bij een ongeval reageren en bepaalde veiligheids- symbool dooft na ongeveer 6 seconden, als blijkt
Gerelateerde informatie
systemen activeren, zoals verschillende soorten dat de veiligheidssystemen van de auto in orde • Veiligheid tijdens de zwangerschap (p. 45)
airbags en de gordelspanners van de veiligheids- zijn. • Veiligheidsgordels (p. 47)
gordels. Afhankelijk van de specifieke ongevalssi-
tuatie, zoals aanrijdingen onder verschillende
• Airbags (p. 51)
hoeken, over de kop slaan of van de weg raken,
WAARSCHUWING • Whiplash Protection System (p. 45)
reageren de systemen op verschillende manieren Als het waarschuwingssymbool blijft branden • Safety Mode (p. 58)
om zo de beste bescherming te bieden. of tijdens het rijden gaat branden en het
bericht SRS airbag Service urgent Rijd • Kinderveiligheid (p. 60)
Daarnaast zijn er mechanische veiligheidssyste- naar werkplaats op het bestuurdersdisplay
men zoals het Whiplash Protection System. De verschijnt, is dit een teken dat een gedeelte
auto is bovendien zodanig gebouwd dat een van een veiligheidssysteem niet naar behoren
groot deel van de kracht bij een aanrijding wordt werkt. Volvo adviseert u om zo spoedig moge-
verdeeld over de balken, de stijlen, de vloer, het lijk contact op te nemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
dak en andere carrosseriedelen.
Na een ongeval kan de Safety Mode van de auto
worden geactiveerd, als er een belangrijke functie WAARSCHUWING
in de auto beschadigd is geraakt. Breng nooit zelf wijzigingen in de verschil-
lende veiligheidssystemen van de auto aan en
probeer deze nooit zelf te repareren. Een ver-
keerde ingreep in een systeem kan tot een
onjuiste werking leiden met ernstig letsel als
gevolg. Volvo adviseert u om contact op te
nemen met een erkende Volvo-werkplaats.

44
VEILIGHEID

Veiligheid tijdens de zwangerschap Zithouding Whiplash Protection System


Het is belangrijk dat zwangere passagiers hun Naarmate de zwangerschap vordert moeten Het Whiplash Protection System (WHIPS) is
veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en zwangere bestuurders de stoel en het stuurwiel een beveiliging die het risico van letsel door whi-
dat een zwangere bestuurder haar zithouding dusdanig verstellen dat ze de auto volledig onder plash vermindert.. Het systeem bestaat uit ener-
aanpast. controle hebben (wat inhoudt dat ze met gemak gieabsorberende rugleuningen plus zitkussens
bij het stuur en de pedalen moeten kunnen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofd-
Veiligheidsgordel komen). Streef ernaar de afstand tussen de buik steunen voor de beide voorstoelen.
en het stuur zo groot mogelijk te houden. WHIPS wordt geactiveerd bij een aanrijding van
achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en
Gerelateerde informatie de snelheid waarmee het achteropkomende
• Veiligheid (p. 44) voertuig de auto raakt en de materiaaleigen-
• Veiligheidsgordels (p. 47) schappen van dat voertuig.
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) Bij activering van het WHIPS klappen de rugleu-
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) ningen van de voorstoelen naar achteren en de
zittingen omlaag, zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de voorstoelen
verandert. De beweging helpt om een gedeelte
van de krachten te absorberen, die whiplash-let-
sel kunnen veroorzaken.
De veiligheidsgordel moet strak langs de schou-
der lopen, waarbij het diagonale deel van de vei- WAARSCHUWING
ligheidsgordel tussen de borsten en tegen de zij-
WHIPS vormt een aanvulling op de veilig-
kant van de buik ligt.
heidsgordel. Gebruik de veiligheidsgordel
Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel moet altijd.
vlak tegen de buitenkant van de bovenbenen lig-
gen en zo ver mogelijk onder de buik liggen. Het
mag nooit over de buik omhoog kunnen glijden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk over
het lichaam lopen zonder onnodige speling. Con-
troleer ook of de veiligheidsgordel nergens
gedraaid zit.

}}

* Optie/accessoire. 45
VEILIGHEID

|| WAARSCHUWING WAARSCHUWING WHIPS en kinderzitjes


WHIPS beïnvloedt de beschermende werking van
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoelen of Plaats dozen e.d. niet dusdanig, dat deze vast- kinderzitje en/of verhogingskussen niet negatief.
WHIPS aan en probeer deze nooit zelf te geklemd zitten tussen het zitgedeelte van de
repareren. Volvo adviseert u om contact op te achterbank en de rugleuning van de voorstoe- Gerelateerde informatie
nemen met een erkende Volvo-werkplaats. len.
• Veiligheid (p. 44)
Als de voorstoelen aan grote krachten heb- Als er op de achterbank een rugleuning
ben blootgestaan zoals tijdens een aanrijding, omlaag is geklapt, moet een eventuele lading • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
moet u de stoelen vervangen. De stoelen kun- worden vastgezet om te voorkomen dat deze • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
nen een deel van hun beschermende eigen- bij een aanrijding tegen de rugleuning van de
schappen hebben verloren, zelfs als ze ogen- voorstoel aan kan glijden. • Rear Collision Warning (p. 371)
schijnlijk niet zijn beschadigd.

WAARSCHUWING
Als een rugleuning op de achterbank is
omgeklapt of als er op de achterbank een
achterstevoren geplaatst kinderzitje wordt
gebruikt, moet de bijbehorende voorstoel naar
voren worden geklapt, zodat deze geen con-
tact heeft met de omgeklapte rugleuning of
het kinderzitje.

Zithouding
Voor optimale bescherming door het WHIPS
moeten bestuurder en voorpassagier de juiste zit-
houding innemen en zorgen dat het systeem niet
Plaats geen voorwerpen op de vloer achter of onder de wordt gehinderd.
voorstoelen of op de achterbank achter de bestuurders-
of passagiersstoel die het WHIPS kunnen hinderen. Stel voordat u wegrijdt de juiste zithouding in
voor de voorstoel.
U en een eventuele voorpassagier moeten zoveel
mogelijk in het midden van de stoel plaatsnemen
en de afstand tussen hoofd en hoofdsteun zo
klein mogelijk houden.

46 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID

Veiligheidsgordels WAARSCHUWING Veiligheidsgordel omdoen en


Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de losmaken
Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheids-
veiligheidsgordel niet wordt gedragen. gordels aan en probeer ze nooit zelf te repa- Let erop dat alle passagiers hun veiligheidsgor-
Voor optimale bescherming van de veiligheids- reren. Volvo adviseert u om contact op te del om hebben voordat u gaat rijden.
gordel is het van belang dat de gordel goed nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
tegen het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet te Veiligheidsgordel omdoen
Als een veiligheidsgordel aan grote krachten 1. Rol de gordel langzaam af. Zorg dat er geen
ver achteroverhellen. De veiligheidsgordel biedt heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij-
de beste bescherming bij een normale rijhouding. ding, moet u de veiligheidsgordel in zijn slag in zit en let erop dat hij niet is bescha-
geheel vervangen. De veiligheidsgordel kan digd.
WAARSCHUWING een deel van zijn beschermende eigenschap-
pen hebben verloren, zelfs als de veiligheids- N.B.
Denk eraan geen clips te gebruiken of de gordel ogenschijnlijk niet beschadigd is. Ver-
gordel vast te maken rond haken of andere vang de veiligheidsgordel ook als deze versle- De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kan
delen van het interieur, omdat de veiligheids- ten of beschadigd is. De nieuwe veiligheids- niet verder worden uitgetrokken:
gordel daardoor niet goed aansluit. gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
voor montage op dezelfde positie als de ver- • wanneer u de gordel te snel uittrekt
vangen veiligheidsgordel. • wanneer u remt of optrekt
WAARSCHUWING
• als de auto sterk overhelt.
De veiligheidsgordel en airbag werken samen. Gerelateerde informatie
Als de veiligheidsgordel niet of verkeerd wordt
gebruikt, kan dit bij een botsing van invloed • Veiligheid (p. 44) 2. Zet de gordel vast door de borglip in de bij-
zijn op het effect van de airbag. • Gordelspanners (p. 49) behorende gordelsluiting te steken.
• Veiligheidsgordel omdoen en losmaken > Een duidelijke "klik" geeft aan dat de gor-
(p. 47) del vastzit.
• Portier- en gordelwaarschuwing (p. 50)
WAARSCHUWING
De gesp van de veiligheidsgordel altijd aan-
brengen in de gordelsluiting aan de juiste
zijde. De veiligheidsgordels en de gordelslui-
ting werken anders mogelijk niet naar beho-
ren tijdens een aanrijding. Er bestaat gevaar
voor ernstige verwondingen.

}}

47
VEILIGHEID

|| 3. Voorin kunt u de gordel hoger of lager zetten. WAARSCHUWING


Elke veiligheidsgordel is bedoeld voor slechts
één persoon.

WAARSCHUWING
Denk eraan geen clips te gebruiken of de
gordel vast te maken rond haken of andere
delen van het interieur, omdat de veiligheids-
gordel daardoor niet goed aansluit.

De gordel moet over de schouder lopen (en niet over de WAARSCHUWING


bovenarm). De veiligheidsgordels nooit beschadigen en
4. Span de heupgordel over de heupen door de geen vreemde voorwerpen aanbrengen in de
Druk de gordelbevestiging in elkaar en zet de gordelsluiting. De veiligheidsgordels en de
gordel hoger of lager. diagonale schoudergordel in de richting van
gordelsluiting werken anders mogelijk niet
de schouder omhoog te trekken. naar behoren tijdens een aanrijding. Er
Zet de gordel zo hoog mogelijk zonder dat de
gordel daarbij langs de nek schuurt. bestaat gevaar voor ernstige verwondingen.

Veiligheidsgordel losmaken
1. Druk op de rode knop van de gordelsluiting
en laat het oprolmechanisme de gordel naar
binnen trekken.
2. Als de gordel niet volledig wordt opgerold,
moet u de gordel handmatig zo ver terugrol-
len dat deze niet langer slap hangt.

Gerelateerde informatie
• Veiligheidsgordels (p. 47)
De heupgordel moet laag zitten (niet over de buik).
• Gordelspanners (p. 49)
• Portier- en gordelwaarschuwing (p. 50)

48
VEILIGHEID

Gordelspanners Wanneer de kritieke situatie voorbij is, worden de • Elektrische gordelspanner resetten* (p. 50)
gordel en de elektrische gordelspanner automa-
De auto is voorzien van standaardgordelspan- • Passagiersairbag* activeren en deactiveren
ners en elektrische* gordelspanners die de vei- tisch gereset. Ze zijn echter ook handmatig te (p. 54)
ligheidsgordels in kritieke situaties en bij aanrij- resetten.
dingen kunnen aanspannen.
• City Safety™ (p. 357)
BELANGRIJK • Rear Collision Warning (p. 371)
Standaardgordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met een Als de passagiersairbag wordt gedeactiveerd,
standaardgordelspanner. wordt ook de elektrische gordelspanner aan
de passagierskant gedeactiveerd.
De gordelspanner spant de veiligheidsgordel bij
een voldoende krachtige botsing om de inzit-
tende efficiënter te kunnen opvangen. WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheids-
Elektrische gordelspanners* gordels aan en probeer ze nooit zelf te repa-
De gordelspanners voor bestuurder en passagier reren. Volvo adviseert u om contact op te
op de voorstoel zijn uitgerust met een elektrische nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
gordelspanner. Als een veiligheidsgordel aan grote krachten
De gordelspanner werkt samen met en is te acti- heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij-
veren door de rijhulpsystemen City Safety en ding, moet u de veiligheidsgordel in zijn
Rear Collision Warning. In kritieke situaties, zoals geheel vervangen. De veiligheidsgordel kan
een deel van zijn beschermende eigenschap-
bij een noodstop, van de weg raken (bijvoorbeeld pen hebben verloren, zelfs als de veiligheids-
wanneer de auto in een greppel belandt, van de gordel ogenschijnlijk niet beschadigd is. Ver-
grond komt of tegen een obstakel in het terrein vang de veiligheidsgordel ook als deze versle-
botst), slippen of gevaar voor een botsing, wordt ten of beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
de veiligheidsgordel mogelijk aangespannen door gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
de elektromotor van de gordelspanner. voor montage op dezelfde positie als de ver-
vangen veiligheidsgordel.
De elektrische gordelspanner helpt bij het positi-
oneren van de inzittende, wat het risico reduceert
dat deze tegen het interieur van de auto wordt Gerelateerde informatie
geworpen en het effect van veiligheidssystemen • Veiligheidsgordels (p. 47)
(zoals de airbags van de auto) verbetert. • Veiligheidsgordel omdoen en losmaken
(p. 47)

* Optie/accessoire. 49
VEILIGHEID

Elektrische gordelspanner resetten* Portier- en gordelwaarschuwing U kunt de grafische voorstelling resetten door
De elektrische gordelspanner is dusdanig Het systeem herinnert inzittenden eraan de vei- een druk op de O-knop van de rechter knoppen-
geconstrueerd dat deze automatisch wordt gere- ligheidsgordel om te doen en waarschuwt ook groep op het stuurwiel.
set, maar als de gordel desondanks aangespan- als een portier, motorkap, achterklep of tankvul-
Gordelwaarschuwing
nen blijft is deze ook handmatig te resetten. klep niet goed dichtstaat.
1. Parkeer de auto op een veilige plek.
Grafische voorstelling op
2. Neem de veiligheidsgordel los en doe deze bestuurdersdisplay
vervolgens weer om.
> De gordel en de elektrische gordelspan-
ner worden gereset.

WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheids-
gordels aan en probeer ze nooit zelf te repa-
reren. Volvo adviseert u om contact op te
nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
Visueel signaal op plafondconsole.
Als een veiligheidsgordel aan grote krachten
heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij- De visuele signalen worden verstrekt via de pla-
ding, moet u de veiligheidsgordel in zijn fondconsole en het waarschuwingssymbool op
geheel vervangen. De veiligheidsgordel kan Grafische voorstelling op het bestuurdersdisplay met het bestuurdersdisplay.
een deel van zijn beschermende eigenschap- verschillende soorten waarschuwingen. De waarschu-
pen hebben verloren, zelfs als de veiligheids- wingskleur voor portier en achterklep is afhankelijk van Het geluidssignaal is afhankelijk van de snelheid,
gordel ogenschijnlijk niet beschadigd is. Ver- de rijsnelheid. de rijtijd en de afgelegde afstand.
vang de veiligheidsgordel ook als deze versle-
De grafische voorstelling op het bestuurdersdis- De gordelstatus voor de bestuurder en de passa-
ten of beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld play geeft de zitplaatsen weer waarvan de veilig- giers geeft via de grafische voorstelling op het
voor montage op dezelfde positie als de ver- heidsgordel wel of juist niet in gebruik is. bestuurdersdisplay aan wanneer een gordel
vangen veiligheidsgordel. In dezelfde grafische voorstelling wordt aangege- wordt omgedaan of losgenomen.
ven of de motorkap, de achterklep, de tankvulklep Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet voor
Gerelateerde informatie of een portier openstaat. kinderzitjes.
• Gordelspanners (p. 49)
• Veiligheidsgordels (p. 47)

50 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID

Voorstoel Bij een rijsnelheid hoger dan zo'n 10 Airbags


Er worden visuele signalen en geluidssignalen km/h (6 mph) gaat het waarschu- De auto is voorzien van airbags en opblaasgor-
afgegeven, wanneer u en een eventuele voorpas- wingssymbool op het bestuurdersdis- dijnen aan bestuurders- en passagierszijde.
sagier niet in de gordel zitten. play branden.
N.B.
Achterbank Gerelateerde informatie De sensoren reageren verschillend, afhanke-
De functie van de gordelwaarschuwing voor de • Veiligheidsgordels (p. 47) lijk van het verloop van de botsing en of er al
achterbank is tweeledig:
• Veiligheidsgordel omdoen en losmaken dan niet een veiligheidsgordel wordt gebruikt.
• Aangeven welke veiligheidsgordels van de (p. 47) Geldt voor alle gordelposities.
achterbank er worden gebruikt. Bij gebruik
Er kunnen dus ongelukken ontstaan als
van de veiligheidsgordels verschijnt een gra-
slechts één (of geen) van de airbags wordt
fische voorstelling op het bestuurdersdisplay.
geactiveerd. De sensoren registreren de
• Met visuele signalen en geluidssignalen kracht waaraan de auto bij de botsing bloot-
ervoor waarschuwen dat een van de veilig- staat en blazen op basis daarvan geen, een of
heidsgordel achterin tijdens het rijden werd meer airbags op.
losgenomen. De herinnering verdwijnt zodra
de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor portier, motorkap,
De regeleenheid van het airbagsysteem zit in
achterklep en tankvulklep de middenconsole. Als de middenconsole
Als de motorkap, de achterklep, de tankvulklep of doorweekt geraakt is, moet u de kabels los-
een van de portieren niet goed dichtstaan, geeft koppelen van de startaccu. Probeer de auto
de grafische voorstelling op het bestuurdersdis- niet te starten, omdat de airbags daarbij geac-
play aan wat openstaat. Breng de auto zo spoe- tiveerd kunnen worden. Laat de auto wegsle-
dig mogelijk tot stilstand en sluit het onderdeel pen. Volvo adviseert u de auto te laten weg-
dat aanleiding gaf tot de waarschuwing. slepen naar een erkende Volvo-werkplaats.

Bij een rijsnelheid tot 10 km/h (6 mph)


gaat het informatiesymbool op het
Opgeblazen airbags
Wanneer een van de airbags is opgeblazen,
bestuurdersdisplay branden.
wordt het volgende geadviseerd:
• Laat de auto wegslepen. Volvo adviseert u
hem te laten wegslepen naar een erkende
}}

51
VEILIGHEID

|| Volvo-werkplaats. Rijd niet met opgeblazen Bestuurdersairbags zen tot het leeglopen van de airbag, neemt
airbags. Als aanvulling op de veiligheidsgordel is de auto enkele tienden van een seconde in beslag.
• Volvo adviseert u het vervangen van de voorzien van een stuurairbag en een knie-airbag1
onderdelen van de veiligheidssystemen in de aan de bestuurderszijde. WAARSCHUWING
auto over te laten aan een erkende Volvo- De veiligheidsgordel en airbag werken samen.
werkplaats. Als de gordel niet of verkeerd wordt gebruikt,
• Neem altijd contact op met een arts. kan dit bij een botsing van invloed zijn op het
effect van de airbag.
WAARSCHUWING Om geen letsel op te lopen wanneer de air-
bag wordt opgeblazen, moet de passagier zo
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Dat kan rechtop mogelijk zitten met de voeten op de
het besturen van de auto bemoeilijken. Ook vloer en de rug tegen de rugleuning.
andere veiligheidssystemen kunnen bescha-
digd zijn. De rook en stof die bij het opblazen
van de airbags worden gevormd, kunnen bij WAARSCHUWING
een intensieve blootstelling irritaties aan de
huid en ogen/letsel veroorzaken. Bij last met Volvo adviseert u om voor reparatie contact
koud water wassen. Het snelle opblazen kan op te nemen met een erkende Volvo-werk-
De stuurairbag en knie-airbag1 voorin aan de bestuur-
ook, in combinatie met het materiaal van de plaats. Een verkeerde ingreep in het airbag-
derszijde.
airbag, voor wrijvings- en brandwonden op de systeem kan tot een onjuiste werking leiden
huid zorgen. Bij een frontale botsing helpen de airbags voor- met ernstig letsel als gevolg.
komen dat de bestuurder letsel aan hoofd, nek,
gezicht en borstkas oploopt of gewond raakt aan Positie van de stuurairbag
Gerelateerde informatie knieën en benen.
• Veiligheid (p. 44) De airbag zit opgevouwen in het midden van het
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het
• Bestuurdersairbags (p. 52)
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren opschrift AIRBAG.
• Passagiersairbag (p. 53) van de airbags activeren. De airbags vangen de
• Zijairbags (p. 57) klap van de aanrijding op voor de inzittende. De Positie van de knie-airbag1
airbags lopen vervolgens weer leeg. Daarbij De airbag zit opgevouwen onder in het dash-
• Opblaasgordijnen (p. 57)
treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volko- board aan de bestuurderszijde. Het paneel is
men normaal. Het totale verloop, van het opbla- voorzien van het opschrift AIRBAG.

1 Alleen op bepaalde markten is de auto uitgerust met een knie-airbag.

52
VEILIGHEID

WAARSCHUWING Passagiersairbag WAARSCHUWING


Als aanvulling op de veiligheidsgordel is de auto
Plaats of bevestig geen voorwerpen vóór of De veiligheidsgordel en airbag werken samen.
op het paneel waar de knie-airbag geplaatst voorzien van airbags aan de passagierszijde Als de gordel niet of verkeerd wordt gebruikt,
is. voorin. kan dit bij een botsing van invloed zijn op het
effect van de airbag.
Gerelateerde informatie Om geen letsel op te lopen wanneer de air-
• Airbags (p. 51) bag wordt opgeblazen, moet de passagier zo
rechtop mogelijk zitten met de voeten op de
• Passagiersairbag (p. 53) vloer en de rug tegen de rugleuning.

WAARSCHUWING
Volvo adviseert u om voor reparatie contact
op te nemen met een erkende Volvo-werk-
plaats. Een verkeerde ingreep in het airbag-
systeem kan tot een onjuiste werking leiden
met ernstig letsel als gevolg.
Airbag voor de voorstoel aan passagierszijde.
Bij een frontale botsing helpt de airbag voorko- Positie van de airbag aan
men dat de passagier letsel aan hoofd, nek,
passagierszijde
gezicht en borstkas oploopt of gewond raakt aan
De airbag zit opgevouwen in een ruimte boven
knieën en benen.
het dashboardkastje. Het paneel is voorzien van
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren het opschrift AIRBAG.
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren
van de airbag activeren. De airbags vangen de WAARSCHUWING
klap van de aanrijding op voor de inzittende. De
airbags lopen vervolgens weer leeg. Daarbij Plaats geen voorwerpen vóór of bovenop het
dashboard op de plek waar de airbag voor de
treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volko-
passagiersstoel zit.
men normaal. Het totale verloop, van het opbla-
zen tot het leeglopen van de airbag, neemt
enkele tienden van een seconde in beslag.

}}

53
VEILIGHEID

|| Sticker voor passagiersairbag WAARSCHUWING Passagiersairbag* activeren en


deactiveren
Als de auto niet is uitgerust met een schake-
laar voor activering/deactivering van de pas- De passagiersairbag is te deactiveren als de
sagiersairbag (PACOS), is de passagiersair- auto is voorzien van een speciale schakelaar,
bag altijd geactiveerd. Passenger Airbag Cut Off Switch (PACOS).

PACOS-schakelaar
WAARSCHUWING De PACOS-schakelaar voor activering/deactive-
Laat nooit iemand voor de passagiersstoel zit- ring van de passagiersairbag zit aan de passa-
ten of staan. gierszijde aan de zijkant van het dashboard en u
kunt erbij door het portier aan die kant te openen.
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers- Controleer of de schakelaar in de gewenste
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag stand staat.
Sticker op zonneklep aan passagierszijde. geactiveerd is.
Laat nooit passagiers (kinderen noch volwas-
senen) op de passagiersstoel voorin plaatsne-
men, als de passagiersairbag gedeactiveerd
is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan aanleiding geven tot levens-
gevaarlijke situaties of ernstig letsel.

Gerelateerde informatie
• Airbags (p. 51)
• Bestuurdersairbags (p. 52)

Sticker op portierstijl aan passagierszijde. Bij het openen


• Passagiersairbag* activeren en deactiveren ON - De airbag is geactiveerd en alle passa-
van het passagiersportier is de sticker zichtbaar. (p. 54) giers (kinderen en volwassenen) kunnen vei-
lig in de rijrichting op de passagiersstoel zit-
De waarschuwingssticker voor passagiersairbag
ten.
is aangebracht als hierboven.
OFF - De airbag is gedeactiveerd en kinde-
ren in een tegen de rijrichting in geplaatst

54 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID

kinderzitje kunnen veilig op de passagiers- Passagiersairbag activeren 2. Bevestig de melding door de O-knop van de
stoel zitten. rechter stuurknoppenset in te drukken.

WAARSCHUWING
Als de auto niet is uitgerust met een schake-
laar voor activering/deactivering van de pas-
sagiersairbag (PACOS), is de passagiersair-
bag altijd geactiveerd.

Trek de schakelaar naar buiten en draai deze


vanuit OFF (B) naar ON (A).
> Op het bestuurdersdisplay verschijnt de
melding Passagiersairbag aan Graag
bevestigen. > Een displaytekst en een waarschuwings-
symbool op de plafondconsole geven aan
dat de passagiersairbag geactiveerd is.
N.B.
Als u de passagiersairbag hebt geactiveerd/ WAARSCHUWING
gedeactiveerd met de auto in contactslot-
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
stand I of lager en het contactslot vervolgens
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers-
in stand II zet, verschijnt na ca. 6 seconden stoel voorin, wanneer de airbag aan die kant
een melding op het bestuurdersdisplay in geactiveerd is.
combinatie met de volgende indicatie op de
De passagiersairbag moet altijd zijn geacti-
plafondconsole. veerd, wanneer er passagiers (kinderen of vol-
wassenen) op de passagiersstoel voorin zit-
ten.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan aanleiding geven tot levens-
gevaarlijke situaties of ernstig letsel.

}}

55
VEILIGHEID

|| Passagiersairbag deactiveren 2. Bevestig de melding door de O-knop van de Gerelateerde informatie


rechter stuurknoppenset in te drukken. • Gordelspanners (p. 49)
• Kinderzitje (p. 61)

Trek de schakelaar naar buiten en draai deze


vanuit ON (A) naar OFF (B).
> Op het bestuurdersdisplay verschijnt de
melding Passagiersairbag uit Graag
bevestigen. > Een displaytekst en een brandend lampje
op de plafondconsole geven aan dat de
passagiersairbag gedeactiveerd is.
N.B.
Als u de passagiersairbag hebt geactiveerd/ WAARSCHUWING
gedeactiveerd met de auto in contactslot-
Laat nooit passagiers (kinderen noch volwas-
stand I of lager en het contactslot vervolgens
senen) op de passagiersstoel voorin plaatsne-
in stand II zet, verschijnt na ca. 6 seconden men, wanneer de airbag aan die kant gedeac-
een melding op het bestuurdersdisplay in tiveerd is.
combinatie met de volgende indicatie op de
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
plafondconsole. beveling kan aanleiding geven tot levensge-
vaarlijke situaties of ernstig letsel.

BELANGRIJK
Als de passagiersairbag wordt gedeactiveerd,
wordt ook de elektrische gordelspanner aan
de passagierskant gedeactiveerd.

56
VEILIGHEID

Zijairbags WAARSCHUWING Opblaasgordijnen


De zijairbags aan bestuurders- en passagiers- De gordijnairbags, Inflatable Curtain (IC) helpen
Volvo adviseert u om voor reparatie contact
zijde dienen ter bescherming van borstkas en op te nemen met een erkende Volvo-werk- voorkomen dat bestuurder en eventuele passa-
heupen bij een aanrijding. plaats. Een verkeerde ingreep in de zij-airbags giers bij een botsing met hun hoofd tegen de
kan tot een onjuiste werking leiden met ern- binnenkant van de auto stoten.
stig letsel als gevolg.

WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen in het gebied tussen
de buitenzijde van de stoel en het portierpa-
neel, aangezien dit gebied door de zijairbag
kan worden beïnvloed.
Volvo adviseert om uitsluitend door Volvo
goedgekeurde overtrekbekleding te gebrui-
ken. Andere bekleding kan de werking van de
zijairbags hinderen.
De SIPS-airbags zijn in de buitenste rugframes
van de voorstoelen gemonteerd en dragen bij tot
het beschermen van de bestuurder en de passa-
WAARSCHUWING Het opblaasgordijn is langs de beide kanten van
gier in de voorstoelen. De zijairbag vormt een aanvulling op de veilig- de hemelbekleding gemonteerd en beschermt
heidsgordel. Gebruik de veiligheidsgordel bestuurder en passagiers op de buitenste stoe-
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren altijd. len van de auto. De panelen zijn voorzien van het
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren opschrift IC AIRBAG.
activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens
opgeblazen tussen de inzittende en het portier-
Zijairbags en kinderzitjes Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren
De SIPS-airbags beïnvloeden de beschermende de sensoren, die op hun beurt de gordijnairbags
paneel. De airbags lopen vervolgens weer leeg.
werking van kinderzitje en/of verhogingskussen activeren.
De SIPS-airbag wordt normaal gesproken alleen
niet negatief.
opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
Gerelateerde informatie
• Airbags (p. 51)

}}

57
VEILIGHEID

|| WAARSCHUWING WAARSCHUWING Safety Mode


Safety Mode is een veiligheidsfunctie die in wer-
Volvo adviseert u om voor reparatie contact Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op
op te nemen met een erkende Volvo-werk- de veiligheidsgordel. Gebruik de veiligheids- king treedt, wanneer tijdens een aanrijding
plaats. Een verkeerde ingreep in het systeem gordel altijd. mogelijk belangrijke onderdelen zijn beschadigd
van het opblaasgordijn kan tot een onjuiste zoals de brandstofleidingen, de sensoren voor
werking leiden met ernstig letsel als gevolg. de veiligheidssystemen of het remsysteem.
Gerelateerde informatie Als de auto een aanrijding heeft gehad, kan de
• Airbags (p. 51)
tekst Safety mode Zie handleiding worden
WAARSCHUWING weergegeven op het bestuurdersdisplay in com-
Hang of bevestig nooit zware voorwerpen aan binatie met het waarschuwingslampje als het dis-
de plafondhandgrepen. De haken zijn alleen play niet beschadigd is geraakt en het elektrische
bedoeld voor niet al te zware kledingstukken systeem van de auto nog functioneert. De mel-
(en niet voor harde voorwerpen zoals para- ding betekent dat de functionaliteit van de auto is
plu’s).
verminderd.
Schroef of bevestig geen onderdelen op de
plafondbekleding, portierstijlen of de zijpane-
len van de auto. Ze kunnen daarbij hun WAARSCHUWING
beschermende werking verliezen. Volvo advi- Probeer in geen geval de auto opnieuw te
seert om alleen originele Volvo-onderdelen, starten, als u een brandstofgeur waarneemt
bestemd voor montage op deze plaatsen, te terwijl de melding Safety mode Zie
gebruiken. handleiding verschijnt. Verlaat de auto
onmiddellijk.
WAARSCHUWING
Als de auto in de veiligheidsmodus staat kan het
Houd 10 cm (4 inch) afstand aan tussen de systeem worden gereset om de auto te starten
bagage en de zijruiten, als u de bagage
en over een korte afstand te verplaatsen. bijv. als
opstapelt tot boven de portierruiten. Anders
kan de beschermende werking van de de auto op een plaats staat waar de verkeersvei-
opblaasgordijnen, die in de plafondbekleding ligheid in gevaar komt.
zijn weggewerkt, uitblijven.

58
VEILIGHEID

WAARSCHUWING Auto in Safety Mode starten en 3. Probeer vervolgens de auto te starten.


verplaatsen > De auto-elektronica verricht een systeem-
Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
elektronische onderdelen te resetten nadat Als de auto in de veiligheidsmodus staat kan het controle en probeert vervolgens de nor-
de auto in de Safety Mode heeft gestaan. Dit systeem worden gereset om de auto te starten male modus te activeren.
kan aanleiding geven tot letsel of een slechte en over een korte afstand te verplaatsen. bijv. als
functie van de auto. Volvo adviseert u de auto de auto op een plaats staat waar de verkeersvei- BELANGRIJK
altijd in een erkende Volvo-werkplaats te laten ligheid in gevaar komt.
controleren en naar Normal Mode te laten Als de melding Safety mode Zie
resetten nadat de melding Safety mode Zie Auto in Safety Mode starten handleiding nog steeds op het display staat,
handleiding is verschenen. 1. Onderzoek de auto op beschadigingen en of mag u niet met de auto rijden en deze even-
er geen brandstof uit de auto is gelekt. Er min verslepen. U moet de auto dan laten ber-
mag evenmin een brandstofgeur waarneem- gen. Verborgen schade kan de auto tijdens
WAARSCHUWING het rijden onbestuurbaar maken, zelfs als het
baar zijn.
De auto mag niet worden weggesleept zolang lijkt dat u nog met de auto kunt rijden.
deze in de Safety mode staat. De auto moet Bij minder ernstige schade en als er gecon-
op een bergingsvoertuig worden afgevoerd. stateerd is dat geen sprake is van brandstof-
Volvo adviseert u hem te laten afvoeren naar lekkage, kan er een startpoging worden
een erkende Volvo-werkplaats. gedaan. Auto in Safety Mode verrijden
1. Als de melding Normal mode The car is
Gerelateerde informatie now in normal mode op het bestuurders-
WAARSCHUWING
display wordt getoond nadat een startpoging
• Veiligheid (p. 44) Probeer in geen geval de auto opnieuw te gedaan is, kan de auto voorzichtig worden
• Auto in Safety Mode starten en verplaatsen starten, als u een brandstofgeur waarneemt verplaatst, bijv. als hij op een plaats staat
(p. 59) terwijl de melding Safety mode Zie waar de verkeersveiligheid in gevaar
handleiding verschijnt. Verlaat de auto
• Bergen (p. 497) onmiddellijk. gebracht wordt.
2. Verrijd de auto niet verder dan nodig.
2. Zet de auto uit.
WAARSCHUWING
De auto mag niet worden weggesleept zolang
deze in de Safety mode staat. De auto moet
op een bergingsvoertuig worden afgevoerd.
Volvo adviseert u hem te laten afvoeren naar
een erkende Volvo-werkplaats.
}}

59
VEILIGHEID

|| Gerelateerde informatie Kinderveiligheid N.B.


• Safety Mode (p. 58) Kinderen in rijdende auto's moeten altijd veilig
Bij gebruik van kinderveiligheidsproducten is
• Motor starten (p. 430) zitten.
het belangrijk om de bijgeleverde montage-
Volvo beschikt over kinderveiligheidsproducten
• Bergen (p. 497)
(kinderzitjes en bevestigingsmaterialen) die spe-
voorschriften door te nemen.
ciaal voor uw auto zijn ontwikkeld. Met kindervei- Neem bij onduidelijkheden over de montage
ligheidsproducten van Volvo schept u optimale van kinderveiligheidsproducten contact op
voorwaarden voor een veilig vervoer van kinderen met de producent.
in de auto. U weet bovendien zeker dat de pro-
ducten passen en eenvoudig in het gebruik zijn. Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
Het gewicht en de lengte van het kind zijn bepa- altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
lend voor de te gebruiken producten. Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot zit-
ten.
Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk te
vervoeren in een achterstevoren gemonteerd kin- Gerelateerde informatie
derzitje (in ieder geval tot een leeftijd van 3–4 • Veiligheid (p. 44)
jaar) en daarna tot een lengte van 1,40 m (4 voet
7 inch) op/in een verhogingskussen of een in de • Kinderzitje (p. 61)
rijrichting geplaatst kinderzitje. • Kinderslot activeren en deactiveren (p. 271)

N.B.
De wettelijke voorschriften voor het te gebrui-
ken type kinderzitje voor kinderen in verschil-
lende leeftijdscategorieën en gewichtsklas-
sen verschillen van land tot land. Ga na wat er
in uw land geldt.

60
VEILIGHEID

Kinderzitje • Onderste bevestigingspunten voor kinderzi- Bovenste bevestigingspunten voor


Als u kinderen in de auto vervoert, moet u altijd tjes (p. 62) kinderzitjes
een adequate kinderbescherming gebruiken. • i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin- De auto is voorzien van bovenste bevestigings-
Kinderen moeten comfortabel en veilig kunnen derzitjes (p. 63) punten voor kinderzitjes op de buitenste zitplaat-
zitten. Zorg dat u het kinderzitje op de juiste sen van de achterbank.
• Positie van kinderzitje (p. 63)
plaats aanbrengt, monteert en op de juiste wijze De bovenste bevestigingspunten zijn voorname-
gebruikt. • Passagiersairbag* activeren en deactiveren lijk bestemd om een in de rijrichting gemonteerd
(p. 54) kinderzitje aan te bevestigen.
Raadpleeg voor de juiste montage de montage-
instructies bij het kinderzitje. Houd u altijd aan de montage-instructies van de
fabrikant wanneer u een kinderzitje/babyzitje aan
N.B. de bovenste bevestigingspunten vastzet.
Bij gebruik van kinderveiligheidsproducten is Positie van de bevestigingspunten
het belangrijk om de bijgeleverde montage-
voorschriften door te nemen.
Neem bij onduidelijkheden over de montage
van kinderveiligheidsproducten contact op
met de producent.

N.B.
Laat een kinderzitje nooit los in de auto lig-
gen. Bevestig het altijd volgens de instructies
voor het kinderzitje, ook als u het niet
gebruikt.
Symbolen achter op de rugleuningen geven de positie
van de bevestigingspunten aan.
Gerelateerde informatie
De bevestigingspunten zitten aan de achterzijde
• Kinderveiligheid (p. 60)
van de buitenste zitplaatsen op de achterbank.
• Bovenste bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes (p. 61)

}}

* Optie/accessoire. 61
VEILIGHEID

|| WAARSCHUWING Onderste bevestigingspunten voor voor het activeren/deactiveren van de passa-


kinderzitjes giersairbag *.
Haal de bovenste bevestigingsband van het
kinderzitje door de opening in de ene poot De auto is voorzien van onderste bevestigings-
van de hoofdsteun, voordat u de band aan het punten voor kinderzitjes voorin* en achterin.
bevestigingspunt vastzet. Volg, als dit niet De onderste bevestigingspunten zijn bedoeld
mogelijk is, de aanbevelingen van de produ- voor gebruik in combinatie met bepaalde tegen
cent van het kinderzitje op. de rijrichting in geplaatste kinderzitjes.
Houd u altijd aan de montage-instructies van de
N.B. fabrikant, wanneer u een kinderzitje/babyzitje aan
de onderste bevestigingspunten vastzet.
Klap de hoofdsteunen omlaag om het monte-
ren van dit type kinderzitje te vereenvoudigen Positie van de bevestigingspunten
bij auto’s met neerklapbare hoofdsteunen op
de beide buitenste zitplaatsen.
De positie van de bevestigingspunten achterin.
N.B. De bevestigingspunten achterin zitten op de ach-
In auto’s met een bagagerolhoes over de terste uiteinden van de vloerrails voor de voor-
bagageruimte moet deze worden verwijderd stoelen.
voordat het kinderzitje in de bevestigingspun-
Gerelateerde informatie
ten kan worden gemonteerd.
• Kinderzitje (p. 61)

Gerelateerde informatie
• Bovenste bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes (p. 61)
• Kinderzitje (p. 61)
De positie van de bevestigingspunten voorin. • i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
• Onderste bevestigingspunten voor kinderzi- derzitjes (p. 63)
tjes (p. 62) De bevestigingspunten voorin zitten aan de zij-
kanten van de beenruimte voor de passagiers- • Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin- ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
derzitjes (p. 63) stoel.

• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei- De bevestigingspunten voorin zijn alleen gemon-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67) teerd als de auto is voorzien van een schakelaar

62 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID

i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten rugleuningen van de achterbank, op de beide Positie van kinderzitje


voor kinderzitjes buitenste zitplaatsen. Het is belangrijk om het kinderzitje op de juiste
De auto is voorzien van i-Size/ISOFIX2-bevesti- Klap de afdekkingen omhoog om bij de bevesti- stoel in de auto te plaatsen, wat onder meer
gingspunten voor kinderzitjes op de achterbank. gingspunten te komen. afhangt van het type kinderzitje en van de vraag
of de passagiersairbag is ingeschakeld.
i-Size/ISOFIX is een bevestigingssysteem voor Gerelateerde informatie
kinderzitjes dat gebaseerd is op een internatio- • Kinderzitje (p. 61)
nale norm.
• Bovenste bevestigingspunten voor kinderzi-
Houd u altijd aan de montage-instructies van de tjes (p. 61)
fabrikant, wanneer u een kinderzitje/babyzitje aan
• Onderste bevestigingspunten voor kinderzi-
de i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten vastzet. tjes (p. 62)
Positie van de bevestigingspunten • Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
• Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
(p. 70)

Tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes en airbags


gaan niet samen.
Plaats tegen de rijrichting in geplaatste kinderzi-
tjes op de achterbank, als de passagiersairbag
geactiveerd is. Als de airbag wordt opgeblazen,
kan een kind op de passagiersstoel ernstig letsel
oplopen.
Als de passagiersairbag gedeactiveerd is, kunt u
Symbolen2 achter op de rugbekleding geven de positie
van de bevestigingspunten aan. een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op
de passagiersstoel voorin zetten.
De bevestigingspunten voor het i-Size/ISOFIX-
systeem zitten achter afdekkingen onder in de

2 Naam en symbool verschillen per markt. }}

63
VEILIGHEID

|| N.B. Sticker voor passagiersairbag Gerelateerde informatie


• Kinderzitje (p. 61)
De wettelijke bepalingen voor hoe een kind in
de auto moet worden geplaatst, verschillen • Kinderzitje monteren (p. 65)
per land. Stel u op de hoogte van wat van toe- • Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
passing is. ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
WAARSCHUWING
Laat nooit iemand voor de passagiersstoel zit- • Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
ten of staan. (p. 70)

Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-


ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag
Sticker op zonneklep aan passagierszijde.
geactiveerd is.
Laat nooit passagiers (kinderen noch volwas-
senen) op de passagiersstoel voorin plaatsne-
men, als de passagiersairbag gedeactiveerd
is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan aanleiding geven tot levens-
gevaarlijke situaties of ernstig letsel.

Sticker op portierstijl aan passagierszijde. Bij het openen


van het passagiersportier is de sticker zichtbaar.
De waarschuwingssticker voor passagiersairbag
is aangebracht als hierboven.

64
VEILIGHEID

Kinderzitje monteren N.B. Op achterbank monteren


Bij de montage en het gebruik van een kinder-
Laat een kinderzitje nooit los in de auto lig-
zitje dient u op enkele dingen te letten. Het
gen. Bevestig het altijd volgens de instructies WAARSCHUWING
hangt van de plaats van het kinderzitje af welke
voor het kinderzitje, ook als u het niet Het is niet toegestaan om kinderzitjes met
dingen dat precies zijn. steunbenen op de middelste zitplaats te mon-
gebruikt.
WAARSCHUWING teren, omdat daaraan mogelijk risico's kleven.
Comfortkussens/kinderzitjes met stalen beu- Op voorstoel monteren
gels of andere constructies die tegen de ope-
• Controleer bij montage van tegen de rijrich- • Gebruik alleen door Volvo geadviseerde kin-
ningsknop van de gordelsluiting aan kunnen derzitjes met een universele of semi-univer-
liggen, mogen niet worden gebruikt aangezien ting in geplaatste kinderzitjes of de passa-
sele goedkeuring waarbij uw auto op de lijst
ze ervoor kunnen zorgen dat de veiligheids- giersairbag gedeactiveerd is.
van compatibele auto's staat.
gordel per ongeluk open gaat. • Controleer bij montage van in de rijrichting
• De buitenste zitplaatsen zijn uitgerust met
Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje geplaatste kinderzitjes of de passagiersair-
ISOFIX-systeem en goedgekeurd voor i-
niet vast aan de hendel waarmee u de voor- bag geactiveerd is.
stoel in de lengterichting verstelt of aan de Size4.
• Gebruik alleen door Volvo geadviseerde kin-
veren, rails of balken onder de stoel. Scherpe
derzitjes met een universele of semi-univer- • De buitenste zitplaatsen zijn uitgerust met
randen kunnen de bevestigingsbanden bevestigingspunten bovenaan. Volvo advi-
beschadigen. sele goedkeuring waarbij uw auto op de lijst
van compatibele auto's staat. seert u om de bovenste bevestigingsbanden
Laat het bovengedeelte van het kinderzitje door de hoofdsteunopening te halen alvo-
niet tegen de voorruit leunen. • ISOFIX-kinderzitjes zijn alleen te monteren, rens ze vast te zetten aan de bevestigings-
wanneer de auto is uitgerust met een punten. Volg de adviezen van de producent
ISOFIX-console3 (accessoire). van het kinderzitje op, als dit niet mogelijk is.
N.B.
• Als het kinderzitje voorzien is van onderste • Verstel na het vastzetten van eventuele
Bij gebruik van kinderveiligheidsproducten is bevestigingsbanden, adviseert Volvo u om onderste bevestigingsbanden van een kin-
het belangrijk om de bijgeleverde montage- deze aan de onderste bevestigingspunten derzitje in de onderste bevestigingspunten
voorschriften door te nemen. vast te zetten3. de desbetreffende stoel niet meer. Vergeet
Neem bij onduidelijkheden over de montage • Om de montage van kinderzitjes te vereen- niet om bij het demonteren van een kinder-
van kinderveiligheidsproducten contact op voudigen kunt u gebruikmaken van een zitje ook altijd eventuele onderste bevesti-
met de producent. ISOFIX-geleider. gingsbanden te verwijderen.

3 Het aanbod aan accessoires verschilt per markt.


4 Verschilt per markt. }}

65
VEILIGHEID

|| Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
• Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
(p. 70)

66
VEILIGHEID

Plaatsingstabel voor kinderzitjes die N.B.


de veiligheidsgordel in de auto
gebruiken Neem alvorens een kinderzitje in de auto te
monteren altijd het hoofdstuk over de mon-
De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebrui-
tage van kinderzitjes in de gebruikershandlei-
ken kinderzitjes op de verschillende zitplaatsen
ding door.
en voor de desbetreffende gewichtsgroepen.

Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde airbag, Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank
bag, alleen tegen de rijrichting in alleen in de rijrichting geplaatste
geplaatste kinderzitjes) kinderzitjes)
Groep 0
UA, B X UB UB
max. 10 kg
Groep 0+
UA, B X UB UB
max. 13 kg
Groep 1
LC UFA, D UD, LC UD
9–18 kg
Groep 2
LC UFA, E UE, LC UE
15–25 kg

}}

67
VEILIGHEID

|| Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde airbag, Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank
bag, alleen tegen de rijrichting in alleen in de rijrichting geplaatste
geplaatste kinderzitjes) kinderzitjes)
Groep 3
X UFA, E UE UE
22–36 kg
U: Geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring.
UF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerde kinderzitjes met universele goedkeuring.
L: Geschikt voor specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of semi-univer-
seel zijn.
X: deze plaats is niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
A Zet de rugleuning beter rechtop.
B Volvo adviseert: Volvo-babyzitje (typegoedkeuring E1 04301146).
C Volvo adviseert: Tegen de rijrichting in geplaatst Volvo-kinderzitje (typegoedkeuring E5 04212).
D Voor kinderen in deze gewichtsgroep adviseert Volvo een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje.
E Volvo adviseert: Verhogingskussen met of zonder rugleuning (typegoedkeuring E5 04216); Volvo-kinderzitje (typegoedkeuring E1 04301312).

WAARSCHUWING • Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes


(p. 70)
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers- • Veiligheidsgordels (p. 47)
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag
geactiveerd is.

Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)

68
VEILIGHEID

Plaatsingstabel voor i-Size- plaatsen en voor de desbetreffende gewichts- N.B.


kinderzitjes groepen.
Neem alvorens een kinderzitje in de auto te
De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebrui- Het kinderzitje moet zijn goedgekeurd conform monteren altijd het hoofdstuk over de mon-
ken i-Size-kinderzitjes op de verschillende zit- UN Reg R129. tage van kinderzitjes in de gebruikershandlei-
ding door.

Type kinderzitje Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde air- Buitenste zitplaats achter- Middelste zitplaats achter-
bag, alleen tegen de rijrichting in bag, alleen in de rijrichting bank bank
geplaatste kinderzitjes) geplaatste kinderzitjes)
i-Size-kinderzitje X X i-UA, B X

i-U: Geschikt voor i-Size-kinderzitje met "universele" goedkeuring dat in of tegen de rijrichting in geplaatst is.
X: Niet geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring.
A Volvo adviseert een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje voor deze categorie.
B Volvo adviseert: BeSafe iZi Kid X2 i-Size (typegoedkeuring E4-129R-000002).

Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
(p. 70)
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
derzitjes (p. 63)

69
VEILIGHEID

Plaatsingstabel voor ISOFIX- plaatsen en voor de desbetreffende gewichts- N.B.


kinderzitjes groepen.
Neem alvorens een kinderzitje in de auto te
De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebrui- Het kinderzitje moet zijn goedgekeurd conform monteren altijd het hoofdstuk over de mon-
ken ISOFIX-kinderzitjes op de verschillende zit- UN Reg R44 en de producent van het zitje moet tage van kinderzitjes in de gebruikershandlei-
het desbetreffende automodel op de lijst met ding door.
compatibele auto's vermelden.

Gewicht Afmetingscate- Type kinderzitje Voorstoel (met Voorstoel (met geac- Buitenste zitplaats Middelste zit-
gorieA gedeactiveerde air- tiveerde airbag, alleen achterbank plaats achterbank
bag, alleen tegen de in de rijrichting
rijrichting in geplaatste geplaatste kinderzi-
kinderzitjes)B tjes)B
Groep 0 Tegen rijrichting in geplaatst
E ILB, C, XD X ILC X
max. 10 kg babyzitje

Tegen rijrichting in geplaatst


E
babyzitje
Groep 0+ Tegen rijrichting in geplaatst
C ILB, C, E, XD X ILC X
max. 13 kg kinderzitje
Tegen rijrichting in geplaatst
D
kinderzitje

70
VEILIGHEID

Gewicht Afmetingscate- Type kinderzitje Voorstoel (met Voorstoel (met geac- Buitenste zitplaats Middelste zit-
gorieA gedeactiveerde air- tiveerde airbag, alleen achterbank plaats achterbank
bag, alleen tegen de in de rijrichting
rijrichting in geplaatste geplaatste kinderzi-
kinderzitjes)B tjes)B
In rijrichting geplaatst kinder-
A
zitje
In rijrichting geplaatst kinder-
B X ILB, E, F, XD ILF, IUFF X
zitje
Groep 1 In rijrichting geplaatst kinder-
B1
9–18 kg zitje
Tegen rijrichting in geplaatst
C
kinderzitje
ILB, E, XD X IL X
Tegen rijrichting in geplaatst
D
kinderzitje
IL: Geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of semi-
universeel zijn.
IUF: Geschikt voor in de rijrichting geplaatste ISOFIX-kinderzitjes met een universele goedkeuring voor gebruik voor kinderen in de betrokken gewichtsgroep.
X: Niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes.
A Voor kinderzitjes met een ISOFIX-systeem zijn er afmetingscategorieën om te helpen bij het kiezen van het juiste type kinderzitje. De afmetingscategorie staat aangegeven op het etiket van het kinderzitje.
B Geschikt voor montage van ISOFIX-kinderzitjes met semi-universele goedkeuring (IL), als de auto is uitgerust met een ISOFIX-console (accessoire) (het aanbod aan accessoires verschilt per markt).
C Volvo adviseert: Volvo-babyzitje bevestigd met ISOFIX-systeem (typegoedkeuring E1 04301146).
D Geldt bij een auto zonder ISOFIX-console.
E Stel de rugleuning zo in dat de hoofdsteun het kinderzitje niet raakt.
F Voor kinderen in deze gewichtsgroep adviseert Volvo een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje.

}}

71
VEILIGHEID

|| WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag
geactiveerd is.

N.B.
Als een i-Size/ISOFIX-kinderzitje geen afme-
tingscategorie heeft, moet het automodel op
de voertuiglijst van het kinderzitje staan.

N.B.
Volvo raadt u aan om contact op te nemen
met een erkende Volvo-dealer voor de i-Size/
ISOFIX-kinderzitjes die Volvo adviseert.

Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
derzitjes (p. 63)

72
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Instrumenten en bediening bij een Stuurwielafstelling


auto met het stuur links
Claxon
In de overzichten wordt aangegeven waar dis-
plays en bedieningselementen dicht bij de Linker knoppenset op het stuur
bestuurder zitten.
Motorkap openen
Stuurwiel en instrumentenpaneel
Displayverlichting, achterklep ontgrendelen/
openen* / vergrendelen/sluiten*, koplam-
phoogteregeling van halogeenkoplampen

Plafondconsole
Middendisplay

Alarmlichten, ontwaseming, media

Schakelhendel/keuzehendel

Startknop

Rijmodusknop*
Stadslicht, dagrijlicht, dimlicht, groot licht,
richtingaanwijzers, mistlampen vóór/bocht- Parkeerrem
verlichting*, mistachterlicht, op nul zetten van
dagtellers Automatische rem bij stilstand
Stuurpaddles om handmatig te schakelen Leeslampjes en interieurverlichting voorin
met een automatische versnellingsbak* Bestuurdersportier
Panoramadak*
Head-updisplay*
Display in plafondconsole
Bestuurdersdisplay
Handmatige dimfunctie van achteruitkijkspie-
Wissers en sproeiers, regensensor* gel
Rechter stuurknoppenset Midden- en tunnelconsole

74 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

• Versnellingsbak (p. 444) Instrumenten en bediening bij een


auto met het stuur rechts
In de overzichten wordt aangegeven waar dis-
plays en bedieningselementen dicht bij de
bestuurder zitten.

Stuurwiel en instrumentenpaneel

Geheugens voor instellingen van elektrisch


bedienbare voorstoel*, buitenspiegels en
head-updisplay*
Centrale vergrendeling

Elektrisch bedienbare ruiten, buitenspiegels,


elektrisch kinderslot*
Instelling van voorstoel

Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
• Stuurwiel instellen (p. 195)
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Motor starten (p. 430)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
}}

* Optie/accessoire. 75
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Stuurwielafstelling

Linker knoppenset op het stuur

Plafondconsole

Stadslicht, dagrijlicht, dimlicht, groot licht, Middendisplay


richtingaanwijzers, mistlampen vóór/bocht-
verlichting*, mistachterlicht, op nul zetten van Alarmlichten, ontwaseming, media
dagtellers Schakelhendel/keuzehendel
Stuurpaddles om handmatig te schakelen
Leeslampjes en interieurverlichting voorin Startknop
met een automatische versnellingsbak*
Head-updisplay* Panoramadak* Rijmodusknop*
Bestuurdersdisplay Display in plafondconsole Parkeerrem
Wissers en sproeiers, regensensor* Handmatige dimfunctie van achteruitkijkspie- Automatische rem bij stilstand
gel
Rechter stuurknoppenset
Midden- en tunnelconsole
Displayverlichting, achterklep ontgrendelen/
openen* / vergrendelen/sluiten*, koplam-
phoogteregeling van halogeenkoplampen
Motorkap openen

Claxon

76 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Bestuurdersportier • Overzicht van het middendisplay (p. 104)


• Versnellingsbak (p. 444)

Geheugens voor instellingen van elektrisch


bedienbare voorstoel*, buitenspiegels en
head-updisplay*
Centrale vergrendeling

Elektrisch bedienbare ruiten, buitenspiegels,


elektrisch kinderslot*
Instelling van voorstoel

Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
• Stuurwiel instellen (p. 195)
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Motor starten (p. 430)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)

* Optie/accessoire. 77
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Bestuurdersdisplay Het bestuurdersdisplay is verkrijgbaar in twee uit-


Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer voeringen: één van 12 inch* en één van 8 inch. Bestuurdersdisplay, 12 inch*
over de auto en het rijden.
Van het bestuurdersdisplay maken deel uit WAARSCHUWING
meters, indicatoren en controle- en waarschu- Bij storingen in het bestuurdersdisplay kan
wingssymbolen. Wat er op het bestuurdersdisplay mogelijk geen informatie over het remsys-
wordt weergegeven, hangt af van de uitrusting, teem, de airbags of andere veiligheidssyste-
instellingen en de op dat moment actieve func- men worden weergegeven. U kunt de status
ties van de auto. van de autosystemen dan niet controleren en
evenmin waarschuwingen en informatie ont-
Het bestuurdersdisplay wordt geactiveerd zodra vangen.
er een portier wordt geopend, d.w.z. in contact-
slotstand 0. Het bestuurdersdisplay dooft, als het
enige tijd niet wordt gebruikt. Om het weer te WAARSCHUWING
activeren moet u het volgende doen: Maak geen gebruik van de auto, als het
bestuurdersdisplay na de activering/start
• Bedien het rempedaal. dooft of niet oplicht of als het bestuurdersdis-
• Activeer contactslotstand I. play of delen ervan onleesbaar zijn. Bezoek
onmiddellijk een werkplaats. Geadviseerd
• Open een van de portieren. wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Positie op het bestuurdersdisplay:


Links In het midden Rechts
Snelheidsmeter Controle- en waarschuwingssymbolen Toerenteller/ECO-meterA
Dagtellers Buitentemperatuurmeter Schakelindicator

KilometertellerB Klok Rijmodus

Informatie over cruisecontrol en snel- Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellin- Brandstofmeter
heidsbegrenzer gen
Verkeersbordinformatie* Informatie over portieren en gordels Status van Start/Stop-systeem

78 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Links In het midden Rechts


- Mediaspeler Actieradius op tank
- Navigatiekaart* Momentaan brandstofverbruik
- Telefoon Appmenu (te activeren met de knoppenset op het
stuurwiel)
- Stembediening -
- KompasA -
A Afhankelijk van de gekozen rijmodus.
B Gecumuleerde afstand.

Bestuurdersdisplay, 8 inch

}}

* Optie/accessoire. 79
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Positie op het bestuurdersdisplay:


Links In het midden Rechts
Brandstofmeter Snelheidsmeter Mediaspeler
Rijmodus Verkeersbordinformatie* Telefoon
Schakelindicator Informatie over cruisecontrol en snelheidsbegrenzer Navigatie-informatie*

Toerenteller/ECO-meterA Informatie over portieren en gordels Klok

Actieradius op tank Status van Start/Stopp-systeem Appmenu (te activeren met de knoppenset op het stuurwiel)
Buitentemperatuurmeter - Momentaan brandstofverbruik
Controle- en waarschuwingssymbolen - KilometertellerB
- - Dagtellers
- - Controle- en waarschuwingssymbolen
- - Stembediening
- - Motortemperatuurmeter
- - Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellingen
- - KompasA
A Afhankelijk van de gekozen rijmodus.
B Gecumuleerde afstand.

80 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Dynamisch symbool Gerelateerde informatie


Het dynamische symbool in zijn • Instellingen voor bestuurdersdisplay (p. 82)
basisvorm. • Waarschuwingssymbolen op bestuurdersdis-
play (p. 91)
• Controlesymbolen op bestuurdersdisplay
(p. 89)
• Boordcomputer (p. 83)
In het midden van het bestuurdersdisplay staat
een dynamisch symbool dat er afhankelijk van het • Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)
type melding anders uitziet. Een amberkleurige of • Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren
rode markering rond het symbool geeft de ern- (p. 99)
stigheidsgraad van controle- en waarschuwings-
meldingen aan. Aan de hand van een animatie is
de basisvorm te wijzigen in een groeiend symbool
om grafisch aan te geven waar het probleem zich
bevindt of om informatie te verduidelijken.

Voorbeeld van controlesymbool.

81
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Instellingen voor bestuurdersdisplay Thema kiezen • Instellingen wijzigen op middendisplay


Instellingen voor de weergave-opties van het 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm (p. 130)
bestuurdersdisplay zijn te verrichten in het appli- van het middendisplay.
catiemenu van het bestuurdersdisplay en in het
2. Druk op My Car Displays Toon skins
instellingsmenu van het middendisplay.
3. Kies thema (uiterlijk) van het bestuurdersdis-
Instellingen in appmenu van play:
bestuurdersdisplay
In het appmenu is te kiezen welke informatie op • Glass
het bestuurdersdisplay moet verschijnen: • Minimalistic
• boordcomputer • Performance
• mediaspeler • Chrome Rings.
• telefoon Taal kiezen
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
• navigatiesysteem*.
van het middendisplay.
Instellingen op middendisplay 2. Druk op Systeem Systeemtalen en -
Informatietype kiezen eenheden Systeemtaal om een taal te
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm kiezen.
van het middendisplay.
> Een wijziging werkt door op de taal op alle
2. Druk op My Car Displays Informatie niveaus.
bestuurdersscherm. De instellingen zijn persoonlijk en worden auto-
3. Kies wat er op de achtergrond moet verschij- matisch opgeslagen onder het actieve gebrui-
nen: kersprofiel.

• Geen info in achtergrond tonen Gerelateerde informatie


• Info huidige gespeelde media tonen • Bestuurdersdisplay (p. 78)

• Navigatie ook tonen zonder • Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren


(p. 99)
ingestelde route1.

1 Alleen bij het 12 inch bestuurdersdisplay verschijnt een kaart*. Bij het 8 inch bestuurdersdisplay verschijnt alleen routebegeleiding.

82 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Brandstofmeter Boordcomputer
De brandstofmeter op het bestuurdersdisplay De boordcomputer van de auto registreert en
geeft het brandstofpeil in de tank aan. berekent waarden zoals afgelegde afstand,
brandstofverbruik en gemiddelde snelheid tij-
dens het rijden.
Om eenvoudiger zuinig te kunnen rijden, worden
het momentane en het gemiddelde brandstofver-
bruik geregistreerd. De boordcomputerinformatie
is weer te geven op het bestuurdersdisplay.

Brandstofmeter op 8 inch bestuurdersdis-


play:
De balkjes van de brandstofmeter geven het
Brandstofmeter op 12 inch bestuurdersdis- brandstofpeil in de tank aan.
play:
Wanneer het brandstofpeil gering is en u moet
Het beige gebied van de brandstofmeter geeft bijtanken, gaat het amberkleurige tanksymbool
het brandstofpeil in de tank aan. branden. De boordcomputer geeft ook de reste-
Wanneer het brandstofpeil gering is en u moet rende actieradius op de tank aan. Wanneer het
bijtanken, gaat het amberkleurige tanksymbool brandstofpeil kritiek laag is, rest nog één amber-
branden. De boordcomputer geeft ook de reste- kleurig balkje. Tank de auto dan zo spoedig
rende actieradius op de tank aan. mogelijk bij.

Gerelateerde informatie
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Brandstof tanken (p. 472)
• Brandstoftank - inhoud (p. 681)

}}

83
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| • Actieradius op tank Actieradius op tank


• Toerist (alternatieve snelheidsmeter) De boordcomputer berekent de actieradius op
basis van de resterende hoeveelheid brandstof in
Eenheden voor afstand, snelheid en dergelijk zijn
de tank.
te wijzigen via de systeeminstellingen op het mid-
dendisplay. De actieradius wordt berekend aan de hand van
het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste
Dagtellers 30 km (20 mijl) en de resterende hoeveelheid
Er zijn twee dagtellers, TM en TA. brandstof.
TM kan handmatig op nul worden gezet en TA Als de meter "----" aangeeft, is er te weinig
wordt automatisch op nul gezet als de auto mini- brandstof over om de actieradius te kunnen bere-
maal vier uur niet wordt gebruikt. kenen. Tank zo spoedig mogelijk.
12 inch bestuurdersdisplay*. Tijdens de rit wordt informatie geregistreerd over:
N.B.
• Afstand
Er is een bepaalde afwijking mogelijk, als u
• Rijtijd
van rijstijl verandert.
• Gemiddelde snelheid
• Gemiddeld brandstofverbruik. Een zuinige rijstijl betekent doorgaans een lan-
De waarden zijn berekend op basis van de waar- gere actieradius.
den sinds de laatste reset.
Toerist (alternatieve snelheidsmeter)
Kilometerteller De alternatieve digitale snelheidsmeter vereen-
De kilometerteller registreert de totale afgelegde voudigt het rijden in landen waar verkeersborden
afstand van de auto. Deze waarde is niet op nul met de voorgeschreven snelheden een andere
te zetten. eenheid hebben dan wat de instrumenten van de
8 inch bestuurdersdisplay. auto laten zien.
Momentaan brandstofverbruik
De volgende meters maken deel uit van de De digitale snelheid wordt dan weergegeven in
Deze meter geeft het actuele brandstofverbruik
boordcomputer: de eenheid die de analoge snelheidsmeter juist
van de auto aan. De waarde wordt zowat iedere
• Dagtellers seconde bijgewerkt. niet geeft. Is de analoge snelheidsmeter inge-
steld op mph, dan wordt de snelheid op de
• Kilometerteller
boordcomputermeter weergegeven in km/h en
• Momentaan brandstofverbruik omgekeerd.

84 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Gerelateerde informatie Rijstatistieken tonen op het 1. Open het appmenu op het bestuurdersdis-
• Rijstatistieken tonen op het bestuurdersdis- bestuurdersdisplay play door op (1) te drukken.
play (p. 85) De door de boordcomputer geregistreerde en (Het appmenu is niet te openen als er nog
• Dagteller resetten (p. 86) berekende waarden kunnen worden weergege- een onbevestigde melding op het bestuur-
ven op het bestuurdersdisplay. dersdisplay staat. De melding moet eerst
• Verbruiksinfo weergeven op het middendis-
De waarden worden opgeslagen in een boord-
play (p. 86) worden bevestigd voordat het appmenu te
computerapp. Via het appmenu kunt u die infor- openen is.)
• Bestuurdersdisplay (p. 78) matie kiezen die op het bestuurdersdisplay moe-
ten worden weergegeven. 2. Navigeer naar de boordcomputerapp door
met (2) naar links of rechts te vegen.
> Op de bovenste vier menuregels staan de
gemeten waarden voor dagteller TM. Op
de vier menuregels eronder staan de
gemeten waarden voor dagteller TA. Bla-
der omhoog of omlaag in de lijst met (3).
3. Blader verder omlaag naar de alternatievenk-
noppen om te kiezen welke informatie op het
bestuurdersdisplay moet worden weergege-
ven:
• Actieradius op tank
• Kilometerteller
Open het appmenu2 en blader erin met de rechter
stuurknoppenset. • Afgelegde afstand voor dagteller TM, TA
of geen weergave van afgelegde afstand
Appmenu
• Momentaan brandstofverbruik, gemiddeld
Links/rechts verbruik voor TM of TA of geen weergave
van het brandstofverbruik
Omhoog/omlaag
• Toerist (alternatieve snelheidsmeter).
Bevestigen Selecteer of deselecteer een optie met de
knop O (4). De wijziging gaat meteen in.

2 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn. }}

85
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Gerelateerde informatie Dagteller resetten Verbruiksinfo weergeven op het


• Boordcomputer (p. 83) Reset de dagteller met de linker stuurhendel. middendisplay
• Dagteller resetten (p. 86) De verbruiksinfo van de boordcomputer ver-
schijnt in grafische vorm op het middendisplay
en biedt u het overzicht waarmee u eenvoudig
zuiniger kunt rijden.

Open de app Bestuurder


prestaties op het appscherm
om de verbruiksinfo weer te
geven.
Elke staaf in het diagram staat
voor een afstand van 1, 10 of
100 km (of miles). Tijdens het rijden worden de
staven van rechts naar links aangevuld. De staaf
– Reset alle informatie van de dagteller TM
uiterst rechts geeft de waarde voor de actuele
(dat wil zeggen actieradius, gemiddeld ver-
etappe aan.
bruik, gemiddelde snelheid en rijtijd) door de
RESET-knop op de linker stuurhendel lang Het gemiddelde brandstofverbruik en de totale
in te drukken. rijtijd zijn bepaald op basis van de verbruiksinfo
sinds de laatste nulstelling.
Bij kort indrukken van de RESET-knop reset
u alleen de actieradius.
Dagteller TA heeft alleen een automatische
resetfunctie die start, wanneer de auto vier uur
lang niet wordt gebruikt.

Gerelateerde informatie
• Boordcomputer (p. 83)

86
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Instellingen voor verbruiksinfo Gerelateerde informatie


De instellingen voor verbruiksinfo zijn op nul te • Verbruiksinfo weergeven op het middendis-
stellen of aan te passen. play (p. 86)

1. Open de app Bestuurder prestaties op het


• Boordcomputer (p. 83)
appscherm om de verbruiksinfo weer te • Dagteller resetten (p. 86)
geven.

Verbruiksinfo van de boordcomputer3.

Gerelateerde informatie 2. Druk op Voorkeur om


• Instellingen voor verbruiksinfo (p. 87)
• de schaalverdeling te wijzigen. Kies een
• Boordcomputer (p. 83) resolutie van 1, 10 of 100 km/miles voor
de staaf.
• de verbruiksinfo na afloop van een rit op
nul te zetten. Wanneer de auto meer dan
4 uur stilgestaan heeft.
• de gegevens over de actuele rit op nul te
zetten.
Verbruiksinfo, berekend gemiddeld verbruik
en totale rijtijd worden altijd gelijktijdig op nul
gezet.
Eenheden voor afstand, snelheid en dergelijk zijn
te wijzigen via de systeeminstellingen op het mid-
dendisplay.

3 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

87
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Tijd en datum Instellingen voor tijd en datum Buitentemperatuurmeter


De klok is zichtbaar op zowel bestuurders- als – Kies Instellingen Systeem Datum en De buitentemperatuurmeter staat aangegeven
middendisplay. tijd op het hoofdscherm van het middendis- op het bestuurdersdisplay.
play om de instellingen voor tijd- en datum- Een sensor registreert de temperatuur buiten de
Positie van de klok formaat te wijzigen. auto.
Stel de tijd en datum in door op de pijlen
omhoog of omlaag op het touchscreen te
drukken.
Automatische tijd voor auto's met gps
Bij een auto met navigatiesysteem kunt u
Automatische tijd kiezen. De tijdzone wordt dan
automatisch ingesteld aan de hand van waar de
auto zich bevindt. Voor een bepaald type naviga-
tiesysteem moet ook de huidige locatie (land)
worden ingesteld om de juiste tijdzone te krijgen.
Als Automatische tijd niet is gekozen, stelt u
Positie van de klok bij een 12 inch en een 8 inch tijd en datum met de pijlen omhoog of omlaag op
bestuurdersdisplay. Positie van de buitentemperatuurmeter bij een 12 inch
het touchscreen. en een 8 inch bestuurdersdisplay.
Op het middendisplay zit de klok rechts bovenaan Zomertijd
op de statusbalk. Als de auto geparkeerd heeft gestaan, is het
In sommige landen kan automatische instelling mogelijk dat de meter een te hoge temperatuur
In sommige situaties kan de klok op het bestuur- van de zomertijd worden geselecteerd met Auto. aangeeft.
dersdisplay schuilgaan achter meldingen en Voor alle overige landen kan de zomertijd worden
informatie. ingesteld met Aan of Uit. Wanneer de buitentemperatuur in het gebied –5
tot +2 °C (23 tot 36 °F) ligt, brandt er ook een
Gerelateerde informatie sneeuwvloksymbool op het bestuurdersdisplay,
• Bestuurdersdisplay (p. 78) dat voor slipgevaar waarschuwt.
• Instellingen wijzigen op middendisplay Het sneeuwvloksymbool gaat ook tijdelijk bran-
(p. 130) den op het head-updisplay, als de auto daarmee
is uitgerust.

88
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Wijzig de eenheid voor o.a. de temperatuurmeter Controlesymbolen op Symbool Betekenis


via systeeminstellingen op het hoofdscherm van bestuurdersdisplay
het middendisplay. De controlesymbolen attenderen u erop dat de Automatische rem aan
bijbehorende functies ingeschakeld zijn, de des- Het symbool brandt, wanneer de
Gerelateerde informatie
betreffende systemen actief zijn of dat er storin- functie actief is en de bedrijfsrem
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
gen of gebreken zijn opgetreden. of parkeerrem ingrijpen. De rem
• Systeemeenheden wijzigen (p. 128)
Symbool Betekenis zorgt dat de auto stil blijft staan,
nadat deze tot stilstand is geko-
Informatie, lees displaymelding men.
Bij een afwijking in een van de Bandenspanningssysteem
autosystemen gaat het informatie-
symbool branden op het bestuur- Het symbool brandt bij een te lage
dersdisplay en verschijnt er een bandenspanning. Bij een storing in
displaytekst. Het informatiesymbool het bandenspanningssysteem gaat
kan ook gaan branden in combina- het symbool eerst ca. 1 minuut
tie met andere symbolen. knipperen en vervolgens perma-
nent branden. Dit kan komen door-
Storing in remsysteem dat het systeem niet als beoogd
Het symbool brandt bij een storing een lage bandenspanning kan
in de parkeerrem. registreren of daarvoor waarschu-
wen.
Storing in ABS
Uitlaatgasreinigingssysteem
Als het symbool brandt, is het sys-
teem defect. Het normale remsys- Bij een storing in het uitlaatgasrei-
teem van de auto werkt dan nog nigingssysteem kan na een motor-
wel, zij het zonder ABS-regeling. start het symbool gaan branden.
Rijd voor een controle naar een
werkplaats. Volvo adviseert u con-
tact op te nemen met een erkende
Volvo-werkplaats.

}}

89
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Symbool Betekenis Symbool Betekenis Symbool Betekenis


Richtingaanwijzer links en Groot licht aan Regensensor aan
rechts
Het symbool brandt, wanneer u het Dit symbool brandt, wanneer de
De symbolen knipperen als de rich- groot licht voert of grootlichtsigna- regensensor aanstaat.
tingaanwijzers worden gebruikt. len geeft.
Preconditioning aan
Automatisch groot licht aan
Het symbool brandt, wanneer de
Het symbool brandt met blauw licht motor- en interieurverwarming/
als het automatisch groot licht aan airconditioning voor preconditio-
Stadslichten voor/achterlichten
is. Stadslichten zijn ingeschakeld. ning van de auto zorgen.
Het symbool brandt, wanneer de
stadslichten zijn ingeschakeld. Automatisch groot licht uit Stabiliteitsregeling
Het symbool brandt met wit licht Het knipperende symbool geeft
Fout in het koplampsysteem
als het automatisch groot licht uit aan dat de stabiliteitsregeling
Het symbool brandt, als er een sto- is. Stadslichten zijn ingeschakeld. werkt. Als het symbool continu
ring is opgetreden in het ABL brandt is er sprake van een storing
(Active Bending Lights) of als er Groot licht aan in het systeem.
een andere storing is opgetreden Het symbool brandt, wanneer het
in het koplampsysteem. Stabiliteitsregeling, Sport-stand
groot licht en de stadslichten zijn
ingeschakeld. Het symbool brandt, wanneer de
Automatisch groot licht aan
Sport-stand is geactiveerd. De
Het symbool brandt met blauw licht Mistlampen aan Sport-stand maakt een actievere
als het automatisch groot licht aan Het symbool brandt, wanneer de rijervaring mogelijk. Het systeem
is. mistlampen voor zijn ingeschakeld. registreert dan of de gaspedaal- en
stuurwielbediening alsook het
Automatisch groot licht uit Mistachterlicht aan bochtenwerk aan te merken zijn als
Het symbool brandt met wit licht Het symbool brandt, wanneer het sportiever dan normaal, waarna het
als het automatisch groot licht uit mistachterlicht is ingeschakeld. systeem toestaat dat de achtertrein
is. een gecontroleerde vorm van slip-
pen vertoont voordat het ingrijpt en
de auto stabiliseert.

90
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Symbool Betekenis Waarschuwingssymbolen op Symbool Betekenis


bestuurdersdisplay
Rijbaanassistent De waarschuwingssymbolen attenderen u erop Airbags
Wit symbool: Rijbaanassistent aan dat belangrijke functies zijn ingeschakeld of dat Als het symbool tijdens het rijden
en wegbelijning is waargenomen. er ernstige storingen of gebreken zijn opgetre- oplicht of blijft branden, is er een
den. storing geregistreerd in een van de
Grijs symbool: Rijbaanassistent aan
Symbool Betekenis veiligheidssystemen van de auto.
en wegbelijning is niet waargeno-
Lees de melding op het bestuur-
men. Waarschuwing dersdisplay. Volvo adviseert u con-
Amberkleurig symbool: Rijbaanas- Het rode waarschuwingssymbool tact op te nemen met een erkende
sistent waarschuwt/grijpt in. gaat branden, wanneer er een sto- Volvo-werkplaats.
Rijbaanassistent en regensen- ring is geregistreerd die van Storing in remsysteem
sor invloed kan zijn op de veiligheid
en/of de rijeigenschappen van de Als het lampje oplicht, is het rem-
Wit symbool: Rijbaanassistent aan auto. Er verschijnt tegelijkertijd een vloeistofpeil mogelijk te laag.
en wegbelijning is waargenomen. verklarende tekstmelding op het Bezoek de dichtstbijzijnde erkende
De regensensor is aan. bestuurdersdisplay. Het waarschu- werkplaats om het remvloeistofpeil
Grijs symbool: Rijbaanassistent aan wingssymbool kan ook gaan bran- te laten controleren en aanpassen.
en wegbelijning is niet waargeno- den in combinatie met andere sym- Parkeerrem aangezet
men. De regensensor is aan. bolen.
Het lampje brandt continu, wan-
AdBlue-systeemA Gordelwaarschuwing neer u de parkeerrem hebt aange-
Het symbool brandt of knippert als zet.
Het symbool brandt bij een gering
AdBlue-peil of bij een storing in u of de voorpassagier geen veilig- Een knipperend symbool houdt in
het AdBlue-systeem. heidsgordel draagt of als iemand dat er een storing is opgetreden.
op de achterbank de gordel heeft Lees de melding op het bestuur-
A Geldt voor een auto met dieselmotor. losgenomen. dersdisplay.
Gerelateerde informatie
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Waarschuwingssymbolen op bestuurdersdis-
play (p. 91)
}}

91
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Symbool Betekenis Licentieovereenkomst voor MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A


bestuurdersdisplay PARTICULAR PURPOSE, TITLE AND NON-
Lage oliedruk Een licentie is een overeenkomst die toestem- INFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL THE
Als het lampje tijdens het rijden ming verleent om bepaalde handelingen te ver- COPYRIGHT HOLDERS OR ANYONE
oplicht, is de druk van de motorolie richten of het recht om gebruik te maken van DISTRIBUTING THE SOFTWARE BE LIABLE
te laag. Zet de motor onmiddellijk een product waar een andere rechtspersoon FOR ANY DAMAGES OR OTHER LIABILITY,
af en controleer het motoroliepeil. octrooi of eigendomsrechten op heeft, onder de WHETHER IN CONTRACT, TORT OR
Vul zo nodig olie bij. Als het lampje voorwaarden vervat in de overeenkomst. Hier OTHERWISE, ARISING FROM, OUT OF OR IN
oplicht terwijl het oliepeil in orde is, volgt een Engelse versie van de overeenkomst CONNECTION WITH THE SOFTWARE OR THE
moet u contact opnemen met een tussen Volvo en producenten of ontwikkelaars. USE OR OTHER DEALINGS IN THE
werkplaats. Volvo adviseert u con- SOFTWARE.
Boost Software License 1.0
tact op te nemen met een erkende Permission is hereby granted, free of charge, to
Volvo-werkplaats. any person or organization obtaining a copy of
Dynamo laadt niet bij the software and accompanying documentation
covered by this license (the "Software") to use,
Het lampje gaat tijdens het rijden reproduce, display, distribute, execute, and
branden, als er sprake is van een transmit the Software, and to prepare derivative
storing in het elektrisch systeem. works of the Software, and to permit third-parties
Bezoek een werkplaats. Volvo advi- to whom the Software is furnished to do so, all
seert u contact op te nemen met subject to the following: The copyright notices in
een erkende Volvo-werkplaats. the Software and this entire statement, including
Dreigende botsing the above license grant, this restriction and the
following disclaimer, must be included in all
City Safety geeft een waarschu- copies of the Software, in whole or in part, and all
wing bij een dreigende botsing met derivative works of the Software, unless such
andere voertuigen, voetgangers, copies or derivative works are solely in the form
fietsers en grotere dieren. of machine-executable object code generated by
a source language processor.
Gerelateerde informatie THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS",
• Controlesymbolen op bestuurdersdisplay WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND,
(p. 89) EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
LIMITED TO THE WARRANTIES OF
• Bestuurdersdisplay (p. 78)

92
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

BSD 4-clause "Original" or "Old" License AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE endorse or promote products derive from this
Copyright (c) 1982, 1986, 1990, 1991, 1993 ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE software without specific prior written
The Regents of the University of California. All REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE permission.
rights reserved. FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE
SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL COPYRIGHT HOLDERS AND CONTRIBUTORS
Redistribution and use in source and binary
DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, "AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED
forms, with or without modification, are permitted
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED
provided that the following conditions are met:
SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF
1. Redistributions of source code must retain OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
the above copyright notice, this list of CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN
conditions and the following disclaimer. WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, NO EVENT SHALL THE COPYRIGHT HOLDER
2. Redistributions in binary form must OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY
reproduce the above copyright notice, this list OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL,
of conditions and the following disclaimer in THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES
the documentation and/or other materials ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
provided with the distribution. DAMAGE. PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR
3. All advertising materials mentioning features BSD 3-clause "New" or "Revised" License SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS;
or use of this software must display the Copyright (c) 2011-2014, Yann Collet. OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER
following acknowledgement: This product CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY,
Redistribution and use in source and binary
includes software developed by the WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY,
forms, with or without modification, are permitted
University of California, Berkeley and its OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR
provided that the following conditions are met:
contributors. OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF
1. Redistributions of source code must retain THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF
4. Neither the name of the University nor the the above copyright notice, this list of ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH
names of its contributors may be used to conditions and the following disclaimer. DAMAGE.
endorse or promote products derived from
this software without specific prior written 2. Redistributions in binary form must
permission. reproduce the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer in
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE the documentation and/or other materials
REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS'' AND provided with the distribution.
ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE 3. Neither the name of the organisation nor the
IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY names of its contributors may be used to
}}

93
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| BSD 2-clause “Simplified” license OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR distribution) o You can use this software for
Copyright (c) <YEAR>, <OWNER> All rights OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF whatever you want, in parts or full form,
reserved. THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF without having to pay us. (`royalty-free'
ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH usage) o You may not pretend that you wrote
Redistribution and use in source and binary
DAMAGE. this software. If you use it, or only parts of it,
forms, with or without modification, are permitted
in a program, you must acknowledge
provided that the following conditions are met: The views and conclusions contained in the
somewhere in your documentation that
software and documentation are those of the
1. Redistributions of source code must retain you've used the FreeType code. (`credits')
authors and should not be interpreted as
the above copyright notice, this list of We specifically permit and encourage the
representing official policies, either expressed or
conditions and the following disclaimer. inclusion of this software, with or without
implied, of the FreeBSD Project.
2. Redistributions in binary form must modifications, in commercial products,
FreeType Project License provided that all warranty or liability claims
reproduce the above copyright notice, this list
1. 1 Copyright 1996-1999 by David Turner, are assumed by the product vendor. Legal
of conditions and the following disclaimer in
Robert Wilhelm, and Werner Lemberg Terms 0. Definitions Throughout this license,
the documentation and/or other materials
Introduction The FreeType Project is the terms `package', `FreeType Project', and
provided with the distribution.
distributed in several archive packages; some `FreeType archive' refer to the set of files
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE of them may contain, in addition to the originally distributed by the authors (David
COPYRIGHT HOLDERS AND CONTRIBUTORS FreeType font engine, various tools and Turner, Robert Wilhelm, and Werner
"AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED contributions which rely on, or relate to, the Lemberg) as the `FreeType project', be they
WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED FreeType Project. This license applies to all named as alpha, beta or final release. `You'
TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF files found in such packages, and which do refers to the licensee, or person using the
MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A not fall under their own explicit license. The project, where `using' is a generic term
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN license affects thus the FreeType font including compiling the project's source code
NO EVENT SHALL THE COPYRIGHT OWNER engine, the test programs, documentation as well as linking it to form a `program' or
OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY and makefiles, at the very least. This license `executable'. This program is referred to as `a
DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, was inspired by the BSD, Artistic, and IJG program using the FreeType engine'. This
EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (Independent JPEG Group) licenses, which license applies to all files distributed in the
(INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, all encourage inclusion and use of free original FreeType archive, including all source
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR software in commercial and freeware code, binaries and documentation, unless
SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; products alike. As a consequence, its main otherwise stated in the file in its original,
OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER points are that: o We don't promise that this unmodified form as distributed in the original
CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, software works. However, we are be archive. If you are unsure whether or not a
WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, interested in any kind of bug reports. (`as is' particular file is covered by this license, you

94
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

must contact us to verify this. The FreeType documentation. The copyright notices of the Discusses bugs, as well as engine internals,
project is copyright (C) 1996-1999 by David unaltered, original files must be preserved in design issues, specific licenses, porting, etc.
Turner, Robert Wilhelm, and Werner all copies of source files. o Redistribution in o http://www.freetype.org Holds the current
Lemberg. All rights reserved except as binary form must provide a disclaimer that FreeType web page, which will allow you to
specified below. 1. No Warranty THE states that the software is based in part of download our latest development version and
FREETYPE ARCHIVE IS PROVIDED `AS IS' the work of the FreeType Team, in the read online documentation. You can also
WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, distribution documentation. We also contact us individually at: David Turner
EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, encourage you to put an URL to the <david.turner@freetype.org> Robert Wilhelm
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, FreeType web page in your documentation, <robert.wilhelm@freetype.org> Werner
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND though this isn't mandatory. These conditions Lemberg <werner.lemberg@freetype.org>
FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. apply to any software derived from or based
IN NO EVENT WILL ANY OF THE on the FreeType code, not just the
AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE unmodified files. If you use our work, you
LIABLE FOR ANY DAMAGES CAUSED BY must acknowledge us. However, no fee need
THE USE OR THE INABILITY TO USE, OF be paid to us.
THE FREETYPE PROJECT. As you have not 3. Advertising The names of FreeType's authors
signed this license, you are not required to and contributors may not be used to endorse
accept it. However, as the FreeType project or promote products derived from this
is copyrighted material, only this license, or software without specific prior written
another one contracted with the authors, permission. We suggest, but do not require,
grants you the right to use, distribute, and that you use one or more of the following
modify it. Therefore, by using, distributing, or phrases to refer to this software in your
modifying the FreeType project, you indicate documentation or advertising materials:
that you understand and accept all the terms `FreeType Project', `FreeType Engine',
of this license. `FreeType library', or `FreeType Distribution'.
2. Redistribution Redistribution and use in 4. Contacts There are two mailing lists related
source and binary forms, with or without to FreeType: o freetype@freetype.org
modification, are permitted provided that the Discusses general use and applications of
following conditions are met: o Redistribution FreeType, as well as future and wanted
of source code must retain this license file additions to the library and distribution. If you
(`licence.txt') unaltered; any additions, are looking for support, start in this list if you
deletions or changes to the original files haven't found anything to help you in the
must be clearly indicated in accompanying documentation. o devel@freetype.org }}

95
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Libpng License libpng versions 0.97, January 1998, through For the purposes of this copyright and license,
This copy of the libpng notices is provided for 1.0.6, March 20, 2000, are Copyright (c) 1998, "Contributing Authors" is defined as the following
your convenience. In case of any discrepancy 1999 Glenn Randers-Pehrson, and are set of individuals:
between this copy and the notices in the file distributed according to the same disclaimer and
Andreas Dilger
png.h that is included in the libpng distribution, license as libpng-0.96, with the following
the latter shall prevail. individuals added to the list of Contributing Dave Martindale
Authors: Guy Eric Schalnat
COPYRIGHT NOTICE, DISCLAIMER, and
LICENSE: Tom Lane Paul Schmidt
If you modify libpng you may insert additional Glenn Randers-Pehrson Tim Wegner
notices immediately following this sentence. Willem van Schaik The PNG Reference Library is supplied "AS IS".
libpng versions 1.0.7, July 1, 2000, through libpng versions 0.89, June 1996, through 0.96, The Contributing Authors and Group 42, Inc.
1.0.13, April 15, 2002, are Copyright (c) May 1997, are Copyright (c) 1996, 1997 disclaim all warranties, expressed or implied,
2000-2002 Glenn Randers-Pehrson and are Andreas Dilger Distributed according to the same including, without limitation, the warranties of
distributed according to the same disclaimer and disclaimer and license as libpng-0.88, with the merchantability and of fitness for any purpose.
license as libpng-1.0.6 with the following following individuals added to the list of The Contributing Authors and Group 42, Inc.
individuals added to the list of Contributing Contributing Authors: assume no liability for direct, indirect, incidental,
Authors special, exemplary, or consequential damages,
John Bowler
Simon-Pierre Cadieux which may result from the use of the PNG
Kevin Bracey Reference Library, even if advised of the
Eric S. Raymond possibility of such damage.
Sam Bushell
Gilles Vollant Permission is hereby granted to use, copy,
Magnus Holmgren
and with the following additions to the disclaimer: modify, and distribute this source code, or
Greg Roelofs portions hereof, for any purpose, without fee,
There is no warranty against interference with
Tom Tanner subject to the following restrictions:
your enjoyment of the library or against
infringement. There is no warranty that our efforts libpng versions 0.5, May 1995, through 0.88,
or the library will fulfill any of your particular January 1996, are Copyright (c) 1995, 1996 Guy
purposes or needs. This library is provided with all Eric Schalnat, Group 42, Inc.
faults, and the entire risk of satisfactory quality,
performance, accuracy, and effort is with the user.

96
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

1. The origin of this source code must not be Permission is hereby granted, free of charge, to This software is provided 'as-is', without any
misrepresented. any person obtaining a copy of this software and express or implied warranty. In no event will the
2. Altered versions must be plainly marked as associated documentation files (the "Software"), authors be held liable for any damages arising
such and must not be misrepresented as to deal in the Software without restriction, from the use of this software.
being the original source. including without limitation the rights to use,
Permission is granted to anyone to use this
copy, modify, merge, publish, distribute,
3. This Copyright notice may not be removed or software for any purpose, including commercial
sublicense, and/or sell copies of the Software,
altered from any source or altered source applications, and to alter it and redistribute it
and to permit persons to whom the Software is
distribution. freely, subject to the following restrictions:
furnished to do so, subject to the following
The Contributing Authors and Group 42, Inc. conditions: 1. The origin of this software must not be
specifically permit, without fee, and encourage misrepresented; you must not claim that you
The above copyright notice and this permission
the use of this source code as a component to wrote the original software. If you use this
notice shall be included in all copies or
supporting the PNG file format in commercial software in a product, an acknowledgment in
substantial portions of the Software.
products. If you use this source code in a product, the product documentation would be
acknowledgment is not required but would be THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", appreciated but is not required.
appreciated. WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, 2. Altered source versions must be plainly
EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT marked as such, and must not be
A "png_get_copyright" function is available, for
LIMITED TO THE WARRANTIES OF misrepresented as being the original
convenient use in "about" boxes and the like:
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A software.
printf("%s",png_get_copyright(NULL)); PARTICULAR PURPOSE AND
NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL 3. This notice may not be removed or altered
Also, the PNG logo (in PNG format, of course) is from any source distribution.
supplied in the files "pngbar.png" and THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE
"pngbar.jpg (88x31) and "pngnow.png" (98x31). LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMAGES OR
OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION
Libpng is OSI Certified Open Source Software. OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE,
OSI Certified Open Source is a certification mark ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION
of the Open Source Initiative. WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR
Glenn Randers-Pehrson randeg@alum.rpi.edu OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE.
April 15, 2002 zlib License
MIT License The zlib/libpng License Copyright (c) <year>
Copyright (c) <year> <copyright holders> <copyright holders>

}}

97
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| SGI Free Software B License Version 2.0. Except as contained in this notice, the name of Applicatiemenu op
SGI FREE SOFTWARE LICENSE B (Version 2.0, Silicon Graphics, Inc. shall not be used in bestuurdersdisplay
Sept. 18, 2008) advertising or otherwise to promote the sale, use Via het applicatiemenu (appmenu) van het
or other dealings in this Software without prior bestuurdersdisplay krijgt u snel toegang tot de
Copyright (C) [dates of first publication] Silicon
written authorization from Silicon Graphics, Inc. meest gebruikte functies voor bepaalde apps.
Graphics, Inc. All Rights Reserved. Permission is
hereby granted, free of charge, to any person Gerelateerde informatie
obtaining a copy of this software and associated • Bestuurdersdisplay (p. 78)
documentation files (the "Software"), to deal in
the Software without restriction, including without
limitation the rights to use, copy, modify, merge,
publish, distribute, sublicense, and/or sell copies
of the Software, and to permit persons to whom
the Software is furnished to do so, subject to the
following conditions: The above copyright notice
including the dates of first publication and either
this permission notice or a reference to http://
oss.sgi.com/projects/FreeB/ shall be included in
all copies or substantial portions of the Software.
Het appmenu op het bestuurdersdisplay is te gebruiken
THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", in plaats van het middendisplay. De afbeelding is sche-
WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, matisch, zodat afwijkingen in de opzet mogelijk zijn.
EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT Het appmenu verschijnt op het bestuurdersdis-
LIMITED TO THE WARRANTIES OF play en navigatie is mogelijk via de rechter stuur-
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A knoppenset. Dankzij het appmenu kunt u eenvou-
PARTICULAR PURPOSE AND diger van app of appfunctie wisselen zonder
NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL daarvoor uw handen van het stuur te hoeven
SILICON GRAPHICS, INC. BE LIABLE FOR ANY nemen.
CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY,
WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, Functies van het appmenu
TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT U hebt toegang tot uiteenlopende functies via
OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE verschillende apps. Vanuit het appmenu zijn de
OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE
SOFTWARE.

98
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

volgende apps en de bijbehorende appfuncties te Appmenu op bestuurdersdisplay Appmenu openen/sluiten


regelen: hanteren – Druk op Openen/sluiten (1).
Het applicatiemenu (appmenu) op het bestuur- (Het appmenu is niet te openen als er nog
App Functies dersdisplay is te gebruiken via de rechter stuur- een onbevestigde melding op het bestuur-
knoppenset. dersdisplay staat. De melding moet eerst
Boordcom- Dagteller kiezen, kiezen wat op
puter het bestuurdersdisplay moet worden bevestigd voordat het appmenu te
worden weergegeven en derge- openen is.)
lijke. > Het appmenu wordt geopend/gesloten.

Mediaspe- Actieve bron voor mediaspeler Het appmenu wordt na een periode van inactivi-
ler kiezen. teit automatisch gesloten of na bepaalde keuzes.

Telefoon Contact in de gesprekslijst bel- Navigeren en kiezen in appmenu


len. 1. Navigeer door de beschikbare apps door op
links of rechts (2) te drukken.
Navigatie Begeleiding naar de bestem-
> In het appmenu verschijnen de functies
ming e.d.
voor de vorige/volgende app.
Gerelateerde informatie 2. Blader door de functies voor de gekozen app
Appmenu en rechter stuurknoppenset.
• Bestuurdersdisplay (p. 78) door op omhoog of omlaag (3) te drukken.
Openen/sluiten
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) 3. Bevestig de actuele functie of markeer uw
Links/rechts keuze door op bevestigen (4) te drukken.
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren
(p. 99) > De desbetreffende functie wordt geacti-
Omhoog/omlaag
veerd, waarna in bepaalde gevallen het
Bevestigen appmenu wordt gesloten.
Als het appmenu weer opent, verschijnen direct
de functies voor de laatst gekozen app.

Gerelateerde informatie
• Applicatiemenu op bestuurdersdisplay (p. 98)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)

99
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Melding op bestuurdersdisplay Servicemeldingen


Op het bestuurdersdisplay kunnen in uiteenlo- Hier volgt een greep uit de belangrijke service-
pende situaties meldingen verschijnen om u te meldingen en hun betekenis.
informeren of helpen.
Melding Betekenis

Stop veiligA Breng de auto tot stilstand


en zet de motor af. Grote
kans op schade - bezoek
een werkplaatsB.
Zet de motor Breng de auto tot stilstand
afA en zet de motor af. Grote
Melding op bestuurdersdisplay5.
kans op schade - bezoek
Op het bestuurdersdisplay verschijnen meldingen een werkplaatsB.
die voor u als bestuurder belangrijk zijn.
Service Bezoek een werkplaatsB om
Afhankelijk van de andere informatie die op dit urgent Rijd de auto onmiddellijk te laten
Melding op bestuurdersdisplay4.
moment wordt weergegeven, kan de positie van naar werk- controleren.
de meldingen op het bestuurdersdisplay variëren.
plaatsA
De meldingen verdwijnen na enige tijd automa-
tisch of na eventuele bevestiging/reactie van het Service ver- Bezoek een werkplaatsB om
bestuurdersdisplay. Als een melding moet wor- eistA de auto zo spoedig mogelijk
den opgeslagen, wordt deze bewaard in de app te laten controleren.
Auto status, die opent vanuit het appscherm op
het middendisplay. Normaal Het is tijd voor een service-
onderhoud beurt - bezoek een werk-
De meldingen kunnen er verschillende uitzien en plaatsB. Verschijnt geruime
worden mogelijk gecombineerd met grafische Bespreek tijd
tijd vóór het geprogram-
voorstellingen, symbolen en knoppen om de des- voor onder-
meerde tijdstip voor de vol-
betreffende melding bijvoorbeeld te bevestigen houd
gende servicebeurt.
of in te stemmen met een bepaald verzoek.

4 Met 8 inch bestuurdersdisplay.


5 Met 12 inch bestuurdersdisplay.

100
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Melding Betekenis Melding op bestuurdersdisplay


hanteren
Normaal Het is tijd voor een service- Meldingen op het bestuurdersdisplay zijn te han-
onderhoud beurt - bezoek een werk- teren via de rechter stuurknoppenset.
Onderhoud plaatsB. Verschijnt op het
geprogrammeerde tijdstip
nodig
voor de volgende service-
beurt.
Normaal Het is tijd voor een service-
onderhoud beurt - bezoek een werk-
Onderhouds- plaatsB. Verschijnt wanneer
het geprogrammeerde tijd-
termijn ver- Melding op bestuurdersdisplay7 en rechter stuurknop-
stip voor een servicebeurt is penset.
streken
overschreden.
Links/rechts
Tijdelijk uitA De bijbehorende functie is
tijdelijk uitgeschakeld en Bevestigen
Melding op bestuurdersdisplay6 en rechter stuurknop-
wordt na enige tijd rijden of penset. Bepaalde meldingen op het bestuurdersdisplay
de volgende keer dat u de worden gecombineerd met een of meer knoppen
motor start automatisch om de desbetreffende meldingen bijvoorbeeld te
opnieuw ingeschakeld. bevestigen of in te stemmen met een bepaald
A Deel van een melding, verschijnt samen met gegevens over de verzoek.
locatie van de storing.
B Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Melding op bestuurdersdisplay hanteren
(p. 101)
• Opgeslagen bestuurdersdisplaymeldingen
hanteren (p. 102)
• Melding op het middendisplay (p. 137)

6 Met 8 inch bestuurdersdisplay. }}

101
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Nieuwe melding hanteren Opgeslagen Opgeslagen melding lezen


Voor meldingen met knoppen: bestuurdersdisplaymeldingen Lees de opgeslagen melding direct:
1. Navigeer door de beschikbare knoppen door hanteren – Druk op de knop rechts van de melding
op links of rechts (1) te drukken. Meldingen die zijn opgeslagen vanuit het Autobericht opgesl. in app Autostatus in
bestuurders- en middendisplay worden in beide het middendisplay.
2. Bevestig uw keuze door te drukken op gevallen gehanteerd in het middendisplay.
bevestigen (2). > De opgeslagen melding verschijnt in de
> De melding verdwijnt van het bestuurders- app Auto status.
display. Lees de opgeslagen melding achteraf:
Voor meldingen zonder knoppen: 1. Open de app Auto status vanuit het app-
– Sluit de melding door op bevestigen (2) te scherm op het middendisplay.
drukken of doe niets, waarna de melding > De app start in het onderste deelscherm
enige tijd later automatisch verdwijnt. van het homescherm.
> De melding verdwijnt van het bestuurders- 2. Kies het tabblad Berichten in de app.
display. > Er verschijnt een lijst met opgeslagen
Als een melding moet worden opgeslagen, wordt meldingen.
deze bewaard in de app Auto status, die opent 3. Tik op een melding om deze uit te vouwen/
vanuit het appscherm op het middendisplay. In Opgeslagen meldingen zijn te bekijken in de app Auto
status. minimaliseren.
verband hiermee verschijnt de melding
> Er verschijnt meer informatie over de mel-
Autobericht opgesl. in app Autostatus op het Meldingen die op het bestuur-
ding in de lijst en de afbeelding links in de
middendisplay. dersdisplay zijn weergegeven
app geeft informatie in grafische vorm
en die opgeslagen moeten
Gerelateerde informatie over de melding.
worden, worden bewaard in de
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100) app Auto status op het mid-
• Opgeslagen bestuurdersdisplaymeldingen dendisplay. In verband hiermee
hanteren (p. 102) verschijnt de melding
Autobericht opgesl. in app Autostatus op het
• Melding op het middendisplay (p. 137)
middendisplay.

7 Met 12 inch bestuurdersdisplay.

102
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Een opgeslagen melding hanteren Meldingen opgeslagen in de app worden auto-


Bepaalde meldingen hebben in uitgevouwen matisch gewist telkens bij het starten van de
vorm twee knoppen, nl. om onderhoud te reserve- motor.
ren of de gebruikershandleiding te lezen.
Gerelateerde informatie
Onderhoud reserveren voor een opgeslagen mel- • Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)
ding:
• Melding op bestuurdersdisplay hanteren
– Druk in de uitgevouwen stand van de mel- (p. 101)
ding op Afspraak aanvragenBel voor een
• Melding op het middendisplay (p. 137)
afspraak8 om hulp te krijgen bij het reserve-
ren van onderhoud.
> Met Afspraak aanvragen: Het tabblad
Afspraken gaat open in de app en u
krijgt een vraag voorgelegd over het
reserveren van onderhoud en reparatie.
Met Bel voor een afspraak: De tele-
foonapp wordt gestart en deze belt een
onderhoudscentrum om service en repa-
ratie te reserveren.
Lees de gebruikershandleiding voor de opgesla-
gen melding:
– Druk in de uitgevouwen stand van de mel-
ding op Handleiding om in de gebruikers-
handleiding over de melding te lezen.
> De gebruikershandleiding gaat open op
het middendisplay en deze geeft informa-
tie die aan de melding is gekoppeld.

8 Afhankelijk van de markt. Er moet ook een Volvo ID zijn geregistreerd en een voorkeurswerkplaats zijn gekozen.

103
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Overzicht van het middendisplay


Vanaf het middendisplay zijn tal van autofuncties
te regelen. Hier volgt een beschrijving van het
middendisplay en de mogelijkheden ervan.

104
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Drie van de basisschermen van het middendisplay. Veeg naar rechts of naar links om het functie- of appscherm te openen9.
Functiescherm - autofuncties die met één mige functies zijn ook zogenoemde trigger- den openen. Bijvoorbeeld Camera. Instellin-
druk te activeren of deactiveren zijn. Som- functies, die vensters met instelmogelijkhe- gen voor het head-updisplay* zijn ook te ver-

9 Bij een auto met het stuur rechts zijn de schermen onderling van plaats gewisseld. }}

* Optie/accessoire. 105
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| richten vanuit het functiescherm, maar aan- Media - laatst gebruikte apps die verband • Gebruikershandleiding op middendisplay
passingen verricht u met de rechter stuur- houden met media. Druk op het scherm om (p. 17)
knoppenset. het uit te vouwen. • Mediaspeler (p. 517)
Homescherm - het eerste scherm dat ver- Telefoon - van hieruit hebt u toegang tot de • Telefoon (p. 532)
schijnt bij inschakeling van display. telefoon. Druk op het scherm om het uit te
vouwen. • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Het applicatiescherm (appscherm) - apps die
zijn gedownload (apps van derden) maar ook Het extra deelscherm - laatst gebruikte apps • Volume van systeemgeluid uitschakelen of
apps voor ingebouwde functies, bijvoorbeeld of autosystemen die niet thuishoren in een aanpassen op middendisplay (p. 127)
FM-radio. Druk op een app-pictogram om de van de overige deelschermen. Druk op het • Opzet van middendisplay aanpassen
app te openen. scherm om het uit te vouwen. (p. 127)
Statusbalk - boven aan het scherm staan de Klimaatveld - informatie en rechtstreekse • Systeemtaal wijzigen (p. 128)
activiteiten in de auto. Links op de statusbalk interactie voor bijvoorbeeld het instellen van • Systeemeenheden wijzigen (p. 128)
verschijnen netwerk- en aansluitingsgege- temperatuur en stoelverwarming*. Tik op het
vens en rechts verschijnen mediaspecifieke symbool in het midden van het klimaatveld • Middendisplay reinigen (p. 648)
informatie en een klok plus een aanduiding om het klimaatscherm met meer klimaatin- • Melding op het middendisplay (p. 137)
van lopende achtergrondactiviteiten. stellingen te openen.
Hoofdscherm - sleep het tabblad omlaag om
Gerelateerde informatie
het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn
Instellingen, Handleiding, Profiel alsook de
• Middendisplay hanteren (p. 107)
opgeslagen berichten van de auto te openen. • Navigeren in schermen op het middendisplay
In bepaalde gevallen zijn ook contextuele (p. 110)
instellingen (bijv. Navigatie Instellingen) en • Functiescherm op het middendisplay
de contextuele gebruikershandleiding (bijv. (p. 117)
Handleiding Navigatie) via het hoofd-
scherm te bereiken.
• Apps (p. 508)

Navigatie - voert naar de kaartnavigatie, aan


• Symbolen op de statusbalk van het midden-
display (p. 119)
de hand van bijvoorbeeld Sensus
Navigation*. Druk op het deelscherm om het • Instellingen openen op middendisplay
uit te vouwen. (p. 128)
• Contextuele instellingen openen op het mid-
dendisplay (p. 129)

106 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Middendisplay hanteren een lijst en apps verplaatsen door het scherm op BELANGRIJK
Veel autofuncties zijn te bedienen en regelen verschillende manieren aan te raken.
Raak het scherm niet met scherpe voorwer-
vanaf het middendisplay. Het middendisplay is Dankzij IR-stralen vlak boven het schermopper- pen aan om krassen te voorkomen.
een touchscreen dat op aanraking reageert. vlak kan het scherm ook vingers op korte afstand
vóór het scherm registreren. Deze technologie
Touchscreenfunctie middendisplay maakt het mogelijk om het scherm ook te gebrui-
gebruiken ken als u handschoenen aan hebt.
In de onderstaande tabel worden de verschil-
De schermreacties hangen af van de vraag of u lende methoden voor schermbediening toege-
erop drukt of slepende of vegende bewegingen Het display is gelijktijdig door twee mensen te licht:
maakt. U kunt bijv. van het ene naar het andere bedienen, bijv. om het klimaat aan de bestuur-
scherm bladeren, objecten markeren, scrollen in ders- en passagierszijde in te stellen.

Methode Uitvoering Resultaat


Eenmaal indrukken. Een object markeren, een keuze bevestigen of een functie activeren.
Tweemaal snel drukken. Inzoomen op een digitaal object, zoals de kaart*.
Eenmaal drukken en vast- Een object beetpakken. Is te gebruiken om apps of kaartpunten op de kaart te verplaatsen*. Houd de vin-
houden. ger(s) op het scherm gedrukt, terwijl u het object naar de gewenste locatie sleept.

Eenmaal drukken met twee Uitzoomen van een digitaal object, zoals de kaart*.
vingers.

}}

* Optie/accessoire. 107
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Methode Uitvoering Resultaat


Vegen Wisselen tussen schermen, bladeren in een lijst, tekst of scherm. Ingedrukt houden en verslepen om apps
of kaartpunten op de kaart te verplaatsen*. Horizontaal of verticaal over het scherm slepen.

Snel vegen/slepen Wisselen tussen schermen, bladeren in een lijst, tekst of scherm. Horizontaal of verticaal over het scherm
slepen.
Let erop dat het hoofdscherm mogelijk wordt geopend bij aanraking van het bovenste deel van het scherm.

Spreiden Inzoomen.

Knijpen Uitzoomen.

108 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Terugkeren naar homescherm vanuit • het bedieningselement naar de gewenste


een ander scherm temperatuur te slepen,
1. Druk kort op de homeknop onder het mid- • op + of − te drukken om de temperatuur in
dendisplay. stapjes te verhogen of te verlagen, of
> De laatst geactiveerde stand voor het • op de gewenste temperatuur op het bedie-
homescherm verschijnt. ningselement te drukken.
2. Druk opnieuw kort op de homeknop.
Gerelateerde informatie
> Alle deelschermen van het homescherm
• Middendisplay activeren en deactiveren
worden in de standaardstand gezet. (p. 110)

N.B.
• Apps en knoppen op middendisplay verplaat-
sen (p. 119)
De bladerindicator verschijnt op het middendisplay, wan-
In het homescherm van de standaardstand – neer u omhoog of omlaag kunt bladeren. • Toetsenbord op middendisplay (p. 121)
druk kort op de homeknop. Op het scherm
verschijnt een animatie die uitlegt hoe u de Bediening op middendisplay gebruiken
verschillende tegels kunt openen.

In een lijst, artikel of scherm bladeren


Wanneer een bladerindicator zichtbaar is op het
scherm, kunt u omhoog- of omlaagbladeren.
Veeg op een willekeurige plaats op het scherm
omhoog of omlaag.

Temperatuurregeling.
Tal van autosystemen gebruiken bedieningsele-
menten. Regel bijv. de temperatuur door:

109
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Middendisplay activeren en 1. Houd de fysieke homeknop onder het display Navigeren in schermen op het
deactiveren langere tijd ingedrukt. middendisplay
Het middendisplay is te dimmen en te activeren > Het display dooft, met uitzondering van Het middendisplay heeft vijf verschillende basis-
met de homeknop onder het display. het klimaatveld dat nog steeds zichtbaar schermen: homescherm, hoofdscherm, klimaat-
is. Alle functies die aan het scherm scherm, applicatiescherm (appscherm) en func-
gekoppeld zijn blijven werken. tiescherm. Bij het openen van het bestuurders-
2. Display opnieuw inschakelen - kort op de portier wordt het display automatisch ingescha-
homeknop drukken. keld.
> U ziet dan weer hetzelfde als toen het
scherm werd uitgeschakeld. Homescherm
Het homescherm is het scherm dat verschijnt bij
inschakeling van het display. Het bestaat uit vier
N.B.
deelschermen: Navigatie, Media, Telefoon en
Het scherm kan niet worden uitgezet als er een extra deelscherm.
een bepaald commando op het scherm staat.
Een app of autofunctie die gekozen wordt vanuit
Homeknop voor middendisplay. het app- of functiemenu, start in het desbetref-
N.B. fende deelmenu in het homescherm. Zo start bij-
Bij bediening van de homeknop wordt het voorbeeld FM-radio in het Media-deelscherm.
scherm gedimd en reageert het touchscreen niet Het middendisplay wordt automatisch uitge-
langer op aanraking. Het klimaatveld blijft nog schakeld als de motor uit is en het bestuur- Het extra deelscherm bestaat uit de laatst
steeds zichtbaar. Alle functies die aan het scherm dersportier wordt geopend. gebruikte app of autofunctie die niet thuishoort in
gekoppeld zijn, zoals klimaat, geluid, routebege- een van de overige drie schermen.
leiding* en apps blijven werken. Dim het midden- Gerelateerde informatie De deelschermen bevatten beknopte informatie
display bijvoorbeeld om het scherm te reinigen. • Middendisplay reinigen (p. 648) over de desbetreffende apps.
Het middendisplay is bijvoorbeeld ook te dimmen
om niet gestoord te worden tijdens het rijden. • Opzet van middendisplay aanpassen
(p. 127) N.B.
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) Bij het starten van de auto verschijnt in de
deelschermen van het homescherm informa-
tie over de actuele stand van de apps in het
desbetreffende deelscherm.

110 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

N.B. het tabblad te klikken of door van boven naar N.B.


beneden over het scherm te slepen/vegen.
In het homescherm van de standaardstand – Het hoofdscherm is niet beschikbaar tijdens
druk kort op de homeknop. Op het scherm Het hoofdscherm biedt altijd toegang tot: het starten/uitschakelen of als er een display-
verschijnt een animatie die uitlegt hoe u de • Instellingen tekst op het scherm staat. Dat is evenmin het
verschillende tegels kunt openen. geval als het klimaatscherm wordt weergege-
• Handleiding ven.
• Profiel
Statusbalk • De opgeslagen berichten van de auto. Klimaatscherm
Boven aan het scherm staan de activiteiten in de Het hoofdscherm biedt soms toegang tot: Onder aan het display is altijd het klimaatveld
auto. Links op de statusbalk verschijnen netwerk- zichtbaar. Daar zijn rechtstreeks de meest
en aansluitingsgegevens en rechts verschijnen • Contextuele instelling (bijvoorbeeld
gebruikte klimaatinstellingen te verrichten, zoals
mediaspecifieke gegevens, klok alsook een aan- Navigatie Instellingen). Wijzig instellingen
het instellen van de temperatuur en de stoelver-
duiding dat er achtergrondactiviteiten gaande rechtstreeks in het hoofdscherm wanneer
een app (zoals navigatie) actief is. warming*.
zijn.
• Contextuele gebruikershandleiding (bijvoor- Tik op het symbool midden in het kli-
Hoofdscherm beeld Handleiding Navigatie). Open recht- maatveld om het klimaatscherm te
streeks vanuit het hoofdscherm het artikel in openen en om toegang te krijgen tot
de digitale gebruikershandleiding dat ver- meer klimaatinstellingen.
band houdt met hetgeen op het scherm ver- Tik op het symbool om het klimaat-
schijnt. scherm te sluiten en terug te gaan
naar het eerdere scherm.
Hoofdscherm verlaten - druk op een punt buiten
het hoofdscherm, op de homeknop of onder aan
het hoofdscherm en sleep het omhoog. Het
onderliggende scherm wordt dan weer zichtbaar
zodat u het kunt gebruiken.

Hoofdscherm omlaaggesleept.
Midden op de statusbalk boven aan het display
vindt u een tab. Open het hoofdscherm door op

}}

* Optie/accessoire. 111
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Applicatiescherm rechtstreeks op het appscherm, zoals het aantal Functiescherm


ongelezen sms-berichten voor Berichten.
Druk op een app om deze te openen. Deze opent
dan in het deelscherm waar hij bij hoort, bijvoor-
beeld Media.
Afhankelijk van het aantal apps kunt u omlaag-
bladeren in het appscherm. U doet dat door van
onder naar boven te vegen/slepen.
Ga terug naar het homescherm door van links
naar rechts10 over het display te vegen of door
op de homeknop te drukken.

Applicatiescherm met de apps van de auto. Functiescherm met knoppen voor uiteenlopende auto-
functies.
Veeg van rechts naar links10
over het display om
vanuit het homescherm het applicatiescherm Veeg van links naar rechts10 over het display om
(appscherm) te openen. Hier liggen apps die zijn vanuit het homescherm het functiescherm te
gedownload (apps van derden) maar ook apps openen. Van daaruit kunt u verschillende auto-
voor ingebouwde functies, bijvoorbeeld FM- functies activeren of deactiveren, bijv. BLIS*,
radio. Bepaalde apps tonen beknopte informatie Lane Keeping Aid* en Parkeerhulp*.

10 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.

112 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Afhankelijk van het aantal functies kunt u ook • Functiescherm op het middendisplay
omlaagbladeren in het scherm. U doet dat door (p. 117)
van onder naar boven te vegen/slepen. • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
In tegenstelling tot het appscherm waar bij een
druk op een app de bijbehorende app wordt
geopend, wordt bij een druk op een functieknop
in het functiescherm alleen de desbetreffende
functie geactiveerd of gedeactiveerd. Bepaalde
functies, de triggerfuncties, openen door erop te
drukken in een eigen venster.
Ga terug naar het homescherm door van rechts
naar links10 over het display te vegen of door op
de homeknop te drukken.

Gerelateerde informatie
• Deelschermen op middendisplay hanteren
(p. 114)
• Symbolen op de statusbalk van het midden-
display (p. 119)
• Instellingen openen op middendisplay
(p. 128)
• Contextuele instellingen openen op het mid-
dendisplay (p. 129)
• Gebruikershandleiding op middendisplay
(p. 17)
• Bestuurdersprofielen (p. 133)
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
• Apps (p. 508)

10 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.

113
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Deelschermen op middendisplay
hanteren
Het homescherm bestaat uit vier deelschermen:
Navigatie, Media, Telefoon en een extra deel-
scherm. Deze schermen zijn uit te vouwen.

114
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Een deelscherm uitvouwen vanuit standaardstand

Standaardstand en uitgevouwen stand van het deelscherm van het middendisplay.

}}

115
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Deelscherm uitvouwen: scherm voor nog meer informatie en aanvullende


instelmogelijkheden.
– Voor de deelschermen Navigatie, Media en
Telefoon: Druk op een willekeurige plaats Bij weergave van een gemaximaliseerd deel-
op het deelscherm. Bij het uitvouwen van scherm verschijnt er geen informatie van de ove-
een deelscherm verdwijnt het extra deel- rige deelschermen.
scherm op het homescherm tijdelijk naar de Om de app vanuit uitgevouwen
achtergrond. De andere twee worden inge- stand te maximaliseren - tik op
klapt en tonen slechts bepaalde informatie. het symbool.
Na een druk op het extra deelscherm worden
de andere drie deelschermen ingeklapt en
tonen slechts bepaalde informatie.
In het uitgevouwen scherm hebt u toegang Homeknop voor middendisplay.
tot de basisfunctie van de desbetreffende Tik op het symbool om terug te
app. gaan naar de uitgevouwen U kunt altijd teruggaan naar het homescherm
stand of druk op de homeknop door op de homeknop te drukken. Om vanuit de
Uitgevouwen deelscherm sluiten: onder aan het display. gemaximaliseerde stand terug te gaan naar de
– Het deelscherm is op drie verschillende standaardweergave van het homescherm - druk
manieren te sluiten: tweemaal op de homeknop.

• Tik op het bovenste deel van het uitge- Gerelateerde informatie


vouwen deelscherm. • Middendisplay hanteren (p. 107)
• Tik op een ander deelscherm (dan opent • Middendisplay activeren en deactiveren
dit namelijk in uitgevouwen stand). (p. 110)
• Druk kort op de fysieke homeknop onder • Navigeren in schermen op het middendisplay
het middendisplay. (p. 110)

Deelscherm maximaliseren of
minimaliseren
Het extra deelscherm11 en het deelscherm voor
Navigatie zijn te maximaliseren tot volledig

11 Geldt niet voor alle apps of autofuncties die via het extra deelscherm te openen zijn

116
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Functiescherm op het autofuncties. Navigeer vanuit het homescherm Verschillende soorten knoppen
middendisplay naar het functiescherm door van links naar Er zijn drie verschillende soorten knoppen voor
In het functiescherm, een van de basisschermen rechts over het display te vegen.12. autofuncties, zie hieronder:
van het middendisplay, liggen alle knoppen voor

Soort knop Eigenschap Bijbehorende autofunctie


Functieknoppen Hebben een Aan/Uit-stand. De meeste knoppen in het functie-
scherm zijn functieknoppen.
Bij een geactiveerde functie brandt een led-lampje links van de knopicoon. Druk op de knop
om de bijbehorende functie te activeren/deactiveren.
Triggerknoppen Hebben geen Aan/Uit-stand. • Camera
Bij het gebruik van een triggerknop wordt een venster voor de desbetreffende functie • Hfdsteun omlaag
geopend. Bijvoorbeeld een venster voor aanpassing van de stoelinstellingen. • Head-up display afstellen
Parkeerknoppen Hebben een Aan/Uit-stand en een aftaststand. • Inparkeren
Lijken op functieknoppen maar hebben een extra stand voor het aftasten van parkeerruimte. • Uitparkeren

12 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting. }}

117
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Verschillende standen van de knoppen

Het systeem is gedeactiveerd, wanneer het led-


Wanneer het groene led-lampje brandt van een lampje is gedoofd.
functie- of parkeerknop, is de desbetreffende
functie geactiveerd. Bij het activeren van functies
verschijnt voor sommige functies een extra tekst
over wat deze inhouden. De tekst blijft een paar
seconden staan, waarna de knop met het bran-
dende led-lampje verschijnt.
Voor Lane Keeping Aid verschijnt bijvoorbeeld
de tekst Werkt alleen bij bepaalde snelheden
bij het indrukken van de knop.
Tik eenmaal kort op de knop om de functie te Wanneer er in de rechter bovenhoek van de knop
activeren of deactiveren. een gevarendriehoekje verschijnt, is er sprake van
een fout.

Gerelateerde informatie
• Middendisplay hanteren (p. 107)
• Navigeren in schermen op het middendisplay
(p. 110)

118
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Apps en knoppen op middendisplay N.B. Symbolen op de statusbalk van het


verplaatsen middendisplay
Verberg de apps die u zelden of nooit
De apps en de knoppen voor autofuncties op Overzicht van de symbolen die mogelijk op de
gebruikt door ze helemaal onderaan te plaat-
het app- en functiescherm zijn te verplaatsen en statusbalk van het middendisplay verschijnen.
sen, buiten het zichtveld. Op die manier kunt
naar wens anders te organiseren.
u makkelijker de apps vinden die u vaker De statusbalk geeft de lopende activiteiten en in
1. Veeg van rechts naar links13 om het app- gebruikt. bepaalde gevallen hun status aan. Omdat de
scherm te openen of van links naar rechts13
ruimte in het veld beperkt is, worden niet voortdu-
om het functiescherm te openen.
rend alle symbolen weergegeven.
2. Blijf op een app of knop drukken. N.B.
> De app of knop verandert van grootte en Apps en autofunctieknoppen kunnen niet Symbool Betekenis
wordt transparant. U kunt de app/knop worden bewaard op plaatsen die al bezet zijn.
vervolgens verplaatsen. Internetverbinding.

3. Sleep de app of knop naar een lege plek op Gerelateerde informatie


Internetverbinding mislukt.
het scherm. • Functiescherm op het middendisplay
(p. 117)
Het maximale aantal regels voor apps of knoppen Roaming geactiveerd.
is 48. Om een app of knop tot buiten het zicht- • Apps (p. 508)
bare schermgedeelte te verplaatsen moet u deze • Middendisplay hanteren (p. 107) Signaalsterkte in netwerk voor
naar de onderkant van het scherm slepen. Er mobiele telefonie.
worden dan automatisch nieuwe regels voor de
app of knop toegevoegd. Bluetooth-apparaat aangesloten.
Het is dan ook mogelijk om een app of knop ver-
Bluetooth geactiveerd maar geen
der naar onderen te verplaatsen, zodat deze in de
eenheid aangesloten.
normale schermstand niet zichtbaar is.
Veeg over het scherm om omhoog of omlaag te Er wordt informatie van en naar het
bladeren. gps gestuurd.
Aangesloten op Wi-Fi-netwerk.

13 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting. }}

119
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Symbool Betekenis Gerelateerde informatie


• Navigeren in schermen op het middendisplay
'Internet sharing' geactiveerd (Wi- (p. 110)
Fi-hotspot). De auto deelt dus de
beschikbare verbinding.
• Melding op het middendisplay (p. 137)

Automodem geactiveerd.

Internet delen via USB actief.

Proces gaande.

Timer voor preconditioning actief.

Weergave audiobron gestart.

Weergave audiobron gestopt.

Telefoongesprek gaande.

Weergave audiobron onderdrukt.

Er komt nieuws binnen via een


radiokanaal.
Verkeersinformatie mogelijk.

Klok.

120
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Toetsenbord op middendisplay
Met het toetsenbord van het middendisplay kunt
u met toetsen tekst invoeren op het scherm,
maar ook handmatig door letters en tekens "in te
tekenen" op het scherm.
Met het toetsenbord kunnen tekens, letters en
cijfers worden ingevoerd, bijv. om sms-berichten
vanuit de auto op te stellen, wachtwoorden in te
vullen en naar artikelen te zoeken in de digitale
gebruikershandleiding.
Het toetsenbord verschijnt alleen als het mogelijk
is om op het scherm te schrijven.

}}

121
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

||

De afbeelding laat een overzicht zien van een aantal van de knoppen die op het toetsenbord kunnen verschijnen. De opzet wisselt, al naar gelang de taalinstellingen en in welk
verband het toetsenbord wordt gebruikt.

122
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Regel met suggesties voor woorden of voor de eerste letter in het tekstveld. In tekst- Bij eenmaal indrukken van de bevestigingsknop
tekens14. De voorgestelde woorden worden velden die bestemd zijn voor namen of boven het toetsenbord (niet zichtbaar op de
aangepast naarmate er nieuwe letters wor- adressen begint automatisch elk woord met afbeelding) bevestigt u de ingevoerde tekst. De
den ingetypt. Blader door de suggesties door een hoofdletter. In tekstvelden waar wacht- knop ziet er verschillend uit, al naar gelang de
op de pijlen naar links en naar rechts te woorden, webadressen of e-mailadressen context.
drukken. Druk op een suggestie om deze te moeten worden ingevuld, worden alle letters
selecteren. Let erop dat deze functie niet juist klein, tenzij anderszins actief met de Varianten van een letter of een teken
door alle taalopties wordt ondersteund. De knop wordt ingesteld.
regel is dan niet zichtbaar op het toetsen- Cijferinvoer. Het toetsenbord (2) laat dan cij-
bord.
fers zien. Druk op , dat in de cijferstand
Afhankelijk van de voor het toetsenbord verschijnt in plaats van , om terug te
gekozen taal (zie punt 7) worden de beschik- keren naar het toetsenbord met letters, of op
bare tekens aangepast. Druk op een teken
om het toetsenbord met speciale
om dit in te voeren.
tekens te zien.
Afhankelijk van de situatie waarin u het
Wijzigt de taal voor de tekstinvoer, bijvoor-
toetsenbord gebruikt, heeft de knop een
beeld EN. Tekens die kunnen worden inge-
andere functie – @ (bij invoer van een e-mai-
voerd alsook suggesties voor woorden (1)
ladres) of nieuwe regel (bij normale tekstin-
veranderen al naar gelang de gekozen taal.
voer).
Om op het toetsenbord van taal te kunnen U kunt varianten van een letter of teken invoeren,
Verbergt het toetsenbord. Als dat niet moge- wisselen, moeten de talen eerst onder Instel- bijv. é of è, door op de letter of het teken te blij-
lijk is, verschijnt de knop niet. lingen worden toegevoegd. ven drukken. Er verschijnt een venster met moge-
Wordt gebruikt om met hoofdletters te schrij- Spatie. lijke varianten van de letter/het teken. Druk op de
ven. Druk eenmaal om een hoofdletter te gewenste variant. Als u geen van de varianten
schrijven en dan verder te gaan met kleine Maakt tekstinvoer ongedaan. Bij kort indruk- selecteert, wordt het oorspronkelijk gekozen let-
letters. Door nogmaals te drukken worden ken verwijdert u één teken tegelijk. Houd de ter of teken ingevoerd.
alle letters hoofdletters. Als u nog eens drukt, knop ingedrukt om meerdere tekens in snel-
wordt het toetsenbord weer ingesteld op ler tempo te verwijderen.
kleine letters. In deze stand wordt de eerste Vervangt de toetsenbordstand om in plaats
letter na een punt, uitroepteken of vraagte- daarvan handmatig letters en tekens in te
ken als hoofdletter geschreven. Dit geldt ook voeren.

14 Geldt voor Aziatische talen. }}

123
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Gerelateerde informatie
• Taal wijzigen voor toetsenbord van midden-
display (p. 125)
• Handmatig tekens, letters of woorden invoe-
ren op middendisplay (p. 125)
• Middendisplay hanteren (p. 107)
• Berichtfuncties (p. 538)

124
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Taal wijzigen voor toetsenbord van Op het toetsenbord wisselen tussen Handmatig tekens, letters of
middendisplay verschillende talen woorden invoeren op middendisplay
Om op het toetsenbord tussen de verschillende Wanneer u in Instellingen ver- Het toetsenbord van het middendisplay biedt u
talen te kunnen wisselen, moeten de talen eerst schillende talen hebt geselec- de mogelijkheid om tekens, letters en woorden
onder Instellingen worden toegevoegd. teerd, gebruikt u knop op het in te voeren door ze met de hand op het scherm
toetsenbord om te wisselen te "tekenen".
Taal toevoegen of verwijderen in tussen de talen. Tik op de desbetreffende knop
instellingen van het toetsenbord om te wis-
Het toetsenbord is automatisch ingesteld op selen tussen het invoeren met
dezelfde taal als de systeemtaal. De taal voor het Om de taal op het toetsenbord te wijzigen met
behulp van het toetsenbord en
toetsenbord kan handmatig worden aangepast weergave van de lijst:
het handmatig tekenen van let-
zonder dat dit gevolgen heeft voor de systeem- 1. Druk lang op de knop. ters en tekens.
taal. > Er verschijnt een lijst.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm. 2. Kies de gewenste taal. Als er onder
2. Druk op Systeem Systeemtalen en - Instellingen meer dan vier talen zijn gese-
lecteerd, is het mogelijk om op het toetsen-
eenheden Toetsenbordindelingen.
bord door de lijst te bladeren.
3. Kies een of meer talen in de lijst. > Het toetsenbord wordt aangepast aan de
> Nu kunt u direct op het toetsenbord scha- gekozen taal en er worden andere sug-
kelen tussen de geselecteerde talen om gesties voor woorden gegeven.
tekst in te voeren.
Om de taal op het toetsenbord te wijzigen zonder
Als u onder Instellingen niet actief een taal hebt weergave van de lijst:
gekozen, hanteert het toetsenbord dezelfde taal
– Druk de knop kortstondig in.
als de systeemtaal van de auto.
> Het toetsenbord wordt aangepast aan de Ruimte om tekens/letters/woorden/woord-
volgende taal in de lijst, maar zonder de delen te tekenen.
lijst zelf te tonen.
Tekstveld waar suggesties voor tekens of
Gerelateerde informatie woorden15 verschijnen naargelang u deze op
• Systeemtaal wijzigen (p. 128) het scherm (1) tekent.
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121) Suggesties voor tekens/letters/woorden/
woorddelen. U kunt bladeren in de lijst.
}}

125
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Spatie. U kunt ook een spatie invoeren door Tekens/letters/woorden handmatig invoeren Tekens/letters verwijderen/wijzigen die
een verbindingsstreepje (-) te tekenen in het 1. Schrijf een teken, een letter, een woord of handmatig zijn ingevoerd
tekstveld voor handgeschreven letters (1). delen van een woord in de ruimte voor hand-
Zie de onderstaande rubriek "Spatie invoe- geschreven letters (1). Schrijf de letters of
ren in het vrije veld bij handgeschreven delen van het woord over elkaar heen of ach-
tekst". ter elkaar op één lijn.
Tekstinvoer ongedaan maken. Kort indrukken > Er verschijnt een aantal suggesties voor
om één teken/letter per keer te verwijderen. tekens, letters of woorden (3). Het meest
Wacht even voordat u opnieuw drukt om het waarschijnlijke staat bovenaan in de lijst.
volgende teken of de volgende letter te ver-
wijderen et cetera. BELANGRIJK
Teruggaan naar het toetsenbord met Wis de tekens in het tekstveld (2) door over het veld
Raak het scherm niet met scherpe voorwer- voor handgeschreven tekst (1) te vegen.
gewone tekeninvoer. pen aan om krassen te voorkomen.
Geluid bij invoer in-/uitschakelen. – Om tekens/letters te wijzigen zijn er meer-
dere alternatieven:
Toetsenbord verbergen. Als dat niet mogelijk 2. Voer het teken/de letter/het woord in door
is, verschijnt de knop niet. heel even te wachten. • Druk in de lijst (3) op de letter die of het
woord dat u eigenlijk bedoelde.
Taal voor tekstinvoer wijzigen. > Het teken/de letter/het woord boven aan
de lijst wordt ingevoerd. U kunt ook een • Druk op de knop voor het ongedaan
ander teken kiezen dat wat er boven aan maken van tekstinvoer (5) om de letter te
de lijst verschijnt. Druk op het teken, de verwijderen en begin opnieuw.
letter of het woord dat u zoekt in de lijst. Veeg horizontaal van rechts naar links16

over de ruimte voor handgeschreven let-
ters (1). Verwijder meerdere letters door
meerdere keren over de ruimte te vegen.
• Eenmaal drukken op het kruisje in het
tekstveld (2) neemt alle ingevoerde tekst
weg.

15 Geldt voor bepaalde systeemtalen.


16 Veeg bij een Arabisch toetsenbord in tegengestelde richting. Wanneer u van rechts naar links veegt, voegt u een spatie in.

126
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Van regel wisselen in het vrije veld met Opzet van middendisplay Volume van systeemgeluid
handgeschreven tekst aanpassen uitschakelen of aanpassen op
U kunt de opzet van het middendisplay aanpas- middendisplay
sen door een thema te kiezen. Het volume van het systeemgeluid is op het mid-
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. dendisplay te wijzigen of uit te schakelen.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
2. Druk op My Car Displays Toon skins. het middendisplay.
3. Kies vervolgens een thema, bijv.
2. Druk op Geluid Systeemvolumes.
Minimalistic of Chrome Rings.
3. Verschuif de bediening onder
Als aanvulling hierop is het mogelijk om te kiezen
tussen Normaal en Helder. Bij Normaal is de
Aanraakgeluiden om het geluid voor het
Wissel handmatig van regel door bovenstaand teken in aantikken van het scherm te wijzigen/uit te
achtergrond op het scherm donker en zijn de tek-
te tekenen in het veld voor handgeschreven tekst17. zetten. Schuif de bediening naar het gewen-
sten licht. Dit is de standaardinstelling voor alle
Spatie invoeren in het vrije veld bij ste geluidsniveau.
thema's. Desgewenst kan een lichte variant wor-
handgeschreven tekst den gekozen, waarbij de opzet zo wordt gewijzigd Gerelateerde informatie
dat de achtergrond licht wordt en de teksten
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
donker. Deze instelling is bijv. handig bij fel dag-
licht. • Instellingen wijzigen op middendisplay
(p. 130)
De mogelijkheden zijn altijd beschikbaar voor de
gebruiker en zijn niet afhankelijk van de verlich- • Audio-instellingen (p. 506)
ting eromheen.

Gerelateerde informatie
• Instellingen openen op middendisplay
Voer een spatie in door van links naar rechts een (p. 128)
streepje te tekenen18.
• Middendisplay activeren en deactiveren
Gerelateerde informatie (p. 110)
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121) • Middendisplay reinigen (p. 648)

17 Voor Arabisch toetsenbord - schrijf hetzelfde teken, maar dan gespiegeld.


18 Schrijf bij een Arabisch toetsenbord hetzelfde teken, maar dan van rechts naar links.

127
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Systeemeenheden wijzigen Systeemtaal wijzigen Instellingen openen op


Instellingen voor de eenheden verricht u in het Instellingen voor de taal verricht u in het menu middendisplay
menu Instellingen van het middendisplay. Instellingen van het middendisplay. Op het middendisplay vindt u Instellingen en
N.B. informatie over tal van autofuncties.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay. Wanneer u de taal in het middendisplay ver-
andert, kan dat betekenen dat bepaalde infor-
2. Ga verder naar Systeem Systeemtalen
matie voor de eigenaar niet overeenkomt met
en -eenheden Meeteenheden. landelijke of plaatselijke wet- en regelgeving.
3. Kies uit de volgende eenheidsnormen: Kies geen taal die moeilijk is te begrijpen. Dat
maakt het wellicht lastig om de structuur in
• Metr. - kilometer, liter en graden Celsius. het scherm terug te vinden.
• Imper. - miles, gallons en graden Celsius.
• VS - miles, gallons en graden Fahrenheit. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
> De eenheden op het bestuurdersdisplay, het middendisplay.
het middendisplay en het head-updisplay
2. Ga verder naar Systeem Systeemtalen
worden gewijzigd. Het hoofdscherm met de knop voor Instellingen.
en -eenheden.
1. Open het hoofdscherm door op het tabblad
Gerelateerde informatie 3. Kies Systeemtaal. Talen met ondersteuning te klikken of door van boven naar beneden
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) van stembediening hebben een stembedie- over het scherm te slepen/vegen.
• Instellingen openen op middendisplay ningssymbool.
(p. 128) 2. Druk op Instellingen om het instellings-
> De taal op het bestuurdersdisplay, het
middendisplay en het head-updisplay menu te openen.
• Instellingen wijzigen op middendisplay
(p. 130) wordt gewijzigd. 3. Druk op een van de categorieën die ver-
schijnt en blader naar subcategorieën en de
• Systeemtaal wijzigen (p. 128) Gerelateerde informatie desbetreffende instellingen door nogmaals
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) te drukken.
• Instellingen openen op middendisplay 4. Druk op Terug om terug te gaan naar het
(p. 128)
instellingsscherm.
• Instellingen wijzigen op middendisplay
Druk op Sluiten om het instellingsmenu te
(p. 130)
sluiten.
• Systeemeenheden wijzigen (p. 128)

128
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Gerelateerde informatie Contextuele instellingen openen op 3. Wijzig de instellingen naar wens en bevestig
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) het middendisplay uw keuze(s).
• Instellingen wijzigen op middendisplay Via de contextuele instellingen zijn rechtstreeks Druk op Sluiten of op de fysieke homeknop op
(p. 130) vanuit het topscherm op het middendisplay het middendisplay om het instellingsscherm te
instellingen te wijzigen voor de meeste stan- sluiten.
• Instellingstypes op middendisplay (p. 131)
daardapps van de auto.
• Tabel met instellingen op middendisplay De meeste basisapps van de auto bieden deze
(p. 132) contextuele instelmogelijkheid, maar niet alle-
maal.

Apps van derden


Apps van derden zoals Volvo-id zijn bij aflevering
van de auto niet voorgeïnstalleerd en moeten
naderhand worden gedownload. Bij dergelijke
apps van derden verricht u eventuele instellingen
altijd in de desbetreffende apps en niet vanuit het
hoofdscherm.

Gerelateerde informatie
Hoofdscherm met de knop voor contextuele instellingen. • Instellingen openen op middendisplay
De standaardapps van de auto, zoals FM-radio (p. 128)
en USB, maken deel uit van Sensus en behoren • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
tot de geïntegreerde autofuncties. De instellingen • Instellingen resetten op middendisplay
voor deze apps kunnen rechtstreeks op het (p. 131)
hoofdscherm van het middendisplay worden
gewijzigd. • Apps downloaden (p. 509)

Wanneer contextuele instellingen beschikbaar


zijn:
1. Open het hoofdscherm wanneer een app
zoals Navigatie uitgevouwen is.
2. Druk op Navigatie Instellingen.

129
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Instellingen wijzigen op Gerelateerde informatie Gebruikersgegevens resetten bij


middendisplay • Overzicht van het middendisplay (p. 104) doorverkoop
Via het middendisplay kunt u de Instellingen en • Instellingen resetten op middendisplay Bij doorverkoop moeten gebruikersgegevens en
informatie wijzigen voor tal van autofuncties. (p. 131) systeeminstellingen worden gereset naar de
1. Open het hoofdscherm door op het tabblad fabrieksinstellingen.
te klikken of door van boven naar beneden
• Instellingstypes op middendisplay (p. 131)
over het scherm te slepen/vegen. • Tabel met instellingen op middendisplay De instellingen van de auto kunnen op verschil-
(p. 132) lende niveaus gereset worden. Reset bij doorver-
2. Druk op Instellingen om het instellings- koop alle gebruikersgegevens en systeeminstel-
menu te openen. lingen naar de oorspronkelijke fabrieksinstellin-
3. Tik op een van de categorieën en subcate- gen. Bij verkoop van de auto is het ook belangrijk
gorieën om naar de gewenste instelling te om de doorverkoop te registreren in Volvo On
bladeren. Call* te wijzigen.
4. Wijzig een of meer instellingen. De manier Gerelateerde informatie
van wijzigen hangt van het type instelling af. • Instellingen resetten op middendisplay
> De wijzigingen worden onmiddellijk opge- (p. 131)
slagen.

Een subcategorie in het instellingsscherm met verschil-


lende soorten instellingen, heeft een meerkeuzeknop en
keuzerondjes.

130 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Instellingen resetten op 4. Druk op OK om de reset te bevestigen. Instellingstypes op middendisplay


middendisplay Voor de optie Persoonlijke instellingen De manier van wijzigen hangt van het type instel-
U kunt de fabrieksinstellingen herstellen voor alle resetten wordt de reset bevestigd door op ling af. Zie de tabel voor een beschrijving van de
instellingen die zijn verricht in het instellings- Resetten voor het actieve profiel of verschillende instellingstypes.
menu van het middendisplay. Resetten voor alle profielen te drukken.
Instellingstypes
Twee soorten resets > De geselecteerde instellingen worden
gereset. Instellings- Beschrijving
Er zijn twee soorten resets voor de instellingen in type
het instellingsmenu:
Gerelateerde informatie
Trigger- Start een app of een afzonderlijk
• Fabrieksreset - wist alle gegevens en • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
functie scherm voor geavanceerdere
bestanden en herstelt de standaardwaarden
• Instellingen openen op middendisplay instellingen door op de tekst te
voor alle instellingen. (p. 128) drukken, bijvoorbeeld om een
• Persoonlijke instellingen resetten - wist • Instellingen wijzigen op middendisplay eenheid met Bluetooth® aan te
persoonlijke gegevens en herstelt de stan- (p. 130) sluiten.
daardwaarden voor alle persoonlijke instellin-
gen. • Tabel met instellingen op middendisplay Keuze- Kies uit meerdere opties een
(p. 132) rondje instelling door op het gewenste
Instellingen resetten keuzerondje te drukken, bijvoor-
Doe het volgende om de instellingen te resetten. beeld om een systeemtaal te kie-
zen.
N.B. Meerkeu- Kies een niveau voor iets door op
Fabrieksreset is alleen mogelijk, wanneer de zeknop het gewenste deel van de knop
auto stilstaat. te drukken, bijvoorbeeld om het
gevoeligheidsniveau voor City
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op Safety te kiezen.
het middendisplay.
2. Ga verder naar Systeem Fabrieksreset.
3. Kies het gewenste type reset.
> Er verschijnt een pop-upvenster.

}}

131
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Instellings- Beschrijving Tabel met instellingen op Subcategorie


type middendisplay
Het instellingsmenu van het middendisplay heeft Spiegels en Comfort
Selectie- Kies ervoor een functie te active- een aantal hoofdcategorieën en subcategorieën
vakjes ren/deactiveren door op het Vergrendeling
waarin instellingen en informatie voor tal van
vakje te drukken om dit aan te functies van de auto zijn verzameld. Parkeerrem en vering
kruisen of leeg te maken, bijvoor-
beeld om automatische start van Er zijn zeven hoofdcategorieën: My Car, Geluid, Ruitenwisser voorruit
elektrische stoelverwarming te Navigatie, Media, Communicatie, Klimaat en
kiezen. Systeem. Audio
Schuif- Kies een niveau voor een Elke categorie omvat op zijn beurt een aantal Subcategorie
knoppen bepaalde instelling binnen een subcategorieën en instelmogelijkheden. In de
Toon
interval door op de knop te tik- onderstaande tabellen wordt het eerste niveau
ken en deze te verschuiven, bijv. van subcategorieën weergegeven. De instelmo- Balans
om het geluidsniveau te kiezen. gelijkheden voor een functie of terrein worden
uitvoeriger beschreven in de desbetreffende arti- Systeemvolumes
Weergave Geen eigenlijke instelling, geeft kelen van de gebruikershandleiding.
van infor- ergens informatie over, bijvoor- Navigatie
matie beeld het identificatienummer Sommige instellingen zijn persoonlijk, wat inhoudt
dat ze opgeslagen kunnen worden voor een Subcategorie
van de auto.
Bestuurdersprofielen. Andere zijn algemeen Kaart
Gerelateerde informatie zijn, wat betekent dat ze niet zijn gekoppeld aan
een bestuurdersprofiel. Route en begeleiding
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
My Car Verkeer
Subcategorie
Displays Media
IntelliSafe Subcategorie

Rijvoorkeuren/Individuele rijmodus* AM/FM-radio

Lampen en verlichting DAB*

132 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Subcategorie Systeem Bestuurdersprofielen


Subcategorie Tal van instellingen in de auto zijn naar wens aan
Gracenote® te passen en op te slaan in een of meer bestuur-
Bestuurdersprofiel dersprofielen.
TV* De persoonlijke instellingen worden automatisch
Datum en tijd
in het actieve bestuurdersprofiel opgeslagen.
Video Elke sleutel is te koppelen aan een bestuurder-
Systeemtalen en -eenheden
sprofiel. Bij gebruik van een sleutel waaraan een
Communicatie Privacy en gegevens bestuurdersprofiel is gekoppeld, wordt de auto
Subcategorie Toetsenbordindelingen aangepast volgens de instellingen van dat speci-
fieke bestuurdersprofiel.
Telefoon Stembediening*
Welke instellingen worden opgeslagen
Tekstberichten Fabrieksreset in bestuurdersprofielen?
Android Auto* De verrichte auto-instellingen zijn hetzij persoon-
Systeeminformatie
lijk, hetzij algemeen. Het zijn de persoonlijke
Apple CarPlay* instellingen die in bestuurdersprofielen worden
Gerelateerde informatie
opgeslagen.
Bluetooth-apparaten • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
Instellingen die zijn op te slaan in een bestuur-
Wi-Fi • Instellingen wijzigen op middendisplay
dersprofiel zijn onder meer schermweergaven,
(p. 130)
Wi-Fi hotspot auto spiegels, voorstoelen, navigatie*, audio- en
• Instellingen resetten op middendisplay mediasysteem, taal en stembediening.
Internet via automodem* (p. 131)
Bepaalde instellingen, de zogeheten algemene
Volvo On Call* instellingen, zijn te wijzigen, maar worden niet
opgeslagen in een specifiek bestuurdersprofiel.
Volvo-servicenetwerken Wijzigen van de algemene instellingen is van
invloed op alle profielen.
Klimaatregeling
De hoofdcategorie Klimaat heeft geen subcate-
gorieën.

}}

* Optie/accessoire. 133
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Algemene instellingen • Tabel met instellingen op middendisplay Bestuurdersprofiel kiezen


De algemene instellingen en de parameters wijzi- (p. 132) Bij inschakeling van het middendisplay verschijnt
gen niet als het ene bestuurdersprofiel wordt ver- boven aan het display het gekozen bestuurder-
ruild voor een ander. Ze blijven gelijk, ongeacht sprofiel. Bij ontgrendeling van de auto wordt
welk bestuurdersprofiel actief is. automatisch het laatst gebruikte bestuurderspro-
De instellingen van de toetsenbordindeling zijn fiel gekozen. Na ontgrendeling van de auto kunt
voorbeelden van algemene instellingen. Als u u een ander bestuurdersprofiel kiezen. Als de
bestuurdersprofiel X gebruikt om meer talen aan transpondersleutel echter aan een ander
het toetsenbord toe te voegen, blijven deze opge- bestuurdersprofiel is gekoppeld, wordt bij het
slagen en kunt u ook bij gebruik van bestuurder- starten het desbetreffende profiel gekozen.
sprofiel Y van taal wissen. De instellingen van de U kunt op twee manieren van bestuurdersprofiel
toetsenbordindeling worden niet opgeslagen veranderen.
onder een specifiek bestuurdersprofiel - deze Alternatief 1:
instellingen zijn algemeen.
1. Druk tijdens het inschakelen van het midden-
Persoonlijke instellingen display op de naam van het bestuurderspro-
Als bestuurdersprofiel X is gebruikt om bijvoor- fiel dat boven aan het middendisplay staat.
beeld de lichtsterkte op het middendisplay in te
> Er verschijnt een lijst met de te kiezen
stellen, wordt bestuurdersprofiel Y niet door deze
bestuurdersprofielen.
instelling beïnvloed. Deze is opgeslagen voor
bestuurdersprofiel X - de instelling van de licht- 2. Kies het gewenste bestuurdersprofiel.
sterkte is een persoonlijke instelling. 3. Druk op Bevestig.
Gerelateerde informatie > Het bestuurdersprofiel is gekozen, waarna
• Bestuurdersprofiel kiezen (p. 134) het systeem de instellingen van het
nieuwe bestuurdersprofiel laadt.
• Naam van bestuurdersprofiel wijzigen
(p. 135) Alternatief 2:
• Instellingen resetten in bestuurdersprofielen 1. Sleep het hoofdscherm van het middendis-
(p. 135) play open.
• Transpondersleutel koppelen aan bestuur- 2. Druk op Profiel.
dersprofiel (p. 136)
> Dezelfde lijst als die voor alternatief 1 ver-
schijnt.

134
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

3. Kies het gewenste bestuurdersprofiel. Naam van bestuurdersprofiel Instellingen resetten in


4. Druk op Bevestig. wijzigen bestuurdersprofielen
> Het bestuurdersprofiel is gekozen, waarna U kunt de verschillende bestuurdersprofielen die Instellingen die zijn opgeslagen onder een of
het systeem de instellingen van het in de auto worden gebruikt een andere naam meer bestuurdersprofielen zijn te herstellen, als
nieuwe bestuurdersprofiel laadt. geven. de auto stilstaat.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op N.B.
Gerelateerde informatie het middendisplay.
Fabrieksreset is alleen mogelijk, wanneer de
• Bestuurdersprofielen (p. 133)
2. Druk op Systeem auto stilstaat.
• Navigeren in schermen op het middendisplay Bestuurdersprofielen.
(p. 110)
3. Kies Profiel bewerken. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
• Naam van bestuurdersprofiel wijzigen
> Er verschijnt een menu waarin het profiel
(p. 135) 2. Druk op Systeem Fabrieksreset
kan worden bewerkt.
• Transpondersleutel koppelen aan bestuur- Persoonlijke instellingen resetten.
dersprofiel (p. 136) 4. Druk op het vakje Profielnaam.
3. Kies een van de opties Resetten voor het
> Er verschijnt een toetsenbord, waarna u actieve profiel, Resetten voor alle
de naam kunt wijzigen. Druk op om profielen of Annuleren.
het toetsenbord te sluiten.
Gerelateerde informatie
5. Sla de naamswijziging op door te tikken op
Terug of Sluiten.
• Bestuurdersprofielen (p. 133)

> De naam is daarmee gewijzigd.


• Instellingen resetten op middendisplay
(p. 131)
N.B.
Een profielnaam kan niet beginnen met een
spatie, omdat de profielnaam dan niet wordt
opgeslagen.

Gerelateerde informatie
• Bestuurdersprofiel kiezen (p. 134)
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121)

135
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Transpondersleutel koppelen aan 2. Druk op Systeem 5. Kies Sleutel koppelen om het profiel aan
bestuurdersprofiel Bestuurdersprofielen. de sleutel te koppelen. Het is niet mogelijk
U kunt uw sleutel koppelen aan een bestuurder- om een bestuurdersprofiel te koppelen aan
3. Markeer het gewenste profiel. Op het display een andere sleutel dan de momenteel in de
sprofiel. Op die manier wordt telkens automa- verschijnt het startscherm opnieuw. Het pro-
tisch het bestuurdersprofiel met alle bijbeho- auto gebruikte sleutel. Als er meerdere sleu-
fiel Gast kan niet aan een sleutel worden tels in de auto zijn, verschijnt de tekst Meer
rende instellingen geselecteerd als de auto gekoppeld.
wordt gebruikt met die specifieke transponder- dan één sleutel gevonden, pak de
sleutel. 4. Open het hoofdscherm weer en tik op sleutel die u met de back-uplezer wilt
Instellingen Systeem verbinden.
De eerste keer dat de transpondersleutel wordt
Bestuurdersprofielen Profiel
gebruikt, is deze nog niet gekoppeld aan een
bewerken.
specifiek bestuurdersprofiel. Bij het starten van
de auto wordt automatisch het profiel Gast
geactiveerd.
Het is mogelijk om handmatig een bestuurder-
sprofiel te kiezen zonder dit aan de sleutel te
koppelen. Bij ontgrendeling van de auto wordt
het laatst gehanteerde bestuurdersprofiel geacti-
veerd. Als de sleutel eenmaal gekoppeld is aan Positie back-uplezer in de tunnelconsole.
een bestuurdersprofiel, hoeft u bij gebruik van > Als de tekst Profiel gekoppeld aan
deze sleutel geen bestuurdersprofiel meer te kie- sleutel verschijnt, zijn de sleutel en het
zen. bestuurdersprofiel aan elkaar gekoppeld.
Transpondersleutel koppelen aan een 6. Druk op OK.
bestuurdersprofiel > De huidige sleutel is daarmee gekoppeld
Kies eerst het profiel dat u aan de sleutel wilt aan het bestuurdersprofiel en blijft gekop-
koppelen, voor zover het te koppelen profiel niet peld zolang het hokje voor Sleutel
al actief is. Het actieve profiel is vervolgens aan koppelen is aangevinkt.
de sleutel te koppelen.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay.

136
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Gerelateerde informatie Melding op het middendisplay Pop-upmeldingen


• Bestuurdersprofielen (p. 133) Op het middendisplay kunnen in uiteenlopende In bepaalde gevallen verschijnen pop-upmeldin-
• Naam van bestuurdersprofiel wijzigen situaties meldingen verschijnen om u te informe- gen. Pop-upmeldingen zijn belangrijker dan mel-
(p. 135) ren of helpen. dingen op de statusbalk en verdwijnen alleen na
bevestiging/actie. Meldingen die moeten worden
• een transpondersleutel (p. 241) opgeslagen, worden bewaard op het hoofd-
scherm van het middendisplay.

Gerelateerde informatie
• Meldingen op middendisplay hanteren
(p. 138)
• Opgeslagen middendisplaymeldingen hante-
ren (p. 138)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)

Melding op het hoofdscherm van het middendisplay.


Op het middendisplay verschijnen meldingen die
voor u als bestuurder minder belangrijk zijn.
De meeste meldingen verschijnen boven de sta-
tusbalk van het middendisplay. De meldingen ver-
dwijnen na enige tijd automatisch of na eventuele
reactie uit de statusbalk. Als een melding moet
worden opgeslagen, wordt deze bewaard op het
hoofdscherm van het middendisplay.
De meldingen kunnen er verschillend uitzien en
worden mogelijk gecombineerd met grafische
voorstellingen, symbolen of een knop om bijvoor-
beeld een systeem dat aan de melding is gekop-
peld, te activeren/deactiveren.

137
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Meldingen op middendisplay Voor meldingen zonder knoppen: Opgeslagen


hanteren – Sluit de melding door erop te drukken of doe middendisplaymeldingen hanteren
Meldingen op het middendisplay zijn te hanteren niets, waarna de melding enige tijd later Meldingen die zijn opgeslagen vanuit het
via de schermen op het middendisplay. automatisch verdwijnt. bestuurders- en middendisplay worden in beide
> De melding verdwijnt van de statusbalk. gevallen gehanteerd in het middendisplay.

Als een melding moet worden opgeslagen, wordt


deze bewaard op het hoofdscherm van het mid-
dendisplay.

Gerelateerde informatie
• Melding op het middendisplay (p. 137)
• Opgeslagen middendisplaymeldingen hante-
ren (p. 138)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)

Melding op het hoofdscherm van het middendisplay.


Opgeslagen meldingen en beschikbare opties in het
Bepaalde meldingen op het middendisplay heb-
hoofdscherm.
ben een knop (of meerdere knoppen in pop-
upmeldingen) om bijvoorbeeld een functie te Meldingen die op het middendisplay zijn weerge-
activeren/deactiveren die aan de melding gekop- geven en die opgeslagen moeten worden, wor-
peld is. den bewaard in het hoofdscherm van het mid-
dendisplay.
Nieuwe melding hanteren
Voor meldingen met knoppen:
– Druk op de knop om de maatregel uit te voe-
ren of laat de melding automatisch na een
poosje gesloten worden.
> De melding verdwijnt van de statusbalk.

138
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Opgeslagen melding lezen Head-updisplay* N.B.


1. Open het hoofdscherm op het middendis- Het head-updisplay is een aanvulling op het
play. U kunt de informatie op het head-updisplay
bestuurdersdisplay van de auto en projecteert
mogelijk minder goed zien bij:
> Er verschijnt een lijst met opgeslagen informatie van het bestuurdersdisplay op de
meldingen. Meldingen met een pijl-rechts voorruit. Het geprojecteerde beeld is alleen van- • gebruik van een polariserende zonnebril
kunnen worden uitgevouwen. uit de positie van de bestuurder zichtbaar. • een zithouding waarbij u niet goed in het
2. Tik op een melding om deze uit te vouwen/ midden van de stoel zit
minimaliseren. • voorwerpen op het dekglas van de dis-
> Er verschijnt meer informatie over de mel- playmodule
ding in de lijst en de afbeelding links in de • ongunstige lichtomstandigheden,
app geeft informatie in grafische vorm
over de melding.
Een opgeslagen melding hanteren
BELANGRIJK
Bepaalde meldingen hebben een knop om bij- De displaymodule die de informatie project-
voorbeeld een functie te activeren/deactiveren eert zit in het dashboard. Leg geen voorwer-
die aan de melding is gekoppeld. pen op het dekglas en zorg dat er evenmin
voorwerpen op kunnen vallen om schade aan
– Druk op de knop om de maatregel uit te voe-
Telefoonoproepen. het dekglas van de displaymodule te voorko-
ren.
men.
Opgeslagen meldingen in het hoofdscherm wor- Het head-updisplay projecteert waarschuwingen
den automatisch gewist als de auto wordt uitge- en informatie met betrekking tot snelheid, cruise-
zet. controlfuncties, navigatie en dergelijke binnen het
gezichtsveld van de bestuurder. Ook verkeers-
Gerelateerde informatie bordinformatie en gegevens over telefoonoproe-
• Melding op het middendisplay (p. 137) pen kunnen op het head-updisplay verschijnen.
• Meldingen op middendisplay hanteren
(p. 138)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)

}}

* Optie/accessoire. 139
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| N.B. • Head-updisplay bij vervanging van de voor-


ruit* (p. 621)
Bij bepaalde afwijkingen in de lichtbreking
kan het gebruik van het head-updisplay aan-
leiding geven tot hoofdpijn en vermoeide
ogen.

City Safety op head-updisplay


Bij activering van het City Safety wordt de infor-
matie op het head-updisplay vervangen door een
grafische voorstelling voor City Safety. Deze grafi-
sche voorstelling verschijnt ook als het head-
Voorbeelden van wat op het display kan verschijnen. updisplay is uitgeschakeld
Snelheid

Cruisecontrol

Navigatie

Verkeersborden
Bepaalde symbolen kunnen korte tijd op het
head-updisplay verschijnen, zoals:
Licht het waarschuwingssymbool op -
lees de waarschuwingsmelding op het
bestuurdersdisplay.
De grafische voorstelling voor City Safety knippert om
Licht het informatiesymbool - lees de uw aandacht te trekken.
melding op het bestuurdersdisplay.
Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* activeren en deactiveren
(p. 141)
• Head-updisplay* reinigen (p. 649)

140 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Head-updisplay* activeren en Instellingen voor head-updisplay* Lichtsterkte en hoogte aanpassen


deactiveren Pas de instellingen aan voor de weergave van
Het head-updisplay is na het starten van de auto het head-updisplay op de voorruit.
te activeren en deactiveren. De instellingen zijn te verrichten in het instel-
lingsmenu op het middendisplay wanneer de
Tik op de knop Head-up auto is gestart en er een beeld op de binnenkant
display op het functiescherm van de voorruit wordt geprojecteerd.
van het middendisplay. Een
brandend lampje in de knop De instelling wordt als persoonlijke instelling 1. Tik op de knop Head-up display afstellen
geeft aan dat de functie geacti- opgeslagen in het bestuurdersprofiel. op het functiescherm van het middendisplay.
veerd is. 2. Pas de lichtsterkte en hoogte van de gepro-
Weergave-opties kiezen
Kies de functies die op het head-updisplay moe- jecteerde afbeelding in uw blikveld aan met
Gerelateerde informatie behulp van de rechter stuurknoppenset.
ten verschijnen.
• Instellingen voor head-updisplay* (p. 141)
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
• Head-updisplay* (p. 139)
van het middendisplay.
2. Druk op My Car Displays Opties
head-up display.
3. Kies een of meer functies:
• Toon navigatie
• Toon Road Sign Information
• Toon rijhulp
• Toon telefoon.
Lichtsterkte verlagen

Lichtsterkte verhogen

Positie verhogen

Positie verlagen

}}

* Optie/accessoire. 141
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Bevestigen Stembediening19
De lichtsterkte van de grafische voorstellingen U kunt bepaalde functies van de mediaspeler,
wordt automatisch afgestemd op de heersende een via Bluetooth aangesloten telefoon, de kli-
lichtomstandigheden. De lichtsterkte van het maatregeling en Volvo’s navigatiesysteem* met
head-updisplay hangt tevens af van de gehan- stemcommando’s te bedienen.
teerde lichtsterkte voor de overige displays in de
Stemcommando's zorgen voor extra gebruiksge-
auto.
mak en voorkomen dat u wordt afgeleid, zodat u
De hoogte is op te slaan in de geheugenfunctie zich concentreren richten op het rijden, op de
van de elektrisch bedienbare voorstoel*. weg en op de verkeerssituatie.

Horizontale stand kalibreren


WAARSCHUWING
De horizontale stand van het head-updisplay
moet mogelijk gekalibreerd worden bij het ver- Linksom draaien Als bestuurder bent u er altijd verantwoorde-
vangen van de voorruit of de displayeenheid. Kali- lijk voor dat u de auto op een veilige manier
Rechtsom draaien bestuurt en de geldende verkeersregels in
breren houdt in dat de geprojecteerde afbeelding
acht neemt.
linksom of rechtsom wordt gedraaid. Bevestigen
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
van het middendisplay. Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* (p. 139)
2. Kies My Car Displays Opties head-
• Head-updisplay* activeren en deactiveren
up display Head-up display kalibreren. (p. 141)
3. Kalibreer de horizontale stand van de afbeel-
ding met de rechter stuurknoppenset.

Microfoon van de stembediening

19 Geldt voor bepaalde markten.

142 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

De stembediening vindt plaats in de vorm van Stembediening gebruiken20 Voorbeelden van stembediening
een dialoog; de gebruiker zegt commando's en Druk op de stuurknop voor Tik op , zeg "Bel [Voornaam]
krijgt een verbale reactie van het systeem. De [Achternaam] [nummercategorie]" - het
stembediening om de
stembediening maakt gebruik van dezelfde gekozen contact uit het telefoonboek bellen. Als
werking te activeren en een
microfoon als apparaten die via Bluetooth zijn er meerdere telefoonnummers (zoals thuis,
dialoog met stemcommando's
verbonden en geeft antwoord via de luidsprekers mobiel, werk) voor het contact bestaan, moet u
te starten.
in de auto. In sommige gevallen verschijnt tevens ook de juiste categorie noemen.
een tekstmelding op het bestuurdersdisplay. De
functies worden aangestuurd met de rechter Aandachtspunten: Tik dus op en zeg "Bel Robyn Smith
stuurknoppenset en instellingen doet u via het Mobiel".
middendisplay.
• Spreek met een normale stem in een nor-
maal tempo. Commando's/zinnen
Systeemupdate • Wacht met spreken, totdat het systeem klaar De volgende commando's zijn altijd mogelijk:
Het systeem voor stembediening wordt voortdu- is met antwoorden (zolang het systeem ant-
rend verder verbeterd. Voor optimale functionali- woordt, werkt de stembediening namelijk
• "Herhaal" - de laatst gegeven steminstruc-
teit kunt u op support.volvocars.com updates tie van de actieve dialoog herhalen.
niet).
downloaden. • "Annuleer" - de dialoog annuleren.
• Vermijd achtergrondgeluiden in het interieur
Gerelateerde informatie door portieren, ruiten en panoramadak* dicht • "Help" - een hulpdialoog starten. Het sys-
te houden. teem antwoordt met commando's die in de
• Stembediening gebruiken (p. 143)
actuele situatie gebruikt kunnen worden, een
• Stembediening telefoon (p. 144) U kunt de stembediening als volgt beëindigen:
vraag of een voorbeeld.
• Stembediening radio en media (p. 145) • Zeg "Annuleer". Commando's voor specifieke functies, zoals de
• Stembediening klimaat (p. 200) • Druk lang op de stuurknop voor stembedie- telefoon en de radio, staan beschreven in de des-
betreffende artikelen.
• Instellingen voor stembediening (p. 145) ning .
Om de commandodialoog te verkorten en sys-
teemvragen over te slaan voordat het volgende
commando wordt aangegeven, kunt u wanneer
het systeem spreekt de stuurknop voor stembe-
diening indrukken.

20 Geldt voor bepaalde markten. }}

* Optie/accessoire. 143
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Cijfers Stembediening telefoon21 bericht te versturen22 of het bericht opnieuw


Geef de cijfercommando's aan, afhankelijk van Bel naar een contact, laat berichten voorlezen of aan te maken. Voor deze functie moet de
welke functie moet worden aangestuurd: dicteer korte berichten met de stemcommando's auto verbinding hebben met internet.
• Telefoonnummers en postcodes moet u voor een telefoon met Bluetooth-aansluiting.
Gerelateerde informatie
apart en cijfer voor cijfer zeggen, bijvoorbeeld Om een contactpersoon in het telefoonboek aan
te geven moet het stemcommando contactgege- • Stembediening (p. 142)
nul drie een twee twee vier vier drie
(03122443). vens bevatten die in het telefoonboek staan. Als • Stembediening gebruiken (p. 143)

• Huisnummers kunt u apart of in een groep


er voor een contactpersoon, bijvoorbeeld Robyn • Stembediening radio en media (p. 145)
Smith, meerdere telefoonnummers in het tele-
zeggen, bijvoorbeeld twee twee of tweeënt-
foonboek staan, kunt u ook de nummercategorie
• Stembediening klimaat (p. 200)
wintig (22). Bij Engels en Nederlands kunt u • Instellingen voor stembediening (p. 145)
aangeven, bijvoorbeeld Thuis of Mobiel: "Bel
meerdere groepen achter elkaar zeggen, bij-
voorbeeld tweeëntwintig tweeëntwintig (22 Robyn Smith Mobiel". • Auto met actieve internetverbinding*
22). Bij Engels kunt u ook dubbel of drievou- (p. 541)
Druk op en zeg een van de volgende com-
dig gebruiken, bijvoorbeeld dubbel nul (00). mando's:
U kunt nummers aangeven binnen het inter-
val 0–2300. • "Bel [contact]" - hiermee belt u de gekozen
contactpersoon uit het telefoonboek.
• Frequenties kunt u als volgt zeggen: acht-
ennegentig komma acht (98,8) en honderd- • "Bel [telefoonnummer]" - hiermee belt u
envier komma twee (104,2). een telefoonnummer.
• "Recente gesprekken" - hiermee geeft u
Gerelateerde informatie de gesprekslijst weer.
• Stembediening (p. 142)
• "Lees bericht" - hiermee laat u een bericht
• Stembediening telefoon (p. 144) voorlezen. Als er meerdere berichten zijn -
• Stembediening radio en media (p. 145) geef aan welk bericht moet worden voorgele-
zen.
• Stembediening klimaat (p. 200)
• Instellingen voor stembediening (p. 145) • "Bericht aan [contact]" - de gebruiker
wordt gevraagd om een kort bericht hardop
te zeggen. Vervolgens wordt het bericht
voorgelezen en kunt u ervoor kiezen om het

21 Geldt voor bepaalde markten.


22 Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten verzenden via de auto. Kijk voor de compatibiliteit op support.volvocars.com.

144 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

Stembediening radio en media23 • "FM Radio" - FM-radio starten. Instellingen voor stembediening25
Hier volgen commando's voor stembediening • "AM Radio" - AM-radio starten. Hier kiest u de instellingen voor de stembedie-
van radio en mediaspeler. • "DAB" - DAB-radio* starten. ning.
Druk op en zeg een van de volgende com- Instellingen Systeem Stembediening
• "Tv" - tv*24-weergave starten.
mando's:
• "CD" - cd*-weergave starten. U kunt instellingen verrichten ten aanzien van het
• "Media" - start een dialoog voor media en
radio en geeft voorbeelden van commando's • "USB" - USB-weergave starten. volgende:
weer. • "iPod" - iPod-weergave starten. • Stemcommando herhalen
• "Speel [artiest]" - muziek afspelen van • "Bluetooth" - weergave vanaf een media- • Geslacht
gekozen artiest. bron met Bluetooth-verbinding starten.
• Spreeksnelheid
• "Speel [tracknaam]" - gekozen track • "Vergelijkbare muziek" - muziek op via de
afspelen. USB-poort aangesloten eenheden spelen Audio-instellingen
• "Speel [tracknaam] van [album]" - geko- die op de weergegeven muziek lijkt. Kies audio-instellingen onder:
zen track van gekozen album afspelen.
Gerelateerde informatie Instellingen Geluid Systeemvolumes
• "Speel [Tv-zendernaam]" - gekozen tv- • Stembediening (p. 142) Stembediening
zender*24 starten.
• Stembediening gebruiken (p. 143)
• "Speel [radiokanaal]" - gekozen radioka-
• Stembediening telefoon (p. 144) Taalinstellingen
naal starten. Stembediening is niet voor alle talen mogelijk. De
• Stembediening klimaat (p. 200)
• "Stem af op [frequentie]" - gekozen radio- beschikbare talen voor stembediening zijn in de
frequentie starten op actieve radioband. Als • Instellingen voor stembediening (p. 145)
talenlijst aangegeven met een pictogram, .
op dat moment geen radiobron actief is,
wordt standaard de FM-band ingeschakeld. Een eventuele taalwijziging geldt ook voor de
menu-, display- en hulpteksten.
• "Stem af op [frequentie]
[frequentieband]" - gekozen radiofrequen- Instellingen Systeem Systeemtalen
tie starten op gekozen radioband.
en -eenheden Systeemtaal
• "Radio" - FM-radio starten.

23 Geldt voor bepaalde markten.


24 Geldt voor bepaalde markten.
25 Geldt voor bepaalde markten. }}

* Optie/accessoire. 145
DISPLAYS EN STEMBEDIENING

|| Gerelateerde informatie
• Stembediening (p. 142)
• Stembediening gebruiken (p. 143)
• Stembediening telefoon (p. 144)
• Stembediening klimaat (p. 200)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Audio-instellingen (p. 506)
• Systeemtaal wijzigen (p. 128)

146
VERLICHTING
VERLICHTING

Verlichtingsbediening Stand Betekenis Stand Betekenis


Met de verschillende knoppen op het bedie-
ningspaneel voor de verlichting kunt u de buiten- Dagrijlicht. Dagrijlicht en stadslichten voor/
en binnenverlichting regelen. Met de linker stuur- achterlichten bij daglicht.
Grootlichtsignalering mogelijk.
hendel kunt u de buitenverlichting inschakelen Dimlicht en stadslichten voor/
en aanpassen. Met het duimwiel voor de verlich- Dagrijlicht en stadslichten voor/ achterlichten bij weinig daglicht of
ting op het instrumentenpaneel kunt u de sterkte achterlichten. donker of wanneer de mistlampen
van de interieurverlichting aanpassen. Stadslichten voor/achterlichten, voor* en/of het mistachterlicht
Ook de koplamphoogte1 is te regelen met een wanneer de auto geparkeerd staat.A geactiveerd zijn.
duimwiel op het dashboard. Grootlichtsignalering mogelijk. Het automatisch groot licht is te
activeren.
Buitenverlichting Dimlicht en stadslichten voor/
achterlichten. U kunt het groot licht inschakelen,
wanneer u het dimlicht voert.
Groot licht is te activeren.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Automatisch groot licht aan/uit.

A Als u bij een ingeschakelde en stilstaande auto de draairing


vanuit een willekeurige andere stand naar de stand
draait, branden de stadslichten voor/achterlichten in plaats van
andere verlichting.

Volvo adviseert om stand te gebruiken als


er met de auto wordt gereden.
Draairing op linker stuurhendel.
Wanneer het elektrische systeem van de auto in
contactslotstand II staat of wanneer de auto
loopt, gelden de volgende functies in de verschil-
lende standen van de draairing:

1 Geldt voor auto's met halogeenkoplampen.

148 * Optie/accessoire.
VERLICHTING

WAARSCHUWING Gerelateerde informatie Verlichtingsfuncties aanpassen via


• Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid- het middendisplay
Het verlichtingssysteem van de auto kan niet dendisplay (p. 149)
in elke situatie bepalen of het daglicht te Via het middendisplay zijn meerdere verlichtings-
zwak of sterk genoeg is, bijv. bij mist en regen. • Interieurverlichting (p. 160) functies te activeren en aan te passen waaron-
der automatisch groot licht, Follow Me Home-
Als bestuurder bent u verplicht om de verlich- • Stadslichten voor/achterlichten (p. 151)
verlichting en de Approach-verlichting.
ting van de auto altijd af te stemmen op de
heersende omstandigheden en de geldende
• Richtingaanwijzers gebruiken (p. 155) 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
verkeerswetgeving. • Groot licht gebruiken (p. 153)
2. Druk op My Car Lampen en verlichting.
• Dimlicht (p. 152)
3. Kies Autoverlichting of
Duimwielen op dashboard • Mistlampen voor/bochtverlichting* (p. 156)
Interieurverlichting.
• Mistachterlicht (p. 157)
Gerelateerde informatie
• Actieve bochtverlichting* (p. 156)
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Remlichten (p. 158)
• Automatisch groot licht (p. 153)
• Noodremlichten (p. 158)
• Follow Me Home-verlichting gebruiken
• Alarmlichten (p. 158) (p. 159)
• Approach-verlichting (p. 159)
• Richtingaanwijzers gebruiken (p. 155)
• Instellingen openen op middendisplay
(p. 128)
Een auto met led-2 koplampen* heeft automatische • Functiescherm op het middendisplay
koplamphoogteregeling, zodat het duimwiel voor (p. 117)
koplamphoogteregeling ontbreekt.
Duimwiel voor het aanpassen van de licht-
sterkte in het interieur
Duimwiel voor koplamphoogteregeling1

2 Lichtdiode (Light Emitting Diode)


1 Geldt voor auto's met halogeenkoplampen.

* Optie/accessoire. 149
VERLICHTING

Koplamphoogte aanpassen Beladingssituatie Duim-


De koplamphoogte3 is te regelen met een van wielstand
de duimwielen op het dashboard.
Bestuurder en voorpassagier. 1
Door de belading van de auto wordt de hoogte
Drie passagiers achterin.
van de koplampen gewijzigd, zodat u tegenliggers
mogelijk verblindt. U kunt dat voorkomen door de 220 kg bagage in de bagage-
koplamphoogte bij te stellen. Stel de koplampen ruimte.
lager af als de auto zwaar beladen is.
Bestuurder plus maximale bela- 2
1. Laat de motor draaien of zet het elektrische ding in bagageruimte.
systeem van de auto in de contactslotstand I.
2. Draai het duimwiel omhoog of omlaag om de Gerelateerde informatie
Voorbeelden van duimwielstanden.
koplampen hoger of lager af te stellen. • Verlichtingsbediening (p. 148)
Duimwiel in stand 0
Hieronder ziet u in welke stand het duimwiel
moet staan in enkele beladingssituaties. Duimwiel in stand 1

Beladingssituatie Duim-
wielstand
Alleen bestuurder. 0
Bestuurder en voorpassagier. 0
Bestuurder en voorpassagier. 1
Drie passagiers achterin.

3 Geldt voor auto's met halogeenkoplampen.

150
VERLICHTING

Stadslichten voor/achterlichten Als u bij een ingeschakelde en stilstaande auto Dagrijlicht


De stadslichten voor/achterlichten zijn te gebrui- de draairing vanuit een willekeurige andere stand De auto heeft sensoren die de lichtomstandighe-
ken om zichtbaar te blijven voor medewegge- naar de stand voor de stadslichten voor/achter- den rondom registreren. Wanneer de draairing
bruikers als de auto stilstaat of geparkeerd staat. lichten draait, branden de stadslichten van de stuurhendel in stand , of
Stadslichten voor/achterlichten zijn in te schake- voor/achterlichten in plaats van andere verlich-
staat terwijl het elektrische systeem van
len via de draairing van de stuurhendel. ting.
de auto in contactslotstand II staat of de auto
Wanneer u meer dan 30 seconden op een snel- rijdt, brandt het dagrijlicht. In de stand
heid van maximaal 10 km/h (zo'n 6 mph) rijdt of schakelen de koplampen automatisch over op
als de rijsnelheid oploopt tot boven 10 km/h het dimlicht bij weinig daglicht of in het donker.
(zo'n 6 mph), gaat de dagrijverlichting branden. U
dient dan over te schakelen op een andere stand
dan .
Als het buiten donker is en de achterklep wordt
geopend, gaan de achterlichten branden (als ze
al niet zijn ingeschakeld) om het achteropko-
mende verkeer te waarschuwen. Dat gebeurt
altijd, ongeacht de stand van de draairing of de
contactslotstand van het elektrische systeem van
De draairing van de stuurhendel in de stand voor stads- de auto.
lichten voor/achterlichten.
Gerelateerde informatie
Zet de draairing in stand - de stadslichten
voor/achterlichten gaan branden (ook de kente- • Verlichtingsbediening (p. 148) De draairing van de stuurhendel in stand AUTO.

kenverlichting wordt ingeschakeld). • Contactslotstanden (p. 432)


Als het elektrische systeem van de auto in con- • Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór vervan-
tactslotstand II staat of als de auto is ingescha- gen (p. 629)
keld, brandt het dagrijlicht in plaats van de stads-
lichten vóór. Wanneer de draairing in deze stand
staat, branden de stadslichten voor en de achter-
lichten ongeacht de contactslotstand van het
elektrische systeem van de auto.

}}

151
VERLICHTING

|| Wanneer de draairing van de stuurhendel in Dimlicht Wanneer de draairing van de stuurhendel in


stand staat, brandt het dagrijlicht (DRL4) Tijdens ritten met de draairing van de stuurhen- stand staat terwijl het elektrische systeem
wanneer de auto overdag rijdt. De auto schakelt del in stand wordt het dimlicht automa- van de auto in contactslotstand II staat of de
automatisch over van dagrijlicht op dimlicht bij tisch geactiveerd bij een zwakke verlichting over- auto is ingeschakeld, brandt altijd het dimlicht.
een zwakke verlichting overdag of in het donker. dag of in het donker, wanneer het elektrische Tunneldetectie
Overschakeling op dimlicht vindt ook automatisch systeem van de auto in contactslotstand II staat De auto detecteert dat hij een tunnel inrijdt en
plaats, als u de mistlampen voor */mistachterlich- of wanneer de auto is ingeschakeld. schakelt dan over van dagrijlicht op dimlicht.
ten activeert.
Let erop dat de tunneldetectie alleen werkt, als
WAARSCHUWING de linker stuurhendel in stand gedraaid is.
Dit is een stroombesparingsfunctie die niet in Gerelateerde informatie
alle gevallen kan bepalen wanneer de omge-
vingsverlichting voldoende of onvoldoende is • Verlichtingsbediening (p. 148)
bij mist en regen bijvoorbeeld. • Contactslotstanden (p. 432)
Als bestuurder bent u verplicht om de verlich- • Dagrijlicht (p. 151)
ting van de auto altijd af te stemmen op de
heersende omstandigheden en de geldende • Dimlichtlamp vervangen (p. 628)
verkeerswetgeving.

Gerelateerde informatie
De draairing van de stuurhendel in stand AUTO.
• Verlichtingsbediening (p. 148)
Met de draairing op de stuurhendel in stand
• Contactslotstanden (p. 432)
wordt het dimlicht ook automatisch geacti-
• Dimlicht (p. 152)
veerd in de volgende gevallen:
• Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór vervan-
gen (p. 629) • u activeert de mistlampen voor*
• u activeert het mistachterlicht
• u activeert de mistlampen voor en het mist-
achterlicht

4 Daytime Running Lights

152 * Optie/accessoire.
VERLICHTING

Groot licht gebruiken tie deactiveren door de stuurhendel naar Automatisch groot licht
Het groot licht is te bedienen met de linker achteren te halen. Automatisch groot licht is een systeem dat met
stuurhendel. Het groot licht is de felste verlich- een camerasensor boven aan de voorruit de
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het
tingsfunctie op de auto en dient tijdens ritten in koplampen van tegenliggers of de achterlichten
het donker te worden gebruikt om het zicht te symbool op het bestuurdersdisplay. van voorliggers registreert en automatisch over-
verbeteren, zolang u tegenliggers niet verblindt. schakelt van groot licht naar dimlicht.
Gerelateerde informatie
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Automatisch groot licht (p. 153)
• Grootlichtlamp vervangen (p. 629)

Stuurhendel met draairing.


Automatisch groot licht is te activeren met de draairing
Grootlichtsignalen van de stuurhendel in stand .
Haal de stuurhendel naar achteren, naar de
Het systeem kan ook rekening houden met de
stand voor grootlichtsignalen. Het groot licht
straatverlichting. Wanneer de camerasensor geen
brandt totdat u de hendel loslaat.
tegen-/voorliggers meer waarneemt, wordt weer
Groot licht overgeschakeld naar groot licht.
Het groot licht is te activeren met de draai- Het systeem kan starten bij ritten in het donker,
ring van de stuurhendel in stand 5 of wanneer de auto een rijsnelheid heeft van zo'n
. Activeer het groot licht door de stuur- 20 km/h (12 mph) of hoger.
hendel naar voren te duwen. U kunt de func-

5 Wanneer het dimlicht brandt. }}

153
VERLICHTING

|| Deactiveren van automatisch groot licht wanneer bundel dat rechtstreeks op de tegenliggers/voor- Als dit symbool samen met de melding
het groot licht aanstaat, leidt ertoe dat er direct liggers gericht is wordt gedimd. Actief grootlicht Tijdelijk niet
wordt overgeschakeld op dimlicht. beschikbaar op het bestuurdersdis-
Wanneer automatisch groot licht geactiveerd is, play verschijnt, moet u handmatig over-
schakelen tussen groot licht en dimlicht. Deson-
licht het symbool op het bestuurdersdis- danks kan de draairing van de stuurhendel in
play wit op.
stand staan. Het symbool dooft,
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het wanneer deze melding verschijnt.
symbool blauw. Bij led-koplampen geldt dit ook
bij gedeeltelijk groot licht, dat wil zeggen zodra Hetzelfde geldt als dit symbool samen
de lichtbundel iets sterker brandt dan het geval is met de melding Voorruitsensor
bij dimlicht. Sensor afgedekt, zie handleiding
verschijnt.
Auto met halogeenkoplampen
Automatisch groot licht is mogelijk tijdelijk niet
Wanneer de camerasensor geen invallend licht
beschikbaar, zoals in dichte mist of bij zware
van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de Adaptatiefunctie: Dimlicht recht vooruit in de richting van
tegenliggers, maar groot licht aan weerszijden van de regenval. Wanneer automatisch groot licht weer
verlichting enkele seconden later weer over naar
tegenliggers. beschikbaar is of als de voorruitsensoren niet
groot licht.
langer geblokkeerd zijn, verdwijnt de melding en
Auto met led6-koplampen* Wanneer de camerasensor geen invallend licht
van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de gaat het symbool branden.
Wanneer bij automatisch groot licht met automa-
verlichting enkele seconden later weer over naar
tische in-/uitschakeling7 de camerasensor geen
volledig groot licht. WAARSCHUWING
invallend licht van voor-/tegenliggers meer waar-
neemt, schakelt de verlichting enkele seconden Beperkingen van het automatisch groot licht Actief groot licht is een systeem dat u helpt
later weer over naar groot licht. De camerasensor waar de functie gebruik van om in ongunstige omstandigheden de opti-
maakt kent beperkingen. male verlichting te kiezen.
Bij automatisch groot licht met adaptatiefunctie7 Als bestuurder bent u echter altijd verplicht
blijft in tegenstelling tot wat er gebeurt bij de om handmatig te wisselen tussen groot licht
standaarddimfunctie dat deel van de lichtbundel en dimlicht, als dat gezien de verkeerssituatie
dat naast tegen- of voorliggers valt op grootlicht- en/of weersgesteldheid vereist is.
sterkte branden – alleen dat deel van de licht-

6 Lichtdiode (Light Emitting Diode)


7 Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto.

154 * Optie/accessoire.
VERLICHTING

Gerelateerde informatie Richtingaanwijzers gebruiken N.B.


• Verlichtingsbediening (p. 148) De richtingaanwijzers van de auto zijn te bedie-
• Deze reeks automatische knipperingen is
• Groot licht gebruiken (p. 153) nen met de linker stuurhendel. De richtingaanwij-
te onderbreken door de stuurhendel
zers knipperen driemaal of blijven knipperen,
• Beperkingen van de camera (p. 354)
afhankelijk van hoe ver u de hendel omhoog of
onmiddellijk in tegengestelde richting te
bewegen.
omlaag beweegt.
• Als het richtingaanwijzersymbool op het
bestuurdersdisplay sneller knippert dan
normaal – zie de melding op het bestuur-
dersdisplay.

Onafgebroken serie knippersignalen


Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar
de eindstand.
De hendel blijft in deze stand staan en is hand-
matig in de uitgangspositie terug te zetten of
veert automatisch terug bij het terugdraaien van
het stuurwiel.
Richtingaanwijzer.
Gerelateerde informatie
Korte serie knippersignalen • Alarmlichten (p. 158)
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar • Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid-
de eerste stand en laat de hendel vervolgens dendisplay (p. 149)
los. De richtingaanwijzers lichten driemaal op.
De functie is te activeren/deactiveren via het
• Richtingaanwijzerlamp voor vervangen
(p. 630)
middendisplay.

155
VERLICHTING

Actieve bochtverlichting* De functie is alleen actief bij een zwakke verlich- Mistlampen voor/bochtverlichting*
Actieve bochtverlichting is ontworpen om in ting overdag of in het donker en alleen, wanneer De mistlampen voor branden feller dan de dim-
bochten en op kruisingen voor maximale verlich- de auto rijdt of het dimlicht is ontstoken. lichten, zodat ze extra effectief zijn bij mist.
ting te zorgen. Een auto met led8-koplampen* Functie deactiveren/activeren
kan afhankelijk van het uitrustingsniveau van de U kunt de functie die bij aflevering vanuit de
auto zijn uitgerust met actieve bochtverlichting. fabriek geactiveerd is via het functiescherm op
het middendisplay deactiveren/activeren:
Druk op de knop Actieve
bochtverlichting.

Gerelateerde informatie Knop voor mistlampen voorzijde.


• Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid-
dendisplay (p. 149) De mistlampen zijn in te schakelen, wanneer het
contactslot in stand II staat of wanneer de auto is
• Mistlampen voor/bochtverlichting* (p. 156) ingeschakeld en de draairing van de stuurhendel
Lichtbundel bij gedeactiveerde (links) en geactiveerde
(rechts) functie. in stand , of staat.
De actieve bochtverlichting volgt de stuurbewe- Tik op de knop om te activeren en deactiveren.
gingen om voor een optimale verlichting in boch- Het symbool op het bestuurdersdisplay
ten en op kruisingen te zorgen en kan op die brandt wanneer de mistlampen voor zijn inge-
manier mogelijk uw zicht verbeteren. schakeld.
De functie wordt automatisch ingeschakeld bij De mistlampen voor doven automatisch, wanneer
het starten van de motor. Wanneer de functie u de startknop rechtsom draait om de auto uit te
een storing vertoont, brandt het symbool schakelen of wanneer u de draairing op de stuur-
op het middendisplay en verschijnt op hetzelfde hendel naar stand draait.
middendisplay een verklarende tekst.

8 Lichtdiode (Light Emitting Diode)

156 * Optie/accessoire.
VERLICHTING

N.B. Mistachterlicht Druk op de knop voor aan/uit. Het symbool


Omdat het mistachterlicht veel feller brandt dan op het bestuurdersdisplay brandt, wanneer
De voorschriften voor het gebruik van een
de standaardachterlichten, moet u de verlich- het mistachterlicht brandt.
mistlicht verschillen per land.
tingsfunctie alleen gebruiken bij een beperkt Het mistachterlicht dooft automatisch in de vol-
zicht door mist, sneeuw, rook of stof zodat ach- gende gevallen:
Bochtverlichting* terliggers uw auto tijdig kunnen waarnemen.
De mistlampen zijn mogelijk voorzien van de • u draait de startknop rechtsom om de auto
functie bochtverlichting, zodat de lampen bij een uit te schakelen of de draairing op de stuur-
scherpe bocht tijdelijk met het stuurwiel mee- hendel staat in de stand
draaien of in de richting die de richtingaanwijzers
• de draairing op de stuurhendel staat in stand
aangeven.
en de mistlampen zijn gedoofd.
De functie wordt geactiveerd bij een zwakke ver-
lichting overdag of in het donker, wanneer de N.B.
draairing van de stuurhendel in stand of
De voorschriften voor het gebruik van een
staat en de auto een rijsnelheid heeft mistachterlicht verschillen per land.
lager dan zo'n 30 km/h (20 mph).
Ook tijdens het achteruitrijden gaat de bochtver- Gerelateerde informatie
lichting branden bij wijze van aanvulling op de
Knop voor mistachterlicht. • Verlichtingsbediening (p. 148)
achteruitrijlichten.
Het mistachterlicht bestaat uit een lamp achter • Mistlampen voor/bochtverlichting* (p. 156)
U kunt de functie die bij aflevering vanuit de
fabriek geactiveerd is via het middendisplay acti-
op de auto, aan de bestuurderszijde. • Contactslotstanden (p. 432)
veren en deactiveren. Het mistachterlicht is alleen in te schakelen in de
volgende gevallen:
Gerelateerde informatie
• Verlichtingsbediening (p. 148) • het contactslot staat in stand II of de auto is
ingeschakeld en de draairing van de stuur-
• Contactslotstanden (p. 432)
hendel staat in stand of
• Mistachterlicht (p. 157)
• de draairing op de stuurhendel staat in stand
• Actieve bochtverlichting* (p. 156) en de mistlampen voor branden.
• Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid-
dendisplay (p. 149)

* Optie/accessoire. 157
VERLICHTING

Remlichten Noodremlichten Alarmlichten


De remlichten gaan automatisch branden, wan- De noodremlichten worden geactiveerd om ach- De alarmlichten waarschuwen medeweggebrui-
neer u remt. terliggers erop te attenderen dat u krachtig remt. kers doordat alle richtingaanwijzers gelijktijdig
knipperen. De functie is te gebruiken om te
Bij het bedienen van het rempedaal gaan de Daarbij knipperen de remlichten in plaats van dat
waarschuwen voor gevaarlijke verkeerssituaties.
remlichten branden. Ze gaan ook branden, wan- ze continu branden, zoals bij normaal remmen.
neer een van de rijhulpsystemen de auto afrem- De noodremlichten worden geactiveerd bij krach-
men. tig remmen of als het ABS-systeem wordt geacti-
veerd bij hoge snelheden.
Gerelateerde informatie Nadat u afremt tot een geringe snelheid en het
• Noodremlichten (p. 158)
rempedaal loslaat, gaat het remlicht weer op de
• Remsystemen (p. 435) normale wijze constant branden
Tegelijkertijd worden de alarmlichten van de auto
geactiveerd. Deze blijven knipperen totdat de
bestuurder weer versnelt naar een hogere snel-
heid of tot uitschakeling van de alarmlichten.

Gerelateerde informatie
• Remlichten (p. 158) Knop voor alarmlichten.

• Rempedaal (p. 436) Druk op de knop om de alarmlichten te activeren.


• Alarmlichten (p. 158) De alarmlichten worden automatisch geactiveerd
als er zo sterk met de auto wordt geremd dat de
noodremlichten worden geactiveerd en de snel-
heid laag is. Nadat de noodremlichten zijn opge-
houden met knipperen, gaan de alarmlichten
knipperen en de alarmlichten worden automa-
tisch gedeactiveerd, wanneer u weer wegrijdt of
de desbetreffende knop indrukt.

158
VERLICHTING

N.B. Follow Me Home-verlichting Approach-verlichting


gebruiken De Approach-verlichting wordt geactiveerd als
De regels voor het gebruik van alarmlichten
Het is mogelijk om een deel van de buitenver- de auto wordt ontgrendeld en wordt gebruikt om
kunnen per land variëren.
lichting enige tijd ingeschakeld te houden en als de verlichting van de auto op afstand in te scha-
Follow Me Home-verlichting dienst te laten doen kelen.
Gerelateerde informatie na vergrendeling van de auto.
• Noodremlichten (p. 158) De functie wordt geactiveerd wanneer u de trans-
Om de functie in te schakelen: pondersleutel gebruikt voor ontgrendeling. In dat
• Richtingaanwijzers gebruiken (p. 155) geval branden de stadslichten voor/achterlichten,
1. Zet de auto uit.
de verlichting in de buitengrepen*, de plafondver-
2. Duw de linker stuurhendel naar voren rich- lichting en de vloerverlichting alsook de verlich-
ting het dashboard en laat los. ting in de kofferbak/bagageruimte. Als binnen de
3. Stap uit de auto en vergrendel het portier. activeringstijd een portier wordt geopend, wordt
de inschakelduur van de buitengreepverlichting*
Bij activering van de functie gaan een symbool en de interieurverlichting verlengd.
op het bestuurdersdisplay, de stadslichten voor/
achterlichten, de buitengreepverlichting* en de De functie is te activeren en deactiveren via het
kentekenplaatverlichting branden. middendisplay.

De duur van de Follow Me Home-verlichting kan Gerelateerde informatie


worden ingesteld via het middendisplay. • Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid-
dendisplay (p. 149)
Gerelateerde informatie
• Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid- • Follow Me Home-verlichting gebruiken
(p. 159)
dendisplay (p. 149)
• Approach-verlichting (p. 159) • een transpondersleutel (p. 241)

* Optie/accessoire. 159
VERLICHTING

Interieurverlichting Automatische bediening voor interieurverlich- • blijft 2 minuten branden, als een van de por-
Het interieur is uitgerust met diverse soorten ver- ting tieren openstaat.
lichtingsfuncties voor een betere rijbeleving. Zo Leeslampje rechterzijde
is voorzien in leeslampjes, dashboardkastverlich-
Plafondverlichting achterin*
Leeslampjes In het achterste deel van de auto zitten leeslamp-
ting en grondverlichting.
De leeslampjes links of rechts doet u aan of uit jes, die ook als interieurverlichting dienen.
Alle verlichting in het interieur is handmatig in en
uit te schakelen binnen 5 minuten nadat: door kort op de bijbehorende knop op de pla-
fondconsole te drukken. De lichtsterkte is aan te
• de auto is afgezet en het elektrische sys-
passen door de knop ingedrukt te houden.
teem in contactslotstand 0 staat
Interieurverlichting
• de auto ontgrendeld is zonder dat deze is
De vloerverlichting en plafondverlichting zijn in en
gestart.
uit te schakelen door de bijbehorende knop op
Plafondverlichting voorin de plafondconsole kort in te drukken.
Automatische bediening voor
interieurverlichting
De automatische verlichting is te activeren door
de AUTO-knop op de plafondconsole kort in te
drukken. Met de automatische verlichting geacti-
Leeslampjes boven de achterbank.
veerd brandt het led-lampje in de knop en de
interieurverlichting gaat branden en dooft zoals
hieronder vermeld.
De interieurverlichting:
• gaat branden, wanneer de auto wordt ont-
grendeld en wanneer deze wordt uitgescha-
Knoppen op plafondconsole voor bediening leeslampjes keld
en interieurverlichting voorin.
• dooft, wanneer de auto wordt gestart en
Leeslampje linkerzijde wanneer deze wordt vergrendeld
Interieurverlichting • wordt in- en uitgeschakeld bij het openen of
sluiten van een portier

160 * Optie/accessoire.
VERLICHTING

Verlichting in bagageruimte len met behulp van het duimwiel op het dash-
De bagageruimteverlichting wordt bij het openen board.
en sluiten van de achterklep automatisch in- en
uitgeschakeld. Gerelateerde informatie
• Interieurverlichting aanpassen (p. 162)
Sierverlichting • Verlichtingsbediening (p. 148)
De omringende sierverlichting gaat branden bij
het openen van de portieren en dooft bij het ver- • Contactslotstanden (p. 432)
grendelen van de auto. De sterkte van de sierver- • Auto-interieur (p. 590)
lichting is aan te passen op het middendisplay en
tevens fijn af te stemmen met het duimwiel op
het instrumentenpaneel.
Een auto met panoramadak* is voorzien van twee lamp-
jes: aan beide zijden van het plafond één.
Sfeerverlichting*
De auto is uitgerust met een aantal leds waar-
De leeslampjes zijn in en uit te schakelen met mee de kleur van de verlichting te veranderen is.
een korte druk op de knop van het lampje. De Deze verlichting brandt, wanneer de auto is inge-
lichtsterkte is aan te passen door de knop inge- schakeld. De sterkte van de sfeerverlichting is
drukt te houden. aan te passen op het middendisplay en tevens
fijn af te stellen met het duimwiel op het dash-
Verlichting dashboardkastje
board.
De verlichting in het dashboardkastje wordt in-
en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van Verlichting in portiervakken
de klep van het kastje. De verlichting in de opbergvakken van portieren
gaat branden bij het openen van de portieren en
Spiegelverlichting zonneklep* dooft bij het vergrendelen van de auto. De licht-
De verlichting van de spiegel in de zonneklep
sterkte is fijn af te stellen met behulp van het
wordt bij het openen en sluiten van het spiegel-
duimwiel op het dashboard.
klepje in- en uitgeschakeld.
Verlichting van bekerhouder voor in
Grondverlichting*
tunnelconsole
De grondverlichting wordt in- en uitgeschakeld
De verlichting van de bekerhouder voorin gaat
bij het openen of sluiten van het desbetreffende
branden bij ontgrendeling van de auto en dooft
portier.
bij vergrendeling. De lichtsterkte is fijn af te stel-

* Optie/accessoire. 161
VERLICHTING

Interieurverlichting aanpassen Verlichtingssterkte wijzigen


Afhankelijk van de contactslotstand gaat de inte- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
rieurverlichting op een bepaalde manier bran- het middendisplay.
den. De verlichting in het interieur is aan te pas-
2. Druk op My Car Lampen en verlichting
sen met een duimwiel op het dashboard en
bepaalde verlichtingsfuncties zijn ook via het Interieurverlichting
middendisplay aan te passen. Stemmingsverlichting interieur.
Met het duimwiel op het instru- 3. Kies onder Intensiteit sfeerverlichting uit
mentenpaneel bij het stuurwiel Uit, Laag en Hoog.
regelt u de sterkte van de dis-
Verlichtingskleur wijzigen
playverlichting, de verlichting
van de bedieningselementen, 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
de omringende sierverlichting het middendisplay.
en de sfeerverlichting* 2. Druk op My Car Lampen en verlichting
Omringende sierverlichting aanpassen Interieurverlichting
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op Stemmingsverlichting interieur.
het middendisplay. 3. Kies uit Op temperatuur en Op kleur om
de kleur van de verlichting te wijzigen.
2. Druk op My Car Lampen en verlichting
Interieurverlichting. Bij de keuze Op temperatuur verandert de
verlichting afhankelijk van de ingestelde inte-
3. Kies uit de volgende instellingen: rieurtemperatuur.
• Kies onder Intensiteit omgevingslicht Bij de keuze Op kleur kan de subcategorie
uit Uit, Laag en Hoog. Themakleuren worden gebruikt voor ver-
• Kies onder Niveau omgevingslicht uit dere aanpassing.
Verm. en Vol.
Gerelateerde informatie
Sfeerverlichting aanpassen* • Interieurverlichting (p. 160)
De auto is uitgerust met een aantal leds waar-
mee de kleur van de verlichting te veranderen is. • Verlichtingsfuncties aanpassen via het mid-
Deze verlichting brandt, wanneer de auto is inge- dendisplay (p. 149)
schakeld. • Contactslotstanden (p. 432)

162 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Ruiten, glazen daken en spiegels • Elektrische voorruitverwarming* activeren en Inklembeveiliging op ruiten en


In de auto zitten bedieningselementen voor rui- deactiveren (p. 220) zonneschermen
ten, glazen daken en spiegels. Enkele ruiten van • Elektrische achterruit- en buitenspiegelver- Alle ruiten en zonneschermen* met elektrische
de auto zijn verstevigd met gelaagd glas. warming activeren en deactiveren (p. 221) bediening zijn voorzien van inklembeveiliging die
wordt geactiveerd als de ruiten of zonnescher-
Gelaagd glas men tijdens het openen of sluiten worden gehin-
De voorruit en het panoramadak* zijn voorzien derd.
van gelaagd glas. Het glas is verstevigd voor een Bij blokkering komt de ruit/het zonnescherm tot
verbeterde inbraakbeveiliging en geluidsisolatie stilstand, waarna deze/dit wordt geopend tot op
van het interieur. Bepaalde ruiten zijn als optie te zo'n 50 mm (2 inch) van de geblokkeerde stand
voorzien van gelaagd glas. (of tot de maximale ventilatiestand).
Ook als de inklembeveiliging in werking is getre-
den, is het mogelijk om de ruit/het zonnescherm
nog een keer zonder inklembeveiliging in
Dit symbool staat op beglazing bestaande uit gelaagd dezelfde richting te bewegen, op voorwaarde dat
glas1/> deze beweging binnen 10 seconden na active-
ring van de inklembeveiliging wordt gestart. Het
Gerelateerde informatie is dus mogelijk om de inklembeveiliging op te
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher- heffen, wanneer de sluitfunctie is afgebroken
men (p. 164) zoals bij ijsvorming, door de knop in de stand te
• Panoramadak* (p. 170) duwen waarbij de ruit/het zonnescherm volledig
gesloten is en de knop in deze stand vast te hou-
• Elektrisch bedienbare ruiten (p. 165)
den.
• Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
(p. 167)
WAARSCHUWING
• Head-updisplay* (p. 139)
Als de startaccu losgekoppeld is geweest,
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175) werkt de automatische openings-/sluitings-
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken functie pas weer naar behoren nadat deze is
(p. 178) gereset. Resetten is nodig om de inklembe-
veiliging te laten werken.

1 Geldt niet voor de voorruit en het panoramadak*, die altijd van gelaagd glas zijn en daarom dit symbool niet hebben.

164 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Gerelateerde informatie Resetprocedure voor de Elektrisch bedienbare ruiten


• Resetprocedure voor de inklembeveiliging inklembeveiliging De elektrisch bedienbare ruiten zijn te bedienen
(p. 165) Bij problemen met de elektrische bedienbare rui- via de bedieningspanelen op de desbetreffende
• Elektrisch bedienbare ruiten (p. 166) ten kunt u een resetprocedure proberen. portieren. Het bestuurdersportier heeft bedie-
ningsknoppen waarmee alle ruiten en ook de
• Panoramadak* (p. 170) WAARSCHUWING
kindersloten te bedienen zijn.
Als de startaccu losgekoppeld is geweest,
werkt de automatische openings-/sluitings-
functie pas weer naar behoren nadat deze is
gereset. Resetten is nodig om de inklembe-
veiliging te laten werken.

Neem bij aanhoudende problemen of bij proble-


men met het panoramadak of het schuif-/kantel-
dak contact op met een werkplaats.2

Elektrisch bedienbare ruit resetten


1. Zorg dat de ruit in de gesloten stand staat.
2. Druk vervolgens in de handmatige stand 3 Bedieningspaneel op bestuurdersportier.
keer op de knop voor het sluiten.
Elektrisch kinderslot* dat de bedienings-
> De resetprocedure gaat automatisch van knoppen op de achterportieren deactiveert
start. om te voorkomen dat portieren en ruiten van
Gerelateerde informatie de binnenzijde te openen zijn.
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher- Bedieningsknoppen voor achterste zijruiten.
men (p. 164)
Bedieningsknoppen voor voorste zijruiten.
• Elektrisch bedienbare ruiten (p. 166)
De elektrisch bedienbare ruiten zijn voorzien van
een inklembeveiliging. Bij problemen met de

2 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. }}

* Optie/accessoire. 165
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

|| inklembeveiliging kunt u een resetprocedure pro- Elektrisch bedienbare ruiten


beren. Via het bedieningspaneel op het bestuurders-
portier zijn alle ruiten te bedienen – via het
WAARSCHUWING bedieningspaneel op de overige portieren is
Kinderen, andere passagiers of voorwerpen alleen de ruit in het desbetreffende portier te
kunnen bekneld raken door bewegende bedienen.
delen. De elektrisch bedienbare ruiten zijn voorzien van
een inklembeveiliging. Bij problemen met de
• Let altijd op bij bediening van ruiten.
inklembeveiliging kunt u een resetprocedure pro-
• Laat kinderen niet met de bedieningsele- beren.
menten spelen.
• Laat kinderen nooit alleen achter in de WAARSCHUWING
auto. Bedieningsknoppen elektrisch bedienbare ruiten.
Kinderen, andere passagiers of voorwerpen
• Onderbreek altijd de stroom voor de ruit- kunnen bekneld raken door bewegende Handmatige bediening. Trek voorzichtig een
bediening door het elektrische systeem delen. van de bedieningsknoppen omhoog of duw
van de auto in contactslotstand 0 te zet- er een omlaag. De elektrisch bedienbare rui-
• Let altijd op bij bediening van ruiten.
ten komen steeds verder omhoog of omlaag
ten en neem vervolgens de transponder-
sleutel mee uit de auto. • Laat kinderen niet met de bedieningsele- zolang u de bedieningsknop bedient.
menten spelen.
• Steek geen voorwerpen of lichaamsdelen Automatische bediening. Trek een van de
via de ruiten naar buiten, ook al is het • Laat kinderen nooit alleen achter in de bedieningsknoppen omhoog of duw er een
elektrische systeem van de auto volledig auto. omlaag en laat deze vervolgens los. De des-
uitgeschakeld. • Onderbreek altijd de stroom voor de ruit- betreffende zijruit gaat automatisch volledig
bediening door het elektrische systeem open of dicht.
van de auto in contactslotstand 0 te zet- Voor het gebruik van de elektrisch bedienbare
Gerelateerde informatie
ten en neem vervolgens de transponder- ruiten moet de contactslotstand I of II zijn. Bij uit-
• Elektrisch bedienbare ruiten (p. 166)
sleutel mee uit de auto. schakeling van de auto zijn de elektrisch bedien-
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher-
• Steek geen voorwerpen of lichaamsdelen bare ruiten nadat het contact is uitgeschakeld
men (p. 164) nog enkele minuten te bedienen, maar niet nadat
via de ruiten naar buiten, ook al is het
• Resetprocedure voor de inklembeveiliging elektrische systeem van de auto volledig een portier is geopend. Er kan slechts één bedie-
(p. 165) uitgeschakeld. ningspaneel tegelijk worden bediend.

166
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Bediening is tevens mogelijk met behulp van de • Resetprocedure voor de inklembeveiliging Achteruitkijkspiegel en
transpondersleutel, passieve opening* via de por- (p. 165) buitenspiegels
tiergreep of de knop voor centrale vergrendeling. • Passief vergrendelen en ontgrendelen* De achteruitkijkspiegel en de buitenspiegels die-
(p. 266) nen om u een beter zicht naar achteren te
WAARSCHUWING • Vergrendelen en ontgrendelen met trans- geven.
Let erop dat kinderen of andere inzittenden pondersleutel (p. 243) Achteruitkijkspiegel
niet bekneld raken wanneer u alle ruiten tege-
lijkertijd sluit via: • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin- De achteruitkijkspiegel is eenvoudig te verstellen
nenzijde van de auto (p. 269) door deze handmatig in een bepaalde stand te
• passief sluiten* kantelen. De achteruitkijkspiegel is mogelijk uit-
• de knop voor centrale vergrendeling gerust met HomeLink*, autodimfunctie* en kom-
• de transpondersleutel. pas*.

Buitenspiegels
N.B.
Om het pulserende windgeluid te verminde- WAARSCHUWING
ren als de beide achterruiten open staan, kunt Beide spiegels zijn gebogen voor optimaal
u de voorste ruiten ook een stukje openen. zicht. Voorwerpen kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.

N.B. Stel de stand van de buitenspiegels bij met het


Bij snelheden hoger dan zo'n 180 km/h hendeltje op het bedieningspaneel van het
(112 mph) zijn de zijruiten niet te openen, bestuurdersportier. U beschikt tevens over meer-
maar wel te sluiten. dere automatische instellingen die te koppelen
zijn aan de geheugenfunctie van de elektrisch
Als bestuurder bent u altijd gehouden aan de
bedienbare bestuurdersstoel*.
geldende verkeersregels.
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie • HomeLink®* (p. 498)
• Elektrisch bedienbare ruiten (p. 165) • Kompas (p. 501)
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher- • Dimfunctie van spiegels aanpassen (p. 168)
men (p. 164)
}}

* Optie/accessoire. 167
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

• Buitenspiegels kantelen (p. 169) Dimfunctie van spiegels aanpassen Autodimfunctie*


• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Fel licht van achteren kan hinderlijke reflecties in Als het licht dat van achteren in de spiegel valt te
bedienbare voorstoel* (p. 184) de spiegels veroorzaken en u verblinden. Acti- fel is, worden de achteruitkijkspiegel en buiten-
veer de dimstand, wanneer u de verlichting van spiegels automatisch gedimd. De autodimfunctie
• Elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
achterliggers als hinderlijk ervaart. is tijdens het rijden altijd actief, behalve bij
warming activeren en deactiveren (p. 221)
inschakeling van de achteruitversnelling.
Handmatige dimfunctie
De achteruitkijkspiegel is te dimmen met een N.B.
knopje aan de onderzijde van de spiegel.
Bij aanpassing van het gevoeligheidsniveau
van de autodimfunctie is de wijziging pas na
enige tijd te merken.

De gevoeligheid van de dimfunctie is van invloed


op zowel de achteruitkijkspiegel als de buiten-
spiegels.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay.
2. Druk op My Car Spiegels en Comfort.
3. Kies onder Binnenspiegel automatisch
Hendeltje voor handmatige dimfunctie. dimmen voor Normaal, Donker of Licht.

1. Activeer de dimfunctie door het hendeltje De achteruitkijkspiegel is voorzien van twee sen-
naar u toe te halen. soren (één aan de voorkant en één aan de ach-
terkant) die samenwerken om hinderlijke lichtin-
2. Deactiveer de dimfunctie door het hendeltje val te identificeren en te verhelpen. De sensor
naar de voorruit toe te duwen. aan de voorkant registreert omgevingslicht, terwijl
Bij een spiegel met autodimfunctie ontbreekt het de sensor aan de achterkant de koplampen van
hendeltje voor handmatig dimmen. achterliggers registreert.

168 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

De buitenspiegels zijn alleen uitgerust met auto- Buitenspiegels kantelen 2. U kunt de stand afstellen met het hendeltje
dimfunctie als ook de achteruitkijkspiegel is voor- Voor optimaal zicht naar achteren moet u de bui- in het midden.
zien van iets dergelijks. tenspiegels verstellen. U beschikt over meerdere 3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampje
automatische instellingen die tevens te koppelen mag niet langer branden.
N.B. zijn aan de geheugenfunctie van de elektrisch
Als de sensoren door bijvoorbeeld parkeerver- bedienbare bestuurdersstoel*. In neutrale stand terugzetten
Spiegels die uit positie zijn geraakt door invloe-
gunningen, transponders, zonnekleppen of Bedieningsknoppen voor den van buitenaf, moeten eerst elektrisch in de
voorwerpen op de achterbank of in de baga-
buitenspiegels gebruiken neutrale stand worden teruggezet zodat het elek-
geruimte dusdanig worden gehinderd dat er
trisch in- en uitklappen weer correct werkt.
geen licht op de sensoren valt, gelden er
beperkingen voor de autodimfunctie van de 1. Klap de spiegels in door de knoppen L en R
achteruitkijkspiegel en buitenspiegels. tegelijkertijd in te drukken.
2. Klap ze weer uit door de knoppen L en R
Gerelateerde informatie tegelijkertijd in te drukken.
• Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
3. Herhaal de bovenstaande procedure zo
(p. 167)
nodig.
• Buitenspiegels kantelen (p. 169)
De spiegels staan daarmee weer in de neutrale
stand.

Elektrisch inklapbare buitenspiegels*


Bedieningsknoppen voor buitenspiegels.
U kunt de buitenspiegels inklappen bij het parke-
Stel de stand van de buitenspiegels bij met het ren en als u op smalle wegen rijdt.
hendeltje op het bedieningspaneel van het
1. Druk de knoppen L en R gelijktijdig in (con-
bestuurdersportier.
tactslotstand minimaal I).
1. Druk op de knop L voor de buitenspiegel
2. Laat ze na ongeveer 1 seconde los. De spie-
links of op R voor de buitenspiegel rechts.
gels stoppen automatisch, als ze volledig zijn
Het lampje in de knop brandt.
ingeklapt.

}}

* Optie/accessoire. 169
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

|| Klap de spiegels uit door de knoppen L en R 2. Druk op My Car Spiegels en Comfort. Panoramadak*
tegelijkertijd in te drukken. De spiegels stoppen Het panoramadak is verdeeld in twee glasseg-
automatisch, als ze volledig zijn uitgeklapt. 3. Kies onder Buitenspiegel kantelen bij
achteruit voor Uit, Bestuurder, Passagier menten. Het voorste kan aan de achterkant verti-
caal (ventilatiestand) of horizontaal (open stand)
Kantelen bij parkeren3 of Beide om te activeren/deactiveren en om
worden geopend. Het achterste is een vast dak-
De buitenspiegels zijn omlaag te kantelen zodat te kiezen welke buitenspiegel moet worden
glas.
u bijvoorbeeld tijdens het parkeren de kant van gekanteld.
de weg kunt zien. Het panoramadak is voorzien van een wind-
Automatische inklapfunctie bij scherm alsook een zonnescherm, dat gemaakt is
– Schakel de achteruitversnelling in en druk op vergrendelen* van geperforeerd textiel en onder het glazen dak
de knop L of R. Wanneer u de auto vanaf de transpondersleutel zit, voor extra bescherming tegen bijvoorbeeld
Let erop dat u de knop mogelijk 2 keer moet vergrendelt/ontgrendelt worden de buitenspie- fel zonlicht.
indrukken, als de kantelfunctie al was geacti- gels automatisch in- of uitgeklapt.
veerd. Wanneer de buitenspiegel omlaaggekan- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
teld is, knippert de knop. Wanneer u de auto uit van het middendisplay.
de achteruitversnelling haalt, keert de buitenspie-
gel zo'n 3 seconden later automatisch terug naar 2. Druk op My Car Spiegels en Comfort.
de oorspronkelijke stand (die de spiegel na zo'n 3. Kies Spiegel inklappen bij vergrendelen
8 seconden bereikt). om te activeren/deactiveren.
Automatisch kantelen bij parkeren3 Gerelateerde informatie
Dankzij deze instelling kantelen de buitenspie- • Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
gels automatisch omlaag bij inschakeling van de (p. 167)
achteruitversnelling. De omlaaggekantelde stand
is vooraf ingesteld en valt niet aan te passen. Het • Dimfunctie van spiegels aanpassen (p. 168)
is mogelijk om de buitenspiegel direct terug te • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
Het panoramadak en het zonnescherm zijn te
laten keren naar de oorspronkelijke stand door 2 bedienbare voorstoel* (p. 184)
bedienen met een bedieningsknop aan het pla-
keer op de knop L of R te drukken. • Elektrische achterruit- en buitenspiegelver- fond.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm warming activeren en deactiveren (p. 221)
van het middendisplay.

3 Alleen in combinatie met een elektrisch bedienbare stoel met geheugenknoppen*.

170 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Bediening is tevens mogelijk met behulp van de BELANGRIJK Gerelateerde informatie


transpondersleutel, passieve opening* via de por- • Panoramadak* bedienen (p. 172)
tiergreep of de knop voor centrale vergrendeling. • Open het panoramadak niet, wanneer
lastdragers zijn gemonteerd. • Automatische sluiting van zonnescherm van
Om het panoramadak en het zonnescherm te panoramadak* (p. 174)
kunnen bedienen moet het elektrische systeem • Leg geen zware voorwerpen boven op
het panoramadak. • Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher-
van de auto in contactslotstand I of II staan. men (p. 164)
• Passief vergrendelen en ontgrendelen*
WAARSCHUWING BELANGRIJK (p. 266)
Kinderen, andere passagiers of voorwerpen • Verwijder sneeuw en ijs van het panora- • Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
kunnen bekneld raken door bewegende madak alvorens het te openen.
delen. pondersleutel (p. 243)
• Bedien het panoramadak niet, als het • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
• Let altijd op bij bediening van ruiten. vastgevroren is. nenzijde van de auto (p. 269)
• Laat kinderen niet met de bedieningsele-
menten spelen. Windscherm
• Laat kinderen nooit alleen achter in de
auto.
• Onderbreek altijd de stroom voor de ruit-
bediening door het elektrische systeem
van de auto in contactslotstand 0 te zet-
ten en neem vervolgens de transponder-
sleutel mee uit de auto.
• Steek geen voorwerpen of lichaamsdelen
via de ruiten naar buiten, ook al is het
elektrische systeem van de auto volledig
uitgeschakeld.

Bij het panoramadak hoort een windscherm dat


opgeklapt wordt bij een geopend panoramadak.

* Optie/accessoire. 171
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Panoramadak* bedienen BELANGRIJK WAARSCHUWING


Het panoramadak en het zonnescherm zijn te
bedienen met een bedieningsknop aan het pla-
• Open het panoramadak niet, wanneer Let erop dat kinderen of andere inzittenden
lastdragers zijn gemonteerd. niet bekneld raken wanneer u alle ruiten tege-
fond en zijn allebei voorzien van een inklembe- lijkertijd sluit via:
veiliging. • Leg geen zware voorwerpen boven op
het panoramadak. • passief sluiten*
WAARSCHUWING
• de knop voor centrale vergrendeling
Kinderen, andere passagiers of voorwerpen
kunnen bekneld raken door bewegende BELANGRIJK • de transpondersleutel.
delen.
• Verwijder sneeuw en ijs van het panora-
• Let altijd op bij bediening van ruiten. madak alvorens het te openen. BELANGRIJK
• Laat kinderen niet met de bedieningsele- • Bedien het panoramadak niet, als het Controleer of het panoramadak bij sluiten
menten spelen. vastgevroren is. goed vergrendelt.
• Laat kinderen nooit alleen achter in de
auto. Om het panoramadak en het zonnescherm te Het dak komt tot stilstand, als u bij handmatige
• Onderbreek altijd de stroom voor de ruit- kunnen bedienen moet het elektrische systeem bediening de bedieningsknop loslaat of als het
bediening door het elektrische systeem van de auto in contactslotstand I of II staan. glas de comfortstand4 heeft bereikt of maximaal
van de auto in contactslotstand 0 te zet- Bediening is tevens mogelijk met behulp van de geopend of gesloten is. De beweging van het
ten en neem vervolgens de transponder- transpondersleutel, passieve opening* via de por- panoramadak en het zonnescherm wordt even-
sleutel mee uit de auto. tiergreep of de knop voor centrale vergrendeling. eens onderbroken, als u een tegengesteld com-
mando geeft met de bedieningsknop aan het pla-
• Steek geen voorwerpen of lichaamsdelen
via de ruiten naar buiten, ook al is het fond.
elektrische systeem van de auto volledig Het panoramadak en het zonnescherm zijn ook
uitgeschakeld. voorzien van een inklembeveiliging.

4 De comfortstand is een stand waarbij het dak zover geopend is dat rijwind- en resonantiegeluiden op een aangenaam laag niveau liggen.

172 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

N.B. Het zonnescherm beweegt automatisch mee, als 3. Panoramadak maximaal openen – duw de
u het panoramadak vanuit de ventilatiestand sluit. bedieningsknop een derde maal naar ach-
Bij handmatige opening is het panoramadak teren naar de stand voor handmatig openen.
pas te openen, wanneer het zonnescherm Panoramadak volledig openen en
volledig geopend is. Bij de omgekeerde pro- sluiten via bediening aan plafond Sluit het dak door de voorgaande procedure in
cedure moet het panoramadak eerst volledig omgekeerde volgorde te doorlopen – duw de
dichtstaan, voordat het zonnescherm hele- bedieningsknop nu echter vooruit/omlaag naar
maal kan worden gesloten. de stand voor handmatig sluiten.
Volautomatische bediening
Openen en sluiten, ventilatiestand 1. Zonnescherm helemaal openen – duw de
bedieningsknop naar achteren naar de stand
voor automatisch openen en laat de knop
weer los.
2. Panoramadak openen tot in comfortstand –
duw de bedieningsknop een tweede maal
naar achteren naar de stand voor automa-
tisch openen en laat de knop weer los.
Bediening, stand voor handmatige bediening 3. Panoramadak maximaal openen – duw de
Bediening, stand voor automatische bedie- bedieningsknop een derde maal naar ach-
ning teren naar de stand voor automatisch ope-
nen en laat de knop weer los.
Handmatige bediening
Ventilatiestand, achterkant verticaal opengekanteld. 1. Zonnescherm openen – duw de bedienings- Sluit het dak door de voorgaande procedure in
knop achteruit naar de stand voor handmatig omgekeerde volgorde te doorlopen – duw de
Open het dak door de bedieningsknop een-
openen. bedieningsknop nu echter vooruit/omlaag naar
maal omhoog te duwen.
de stand voor automatisch sluiten.
Sluit het dak door de bedieningsknop een- 2. Panoramadak openen tot in comfortstand –
maal omlaag te duwen. duw de bedieningsknop een tweede maal
Bij activering van de ventilatiestand wordt het naar achteren naar de stand voor handmatig
voorste glassegment aan de achterzijde openge- openen.
kanteld. Als het zonnescherm helemaal dichtstaat
bij activering van de ventilatiestand, wordt het
automatisch zo'n 50 mm (2 inch) geopend.
}}

173
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

|| Volautomatische bediening - snel openen of Automatische sluiting van • Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher-
sluiten zonnescherm van panoramadak* men (p. 164)
Het panoramadak en het zonnescherm zijn tege- Dankzij deze functie sluit het zonnescherm als • Passief vergrendelen en ontgrendelen*
lijkertijd te openen of sluiten: de auto bij warm weer geparkeerd staat automa- (p. 266)
tisch 15 minuten na vergrendeling. Dit gebeurt
– Openen – duw de bedieningsknop tweemaal • Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
naar achteren naar de stand voor automa- om de interieurtemperatuur te verlagen en de pondersleutel (p. 243)
tisch openen en laat de knop weer los. autobekleding te beschermen tegen verkleuring
door de zon. • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
– Sluiten – duw de bedieningsknop tweemaal U kunt de functie die bij aflevering vanuit de nenzijde van de auto (p. 269)
naar voren/onderen naar de stand voor auto- fabriek gedeactiveerd is via het middendisplay
matisch openen en laat de knop weer los. activeren of deactiveren.
Gerelateerde informatie 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
• Panoramadak* (p. 170) het middendisplay.
• Automatische sluiting van zonnescherm van 2. Druk op My Car Vergrendeling.
panoramadak* (p. 174)
Kies Zonnescherm automatisch sluiten
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher- om te activeren/deactiveren.
men (p. 164)
• Passief vergrendelen en ontgrendelen* N.B.
(p. 266)
Ook het zonnescherm sluit, wanneer alle rui-
• Vergrendelen en ontgrendelen met trans- ten worden gesloten via:
pondersleutel (p. 243)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin- • passief sluiten*
nenzijde van de auto (p. 269) • de knop voor centrale vergrendeling
• de transpondersleutel.

Gerelateerde informatie
• Panoramadak* (p. 170)
• Panoramadak* bedienen (p. 172)

174 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Ruitenwissers gebruiken Intervalstand • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-


De ruitenwissers reinigen de voorruit. Met de Met het duimwiel kunt u het aantal wis- sers* (p. 176)
rechter stuurhendel zijn verschillende instellin- slagen per eenheid van tijd instellen wan- • Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
gen voor de ruitenwisser mogelijk. neer u de intervalstand hebt geselecteerd. (p. 177)
Ononderbroken wissen • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
Haal de hendel omhoog om de wissers • Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
op normale snelheid te laten wissen.
• Wisserbladen in servicestand (p. 663)
Haal de hendel nog eens omhoog om de • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
wissers op hoge snelheid te laten wissen.
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)

BELANGRIJK
Controleer voordat u de wissers activeert of
de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of
eventuele sneeuw- en ijsresten op voor- en
achterruit zijn verwijderd.
Rechter stuurhendel.
Duimwiel, wordt gebruikt om de gevoeligheid BELANGRIJK
van de regensensor en de wissnelheid in te
stellen. Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de
wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit
Enkele slag moet nat zijn als de ruitenwissers werken.
Haal de hendel omlaag en laat deze weer
los om de wissers een enkele wisslag te Gerelateerde informatie
laten maken.
• Regensensor gebruiken (p. 176)
Ruitenwissers uitgeschakeld • Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
Haal de hendel naar stand 0 om de rui- (p. 178)
tenwissers uit te schakelen. • Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179)

* Optie/accessoire. 175
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Verwarmde sproeikoppen voor de Regensensor gebruiken contactslotstand I of II staan en de ruitenwisser-


ruitenwissers* De regensensor registreert de hoeveelheid hendel in stand 0 of die voor een enkele wisslag.
De sproeikoppen worden bij vorst automatisch regen op de voorruit en schakelt automatisch de Activeer de regensensor door op de regensen-
verwarmd om te voorkomen dat de sproeiervloei- ruitenwissers op de voorruit in. De gevoeligheid sorknop te drukken.
stof bevriest. van de regensensor is af te stellen met het duim-
wiel op de rechter stuurhendel. Als u de hendel omlaaghaalt, maken de ruiten-
wissers een extra slag.
Gerelateerde informatie
• Regensensor gebruiken (p. 176) Draai het duimwiel omhoog voor een grotere
gevoeligheid en omlaag voor een lagere gevoe-
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
ligheid. De wissers maken een extra slag, als u
(p. 178)
het duimwiel omhoogdraait.
• Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179) Regensensor deactiveren
Deactiveer de regensensor met een druk op de
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177) regensensorknop of haal de hendel
omhoog voor een ander wisprogramma.
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
De regensensor wordt automatisch gedeacti-
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
veerd, wanneer het elektrische systeem in con-
• Wisserbladen in servicestand (p. 663)
Rechter stuurhendel. tactslotstand 0 staat of wanneer de motor is
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
Regensensorknop afgezet.
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661) De regensensor wordt automatisch gedeacti-
Duimwiel gevoeligheid regensensor/snelheid
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
ruitenwissers
veerd, wanneer u de wisserarmen in de service-
stand zet. De regensensor wordt opnieuw geacti-
Wanneer de regensensor actief is, verschijnt het veerd, wanneer de wisserarmen niet meer in de
regensensorsymbool op het bestuurders- servicestand staan.
display.

Regensensor activeren
Om de regensensor te kunnen activeren motor
de motor draaien of het elektrische systeem in

176 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

BELANGRIJK Geheugenfunctie van regensensor • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)


gebruiken • Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
In de wasstraat kunnen de ruitenwissers van
De regensensor registreert de hoeveelheid
de voorruit starten en beschadigd raken.
regen op de voorruit en schakelt automatisch de
Schakel de regensensor uit, terwijl de auto
ruitenwissers op de voorruit in.
rijdt of wanneer het elektrische systeem van
de auto in contactslotstand I of II staat. Het Geheugenfunctie activeren/deactiveren
symbool op het bestuurdersdisplay dooft. U kunt zo nodig de geheugenfunctie voor de
regensensor activeren, zodat u iedere keer dat u
Gerelateerde informatie de auto start de regensensorknop niet hoeft in te
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken drukken:
(p. 178) 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
• Automatische activering achterruitwisser bij het middendisplay.
achteruitrijden (p. 179)
2. Druk op My Car Ruitenwisser.
• Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
sers* (p. 176) 3. Kies Geheugen regensensor om de
geheugenfunctie te activeren/deactiveren.
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177) Gerelateerde informatie
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179) • Regensensor gebruiken (p. 176)
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664) • Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
(p. 178)
• Wisserbladen in servicestand (p. 663)
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662) • Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179)
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
• Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175) sers* (p. 176)
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
• Wisserbladen in servicestand (p. 663)
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)

* Optie/accessoire. 177
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Voorruit- en koplampsproeiers BELANGRIJK • Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)


gebruiken • Wisserbladen in servicestand (p. 663)
Activeer de sproeiers niet bij bevriezing of bij
De ruiten- en koplampsproeiers reinigen de
een leeg sproeiervloeistofreservoir, omdat de • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
voorruit en de koplampen. Via de rechter stuur-
pomp anders schade kan oplopen. • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
hendel zijn de voorruit- en koplampsproeiers te
starten. • Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
Koplampsproeiers*
Ruiten- en koplampsproeiers starten Om vloeistof te besparen worden ingeschakelde
koplampen automatisch volgens bepaalde patro-
nen gesproeid.

Gereduceerde sproeifunctie
Wanneer er nog zo'n 1 liter (1 qt) sproeiervloei-
stof in het reservoir zit en op het bestuurdersdis-
play de melding Sproeiervloeistof Niveau
laag, bijvullen verschijnt in combinatie met het
symbool , worden de koplampen niet langer
schoongesproeid. Dit omdat de sproeifunctie van
de voorruit en een goed zicht door de voorruit de
voorrang hebben. De koplampen worden alleen
Sproeifunctie, rechter stuurhendel. schoongesproeid als het groot licht of dimlicht is
ingeschakeld.
– U activeert de sproeiers van de voorruit en
de koplampen door de rechter stuurhendel Gerelateerde informatie
naar het stuurwiel toe te trekken. • Regensensor gebruiken (p. 176)
> Nadat u de hendel hebt losgelaten maken • Automatische activering achterruitwisser bij
de ruitenwissers op de voorruit nog achteruitrijden (p. 179)
enkele slagen.
• Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
sers* (p. 176)
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177)
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)

178 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

Achterruitwisser en -sproeier – Duw de rechter stuurhendel naar voren om Automatische activering


De achterruitwisser en -sproeiers reinigen de de achterruit schoon te sproeien en te wis- achterruitwisser bij achteruitrijden
achterruit. Via de rechter stuurhendel is de reini- sen. Als u de auto in de achteruitversnelling zet terwijl
ging te starten en zijn instellingen te verrichten. de voorste ruitenwissers actief zijn, zal de ruiten-
Gerelateerde informatie
wisser voor de achterruit starten. Bij het inscha-
Achterruitwisser en -sproeier activeren • Regensensor gebruiken (p. 176)
kelen van een andere versnelling valt de ruiten-
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken wisser op de achterklep stil.
N.B. (p. 178)
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
De achterruitwisser is beveiligd tegen over- • Automatische activering achterruitwisser bij
het middendisplay.
verhitting, zodat de wissermotor wordt uitge- achteruitrijden (p. 179)
schakeld bij oververhitting. De achterruitwis- • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis- 2. Druk op My Car Ruitenwisser.
ser werkt weer na een bepaalde afkoelperi- sers* (p. 176) 3. Selecteer Automatisch wissen achter om
ode.
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken wissen bij achteruitrijden te activeren/deacti-
(p. 177) veren.
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664) Als de ruitenwisser op de achterklep echter al op
• Wisserbladen in servicestand (p. 663) continue snelheid werkt, vindt er geen wijziging
plaats.
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661) Gerelateerde informatie
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175) • Regensensor gebruiken (p. 176)
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
(p. 178)
• Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
sers* (p. 176)
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177)
Selecteer voor de intervalstand van de
achterruitwisser. • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
Selecteer voor een continue wissnel- • Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
heid van de achterruitwisser. • Wisserbladen in servicestand (p. 663)

}}

* Optie/accessoire. 179
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS

|| • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)


• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175)

180
STOELEN EN STUURWIEL
STOELEN EN STUURWIEL

Handmatig bediende voorstoel Zet de hele stoel hoger/lager door de hand- • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen greep omhoog/omlaag te bewegen. dersstoel* (p. 189)
verschillende instelmogelijkheden. Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan
door aan de knop te draaien.

WAARSCHUWING
Stel de stand van de bestuurdersstoel in voor-
dat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden.
Controleer of de stoel vergrendeld staat om
letsel te voorkomen bij hard afremmen of een
aanrijding.

Gerelateerde informatie
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
Zet de voorkant van de zitting hoger/lager*
door deze omhoog/omlaag te pompen.1 • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184)
Wijzig de zitlengte* door de hendel omhoog
te trekken en de zitting met de hand vooruit/ • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
achteruit te bewegen. stoel gebruiken (p. 185)
Zet de stoel vooruit/achteruit door de hand- • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
greep omhoog te tillen en de juiste afstand aanpassen (p. 187)
tot het stuurwiel en de pedalen in te stellen. • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
Controleer of de stoel na het verstellen in de len (p. 187)
nieuwe stand geblokkeerd staat.
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
Pas de lendensteun* aan door op de knop stoel* (p. 186)
omhoog/omlaag/vooruit/achteruit te druk-
ken.
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)

1 Geldt alleen voor de bestuurdersstoel.

182 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

Elektrisch bedienbare voorstoel* • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel Elektrisch bedienbare voorstoel*
Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen aanpassen (p. 187) verstellen
verschillende instelmogelijkheden. De elektrisch • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel- Stel de gewenste zitpositie in met de handgreep
bedienbare stoel is naar voren/achteren en len (p. 187) op het zitgedeelte van de voorstoel. Druk op de
omhoog/omlaag te zetten. De voorkant van de knop omhoog/omlaag om de multifunctionele
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
zitting is te verhogen/verlagen en in de lengte* te stoel* (p. 186) bediening te activeren en de verschillende com-
verstellen en de hellingshoek van de rugleuning fortfuncties in te stellen.
is te wijzigen. De lendensteun kan omhoog/ • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
omlaag/vooruit/achteruit worden versteld. • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
De elektrisch bedienbare stoelen zijn voorzien • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
van een beveiliging tegen overbelasting, die dersstoel* (p. 189)
geactiveerd wordt als een van de stoelen door
een obstakel wordt geblokkeerd. Als dat het
geval is, neemt u het obstakel weg en bedient de
stoel opnieuw.
Tot enige tijd nadat u het portier hebt ontgren-
deld blijft het mogelijk de stoel te verstellen, ook
al draait de motor niet. De stoel is altijd te ver-
stellen, wanneer de motor draait. Dat kan ook
nog enige tijd na het afzetten van de motor. Druk op de knop omhoog/omlaag* om de
multifunctionele bediening te activeren en de
Gerelateerde informatie verschillende comfortfuncties in te stellen.
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
Zet de voorkant van de zitting hoger/lager
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen door de handgreep omhoog/omlaag te
(p. 183) bewegen.
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Zet de hele stoel hoger/lager door de hand-
bedienbare voorstoel* (p. 184) greep omhoog/omlaag te bewegen.
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
stoel gebruiken (p. 185)

}}

* Optie/accessoire. 183
STOELEN EN STUURWIEL

|| Zet de hele stoel naar voren/achteren door Geheugenfunctie instellen voor 2. Houd de M-knop ingedrukt. Het controle-
de handgreep naar voren/achteren te bewe- elektrisch bedienbare voorstoel* lampje in de knop brandt.
gen. De geheugenfunctie slaat instellingen op voor 3. Druk binnen drie seconden op een van de
Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan de stoel, de buitenspiegels en het head-updis- knoppen 1 of 2 en houd deze ingedrukt.
door de handgreep naar voren/achteren te play*. > Wanneer de standen zijn opgeslagen
bewegen. onder de geheugenknop van uw keuze,
Met de geheugenfunctie kunt u twee verschil-
U kunt slechts één verstelfunctie van de stoel klinkt er een akoestisch signaal en dooft
lende instellingen opslaan. De knoppenset van
tegelijk activeren (vooruit/achteruit/omhoog/ het controlelampje in de knop M.
de geheugenfunctie zit op een van de voorportie-
omlaag).
ren of op allebei*. Als u niet binnen drie seconden een van de
De ruggedeelten van de voorstoelen zijn niet geheugenknoppen indrukt, dooft het controle-
helemaal neer te klappen. lampje in de knop M en worden de standen niet
vastgelegd.
Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) Om een andere instelling vast te leggen moet u
de stoel eerst verstellen.
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Gerelateerde informatie
bedienbare voorstoel* (p. 184) • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
stoel gebruiken (p. 185) • Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel (p. 183)
aanpassen (p. 187) • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
Knop M voor vastlegging van de instellings-
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel- stoel gebruiken (p. 185)
len (p. 187) set.
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
Geheugenknop
• Instellingen voor massagefunctie van voor- aanpassen (p. 187)
stoel* (p. 186) Geheugenknop • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188) len (p. 187)
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) Instelling vastleggen • Instellingen voor massagefunctie van voor-
1. Zet de stoel, buitenspiegels en het head- stoel* (p. 186)
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
updisplay in de gewenste stand.
dersstoel* (p. 189) • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)

184 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) Geheugenfunctie van elektrisch WAARSCHUWING


• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur- bedienbare stoel gebruiken
dersstoel* (p. 189) De geheugenfunctie slaat instellingen op voor
• Omdat de voorstoelen ook bij een uitge-
schakeld contact te verstellen zijn, moet u
de stoel, de buitenspiegels en het head-updis-
kinderen nooit alleen in de auto achterla-
play*.
ten.
Stoel in vastgelegde stand zetten • De beweging van de stoel is op ieder
De vastgelegde standen zijn altijd op te roepen, moment te stoppen door bediening van
of het voorportier nu open- of dichtstaat: een van de andere knoppen voor stoel-
verstelling.
Geopend voorportier
– Druk eenmaal kort op een van de geheugen- • Verstel de stoel nooit tijdens het rijden.
knoppen 1 of 2. De stoel, de buitenspiegels • Zorg dat er bij het verstellen niets onder
en het head-updisplay komen in bewegen en de stoelen ligt.
nemen de standen in die onder de inge-
drukte geheugenknop zijn vastgelegd.
Gerelateerde informatie
Gesloten voorportier • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
– Houd een van de geheugenknoppen 1 of 2
ingedrukt, totdat de stoel, de buitenspiegels
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
en het head-updisplay de standen innemen • Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
die onder de desbetreffende geheugenknop (p. 183)
zijn vastgelegd. • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
Bij het loslaten van de geheugenknop komen de bedienbare voorstoel* (p. 184)
stoel, de buitenspiegels en de head-updisplay tot • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
stilstand. aanpassen (p. 187)
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
len (p. 187)
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
stoel* (p. 186)
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)

}}

* Optie/accessoire. 185
STOELEN EN STUURWIEL

• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) Instellingen voor massagefunctie • Snelheid: kies uit Langzaam, Normaal en
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur- van voorstoel* Snel.
dersstoel* (p. 189) Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele Massagefunctie herstarten
bediening* op de stoel als het middendisplay De massagefunctie wordt na 20 minuten auto-
gebruiken. De verschillende instellingen verschij- matisch uitgeschakeld. De functie is handmatig
nen op het middendisplay. te herstarten.
– Tik op Hrstart op het middendisplay om de
gekozen massagefunctie te herstarten.
> De massagefunctie start opnieuw. Wan-
neer u niets doet, verschijnt de melding
op het hoofdscherm.

Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge-
deelte van de stoel.
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184)
Instellingen voor massagefunctie • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
Voor de massagefunctie hebt u de keuze uit de stoel gebruiken (p. 185)
volgende instellingen:
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
• Aan/Uit: kies Aan/Uit om de massagefunc- aanpassen (p. 187)
tie in/uit te schakelen.
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
• Programma 1–5: Er zijn 5 vooraf ingestelde len (p. 187)
massageprogramma's. Kies uit Golf, Loop, • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
Geavanc., Lenden en Schouder.
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
• Intensiteit: kies uit Laag, Normaal en
Hoog. • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
dersstoel* (p. 189)

186 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

Instellingen voor massagefunctie* Gerelateerde informatie Verlengbaar zitkussen van voorstoel


voorstoel aanpassen • Handmatig bediende voorstoel (p. 182) verstellen
Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele
bediening op de stoel als het middendisplay bediening* op de stoel als het middendisplay
gebruiken. De verschillende instellingen verschij-
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
gebruiken. De verschillende instellingen verschij-
(p. 183)
nen op het middendisplay*. nen op het middendisplay.
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
Instellingen voor massagefunctie* bedienbare voorstoel* (p. 184)
voorstoel aanpassen • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
De voorstoel is voorzien van een rugleuning met stoel gebruiken (p. 185)
massagefunctie. De massagefunctie die gebruik
maakt van luchtkussens heeft verschillende • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
len (p. 187)
instellingen.
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
De massagefunctie is alleen te activeren wan- stoel* (p. 186)
neer de motor van de auto is ingeschakeld.
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
1. Activeer de multifunctionele bediening door
de knop omhoog/omlaag te draaien. Het • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
stoelverstellingsscherm verschijnt op het • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
middendisplay. dersstoel* (p. 189) Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge-
deelte van de stoel.
2. Kies Massage op het stoelverstellings-
scherm. Voor het activeren van de multifunctionele bedie-
ning draait u de bedieningsknop omhoog/
3. Om een van de verschillende massagefunc- omlaag.
ties te activeren maakt u een keuze op het
touchscreen of u beweegt de cursor Zitkussen verstellen
omhoog/omlaag met de knop omhoog/ Gebruik de multifunctionele bediening om het zit-
omlaag van de multifunctionele bediening. kussen te verlengen.
Wijzig de instelling van de gekozen functie
1. Activeer de multifunctionele bediening door
door rechtstreeks op het touchscreen een
de knop omhoog/omlaag te draaien. Het
keuze te maken via de pijlen of via de knop
stoelverstellingsscherm verschijnt op het
vooruit/achteruit van de multifunctionele
middendisplay.
bediening.
}}

* Optie/accessoire. 187
STOELEN EN STUURWIEL

|| 2. Kies Kussenverl. op het stoelverstellings- Zijsteunen* voorstoel instellen 2. Kies Zijsteunen op het stoelverstellings-
scherm. Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele scherm.
• Druk op de voorkant van de (ronde) vier- bediening* op de stoel als het middendisplay • Druk op de voorkant van de vierwegknop
wegknop om het zitkussen te verlengen. gebruiken. De verschillende instellingen verschij- voor meer zijsteun .
nen op het middendisplay.
• Druk op de achterkant van de vierweg- • Druk op de achterkant van de vierweg-
knop om het zitkussen te verkorten. knop voor minder zijsteun.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen • Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183) (p. 183)
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184) bedienbare voorstoel* (p. 184)
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
stoel gebruiken (p. 185) stoel gebruiken (p. 185)
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge- • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
aanpassen (p. 187) deelte van de stoel.
aanpassen (p. 187)
• Instellingen voor massagefunctie van voor- De zijsteunen van de rugleuning zijn te verstellen
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
stoel* (p. 186) voor steun in de zij. len (p. 187)
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188) Zo verstelt u de zijsteun: • Instellingen voor massagefunctie van voor-
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) 1. Activeer de multifunctionele bediening door stoel* (p. 186)
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur- de knop omhoog/omlaag te draaien . Het • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
dersstoel* (p. 189) stoelverstellingsscherm verschijnt op het • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
middendisplay. dersstoel* (p. 189)

188 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

Lendensteun* voorstoel instellen 2. Kies Lenden op het stoelverstellingsscherm. Passagiersstoel verstellen vanaf
Activeer de multifunctionele bediening* door de • Druk de (ronde) vierwegknop omhoog/ bestuurdersstoel*
knop omhoog/omlaag te draaien. Het stoelver- omlaag om de lendensteun hoger/lager De voorste passagiersstoel is vanaf de bestuur-
stellingsscherm verschijnt op het middendisplay. te zetten. dersstoel te verstellen.
• Druk op de voorkant van de vierwegknop Functie activeren
voor meer lendensteun. De functie is te activeren via het functiescherm
• Druk op de achterkant van de vierweg- op het middendisplay:
knop voor minder lendensteun.
Druk op de knop
Gerelateerde informatie Passagierstoel aanpassen
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) om te activeren.

• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)


• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Passagiersstoel verstellen
bedienbare voorstoel* (p. 184) Na activering van de functie hebt u 10 seconden
Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge-
de tijd om de passagiersstoel te verstellen. Als
deelte van de stoel. • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare gedurende deze periode geen verstelling plaats-
U kunt de 4-wegverstelling van de lendensteun stoel gebruiken (p. 185) vindt, wordt de functie gedeactiveerd.
activeren door op de vierwegknop te drukken die • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
U verstelt de bestuurdersstoel met de handgre-
op zijkant van het zitgedeelte van de stoel zit. De aanpassen (p. 187)
lendensteun is naar voren/achteren en hoger/ pen op de bestuurdersstoel:
lager te zetten.
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
len (p. 187)
Lendensteun* voorstoel instellen • Instellingen voor massagefunctie van voor-
Zo verstelt u de lendensteun: stoel* (p. 186)
1. Activeer de multifunctionele bediening door • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
de knop omhoog/omlaag te draaien. Het • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
stoelverstellingsscherm verschijnt op het dersstoel* (p. 189)
middendisplay.

}}

* Optie/accessoire. 189
STOELEN EN STUURWIEL

|| • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel- Rugleuning achterbank omklappen


len (p. 187) De rugleuning van de achterbank is in twee
• Instellingen voor massagefunctie van voor- ongelijke delen verdeeld. De twee delen zijn
stoel* (p. 186) ieder apart om te klappen.
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
WAARSCHUWING
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
• Stel de bank vóór vertrek in en zet deze
vast. Wees voorzichtig bij het instellen van
de bank. Een ongecontroleerde of
onvoorzichtige instelling kan tot beknel-
lingsletsel leiden.

Hele passagiersstoel naar voren/achteren • Zet lange voorwerpen tijdens het vervoer
altijd goed vast om schade/letsel te voor-
zetten door de handgreep naar voren/
komen als er snel geremd moet worden.
achteren te bewegen.
Hellingshoek van het ruggedeelte van de • Zet altijd de motor af en activeer de par-
keerrem bij het in- en uitladen van de
passagiersstoel aanpassen door de hand-
auto.
greep naar voren/achteren te bewegen.
• Zet bij auto's met automatische transmis-
Gerelateerde informatie sie de keuzehendel in de stand P om te
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) voorkomen dat u de keuzehendel per
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) ongeluk verzet.

• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen


(p. 183) BELANGRIJK
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Bij het neerklappen van de achterbank
bedienbare voorstoel* (p. 184) mogen er zich geen voorwerpen op de ach-
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare terbank bevinden. De veiligheidsgordels
stoel gebruiken (p. 185) mogen evenmin zijn ingestoken. Schade aan
de bekleding van de achterbank is anders
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
namelijk niet uitgesloten.
aanpassen (p. 187)

190 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

BELANGRIJK Bij een auto met elektrisch omklapbare achter- U kunt de rugleuning als volgt handmatig
stoelen* zitten knoppen in de bagageruimte. De omklappen:
Klap de middenarmsteun* op alvorens de rugleuningen zijn ook handmatig om te klappen.
stoel neer te klappen.
Bij een auto met Privacy locking moet het ski- WAARSCHUWING
luik zijn gesloten alvorens de stoel neer te Let erop dat mensen niet het risico lopen
klappen. bekneld te raken bij het automatisch neer-
klappen van de achterbank. Omdat dit bij het
indrukken van de knop automatisch plaats-
N.B. vindt, mag zich niemand op of te dicht in de
U moet mogelijk de voorstoelen naar voren buurt van de achterbank bevinden.
zetten en/of de rugleuningen rechtop zetten
om de ruggedeelten van de achterbank volle- De achterstoelen zijn alleen om te klappen, wan-
dig naar voren te kunnen klappen. neer de auto stilstaat en de achterklep openstaat.
Om de rugleuning elektrisch om te klappen: 1. Klap de middelste hoofdsteun handmatig om
Rugleuning omklappen 1. Zorg dat er zich geen mensen of voorwerpen .
Auto met elektrische omklapfunctie op de achterbank bevinden.
2. Trek de handgreep aan het ruggedeelte van
2. Klap de middelste hoofsteun handmatig om. de linker of rechter achterstoel naar voren
3. Houd de knop voor het omklappen ingedrukt. .
De knoppen zijn gemarkeerd met L en R voor 3. De rugleuning wordt ontgrendeld en klapt
respectievelijk de linker en rechter rugleu- automatisch om tot in horizontale stand.
ning.
4. De rugleuning wordt automatisch omgeklapt
tot in horizontale stand. Ook de hoofdsteu-
nen klappen automatisch om.

}}

* Optie/accessoire. 191
STOELEN EN STUURWIEL

|| Auto zonder elektrische omklapfunctie Bij het omklappen van het rechter rugge- WAARSCHUWING
De achterbank bestaat uit twee delen: deelte moet u de hoofdsteun van de middel-
ste zitplaats vrijgeven en lager zetten. Controleer of de rugleuningen en hoofdsteu-
• De rechter zitplaats en de middelste zitplaats nen van de achterbank na het rechtop zetten
zijn tegelijkertijd om te klappen. Trek de blokkeerhandgreep van het rug- goed vergrendeld zijn.
• De linker zitplaats is apart om te klappen. gedeelte omhoog en klap het ruggedeelte Bij vervoer van achterpassagiers moeten de
om. De pal voor de hoofdsteunen beweegt hoofdsteunen op de buitenste zitplaatsen
bij het omklappen van het ruggedeelte auto- altijd omhoog staan.
matisch omhoog. Een rode markering bij de
pal geeft aan dat het ruggedeelte niet Rugleuning rechtop zetten
langer geblokkeerd staat. U zet de rugleuning handmatig weer rechtop.
1. Zet de rugleuning handmatig rechtop/naar
N.B. achteren.
Bj het neerklappen van de ruggedeelten moet 2. Druk de rugleuning verder totdat deze ver-
u de hoofdsteunen mogelijk iets naar voren grendelt.
halen om te voorkomen dat ze in contact
komen met het zitgedeelte. 3. De hoofdsteun moet handmatig rechtop wor-
den gezet.
Houd voor het rechtop zetten de omgekeerde 4. Pas de stand van de hoofdsteun op de mid-
volgorde aan. delste zitplaats zo nodig aan.

Gerelateerde informatie
WAARSCHUWING • Hoofdsteunen achterbank verstellen
Als de rugleuning is teruggeklapt, mag de (p. 193)
rode indicatie niet langer zichtbaar zijn. Als
deze toch zichtbaar is, is de rugleuning niet
vergrendeld.

192
STOELEN EN STUURWIEL

Hoofdsteunen achterbank Buitenste hoofdsteunen achterbank


verstellen elektrisch omklappen*
Stel de hoofdsteun van de middelste zitplaats af
aan de hand van de lengte van de passagier.
Klap de hoofdsteun van de buitenste zitplaatsen
omlaag voor een beter zicht naar achteren.

Hoofdsteun middelste zitplaats


verstellen

Als u de hoofdsteun lager wilt zetten, moet u de


knop (zie afbeelding) indrukken terwijl u de
hoofdsteun voorzichtig omlaagduwt. De buitenste hoofdsteunen zijn om te klappen via
het functiescherm van het middendisplay. De
WAARSCHUWING hoofdsteunen zijn om te klappen in de contact-
De hoofdsteun van de middelste zitplaats slotstand 0.
moet in de onderste stand staan, wanneer de
middelste zitplaats niet in gebruik is. Wanneer
de middelste zitplaats wel wordt gebruikt,
moet de hoofdsteun goed op de lengte van
De hoofdsteun voor de middelste zitplaats is aan
de passagier zijn afgesteld, zodat deze zo
te passen aan de lengte van de passagier, zodat mogelijk diens hele achterhoofd afdekt.
de hoofdsteun zo mogelijk het hele achterhoofd
bedekt. Trek de hoofdsteun handmatig zo ver
omhoog als nodig is.

}}

* Optie/accessoire. 193
STOELEN EN STUURWIEL

|| Druk op de knop Hfdsteun Bedieningselementen op stuurwiel


omlaag om omklappen te acti- en claxon
veren/deactiveren. Op het stuurwiel zitten de claxon en bedienings-
elementen voor onder meer rijhulpsystemen en
stembediening.

Zet de hoofdsteun na afloop handmatig rechtop


totdat deze hoorbaar vastklikt.

WAARSCHUWING
Klap de buitenste hoofdsteunen niet om, als
er passagiers op de achterbank zitten.

WAARSCHUWING
De hoofdsteunen moeten na het rechtop zet-
ten in de vergrendelde stand staan.
Knoppensets en paddles* op stuurwiel.
Buitenste hoofdsteunen achterbank Bediening voor rijhulp2.
handmatig omklappen
Bij een auto met elektrisch neerklapbare achter- Paddle* voor handmatig schakelen bij een
bank* zijn de hoofdsteunen op de buitenste zit- automatische versnellingsbak.
plaatsen handmatig om te klappen met de knop Bediening voor stembediening, verstellen van
boven op de ruggedeelten, zie afbeelding . Bij head-updisplay plus menu-, meldings- en
een auto zonder elektrisch neerklapbare achter- Gerelateerde informatie telefoonfuncties.
bank kunt u de hoofdsteunen op de buitenste zit- • Rugleuning achterbank omklappen (p. 190)
plaatsen omklappen met de knop boven op de
ruggedeelten, zie afbeelding .

2 Snelheidsbegrenzer*, Cruisecontrol, Adaptieve cruisecontrol*, Afstandswaarschuwing* en Pilot Assist*.

194 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL

Claxon Stuurslotfout Stuurwiel instellen


Het stuurslot bemoeilijkt de besturing zoals bij Het stuurwiel is in verschillende standen te zet-
gebruik van de auto door onbevoegden. Er is ten.
mogelijk een mechanisch geluid waarneembaar,
wanneer u het stuurslot inschakelt of opheft.

Stuurslot activeren
Wanneer u de auto van de buitenzijde vergren-
delt en de motor is uitgeschakeld, wordt het
stuurslot geactiveerd. Als u de auto onvergren-
deld achterlaat, wordt na verloop van korte tijd
automatisch het stuurslot geactiveerd.

Stuurslot opheffen
De claxon zit in het midden van het stuurwiel.
Wanneer u de auto van de buitenzijde ontgren-
Gerelateerde informatie delt, wordt het stuurslot gedeactiveerd. Als de
• Stuurslotfout (p. 195) auto niet vergrendeld staat, hoeft u terwijl de Het stuurwiel is in diepte en hoogte te verstellen.
transpondersleutel in de aanwezig is alleen de
• Stuurwiel instellen (p. 195)
startknop rechtsom te draaien om het stuurslot Hoe de stuurverstelling in zijn werk gaat hangt af
op te heffen. van de vraag of de auto wel of niet is uitgerust
met een knie-airbag3.
Gerelateerde informatie
• Bedieningselementen op stuurwiel en claxon WAARSCHUWING
(p. 194)
Stel het stuurwiel vóór vertrek in en zet deze
• Stuurwiel instellen (p. 195) vast. Het stuur mag tijdens het rijden nooit
worden ingesteld.

Bij auto's met snelheidsafhankelijke stuurbe-


krachtiging is de vereiste stuurkracht in te stellen.
De mate van stuurbekrachtiging wordt afgestemd

3 Alleen op bepaalde markten is de auto uitgerust met een knie-airbag. }}

195
STOELEN EN STUURWIEL

|| op de rijsnelheid om u een beter weggevoel te Zonder knie-airbag


geven.
Met knie-airbag

Hendel voor verstelling van het stuurwiel.


1. Trek de hendel naar achteren om het stuur-
Hendel voor verstelling van het stuurwiel. wiel te ontgrendelen.
1. Beweeg de hendel naar voren om het stuur- 2. Zet het stuurwiel vervolgens in de gewenste
wiel te ontkoppelen. stand.
2. Zet het stuurwiel vervolgens in de gewenste 3. Duw de hendel terug naar voren om het
stand. stuurwiel te vergrendelen. Als dit moeite kost,
kunt u lichtjes op het stuurwiel drukken en
3. Trek de hendel naar achteren om het stuur-
tegelijkertijd de hendel terugduwen.
wiel in de nieuwe stand te blokkeren. Als dit
moeite kost, kunt u lichtjes op het stuurwiel Gerelateerde informatie
drukken en tegelijkertijd de hendel terugdu-
• Stuurslotfout (p. 195)
wen.
• Bedieningselementen op stuurwiel en claxon
(p. 194)

196
KLIMAAT
KLIMAAT

Klimaatregeling Klimaatzones Klimaatregeling met 4 zones*


De auto is voorzien van elektronische klimaatre- Afhankelijk van het aantal klimaatzones van de
geling. De klimaatregeling zorgt ervoor dat de auto kunt u verschillende temperaturen instellen
lucht in het interieur gekoeld, verwarmd of van voor verschillende delen van het interieur.
vocht ontdaan wordt.
Alle klimaatfuncties zijn te bedienen via het mid- Klimaatregeling met 2 zones
dendisplay en de fysieke knoppen op de midden-
console.
Bepaalde functies voor de achterbank zijn ook te
bedienen via de klimaatregelingsknoppen* achter
op de tunnelconsole.

Gerelateerde informatie
• Klimaatzones (p. 198) Klimaatzones bij klimaatregeling met 4 zones.

• Klimaatsensoren (p. 199) Bij klimaatregeling met 4 zones zijn de interieur-


temperaturen voor de zones linksvoor, rechtsvoor,
• Gevoelstemperatuur (p. 199)
linksachter en rechtsachter elk apart in te stellen.
• Stembediening klimaat (p. 200)
Klimaatzones bij klimaatregeling met 2 zones. Gerelateerde informatie
• Parkeerklimaat* (p. 227)
Bij klimaatregeling met 2 zones zijn de interieur- • Klimaatregeling (p. 198)
• Verwarming* (p. 235)
temperaturen voor de linker en rechter zone elk
• Luchtkwaliteit (p. 201) apart in te stellen.
• Luchtverdeling (p. 204)
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)

198 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Klimaatsensoren Bij het Interior Air Quality System* is er ook een Gevoelstemperatuur
De klimaatregeling beschikt over enkele senso- luchtkwaliteitssensor, die in de luchtinlaat van de De klimaatregeling regelt het autoklimaat op
ren voor de regeling van het autoklimaat. klimaatregeling zit. basis van de gevoelstemperatuur en niet de wer-
kelijke temperatuur.
Positie van de sensoren Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198) De ingestelde interieurtemperatuur komt overeen
• Interior Air Quality System* (p. 202) met de gevoelstemperatuur op basis van de
heersende omstandigheden in en rond de auto
wat buitentemperatuur, luchtsnelheid, luchtvoch-
tigheidsgraad, ingestraalde warmte en dergelijke
betreft.
Het systeem beschikt over een zonnesensor die
de stand van de zon registreert. Daardoor kan de
temperatuur van de lucht uit de blaasmonden
links en rechts afwijken, ondanks dat de tempe-
ratuurknoppen voor de beide zijden in dezelfde
stand staan.
Vochtsensor - in de voetafdekking van de
achteruitkijkspiegel. Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
Buitentemperatuursensor - in de rechter bui-
tenspiegel.
Zonnesensor - boven op het dashboard.

Binnentemperatuursensor - bij de fysieke


koppen op de middenconsole.

N.B.
Bedek of blokkeer de sensoren niet met kle-
dingstukken of andere voorwerpen.

* Optie/accessoire. 199
KLIMAAT

Stembediening klimaat1 • "Verhoog ventilatorsnelheid" / "Verlaag • "Verhoog stuurwielverwarming" /


Opdrachten voor klimaatregeling met stembe- ventilatorsnelheid" - verhoogt/verlaagt de "Verlaag stuurwielverwarming" - ver-
diening om bijvoorbeeld de temperatuur te wijzi- ingestelde ventilatorstand met één stap. hoogt/verlaagt ingesteld niveau voor de
gen, elektrische stoelverwarming* te activeren of • "Schakel auto-klimaat in" - activeert de elektrische stuurverwarming* met één stap.
de ventilatorstand te wijzigen. automatische klimaatregeling. • "Schakel stoelverwarming in" / "Schakel
Druk op en zeg een van de volgende com- • "Airconditioning aan" / "Airconditioning stoelverwarming uit" - activeert/deacti-
mando's: uit" - activeert/deactiveert de airconditio- veert elektrische stoelverwarming*.

• "Klimaatregeling" - start een dialoog voor ning. • "Verhoog stoelverwarming" / "Verlaag


klimaatregeling en geeft voorbeelden van • "Recirculatie aan" / "Recirculatie uit" - stoelverwarming" - verhoogt/verlaagt inge-
commando's weer. activeert/deactiveert de luchtrecirculatie. steld niveau voor de elektrische stoelverwar-
ming* met één stap.
• "Stel temperatuur in op X graden" - stelt • "Schakel ruitontdooiing in" / "Schakel
de gewenste temperatuur in. ruitontdooiing uit" - activeert/deactiveert • "Schakel stoelventilatie in" / "Schakel
ontwaseming van ruiten en buitenspiegels. stoelventilatie uit" - activeert/deactiveert
• "Verhoog temperatuur" / "Verlaag
stoelventilatie*.
temperatuur" - verhoogt/verlaagt de inge- • "Schakel max. ruitontdooiing in" /
stelde temperatuur met één stap. "Schakel max. ruitontdooiing uit" - acti- • "Verhoog stoelventilatie" / "Verlaag
veert/deactiveert maximale ontwaseming. stoelventilatie" - verhoogt/verlaagt inge-
• "Synchroniseer temperatuur" - synchroni-
steld niveau voor de stoelventilatie* met één
seert de temperatuur voor alle klimaatzones • "Schakel elektrische ruitverwarming
stap.
in de auto met de voor de bestuurderszone in" / "Schakel elektrische
ingestelde temperatuur. ruitverwarming uit" - activeert/deactiveert Gerelateerde informatie
• "Lucht op voeten" / "Lucht op lichaam" - elektrische voorruitverwarming*. • Klimaatregeling (p. 198)
opent de gewenste blaasmond. • "Schakel achterruitverwarming in" / • Stembediening (p. 142)
• "Lucht op voeten uit" / "Lucht op "Schakel achterruitverwarming uit" -
activeert/deactiveert elektrische achterruit- • Stembediening gebruiken (p. 143)
lichaam uit" - sluit de gewenste blaasmond.
en buitenspiegelverwarming. • Instellingen voor stembediening (p. 145)
• "Zet ventilator op max." / "Schakel
ventilator uit" - verandert de ventilatorstand • "Schakel stuurwielverwarming in" /
naar Max/Off. "Schakel stuurwielverwarming uit" - acti-
veert/deactiveert elektrische stuurverwar-
ming*.

1 Geldt voor bepaalde markten.

200 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Luchtkwaliteit • Interieurfilter (p. 203) Clean Zone*


De gekozen interieurmaterialen en het luchtreini- Clean Zone controleert en geeft aan of wel of
gingssysteem zorgen voor een hoge luchtkwali- niet is voldaan aan alle voorwaarden voor een
teit in de auto. goede luchtkwaliteit in het interieur.

Materiaal in de passagiersruimte
Het interieur werd dusdanig vormgegeven dat het
gerieflijk en comfortabel is - ook voor mensen
met contactallergieën of astma.
De gebruikte materialen zijn erop geselecteerd
de hoeveelheid stof in de passagiersruimte te
beperken, zodat de passagiersruimte gemakkelij-
ker schoon te houden is.
De vloerbekleding in zowel de passagiersruimte
als de bagageruimte is eenvoudig te verwijderen
en schoon te maken.
De indicator staat in het klimaatveld op het
Gebruik de door Volvo geadviseerde schoon-
middendisplay.
maakmiddelen en autoverzorgingsproducten voor
het reinigen van het interieur. De indicator staat in het klimaatveld, wanneer
het klimaatscherm niet geopend is.
Luchtreinigingssysteem Als niet is voldaan aan de voorwaarden, verschijnt
Los van het interieurfilter dragen ook Clean Zone de tekst Clean Zone in het wit. Wanneer is vol-
Interior Package* en het luchtkwaliteitssysteem daan aan alle voorwaarden, verandert de kleur
Interior Air Quality System* bij aan een hoge van de tekst in blauw.
luchtkwaliteit in de auto.
Op de volgende voorwaarden wordt gecontro-
Gerelateerde informatie leerd:
• Klimaatregeling (p. 198) • Alle portieren en de achterklep staan dicht.
• Clean Zone* (p. 201) • Alle zijruiten en panoramadak* staan dicht.
• Clean Zone Interior Package* (p. 202) • Het luchtkwaliteitssysteem Interior Air Quality
• Interior Air Quality System* (p. 202) System* is geactiveerd.
}}

* Optie/accessoire. 201
KLIMAAT

|| • De interieurventilator is geactiveerd. Clean Zone Interior Package* Interior Air Quality System*
• De luchtrecirculatie is gedeactiveerd. Clean Zone Interior Package (CZIP) omvat een Het Interior Air Quality System (IAQS) ontdoet
aantal aanpassingen om stoffen die aanleiding de binnenkomende lucht van gassen en stof-
N.B. kunnen geven tot allergieën en/of astma uit het deeltjes om zo hinderlijke geurtjes en verontreini-
interieur te weren. gingen in de passagiersruimte te beperken.
Clean Zone geeft niet per se aan dat de IAQS maakt deel uit van Clean Zone Interior
luchtkwaliteit goed is, maar duidt er alleen op Het volgende is inbegrepen: Package (CZIP) en ontdoet de lucht in de passa-
dat is voldaan aan de voorwaarden voor een
goede luchtkwaliteit.
• Een geavanceerde ventilatorfunctie die aan- giersruimte van verontreinigingen in de vorm van
slaat, wanneer de auto via de transponder- stofdeeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en
sleutel wordt ontgrendeld. De ventilator vult laaghangend ozon.
Gerelateerde informatie het interieur op die manier met verse lucht. Als de luchtkwaliteitssensor van het systeem
• Luchtkwaliteit (p. 201) De functie start als dat nodig is en stopt na registreert dat de buitenlucht vervuild is, wordt de
bij het openen van een van de portieren. Bij
• Clean Zone Interior Package* (p. 202) luchtinlaat gesloten en de luchtrecirculatie geac-
inactiviteit wordt de functie na enige tijd tiveerd.
• Interior Air Quality System* (p. 202) automatisch beëindigd. De tijd dat de ventila-
• Interieurfilter (p. 203) torfunctie werkt zal langzaam maar zeker
N.B.
korter worden, totdat de auto 4 jaar oud is.
Voor de beste lucht in het interieur moet de
• Het volautomatische luchtkwaliteitssysteem
Interior Air Quality System (IAQS). luchtkwaliteitssensor altijd zijn ingeschakeld.
In een koud klimaat is de recirculatie beperkt
Gerelateerde informatie om het beslaan van de ruiten te voorkomen.
• Luchtkwaliteit (p. 201)
Schakel bij condens de elektrische verwar-
• Clean Zone* (p. 201)
ming van de voorruit, zijruiten en achterruiten
• Interior Air Quality System* (p. 202) in.
• Interieurfilter (p. 203)
Gerelateerde informatie
• Luchtkwaliteitssensor* activeren en deactive-
ren (p. 203)
• Luchtkwaliteit (p. 201)
• Clean Zone* (p. 201)

202 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

• Clean Zone Interior Package* (p. 202) Luchtkwaliteitssensor* activeren en Interieurfilter


• Interieurfilter (p. 203) deactiveren Alle lucht die de passagiersruimte binnenkomt
De luchtkwaliteitssensor maakt deel uit van de wordt gereinigd door een filter.
volautomatische luchtkwaliteitsregeling Interior
Air Quality System (IAQS). Interieurfilter vervangen
U kunt de luchtkwaliteitssensor desgewenst acti- Om een goed interieurklimaat te kunnen handha-
veren/deactiveren. ven moet u het filter op gezette tijden vervangen.
Raadpleeg het Serviceprogramma van Volvo voor
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het aanbevolen vervangingsinterval. In zeer sterk
het middendisplay. verontreinigde gebieden moet u het filter moge-
2. Druk op Klimaat. lijk vaker vervangen.

3. Kies Luchtkwaliteitssensor om de lucht-


kwaliteitssensor te activeren/deactiveren.
N.B.
Er zijn verschillende soorten interieurfilters.
Gerelateerde informatie Let erop dat het juiste filter wordt gemon-
• Interior Air Quality System* (p. 202) teerd.

Gerelateerde informatie
• Luchtkwaliteit (p. 201)
• Clean Zone* (p. 201)
• Clean Zone Interior Package* (p. 202)
• Interior Air Quality System* (p. 202)

* Optie/accessoire. 203
KLIMAAT

Luchtverdeling portierstijlen (aan weerszijden één) tussen Luchtverdeling aanpassen


De klimaatregeling verdeelt de binnenkomende voor- en achterportier. De luchtverdeling is desgewenst handmatig te
lucht over uiteenlopende blaasmonden verspreid Extra bij klimaatregeling met 4 zones* - twee wijzigen.
over het interieur. blaasmonden achter in de tunnelconsole.
Automatische en handmatige Gerelateerde informatie
luchtverdeling • Klimaatregeling (p. 198)
Wanneer u de automatische klimaatregeling hebt • Luchtverdeling aanpassen (p. 204)
geactiveerd, verloopt de luchtverdeling automa-
tisch. De luchtverdeling is zo nodig handmatig bij • Blaasmonden openen, sluiten en richten
te regelen. (p. 205)
• Tabel met luchtverdelingsstanden (p. 207)
Verstelbare blaasmonden
Sommige blaasmonden in de auto zijn instelbaar,
wat betekent dat u ze kunt openen/sluiten en de
uitstroomrichting kunt wijzigen.
Luchtverdelingsknoppen op klimaatscherm.
Luchtverdeling - ontwasemingsopeningen
voorruit
Luchtverdeling - blaasmonden dashboard en
middenconsole
Luchtverdeling - blaasmonden vloer

1. Open het klimaatscherm op het middendis-


play.
2. Druk op een of meer luchtverdelingsknoppen
om de desbetreffende blaasmond(en) te
openen/sluiten.
Positie van verstelbare blaasmonden in interieur. > De luchtverdeling wordt gewijzigd, waarna
Bij klimaatregeling met 2 zones zitten er vier de knoppen gaan branden/doven.
blaasmonden in het dashboard en twee in de

204 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Gerelateerde informatie Blaasmonden openen, sluiten en Blaasmonden achterin:


• Luchtverdeling (p. 204) richten
• Blaasmonden openen, sluiten en richten Sommige blaasmonden in het interieur zijn apart
(p. 205) te openen, sluiten en richten.
Als u de buitenste blaasmonden op de zijruiten
• Tabel met luchtverdelingsstanden (p. 207)
richt kunt u condens voorkomen.
Als u de buitenste blaasmonden in de auto naar
binnen richt, creëert u een warm en comfortabel
autoklimaat.

Blaasmonden openen en sluiten


Blaasmonden voorin:

Duimwiel van blaasmond2.


– Draai aan het duimwiel om de luchtaanvoer
uit de blaasmond te openen/sluiten.
De luchtaanvoer neemt toe naarmate er
meer van de witte lijnen op het duimwiel
zichtbaar zijn.

Draaiknop van blaasmond2.


– Draai aan de draaiknop om de luchtaanvoer
uit de blaasmond te openen/sluiten.
Wanneer de markering op de draaiknop verti-
caal staat, is de luchtaanvoer het grootst.

2 Schematische afbeelding - de uitvoering van de blaasmond verschilt afhankelijk van de locatie. }}

205
KLIMAAT

|| Blaasmonden richten

Hendeltje van blaasmond2.


– Beweeg het hendeltje naar links/rechts of
omhoog/omlaag om de luchtstroom uit de
blaasmond te richten.

Gerelateerde informatie
• Luchtverdeling (p. 204)
• Luchtverdeling aanpassen (p. 204)
• Tabel met luchtverdelingsstanden (p. 207)

2 Schematische afbeelding - de uitvoering van de blaasmond verschilt afhankelijk van de locatie.

206
KLIMAAT

Tabel met luchtverdelingsstanden


De luchtverdeling is desgewenst handmatig te
wijzigen. De volgende standen zijn in te stellen.
Luchtverdeling Doel
Bij deactivering van alle luchtverdelingsknoppen in de handmatige stand schakelt de klimaatregeling weer over op automatische klimaat-
regeling.

De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen. Er komt een bepaalde hoeveel- Gaat condens- en ijsvorming tegen (om dat te
heid lucht uit de overige blaasmonden. realiseren mag de ventilatorstand niet te laag
zijn).

De meeste lucht komt uit de blaasmonden in het dashboard. Er komt een bepaalde Voor voldoende koeling bij warm weer.
hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden.

De meeste lucht komt uit de blaasmonden bij de vloer. Er komt een bepaalde hoeveel- Voor verwarming of koeling van de voeten-
heid lucht uit de overige blaasmonden. ruimte.

}}

207
KLIMAAT

|| Luchtverdeling Doel
De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en blaasmonden in het dash- Voor voldoende comfort bij warm en droog
board. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. weer.

De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en de blaasmonden bij de vloer. Voor voldoende comfort en ontwaseming bij
Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. koud en vochtig weer.

De meeste lucht komt uit de blaasmonden in het dashboard en de blaasmonden bij de Voor voldoende comfort bij zonnig weer en
vloer. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. matige buitentemperaturen.

De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen, de blaasmonden in het dash- Voor een gebalanceerd comfort in het interieur.
board en de blaasmonden bij de vloer.

208
KLIMAAT

Gerelateerde informatie
• Luchtverdeling (p. 204)
• Blaasmonden openen, sluiten en richten
(p. 205)
• Luchtverdeling aanpassen (p. 204)

209
KLIMAAT

Klimaatregelingsbediening U kunt van tabblad wisselen door naar links/


De klimaatregelingsfuncties zijn te bedienen via rechts te vegen of op de desbetreffende rubriek
de fysieke knoppen op de middenconsole, het te drukken.
middendisplay en de klimaatregelingsbediening
achter op de tunnelconsole*.

Fysieke knoppen op middenconsole

Temperatuurregeling voor bestuurders- en


passagierszone.
Bediening voor elektrische stoelverwarming*
en -ventilatie* voorin plus elektrische stuur-
verwarming*.
Knop voor toegang tot het klimaatscherm.
Knop voor elektrische achterruitverwarming* De grafische voorstelling op de knop geeft
en maximale ontwaseming. de geactiveerde klimaatinstellingen weer.

Knop voor elektrische achterruit- en buiten- Klimaatveld op middendisplay


spiegelverwarming. Bij eenmaal indrukken van de middelste knop in
het klimaatveld opent u het klimaatscherm. Het
Klimaatveld op middendisplay klimaatscherm is opgesplitst in de tabbladen:
Via het klimaatveld zijn de meest voorkomende
klimaatfuncties te regelen. • Klimaat hoofdinstelling
• Klimaat achter*
• Parkeerverwarming*

210 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Hoofdklimaat Ventilatorbediening voorin (en achterin bij kli-


Op het tabblad Klimaat hoofdinstelling kunt u maatregeling met 2 zones).
behalve de klimaatfuncties in het klimaatveld ook AUTO - Automatische klimaatregeling.
de hoofdklimaatfuncties regelen.
Klimaat achterin*
Op het tabblad Klimaat achter zijn alle klimaat-
functies voor achterin te regelen.

Klimaat tweede rij - Bediening voor kli-


maatregeling achterin. Ventilatorbediening
voor achterin.
Temperatuurregeling voor achterin.
Max, Elektrisch, Achter - Bediening voor
Bediening voor elektrische achterbankver-
ontwaseming van ruiten en buitenspiegels.
warming*.
AC - Bediening voor airconditioning.
Parkeerklimaat*
Recirc. - Bediening voor luchtrecirculatie. Op het tabblad Parkeerverwarming is het par-
keerklimaat van de auto te regelen.
Bediening voor luchtverdeling.
}}

* Optie/accessoire. 211
KLIMAAT

|| Klimaatregelingsbediening achter op bediening* en de knop voor schermontgrende- • Ventilatorstand achterin* regelen (p. 223)
de tunnelconsole* ling. • Temperatuur synchroniseren (p. 226)
Na ontgrendeling zijn vanuit het klimaatpaneel • Airconditioning activeren en deactiveren
ook de ventilatorstand en temperatuur te wijzigen (p. 227)
en verschijnen alle gekozen klimaatinstellingen.
Het scherm wordt automatisch vergrendeld na
enige tijd van inactiviteit.

Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
• Elektrische voorstoelverwarming* activeren
en deactiveren (p. 213)
• Elektrische stoelverwarming achter* active-
ren en deactiveren (p. 214)
Bediening voor elektrische achterbankver-
warming*. • Stoelventilatie voor* activeren en deactiveren
(p. 215)
Ventilatorbediening voor achterin.
• Elektrische stuurverwarming* activeren en
Temperatuurregeling voor achterin. deactiveren (p. 216)

Knop voor vergrendeling/ontgrendeling van


• Automatische klimaatregeling activeren
(p. 217)
het klimaatpaneel.
Als de auto niet is uitgerust met een klimaatpa- • Luchtrecirculatie activeren en deactiveren
(p. 217)
neel achter op de tunnelconsole maar wel elektri-
sche achterbankverwarming* heeft, zitten er • Maximale ontwaseming activeren en deacti-
fysieke bedieningsknoppen achter op de tunnel- veren (p. 218)
console. • Elektrische voorruitverwarming* activeren en
Het klimaatpaneel is voorzien van een schermver- deactiveren (p. 220)
grendeling om onbedoelde wijziging van ventila- • Elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
torstand en temperatuur tegen te gaan. Bij een warming activeren en deactiveren (p. 221)
vergrendeld scherm verschijnen alleen de stoel-
• Ventilatorstand voorin regelen (p. 222)

212 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Elektrische voorstoelverwarming* 2. Druk meerdere keren op de knop voor de Automatische inschakeling van
activeren en deactiveren elektrische stoelverwarming om de vier stan- elektrische stoelverwarming voorin*
De stoelverwarming is te activeren om het com- den te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en activeren en deactiveren
fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, Laag. De stoelverwarming is te activeren om het com-
wanneer het koud is. > Na wijziging van de stand geeft de knop fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen,
de ingestelde stand aan. wanneer het koud is.
U kunt instellen of de automatische inschakeling
WAARSCHUWING van elektrische stoel-/achterbankverwarming bij
het starten van de motor al dan niet geactiveerd
Een elektrisch verwarmde stoel mag niet wor-
den gebruikt door personen die niet goed moet zijn. Met automatische inschakeling geacti-
kunnen voelen dat de temperatuur toeneemt veerd zal de elektrische verwarming starten bij
of die om een andere reden moeilijkheden een lage omgevingstemperatuur.
hebben om de elektrisch verwarmde stoel te 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
bedienen. Er kunnen dan namelijk brandwon-
den ontstaan. het middendisplay.
2. Tik op Klimaat.
Gerelateerde informatie 3. Kies Niveau aut. verwarming
Stuur- en stoelknoppen in het klimaatveld. • Klimaatregelingsbediening (p. 210) bestuurdersstoel en Niveau aut.
1. Druk op de stuur-/stoelknop voor de linker of • Automatische inschakeling van elektrische verwarming passagiersstoel om automa-
rechter zone in het klimaatveld op het mid- stoelverwarming voorin* activeren en deacti- tische inschakeling van de elektrische ver-
dendisplay om de bediening voor de stoelen veren (p. 213) warming van de bestuurdersstoel en passa-
en het stuurwiel te openen. giersstoel te activeren/deactiveren.
Als de auto niet is uitgerust met stoelventila- 4. Kies na activering van de functie uit de
tie of elektrische stuurverwarming staat de niveaus Laag, Gemiddeld of Hoog.
knop voor elektrische stoelverwarming direct
in het klimaatveld. Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
• Elektrische voorstoelverwarming* activeren
en deactiveren (p. 213)

* Optie/accessoire. 213
KLIMAAT

Elektrische stoelverwarming achter* Elektrische stoelverwarming achterin Met klimaatregeling met 4 zones*:
activeren en deactiveren activeren en deactiveren vanaf de
De stoelverwarming is te activeren om het com- achterstoelen
fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, Met klimaatregeling met 2 zones:
wanneer het koud is.

Elektrische stoelverwarming achterin


activeren en deactiveren vanaf de
voorstoelen*

Indicatie en regeling stoelverwarming op klimaatpaneel


achter op tunnelconsole.
– Druk meerdere keren op de knop voor de
Knoppen voor elektrische achterbankverwarming achter elektrische achterbankverwarming in het kli-
op tunnelconsole. maatpaneel op de tunnelconsole om de vier
– Druk meerdere keren op de fysieke knoppen standen te doorlopen: Uit, Hoog,
voor de elektrische achterbankverwarming Gemiddeld en Laag.
Knoppen voor elektrische stoelverwarming in de groep
achter op de tunnelconsole om de vier stan- > De stand wordt aangepast, waarna het
Klimaat achter op het klimaatscherm. den te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en scherm van het klimaatpaneel de inge-
Laag. stelde stand aangeeft.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play en kies het tabblad Klimaat achter. > Na wijziging van de stand geven de ledjes
in de knop de ingestelde stand aan. WAARSCHUWING
2. Druk meerdere keren op de knop voor de Een elektrisch verwarmde stoel mag niet wor-
elektrische stoelverwarming om de vier stan- den gebruikt door personen die niet goed
den te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en kunnen voelen dat de temperatuur toeneemt
Laag. of die om een andere reden moeilijkheden
> Na wijziging van de stand geeft de knop hebben om de elektrisch verwarmde stoel te
bedienen. Er kunnen dan namelijk brandwon-
de ingestelde stand aan. den ontstaan.

214 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Gerelateerde informatie Stoelventilatie voor* activeren en 2. Druk meerdere keren op de knop voor de
• Klimaatregelingsbediening (p. 210) deactiveren elektrische stoelventilatie om de vier standen
De stoelventilatie is in te schakelen voor bijvoor- te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en
beeld een groter comfort bij warm weer. Laag.
Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatoren in > Na wijziging van de stand geeft de knop
de zittingen en de rugleuningen die lucht door de de ingestelde stand aan.
bekleding heen aanzuigen. Naarmate de lucht in
het interieur kouder is, neemt het koelingseffect Gerelateerde informatie
toe. Het systeem is te activeren, wanneer de • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
motor loopt.

Stuur- en stoelknoppen in het klimaatveld.


1. Druk op de stuur-/stoelknop voor de linker of
rechter zone in het klimaatveld op het mid-
dendisplay om de bediening voor de stoelen
en het stuurwiel te openen.
Als de auto niet is uitgerust met elektrische
stoelverwarming of elektrische stuurverwar-
ming staat de knop voor stoelventilatie direct
in het klimaatveld.

* Optie/accessoire. 215
KLIMAAT

Elektrische stuurverwarming* Gerelateerde informatie Automatische inschakeling van


activeren en deactiveren • Klimaatregelingsbediening (p. 210) elektrische stuurverwarming*
De stuurverwarming is te activeren om het stuur- • Automatische inschakeling van elektrische activeren en deactiveren
comfort te verhogen, wanneer het koud is. stuurverwarming* activeren en deactiveren De stuurverwarming is te activeren om het stuur-
(p. 216) comfort te verhogen, wanneer het koud is.
U kunt instellen of de automatische inschakeling
van elektrische stuurverwarming bij het starten
van de motor al dan niet geactiveerd moet zijn.
Met automatische inschakeling geactiveerd zal
de elektrische verwarming starten bij een lage
omgevingstemperatuur.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay.
2. Druk op Klimaat.
3. Kies Niveau automatische
Stuur- en stoelknoppen in het klimaatveld. stuurwielverwarming om automatische
1. Druk op de stuur-/stoelknop voor de inschakeling van elektrische stuurverwarming
bestuurderszone in het klimaatveld op het te activeren/deactiveren.
middendisplay om de bediening voor de 4. Kies na activering van de functie uit de
stoelen en het stuurwiel te openen. niveaus Laag, Gemiddeld of Hoog.
Als de auto niet is uitgerust met elektrische
stoelverwarming of stoelventilatie staat de Gerelateerde informatie
knop voor elektrische stuurverwarming direct • Elektrische stuurverwarming* activeren en
in het klimaatveld. deactiveren (p. 216)

2. Druk meerdere keren op de knop voor de


elektrische stuurverwarming om de vier stan-
den te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en
Laag.
> Na wijziging van de stand geeft de knop
de ingestelde stand aan.

216 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Automatische klimaatregeling 2. Druk kort of lang op AUTO. Luchtrecirculatie activeren en


activeren • Kort drukken - de luchtrecirculatie, aircon- deactiveren
Bij automatische klimaatregeling worden meer- ditioning en luchtverdeling worden auto- De luchtrecirculatie houdt vieze lucht, uitlaatgas-
dere klimaatfuncties automatisch geregeld. matisch geregeld. sen en dergelijke buiten door recirculatie van de
lucht in het interieur.
• Lang drukken - de luchtrecirculatie, air-
conditioning en luchtverdeling worden
automatisch geregeld, de temperatuur en
het ventilatorniveau worden gewijzigd in
de standaardinstellingen: 22 °C (72 °F)
en niveau 3 (niveau 2 op de achterbank3).
> De automatische klimaatregeling wordt
geactiveerd en de knop gaat branden.

N.B.
Het is mogelijk om de temperatuur en de
Knop voor automatische klimaatregeling op klimaat- ventilatorstand te wijzigen zonder deactivering
scherm. Luchtrecirculatieknop op klimaatscherm.
van de automatische klimaatregeling. De
1. Open het klimaatscherm op het middendis- automatische klimaatregeling wordt gedeacti- 1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play. veerd wanneer de luchtverdeling handmatig play.
wordt gewijzigd of wanneer max. ontwase-
2. Druk op Recirc..
ming wordt geactiveerd.
> De luchtrecirculatie wordt geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
Gerelateerde informatie dooft.
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
BELANGRIJK
Als de lucht in de auto te lang recirculeert,
beslaat mogelijk de binnenzijde van de ruiten.

3 Voor auto's met klimaatregeling met 4 zones*. }}

* Optie/accessoire. 217
KLIMAAT

|| N.B. Timerinstelling voor luchtrecirculatie Maximale ontwaseming activeren en


activeren en deactiveren deactiveren
De luchtrecirculatie is niet te activeren, wan-
De luchtrecirculatie houdt vieze lucht, uitlaatgas- U kunt de maximale ontwaseming gebruiken om
neer u de maximale ontwaseming hebt inge-
sen en dergelijke buiten door recirculatie van de de ruiten snel te ontwasemen en ontdooien.
schakeld.
lucht in het interieur.
U kunt instellen of een timer voor de luchtrecircu- Maximale ontwaseming activeren en
Gerelateerde informatie latie geactiveerd of gedeactiveerd moet zijn. Met deactiveren vanaf middenconsole
• Klimaatregelingsbediening (p. 210) de timer geactiveerd wordt de luchtrecirculatie Op de middenconsole zit een fysieke knop waar-
automatisch na 20 minuten uitgeschakeld. mee u rechtstreeks toegang hebt tot maximale
• Timerinstelling voor luchtrecirculatie active-
ren en deactiveren (p. 218) ontwaseming.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay. Met elektrische voorruitverwarming* is de maxi-
male ontwaseming alleen individueel te activeren
2. Druk op Klimaat.
vanuit het klimaatscherm op het middendisplay.
3. Kies Recirculatietimer om de timer voor de
luchtrecirculatie te activeren/deactiveren.

Gerelateerde informatie
• Luchtrecirculatie activeren en deactiveren
(p. 217)

Fysieke knop op de middenconsole.

218 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Auto's zonder elektrische voorruitverwarming: Maximale ontwaseming activeren en N.B.


– Druk op de knop. deactiveren vanaf middendisplay
Het geluidsniveau neemt toe wanneer de
> De maximale ontwaseming wordt geacti- ventilatorstand wordt gewijzigd in 5.
veerd/gedeactiveerd en de knop gaat
branden/dooft.
Gerelateerde informatie
Auto's met elektrische voorruitverwarming: • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
– Druk meerdere keren op de knop om de drie
standen te doorlopen:
• elektrische voorruitverwarming geacti-
veerd
• Elektrische voorruitverwarming en maxi-
male ontwaseming geactiveerd
• Gedeactiveerd. Knop voor maximale ontwaseming op klimaatscherm.

> De elektrische voorruitverwarming en 1. Open het klimaatscherm op het middendis-


maximale ontwaseming worden geacti- play.
veerd/gedeactiveerd en de knop gaat 2. Druk op Max.
branden/dooft.
> De maximale ontwaseming wordt geacti-
veerd/gedeactiveerd en de knop gaat
N.B. branden/dooft.
Wanneer u de elektrische achterruitverwar- Bij maximale ontwaseming worden de
ming deactiveert door de knop tweemaal snel automatische klimaatregeling en de lucht-
in te drukken, wordt de maximale ontwase- recirculatie gedeactiveerd, wordt de air-
ming met enige vertraging ingeschakeld om conditioning geactiveerd, de ventilator-
een tijdelijke verhoging van de ventilatorstand stand gewijzigd in 5 en de temperatuur in
tegen te gaan.
HI.
Bij deactivering van de maximale ontwa-
seming hervat de klimaatregeling de eer-
der verrichte instellingen.

219
KLIMAAT

Elektrische voorruitverwarming* – Druk meerdere keren op de knop om de drie Elektrische voorruitverwarming


activeren en deactiveren standen te doorlopen: activeren en deactiveren vanaf
De elektrische voorruitverwarming dient om de • elektrische voorruitverwarming geacti- middendisplay
voorruit snel van condens en ijs te ontdoen. veerd
Elektrische voorruitverwarming • Elektrische voorruitverwarming en maxi-
male ontwaseming geactiveerd
activeren en deactiveren vanaf
middenconsole • Gedeactiveerd.
Op de middenconsole zit een fysieke knop waar- > De elektrische voorruitverwarming en
mee u de elektrische voorruitverwarming direct maximale ontwaseming worden geacti-
kunt bedienen. veerd/gedeactiveerd en de knop gaat
branden/dooft.

Knop voor elektrische voorruitverwarming op klimaat-


scherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play.
2. Druk op Elektrisch.
> De elektrische voorruitverwarming wordt
geactiveerd/gedeactiveerd en de knop
gaat branden/dooft.
Fysieke knop op de middenconsole.

N.B.
Aan de beide uiteinden van de voorruit zitten
driehoekige gebieden zonder elektrische ver-
warming, zodat het ontdooien daar mogelijk
langer duurt.

220 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

N.B. Automatische inschakeling van Elektrische achterruit- en


elektrische voorruitverwarming* buitenspiegelverwarming activeren
De elektrische voorruitverwarming kan de en deactiveren
activeren en deactiveren
prestaties van transponders en andere com-
De elektrische voorruitverwarming dient om de De elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
municatie-apparatuur beïnvloeden.
voorruit snel van condens en ijs te ontdoen. warming dient om de ruiten en buitenspiegels
U kunt instellen of de automatische inschakeling snel van condens en ijs te ontdoen.
N.B. van elektrische voorruitverwarming bij het starten
van de motor al dan niet geactiveerd moet zijn. Elektrische achterruit- en
Als u de elektrische voorruitverwarming acti- buitenspiegelverwarming activeren en
Met automatische inschakeling geactiveerd zal
veert, wanneer Start/Stop de motor automa- deactiveren vanaf middenconsole
de elektrische verwarming starten, wanneer er
tisch heeft afgezet, wordt de motor opnieuw Op de middenconsole zit een fysieke knop waar-
gevaar bestaat voor ijsvorming of condens op de
gestart. mee u de elektrische achterruit- en buitenspie-
ruit. De elektrische verwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld, wanneer de ruit warm gelverwarming direct kunt bedienen.
Gerelateerde informatie genoeg is en het ijs of de condens is verdwenen.
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
• Automatische inschakeling van elektrische het middendisplay.
voorruitverwarming* activeren en deactiveren
2. Druk op Klimaat.
(p. 221)
3. Kies Automatische voorruitverwarming
om automatische inschakeling van elektri-
sche voorruitverwarming te activeren/deacti-
veren.

Gerelateerde informatie
• Elektrische voorruitverwarming* activeren en
deactiveren (p. 220) Fysieke knop op de middenconsole.
– Druk op de knop.
> De elektrische achterruit- en buitenspie-
gelverwarming worden geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
dooft.
}}

* Optie/accessoire. 221
KLIMAAT

|| Elektrische achterruit- en Automatische inschakeling van Ventilatorstand voorin4 regelen


buitenspiegelverwarming activeren en elektrische achterruit- en De ventilator is in te stellen op diverse automa-
deactiveren vanaf middendisplay buitenspiegelverwarming activeren tisch geregelde ventilatorstanden voor de voor-
en deactiveren stoelen.
De elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
warming dient om de ruiten en buitenspiegels
snel van condens en ijs te ontdoen.
U kunt instellen of de automatische inschakeling
van elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
warming bij het starten van de motor al dan niet
geactiveerd moet zijn. Met automatische inscha-
keling geactiveerd zal de elektrische verwarming
starten, wanneer er gevaar bestaat voor ijsvor-
ming of condens op de ruit. De elektrische ver-
warming wordt automatisch uitgeschakeld, wan-
Knop voor elektrische achterruit- en buitenspiegelver- neer de ruit warm genoeg is en het ijs of de con-
warming op klimaatscherm. dens is verdwenen. Ventilatorstandknoppen op klimaatscherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op 1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play. het middendisplay. play.
2. Druk op Achter. 2. Druk op Klimaat. 2. Druk op de gewenste ventilatorstand: Off,
> De elektrische achterruit- en buitenspie- 3. Kies Automatische achterruitverwarming 1-5 of Max.
gelverwarming worden geactiveerd/ om automatische inschakeling van elektri- > De ventilatorstand wordt aangepast,
gedeactiveerd en de knop gaat branden/ sche achterruit- en buitenspiegelverwarming waarna de knop voor de gekozen stand
dooft. te activeren/deactiveren. gaat branden.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
• Elektrische achterruit- en buitenspiegelver-
• Automatische inschakeling van elektrische warming activeren en deactiveren (p. 221)
achterruit- en buitenspiegelverwarming acti-
veren en deactiveren (p. 222)

4 Bij klimaatregeling met 2 zones ook achterin.

222
KLIMAAT

BELANGRIJK Ventilatorstand achterin* regelen Ventilatorstand achterin regelen


De ventilator is in te stellen op diverse automa- 1. Druk op de ontgrendelingsknop op het kli-
Als de ventilator volledig uitstaat, start de air- maatpaneel van de tunnelconsole om toe-
tisch geregelde ventilatorstanden voor de ach-
conditioning niet, waardoor er mogelijk con- gang te krijgen tot de bediening.
terstoelen.
dens aan de binnenkant van de ruiten
optreedt. Ventilatorstand voorin regelen

N.B.
De klimaatregeling past de luchtstroom zo
nodig automatisch aan, wat betekent dat de
ventilatorsnelheid kan veranderen ondanks
dat de ventilatorstand ongewijzigd is.

Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Ventilatorregeling op klimaatpaneel achter op tunnel-
console.
Ventilatorstandknoppen op tabblad Klimaat achter op
klimaatscherm. 2. Druk op de gewenste ventilatorstand: 1 - 5.
1. Open het klimaatscherm op het middendis- > De ventilatorstand wordt aangepast,
play en kies het tabblad Klimaat achter. waarna de knop voor de gekozen stand
gaat branden.
2. Druk op de gewenste ventilatorstand: 1 - 5.
De ventilatorstand voor de achterbank is te N.B.
deactiveren met een druk op Klimaat
De ventilatorstand voor achterin is niet in te
tweede rij. stellen, als de ventilatorstand voor voorin is
> De ventilatorstand wordt aangepast, ingesteld op Off.
waarna de knop voor de gekozen stand
gaat branden. De ventilatorstand voor achterin is alleen uit
te schakelen via het klimaatscherm op het
middendisplay.

}}

* Optie/accessoire. 223
KLIMAAT

|| N.B. Temperatuur voorin5 regelen


De klimaatregeling past de luchtstroom zo De temperatuur voor de klimaatzones voorin is in
nodig automatisch aan, wat betekent dat de te stellen op het gewenste aantal graden.
ventilatorsnelheid kan veranderen ondanks
dat de ventilatorstand ongewijzigd is.

Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)

Temperatuurregeling.
2. Regel de temperatuur door:

Temperatuurknoppen in het klimaatveld.


• de bediening naar de gewenste tempera-
tuur te slepen, of
1. Druk op de temperatuurknop voor de linker
of rechter zone in het klimaatveld op het mid-
• op +/− te drukken om de temperatuur in
stapjes te verhogen/verlagen.
dendisplay om de regeling te openen.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
de knop de ingestelde temperatuur aan-
geeft.

N.B.
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoe-
len te versnellen door een hogere/lagere
temperatuur te kiezen dan die eigenlijk
gewenst is.

5 Bij klimaatregeling met 2 zones ook achterin.

224
KLIMAAT

Gerelateerde informatie Temperatuur achterin* regelen


• Klimaatregelingsbediening (p. 210) De temperatuur voor de klimaatzones achterin is
in te stellen op het gewenste aantal graden.

Temperatuur achterin regelen vanaf


voorstoelen

Temperatuurregeling.
3. Regel de temperatuur door:
• de bediening naar de gewenste tempera-
tuur te slepen
• op +/− te drukken om de temperatuur in
Temperatuurknoppen op tabblad Klimaat achter op kli- stapjes te verhogen/verlagen.
maatscherm.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
1. Open het klimaatscherm op het middendis- de knop de ingestelde temperatuur aan-
play en kies het tabblad Klimaat achter. geeft.
2. Druk op de temperatuurknop voor de linker Temperatuur achterin regelen vanaf
of rechter zone om de regeling te openen. achterstoelen
1. Druk op de ontgrendelingsknop op het kli-
maatpaneel van de tunnelconsole om toe-
gang te krijgen tot de bediening.

}}

* Optie/accessoire. 225
KLIMAAT

|| Temperatuur synchroniseren Gerelateerde informatie


De temperatuur in de verschillende klimaatzones • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
van de auto is te synchroniseren met de inge-
stelde temperatuur voor de bestuurderszijde.

Temperatuurregeling op klimaatpaneel achter op tunnel-


console.
2. Druk op de </>-knoppen voor de linker of
rechter zone om de temperatuur in stapjes te
verhogen of te verlagen. Synchronisatieknop op temperatuurregeling bestuur-
derszone.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
het scherm van het klimaatpaneel de 1. Druk op de temperatuurknop voor de
ingestelde temperatuur aangeeft. bestuurderszone in het klimaatveld op het
middendisplay om de regeling te openen.
N.B. 2. Druk op Temperatuur synchroniseren .
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoe- > De temperatuurinstelling voor alle klimaat-
len te versnellen door een hogere/lagere zones van de auto wordt gesynchroni-
temperatuur te kiezen dan die eigenlijk seerd met de ingestelde temperatuur voor
gewenst is. de bestuurderszone en naast de tempera-
tuurknop staat het synchronisatiesymbool.
Gerelateerde informatie De synchronisatie stopt wanneer u nogmaals op
• Klimaatregelingsbediening (p. 210) Temperatuur synchroniseren drukt of wan-
neer u de temperatuurinstelling in een andere kli-
maatzone dan de bestuurderszone wijzigt.

226
KLIMAAT

Airconditioning activeren en N.B. Parkeerklimaat*


deactiveren Het interieurklimaat is vooraf te regelen middels
Sluit alle zijruiten en het panoramadak* voor
De airconditioning koelt en droogt zo nodig de preconditioning of te handhaven nadat u de auto
optimale werking van de airconditioning.
binnenkomende lucht. geparkeerd hebt.

N.B.
Het is niet mogelijk de airconditioning te acti-
veren, wanneer de ventilatorknop in stand Off
staat.

Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)

Airconditioningknop op klimaatscherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play.
2. Druk op AC.
> De airconditioning wordt geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
dooft.
Bij een actieve airconditioning bepaalt de Preconditioning en handhaving klimaatcomfort worden
klimaatregeling op basis van de behoefte aangestuurd vanaf tab Parkeerverwarming op het kli-
automatisch de tijdstippen voor in- en uit- maatscherm op het middendisplay.
schakeling.
Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
• Preconditioning* (p. 228)

}}

* Optie/accessoire. 227
KLIMAAT

• Klimaatcomfort bij parkeren* (p. 232) Preconditioning* Preconditioning* inschakelen/


• Symbolen en meldingen voor parkeerklimaat* Preconditioning vooraf kan de slijtage en het uitschakelen
(p. 234) stroomverbruik beperken tijdens het rijden. De preconditioning verwarmt het interieur en de
Preconditioning is direct in te schakelen of via motor óf ventileert het interieur vóór vertrek. De
een timer te programmeren. functie is vanaf het middendisplay of een mobi-
De functie maakt afhankelijk van de situatie ele telefoon direct in te schakelen.
gebruik van uiteenlopende systemen:
Inschakelen/uitschakelen via
• De standverwarming* warmt bij koud weer
het interieur op tot de comforttemperatuur middendisplay
en warmt eveneens de motor op.
• De ventilator koelt bij warm weer het interi-
eur door lucht van buiten naar binnen te bla-
zen.

N.B.
Bij preconditioning van het interieur gaat het
erom de auto te verwarmen tot een behaag-
lijke temperatuur te brengen en tot de op de
klimaatregeling ingestelde temperatuur.

Preconditioningknop op tabblad Parkeerverwarming


Gerelateerde informatie op klimaatscherm.
• Parkeerklimaat* (p. 227)
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
• Preconditioning* inschakelen/uitschakelen play.
(p. 228)
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.
• Timerinstelling voor preconditioning*
(p. 229) 3. Druk op Preconditioning.
> De preconditioning wordt ingeschakeld/
uitgeschakeld en de knop gaat branden/
dooft.

228 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

N.B. tot op de comforttemperatuur of ventileert het Timerinstelling voor


interieur door buitenlucht in te blazen. preconditioning*
Houd de portieren en ruiten van de auto dicht
Preconditioning van het interieur is ook mogelijk U kunt de timer dusdanig instellen dat de pre-
bij het gebruik van de preconditioning.
via de afstandsstart van de auto (Engine Remote conditioning gereed is op een bepaald tijdstip.
Start - ERS)6 via de Volvo On Call-app*.
De timer kan tot 8 verschillende instellingen han-
WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie teren voor:
Gebruik preconditioning niet als de auto is
uitgerust met verwarming*: • Parkeerklimaat* (p. 227) • een tijdstip op een bepaalde datum

• Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij • Preconditioning* (p. 228) • een tijdstip op een of meer dagen van de
inschakeling van de verwarming worden • Timerinstelling voor preconditioning* week, voor eenmalige of terugkerende acti-
uitlaatgassen geproduceerd. (p. 229) vering.

• Op plekken met brandbaar of licht ont- Gerelateerde informatie


vlambaar materiaal in de buurt. Brandstof, • Preconditioning* (p. 228)
gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke
kunnen ontbranden.
• Timerinstelling voor preconditioning* toevoe-
gen en bewerken (p. 230)
• Wanneer het risico bestaat dat de uitlaat
• Timerinstelling voor preconditioning* active-
van de verwarming is geblokkeerd. Een
ren en deactiveren (p. 231)
pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan
bijvoorbeeld de afvoer van de verwarming • Timerinstelling voor preconditioning* verwij-
onmogelijk maken. deren (p. 232)
Let erop dat de preconditioning kan starten
op grond van een eerder geprogrammeerd
timertijdstip.

Via de app starten*


Via een apparaat met de Volvo On Call-app* is
het mogelijk de preconditioning in te schakelen
én informatie te krijgen over de gekozen instellin-
gen. De preconditioning verwarmt het interieur

6 Bepaalde markten.

* Optie/accessoire. 229
KLIMAAT

Timerinstelling voor 3. Druk op Timer toevoegen. 7. Druk op Bevestig om het ingestelde tijdstip
preconditioning* toevoegen en > Er verschijnt een pop-upvenster. toe te voegen.
bewerken > Het ingestelde tijdstip wordt toegevoegd
De timer voor preconditioning kan tot 8 verschil- N.B. aan de lijst en geactiveerd.
lende tijdstippen hanteren.
Het is niet mogelijk om meer tijdstippen te
programmeren, als er al 8 timerinstellingen WAARSCHUWING
Tijdstip toevoegen
bestaan. Om een nieuw tijdstip te kunnen Gebruik preconditioning niet als de auto is
toevoegen moet u eerst een ouder tijdstip uitgerust met verwarming*:
verwijderen. • Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij
inschakeling van de verwarming worden
4. Druk op Datum om een tijdstip in te stellen uitlaatgassen geproduceerd.
voor een bepaalde datum. • Op plekken met brandbaar of licht ont-
Druk op Dagen om een tijdstip in te stellen vlambaar materiaal in de buurt. Brandstof,
voor een of meer dagen van de week. gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke
kunnen ontbranden.
Met Dagen: Activeer/deactiveer de repe-
teerfunctie door het vakje voor Wekelijks • Wanneer het risico bestaat dat de uitlaat
van de verwarming is geblokkeerd. Een
herhalen aan/uit te vinken.
pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan
De knop voor tijdstip toevoegen op het tabblad 5. Met Datum: Kies een datum voor de pre- bijvoorbeeld de afvoer van de verwarming
Parkeerverwarming op het klimaatscherm.
conditioning door met de pijltoetsen in de onmogelijk maken.
1. Open het klimaatscherm op het middendis- datumlijst te bladeren. Let erop dat de preconditioning kan starten
play. op grond van een eerder geprogrammeerd
Met Dagen: Kies een dag van de week voor
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming. de preconditioning door op de knoppen voor timertijdstip.
de dagen van de week te drukken.
Ingesteld tijdstip bewerken
6. Stel het tijdstip in dat de preconditioning
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
moet zijn afgerond door te bladeren met de
play.
pijltoetsen op de klok.
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.

230 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

3. Druk op het tijdstip dat u wilt wijzigen. Timerinstelling voor WAARSCHUWING


> Er verschijnt een pop-upvenster. preconditioning* activeren en
Gebruik preconditioning niet als de auto is
4. Bewerk het tijdstip op dezelfde manier als bij
deactiveren uitgerust met verwarming*:
"Tijdstip toevoegen" hierboven. Zo nodig kunt u een timertijdstip voor de pre-
conditioning activeren of deactiveren. • Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij
Gerelateerde informatie inschakeling van de verwarming worden
uitlaatgassen geproduceerd.
• Preconditioning* (p. 228)
• Timerinstelling voor preconditioning* (p. 229) • Op plekken met brandbaar of licht ont-
vlambaar materiaal in de buurt. Brandstof,
• Timerinstelling voor preconditioning* active- gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke
ren en deactiveren (p. 231) kunnen ontbranden.
• Timerinstelling voor preconditioning* verwij- • Wanneer het risico bestaat dat de uitlaat
deren (p. 232) van de verwarming is geblokkeerd. Een
pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan
bijvoorbeeld de afvoer van de verwarming
onmogelijk maken.
Let erop dat de preconditioning kan starten
op grond van een eerder geprogrammeerd
Timerknoppen op tab Parkeerverwarming op klimaat-
scherm.
timertijdstip.

1. Open het klimaatscherm op het middendis-


play.
Gerelateerde informatie
• Preconditioning* (p. 228)
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.
• Timerinstelling voor preconditioning* (p. 229)
3. Activeer/deactiveer een tijdstip door op de
• Timerinstelling voor preconditioning* toevoe-
timerknop rechts van het desbetreffende tijd- gen en bewerken (p. 230)
stip te drukken.
> Het ingestelde tijdstip wordt geactiveerd/
• Timerinstelling voor preconditioning* verwij-
deren (p. 232)
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
dooft.

* Optie/accessoire. 231
KLIMAAT

Timerinstelling voor Gerelateerde informatie Klimaatcomfort bij parkeren*


preconditioning* verwijderen • Preconditioning* (p. 228) Het interieurklimaat van de auto is tijdens het
• Timerinstelling voor preconditioning* (p. 229) parkeren nog enige tijd te handhaven, bijvoor-
beeld als u of een of meer inzittenden na uit-
• Timerinstelling voor preconditioning* toevoe-
schakeling van de motor in de auto willen blijven
gen en bewerken (p. 230)
zitten en het klimaatcomfort wensen te handha-
• Timerinstelling voor preconditioning* active- ven.
ren en deactiveren (p. 231) Handhaving klimaatcomfort is alleen direct in te
schakelen.
De functie maakt afhankelijk van de situatie
gebruik van uiteenlopende systemen:
• Bij koud weer wordt het interieur met de
restwarmte van de motor opgewarmd tot de
De knop voor lijst bewerken/ingesteld tijdstip verwijde- comforttemperatuur.
ren op het tabblad Parkeerverwarming op het klimaat- • De ventilator koelt bij warm weer het interi-
scherm. eur door lucht van buiten naar binnen te bla-
1. Open het klimaatscherm op het middendis- zen.
play.
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming. N.B.
3. Druk op Lijst bewerken. Handhaving klimaatcomfort wordt uitgescha-
keld als de auto van buitenaf wordt vergren-
4. Druk op het verwijderingspictogram rechts in deld om niet onnodig restwarmte te gebrui-
de lijst. ken. De functie dient om het klimaatcomfort
> Het pictogram verandert in de tekst Wis. te behouden, wanneer u en/of passagiers in
de auto achterblijven.
5. Druk ter bevestiging op Wis.
> Het ingestelde tijdstip wordt uit de lijst
verwijderd. Gerelateerde informatie
• Parkeerklimaat* (p. 227)
• Klimaatcomfort tijdens het parkeren* inscha-
kelen en uitschakelen (p. 233)

232 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Klimaatcomfort tijdens het N.B.


parkeren* inschakelen en
Het is niet mogelijk om de functie voor hand-
uitschakelen
having van het klimaatcomfort te starten, als
Bij handhaving van het klimaatcomfort wordt na de restwarmte in de motor niet volstaat om
afloop van een rit het interieurklimaat nog enige het interieurklimaat op peil te houden of als
tijd geregeld. De functie is vanaf het middendis- de buitentemperatuur hoger is dan zo'n 20 °C
play direct in te schakelen. (68 °F).

N.B.
Handhaving klimaatcomfort wordt uitgescha-
keld als de auto van buitenaf wordt vergren-
deld om niet onnodig restwarmte te gebrui-
ken. De functie dient om het klimaatcomfort
te behouden, wanneer u en/of passagiers in
de auto achterblijven.

Gerelateerde informatie
• Klimaatcomfort bij parkeren* (p. 232)
Knop voor handhaving klimaatcomfort op tab
Parkeerverwarming op klimaatscherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play.
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.
3. Druk op Handhaaf klimaatcomfort.
> Handhaving klimaatcomfort wordt inge-
schakeld/uitgeschakeld en de knop gaat
branden/dooft.

* Optie/accessoire. 233
KLIMAAT

Symbolen en meldingen voor Bij een actieve standverwarming brandt


parkeerklimaat* dit symbool op het bestuurdersdisplay.
Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele sym-
bolen en meldingen verschijnen ten aanzien van
het parkeerklimaat.

Symbool Melding Betekenis


Standklimatisering Parkeerklimaat is defect. Bezoek een werkplaatsA om de werking zo spoedig mogelijk te laten con-
Service vereist troleren.

Standklimatisering Parkeerklimaat is tijdelijk defect. Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met een werk-
Tijdelijk niet beschikbaar plaatsA op het systeem te laten controleren.

Standklimatisering Het parkeerklimaat is niet te activeren wanneer het brandstofpeil te gering is voor inschakeling van
de standverwarming*. Vul de brandstoftank bij.
Niet beschikbaar, te laag brandstof-
niveau
Standklimatisering Het parkeerklimaat is niet te activeren, wanneer de ladingsgraad van de startaccu te gering is voor
inschakeling van de standverwarming*. Laad de startaccu bij.
Niet beschikbaar Laadniveau te laag

A Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Parkeerklimaat* (p. 227)

234 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Verwarming* N.B. N.B.


Dankzij de verwarming komen motor en interieur
Zorg ervoor dat het laadpercentage van de Zorg dat er voldoende brandstof in de tank
zowel vóór als tijdens het rijden sneller op tem-
accu hoog genoeg is als de verwarming moet van de auto zit voor het geval de verwarming
peratuur.
worden gebruikt. moet worden ingeschakeld.
De verwarming heeft twee deelfuncties:
• Standverwarming - verwarmt zo nodig de
Brandstof en tanken
motor en het interieur bij geactiveerde pre- WAARSCHUWING
conditioning*. Gemorste brandstof kan vlam vatten. Schakel
voordat u gaat tanken de verwarming op
• Extra verwarming - verwarmt zo nodig het
brandstof uit.
interieur en de motor tijdens het rijden.
Controleer op het informatiedisplay
De verwarming werkt op brandstof en is op de
of de verwarming is uitgeschakeld;
wielkast rechtsvoor gemonteerd. wanneer de standverwarming actief
is, brandt het bijbehorende symbool
N.B. op het informatiedisplay.
Wanneer de verwarming actief is, kan er rook
uit de wielkast rechtsvoor komen. Ook is er Gerelateerde informatie
wellicht een dof geluid hoorbaar. Achter in de • Klimaatregeling (p. 198)
auto is ook een tikkend geluid vanuit de Waarschuwingssticker op tankvulklep. • Standverwarming* (p. 236)
brandstofpomp waar te nemen. Dit is volko-
men normaal. De verwarming maakt gebruik van brandstof uit • Extra verwarming* (p. 237)
de normale brandstoftank van de auto.

Accu en opladen Wanneer u de auto op een steile helling parkeert,


De verwarming wordt aangedreven door de star- moet u ervoor zorgen dat de voorkant van de
taccu van de auto. Als de ladingsgraad van de auto omlaagwijst. Zo krijgt de verwarming altijd
startaccu te laag is, wordt de verwarming auto- voldoende brandstof.
matisch uitgeschakeld en geeft het bestuurders- Als het niveau in de brandstoftank te laag is,
display een melding weer. wordt de verwarming automatisch uitgeschakeld
en geeft het bestuurdersdisplay een melding
weer.

* Optie/accessoire. 235
KLIMAAT

Standverwarming* N.B. WAARSCHUWING


De standverwarming verwarmt indien nodig het
Zorg dat er voldoende brandstof in de tank Gebruik preconditioning niet als de auto is
interieur bij geactiveerde preconditioning. uitgerust met verwarming*:
van de auto zit voor het geval u de standver-
De standverwarming is een van twee deelfuncties warming moet inschakelen. • Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij
van de verwarming van de auto. De verwarming is Zorg dat de ladingsgraad van de startaccu inschakeling van de verwarming worden
op de wielkast rechtsvoor gemonteerd. hoog genoeg is, als de parkeerverwarming uitlaatgassen geproduceerd.
Bij een actieve standverwarming brandt moet worden gebruikt. • Op plekken met brandbaar of licht ont-
dit symbool op het bestuurdersdisplay. vlambaar materiaal in de buurt. Brandstof,
gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke
BELANGRIJK kunnen ontbranden.
Als de standverwarming herhaaldelijk en in • Wanneer het risico bestaat dat de uitlaat
N.B. combinatie met korte ritten wordt gebruikt, van de verwarming is geblokkeerd. Een
Wanneer de verwarming actief is, kan er rook ontlaadt de accu met startproblemen als pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan
uit de wielkast rechtsvoor komen. Ook is er gevolg. bijvoorbeeld de afvoer van de verwarming
wellicht een dof geluid hoorbaar. Achter in de Om te zorgen dat de oplading van de accu in onmogelijk maken.
auto is ook een tikkend geluid vanuit de balans is met het stroomverbruik van de Let erop dat de preconditioning kan starten
brandstofpomp waar te nemen. Dit is volko- standverwarming moet u bij regelmatig op grond van een eerder geprogrammeerd
men normaal. gebruik van de kachel net zo lang met de timertijdstip.
auto rijden als dat de kachel wordt gebruikt.
De standverwarming start automatisch, als de Gebruik de standverwarming per keer maxi-
maal 40 minuten lang.
WAARSCHUWING
preconditioning* van de auto actief is en het inte-
rieur moet worden verwarmd. Als u brandstof ruikt, abnormaal veel rook of
zwarte rook ziet of ongebruikelijke geluiden
De functie wordt automatisch uitgeschakeld, vanuit de standverwarming waarneemt, moet
wanneer het ingestelde tijdstip voor een timer of u de verwarming uitschakelen en zo mogelijk
de maximale inschakelduur voor de verwarming is de zekering van de standverwarming verwijde-
bereikt. ren. Volvo adviseert u om voor reparatie con-
tact op te nemen met een erkende Volvo-
De verwarming werkt maximaal 40 minuten ach- werkplaats.
tereen.

236 * Optie/accessoire.
KLIMAAT

Gerelateerde informatie Extra verwarming* Gerelateerde informatie


• Verwarming* (p. 235) De extra verwarming helpt bij het verwarmen van • Verwarming* (p. 235)
• Extra verwarming* (p. 237) de passagiersruimte en de motor tijdens het rij- • Standverwarming* (p. 236)
den.
• Automatische inschakeling van extra verwar-
De extra verwarming is een van twee deelfuncties ming activeren en deactiveren (p. 238)
van de verwarming van de auto. De verwarming is
op de wielkast rechtsvoor gemonteerd.

N.B.
Wanneer de verwarming actief is, kan er rook
uit de wielkast rechtsvoor komen. Ook is er
wellicht een dof geluid hoorbaar. Achter in de
auto is ook een tikkend geluid vanuit de
brandstofpomp waar te nemen. Dit is volko-
men normaal.

De extra verwarming start en wordt automatisch


aangestuurd als tijdens het rijden verwarming
nodig is.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld,
wanneer de auto wordt uitgeschakeld.

N.B.
Zorg dat er voldoende brandstof in de tank
van de auto zit voor het geval u de extra ver-
warming moet inschakelen.

* Optie/accessoire. 237
KLIMAAT

Automatische inschakeling van


extra verwarming activeren en
deactiveren
De extra verwarming helpt bij het verwarmen van
de passagiersruimte en de motor tijdens het rij-
den.
U kunt de automatische inschakeling van de
extra verwarming desgewenst activeren/deacti-
veren.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay.
2. Druk op Klimaat.
3. Kies Extra verwarming voor activeren/
deactiveren automatische inschakeling van
extra verwarming.

N.B.
Volvo adviseert u om de automatische start
van de extra verwarming uit te schakelen tij-
dens korte ritten.

Gerelateerde informatie
• Extra verwarming* (p. 237)

238 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Vergrendelingsindicatie Slot- en alarmindicatie Led in vergrendelingsknoppen


Wanneer u de auto vergrendelt of ontgrendelt, Voorportier
lichten de richtingaanwijzers een bepaald aantal
malen op om aan te geven dat de auto op de
juiste manier vergrendeld of ontgrendeld is.

Indicatie exterieur
Vergrendeling
• Bij vergrendeling knipperen de alarmlichten
van de auto eenmaal en daarnaast worden
de buitenspiegels ingeklapt1.
Ontgrendelen
• Bij ontgrendeling knipperen de alarmlichten De slot- en alarmindicatie op het dashboard laat de sta-
van de auto tweemaal en daarnaast worden tus van het vergrendelingssysteem zien.
Vergrendelingsknoppen met led in voorportier.
de buitenspiegels uitgeklapt1. Een keer lang knipperen betekent dat de auto
Als de led in de desbetreffende vergrendelings-
Om aan te geven dat de auto vergrendeld is, vergrendeld is. Kort pulserend knipperen geeft
knop van de voorportieren brandt, betekent dit
moeten alle portieren, de achterklep en de aan dat de auto vergrendeld is.
dat alle portieren zijn vergrendeld. Als er een por-
motorkap dichtstaan. Als er wordt vergrendeld Overige indicaties tier wordt geopend, gaat het lampje in beide por-
terwijl alleen het bestuurdersportier dichtstaat2, Ook de Follow Me Home-verlichting en de tieren uit.
vindt er vergrendeling plaats maar er wordt pas Approach-verlichting geven een indicatie van de
aangegeven dat er vergrendeling heeft plaatsge- vergrendeling en ontgrendeling.
vonden nadat alle portieren, de achterklep en de
motorkap dichtstaan.

1 Alleen auto's met elektrisch inklapbare buitenspiegels.


2 Geldt niet voor auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*).

240 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Op achterportier* Instelling voor een transpondersleutel


vergrendelingsbevestiging Met de transpondersleutel zijn de portieren, de
In het instellingsmenu van het middendisplay achterklep en de tankvulklep te vergrendelen en
kunt u aangeven hoe de auto moet bevestigen ontgrendelen. De transpondersleutel moet in de
dat vergrendeling of ontgrendeling heeft plaats- auto aanwezig zijn om deze te kunnen starten.
gevonden.

1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm


van het middendisplay.
2. Druk op My Car Vergrendeling.
3. Druk op Visuele vergrendelingsfeedback
om aan geven wanneer de auto visuele sig-
Vergrendelingsknop met controlelampje in achterportier. nalen moet geven: bij Vergrend.,
Ontgrendel, Beide, of om de functie uit te
Als de led in de desbetreffende vergrendelings-
schakelen.
knop van de portieren brandt, betekent dit dat het
desbetreffende portier is vergrendeld. Als er een Bevestiging via inklapbare buitenspiegels*
portier wordt ontgrendeld, gaat het bijbehorende Transpondersleutel, links en transpondersleutel zonder
lampje uit terwijl de overige lampjes blijven bran- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm knoppen (Key Tag)*, rechts.
den. van het middendisplay. U gebruikt de transpondersleutel niet actief bij
2. Druk op My Car Spiegels en Comfort. het starten, omdat een auto in standaarduitvoe-
Gerelateerde informatie ring is uitgerust met ondersteuning voor passief
• Instelling voor vergrendelingsbevestiging 3. Kies Spiegel inklappen bij vergrendelen starten (Passive Start). Om de auto te kunnen
(p. 241) om de functie te activeren of te deactiveren. starten moet de sleutel zich voor in het interieur
• Approach-verlichting (p. 159) Gerelateerde informatie
bevinden, zoals in een zak van de bestuurder of in
de bekerhouder in de tunnelconsole.
• Follow Me Home-verlichting gebruiken • Vergrendelingsindicatie (p. 240)
(p. 159)

}}

* Optie/accessoire. 241
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Passieve vergrendeling en ontgrendeling Knoppen op transpondersleutel achterklep. Bij auto's met elektrische achter-
(Passive Entry*) van de portieren, achterklep en klepbediening* is de klep automatisch te
tankvulklep is ook een optie. De sleutel heeft een openen bij lang indrukken. De klep is ook te
bereik van zo'n 1,5 meter (5 voet) rond het sluiten door lang indrukken - er klinken waar-
bestuurdersportier en zo'n 1 meter (3 voet) rond schuwingssignalen.
de achterklep. Paniekfunctie - bestemd om in noodgeval-
Bij passief starten in combinatie met passieve len de aandacht van anderen te trekken. Als
vergrendeling en ontgrendeling mag de trans- u de knop ten minste 3 seconden lang inge-
pondersleutel zich overal in het interieur of de drukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3
bagageruimte bevinden, zonder dat dit van seconden indrukt, worden de richtingaanwij-
invloed is op het starten van de auto. zers, de interieurverlichting en de claxon
geactiveerd. U kunt deze functie met
De transpondersleutels die bij de auto worden
dezelfde toets weer uitschakelen, als de
geleverd zijn elk afzonderlijk te koppelen aan een
De transpondersleutel heeft vier knoppen – een aan de functie minimaal 5 seconden actief geweest
bestuurdersprofiel met unieke instellingen voor linker- en drie aan de rechterzijde. is. Anders wordt deze functie na zo'n 3 minu-
de auto. Bij gebruik van een transpondersleutel
Vergrendelen – Bij eenmaal indrukken ten automatisch uitgeschakeld.
die gekoppeld is aan bepaald bestuurdersprofiel,
hanteert de auto de instellingen die bij dat profiel worden alle portieren, de achterklep en de
passen. tankvulklep vergrendeld en wordt het alarm* WAARSCHUWING
geactiveerd.
Als iemand in de auto achterblijft, moet u bij
Transpondersleutel zonder knoppen Bij lang indrukken worden alle ruiten en het het verlaten van de auto altijd de elektrisch
(Key Tag) panoramadak* tegelijkertijd gesloten. bedienbare ruiten en het panoramadak*
Bij auto's met passieve vergrendeling en ont- stroomloos maken door de transpondersleutel
Ontgrendelen – Bij eenmaal indrukken
grendeling* wordt ook een wat kleinere en lich- mee te nemen.
worden alle portieren, de achterklep en de
tere sleutel zonder knoppen (Key Tag) geleverd. tankvulklep ontgrendeld en wordt het alarm
De sleutel werkt op dezelfde manier als de regu- gedeactiveerd.
liere transpondersleutel wat de passieve vergren-
deling en ontgrendeling3 betreft. De sleutel heeft Bij lang indrukken worden alle ruiten tegelij-
echter geen uitneembare sleutelblad en de bat- kertijd gesloten4.
terij is niet te vervangen. Achterklep - Ontgrendelt alleen de achter-
klep en deactiveert de alarmfunctie voor de

3 De sleutel is waterdicht tot een diepte van zo'n 10 meter (30 feet) gedurende 60 minuten, zodat de sleutel zich leent voor gebruik in en om het water.
4 De doorluchtfunctie is onder te meer te gebruiken om de auto bij warm weer snel te luchten.

242 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

N.B. in de bekerhouder om het alarmsysteem van de Vergrendelen en ontgrendelen met


auto te deactiveren. transpondersleutel
Let op het gevaar voor buitensluiten met de
Met de knoppen op de transpondersleutel kunt
transpondersleutel/Key Tag nog in de auto.
N.B. u alle portieren, de achterklep en de tankvulklep
Als u de auto vergrendelt en het alarm gelijktijdig vergrendelen en ontgrendelen.
Zorg ervoor dat er geen andere autosleutels,
inschakelt met een geldige transpondersleu-
metalen voorwerpen of elektronische appara-
tel, wordt een eventuele andere transponder- Vergrendelen met transpondersleutel
ten (zoals mobiele telefoons, tablets, laptops
sleutel/Key Tag in de auto gedeactiveerd.
of laders) in de bekerhouder liggen, wanneer
Ook de "Safelock-functie" wordt gedeacti-
u de transpondersleutel in de bekerhouder
veerd.
plaatst. Als er zich meerdere sleutels in de
De gedeactiveerde sleutel wordt bij ontgren- bekerhouder bevinden, kunnen deze elkaar
deling van de auto opnieuw geactiveerd. storen.

Storingen Gerelateerde informatie


De passieve startfunctie van de transpondersleu- • Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
tel en de optie passief vergrendelen en ontgren- pondersleutel (p. 243)
delen* ondervinden mogelijk storingen door elek- • Bereik transpondersleutel (p. 246)
tromagnetische velden en afschermingen.
• Batterij in transpondersleutel vervangen
(p. 247) Transpondersleutel.
N.B.
• Afneembaar sleutelblad (p. 252) – Druk voor vergrendeling op de -knop van
Bewaar de transpondersleutel niet te dicht in
de buurt van metalen voorwerpen of elektro- • Red Key - transpondersleutel met beperkte de transpondersleutel.
functionaliteit* (p. 250) Vergrendeling is alleen mogelijk, als alle portieren
nische apparaten zoals mobiele telefoons,
tablets, laptops of laders – op een afstand • Elektronische startblokkering (p. 255) en de achterklep dichtstaan.
kleiner dan 10-15 cm (4-6 inch).

Als er toch storingen mochten optreden, gebruikt


u het afneembare sleutelblad van de transpon-
dersleutel om de auto te ontgrendelen en u
plaatst de sleutel vervolgens in de back-uplezer

}}

* Optie/accessoire. 243
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| N.B. Wanneer de transpondersleutel niet Instellingen voor ontgrendeling op


werkt afstand en van de binnenzijde
Let op het gevaar voor buitensluiten met de
U kunt verschillende procedures voor externe
transpondersleutel/Key Tag nog in de auto.
N.B. ontgrendeling kiezen.
Als u de auto vergrendelt en het alarm
inschakelt met een geldige transpondersleu- Ga altijd dichter bij de auto staan en probeer 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
tel, wordt een eventuele andere transponder- dan opnieuw te ontgrendelen. van het middendisplay.
sleutel/Key Tag in de auto gedeactiveerd.
2. Druk op My Car Vergrendeling Op
Ook de "Safelock-functie" wordt gedeacti- Als vergrendelen of ontgrendelen via de trans-
afstand en van binnenuit ontgrendelen.
veerd. pondersleutel niet mogelijk is, is de batterij
mogelijk leeg – vergrendel of ontgrendel het 3. Kies een alternatief:
De gedeactiveerde sleutel wordt bij ontgren-
bestuurdersportier dan met het afneembare sleu-
deling van de auto opnieuw geactiveerd. • Alle portieren
telblad.
- ontgrendelt alle portieren tegelijkertijd.
Ontgrendelen met transpondersleutel Gerelateerde informatie • Een portier
– Druk voor ontgrendeling op de -knop van • Instellingen voor ontgrendeling op afstand en
van de binnenzijde (p. 244) - ontgrendelt alleen het bestuurdersportier.
de transpondersleutel. Om alle portieren te ontgrendelen moet u de
• Achterklep ontgrendelen met transponder- ontgrendelingsknop op de transpondersleu-
Automatische hervergrendeling sleutel (p. 245) tel tweemaal indrukken.
Als u geen van de portieren noch de achterklep
binnen twee minuten na ontgrendeling van de • een transpondersleutel (p. 241)
De instellingen die u hier verricht zijn ook van
buitenzijde met de transpondersleutel opent, wor- • Batterij in transpondersleutel vervangen invloed op de centrale vergrendeling via de ope-
den deze automatisch weer vergrendeld. Deze (p. 247) ningsgreep aan de binnenzijde.
functie beperkt de kans dat u de auto per onge- • Vergrendelen en ontgrendelen met afneem-
luk onvergrendeld kunt laten staan. baar sleutelblad (p. 253) Gerelateerde informatie
• Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
pondersleutel (p. 243)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
nenzijde van de auto (p. 269)

244
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Achterklep ontgrendelen met 1. Druk op de knop op de transponder- 2. Met de optie elektrische achterklepbedie-
transpondersleutel sleutel. ning* -
Met een knop op de transpondersleutel is het > De slot- en alarmindicatie op het dash- Druk lang (zo'n 1,5 seconde) op de knop
mogelijk alleen de achterklep te ontgrendelen. board dooft om aan te geven dat het van de transpondersleutel
alarm niet voor alle delen van de auto is
> De achterklep wordt ontgrendeld en
ingeschakeld.
geopend, terwijl de portieren vergrendeld
De hellingssensor en bewegingsmelder blijven en het alarm op de portieren actief
alsmede de sensoren in de opening van blijft.
de achterklep worden buiten werking
gesteld. Gerelateerde informatie
• Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
De achterklep wordt ontgrendeld maar pondersleutel (p. 243)
blijft dichtstaan, terwijl de portieren ver-
grendeld blijven en het alarm op de por- • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en
tieren actief blijft. sluiten (p. 273)

Om vervolgens de achterklep te openen,


pakt u het met rubber beklede drukplaatje
Gebruik de knop op de transpondersleutel om het aan de onderzijde van de greep van de
alarm van de achterklep te halen en deze te ontgrende-
len.
achterklep voorzichtig vast en opent u de
klep.
Als de klep niet binnen 2 minuten na ont-
grendeling wordt geopend, wordt de klep
weer vergrendeld en het alarm opnieuw
geactiveerd.

* Optie/accessoire. 245
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Bereik transpondersleutel Voor passieve vergrendeling/ontgrendeling moet Gerelateerde informatie


Voor een goede werking van de transponder- een transpondersleutel of de transpondersleutel • een transpondersleutel (p. 241)
zonder knoppen Key Tag zich binnen een straal
sleutel moet de sleutel zich binnen een bepaalde
van zo'n 1,5 meter (5 voet) rond de zijkanten of
• Locatie antennes voor start- en vergrende-
afstand van de auto bevinden. lingssysteem (p. 268)
zo'n 1 meter (3 voet) rond de achterklep van de
Bij handmatig gebruik auto bevinden. • Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan-
De transpondersleutelfuncties voor bijvoorbeeld raakgevoelige gebieden* (p. 265)
vergrendeling en ontgrendeling die worden geac- N.B.
tiveerd bij het indrukken van of , werken
Er kunnen storingen optreden in de transpon-
binnen een straal van zo'n 20 meter (65 voet)
dersleutelfuncties door radiogolven in de
rond de auto.
lucht, omringende gebouwen, topografische
Als de auto niet reageert bij bediening van een omstandigheden e.d. Het is altijd mogelijk de
knop - probeer het dan op minder grote afstand auto te vergrendelen/ontgrendelen met het
opnieuw. sleutelblad.

Bij passief gebruik5


Bij verwijdering van de
transpondersleutel uit de auto
Als de transpondersleutel bij een draai-
ende motor uit de auto wordt verwij-
derd, verschijnt de waarschuwingsmel-
ding Sleutel niet gevonden Uit auto
verwijderd op het bestuurdersdisplay en klinkt
er als het laatste portier wordt gesloten ter herin-
nering ook een geluidssignaal.
De melding verdwijnt wanneer u, nadat de trans-
pondersleutel weer in de auto aanwezig is, op de
knop O van de rechter stuurknoppenset drukt of
Het gemarkeerde gebied op de afbeelding geeft het wanneer u het laatste portier weer sluit.
bereik van de systeemantennes aan.

5 Geldt alleen voor auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*).

246 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Batterij in transpondersleutel De batterij in de transpondersleutel zonder knop- Sleutel openen en batterij vervangen
vervangen pen6 (Key Tag) kan niet worden vervangen - een
Vervang de batterij in de transpondersleutel nieuwe sleutel is te bestellen bij een erkende
wanneer deze leeg is. Volvo-werkplaats.
N.B.
BELANGRIJK
Alle accu's hebben een beperkte levensduur
en moeten uiteindelijk worden vervangen Lever een uitgediende Key Tag in bij een
(geldt niet voor Key Tag). De levensduur van erkende Volvo-werkplaats. De sleutel moet uit
de accu hangt af van het feit hoe vaak de de auto worden gewist, omdat die nog steeds
auto/sleutel wordt gebruikt. kan worden gebruikt om de auto te starten
met back-upstart. Houd de transpondersleutel met de voor-
U moet de batterij in de transpondersleutel ver- zijde zichtbaar en het logo van Volvo naar de
vangen in de volgende gevallen: juiste kant. Schuif de knop bij de sleutelring
aan de onderkant naar rechts. Schuif de
het informatiesymbool gaat branden en behuizing aan de voorkant een paar millime-
de melding Batt. sleutel bijna leeg ter omhoog.
Zie handleiding op het bestuurders-
display verschijnt De behuizing komt los en is van de sleu-
tel te nemen.
en/of
• de sloten herhaalde malen achtereen niet
reageren op het signaal van een transpon-
dersleutel die zich binnen een straal van
20 meter (65 voet) rond de auto bevindt.

N.B.
Ga altijd dichter bij de auto staan en probeer
dan opnieuw te ontgrendelen.

6 Deze sleutel wordt geleverd bij een auto uitgerust met de optie passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*). }}

* Optie/accessoire. 247
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

||

Keer de sleutel om, beweeg de knop Gebruik bijvoorbeeld een schroevendraaier De +-kant van de batterij wijst naar boven.
opzij en schuif de behuizing van de achter- om het batterijklepje linksom te kunnen Wrik vervolgens de batterij voorzichtig los
kant enkele millimeters omhoog. draaien, zodat deze markering uitkomt bij de zoals op de afbeelding.
tekst OPEN.
De behuizing komt los en is van de sleu-
Verwijder voorzichtig het batterijklepje door BELANGRIJK
tel te nemen.
bijvoorbeeld uw nagel in de uitsparing te Raak nieuwe accu's en hun contactvlakken
drukken. niet met uw vingers aan, aangezien de wer-
Werk het batterijklepje vervolgens naar king hierdoor verslechtert.
boven toe los.

248
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

N.B.
Volvo adviseert u om batterijen voor de trans-
pondersleutel te gebruiken die voldoen aan
UN Manual of Test and Criteria, Part III, sub-
section 38.3. Voor batterijen die in de fabriek
zijn geplaatst of in een erkende Volvo-werk-
plaats zijn vervangen is dit het geval.

Plaats een nieuwe batterij met de pluszijde Plaats de behuizing aan de achterkant
(+) omhoog. Vermijd de batterijcontacten van terug en druk die omlaag totdat u een klik
de transpondersleutel met uw vingers aan te hoort.
raken.
Schuif daarna de behuizing terug.
Plaats de batterij met de kant omlaag in
> Nog een klik geeft aan dat de behuizing
de houder. Schuif de batterij daarna naar
weer in positie vastzit.
voren, zodat deze vast komt te zitten onder
de twee kunststof pallen.
Druk de batterij vervolgens omlaag, zodat Plaats het batterijklepje terug en draai de
deze vast komt te zitten onder de bovenste markering rechtsom terug naar de tekst
zwarte kunststof pal. CLOSE.

N.B.
Gebruik batterijen met de aanduiding
CR2032, 3 V.

}}

249
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Meer transpondersleutels Red Key - transpondersleutel met


nabestellen beperkte functionaliteit*
Bij de auto worden twee transpondersleutels Dankzij een Red Key kan de autobezitter beper-
geleverd. Bij een auto met passieve vergrende- kingen instellen voor bepaalde eigenschappen
ling/ontgrendeling* wordt een transpondersleu- van de auto. Dergelijke beperkingen moeten
tel zonder knoppen geleverd. Er zijn meer sleu- ervoor zorgen dat de auto op veilige wijze wordt
tels bij te stellen. bestuurd, zoals bij het uitlenen.
Voor dezelfde auto kunnen maximaal twaalf sleu-
tels worden geprogrammeerd en gebruikt. Bij
nabestellen worden er meer bestuurdersprofielen
Keer de transpondersleutel om en plaats toegevoegd - één per nieuwe transpondersleutel.
de behuizing aan de voorkant terug door Dit geldt ook voor de transpondersleutel zonder
deze omlaag te drukken totdat u een klik knoppen.
hoort.
Zoekgeraakte transpondersleutel
Schuif daarna de behuizing terug.
Bij verlies van een transpondersleutel kunt u een
> Nog een klik geeft aan dat de behuizing nieuwe bestellen bij een werkplaats - geadvi-
in positie zit. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Neem de resterende transpondersleutels mee
BELANGRIJK naar de werkplaats. Ter preventie van diefstal
moet de code van de zoekgeraakte sleutel uit het
Let erop dat lege batterijen op een milieu- Voor een Red Key kunt u de maximale rijsnelheid
systeem worden gewist.
vriendelijke manier worden verwerkt. programmeren, snelheidswaarschuwingen instel-
Hoeveel sleutels er voor de auto geprogram- len en beperkingen instellen voor het maximale
Gerelateerde informatie meerd zijn kunt u controleren via de bestuurder- volume van het audiosysteem. Bovendien zijn
sprofielen op het hoofdscherm van het midden- bepaalde rijhulpsystemen van de auto altijd actief.
• een transpondersleutel (p. 241)
display: kies Instellingen Systeem De functies van deze sleutel zijn verder gelijk aan
Bestuurdersprofielen. die van een standaardtranspondersleutel.

Gerelateerde informatie U kunt een of meer Red Keys bestellen bij een
Volvo-dealer. Er zijn in totaal elf transpondersleu-
• een transpondersleutel (p. 241)
tels met beperkte functionaliteit te programme-
ren en te gebruiken voor één en dezelfde auto -

250 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

er moet minstens één transpondersleutel in stan- Instellingen voor Red Key* Rode sleutel Overschrijden snelheids-
daarduitvoering aan de auto zijn gekoppeld. De bezitter van een reguliere transpondersleutel begrenzing niet mogelijk.
De beperkte functionaliteit dient uit voorzorg om kan de instellingen voor Red Key wijzigen. Som- Snelheidswaarschuwing (Aan/Uit):
het risico van ongelukken te beperken, zodat u mige rijhulpsystemen zijn altijd actief. • Instelinterval: 0-250 km/h (0-160 mph)
zich minder zorgen hoeft te maken bij het afge- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
van het middendisplay.
• Bij het eerste gebruik geldt een standaardin-
ven van uw auto aan bijvoorbeeld jonge bestuur- stelling van 50, 70 en 90 km/h (30, 45 en
ders en parkeer- of hotelbedienden. De bezitter 55 mph).
2. Druk op Systeem Bestuurdersprofielen
van een Red Key kan de instellingen die eraan
gekoppeld zijn niet wijzigen, want daarvoor is een Rode sleutel. • Stapgrootte: 1 km/h (1 mph)
reguliere transpondersleutel vereist. > De volgende instellingen zijn mogelijk: • Maximumaantal gelijktijdige waarschuwingen:
6
Gerelateerde informatie • Stel interval Adaptive Cruise
Control in Rijhulpsystemen
• Instellingen voor Red Key* (p. 251)
• een transpondersleutel (p. 241) • Beperkt maximum volume De volgende rijhulpsystemen zijn altijd actief voor
gebruikers met een Red Key:
• Maximum snelheid
• Waarschuwing max. snelheid • Blind Spot Information (BLIS)*
• Rijbaanassistent (LKA)*
Adaptieve cruisecontrol*:
• Instelling bij eerste gebruik: Grootste tijdsver- • Afstandswaarschuwing*
schil • City Safety
Verlaagd maximumvolume (Aan/Uit): • Driver Alert Control (DAC)*
• Instelling bij eerste gebruik: Aan • Verkeersbordinformatie*
Snelheidsbegrenzer (Aan/Uit):
• Instelinterval: 50-250 km/h (30-160 mph) Gerelateerde informatie
• Red Key - transpondersleutel met beperkte
• Bij het eerste gebruik geldt een standaardin- functionaliteit* (p. 250)
stelling van 120 km/h (75 mph).
• Stapgrootte: 1 km/h (1 mph)
Op het bestuurdersdisplay verschijnen
het symbool en de melding

* Optie/accessoire. 251
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Afneembaar sleutelblad Sleutelblad verwijderen


De transpondersleutel bevat een afneembaar
metalen sleutelblad, waarmee u een aantal func-
ties kunt activeren en bepaalde handelingen
kunt uitvoeren.

De unieke code van de sleutelbladen is bekend


bij de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ook
nieuwe sleutelbladen kunnen worden besteld.

Toepassingsgebieden van het Verwijder het sleutelblad door het


sleutelblad Houd de transpondersleutel met de voor- omhoog te kantelen.
U kunt het afneembare sleutelblad van de trans- zijde zichtbaar en het logo van Volvo naar de
pondersleutel gebruiken om: juiste kant. Schuif de knop bij de sleutelring
het linker voorportier7 handmatig te openen, aan de onderkant naar rechts. Schuif de

als de centrale vergrendeling niet te bedie- behuizing aan de voorkant een paar millime-
nen is vanaf de transpondersleutel. ter omhoog.
• alle portieren in noodgevallen te vergrende- De behuizing komt los en is van de sleu-
len. tel te nemen.
• het mechanische kinderslot op de achterpor-
tieren te activeren en deactiveren.
De transpondersleutel zonder knoppen8 (Key
Tag) heeft geen afneembaar sleutelblad. Gebruik
zo nodig het afneembare sleutelblad van de stan-
daardtranspondersleutel.

7 Dit geldt ongeacht of het stuur van de auto aan de linker- of de rechterzijde zit.
8 Wordt meegeleverd bij auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*).

252 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Vergrendelen en ontgrendelen met 5. Trek de handgreep naar buiten.


afneembaar sleutelblad > Het portier wordt ontgrendeld.
Het afneembare sleutelblad is onder meer te Het vergrendelen gaat op dezelfde manier. Daar-
gebruiken om de auto van de buitenzijde te ont- bij wordt dan bij stap (3) 45 graden linksom
grendelen - als bijvoorbeeld de batterij in de gedraaid in plaats van rechtsom.
transpondersleutel leeg is.

Ontgrendelen

Zet het sleutelblad na gebruik op de daar-


voor bestemde plaats terug in de transpon-
dersleutel.
Plaats de behuizing terug door deze
omlaag te drukken totdat u een klik hoort.
Schuif daarna de behuizing terug.
> Nog een klik geeft aan dat de behuizing
Trek de voorste portiergreep links naar bui-
in positie zit.
ten9 totdat deze niet verder kan. De slotcilin-
Gerelateerde informatie der komt dan tevoorschijn.
• Vergrendelen en ontgrendelen met afneem- Plaats de sleutel in de slotcilinder.
baar sleutelblad (p. 253)
• een transpondersleutel (p. 241) Draai 45 graden rechtsom. Het sleutelblad
wijst dan recht omlaag.
Draai de sleutel 45 graden terug naar de
beginstand. Neem de sleutel uit de slotcilin-
der en laat de handgreep los, zodat de ach-
terkant van de handgreep weer tegen de
auto aan veert.

9 Dit geldt zowel voor auto's met het stuur links als voor auto's met het stuur rechts. }}

253
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Alarm uitschakelen* tel: bij stroomuitval bijvoorbeeld of als de batterij Het portier is zowel vanaf de buitenzijde als
in de transpondersleutel leeg is. vanaf de binnenzijde te openen.
N.B. Het linker voorportier is te vergrendelen met de Het portier is niet vanaf de buitenzijde te
bijbehorende slotcilinder en het afneembare openen. Om het portier weer in stand A te
Wanneer u het portier met het sleutelblad
sleutelblad. zetten moet het via de binnengreep worden
ontgrendelt en vervolgens opent, gaat het
geopend.
alarm af. De overige portieren hebben geen slotcilinders,
maar zijn voorzien van een vergrendeling op de De portieren zijn ook te ontgrendelen met de
zijkant van het portier die moet worden ingedrukt ontgrendelingsknop op de transpondersleutel of
met het sleutelblad, waarna het portier mecha- de knop voor centrale vergrendeling op het
nisch is vergrendeld en niet meer van de buiten- bestuurdersportier.
zijde kan worden geopend.
De portieren zijn echter nog steeds vanaf de bin-
N.B.
nenzijde te openen. • De vergrendeling van een portier dient
alleen om het desbetreffende portier te
vergrendelen – dus niet alle portieren.
• Een handmatig vergrendeld achterportier
Positie back-uplezer in bekerhouder. waarvan ook het mechanische kinderslot
Schakel het alarm uit door: geactiveerd is, kan niet van de binnen-
zijde noch van de buitenzijde worden
1. Plaats de transpondersleutel op het sleutel- geopend. Een achterportier dat op die
symbool in de back-uplezer onder in de manier is vergrendeld, kan alleen worden
bekerhouder van de tunnelconsole. ontgrendeld met een transpondersleutel
2. Draai de startknop vervolgens rechtsom en of de knop van de centrale vergrendeling.
laat de knop weer los.
> De knop veert automatisch terug naar de Gerelateerde informatie
uitgangspositie - het alarmsignaal valt stil Portier handmatig vergrendelen. Niet te verwarren met • Afneembaar sleutelblad (p. 252)
en het alarm wordt uitgeschakeld. het kinderslot.
• Alarm* activeren en deactiveren (p. 282)
– Verwijder het afneembare sleutelblad uit de
Vergrendelen
transpondersleutel. Steek het sleutelblad in • Batterij in transpondersleutel vervangen
U kunt de auto ook vergrendelen met het (p. 247)
de vergrendelopening en druk de sleutel er
afneembare sleutelblad van de transpondersleu-
helemaal in, ca. 12 mm. • een transpondersleutel (p. 241)

254 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Elektronische startblokkering De volgende foutmelding op het bestuurdersdis-


De elektronische startblokkering is een anti-dief- play houdt verband met de op afstand bediende
stalsysteem dat voorkomt dat onbevoegden de startblokkering met opsporingssysteem:
auto kunnen starten.
De auto kan alleen worden gestart met de juiste Symbool Melding Betekenis
transpondersleutel.
Immobili- De op afstand
De volgende foutmelding op het bestuurdersdis- satie op bediende startblok-
play houdt verband met de elektronische start- afst. kering met opspo-
blokkering: ringssysteem is
Auto kan
geactiveerd. De
niet wor-
Symbool Melding Betekenis auto is niet te star-
den
ten. Neem contact
Sleutel Fout bij het uitlezen gestart op met de Volvo On
niet van de transponder- Call-helpdesk.
gevonden sleutel tijdens het
starten - plaats de Gerelateerde informatie
Zie hand-
sleutel op het sleu-
leiding
telsymbool in de
• een transpondersleutel (p. 241)
bekerhouder en pro- • Meer transpondersleutels nabestellen
beer het opnieuw. (p. 250)

Op afstand bediende startblokkering


met opsporingssysteem10
De auto is uitgerust met een systeem waarmee
het mogelijk is om de auto op te sporen en te
lokaliseren alsmede op afstand de startblokke-
ring te activeren zodat de motor niet meer te
starten is. Neem contact op met de dichtstbij-
zijnde Volvo-dealer voor meer informatie over het
systeem en hulp bij de activering ervan.

10 Alleen bepaalde markten en uitsluitend in combinatie met Volvo On Call*.

* Optie/accessoire. 255
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Typegoedkeuring voor Passief starten (Passive Start) en


transpondersleutels passieve vergrendeling/ontgrendeling
De typegoedkeuring voor de transpondersleutels (Passive Entry*)
van de auto staan in de volgende tabellen.
Voor meer informatie over de typegoedkeuring,
zie support.volvocars.com.

CEM-markering voor transpondersleutels. Zie de vol-


gende tabellen voor aanvullende typegoedkeuringsnum-
mers.

Land/regio Typegoedkeuring
Europa Delphi Deutschland GmbH, 42367 Wuppertal, verklaart bij dezen dat de
VO3-134TRX in overeenstemming is met de essentiële eisen en overige
toepasselijke bepalingen van de Richtlijn 2014/53/EU (RED).
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Jordanië TRC/LPD/2014/250
Servië P1614120100
Argentinië CNC ID: C-14771

256 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Land/regio Typegoedkeuring
Brazilië MT-3245/2015

Indonesië Nomor: 38301/SDPPI/2015


Maleisië RAAT/37A/0315/S(15-0663)
Mexico IFETEL: RLVDEVO15-0396
Rusland

Verenigde Arabische ER37847/15


Emiraten
DA0062437/11

}}

257
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Land/regio Typegoedkeuring
Namibië TA-2016-02

Zuid-Afrika TA-2014-1868

een transpondersleutel
Land/regio Typegoedkeuring
Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van
het type HUF8423 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Frequentieband: 433,92 MHz
Uitgezonden maximaal radiofrequent vermogen: 10 mW
Producent: Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG, Steeger Str. 17, 42551 Velbert,
Duitsland
Jordanië TRC/LPD/2015/104

258
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Land/regio Typegoedkeuring
Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC
Numéro d’agrément: MR 10668 ANRT 2015
Date d’agrément: 24/07/2015
Mexico IFETEL
Marca: HUF
Modelo (s): HUF8423
NOM-121-SCT1-2009
La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es
posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este
equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda
causar su operación no deseada.
Namibië TA-2015-102

}}

259
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Land/regio Typegoedkeuring
Oman

Servië

260
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Land/regio Typegoedkeuring
Zuid-Afrika TA-2015-432

Verenigde Ara-
bische Emiraten

Key Tag
Land/regio Typegoedkeuring
Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van
het type HUF8432 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Frequentieband: 433,92 MHz
Uitgezonden maximaal radiofrequent vermogen: 10 mW
Producent: Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG, Steeger Str. 17, 42551 Velbert,
Duitsland
Jordanië TRC/LPD/2015/107

}}

261
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Land/regio Typegoedkeuring
Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC
Numéro d’agrément: MR 10667 ANRT 2015
Date d’agrément: 24/07/2015
Mexico IFETEL
Marca: HUF
Modelo (s): HUF8432
NOM-121-SCT1-2009
La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es
posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este
equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda
causar su operación no deseada.
Namibië TA-2015-103

262
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Land/regio Typegoedkeuring
Oman

Servië

}}

263
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Land/regio Typegoedkeuring
Zuid-Afrika TA-2015-414

Verenigde Ara-
bische Emiraten

Gerelateerde informatie
• een transpondersleutel (p. 241)

264
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Keyless vergrendeling/ N.B. Gerelateerde informatie


ontgrendeling en aanraakgevoelige • Passief vergrendelen en ontgrendelen*
Het is belangrijk dat u slechts één aanraak-
gebieden* (p. 266)
gevoelig vlak tegelijk aanraakt. Als u de hand-
Als de auto is voorzien van Keyless vergrende- greep beetpakt terwijl u het slotoppervlak • Achterklep passief ontgrendelen* (p. 267)
ling en ontgrendeling is het voldoende om de aanraakt, bestaat het risico van dubbele com-
transpondersleutel in bijv. een zak of tas bij u te mando's. Dat betekent dat de verlangde acti-
dragen. Daardoor kunt u de auto gemakkelijker viteit (vergrendelen/ontgrendelen) niet of met
openen als u uw handen vol hebt. vertraging zal plaatsvinden.
Aanraakgevoelige gebieden
Portiergrepen Achterklep
Aan de buitenkant van de portiergrepen zit een De handgreep van de achterklep heeft een met
verdieping voor vergrendeling en aan de binnen- rubber bekleed drukplaatje, dat alleen voor ont-
kant een aanraakgevoelig gebied voor ontgren- grendeling dient.
deling.

N.B.
Aanraakgevoelige holte voor vergrendeling
Let erop dat het systeem kan worden geacti-
Aanraakgevoelig gebied voor ontgrendeling veerd bij het wassen van de auto als de trans-
pondersleutel binnen bereik is.

* Optie/accessoire. 265
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Passief vergrendelen en – Raak na het sluiten van het portier het


ontgrendelen* gemarkeerde gebied aan de achter- en bui-
Vergrendeling en ontgrendeling van buiten de tenkant van een de portiergrepen aan of druk
auto vindt plaats met de handgreep van de por- voor vergrendeling11 de knop aan de onder-
tieren of de achterklep als de auto is voorzien zijde van de achterklep in voordat u deze
van passieve vergrendeling/ontgrendeling sluit.
(Passive Entry)*. > De slotindicator aan de binnenkant van de
voorruit bevestigt door te gaan knipperen
dat de vergrendeling heeft plaatsgevon-
den.
Om alle zijruiten en het panoramadak* tegelijker-
tijd te sluiten moet u uw vinger in de aanraakge-
Het met rubber beklede drukplaatje op de achterklep
wordt alleen gebruikt voor ontgrendeling.
voelige holte aan de buitenkant van de portier-
greep houden totdat de zijruiten en het panora-
madak dichtstaan.
N.B.
Vergrendeling en ontgrendeling zijn alleen Passief ontgrendelen
mogelijk wanneer een van de transponders- – Pak een portiergreep beet of druk voor ont-
leutels van de auto zich binnen bereik bevindt. grendeling op het met rubber beklede druk-
plaatje aan de onderzijde van de greep van
Aanraakgevoelige holte voor vergrendeling
de achterklep.
Aanraakgevoelig gebied voor ontgrendeling N.B. > De slotindicator aan de binnenkant van de
Let erop dat het systeem kan worden geacti- voorruit bevestigt door uit te gaan dat de
veerd bij het wassen van de auto als de trans- auto is ontgrendeld. Open portieren of
pondersleutel binnen bereik is. achterklep op de normale wijze.

Passief vergrendelen
Alle portieren en de achterklep moeten dicht-
staan om de auto te vergrendelen via de hand-
grepen van de zijportieren.

11 Geldt bij elektrische achterklepbediening*.

266 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Automatische hervergrendeling Instellingen voor passieve Achterklep passief ontgrendelen*


Als u geen van de portieren noch de achterklep ontgrendeling* Om de achterklep passief te ontgrendelen is het
binnen twee minuten na ontgrendeling van de U kunt verschillende procedures voor passieve voldoende om de transpondersleutel bijv. in een
buitenzijde met de transpondersleutel opent, wor- ontgrendeling kiezen. zak of een tas bij u te dragen.
den deze automatisch weer vergrendeld. Deze De achterklep wordt dichtgehouden door een
functie beperkt de kans dat u de auto per onge- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm elektrische vergrendeling.
luk onvergrendeld kunt laten staan. van het middendisplay.

Gerelateerde informatie 2. Druk op My Car Vergrendeling


• Instellingen voor passieve ontgrendeling* Sleutelloos ontgrendelen
(p. 267) 3. Kies een alternatief:
• Achterklep passief ontgrendelen* (p. 267) • Alle portieren
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan- - ontgrendelt alle portieren tegelijkertijd.
raakgevoelige gebieden* (p. 265)
• Een portier
- ontgrendelt het gekozen portier.

Gerelateerde informatie
• Passief vergrendelen en ontgrendelen*
(p. 266) Om de klep te openen:
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan- 1. Druk lichtjes op het met rubber beklede
raakgevoelige gebieden* (p. 265) drukplaatje onder op de handgreep van de
achterklep.
> De vergrendeling wordt ontkoppeld.

N.B.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer een
van de transpondersleutels van de auto zich
binnen bereik achter de auto bevindt.

}}

* Optie/accessoire. 267
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| 2. Til de buitenste handgreep helemaal omhoog • Achterklep openen en sluiten met een Locatie antennes voor start- en
om de klep te openen. schopbeweging* (p. 277) vergrendelingssysteem
De auto heeft een passief start- en vergrende-
BELANGRIJK lingssysteem12 en is daarom voorzien van enkele
• De achterklep is met heel weinig kracht te antennes die op verschillende locaties zijn inge-
ontgrendelen – druk gewoon lichtjes op bouwd in de auto.
het met rubber beklede plaatje.
• Breng geen druk aan op het met rubber
beklede plaatje bij het openen van de ach-
terklep – maar til de handgreep op. Bij te
veel druk kan de elektrische schakelaar in
het met rubber beklede plaatje beschadigd
raken.

De achterklep is ook handsfree te ontgrendelen


met een schopbeweging onder de achterbumper,
zie het desbetreffende gedeelte.

WAARSCHUWING Onder de bekerhouder voor in de tunnelcon-


sole
Rijd niet met een geopende achterklep. Via
de bagageruimte kunnen er giftige uitlaatgas- Voor aan de bovenkant van het linker achter-
sen in de auto worden gezogen. portier13
Voor aan de bovenkant van het rechter ach-
Gerelateerde informatie terportier13
• Passief vergrendelen en ontgrendelen*
In de bagageruimte13
(p. 266)
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan-
raakgevoelige gebieden* (p. 265)
• Bereik transpondersleutel (p. 246)

268 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

WAARSCHUWING Vergrendelen en ontgrendelen van Ontgrendelen met de knop op het


de binnenzijde van de auto voorportier
Personen met een pacemaker mogen niet
dichter dan 22 cm (9 inch) bij de antennes De portieren en de achterklep zijn te vergrende- – Druk op de knop om alle portieren en
van het Keyless-systeem komen. Hierdoor len en ontgrendelen met de knop voor centrale achterklep te ontgrendelen.
voorkomt u storingen tussen de pacemaker vergrendeling op de voorportieren. Met de ver-
en het Keyless-systeem. grendelingsknoppen* op de achterportieren kunt Bij lang indrukken van knop worden alle
u het desbetreffende achterportier vergrendelen. zijruiten tegelijkertijd geopend14.
Gerelateerde informatie
Centrale vergrendeling
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan-
raakgevoelige gebieden* (p. 265)
• Bereik transpondersleutel (p. 246)

Knop voor vergrendeling en ontgrendeling op voorportier


met controlelampje.

12 Het passieve vergrendelingssysteem heeft alleen betrekking op auto's met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*).
13 Alleen bij auto's met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*).
14 De doorluchtfunctie is onder te meer te gebruiken om de auto bij warm weer snel te luchten. }}

* Optie/accessoire. 269
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Alternatieve ontgrendelingsmethode Vergrendelen met de knop op het Achterportier ontgrendelen


voorportier – Trek aan de openingsgreep.
– Druk op de knop - beide voorportieren > Het achterportier wordt ontgrendeld en
moeten dichtstaan. geopend.
> Alle portieren en de achterklep zijn ver-
Gerelateerde informatie
grendeld.
• Instellingen voor ontgrendeling op afstand en
Bij lang indrukken van knop sluiten alle zijrui- van de binnenzijde (p. 244)
ten en het panoramadak* tegelijkertijd. • Achterklep ontgrendelen vanaf de binnen-
zijde (p. 271)
Vergrendelen met de knop op het
achterportier* • Kinderslot activeren en deactiveren (p. 271)

Openingsgreep voor alternatieve ontgrendeling op zij-


portier.
– Trek een van de openingsgrepen van de zij-
portieren naar buiten en laat los.
> Afhankelijk van de instellingen voor de
transpondersleutel zullen ofwel alle portie-
ren ontgrendeld ofwel alleen het aange-
geven portier ontgrendeld en geopend
worden.
Druk om deze instelling aan te passen op
Instellingen My Car Knop voor vergrendelen in achterportier met led.
Vergrendeling Op afstand en van Met de vergrendelingsknop op de beide achter-
binnenuit ontgrendelen in het hoofd- portieren is alleen het desbetreffende achterpor-
scherm van het middendisplay. tier te vergrendelen.

270 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Achterklep ontgrendelen vanaf de Gerelateerde informatie Kinderslot activeren en deactiveren


binnenzijde • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin- Het kinderslot voorkomt dat kinderen een achter-
De achterklep is van de binnenzijde te ontgren- nenzijde van de auto (p. 269) portier vanaf de binnenzijde kunnen openen. Er
delen met een knop het instrumentenpaneel. • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en is een elektrisch* en een handmatig slot.
1. sluiten (p. 273)
Elektrisch kinderslot* activeren en
deactiveren
Het elektrische kinderslot is in alle contactslot-
standen anders dan 0 te activeren en deactiveren
en dat binnen 2 minuten na het afzetten van de
motor, op voorwaarde dat er geen portier wordt
geopend.

Druk kort op knop op het dashboard.


> De klep is van de buitenzijde te ontgren-
delen en te openen door het met rubber
beklede drukplaatje vast te pakken.
Met de optie elektrische achterklepbedie-
ning* - Knop voor elektrische activering en inactivering.

2. Druk lang op de knop op het dashboard. 1. Start de motor of kies een contactslotstand
> De klep wordt geopend. anders dan 0.

}}

* Optie/accessoire. 271
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| 2. Druk op de bijbehorende knop van het Symbool Melding Betekenis Het portier is niet vanaf de binnenzijde te
bedieningspaneel op het bestuurdersportier. openen.
> Op het bestuurdersdisplay staat de mel- Kinderslot ach- Het kinderslot Het portier is zowel vanaf de buitenzijde als
ding Kinderslot achter Geactiveerd en ter Geacti- is geactiveerd. vanaf de binnenzijde te openen.
het lampje in de knop brandt - het slot is veerd
geactiveerd. N.B.
Kinderslot ach- Het kinderslot
Wanneer het elektrische kinderslot actief is, zijn ter Gedeacti- is gedeacti- • De vergrendelbus van een portier dient
de achterste: veerd veerd. alleen om het desbetreffende portier te
• zijruiten alleen vanaf het bedieningspaneel vergrendelen – dus niet beide achterpor-
op het bestuurdersportier te bedienen tieren.
Handmatig kinderslot activeren en
• portieren niet van de binnenkant te openen. deactiveren • Op auto’s met een elektrisch kinderslot
zit geen handmatig kinderslot.
Om het slot uit te zetten:
– Druk op de bijbehorende knop van het
Gerelateerde informatie
bedieningspaneel op het bestuurdersportier.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
> Op het bestuurdersdisplay staat de mel- nenzijde van de auto (p. 269)
ding Kinderslot achter Gedeactiveerd
en het lampje in de knop dooft - het slot • Afneembaar sleutelblad (p. 252)
is geïnactiveerd.
Bij het afzetten van de motor wordt de actuele
instelling vastgelegd - als het kinderslot geacti-
veerd was tijdens het afzetten van de motor, dan
is de functie de volgende keer dat u de motor
start eveneens actief. Mechanisch kinderslot. Niet te verwarren met de mecha-
nische portiervergrendeling.
– Maak gebruik van het afneembare sleutel-
blad van de transpondersleutel om de cilin-
der te verdraaien.

272
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Automatische vergrendeling bij het Elektrisch bedienbare achterklep* – Druk knop op het dashboard langdurig
wegrijden openen en sluiten in. Houd de knop ingedrukt totdat de achter-
Bij het wegrijden worden de portieren en de De achterklep van de auto is elektrisch te ope- klep een stukje openveert.
achterklep automatisch vergrendeld. nen en sluiten.
Om deze instelling te wijzigen:
Elektrisch bedienbare achterklep
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
openen
van het middendisplay.
Open de achterklep op een van de volgende
2. Druk op My Car Vergrendeling. manieren:
3. Selecteer Aut. portiervergrendeling – Druk knop op de transpondersleutel
tijdens rijden om de functie te deactiveren langdurig in. Houd de knop ingedrukt totdat
of activeren. de achterklep een stukje openveert.

Gerelateerde informatie
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
nenzijde van de auto (p. 269)
– Druk lichtjes op handgreep van de achter-
klep.

}}

* Optie/accessoire. 273
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| – Schopbeweging* onder de achterbumper. – Druk op de knop aan de onderzijde van – Druk lang op de knop op het dashboard.
de achterklep om deze te sluiten. > De achterklep sluit automatisch en er
klinkt een signaal - de klep wordt niet ver-
grendeld.
– Schopbeweging* onder de achterbumper.
> De achterklep sluit automatisch en er
klinkt een signaal - de klep wordt niet ver-
grendeld.

Elektrisch bedienbare achterklep > De achterklep sluit automatisch - de klep


sluiten wordt niet vergrendeld.
Sluit15 de achterklep op een van de volgende
manieren:
N.B.
De knop is 24 uur actief nadat de klep is
opengelaten. Daarna moet u de klep handma-
tig sluiten.

– Druk lang op de knop op de transpon-


dersleutel.
> De achterklep sluit automatisch en er
klinkt een signaal - de klep wordt niet ver-
grendeld.

15 Een auto die is uitgerust met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*) heeft een knop voor sluiten plus een knop voor sluiten en vergrendelen.

274 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Elektrisch bedienbare achterklep BELANGRIJK • Bij openen – de beweging wordt onderbro-


sluiten en vergrendelen15 ken, de achterklepbeweging stopt en er
Bij handmatige bediening van de achterklep klinkt een lang signaal.
– Druk op de knop aan de onderzijde van is het zaak de klep langzaam te openen of
de achterklep om de klep te sluiten en tege- sluiten. Duw de achterklep niet met kracht • Bij sluiten – de beweging wordt onderbroken,
lijkertijd zowel portieren als klep te vergren- de achterklepbeweging stopt, er klinkt een
open of dicht, als de achterklep weerstand
delen (voor vergrendelen moeten alle portie- lang signaal en de achterklep keert terug
biedt. De achterklep kan beschadigd worden
ren dichtstaan). naar de geprogrammeerde maximale ope-
en defect raken.
> De achterklep sluit automatisch - de klep ningshoek.
en de portieren vergrendelen automatisch
Openen of sluiten onderbreken WAARSCHUWING
en het alarm* wordt ingeschakeld.
Onderbreek de opening of sluiting op een van de
volgende manieren: Let op het gevaar voor beknelling tijdens het
N.B. openen/sluiten. Controleer alvorens de ach-
• Druk op de knop op het dashboard. terklep te openen/sluiten of er niemand in de
• Vergrendeling en ontgrendeling zijn alleen buurt van de achterklep staat, omdat ernstig
mogelijk wanneer een van de transpon- • Druk op de knop op de transpondersleutel.
beknellingsletsel anders niet uitgesloten kan
dersleutels van de auto zich binnen bereik • Druk op de sluitingsknop aan de onderzijde worden.
bevindt. van de achterklep. Let altijd op bij bediening van de achterklep.
• Bij passief* vergrendelen of sluiten klinken • Druk op het met rubber beklede drukplaatje
er drie signalen, als de sleutel niet dicht onder de buitenhandgreep.
genoeg bij de achterklep wordt waargeno- • Met een schopbeweging*.
men.
De klepbeweging wordt onderbroken en de klep
komt tot stilstand. De klep is daarna handmatig te
bedienen.

Inklembeveiliging
Als de achterklep tijdens het openen of sluiten in
zekere mate wordt gehinderd door een obstakel
treedt de inklembeveiliging in werking.

15 Een auto die is uitgerust met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*) heeft een knop voor sluiten plus een knop voor sluiten en vergrendelen. }}

* Optie/accessoire. 275
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| Voorgespannen veren Maximale openingshoek voor N.B.


elektrische achterklepbediening*
programmeren • Om oververhitting tegen te gaan wordt
het systeem na langdurig en continu
Stem de openingshoek van de achterklep af op gebruik automatisch even uitgeschakeld.
de dakhoogte. Ca. 2 minuten later is het opnieuw klaar
De maximale openingshoek instellen: voor gebruik.

1. Achterklep openen; stopzetten in de gewen-


ste openingspositie. Gerelateerde informatie
• Elektrisch bedienbare achterklep* openen en
sluiten (p. 273)
N.B.
Het is niet mogelijk een openingsstand te
De voorgespannen veren voor de elektrische achterklep- programmeren waarbij de achterklep voor
bediening. minder dan de helft geopend is.

WAARSCHUWING Druk de knop aan de onderzijde van de


2.
Open de voorgespannen veren van de elektri- achterklep ten minste 3 seconden in.
sche achterklepbediening niet. De veren zijn > Er klinken twee korte signalen en de des-
sterk voorgespannen en kunnen bij opening
letsel toebrengen. betreffende stand is daarmee opgeslagen.
Resetten van de maximale openingshoek:
Gerelateerde informatie – Beweeg de klep handmatig naar de hoogst
• Maximale openingshoek voor elektrische mogelijke stand. Druk de knop op de
achterklepbediening* programmeren achterklep ten minste 3 seconden in.
(p. 276)
> Er klinken twee signalen en de opgesla-
• Achterklep openen en sluiten met een gen stand is daarmee gewist. De klep
schopbeweging* (p. 277) opent voortaan tot in de maximale stand.
• Bereik transpondersleutel (p. 246)

276 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Achterklep openen en sluiten met Openen en sluiten met een


een schopbeweging* schopbeweging
Om de bediening van de achterklep te vereen-
voudigen kunt u, als u uw handen vol hebt, de
achterklep ook openen en sluiten met een
gerichte voorwaartse schopbeweging onder de
achterbumper.
Bij een auto met passieve vergrendeling en ont-
grendeling* is de achterklep te ontgrendelen met
een schopbeweging.
De functie voor het openen en sluiten van de
achterklep is alleen beschikbaar in combinatie De sensor zit even links van het midden van de achter-
met elektrische achterklepbediening*. bumper16.
Openen en sluiten zijn alleen mogelijk wanneer Schopbeweging binnen het geldige activeringsgebied
N.B. een van de transpondersleutels van de auto zich van de sensor.
De handsfree achterklep is verkrijgbaar in binnen bereik achter de auto bevindt (zo'n 1 – Maak een langzame, naar voren gerichte
twee uitvoeringen: meter (3 inch)). Dit geldt ook bij een ontgren- schopbeweging onder het linker gedeelte
delde auto om onbedoelde voetbediening zoals van de achterbumper. Doe daarna een stap
• een uitvoering die te openen en sluiten is
bij een wasbeurt van de auto te voorkomen.
met een gerichte schopbeweging terug. U mag de bumper daarbij niet aanra-
ken.
• een uitvoering die alleen te ontgrendelen
> Bij activering van de openings- of slui-
is met een gerichte schopbeweging (ach-
tingsfunctie klinkt een kort geluidssignaal
terklep moet handmatig worden
- de achterklep wordt geopend/gesloten.
geopend)
Let erop dat voor handsfree openen en slui- Als de achterklep openstaat, vindt er bij
ten de elektrische achterklepbediening* ver- activering via een schopbeweging altijd
eist is. sluiting17 plaats.
Als de sensor meerdere schopbewegingen waar-
neemt zonder dat er een goedgekeurde trans-

16 Als de auto is uitgerust met een skid plate* zit de sensor dichter bij de linkerhoek van de achterbumper.
17 Geldt voor een auto met elektrische achterklepbediening*. }}

* Optie/accessoire. 277
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| pondersleutel achter de auto wordt waargeno- Auto met het accessoire skid plate*
men, is de achterklep pas na enige vertraging te Als de auto is uitgerust met een skid plate zit de
openen. sensor dichter bij de linkerhoek van de achter-
Houd uw voet tijdens de schopbeweging niet bumper.
onder de auto, aangezien de activering hierdoor
kan mislukken.
Openings- of sluitingsfunctie met
schopbeweging onderbroken
– Maak tijdens het openen of sluiten van de
achterklep een langzame voorwaartse
schopbeweging om de beweging van de
achterklep te onderbreken. Schopbeweging binnen het geldige activeringsgebied
Om het openen of sluiten te onderbreken hoeft van de sensor.
de transpondersleutel niet in de buurt van de Gerelateerde informatie
auto te zijn.
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan-
raakgevoelige gebieden* (p. 265)
N.B. Om de openings- of sluitingsfunctie met een
schopbeweging te activeren bij een auto met • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en
Als de achterbumper bedekt is met een dikke sluiten (p. 273)
skid plate dient u de schopbeweging vanaf de zij-
laag ijs, sneeuw, vuil en dergelijke, werkt het
systeem mogelijk niet of slechts in beperkte
kant van de auto uit te voeren. Openen en sluiten • Bereik transpondersleutel (p. 246)
zijn alleen mogelijk wanneer een van de trans-
mate. Zorg daarom dat u het gebied schoon-
pondersleutels van de auto zich binnen bereik
houdt.
bevindt (zo'n 1 meter (3 inch)).

N.B.
Bedenk dat het systeem kan worden geacti-
veerd tijdens het wassen van de auto en der-
gelijke als de transpondersleutel zich binnen
bereik bevindt.

278 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Privacy locking Privacy locking activeren en Om een hoofdcode in te stellen:


De achterklep is te vergrendelen via de zoge- deactiveren 1. Tik op de knop Privacy locking in het functie-
noemde Privacy locking die voorkomt dat het Privacy locking is te activeren met de functiek- scherm.
genoemde onderdeel kan worden geopend, bij- nop op het middendisplay en de gekozen pin-
voorbeeld als u de auto afgeeft voor service, bij code.
een hotel en dergelijke.
N.B.
De functieknop voor Privacy Om de functie Privacy locking te kunnen acti-
locking staat op het functie- veren, moet de auto minimaal in contactslot-
scherm van het middendisplay. stand I staan.
Afhankelijk van de status van > Er verschijnt een pop-upvenster.
de functie verschijnt Private
Hoofdcode invoeren bij het eerste 2. Geef de gewenste hoofdcode aan.
Locking ontgrendeld of
Private Locking vergrendeld. gebruik > De hoofdcode is opgeslagen. De functie
Bij het eerste gebruik van de Privacy locking Privacy locking is daarmee klaar voor acti-
Gerelateerde informatie moet u een hoofdcode kiezen. De code is vervol- vering.
• Privacy locking activeren en deactiveren gens te gebruiken om de Privacy locking te deac-
Na het resetten van het systeem moet u de
(p. 279) tiveren, als u de ingestelde pincode niet meer
bovenstaande procedure herhalen.
weet. De hoofdcode is te beschouwen als een
pukcode voor alle pincodes die zijn ingesteld voor Privacy locking activeren
de Privacy locking. 1. Tik op de knop Privacy locking in het functie-
Bewaar de hoofdcode goed. scherm.

> Er verschijnt een pop-upvenster.

}}

279
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

|| 2. Voer de code in die na vergrendeling moet N.B. Alarm*


worden gebruikt om de achterklep te ont- Het alarm waarschuwt met akoestische en visu-
grendelen en druk op Bevestig. Als u de pincode kwijt bent of tijdelijk niet
ele signalen als iemand zonder een geldige
meer weet of als u meer dan driemaal achter-
> De achterklep wordt vergrendeld. De ver- transpondersleutel inbreekt in de auto of de star-
een de verkeerde pincode hebt ingevoerd,
grendeling wordt bevestigd met een taccu of de alarmsirene manipuleert.
kunt u de beveiligingscode gebruiken voor
groene indicatie bij de knop in het functie-
deactivering van de Privacy locking. Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als:
scherm.

Privacy locking deactiveren


• een portier, de motorkap of de achterklep
N.B. wordt geopend18
1. Tik op de knop Privacy locking in het functie-
scherm. Als Privacy locking is geactiveerd en de auto • er beweging in de passagiersruimte wordt
wordt ontgrendeld via Volvo On Call* of de waargenomen (als er een bewegingsmelder*
Volvo On Call*-app, wordt de Privacy locking aanwezig is)
automatisch gedeactiveerd. • de auto wordt opgetakeld of weggesleept
(op auto's met een hellingssensor*)
Gerelateerde informatie • een kabel van de startaccu wordt losgekop-
• Privacy locking (p. 279) peld
> Er verschijnt een pop-upvenster. • de sirene wordt losgekoppeld.
2. Geef de ingestelde ontgrendelingscode aan
en druk op Bevestig.
Alarmsignalen
Wanneer het alarm afgaat, gebeurt het volgende:
> De achterklep wordt ontgrendeld. De ont-
grendeling wordt bevestigd doordat de • Er klinkt een sirene, totdat u het alarm uit-
groene indicatie bij de knop in het functie- schakelt. Bij inactiviteit gaat de sirene na
scherm dooft. 30 seconden automatisch uit.
• Alle richtingaanwijzers knipperen totdat u het
alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan ze na
vijf minuten automatisch uit.

18 Geldt voor bepaalde markten.

280 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Als de oorzaak van het getriggerde alarm niet Bewegingsmelder en hellingssensor* Bij een storing in het alarmsysteem
wordt weggenomen, wordt de alarmcyclus tot De bewegingsmelder en hellingssensor reageren Als er een storing in het alarmsysteem
maximaal 10 keer19 herhaald. op bewegingen in de auto, als iemand een ruit is opgetreden, verschijnen het symbool
intikt of als iemand de wielen van de auto pro- en de melding Storing
Alarmindicatie beert te stelen of de auto probeert weg te sle- alarmsysteem Service vereist op
pen. het bestuurdersdisplay. Neem dan contact op
met een werkplaats - geadviseerd wordt een
De bewegingsmelder laat het alarm afgaan bij
erkende Volvo-werkplaats.
bewegingen in de passagiersruimte – ook even-
tuele luchtstromen worden geregistreerd. Het
alarm kan dan ook afgaan, als u de auto met een N.B.
ruit of panoramadak* open laat staan of als u de Probeer niet zelf de onderdelen van het
interieurverwarming gebruikt. alarmsysteem te repareren of te wijzigen. Der-
Om dat te voorkomen: gelijke pogingen kunnen van invloed zijn op
de verzekeringsvoorwaarden.
• Sluit bij het verlaten van de auto de ruiten en
het panoramadak.
Gerelateerde informatie
• Bij gebruik van de interieurverwarming of
• Alarm* activeren en deactiveren (p. 282)
Een rode led op het dashboard geeft de status standverwarming dient u de blaasmonden
van het alarmsysteem aan: dusdanig af te stellen dat deze niet omhoog- • Verlaagde guard* (p. 283)
• De led is uit - het alarm is uitgeschakeld. wijzen. • Safelock-functie* (p. 284)
• De led licht om de twee seconden eenmaal U kunt ook een gereduceerd alarmniveau (Ver-
op - het alarm is ingeschakeld. laagde guard) instellen om de bewegingsmelder
en hellingssensor tijdelijk uit te schakelen.
• De led knippert maximaal 30 seconden lang
snel vanaf het moment van uitschakelen van Schakel de bewegingsmelder en hellingssensor
het alarm tot aan het moment dat contact- uit bij het gebruik van een veerverbinding of auto-
slotstand I wordt ingeschakeld doordat u de trein, omdat het alarm kan afgaan door de bewe-
startknop rechtsom draait en weer loslaat – gingen van de auto.
het alarm is afgegaan.

19 Geldt voor bepaalde markten.

* Optie/accessoire. 281
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Alarm* activeren en deactiveren 1. Open het bestuurdersportier met het


Bij vergrendeling van de auto wordt het alarm- afneembare sleutelblad.
systeem geactiveerd. > Het alarm gaat af.

Alarm activeren
Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem
van de auto door:
• op de vergrendelingsknop op de transpon-
dersleutel te drukken
• het gemarkeerde gebied op de buitenportier-
grepen of de met rubber beklede drukplaat20
op de achterklep aan te raken. Het rode ledje op het instrumentenpaneel knippert een-
maal per twee seconden wanneer de auto vergrendeld Positie back-uplezer in bekerhouder.
Bij een auto met passieve vergrendeling/
en het alarmsysteem geactiveerd is.
ontgrendeling* en elektrische achterklepbedie- 2. Plaats de transpondersleutel op het sleutel-
ning* kunt u ook gebruikmaken van de knop Alarm deactiveren symbool in de back-uplezer, die in de beker-
aan de onderzijde van de achterklep om de auto Ontgrendel de auto en deactiveer het alarmsys- houder van de tunnelconsole zit.
te vergrendelen en het alarmsysteem in te scha- teem van de auto door: 3. Draai de startknop rechtsom en laat de knop
kelen. los.
• op de ontgrendelingsknop op de transpon-
dersleutel te drukken > Het alarm wordt uitgeschakeld.

• een van de portiergrepen beet te pakken of Geactiveerd alarm uitschakelen


op het met rubber beklede drukplaatje20 op – Druk op de ontgrendelingsknop op de trans-
de achterklep te drukken. pondersleutel of zet de auto in contactslot-
Alarm deactiveren zonder een werkende stand I door de startknop rechtsom te
transpondersleutel draaien en weer los te laten.
Ook als de transpondersleutel niet werkt, bijvoor-
beeld als de batterij leeg is, kan de auto worden
ontgrendeld en kan het alarmsysteem worden
gedeactiveerd.

20 Geldt alleen voor een auto met passieve vergrendeling en ontgrendeling* (Passive Entry).

282 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

N.B. Gerelateerde informatie Verlaagde guard*


• Alarm* (p. 280) Een verlaagde guard houdt in dat de bewe-
• Let erop dat het alarm wordt geactiveerd
gingsmelder en hellingssensor tijdelijk worden
bij vergrendeling van de auto.
uitgeschakeld.
• Als een van de portieren van de binnen- Schakel de bewegingsmelder en hellingssensor
zijde wordt geopend, gaat het alarm af. uit om onbedoelde activering van het alarm tegen
te gaan – als u bijvoorbeeld een hond in een ver-
Automatische activering en grendelde auto achterlaat of een autotrein of
heractivering van het alarm veerverbinding gebruikt.
De automatische heractivering van het alarm Tik op de knop Minder
voorkomt dat u de auto verlaat zonder het alarm- bescherming op het functie-
systeem uit te schakelen. scherm van het middendisplay
Als u geen van de portieren noch de achterklep om de bewegingsmelder en
binnen twee minuten na uitschakeling van het hellingssensor de volgende
alarm opent wanneer de auto met de transpon- keer dat u de auto vergrendelt
dersleutel ontgrendeld (en het alarm gedeacti- uit te schakelen.
veerd) is, wordt het alarm automatisch opnieuw Tegelijkertijd wordt de Safelock-functie gedeacti-
ingeschakeld. De auto wordt bovendien opnieuw veerd, zodat ontgrendeling van de binnenzijde
vergrendeld. mogelijk is.
Op bepaalde markten vindt automatische active- Als u de auto ontgrendelt en weer vergrendelt,
ring van het alarm plaats, als u na het openen en moet u de Verlaagde guard opnieuw activeren.
sluiten van het bestuurdersportier vergeet te ver-
grendelen. Gerelateerde informatie
Om deze instelling te wijzigen:
• Alarm* (p. 280)
• Safelock-functie* (p. 284)
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
van het middendisplay.
2. Druk op My Car Vergrendeling.
3. Kies Passief alarm uitschakelen om de
functie tijdelijk te deactiveren.

* Optie/accessoire. 283
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Safelock-functie* WAARSCHUWING Safelock-functie* tijdelijk


Bij activering van de Safelock-functie worden deactiveren
Laat niemand in de auto zitten zonder eerst
alle openingsgrepen mechanisch losgekoppeld, de Safelock-functie te deactiveren om te Als u de portieren van de buitenzijde wilt ver-
wat het openen van de portieren van de binnen- voorkomen dat u iemand opsluit. grendelen terwijl er iemand in de auto achter-
zijde onmogelijk maakt. blijft, dient u de Safelock-functie te deactiveren.
De Safelock-functie wordt geactiveerd via de De auto is dan vanaf de binnenzijde te ontgren-
transpondersleutel en bij passieve vergrendeling
Gerelateerde informatie
delen.
(Passive Entry)*. De Safelock-functie wordt met • Safelock-functie* tijdelijk deactiveren
(p. 284) Druk op de knop Minder
zo'n 10 seconden vertraging actief na vergrende-
ling van de portieren. • Alarm* (p. 280) bescherming op het functie-
scherm van het middendisplay
Als er binnen deze vertragingsperiode een van de om de Safelock-functie tijdelijk
portieren wordt geopend, wordt de functie gean- uit te schakelen.
nuleerd en het alarm gedeactiveerd.

N.B. Dit betekent ook dat de bewegingsmelders en


hellingssensoren* van het alarm worden uitge-
• Let erop dat het alarm wordt geactiveerd schakeld.
bij vergrendeling van de auto.
Op het middendisplay verschijnt vervolgens
• Als een van de portieren van de binnen-
Minder bescherming, waarna bij de volgende
zijde wordt geopend, gaat het alarm af.
vergrendeling van de auto de Safelock-functie tij-
delijk wordt uitgeschakeld.
De auto is alleen te ontgrendelen via de trans-
Bij reguliere vergrendeling worden de stroomaan-
pondersleutel, passieve ontgrendeling of met de
sluitingen direct gedeactiveerd, maar bij een tij-
Volvo On Call*-app , wanneer de Safelock-functie
delijk gedeactiveerde Safelock-functie zijn ze na
geactiveerd is.
vergrendeling maximaal 10 minuten actief.
Het linker voorportier is ook te ontgrendelen met
Als de auto wordt ontgrendeld en weer wordt ver-
het afneembare sleutelblad. Bij ontgrendeling van
grendeld, moet de Safelock-functie weer worden
de auto met het afneembare sleutelblad gaat het
gedeactiveerd.
alarm af.
De volgende keer dat u de motor start, wordt het
systeem gereset.

284 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM

Gerelateerde informatie Detectie van onbekende


• Safelock-functie* (p. 284) autocomponenten*
• Alarm* (p. 280) De functie "Foreign Component Detection" kan
onbekende componenten detecteren die op de
auto zijn aangesloten.

Elke led-koplamp* is afgestemd op de auto. Als


er een onbekende koplamp is aangesloten, ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay de melding
Onbekend onderdeel. Service vereist,
onbekend onderdeel auto gevonden. Volvo
adviseert u contact op te nemen met een
erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Serviceprogramma van Volvo (p. 612)

* Optie/accessoire. 285
BESTUURDERSONDERSTEUNING
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Rijhulpsystemen • BLIS* (p. 372) Snelheidsafhankelijke stuurkracht


De auto is voorzien van verschillende rijhulpsys- • Cross Traffic Alert* (p. 377) De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
temen die u in verschillende situaties actief of zorgt ervoor dat de stuurbekrachtiging afneemt
passief kunnen helpen.
• Verkeersbordinformatie* (p. 381)
naarmate de rijsnelheid oploopt, waardoor u een
• Driver Alert Control (p. 387) beter weggevoel krijgt.
De systemen kunnen u bijvoorbeeld helpen om
een bepaalde snelheid of een bepaald tijdsver-
• Rijbaanassistent (p. 389)
Op snelwegen stuurt de auto stugger. Bij het
schil ten opzichte van de voorligger aan te hou- • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) parkeren en op lage snelheden is de auto lichter
den, een aanrijding voorkomen door u te waar- • Parkeerhulp* (p. 406) en zonder veel moeite te besturen.
schuwen en de auto te laten remmen óf u helpen
• Parkeerhulpcamera* (p. 411)
bij het parkeren. N.B.
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
Sommige systemen zijn standaard gemonteerd, In bepaalde situaties kan de stuurbekrachti-
terwijl andere optioneel zijn. Dit is tevens afhan- ging te warm worden zodat deze tijdelijk moet
kelijk van de markt. worden gekoeld - de stuurbekrachtiging
werkt dan met een beperkt vermogen en het
Gerelateerde informatie draaien aan het stuurwiel kan dan wat zwaar-
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
der gaan.
• elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
Zolang de stuurbekrachtiging met een
• Stabiliteitsregeling Roll Stability Control beperkt vermogen werkt verschijnt op het
(p. 289) bestuurdersdisplay een melding in combinatie
• Rear Collision Warning (p. 371) met een stuursymbool.
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
• Cruisecontrol (p. 302)
• Afstandswaarschuwing* (p. 307)
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
• Pilot Assist (p. 328)
• Radarsensor (p. 343)
• Camera (p. 353)
• City Safety™ (p. 357)

288 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

WAARSCHUWING • City Safety met stuurhulp bij een uitwijkma- Stabiliteitsregeling Roll Stability
noeuvre (p. 365) Control
Zolang de stuurbekrachtiging met een
beperkt vermogen werkt zijn de rijhulpsyste- • Rijbaanassistent (p. 389) De stabiliteitsregeling RSC1 minimaliseert het
men met stuurhulp niet beschikbaar. • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) risico dat de auto kantelt en over de kop slaat bij
plotse uitwijkmanoeuvres of slippartijen.
In een dergelijk geval verschijnt de melding • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
Storing stuurbekracht. of Hulp Het RSC-systeem registreert of en hoeveel de
stuurbekrachtiging tijdelijk beperkt op het
helling van de auto in zijwaartse richting wordt
bestuurdersdisplay in combinatie met een
stuursymbool. gewijzigd. Aan de hand van deze informatie wordt
vervolgens berekend of de kans bestaat dat de
auto over de kop slaat. Als deze kans bestaat,
Stuurkrachtniveau wijzigen* treedt de elektronische stabiliteitscontrole van de
Om het stuurkrachtniveau te kiezen, gaat u naar auto in werking, waarna het koppel van de motor
de paragraaf "Rijmodi" en bekijkt u de beschrij- wordt verlaagd en een of meer wielen worden
ving bij de optie INDIVIDUAL onder het kopje geremd totdat de auto zijn stabiliteit terug heeft.
"Mogelijke rijmodi".
WAARSCHUWING
Bij modellen zonder een rijmodusknop met de
optie INDIVIDUAL is het stuurkrachtniveau in te Onder normale omstandigheden zorgt het
stellen via het hoofdscherm op het middendisplay RSC-systeem voor een betere wegligging, wat
voor u echter geen reden mag zijn om sneller
en wel aan de hand van het volgende zoekpad: te gaan rijden. Neem altijd de gebruikelijke
Instellingen My Car Rijmodi voorzorgsmaatregelen bij het rijden.
Stuurkracht
Het stuurkrachtniveau is niet te wijzigen tijdens
het maken van een bocht bij een snelheid hoger
dan 10 km/h (6 mph).

Gerelateerde informatie
• Rijmodi* (p. 452)
• Pilot Assist (p. 328)

1 Roll Stability Control

* Optie/accessoire. 289
BESTUURDERSONDERSTEUNING

elektronische stabiliteitsregeling WAARSCHUWING De regeling voorkomt bovendien dat de aange-


De elektronische stabiliteitsregeling (ESC2) dreven wielen tijdens het optrekken doorslippen
helpt u voorkomen dat de wielen doorslippen en
• De stabiliteitsregeling ESC is een sys- ten opzichte van de ondergrond.
teem voor aanvullende bestuurdersonder-
verbetert de tractie van de auto. Motorremregeling
steuning om de bestuurder te ontlasten
Wanneer de ESC ingrijpt, ver- en de rijveiligheid te verhogen, maar het De motorremregeling (EDC4) voorkomt onge-
schijnt dit symbool op het systeem werkt niet in alle verkeers-, wenste blokkering van de wielen, zoals na terug-
bestuurdersdisplay. weers- en wegomstandigheden. schakeling of bij gladheid tijdens het afremmen
• ESC ontslaat u niet van de plicht om alert op de motor in een lage versnelling.
Een ingreep van de ESC is
mogelijk waarneembaar in de en adequaat te reageren, zodat u de auto Een van de gevolgen van ongewenste blokkering
vorm van pulserende geluiden altijd op een veilige manier moet blijven van de wielen is dat u de auto moeilijk onder con-
en bij het geven van gas trekt de auto mogelijk besturen, met inachtneming van een pas- trole kunt houden.
langzamer optrekken dan verwacht. sende snelheid en geschikte afstand tot
andere weggebruikers en met respect Aanhangwagenstabilisering*5
De ESC bestaat uit de volgende deelfuncties: voor de geldende verkeersregels en - Aanhangwagenstabilisering (TSA6) heeft tot taak
Stabiliteitsregeling3 bepalingen. een auto met aanhangwagen te stabiliseren,

wanneer de combinatie slingerneigingen ver-
• Antispin- en tractieregeling
toont. Zie ook het hoofdstuk "Aanhangwagensta-
Stabiliteitsregeling3
• Motorremregeling
Deze regeling controleert de aandrijfkracht en bilisering" voor aanvullende informatie.
• Aanhangwagenstabilisering remkracht van elk van de afzonderlijke wielen om
de auto op die manier te stabiliseren. N.B.
De functie TSA wordt gedeactiveerd als u
Antispin- en tractieregeling
De regeling is actief op lage snelheden en remt
ESC-sportmodus activeert.
de aandrijfwielen die doorslippen om een groter
aandeel van de aandrijfkracht op een slippend
aandrijfwiel over te brengen op een aandrijfwiel
dat niet slipt.

2 Electronic Stability Control


3 Ook wel antislipregeling genoemd.
4 Engine Drag Control
5 Aanhangwagenstabilisering is inbegrepen bij installatie van een originele trekhaak van Volvo.
6 Trailer Stability Assist

290 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Gerelateerde informatie Sportstand bij elektronische Gerelateerde informatie


• Sportstand bij elektronische stabiliteitsrege- stabiliteitsregeling • elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
ling (p. 291) De ESC7 is altijd geactiveerd - uitschakelen is • Trekhaak* (p. 486)
• Sportstand van elektronische stabiliteitsrege- niet mogelijk. U kunt echter voor ESC-
ling activeren/deactiveren (p. 292) sportmodus kiezen voor een actievere rijerva-
• Beperking van Sportstand van elektronische ring.
stabiliteitsregeling (p. 292) Wanneer de deelfunctie ESC-sportmodus is
• Symbolen en meldingen voor elektronische gekozen worden ingrepen van ESC gereduceerd
stabiliteitsregeling (p. 293) zodat de auto een hogere mate van slip kan ver-
tonen en de bestuurder meer controle over de
auto heeft dan normaal.
Het kiezen van ESC-sportmodus is te
beschouwen als het uitschakelen van ESC, hoe-
wel de functie u in veel gevallen blijft helpen.

N.B.
Wanneer ESC-sportmodus is gekozen,
staat de aanhangwagenstabilisering (TSA8)
uit.

De ESC-sportmodus maakt ook maximale aan-


drijving mogelijk, als de auto is blijven steken of
over een zachte ondergrond (zoals zand of een
dikke laag sneeuw) rijdt.

7 Electronic Stability Control


8 Trailer Stability Assist

* Optie/accessoire. 291
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Sportstand van elektronische Beperking van Sportstand van


stabiliteitsregeling activeren/ elektronische stabiliteitsregeling
deactiveren Bij activering van de deelfunctie ESC-
De ESC9 is altijd geactiveerd - uitschakelen is sportmodus van de ESC10 gelden bepaalde
niet mogelijk. U kunt echter de Sportstand kie- beperkingen.
zen voor een actievere rijervaring. De deelfunctie ESC-sportmodus is niet te kie-
De sportstand wordt geacti- zen wanneer een van de volgende functies is
veerd/gedeactiveerd op het geactiveerd:
functiescherm van het midden-
display.
• Snelheidsbegrenzer
• Cruisecontrol
• Adaptieve cruisecontrol
– Druk op de knop ESC-sportmodus op het • Pilot Assist.
functiescherm.
Gerelateerde informatie
> De Sportstand wordt geactiveerd/gedeac- • elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
tiveerd, in de knop verschijnt een groene/
grijze indicatie.
Wanneer de ESC-sportmodus actief
is, brandt dit symbool op het bestuur-
dersdisplay continu totdat de functie
wordt gedeactiveerd of totdat de motor
wordt afgezet. Een volgende keer dat de motor
wordt gestart is de normale stand de ESC weer
van kracht.

Gerelateerde informatie
• elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)

9 Electronic Stability Control


10 Electronic Stability Control

292
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor elektronische stabiliteitsregeling (Electronic In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
elektronische stabiliteitsregeling Stability Control - ESC).
Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele sym-
bolen en meldingen verschijnen ten aanzien van

Symbool Melding Betekenis


Brandt zo'n 2 seconden lang Systeemtest bij het starten van de motor.
continu.

Knippert. De ESC grijpt in.

Brandt continu. De Sportstand is geactiveerd.


NB In deze stand is de ESC niet helemaal uitgeschakeld. Er gelden bepaalde beperkingen.

ESC Wegens een te hoge temperatuur van de remmen gelden er tijdelijk beperkingen voor de ESC - de regeling
wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer de remmen voldoende zijn afgekoeld.
Tijdelijk uit
Zie de melding op het bestuurdersdisplay.
ESC De ESC is defect.
Service vereist • Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand, zet de motor af en start deze opnieuw.
• Bezoek een werkplaats als de melding niet verdwijnt - geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk- Doe het volgende, als de melding blijft staan: Gerelateerde informatie
ken op de -knop in het midden van de rech- Neem contact op met een werkplaats. Geadvi- • elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
ter stuurknoppenset. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

293
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Snelheidsbegrenzer : Vanuit de actieve stand - deactiveert Gerelateerde informatie


Een snelheidsbegrenzer (SL11) is te beschou- de snelheidsbegrenzer/zet deze stand-by • Beperkingen van de snelheidsbegrenzer
wen als een omgekeerde cruisecontrol – u regelt (p. 298)
: Verlaagt de opgeslagen maximumsnel-
de snelheid met het gaspedaal, terwijl de snel- heid • Snelheidsbegrenzer activeren en starten
heidsbegrenzer voorkomt dat u per ongeluk de (p. 295)
vooraf gekozen/ingestelde maximumsnelheid Markering voor opgeslagen maximumsnel-
heid • Snelheidsfuncties voor snelheidsbegrenzer
overschrijdt. (p. 295)
Actuele rijsnelheid
• Snelheidsbegrenzer deactiveren en stand-by
Opgeslagen maximumsnelheid zetten (p. 296)
• Snelheidsbegrenzer heractiveren vanuit de
WAARSCHUWING stand-bystand (p. 297)

• De snelheidsbegrenzer is een systeem • Snelheidsbegrenzer uitschakelen (p. 297)


voor aanvullende bestuurdersondersteu- • Automatische snelheidsbegrenzer (p. 298)
ning om de bestuurder te ontlasten, maar • Beperkingen van de automatische snelheids-
het systeem werkt niet in alle verkeers-, begrenzer (p. 301)
weers- en wegomstandigheden.
• Automatische snelheidsbegrenzer activeren/
• U moet altijd zelf op de verkeerssituatie deactiveren (p. 300)
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies12. letten en ingrijpen, als de snelheidsbe-
grenzer niet de juiste snelheid aanhoudt.
• Tolerantie voor de automatische snelheids-
: Activeert de snelheidsbegrenzer vanuit begrenzer wijzigen (p. 301)
de stand-bystand en hervat de opgeslagen • De snelheidsbegrenzer ontslaat u niet
van de plicht om alert en adequaat te rea-
maximumsnelheid
geren, zodat u de auto altijd op een vei-
: Verhoogt de opgeslagen maximumsnel- lige manier moet blijven besturen, met
heid inachtneming van een passende snelheid
en geschikte afstand tot andere wegge-
: Vanuit de stand-bystand - activeert
bruikers en met respect voor de geldende
de snelheidsbegrenzer en slaat de actuele
verkeersregels en -bepalingen.
snelheid op

11 Speed Limiter
12 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

294
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Snelheidsbegrenzer activeren en mogelijke maximumsnelheid die u kunt opslaan is Snelheidsfuncties voor


starten 30 km/h (.20 mph). snelheidsbegrenzer
Om de snelheid te kunnen regelen moet u eerst – Druk, wanneer de snelheidsbegrenzer stand- De snelheidsbegrenzer (SL14) is in te stellen op
de snelheidsbegrenzer (SL13) kiezen en active- verschillende snelheden.
ren. by staat en het symbool is verschij-
nen, op de stuurknop (2). Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
Snelheidsbegrenzer stand-by zetten > De snelheidsbegrenzer wordt gestart en wijzigen
de actuele snelheid wordt opgeslagen als
maximumsnelheid.

Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. model zijn afwijkingen mogelijk.
– Druk op ◀ (1) of ▶ (3) om het symbool/
systeem voor de snelheidsbegrenzer
(4) op te zoeken.
> Er verschijnt een symbool (4), waarna de
snelheidsbegrenzer stand-by staat.

Snelheidsbegrenzer starten
Activering van de snelheidsbegrenzer is pas
mogelijk nadat de motor is gestart. De laagst

13 Speed Limiter }}

295
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of Snelheidsbegrenzer deactiveren en Tijdelijk deactiveren met het gaspedaal
lang op de stuurknop (1) of (3) te stand-by zetten De ingestelde maximumsnelheid is tijdelijk te
drukken: De snelheidsbegrenzer (SL15) is tijdelijk te deac- deactiveren en te overschrijden met het gaspe-
daal zonder dat de snelheidsbegrenzer daarvoor
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop tiveren en stand-by te zetten.
eerst stand-by moet worden gezet - om bijvoor-
indrukt past u de snelheid aan in stappen
beeld snel te kunnen optrekken.
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph).
Doe in dat geval het volgende:
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de
knop los als de snelheidsindicator (4) de 1. Trap het gaspedaal helemaal in en laat het
gewenste snelheid aangeeft. pedaal weer los bij het bereiken van de
gewenste snelheid om de acceleratie te
• De laatst verrichte aanpassing met de knop
beëindigen.
wordt in het geheugen opgeslagen.
> De snelheidsbegrenzer is in dat geval nog
Gerelateerde informatie steeds geactiveerd, zodat het symbool op
• Snelheidsbegrenzer (p. 294) het bestuurdersdisplay WIT van kleur is.
2. Haal uw voet van het gaspedaal, wanneer de
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het tijdelijke acceleratie voltooid is.
model zijn afwijkingen mogelijk.
> De auto wordt vervolgens automatisch
Om de snelheidsbegrenzer te deactiveren en afgeremd tot een snelheid onder de laatst
stand-by te zetten: opgeslagen maximumsnelheid.
– Druk op de stuurknop (2). Gerelateerde informatie
> De snelheidsbegrenzermarkeringen en - • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
symbolen op het bestuurdersdisplay ver-
kleuren van WIT in GRIJS. De snelheids-
begrenzer is daarmee tijdelijk gedeacti-
veerd, zodat u de ingestelde maximum-
snelheid kunt overschrijden.

14 Speed Limiter
15 Speed Limiter

296
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Snelheidsbegrenzer heractiveren – Druk op de stuurknop (2). Snelheidsbegrenzer uitschakelen


vanuit de stand-bystand > De snelheidsbegrenzermarkeringen en - De snelheidsbegrenzer (SL17) is uit te schake-
De snelheidsbegrenzer (SL16) is te heractiveren symbolen op het bestuurdersdisplay ver- len.
nadat deze tijdelijk gedeactiveerd en stand-by is kleuren van GRIJS naar WIT en de auto
gezet. gebruikt daarna de actuele snelheid als
maximumsnelheid.

Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het


model zijn afwijkingen mogelijk.
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. 1. Druk op de stuurknop (2).
Om de snelheidsbegrenzer te heractiveren vanuit > De snelheidsbegrenzer wordt stand-by
de stand-bystand: gezet.
– Druk op de stuurknop (1). 2. Druk op de stuurknop ◀ (1) of ▶ (3) om naar
> De snelheidsbegrenzermarkeringen en - een andere functie te gaan.
symbolen op het bestuurdersdisplay ver- > De snelheidsbegrenzermarkering (4) en
kleuren van GRIJS naar WIT - de laatst het symbool op het bestuurdersdisplay
ingestelde/opgeslagen maximumsnelheid doven – de ingestelde/opgeslagen maxi-
voor de auto is weer van kracht. mumsnelheid is daarmee gewist.
of

16 Speed Limiter
17 Speed Limiter }}

297
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| 3. Druk nogmaals op de stuurknop (2). Beperkingen van de Automatische snelheidsbegrenzer


> Er wordt een andere functie geactiveerd. snelheidsbegrenzer De automatische snelheidsbegrenzer (ASL18)
Op steile aflopende hellingen volstaat de rem- helpt u om de maximumsnelheid van de auto af
Gerelateerde informatie werking van de snelheidsbegrenzer mogelijk niet, te stemmen op de op verkeersborden aangege-
• Snelheidsbegrenzer (p. 294) zodat de opgeslagen maximumsnelheid mogelijk ven maximumsnelheid.
wordt overschreden. In dat geval wordt u hierop
attent gemaakt met de melding Snelheidsgrens U kunt overschakelen van de snelheidsbegrenzer
overschreden op het bestuurdersdisplay. (SL19) op de automatische snelheidsbegrenzer
(ASL).
N.B. De automatische snelheidsbegrenzer gebruikt de
snelheidsinformatie van de verkeersbordinforma-
Er verschijnen tekstmeldingen over overschrij-
ding van de maximumsnelheid, als de snel- tie20 om de maximumsnelheid van de auto auto-
heid met minimaal 3 km/h (zo'n 2 mph) is matisch aan te passen.
overschreden.

Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)

18 Automatic Speed Limiter


19 Speed Limiter
20 Road Sign Information – RSI

298
BESTUURDERSONDERSTEUNING

WAARSCHUWING Is SL of ASL actief? Kleur van het Betekenis


Symbolen op het bestuurdersdisplay geven aan bordsymbool
• ASL is een systeem voor aanvullende welke snelheidsbegrenzer actief is:
bestuurdersondersteuning om de Groengeel ASL is actief
bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid Symbool SL ASL
te verhogen, maar het systeem werkt niet Grijs ASL staat stand-by
in alle verkeers-, weers- en wegomstan-
✓ ✓ Oranjegeel/ ASL staat tijdelijk stand-by -
digheden. A
oranje bijvoorbeeld omdat een ver-
• Ook als u zelf het snelheidsbord duidelijk keersbord niet kon worden
kunt waarnemen, geeft de verkeersbor- ✓
herkend.
denherkenning (RSI van ASL mogelijk de
verkeerde snelheid aan – u moet in dat Gerelateerde informatie
geval zelf ingrijpen en afremmen naar BordsymboolB na "70" = ASL is geac- • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
een passende snelheid. tiveerd.

• ASL ontslaat u niet van de plicht om alert A WIT symbool: De functie is actief, GRIJS symbool: Stand-
en adequaat te reageren, zodat u de auto bystand.
B Zie het volgende kopje "ASL-symbool" voor de betekenis van
altijd op een veilige manier moet blijven de kleur van het symbool.
besturen, met inachtneming van een pas-
sende snelheid en geschikte afstand tot ASL-symbool
andere weggebruikers en met respect Het bordsymbool (naast de opgesla-
voor de geldende verkeersregels en - gen snelheid "70", in het midden van
bepalingen. de snelheidsmeter) kan drie kleuren
hebben met de volgende betekenissen:
• Zie ook de rubriek "Beperkingen van de
verkeersbordenherkenning"

299
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Automatische snelheidsbegrenzer N.B. ASL deactiveren


activeren/deactiveren Om de automatische snelheidsbegrenzer te
Als aanvulling op de snelheidsbegrenzer (SL21)
• Als de automatische snelheidsbegrenzer deactiveren:
geactiveerd is, verschijnt verkeersbordin-
is de automatische snelheidsbegrenzer (ASL22) formatie op het bestuurdersdisplay, ook al – Druk op de knop Hulp maximum snelheid
te activeren en deactiveren. is RSI niet ingeschakeld. op het functiescherm.
• Om de verkeersbordinformatie van het > ASL wordt uitgeschakeld en de kleur van
ASL activeren
bestuurdersdisplay te halen moet u de indicatie op de knop verandert in
De knop Hulp max. snelheid
zowel de automatische snelheidsbegren- GRIJS - SL wordt in plaats daarvan geac-
staat op het functiescherm van
zer als de RSI deactiveren. tiveerd.
het middendisplay.
• Wanneer de automatische snelheidsbe-
grenzer geactiveerd en de RSI gedeacti- WAARSCHUWING
veerd is, geeft de RSI geen waarschuwin- De auto volgt niet langer de op de borden
gen. In dat geval zijn de instellingen voor aangegeven maximumsnelheid na het wisse-
Om de automatische snelheidsbegrenzer te acti- len van ASL naar SL - de auto volgt dan
de RSI evenmin aan te passen; om de
veren: alleen de in het geheugen opgeslagen maxi-
instellingen te kunnen aanpassen en
mumsnelheid.
1. Druk op de knop Hulp max. snelheid. waarschuwingen te kunnen krijgen moet
> ASL wordt stand-by gezet, het groene u de RSI activeren.
lampje in de knop brandt en op het
bestuurdersdisplay verschijnt een bord-
Gerelateerde informatie
symbool in het midden van de snelheids- • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
meter.

2. Druk op de stuurknop .
> ASL wordt met de actuele rijsnelheid
geactiveerd.

21 Speed Limiter
22 Automatic Speed Limiter

300
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Tolerantie voor de automatische – Druk op de stuurknop (1) totdat Beperkingen van de automatische
snelheidsbegrenzer wijzigen 70 km/h (43 mph) in het midden van de snelheidsbegrenzer
De automatische snelheidsbegrenzer (ASL23) is snelheidsmeter (4) is gewijzigd in 75 km/h De automatische snelheidsbegrenzing vindt
in te stellen op verschillende tolerantieniveaus. (47 mph). plaats op basis van snelheidsinformatie afkom-
> De auto hanteert vervolgens de gekozen stig van RSI25 – niet op basis van de verkeers-
Het is mogelijk om de op snelheidsborden geba- tolerantie van 5 km/h (4 mph) zolang de borden met maximumsnelheden die de auto pas-
seerde maximumsnelheid te verhogen/verlagen. gepasseerde borden 70 km/h (43 mph) seert.
Als de auto bijvoorbeeld de aangegeven maxi- aangeven. Als RSI25 de snelheidsinformatie niet kan inter-
mumsnelheid van 70 km/h (43 mph) aanhoudt, preteren en doorgeven aan ASL, gaat ASL stand-
kunt u ervoor kiezen om een snelheid van Deze tolerantie geldt totdat u een ver-
keersbord met een lagere of hogere snel- by staan en wordt overgeschakeld op SL. In der-
75 km/h (47 mph) aan te houden. gelijke gevallen moet de bestuurder zelf ingrijpen
heid passeert - de auto hanteert dan de
nieuwe aangegeven maximumsnelheid en en naar de juiste snelheid afremmen.
de tolerantie wordt uit het geheugen ASL wordt opnieuw geactiveerd, wanneer RSI25
gewist. weer snelheidsinformatie kan interpreteren en
Als de verkeersbordinformatie* geacti- doorgeven aan ASL.
veerd is, verschijnt de aangegeven snel- Zie ook de paragraaf "Beperkingen van verkeers-
heid vervolgens met een RODE markering bordinformatie".
op de schaal van de snelheidsmeter.
Gerelateerde informatie
De tolerantie is op dezelfde manier aan te pas-
sen als bij het instellen van de snelheid voor de
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
snelheidsbegrenzer.

Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies24. N.B.


De grootst mogelijke marge die u kunt kiezen
is +/- 10 km/h (5 mph).

Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)

23 Automatic Speed Limiter


24 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 301
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Cruisecontrol : Vanuit de actieve stand - deactiveert WAARSCHUWING


De cruisecontrol (CC26) helpt u een gelijkmatige de cruisecontrol/zet deze stand-by
snelheid aan te houden, wat zorgt voor een com-
• De cruisecontrol is een systeem voor
: Verlaagt de opgeslagen snelheid aanvullende bestuurdersondersteuning
fortabeler rijervaring tijdens lange ritten op snel-
om de bestuurder te ontlasten, maar het
wegen en lange, rechte hoofdwegen met een Aanduiding voor opgeslagen snelheid
systeem werkt niet in alle verkeers-,
gelijkmatige doorstroom.
Actuele rijsnelheid weers- en wegomstandigheden.
Overzicht
Opgeslagen snelheid
• U wordt geadviseerd om alle paragrafen
over het systeem in de gebruikershandlei-
ding door te nemen en bijvoorbeeld te
N.B. lezen over de beperkingen die u moet
kennen voordat u het systeem gebruikt
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol* (zie de lijst met links aan het einde van dit
kunt u wisselen tussen cruisecontrol en adap- artikel).
tieve cruisecontrol – zie de rubriek "Wisselen
tussen CC en ACC". • De cruisecontrol ontslaat u niet van de
plicht om alert en adequaat te reageren,
zodat u de auto altijd op een veilige
manier moet blijven besturen, met inacht-
neming van een passende snelheid en
geschikte afstand tot andere weggebrui-
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies27. kers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.
: Activeert de cruisecontrol vanuit de
stand-bystand en hervat de opgeslagen snel-
heid Gerelateerde informatie
• Cruisecontrol activeren en starten (p. 303)
: Verhoogt de opgeslagen snelheid
• Snelheidsfuncties voor cruisecontrol (p. 304)
: Vanuit de stand-bystand - activeert • Snelheidsbegrenzer deactiveren en stand-by
de cruisecontrol en slaat de actuele snelheid zetten (p. 305)
op

25 Road Sign Information - RSI


26 Cruise Control
27 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

302 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

• Cruisecontrol heractiveren vanuit de stand- Cruisecontrol activeren en starten (20 mph) of hoger zijn. De laagst mogelijke snel-
bystand (p. 306) Om de snelheid te kunnen regelen moet u eerst heid die u kunt opslaan is 30 km/h (20 mph).
• Cruisecontrol uitschakelen (p. 307) de cruisecontrol (CC28) kiezen en activeren. Om de cruisecontrol te starten:

Als het symbool/de functie wordt
weergegeven - druk op de stuurknop
(2).
> De cruisecontrol wordt gestart en de
actuele snelheid wordt opgeslagen.

N.B.
De cruisecontrol is niet in te schakelen bij
snelheden lager dan 30 km/h (20 mph).

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het Gerelateerde informatie


model zijn afwijkingen mogelijk. • Cruisecontrol (p. 302)

Cruisecontrol stand-by zetten


Om de cruisecontrol stand-by te zetten:
– Druk op ◀ (1) of ▶ (3) om naar het
symbool/de functie (4) te gaan.
> Het desbetreffende symbool verschijnt,
waarna u de cruisecontrol kunt activeren.

Cruisecontrol activeren/starten
Voor het starten van de cruisecontrol vanuit de
stand-bystand moet de actuele snelheid 30 km/h

28 Cruise Control

303
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Snelheidsfuncties voor – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of motorrem de snelheidstoename te laten dempen.
cruisecontrol lang op de stuurknop (1) of (3) te U kunt de bedrijfsremingreep van de cruisecon-
De cruisecontrol (CC29) is in te stellen op ver- drukken: trol dan tijdelijk uitschakelen.
schillende snelheden. • Kort drukken: Iedere keer dat u de knop Doe in dat geval het volgende:
indrukt past u de snelheid aan in stappen – Druk het gaspedaal tot ongeveer halverwege
Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). in en laat het pedaal weer los.
wijzigen
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de > De cruisecontrol schakelt de automati-
knop los als de snelheidsindicator (4) de sche remingreep uit en remt vervolgens
gewenste snelheid aangeeft alleen op de motor af.
• De laatst verrichte aanpassing met de knop
Werking van cruisecontrol afhankelijk
wordt in het geheugen opgeslagen.
van rijmodus
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver- De manier waarop de cruisecontrol de snelheid
hoogd voordat op de stuurknop (1) wordt regelt, kan variëren naargelang de gekozen rijmo-
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk- dus30.
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
bij het drukken op de knop uw voet op het gas- Cruisecontrol Eco Cruise
pedaal houdt. In de rijmodus ECO verlopen de acceleratie- en
remacties soepeler dan in andere rijmodi om het
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals brandstofverbruik en de milieu-eigenschappen te
model zijn afwijkingen mogelijk. bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- optimaliseren. Dit kan met zich meebrengen dat
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen de snelheid tijdelijk iets onder of boven de opge-
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat. slagen snelheid kan liggen.
Motorrem gebruiken in plaats van Zie het hoofdstuk "Rijmodus ECO" onder het
bedrijfsrem kopje "Cruisecontrol Eco Cruise"voor aanvullende
De cruisecontrol regelt de snelheid met een informatie.
gereduceerde remingreep vanuit de bedrijfsrem.
Op een aflopende helling kan het soms wenselijk
zijn om iets sneller weg te rollen en alleen de

29 Cruise Control
30 Zie voor aanvullende informatie de paragraaf "Rijmodi".

304
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Cruisecontrol Dynamic Cruise Snelheidsbegrenzer deactiveren en Stand-by vanwege ingreep van bestuurder
In de rijmodus Dynamic zullen de acceleratie- en stand-by zetten De cruisecontrol wordt in de volgende gevallen
remacties van de cruisecontrol robuuster en De cruisecontrol (CC31) is tijdelijk te deactiveren tijdelijk gedeactiveerd en stand-by gezet:
directer aanvoelen dan het geval is in andere rij-
modi.
en stand-by te zetten en vervolgens weer te acti- • u bedient het rempedaal
veren.
• u zet de keuzehendel in stand N
Gerelateerde informatie Cruisecontrol deactiveren en stand-by • het koppelingspedaal meer dan 1 minuut
• Cruisecontrol (p. 302) zetten lang intrapt
• u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
snelheid aan dan ingesteld.
U dient vervolgens zelf uw snelheid aan te pas-
sen.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
Automatische stand-bystand
De cruisecontrol wordt in de volgende gevallen
tijdelijk uitgeschakeld en stand-by gezet:
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. • de wielen verliezen hun grip op het wegdek
Om de cruisecontrol stand-by te zetten: • het motortoerental is te laag/hoog


• de remtemperatuur wordt te hoog
Druk op de stuurknop (2).
> De snelheidsbegrenzermarkeringen en -
• de snelheid daalt tot onder 30 km/h
(20 mph).
symbolen op het bestuurdersdisplay ver-
kleuren van WIT in GRIJS. De snelheids- U dient vervolgens zelf uw snelheid aan te pas-
begrenzer is daarmee tijdelijk gedeacti- sen.
veerd, zodat u de snelheid vervolgens zelf
moet aanpassen.

31 Cruise Control }}

305
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Gerelateerde informatie Cruisecontrol heractiveren vanuit de of


• Cruisecontrol (p. 302) stand-bystand Om de cruisecontrol vanuit de stand-bystand te
De cruisecontrol (CC32) is tijdelijk te deactiveren starten:
en stand-by te zetten en vervolgens weer te acti-
veren. – Druk op de stuurknop (2).
> De cruisecontrolmarkeringen en -symbo-
Cruisecontrol heractiveren vanuit stand- len op het bestuurdersdisplay verkleuren
bystand van GRIJS naar WIT en de actuele snel-
heid wordt hervat.

WAARSCHUWING
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
stuurknop , kan er een markante snel-
heidstoename volgen.

Gerelateerde informatie
• Cruisecontrol (p. 302)

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het


model zijn afwijkingen mogelijk.
Om de cruisecontrol vanuit de stand-bystand te
starten:
– Druk op de stuurknop (1).
> De cruisecontrolmarkeringen op het
bestuurdersdisplay verkleuren van GRIJS
naar WIT en de laatst opgeslagen snel-
heid wordt hervat.

32 Cruise Control

306
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Cruisecontrol uitschakelen N.B. Afstandswaarschuwing*


De cruisecontrol (Cruise Control - CC) kan wor- De afstandswaarschuwing34 kan u erop helpen
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol*
den uitgeschakeld. attenderen dat het tijdsverschil ten opzichte van
kunt u wisselen tussen cruisecontrol en adap-
voorliggers te gering is.
tieve cruisecontrol – zie de rubriek "Wisselen
tussen CC en ACC". De auto moet zijn uitgerust met een head-updis-
play om afstandswaarschuwingen te kunnen
geven, welke in het gegeven geval worden aan-
Gerelateerde informatie
gegeven met een symbool op de voorruit zolang
• Cruisecontrol (p. 302)
het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger
kleiner is dan de vooraf ingestelde waarde.

De afstandswaarschuwing is actief bij snelheden


hoger dan 30 km/h (20 mph) en reageert alleen
op voorliggers die in dezelfde richting rijden. Voor
voertuigen die langzaam in tegengestelde rich-
ting rijden of stilstaan wordt geen afstandsinfor-
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies33. matie gegeven.
Om de cruisecontrol uit te schakelen:
Druk op de stuurknop (2).
N.B.
1.
> De cruisecontrol wordt stand-by gezet. • De afstandswaarschuwing is alleen
beschikbaar voor auto's die informatie op
Druk op de stuurknop ◀ (1) of ▶ (3) om naar de voorruit kunnen projecteren met een
2. een andere functie te gaan. zogenoemd head-updisplay.
>
Het snelheidsbegrenzersymbool • De afstandswaarschuwing is uitgescha-
(4) dooft – de ingestelde/opgeslagen keld, zolang de adaptieve cruisecontrol
snelheid is daarmee gewist. actief is.

3. Druk nogmaals op de stuurknop (2).


> Er wordt een andere functie geactiveerd.

33 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

* Optie/accessoire. 307
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| WAARSCHUWING Head-updisplay voor N.B.


Distance Alert geeft alleen een waarschuwing
afstandswaarschuwing35
In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme
als het tijdsverschil ten opzichte van voorlig- Bij een auto met head-updisplay* verschijnt er contrastverschillen en het gebruik van een
gers korter is dan de ingestelde waarde en een symbool op de voorruit, zolang het tijdsver- zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn
past uw rijsnelheid dan ook niet aan. schil ten opzichte van de voorligger kleiner is de op de voorruit geprojecteerde waarschu-
dan de ingestelde waarde. wingssignalen soms moeilijk te ontdekken.
N.B.
Afhankelijk van de markt kan dit een stan- Gerelateerde informatie
daardfunctie of een optie zijn. • Afstandswaarschuwing* (p. 307)
• Head-updisplay* (p. 139)
Gerelateerde informatie
• Head-updisplay voor afstandswaarschuwing
(p. 308)
• Afstandswaarschuwing activeren/deactiveren
(p. 309)
• Tijdsverschil instellen voor afstandswaar-
schuwing (p. 309) Symbool voor afstandswaarschuwing onder aan de voor-
• Beperkingen van afstandswaarschuwing ruit36.
(p. 310) Daarvoor moet echter Toon rijhulp zijn geacti-
veerd via de instellingen in het menusysteem van
de auto – zie de paragraaf "Head-updisplay" voor
hoe dat in zijn werk gaat.

34 Distance Alert
35 De afstandswaarschuwing is alleen aanwezig bij auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
36 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

308 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Afstandswaarschuwing activeren/ Tijdsverschil instellen voor


deactiveren37 afstandswaarschuwing39
Voor de afstandswaarschuwing38 zijn verschil- Voor de afstandswaarschuwing40 zijn verschil-
lende tijdsverschillen in te stellen en het systeem lende tijdsverschillen in te stellen.
is tevens uit te schakelen. U kunt verschillende tijdsver-
schillen ten opzichte van voor-
Aan/Uit liggers kiezen en deze worden
Tik op de knop Distance Alert op het bestuurdersdisplay
op het functiescherm van het weergegeven met 1–5 horizon-
middendisplay. tale streepjes – hoe meer
streepjes, hoe groter het tijds-
verschil. Eén streepje komt overeen met
zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en Bedieningselementen voor het tijdsverschil.
5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden. Tijdsverschil verkleinen
• GROENE knopindicatie - Afstandswaarschu-
wing is geactiveerd. Hetzelfde symbool verschijnt ook wanneer de Tijdsverschil vergroten
adaptieve cruisecontrol geactiveerd is.
• GRIJZE knopindicatie - Afstandswaarschu-
wing is gedeactiveerd. Afstandsindicatie

De afstandswaarschuwing wordt na elke motor- – Druk op de stuurknop (1) of (2) om het tijds-
start automatisch geactiveerd. verschil te verkleinen of te vergroten.
> De afstandsindicatie (3) toont het actuele
Gerelateerde informatie tijdsverschil.
• Afstandswaarschuwing* (p. 307)

37 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
38 Distance Alert
39 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
40 Distance Alert }}

* Optie/accessoire. 309
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Beperkingen van WAARSCHUWING


afstandswaarschuwing41
• Hoe hoger de snelheid, hoe langer de • Distance Alert is een systeem voor aan-
volgafstand in meters voor een bepaald De afstandswaarschuwing42 kent mogelijk vullende bestuurdersondersteuning om
tijdsverschil. beperkingen in bepaalde situaties. de bestuurder te ontlasten en de rijveilig-
• Houd alleen een tijdsverschil aan dat niet heid te verhogen, maar het systeem werkt
in strijd is met de geldende verkeersre- niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
gels. standigheden.

• Het ingestelde tijdsverschil wordt ook • Ook voorliggers met geringe afmetingen
gebruikt door de adaptieve cruisecontrol zoals motorfietsen zijn soms moeilijk te
en Pilot Assist. ontdekken, wat kan betekenen dat het
geprojecteerde waarschuwingslampje pas
bij kleinere tijdsverschillen oplicht of hele-
WAARSCHUWING maal niet gaat branden.
• Houd alleen een tijdsverschil aan dat zich • Op zeer hoge snelheden is het mogelijk
leent voor de actuele verkeerssituatie. dat het lampje door beperkingen in het
bereik van de radarsensor bij een kleiner
• Let erop dat geringe tijdsverschillen u bij
tijdsverschil oplicht.
plotselinge wijzigingen in de verkeerssi-
tuatie minder tijd geven om te reageren • Distance Alert ontslaat u niet van de
en in te grijpen. plicht om alert en adequaat te reageren,
zodat u de auto altijd op een veilige
manier moet blijven besturen, met inacht-
Gerelateerde informatie neming van een passende snelheid en
• Afstandswaarschuwing* (p. 307) geschikte afstand tot andere weggebrui-
kers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.

41 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
42 Distance Alert

310 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

N.B. Adaptieve cruisecontrol* Wanneer de weg voor u weer vrij is, hervat de
De adaptieve cruisecontrol (ACC43) helpt u om auto de ingestelde snelheid.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene een gelijkmatige snelheid en een bepaald tijds-
verschil ten opzichte van de voorligger aan te WAARSCHUWING
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid". houden. • De adaptieve cruisecontrol is een sys-
De adaptieve cruisecontrol biedt u een comforta- teem voor aanvullende bestuurdersonder-
beler rijervaring tijdens lange ritten op snelwegen steuning om de bestuurder te ontlasten
Gerelateerde informatie en de rijveiligheid te verhogen, maar het
• Afstandswaarschuwing* (p. 307) en lange, rechte hoofdwegen met een gelijkma-
tige doorstroom. systeem werkt niet in alle verkeers-,
weers- en wegomstandigheden.
• U wordt geadviseerd om alle paragrafen
over het systeem in de gebruikershandlei-
ding door te nemen en bijvoorbeeld te
lezen over de beperkingen die u moet
kennen voordat u het systeem gebruikt
(zie de lijst met links aan het einde van dit
artikel).
• De adaptieve cruisecontrol ontslaat u niet
van de plicht om alert en adequaat te rea-
geren, zodat u de auto altijd op een vei-
lige manier moet blijven besturen, met
De gecombineerde camera en radarsensor meet de
inachtneming van een passende snelheid
afstand tot voorliggers44. en geschikte afstand tot andere wegge-
bruikers en met respect voor de geldende
U kiest de gewenste snelheid en het aan te hou- verkeersregels en -bepalingen.
den tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Als
de gecombineerde camera en radarsensor een
voorligger registreert die langzamer rijdt dan u,
wordt het tijdsverschil automatisch aangepast.

43 Adaptive Cruise Control


44 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

* Optie/accessoire. 311
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Voor auto's met een automatische versnellings- WAARSCHUWING


bak geldt:
Afhankelijk van de markt kan dit een stan- • De adaptieve cruisecontrol is geen sys-
daardfunctie of een optie zijn. • De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers teem dat botsingen voorkomt. Als
volgen bij snelheden van stilstand tot bestuurder bent u er altijd verantwoorde-
200 km/h (125 mph). lijk voor om in te grijpen, mocht het sys-
De adaptieve cruisecontrol regelt de snelheid
door de stand van de gasklep aan te passen en Voor auto's met een handgeschakelde versnel- teem een voorliggers niet ontdekken.
lingsbak geldt:
zo nodig af te remmen. Het is normaal dat de • De adaptieve cruisecontrol reageert niet
remmen zwakke geluiden produceren, wanneer • De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers op voetgangers of dieren noch op klei-
ze worden gebruikt bij het aanpassen van de volgen bij snelheden van 30 km/h (20 mph) nere voertuigen, zoals fietsen of motor-
snelheid. tot 200 km/h (125 mph). fietsen. Lage aanhangers, tegenliggers,
langzaam rijdende en stilstaande voertui-
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de snel-
gen of vaste obstakels worden eveneens
heid zo weinig mogelijk aan te passen. In situ-
genegeerd.
aties waarin krachtig moet worden geremd moet
u dan ook zelf te remmen. Dit is bijvoorbeeld het • Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet in
geval bij grote snelheidsverschillen of als de lastige situaties zoals in stadsverkeer, op
voorligger krachtig remt. Door beperkingen van kruisingen, bij gladheid, hevige regen- of
de radarsensor is het mogelijk dat er onverwacht sneeuwval of slecht zicht en evenmin op
of helemaal niet wordt geremd. weggedeelten met veel water of natte
sneeuw, op bochtige wegen of op uit- en
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar het opritten.
door u ingestelde tijdsverschil ten opzichte van
voorliggers in dezelfde rijstrook aan te houden.
Als de radarsensor geen voorligger registreert, BELANGRIJK
houdt de auto in plaats daarvan de snelheid aan
Laat het onderhoud van de onderdelen van
die op de cruisecontrol werd ingesteld. Dit
de adaptieve cruisecontrol over aan een
gebeurt ook als de snelheid van de voorligger
werkplaats – geadviseerd wordt een erkende
toeneemt en de ingestelde snelheid overschrijdt.
Volvo-werkplaats.

312
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Overzicht Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de Bestuurdersdisplay


voorligger
Bediening
Doelvoertuigindicatie: ACC heeft een doel-
voertuig ontdekt en volgt deze met een
vooraf gekozen tijdsverschil
Symbool voor tijdsverschil ten opzichte van
voorligger

N.B.
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol*
kunt u wisselen tussen cruisecontrol en adap-
tieve cruisecontrol – zie de rubriek "Wisselen
tussen CC en ACC". Snelheidsaanduidingen44.
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies44. Opgeslagen snelheid

: Activeert de adaptieve cruisecontrol Snelheid van de voorligger.


vanuit de stand-bystand en hervat de opge-
slagen snelheid Actuele snelheid van uw auto.

: Verhoogt de opgeslagen snelheid Voor informatie over verschillende symboolcombi-


naties in uitlopende verkeerssituaties - zie de
: Vanuit de stand-bystand - activeert rubriek "Symbolen en meldingen voor de adap-
de adaptieve cruisecontrol en slaat de tieve cruisecontrol".
actuele snelheid op
Gerelateerde informatie
: Vanuit de actieve stand - deactiveert
de adaptieve cruisecontrol/zet deze stand-by
• Adaptieve cruisecontrol en waarschuwing bij
een dreigende botsing (p. 314)
: Verlaagt de opgeslagen snelheid • Head-updisplay voor adaptieve cruisecontrol
Vergroot het tijdsverschil ten opzichte van de bij gevaar voor botsingen (p. 315)
voorligger

44 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

* Optie/accessoire. 313
BESTUURDERSONDERSTEUNING

• Adaptieve cruisecontrol activeren en starten Adaptieve cruisecontrol en WAARSCHUWING


(p. 315) waarschuwing bij een dreigende
De adaptieve cruisecontrol waarschuwt alleen
• Snelheidsfuncties voor adaptieve cruisecon- botsing voor door de radareenheid gedetecteerde
trol (p. 316) voertuigen – het kan dan ook voorkomen dat
• Tijdsverschil instellen voor adaptieve cruise- een waarschuwing vertraagd of helemaal niet
control (p. 317) wordt weergegeven.

• Adaptieve cruisecontrol deactiveren/heracti- • Wacht een waarschuwing nooit af, maar


veren (p. 319) rem als dat nodig is.

• Inhaalassistent met adaptieve cruisecontrol


(p. 321) Gerelateerde informatie
• Inhaalassistent van adaptieve cruisecontrol • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
starten (p. 321)
• Beperkingen van de inhaalassistent bij adap-
tieve cruisecontrol (p. 321)
Geluidssignaal en symbool voor Collision Warning45.
• Van doelvoertuig veranderen bij adaptieve
cruisecontrol (p. 322) Akoestisch waarschuwingssignaal bij gevaar
voor een botsing
• Automatische remfunctie van adaptieve
cruisecontrol (p. 322) Waarschuwingssymbool bij gevaar voor een
botsing
• Beperkingen van adaptieve cruisecontrol
(p. 323) Afstandsmeting met gecombineerde radar-
sensor en camera
• Wisselen tussen cruisecontrol en adaptieve
De adaptieve cruisecontrol gebruikt
cruisecontrol (p. 324)
ongeveer 40% van de capaciteit van de bedrijfs-
• Symbolen en meldingen voor adaptieve rem. Als de auto harder moet worden afgeremd
cruisecontrol (p. 326) dan de adaptieve cruisecontrol aankan en u remt
zelf niet bij, dan wordt u er met het waarschu-
wingslampje en een waarschuwingssignaal op
attent gemaakt dat u onmiddellijk moet ingrijpen.

45 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

314 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Head-updisplay voor adaptieve Adaptieve cruisecontrol activeren De adaptieve cruisecontrol staat direct na het
cruisecontrol bij gevaar voor en starten starten van de motor stand-by. Doe het volgende
botsingen De adaptieve cruisecontrol (ACC47) moet, om om het geactiveerde systeem stand-by te zetten:
Bij een auto met een head-updisplay* verschijnt de snelheid en het tijdsverschil te kunnen rege- – Druk op de stuurknop ◀ (2) of ▶ (3) om naar
een waarschuwing op de voorruit in combinatie len, eerst worden geactiveerd en vervolgens het symbool/de functie (4) te gaan.
met een knipperend symbool. worden gestart.
> Het symbool wordt weergegeven en de
Adaptieve cruisecontrol stand-by zetten adaptieve cruisecontrol wordt stand-by
gezet.

Adaptieve cruisecontrol starten/


activeren
Om ACC te kunnen starten, is het volgende ver-
eist:
• U moet de veiligheidsgordel om hebben en
het bestuurdersportier moet dichtstaan.
• Er moet binnen een redelijke afstand een
voorligger (doelvoertuig) aanwezig zijn of de
Symbool voor Collision Warning onder aan de voorruit46. actuele snelheid moet minimaal 15 km/h
(9 mph) zijn.
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
N.B. model zijn afwijkingen mogelijk. • Voor auto's met een handgeschakelde ver-
In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme snellingsbak: De snelheid moet minimaal
contrastverschillen en het gebruik van een 30 km/h (20 mph) bedragen.
zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn
de op de voorruit geprojecteerde waarschu-
wingssignalen soms moeilijk te ontdekken.

Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

46 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.


47 Adaptive Cruise Control }}

* Optie/accessoire. 315
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Tegelijkertijd wordt een snel- Snelheidsfuncties voor adaptieve


heidsinterval gemarkeerd. cruisecontrol
De hogere snelheid is de opge- De adaptieve cruisecontrol (ACC48) is in te stel-
slagen/gekozen snelheid en de len op verschillende snelheden.
lagere snelheid is de snelheid
van de voorligger (het doelvoer- Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
tuig). wijzigen

Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het


model zijn afwijkingen mogelijk.

– Als het symbool/de functie (4) wordt


weergegeven - druk op de stuurknop
(1).
> De adaptieve cruisecontrol wordt gestart
en de actuele snelheid wordt als snelheid NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
opgeslagen en met cijfers in het midden model en de markt zijn afwijkingen mogelijk.
van de snelheidsmeter weergegeven.
: Verhoogt de opgeslagen snelheid.
Alleen als het afstandssymbool
twee voertuigen aangeeft, : Verlaagt de opgeslagen snelheid.
regelt ACC het tijdsverschil ten
opzichte van de voorligger. Opgeslagen snelheid.

48 Adaptive Cruise Control

316 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

– U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of kiezen/opslaan van een lagere snelheid dan de Tijdsverschil instellen voor
lang op de stuurknop (1) of (2) te genoemde 30 km/h (20 mph) niet mogelijk. adaptieve cruisecontrol
drukken: De hoogst mogelijk snelheid die u kunt instellen Voor de adaptieve cruisecontrol (ACC49) zijn
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop is 200 km/h (125 mph). verschillende tijdsverschillen in te stellen.
indrukt past u de snelheid aan in stappen Handgeschakelde versnellingsbak U kunt verschillende tijdsver-
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers vol- schillen ten opzichte van voor-
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de gen bij snelheden van 30 km/h (20 mph) tot liggers kiezen en deze worden
knop los als de snelheidsindicator (3) de 200 km/h (125 mph). op het bestuurdersdisplay
gewenste snelheid aangeeft. 30 km/h (20 mph) is de minimumsnelheid weergegeven met 1–5 horizon-
tale streepjes – hoe meer
• De laatst verrichte aanpassing met de knop waarop de adaptieve cruisecontrol in te stellen is
wordt in het geheugen opgeslagen. – 200 km/h (125 mph) is de maximumsnelheid. streepjes, hoe groter het tijds-
verschil. Eén streepje komt overeen met
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver- Gerelateerde informatie zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en
hoogd voordat op de stuurknop wordt • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311) 5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden.
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk-
Hetzelfde symbool verschijnt ook, wanneer de
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
afstandswaarschuwing geactiveerd is.
bij het drukken op de knop uw voet op het gas-
pedaal houdt.
N.B.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- Als het symbool op het bestuurdersdisplay
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen twee voertuigen toont, volgt ACC de voorlig-
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat. ger met een vooraf gekozen tijdsverschil.

Automatische versnellingsbak Als er slechts één auto wordt getoond, is er


De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers vol- binnen een redelijke afstand geen voorligger
gen bij snelheden van stilstand tot 200 km/h aanwezig.
(125 mph).
Let erop dat 30 km/h (20 mph) de minimum-
snelheid is waarop de adaptieve cruisecontrol in
te stellen is – ook al kan de adaptieve cruisecon-
trol een voorligger volgen tot aan stilstand, is het
}}

* Optie/accessoire. 317
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. gers moet aanhouden. U maakt een keuze via de


rijmodusknop DRIVE MODE.
• Hoe hoger de snelheid, hoe langer de
volgafstand in meters voor een bepaald Kies een van de volgende alternatieven:
tijdsverschil. • Eco - ACC streeft naar een zo laag mogelijk
• Houd alleen een tijdsverschil aan dat niet brandstofverbruik wat grotere tijdsverschillen
in strijd is met de geldende verkeersre- ten opzichte van voorliggers betekent.
gels. • Comfort - ACC streeft naar een zo soepel
• Als de adaptieve cruisecontrol bij active- mogelijke aanpassing aan de rijsnelheid van
ring niet lijkt te reageren met een verho- voorliggers.
ging van de snelheid, kan dat komen • Dynamic - ACC streeft naar een directere
doordat het actuele tijdsverschil ten vorm van aanpassing aan het ingestelde
Bedieningselementen voor het tijdsverschil50. opzichte van de voorligger kleiner is dan tijdsverschil ten opzichte van voorliggers, wat
Tijdsverschil verkleinen het ingestelde tijdsverschil. in bepaalde gevallen krachtiger acceleraties/
remmanoeuvres kan betekenen.
Tijdsverschil vergroten
WAARSCHUWING Zie voor meer informatie de paragraaf "Rijmodi".
Afstandsindicatie Aanvullende informatie vindt u ook in de paragra-
• Houd alleen een tijdsverschil aan dat zich
Druk op de stuurknop (1) of (2) om het tijds- leent voor de actuele verkeerssituatie. fen "Snelheidsfunctie voor cruisecontrol" en "Rij-

verschil te verkleinen of te vergroten. modus ECO".
• Let erop dat geringe tijdsverschillen u bij
> De afstandsindicatie (3) toont het actuele plotselinge wijzigingen in de verkeerssi- Gerelateerde informatie
tijdsverschil. tuatie minder tijd geven om te reageren • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
en in te grijpen.
Om voorliggers soepel en comfortabel te kunnen
blijven volgen staat de adaptieve cruisecontrol in
bepaalde situaties aanzienlijke variaties in het Aangeven hoe ACC een bepaalde
tijdsverschil toe. Bij lage snelheden (en korte tij- afstand* tot voorliggers moet
den) vergroot de adaptieve cruisecontrol het aanhouden
tijdsverschil iets. U kunt aangeven op welke manier de adaptieve
cruisecontrol een bepaalde afstand tot voorlig-

49 Adaptive Cruise Control


50 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

318 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Adaptieve cruisecontrol Om de adaptieve cruisecontrol tijdelijk uit te • u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
deactiveren/heractiveren schakelen en stand-by te zetten: snelheid aan dan ingesteld.
De adaptieve cruisecontrol (ACC51) is tijdelijk te – Druk op de stuurknop (2). • u bedient het koppelingspedaal langer dan
deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens zo'n 1 minuut – geldt voor auto's met een
> De kleur van het symbool op het
weer te activeren. handgeschakelde versnellingsbak.
bestuurdersdisplay verandert van WIT in
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
Adaptieve cruisecontrol deactiveren en GRIJS en die van de opgeslagen snelheid
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
stand-by zetten in het midden van de snelheidsmeter ver-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
andert van BEIGE in GRIJS.
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.

WAARSCHUWING
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol stand-
by staat moet u actief ingrijpen en zelf de
snelheid en afstand aanpassen ten
opzichte van voorliggers.
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol stand-
by staat en de auto een voorligger te dicht
nadert, krijgt u echter een waarschuwing
voor de te kleine afstand van de Distance
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
Alert.
model zijn afwijkingen mogelijk.

Stand-by vanwege ingreep van bestuurder


De adaptieve cruisecontrol wordt tijdelijk gedeac-
tiveerd en stand-by gezet in de volgende geval-
len:
• u bedient het rempedaal.
• u zet de keuzehendel in stand N.

51 Adaptive Cruise Control }}

319
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Automatische stand-bystand • u doet de veiligheidsgordel af. ACC heractiveren vanuit stand-bystand:


De adaptieve cruisecontrol is afhankelijk van • het motortoerental is te laag/hoog. – Druk op de stuurknop (1).
andere systemen, zoals de stabiliteitsregeling/
antislipregeling ESC52. Als een van deze andere
• een of meer wielen verliezen hun grip op het > De auto hervat de laatst opgeslagen snel-
wegdek. heid.
systemen niet meer werkt, wordt de adaptieve
cruisecontrol automatisch uitgeschakeld. • de remmen hebben een hoge temperatuur.
• de parkeerrem wordt geactiveerd. WAARSCHUWING
WAARSCHUWING • de gecombineerde camera en radarsensor Wanneer u de snelheid weer hervat met de
Wanneer de auto automatisch stand-by staat, wordt afgedekt door sneeuw of zware regen- stuurknop , kan er een markante snel-
wordt u gewaarschuwd met een geluidssig- val (blokkering cameralens/radarsignalen). heidstoename volgen.
naal en een melding op het bestuurdersdis-
play. Adaptieve cruisecontrol heractiveren
Gerelateerde informatie
vanuit de stand-bystand
• Als bestuurder moet u dan zelf de snel- • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
heid aanpassen, zo nodig remmen en een
veilige afstand houden tot voorliggers.

De automatische stand-by is mogelijk in de vol-


gende gevallen:
• u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en
ACC kan niet registreren of de voorligger
een stilstaand voertuig is of een object, zoals
een verkeersdrempel.
• u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en de
voorligger slaat af, zodat ACC geen voorlig-
ger meer heeft om te volgen. NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk.
• de snelheid daalt tot onder 30 km/h
(20 mph) – geldt alleen voor auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak.
• u opent het bestuurdersportier.

52 Electronic Stability Control

320 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Inhaalassistent met adaptieve Inhaalassistent van adaptieve Beperkingen van de inhaalassistent


cruisecontrol cruisecontrol starten bij adaptieve cruisecontrol
De adaptieve cruisecontrol (ACC53) kan u hel- De inhaalassistent kent mogelijk beperkingen in
pen bij het inhalen van andere voertuigen. Voorwaarden voor gebruik van de bepaalde situaties.
inhaalassistent
Hoe de inhaalassistent werkt WAARSCHUWING
Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
Als ACC een ander voertuig volgt en u geeft met volgende vereist: Let erop dat de inhaalassistent bij plotselinge
de richtingaanwijzer54 te kennen dat u wilt inha- wijzigingen tijdens het gebruik ervan soms
• er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig ongewenste acceleraties kan verrichten.
len, dan helpt de adaptieve cruisecontrol door
naar de voorligger te accelereren voordat uw • de actuele snelheid van uw auto is mini- Vermijd daarom de volgende situaties:
auto de inhaalstrook heeft bereikt. maal 70 km/h (43 mph)
• u nadert een afslag om af te slaan in de
De functie vertraagt daarna de snelheidsverla- • de opgeslagen snelheid voor ACC is hoog richting die normaal voor inhaalmanoeu-
genoeg om veilig te kunnen inhalen. vres geldt
ging om te vroeg afremmen te voorkomen als de
auto een langzamer voertuig nadert. Inhaalassistent starten • een voorligger mindert vaart voordat uw
De functie is actief totdat u het ingehaalde voer- Om de inhaalassistent te starten: auto de inhaalstrook heeft bereikt
tuig bent gepasseerd. – Activeer de richtingaanwijzer. • het verkeer op de inhaalstrook mindert
vaart
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
WAARSCHUWING
auto met het stuur links of de rechter rich- • een auto bestemd voor rechtsrijdend ver-
Let erop dat dit systeem mogelijk in meer keer rijdt in een land met linksrijdend ver-
tingaanwijzer bij een auto met het stuur
situaties wordt geactiveerd dan tijdens het keer (of andersom).
rechts.
inhalen, zoals bij het gebruik van de richting-
aanwijzers om aan te geven dat u van rijbaan > De inhaalassistent wordt gestart.
Dergelijke situaties zijn te vermijden door ACC55
wilt wisselen of wilt afslaan – de auto accele-
reert dan kort. Gerelateerde informatie tijdelijk stand-by te zetten.
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

53 Adaptive Cruise Control


54 Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.
55 Adaptive Cruise Control

* Optie/accessoire. 321
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Van doelvoertuig veranderen bij WAARSCHUWING Automatische remfunctie van


adaptieve cruisecontrol adaptieve cruisecontrol
Wanneer de adaptieve cruisecontrol een rij-
De adaptieve cruisecontrol (ACC56) kan bij dende voorligger volgt bij snelheden boven De adaptieve cruisecontrol (ACC57) heeft een
auto's met een automatische versnellingsbak op 30 km/h (20 mph) en het doelvoertuig verruilt speciale remfunctie voor ritten bij langzaamrij-
bepaalde snelheden van doelvoertuig verande- voor een stilstaand voertuig, dan zal de adap- dend verkeer en stilstand.
ren. tieve cruisecontrol het stilstaande voertuig
negeren en in plaats daarvan accelereren tot Remfunctie bij langzaamrijdend verkeer
Van doelvoertuig veranderen de opgeslagen snelheid. en stilstand
• U dient dan zelf in te grijpen en te rem- Bij korte stops tijdens filerijden of voor verkeers-
men. lichten wordt de rit automatisch hervat bij een
stop korter dan zo'n 3 seconden - duurt het lan-
ger voordat een voorligger weer gaat rijden, dan
Automatische stand-bystand bij wijziging van
wordt de adaptieve cruisecontrol stand-by gezet
doelvoertuig met de automatische remfunctie.
De adaptieve cruisecontrol wordt uitgeschakeld
en stand-by gezet in de volgende gevallen: – De adaptieve cruisecontrol kunt u op een van
de volgende manieren heractiveren:
• u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en de
Als het actuele doelvoertuig plotseling afslaat, kan het adaptieve cruisecontrol kan niet registreren • Druk op de stuurknop .
gebeuren dat een stilstaande voorligger het nieuwe of het doelobject een stilstaand voertuig is of
doelvoertuig wordt. • Trap het gaspedaal in.
een ander object, zoals een verkeersdrempel.
> De adaptieve cruisecontrol hervat het vol-
Wanneer de adaptieve cruisecontrol een rijdende • u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en de gen van de voorligger als deze binnen
voorligger volgt bij snelheden onder 30 km/h, voorligger slaat af, zodat de adaptieve cruise- ongeveer 6 seconden vooruit begint te rij-
(20 mph) van doelvoertuig verandert en een stil- control geen voorligger meer heeft om te vol- den.
staand voertuig volgt, zal de adaptieve cruisecon- gen.
trol voor het stilstaande voertuig remmen.
Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

56 Adaptive Cruise Control


57 Adaptive Cruise Control

322 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

N.B. Dit gebeurt als de adaptieve cruisecontrol de Beperkingen van adaptieve


auto staande houdt met behulp van de bedrijfs- cruisecontrol
ACC kan de auto maximaal 5 minuten stilhou- rem en:
den – daarna wordt de parkeerrem aangezet, De adaptieve cruisecontrol (ACC58) kent moge-
waarna de adaptieve cruisecontrol wordt uit- • u het bestuurdersportier opent of de veilig- lijk beperkingen in bepaalde situaties.
geschakeld. heidsgordel losmaakt
Steile wegen en/of zware belading
Om de Adaptieve cruisecontrole te kunnen • ACC de auto langer dan ongeveer 5 minuten Let erop dat de adaptieve cruisecontrol in eerste
staande heeft gehouden instantie bestemd is voor gebruik tijdens ritten op
heractiveren moet u eerst de parkeerrem los-
sen. • de remmen oververhit zijn geraakt vlakke weggedeelten. Het systeem heeft mogelijk
• u de motor handmatig uitschakelt. moeite om de juiste afstand ten opzichte van
voorliggers aan te houden bij ritten op steile aflo-
Annulering van automatische remfunctie
Gerelateerde informatie pende wegen – blijf dan extra alert en rem zo
In bepaalde situaties wordt de automatische rem-
functie bij stilstand geannuleerd en wordt de
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311) nodig zelf.
adaptieve cruisecontrol stand-by gezet. Dat bete- • Maak geen gebruik van de adaptieve cruise-
kent dat de remmen worden gelost en de auto control, als de auto zwaar beladen is of wan-
mogelijk gaat rollen – u moet daarom ingrijpen neer er een aanhangwagen achter de auto
en zelf remmen om de auto stil te houden. hangt.
Dat is mogelijk in de volgende situaties: Overig
• u bedient het rempedaal • Rijmodus Off Road kan niet worden geko-
zen als de adaptieve cruisecontrol is geacti-
• u zet de parkeerrem aan
veerd.
• u zet de keuzehendel in de stand P, N of R
• u zet de adaptieve cruisecontrol stand-by. N.B.
Automatische activering van Het systeem maakt gebruik van de camera-
parkeerrem eenheid van de auto, die een aantal alge-
In bepaalde situaties wordt de parkeerrem aan- mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
gezet om te zorgen dat de auto blijft stilstaan. 'Beperkingen van de camera-eenheid'.

58 Adaptive Cruise Control }}

* Optie/accessoire. 323
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Wisselen tussen cruisecontrol en 2. Druk op de knop Cruise control op het


adaptieve cruisecontrol functiescherm van het middendisplay – de
De functie maakt gebruik van de radareen- kleur van het controlelampje in de knop ver-
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol
heid van de auto, die een aantal algemene andert van GRIJS in GROEN.
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- (ACC59) kunt u wisselen tussen cruisecontrol
(CC60) en ACC. > Op het bestuurdersdisplay maakt het sym-
gen van de radareenheid".
Het symbool op het bestuurdersdisplay geeft aan bool voor ACC plaats voor
Gerelateerde informatie welke cruisecontrol actief is: CC - daarna is de adaptieve
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
CC ACC cruisecontrol uitgeschakeld en staat de
cruisecontrol stand-by.
A A
3. Druk op de stuurknop .
Cruisecontrol Adaptieve cruisecontrol > De cruisecontrol wordt gestart en de
actuele snelheid wordt opgeslagen.
A WIT symbool: De functie is actief, GRIJS symbool: Stand-by zet-
ten
WAARSCHUWING
Overschakelen van ACC op CC
U doet dat als volgt: Overschakeling van ACC op CC houdt in dat
de auto:
1. Zet de adaptieve cruisecontrol stand-by met
• niet langer het ingestelde tijdsverschil ten
de stuurknop . opzichte van voorliggers aanhoudt;
• de opgeslagen snelheid hanteert, zodat u
als bestuurder waar nodig zelf actief moet
remmen.

Als CC bij het uitschakelen van de motor actief is,


wordt ACC bij de volgende motorstart automa-
tisch geactiveerd.

59 Adaptive Cruise Control


60 Cruise Control

324 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Overschakelen van CC op ACC


U doet dat als volgt:
1. Zet de cruisecontrol stand-by met de stuur-
knop .
2. Druk op de knop Cruise control op het
functiescherm – de kleur van het controle-
lampje in de knop verandert van GROEN in
GRIJS.
> Op het bestuurdersdisplay maakt het sym-
bool voor CC plaats voor
ACC – daarmee is de cruisecon-
trol uitgeschakeld en staat de adaptieve
cruisecontrol stand-by.

3. Druk op de stuurknop .
> De adaptieve cruisecontrol start en slaat
de actuele snelheid op samen met het
vooraf ingestelde tijdsverschil ten opzichte
van voorliggers.

Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

* Optie/accessoire. 325
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor Op de voorgaande afbeelding63 ziet u dat de (68 mph) en dat het systeem een voorligger volgt
adaptieve cruisecontrol adaptieve cruisecontrol is ingesteld op het aan- die op dezelfde snelheid rijdt.
Op het bestuurdersdisplay en/of head-updis- houden van een snelheid van 110 km/h
play* kunnen enkele symbolen en meldingen ver- (68 mph) en dat er geen voorliggers zijn die het
schijnen ten aanzien van de adaptieve cruise- systeem kan volgen.
control (ACC61).

Hier volgen enkele voorbeelden62.

Op de voorgaande afbeelding63 ziet u dat de


adaptieve cruisecontrol is ingesteld op het aan-
houden van een snelheid van 110 km/h

61 Adaptive Cruise Control


62 Op de onderstaande voorbeeldafbeeldingen informeert de RSI (Road Sign Information) u dat de maximumsnelheid 130 km/h (80 mph) bedraagt.
63 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

326 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbool Melding Betekenis


Het symbool is WIT. De auto houdt de opgeslagen/gekozen snelheid aan.

Adaptieve cruise De adaptieve cruisecontrol staat stand-by.


Niet beschikbaar
Het symbool is GRIJS.
Adaptieve cruise Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een
erkende Volvo-werkplaats.
Service vereist
Het symbool is GRIJS.
Voorruitsensor Reinig de voorruit vóór de sensoren van de gecombineerde camera en radarsensor.
Sensor afgedekt, zie handleiding

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)

* Optie/accessoire. 327
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Pilot Assist U kiest de gewenste snelheid en het aan te hou- De kleur van het stuursymbool
Pilot Assist helpt u om tussen de zijmarkeringen den tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. geeft de actuele status van de
van de rijbaan te blijven rijden dankzij stuurhulp, Pilot Assist registreert de afstand tot de voorlig- stuurhulp aan:
een constante snelheid aan te houden en een ger en de zijmarkeringen van de rijstrook op de
• een GROEN stuur geeft aan
vooraf geselecteerd tijdsverschil ten opzichte weg via de gecombineerde camera en radarsen-
dat de stuurhulp actief is
van voorliggers. sor. Het vooraf ingestelde tijdsverschil wordt aan-
gehouden via automatische aanpassing van de • een GRIJS stuur (zoals afge-
Pilot Assist werkt als volgt snelheid, terwijl de stuurassistentie helpt om de beeld) geeft aan dat de stuurhulp niet actief is.
Pilot Assist is voornamelijk bestemd voor gebruik auto binnen de rijstrookmarkeringen te houden.
op snelwegen, hoofdwegen en dergelijke om u
Pilot Assist-stuurassistentie wordt gebaseerd op
een comfortabeler en meer ontspannen rijerva-
een combinatie van het traject dat de voorligger
ring te bieden.
aflegt en de zijmarkeringen van de rijbaan. U kunt
op elk gewenst moment het stuuradvies van Pilot
Assist negeren en in een andere richting sturen,
bijvoorbeeld om van rijstrook te wisselen of om
obstakels op de weg te omzeilen.
Als Pilot Assist de rijbaan niet goed kan detecte-
ren, bijvoorbeeld als de gecombineerde camera
en radarsensor de zijmarkeringen van de rijbaan
niet kan zien, schakelt Pilot Assist de stuurhulp
tijdelijk uit, maar de stuurhulp wordt weer inge-
schakeld zodra de rijbaan weer wordt gedetec-
teerd – de snelheids- en afstandsregelingen blij-
ven echter geactiveerd.
De gecombineerde camera en radarsensor meet de
afstand tot voorliggers en detecteert zijmarkeringen64.
WAARSCHUWING
Gecombineerde camera en radarsensor
De stuurhulp van Pilot Assist wordt automa-
Afstandssensor tisch en zonder waarschuwing vooraf uit- en
weer ingeschakeld.
Zijmarkeringssensor

64 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

328
BESTUURDERSONDERSTEUNING

WAARSCHUWING N.B. Voor auto's met een automatische versnellings-


bak geldt:
• Pilot Assist is een systeem voor aanvul- Afhankelijk van de markt kan dit een stan-
lende bestuurdersondersteuning om de daardfunctie of een optie zijn. • Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelhe-
bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid den van stilstand tot 200 km/h (125 mph).
te verhogen, maar het systeem werkt niet Pilot Assist regelt de snelheid door de stand van • Pilot Assist kan stuurhulp bieden bij snelhe-
in alle verkeers-, weers- en wegomstan- de gasklep aan te passen en zo nodig af te rem- den van om en nabij stilstand tot 140 km/h
digheden. men. Het is normaal dat de remmen zwakke (87 mph).
• U wordt geadviseerd om alle paragrafen geluiden produceren, wanneer ze worden Voor auto's met een handgeschakelde versnel-
over het systeem in de gebruikershandlei- gebruikt bij het aanpassen van de snelheid. lingsbak geldt:
ding door te nemen en bijvoorbeeld te
lezen over de beperkingen die u moet
Pilot Assist probeert de snelheid op een soepele • Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelhe-
manier te regelen. In situaties waarin krachtig den van 30 km/h (20 mph) tot 200 km/h
kennen voordat u het systeem gebruikt
moet worden geremd moet u dan ook zelf te (125 mph).
(zie de lijst met links aan het einde van dit
remmen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grote • Pilot Assist kan stuurhulp bieden bij snelhe-
artikel).
snelheidsverschillen of als de voorligger krachtig den van 30 km/h (20 mph) tot 140 km/h
• Gebruik Pilot Assist alleen bij duidelijke remt. Door beperkingen van de gecombineerde (87 mph).
markeringen aan weerszijden van de rijst- camera en radarsensor is het mogelijk dat er
rook. Bij gebruik in andere situaties onverwacht of helemaal niet wordt geremd.
bestaat het risico dat u op omringende
obstakels botst die het systeem niet kan Pilot Assist streeft ernaar het door u ingestelde
detecteren. tijdsverschil ten opzichte van voorliggers in
dezelfde rijstrook aan te houden. Als de radar-
• Pilot Assist ontslaat u niet van de plicht sensor geen voorligger registreert, houdt de auto
om alert en adequaat te reageren, zodat u in plaats daarvan de snelheid aan die op de
de auto altijd op een veilige manier moet cruisecontrol werd ingesteld. Dit gebeurt ook als
blijven besturen, met inachtneming van de snelheid van de voorligger toeneemt en de
de juiste positie binnen de rijstrook, een ingestelde snelheid overschrijdt.
passende snelheid en geschikte afstand
tot andere weggebruikers en met respect
voor de geldende verkeersregels en -
bepalingen.

}}

329
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| WAARSCHUWING besturing zelf verder over te nemen, vooral in Overzicht


bochten.
Bediening
• Pilot Assist is geen systeem dat botsin-
gen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt Als de auto een afslag of splitsing van de rijst-
dat het systeem een voorligger niet regis- rook nadert, dient u naar de gewenste rijstrook te
treert. sturen om de gewenste rijrichting kenbaar te
maken aan Pilot Assist.
• Pilot Assist remt niet voor mensen, die-
ren, obstakels, kleine voertuigen (zoals Pilot Assist probeert altijd om de auto
fietsen en motorfietsen), lage aanhang- in het midden van de rijstrook te
wagens/trailers, tegenliggers en lang- houden
zaam rijdende of stilstaande voorliggers. Wanneer Pilot Assist helpt bij het sturen, pro-
• Gebruik Pilot Assist niet in lastige situ- beert de functie altijd om de auto midden tussen
aties zoals in stadsverkeer, op kruisingen, de rijstrookmarkeringen te brengen en het wordt
bij gladheid, hevige regen- of sneeuwval daarom aanbevolen om de auto zelf de optimale
of slecht zicht en evenmin op weggedeel- positie te laten zoeken, om op deze manier een Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies64.
ten met veel water of natte sneeuw, op zo soepel mogelijke rijervaring mogelijk te maken.
bochtige wegen, op af- en opritten of met Als bestuurder controleert u of de auto op een : Activeert Pilot Assist vanuit de stand-
een aanhangwagen achter de auto. veilige manier in de rijstrook gebracht wordt en u bystand en hervat de opgeslagen snelheid
kunt de positie dus altijd aanpassen door de en het opgeslagen tijdsverschil
besturing zelf verder over te nemen.
BELANGRIJK : Verhoogt de opgeslagen snelheid
Mocht Pilot Assist de auto niet op een correcte
Laat het onderhoud aan de componenten die manier naar de rijstrook brengen, dan adviseren : Vanuit de stand-bystand - activeert
onderdeel zijn Pilot Assist over aan een werk- we om Pilot Assist uit te zetten of over te scha- Pilot Assist en slaat de actuele snelheid op
plaats – geadviseerd wordt een erkende kelen op de adaptieve cruisecontrol. : Vanuit de actieve stand - deactiveert
Volvo-werkplaats.
Pilot Assist zet deze stand-by
◀: Schakelt over van Pilot Assist op adap-
In bochten en bij wegsplitsingen tieve cruisecontrol
Pilot Assist werkt samen met de bestuurder
zodat u de stuurhulp van Pilot Assist niet moet : Verlaagt de opgeslagen snelheid
afwachten maar altijd klaar moet staan om de

64 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

330
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Vergroot het tijdsverschil ten opzichte van de Bestuurdersdisplay • Snelheidsfuncties voor Pilot Assist (p. 334)
voorligger • Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist
▶: Schakelt over van adaptieve cruisecontrol (p. 335)
op Pilot Assist • Pilot Assist deactiveren/heractiveren
Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de (p. 336)
voorligger
• Inhaalassistent met Pilot Assist (p. 338)
Functiesymbool
• Inhaalassistent van Pilot Assist starten
Symbolen voor doelvoertuig plus tijdsverschil (p. 338)
ten opzichte van voorligger • Beperkingen van de inhaalassistent van Pilot
Symbool voor geactiveerde/gedeactiveerde Assist (p. 339)
stuurhulp • Van doelvoertuig veranderen bij Pilot Assist
(p. 339)
Snelheidsaanduidingen64.
Opgeslagen snelheid • Automatische remfunctie van Pilot Assist
(p. 340)
Snelheid van de voorligger • Beperkingen van Pilot Assist (p. 340)
Actuele snelheid van uw auto • Symbolen en meldingen voor Pilot Assist*
(p. 342)
Voor informatie over verschillende symboolcombi-
naties in uitlopende verkeerssituaties – zie de
rubriek "Symbolen en meldingen voor Pilot
Assist".

Gerelateerde informatie
• Pilot Assist en waarschuwing bij dreigende
aanrijding (p. 332)
• Head-updisplay voor Pilot Assist bij drei-
gende botsing (p. 332)
• Pilot Assist activeren en starten (p. 333)

64 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 331
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Pilot Assist en waarschuwing bij WAARSCHUWING Head-updisplay voor Pilot Assist bij
dreigende aanrijding dreigende botsing
Pilot Assist waarschuwt alleen voor voertui-
gen die door de camera- en radareenheid zijn Bij een auto met een head-updisplay* verschijnt
Waarschuwing bij dreigende aanrijding ontdekt - daarom kan een waarschuwing uit- een waarschuwing op de voorruit in combinatie
blijven of met een bepaalde vertraging wor- met een knipperend symbool.
den doorgegeven.
• Wacht een waarschuwing nooit af, maar
rem als dat nodig is!

Gerelateerde informatie
• Pilot Assist (p. 328)

Geluidssignaal en symbool voor Collision Warning65.


Akoestisch waarschuwingssignaal bij gevaar Symbool voor Collision Warning onder aan de voorruit66.
voor een botsing
Waarschuwingssymbool bij gevaar voor een N.B.
botsing In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme
Afstandsmeting met gecombineerde radar- contrastverschillen en het gebruik van een
sensor en camera zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn
Pilot Assist gebruikt zo'n 40% van de capaciteit de op de voorruit geprojecteerde waarschu-
van de bedrijfsrem. Als de auto harder moet wor- wingssignalen soms moeilijk te ontdekken.
den afgeremd dan Pilot Assist aankan en u remt
zelf niet bij, dan wordt u er met het waarschu- Gerelateerde informatie
wingslampje en een waarschuwingssignaal op • Pilot Assist (p. 328)
attent gemaakt dat u onmiddellijk moet ingrijpen.

65 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

332 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Pilot Assist activeren en starten • Voor auto's met een handgeschakelde ver- Tegelijkertijd wordt een snel-
Pilot Assist moet, om de snelheid en het tijdsver- snellingsbak: De snelheid moet minimaal heidsinterval gemarkeerd.
schil te kunnen regelen en stuurhulp te kunnen 30 km/h (20 mph) bedragen.
De hogere snelheid is de opge-
bieden, eerst worden geactiveerd en vervolgens Met de adaptieve cruisecontrol stand-by: slagen/gekozen snelheid en de
worden gestart. lagere snelheid is de snelheid
1. Druk op de stuurknop ▶ (6).
van de voorligger (het doelvoer-
> In de stand-bystand verandert het sym-
tuig).
bool in Pilot Assist (8).
Handen aan het stuur
2. Druk op de stuurknop (2). Een voorwaarde voor de werking van Pilot Assist
> Pilot Assist wordt gestart en de actuele is dat u uw handen aan het stuur houdt. Als Pilot
snelheid wordt opgeslagen en met cijfers Assist registreert dat u uw handen niet aan het
in het midden van de snelheidsmeter stuurwiel houdt, krijgt u een akoestisch waar-
weergegeven. schuwingssignaal te horen en een displaytekst
...of... met het verzoek om de auto actief te sturen.

Met de adaptieve cruisecontrol gestart: Als Pilot Assist daarna nog steeds niet kan regis-
treren dat u de handen aan het stuur hebt, gaat
– Druk op de stuurknop ▶ (6). het systeem stand-by staan. Daarna moet u Pilot
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. > Pilot Assist wordt gestart. Assist opnieuw starten met de stuurknop .
Om Pilot Assist te kunnen starten, is het vol- Alleen wanneer de kleur van
gende vereist: het stuursymbool (2) verandert N.B.
van GRIJS in GROEN, is de
• U moet de veiligheidsgordel om hebben en Let op: de hulpfunctie Pilot Assist werkt
stuurhulp van Pilot Assist
het bestuurdersportier moet dichtstaan. alleen als u de handen aan het stuur hebt.
actief.
• Er moet binnen een redelijke afstand een
Alleen wanneer het afstands-
voorligger (doelvoertuig) aanwezig zijn of de Gerelateerde informatie
symbool een auto (1) boven het stuursymbool
actuele snelheid moet minimaal 15 km/h
aangeeft, regelt Pilot Assist het tijdsverschil en
• Pilot Assist (p. 328)
(9 mph) zijn.
opzichte van voorliggers.

66 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

333
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Snelheidsfuncties voor Pilot Assist – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of lagere snelheid dan de genoemde 30 km/h
Pilot Assist is in te stellen op verschillende snel- lang op de stuurknop (1) of (2) te (20 mph) niet mogelijk.
heden. drukken: De hoogst mogelijk snelheid die u kunt instellen
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop is 200 km/h (125 mph).
Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
indrukt past u de snelheid aan in stappen Handgeschakelde versnellingsbak
wijzigen
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelheden
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de van 30 km/h (20 mph) tot 200 km/h (125 mph).
knop los als de snelheidsindicator (3) de 30 km/h (20 mph) is de minimumsnelheid
gewenste snelheid aangeeft. waarop Pilot Assist in te stellen is – 200 km/h
• De laatst verrichte aanpassing met de knop (125 mph) is de maximumsnelheid.
wordt in het geheugen opgeslagen.
Gerelateerde informatie
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver-
• Pilot Assist (p. 328)
hoogd voordat op de stuurknop wordt
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk-
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
bij het drukken op de knop uw voet op het gas-
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
pedaal houdt.
model en de markt zijn afwijkingen mogelijk. Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
: Verhoogt de opgeslagen snelheid bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
: Verlaagt de opgeslagen snelheid snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
Opgeslagen snelheid Automatische versnellingsbak
Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelheden
van stilstand tot 200 km/h (125 mph).
Let erop dat 30 km/h (20 mph) de minimum-
snelheid is waarop Pilot Assist in te stellen is –
ook al kan het systeem een voorligger volgen tot
aan stilstand, is het kiezen/opslaan van een

334
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Tijdsverschil instellen voor Pilot N.B.


Assist
Voor Pilot Assist kunnen verschillende tijdsver-
• Hoe hoger de snelheid, hoe langer de
volgafstand in meters voor een bepaald
schillen worden ingesteld.
tijdsverschil.
U kunt verschillende tijdsver- • Houd alleen een tijdsverschil aan dat niet
schillen ten opzichte van voor- in strijd is met de geldende verkeersre-
liggers kiezen en deze worden gels.
op het bestuurdersdisplay
weergegeven met 1–5 horizon-
• Als Pilot Assist bij activering niet lijkt te
reageren met een verhoging van de snel-
tale streepjes – hoe meer
heid, kan dat komen doordat het actuele
streepjes, hoe groter het tijds-
tijdsverschil ten opzichte van de voorlig-
verschil. Eén streepje komt overeen met Bedieningselementen voor het tijdsverschil67. ger kleiner is dan het ingestelde tijdsver-
zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en
Tijdsverschil verkleinen schil.
5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden.
Tijdsverschil vergroten
N.B. WAARSCHUWING
Afstandsindicatie
Wanneer op het bestuurdersdisplay het auto- • Houd alleen een tijdsverschil aan dat zich
symbool met een stuur verschijnt, volgt Pilot – Druk op de stuurknop (1) of (2) om het tijds- leent voor de actuele verkeerssituatie.
Assist een voorligger met het gekozen tijdver- verschil te verkleinen of te vergroten. • Let erop dat geringe tijdsverschillen u bij
schil. > De afstandsindicatie (3) toont het actuele plotselinge wijzigingen in de verkeerssi-
Wanneer alleen het autosymbool verschijnt, is tijdsverschil. tuatie minder tijd geven om te reageren
er binnen een redelijke afstand geen voorlig- en in te grijpen.
Om voorliggers soepel en comfortabel te kunnen
ger aanwezig. blijven volgen staat Pilot Assist in bepaalde situ-
aties aanzienlijke variaties in het tijdsverschil toe. Aangeven hoe Pilot Assist een
Zo vergroot Pilot Assist het tijdsverschil iets bij bepaalde afstand* tot voorliggers moet
lage snelheden (en korte tijden). aanhouden
U kunt aangeven op welke manier de Pilot Assist
een bepaalde afstand tot voorliggers moet aan-

67 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

* Optie/accessoire. 335
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| houden. U maakt een keuze via de rijmodusknop Pilot Assist deactiveren/ – Druk op de stuurknop ◀ (3).
DRIVE MODE. heractiveren > Pilot Assist wordt uitgeschakeld en scha-
Kies een van de volgende alternatieven: Pilot Assist is tijdelijk te deactiveren en stand-by kelt over naar de adaptieve cruisecontrol
te zetten en vervolgens weer te activeren. in actieve stand.
• Eco - Pilot Assist streeft naar een zo laag
mogelijk brandstofverbruik wat grotere tijds- Pilot Assist deactiveren en stand-by
verschillen ten opzichte van voorliggers bete- WAARSCHUWING
zetten
kent. • Wanneer Pilot Assist stand-by staat moet
u actief ingrijpen alsook zelf sturen en uw
• Comfort - Pilot Assist streeft naar een zo
soepel mogelijke aanpassing aan de rijsnel- snelheid en afstand aanpassen ten
heid van voorliggers. opzichte van voorliggers.

• Dynamic - Pilot Assist streeft naar een • Wanneer Pilot Assist stand-by staat en
directere vorm van aanpassing aan het inge- de auto een voorligger te dicht nadert,
stelde tijdsverschil ten opzichte van voorlig- krijgt u echter een waarschuwing voor de
gers, wat in bepaalde gevallen krachtiger te kleine afstand van de Distance Alert.
acceleraties/remmanoeuvres kan betekenen.
Zie voor meer informatie de paragraaf "Rijmodi".
Aanvullende informatie vindt u ook in de paragra-
fen "Snelheidsfunctie voor cruisecontrol" en "Rij- NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
modus ECO". model zijn afwijkingen mogelijk.
Om Pilot Assist tijdelijk uit te schakelen en
Gerelateerde informatie
stand-by te zetten:
• Pilot Assist (p. 328)
– Druk op de stuurknop (2).
> Pilot Assist gaat stand-by staan – de kleur
van het symbool (8) op het bestuurders-
display verandert van WIT in GRIJS en de
kleur van de opgeslagen snelheid in het
midden van de snelheidsmeter verandert
van BEIGE in GRIJS.
...of...

336
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Stand-by vanwege ingreep van bestuurder WAARSCHUWING • u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en de
Pilot Assist wordt tijdelijk gedeactiveerd en voorligger slaat af, zodat Pilot Assist geen
stand-by gezet in de volgende gevallen: Wanneer de auto automatisch stand-by staat, voorligger meer heeft om te volgen.
wordt u gewaarschuwd met een geluidssig-
• u bedient het rempedaal. naal en een melding op het bestuurdersdis- • de snelheid daalt tot onder 30 km/h
play. (20 mph) – geldt alleen voor auto's met een
• u zet de keuzehendel in stand N.
handgeschakelde versnellingsbak.
• u hebt de richtingaanwijzers langer dan • Als bestuurder moet u dan zelf de snel-
1 minuut gebruikt. heid aanpassen, zo nodig remmen en een Pilot Assist heractiveren vanuit stand-
veilige afstand houden tot voorliggers. bystand
• u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
snelheid aan dan ingesteld.
De automatische stand-by kan bijvoorbeeld ver-
• u bedient het koppelingspedaal langer dan oorzaakt zijn door:
ca. 1 minuut – geldt voor auto's met handge-
schakelde versnellingsbak. • u opent het bestuurdersportier.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals • de remmen hebben een hoge temperatuur.
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- • u houdt uw handen niet aan het stuurwiel.
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
• de parkeerrem wordt geactiveerd.
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
• het motortoerental is te laag/hoog.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers wordt de
stuurhulp van Pilot Assist tijdelijk uitgeschakeld. • u doet de veiligheidsgordel af.
Wanneer dat niet langer het geval is, wordt de • een of meer wielen verliezen hun grip op het
stuurhulp automatisch opnieuw geactiveerd als wegdek. NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
de zijlijnen van de rijstrook nog steeds te detec- model zijn afwijkingen mogelijk.
• de gecombineerde camera en radarsensor
teren zijn. wordt afgedekt door sneeuw of zware regen- Om Pilot Assist opnieuw te activeren:
Automatische stand-bystand val (blokkering cameralens/radarsignalen).
– Druk op de stuurknop (1).
Pilot Assist is afhankelijk van andere systemen • u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en
> De auto hervat de laatst opgeslagen snel-
zoals de stabiliteitsregeling/antislipregeling Pilot Assist weet niet of de voorligger een
heid.
ESC68. Als een van dergelijke andere systemen stilstaand voertuig is of een object, zoals een
uitvalt, wordt Pilot Assist automatisch uitgescha- verkeersdrempel.
keld.

68 Electronic Stability Control }}

337
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| WAARSCHUWING Inhaalassistent met Pilot Assist Inhaalassistent van Pilot Assist


Pilot Assist kan u helpen bij het inhalen van starten
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
andere voertuigen.
stuurknop , kan er een markante snel- Voorwaarden voor gebruik van de
heidstoename volgen. Hoe de inhaalassistent werkt inhaalassistent
Als Pilot Assist een ander voertuig volgt en u Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
Gerelateerde informatie geeft met de richtingaanwijzer69 te kennen dat u volgende vereist:
• Pilot Assist (p. 328) wilt inhalen, dan helpt Pilot Assist door naar de
voorligger te accelereren voordat uw auto de
• er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig
inhaalstrook heeft bereikt. • de actuele snelheid van uw auto is mini-
maal 70 km/h (43 mph)
De functie vertraagt daarna de snelheidsverla-
ging om te vroeg afremmen te voorkomen als de • de opgeslagen snelheid voor Pilot Assist is
auto een langzamer voertuig nadert. hoog genoeg om veilig te kunnen inhalen.

De functie is actief totdat u het ingehaalde voer- Inhaalassistent starten


tuig bent gepasseerd. Om de inhaalassistent te starten:
– Activeer de richtingaanwijzer.
WAARSCHUWING
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
Let erop dat dit systeem mogelijk in meer auto met het stuur links of de rechter rich-
situaties wordt geactiveerd dan tijdens het tingaanwijzer bij een auto met het stuur
inhalen, zoals bij het gebruik van de richting-
aanwijzers om aan te geven dat u van rijbaan rechts.
wilt wisselen of wilt afslaan – de auto accele- > De inhaalassistent wordt gestart.
reert dan kort.
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie • Pilot Assist (p. 328)
• Pilot Assist (p. 328)

69 Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.

338
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van de inhaalassistent Van doelvoertuig veranderen bij WAARSCHUWING


van Pilot Assist Pilot Assist
Wanneer Pilot Assist een rijdende voorligger
De inhaalassistent kent mogelijk beperkingen in Pilot Assist kan bij auto's met een automatische volgt bij snelheden boven 30 km/h (20 mph)
bepaalde situaties. versnellingsbak op bepaalde snelheden rem- en het doelvoertuig verruilt voor een stilstaand
WAARSCHUWING men. voertuig, dan zal Pilot Assist het stilstaande
voertuig negeren en in plaats daarvan acce-
Let erop dat de inhaalassistent bij plotselinge Van doelvoertuig veranderen lereren tot de opgeslagen snelheid.
wijzigingen tijdens het gebruik ervan soms
ongewenste acceleraties kan verrichten. • U dient dan zelf in te grijpen en te rem-
men.
Vermijd daarom de volgende situaties:
• u nadert een afslag om af te slaan in de
Automatische stand-bystand bij wijziging van
richting die normaal voor inhaalmanoeu-
doelvoertuig
vres geldt
Pilot Assist wordt uitgeschakeld en stand-by
• een voorligger mindert vaart voordat uw gezet:
auto de inhaalstrook heeft bereikt
• wanneer u langzamer rijdt dan 5 km/h
• het verkeer op de inhaalstrook mindert Als het actuele doelvoertuig plotseling afslaat, kan het (3 mph) en Pilot Assist niet kan registreren
vaart gebeuren dat een stilstaande voorligger het nieuwe
of het doelobject een stilstaand voertuig is of
doelvoertuig wordt.
• een auto bestemd voor rechtsrijdend ver- een ander object, zoals een verkeersdrempel.
keer rijdt in een land met linksrijdend ver- Wanneer Pilot Assist een rijdende voorligger
keer (of andersom). volgt bij snelheden onder 30 km/h, (20 mph)
• wanneer u langzamer rijdt dan 5 km/h
(3 mph) en de voorligger afslaat, zodat Pilot
van doelvoertuig verandert en een stilstaand
Assist geen voorligger meer heeft om te vol-
Dergelijke situaties zijn te vermijden door Pilot voertuig volgt, zal Pilot Assist voor het stilstaande
gen.
Assist tijdelijk stand-by te zetten. voertuig remmen.
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie • Pilot Assist (p. 328)
• Pilot Assist (p. 328)

339
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Automatische remfunctie van Pilot Annulering van automatische remfunctie Beperkingen van Pilot Assist
Assist In bepaalde situaties wordt het automatisch rem- In bepaalde situaties gelden mogelijk beperkin-
Pilot Assist heeft een speciale remfunctie voor men bij stilstand geannuleerd en wordt Pilot gen voor de werking van Pilot Assist.
ritten bij langzaamrijdend verkeer en stilstand. Assist stand-by gezet. Dat betekent dat de rem-
men worden gelost en de auto mogelijk gaat rol- Pilot Assist is een hulpmiddel dat u in veel situ-
Remfunctie bij langzaamrijdend verkeer len – u moet daarom ingrijpen en zelf remmen aties kan ondersteunen en helpen. U bent er
en stilstand om de auto stil te houden. echter altijd zelf verantwoordelijk voor dat u een
Na korte stops tot zo'n 3 seconden tijdens filerij- veilige afstand aanhoudt ten opzichte van de
Dat is mogelijk in de volgende situaties: omgeving en dat u de juiste positie op de rijbaan
den of voor verkeerslichten rijdt de auto automa-
tisch verder. Duurt het langer voordat een voorlig- • u bedient het rempedaal aanhoudt.
ger weer gaat rijden, dan wordt de Pilot Assist • u zet de parkeerrem aan
stand-by gezet met automatische remfunctie.
• u zet de keuzehendel in de stand P, N of R
– Pilot Assist kunt u op een van de volgende • u Pilot Assist stand-by zet.
manieren heractiveren:
Automatische activering van
• Druk op de stuurknop .
parkeerrem
• Trap het gaspedaal in. In bepaalde situaties wordt de parkeerrem aan-
> Pilot Assist hervat het volgen van de voor- gezet om ervoor te zorgen dat de auto blijft stil-
ligger als deze binnen staan.
ongeveer 6 seconden vooruit begint te rij-
Dit gebeurt als Pilot Assist de auto staande
den.
houdt met behulp van de bedrijfsrem en:

N.B. • u het bestuurdersportier opent of de veilig-


heidsgordel losmaakt
Pilot Assist kan de auto maximaal 5 minuten
stilhouden - daarna wordt de parkeerrem aan- • Pilot Assist de auto langer dan
ongeveer 5 minuten staande heeft gehouden
gezet, waarna de functie wordt uitgeschakeld.
Om Pilot Assist te kunnen heractiveren, moet
• de remmen oververhit zijn geraakt
u eerst de parkeerrem lossen. • u de motor handmatig uitschakelt.

Gerelateerde informatie
• Pilot Assist (p. 328)

340
BESTUURDERSONDERSTEUNING

WAARSCHUWING slechte lichtomstandigheden, tegenlicht, de paragraaf "Snelheidsafhankelijke


een natte rijbaan et cetera. stuurkracht").
In bepaalde situaties heeft de stuurassistentie
van Pilot Assist moeite om u op de juiste Let er ook op dat Pilot Assist de volgende
manier te helpen of wordt de stuurassistentie beperkingen heeft:
U kunt actuele stuuringrepen van Pilot Assist
automatisch uitgeschakeld – in dat geval is • Hoge trottoirbanden, barrières en tijde- altijd corrigeren of aanpassen en zelf het stuur in
het advies om Pilot Assist niet te gebruiken. lijke wegversperringen (pylonen, andere
Voorbeelden van dergelijke situaties: de gewenste stand draaien.
barrières et cetera) worden niet gedetec-
• de rijstrookmarkeringen zijn afgesleten, teerd. Ze kunnen ten onrechte worden Steile wegen en/of zware belading
ontbreken of kruisen elkaar. verward met rijstrookmarkeringen, zodat Let erop dat Pilot Assist in eerste instantie
• de rijstrookindeling is niet duidelijk, bij- het risico bestaat dat de auto in aanra- bestemd is voor gebruik tijdens ritten op vlakke
voorbeeld wanneer de rijstroken worden king komt met dergelijke barrières. Het is weggedeelten. Het systeem heeft mogelijk
gesplitst of samengevoegd, bij afritten of aan de bestuurder om voldoende afstand moeite om de juiste afstand ten opzichte van
als er sprake is van meerdere sets weg- te houden tot de genoemde barrières. voorliggers aan te houden bij ritten op steile aflo-
markeringen. • De gecombineerde radarsensor en pende wegen – blijf dan extra alert en rem zo
camera heeft onvoldoende capaciteit om nodig zelf.
• er zijn randen of andere lijnen dan rijst-
rookmarkeringen aanwezig op of naast de alle aanwezige objecten en obstakels in • Maak geen gebruik van Pilot Assist als de
rijbaan, zoals trottoirbanden, naden of het verkeer te ontdekken, zoals kuilen, auto zwaar beladen is of wanneer er een
reparaties in het oppervlak van de rijbaan, stilstaande obstakels of voorwerpen die aanhangwagen achter de auto hangt.
randen van barrières, bermen of scherpe de route geheel of gedeeltelijk blokkeren.
schaduwen. • Pilot Assist "ziet" voetgangers, dieren en N.B.
• de rijstrook is smal of bochtig. dergelijke niet.
Pilot Assist is niet te activeren als een aan-
• de rijstrook loopt over een top van een • De aanbevolen stuuringreep is in sterkte hanger, fietsdrager of iets dergelijks worden
helling of een verkeerdrempel. beperkt, wat inhoudt dat het systeem u aangesloten op het elektrische systeem van
niet altijd kan helpen de auto zo te sturen de auto.
• het is slecht weer, met regen, (natte) dat deze binnen de rijstrook blijft.
sneeuw of mist of verminderd zicht met
• Pilot Assist wordt uitgeschakeld als de Overig
stuurbekrachtiging met een beperkt ver-
• U kunt Off Road niet kiezen, wanneer Pilot
mogen werkt en bijvoorbeeld wordt Assist is geactiveerd.
gekoeld op grond van oververhitting (zie

}}

341
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Symbolen en meldingen voor


Pilot Assist*
Het systeem maakt gebruik van de camera-
Op het bestuurdersdisplay en/of head-updis-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk play* kunnen enkele symbolen en meldingen ver-
'Beperkingen van de camera-eenheid'. schijnen ten aanzien van Pilot Assist.

Hier volgen enkele voorbeelden70.


N.B.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".
Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot
Assist is ingesteld op het aanhouden van een
Gerelateerde informatie
snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat het sys-
• Pilot Assist (p. 328)
teem een voorligger volgt die op dezelfde snel-
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288) heid rijdt.
Pilot Assist geeft geen stuurhulp, omdat het de
zijlijnen van de rijstrook niet detecteren.
Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot
Assist is ingesteld op het aanhouden van een
snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat er geen
voorliggers zijn die het systeem kan volgen.
Pilot Assist geeft geen stuurhulp, omdat het de
zijlijnen van de rijstrook niet detecteren.

70 Op de onderstaande voorbeeldafbeeldingen informeert de RSI (Road Sign Information) u dat de maximumsnelheid 130 km/h (80 mph) bedraagt.
71 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

342 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Radarsensor
De radarsensor wordt door meerdere rijhulpsys-
temen gebruikt en heeft tot taak om andere voer-
tuigen te detecteren.

Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot
Assist is ingesteld op het aanhouden van een Assist is ingesteld op het aanhouden van een
snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat het sys- snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat er geen
teem een voorligger volgt die op dezelfde snel- voorliggers zijn die het systeem kan volgen.
heid rijdt. NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
En Pilot Assist geeft in dit geval stuurhulp, omdat
Pilot Assist geeft nu stuurhulp, omdat het de zijlij- het de zijlijnen van de rijstrook kan detecteren. model zijn afwijkingen mogelijk.
nen van de rijstrook kan detecteren. De radarsensor wordt gebruikt voor de volgende
Gerelateerde informatie systemen:
• Pilot Assist (p. 328)
• Afstandswaarschuwing*
• Adaptieve cruisecontrol*
• Rijbaanassistent
• Pilot Assist*
• City Safety
Bij modificatie van de radarsensor is het mogelijk
dat het gebruik ervan onwettig wordt.

71 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

* Optie/accessoire. 343
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Gerelateerde informatie
• Beperkingen van de radarsensor (p. 345)
• Aanbevolen onderhoud van de radarsensor
(p. 348)
• Typegoedkeuring voor radarsensor (p. 349)

344
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van de radarsensor De radarsensor zit aan de binnenkant op het Als op het bestuurdersdisplay dit sym-
De radarsensor kent een aantal beperkingen, die bovenste deel van de voorruit, samen met de bool en de melding "Voorruitsensor
ook beperkingen met zich meebrengen voor de camera van de auto. Sensor afgedekt, zie handleiding"
functies die gebruikmaken van de eenheid. verschijnen, betekent dit dat de
BELANGRIJK gecombineerde camera en radarsensor geen
Geblokkeerde eenheid voorliggers, fietsers, voetgangers en grotere die-
Plaats, plak of monteer niets aan de buiten- ren voor de auto kan ontdekken en dat de func-
of binnenkant van de voorruit, vóór of rond de ties die gebruikmaken van de gecombineerde
camera- en radareenheid - dat kan de op de camera en radarsensor mogelijk storingen of
camera en radar gebaseerde functies versto- beperkingen vertonen, uitgeschakeld worden of
ren. verkeerd reageren.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
keld of niet goed reageren.

Houd het gemarkeerde gebied vrij van stickers, voorwer-


pen, zonnefilm et cetera72.

In de volgende tabel staan voorbeelden van mogelijke oorzaken van het verschijnen van de melding en passende maatregelen:
Oorzaak Maatregel
Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is vuil Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor
of bedekt met sneeuw of ijs. van vuil, sneeuw en ijs.
Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen of het Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet.
zicht van de camera.

72 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

345
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Oorzaak Maatregel
De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door opspat- Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of
tend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. sneeuw werkt de eenheid soms niet.
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde camera Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behui-
en radarsensor gekomen. zing van de eenheid te laten reinigen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-
werkplaats.

N.B. beeld als een inhalend voertuig invoegt tus-


sen u en uw voorligger.
Houd het voorruitoppervlak vóór de gecombi-
Ook kleine voertuigen, zoals motorfietsen of
neerde radarsensor en camera schoon.
voertuigen die niet in het midden van de rijst-
rook rijden, kunnen onopgemerkt blijven.
Rijsnelheid In bochten kan de radarsensor op het ver-
De radarsensor heeft veel meer moeite om een keerde voertuig reageren of een eerder
voorligger te ontdekken als: opgemerkt voertuig uit het zicht verliezen.
• de snelheid van de voorligger veel afwijkt van
die van uw eigen auto

Beperkt blikveld
De radarsensor heeft een beperkt blikveld. In
bepaalde gevallen wordt een voorligger niet ont-
dekt of later dan verwacht.

Het blikveld van de radarsensor.


Soms kan de radarsensor een voorligger op
korte afstand pas laat registreren, bijvoor-

346
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Lage aanhangwagens Beschadigde voorruit Volvo-werkplaats om te controleren of de


juiste voorruit wordt besteld en gemon-
BELANGRIJK teerd.

Als het voorruitoppervlak vóór een van beide • Monteer bij vervanging van de ruitenwis-
sers hetzelfde type of een ander type,
‘ogen’ van de camera- en radareenheid bar-
door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.
sten, krassen of steenslagschade vertoont
van ca. 0,5 × 3,0 mm (0,02 × 0,12 in) of gro-
ter, neem dan contact op met een werkplaats BELANGRIJK
om de voorruit te laten vervangen. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Bij het vervangen van de voorruit moet de
Lage aanhangwagen in radarschaduw. camera- en radareenheid in de werkplaats
Als u niets doet, presteren de bestuurderson- opnieuw worden gekalibreerd om de werking
Ook lage aanhangwagens ontdekt de radarsen-
dersteuningssystemen die gebruikmaken van van alle op de camera en radar gebaseerde
sor soms alleen met grote moeite of helemaal
de gecombineerde camera en radarsensor systemen van de auto te garanderen. Geadvi-
niet - u moet daarom extra voorzichtig zijn als er
mogelijk minder goed. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
een lage aanhangwagen achter de voorligger
hangt en de adaptieve cruisecontrol of Pilot Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
Assist actief is. den gereduceerd, volledig worden uitgescha- Gerelateerde informatie
keld of niet goed reageren. • Radarsensor (p. 343)
Hoge temperaturen
Bij zeer hoge temperaturen in het interieur zal de Om te voorkomen dat de bestuurdersonder-
gecombineerde camera en radarsensor na het steuningssystemen die van de radarsensor
starten van de motor mogelijk tijdelijk worden uit- gebruikmaken, helemaal niet, onjuist of in
geschakeld gedurende zo'n 15 minuten om de beperkte mate werken, geldt tevens het vol-
elektronica te beschermen. Als de temperatuur gende:
voldoende gedaald is, wordt de gecombineerde • Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of
camera en radarsensor automatisch weer opge- sterren in het gebied vóór de gecombi-
start. neerde camera en radarsensor niet te
repareren, maar de complete voorruit te
vervangen.
• Neem alvorens de voorruit te laten ver-
vangen contact op met een erkende

347
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Aanbevolen onderhoud van de


radarsensor
De gecombineerde camera en radarsensor werkt
alleen naar behoren wanneer u vuil, ijs en
sneeuw van de voorruit verwijdert en de ruit
regelmatig reinigt met water en autoshampoo.

N.B.
Als vuil, ijs en sneeuw de camera- en radar-
eenheid bedekken, neemt de functie af en
kan meten onmogelijk worden gemaakt.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
keld of niet goed reageren.

Gerelateerde informatie
• Radarsensor (p. 343)

348
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Typegoedkeuring voor radarsensor


Hier staan de typegoedkeuringen voor de radar-
sensoren van de ACC73-, PA74- en BLIS75-func-
ties.
ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
Este equipamento opera em caráter secundário, isto é, não tem direito à proteção contra
interferência prejudicial, mesmo de estações do mesmo tipo, e não pode causar
interferência a sistemas operando em caráter primário.
✓ Modelo: L2C0054TR
4122-14-8645
Brazilië
EAN: (01)07897843840855
Modelo: L2C0055TR
✓ 1500-15-8065
EAN: 07897843840978
Hereby, Delphi Electronics and Safety declares that L2C0054TR / L2C0055TR are in
compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive
2014/53/EU (RED). The original declaration of conformity can be accessed at the
following link www.delphi.com/automotive-homologation.
Europa ✓ ✓ Frequency Band: 76GHz – 77GHz
Maximum Output Power: 55dBm EIRP
The Declaration of Conformity may be consulted at Delphi Electronics & Safety / 2151 E.
Lincoln Road / Kokomo, Indiana 46902 USA

73 ACC = Adaptive Cruise Control


74 PA = Pilot Assist
75 BLIS = Blind Spot Information }}

349
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
REGISTERED No: ER37536/15

DEALER No: DA37380/15
Verenigde Arabische
Emiraten (UAE) REGISTERED No: ER37357/15

DEALER No: DA37380/15

37295/POSTEL/2014

4927
Indonesië
38806/SDPPI/2015

4927
Type Approval No.: TRC/LPD/2014/255

Equipment Type: Low Power Device (LPD)
Jordanië
Type Approval No.: TRC/LPD/2015/3

Equipment Type: Low Power Device (LPD)
Certification No.

MSIP-CMI- DPH-L2C0054TR
Korea
Certification No.

MSIP-CMI-DPH-L2C0055TR
AGREE PAR L’ANRT MAROC
Marokko ✓ ✓ NUMÉRO D’AGRÉMENT: MR 9929 ANRT 2014
DATE D’AGRÉMENT: 26/12/2014

350
BESTUURDERSONDERSTEUNING

ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
✓ IFETEL: RLVDEL215-0299
Mexico
✓ IFETEL: RLVDEL215-0314

Moldavië ✓ ✓

✓ И011 14

Servië
✓ И011 15

Singapore ✓ ✓

TA-2014/1824

APPROVED
Zuid-Afrika
TA-2014/2390

APPROVED

}}

351
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
✓ CCAB15LP0560T3
Taiwan
✓ CCAB15LP0680T0

Delphi і є, щ RACAM/SRR2 і і є П
і і і і і
Oekraïne ✓ ✓ і ( і ь ) (П КМ № 679 і 24
2009 .) Д і і і і ь і Delphi :
Delphi.

A ACC = Adaptive Cruise Control


B PA = Pilot Assist
C BLIS = Blind Spot Information

Typegoedkeuring voor radioapparatuur


Markt Symbool Typegoedkeuring
Volvo Cars verklaart hier-
bij dat alle radioappara-
tuur conform de essenti-
Europa ele eisen en andere rele-
vante bepalingen is van
de Richtlijn
2014/53/EU.

Gerelateerde informatie
• Radarsensor (p. 343)

352
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Camera Gerelateerde informatie


De camera wordt gebruikt door meerdere rij- • Beperkingen van de camera (p. 354)
hulpsystemen en heeft tot taak om bijvoorbeeld • Aanbevolen onderhoud van de camera
de zijlijnen van de weg of verkeersborden te (p. 357)
detecteren.

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het


model zijn afwijkingen mogelijk.
De camera wordt gebruikt voor de volgende sys-
temen:
• Adaptieve cruisecontrol*
• Pilot Assist*
• Rijbaanassistent*
• Stuurhulp bij botsgevaar
• City Safety
• Driver Alert Control*
• Verkeersbordinformatie*
• Automatisch groot licht*

* Optie/accessoire. 353
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van de camera Geblokkeerde eenheid


De camera kent een aantal beperkingen, die ook Als op het bestuurdersdisplay dit sym-
beperkingen met zich meebrengen voor de func- bool en de melding "Voorruitsensor
ties die gebruikmaken van de eenheid. Sensor afgedekt, zie handleiding"
verschijnen, betekent dit dat de
Beperkt zicht gecombineerde camera en radarsensor geen
De camera kent ongeveer dezelfde beperkingen voorliggers, fietsers, voetgangers en grotere die-
als het menselijk oog. Dit houdt in dat hij minder ren voor de auto kan ontdekken en dat de func-
goed "ziet" bij hevige regen- of sneeuwval, in ties die gebruikmaken van de gecombineerde
dichte mist of in dikke stofwolken of stuifsneeuw. camera en radarsensor mogelijk storingen of
In dergelijke omstandigheden kunnen functies beperkingen vertonen, uitgeschakeld worden of
die gebruikmaken van de camera grote beperkin- verkeerd reageren.
gen ondervinden of tijdelijk gedeactiveerd wor- In de volgende tabel staan voorbeelden van
den. Houd het gemarkeerde gebied vrij van stickers, voorwer- mogelijke oorzaken van het verschijnen van de
Fel tegenlicht, reflecties op het wegdek, pen, zonnefilm et cetera76. melding en passende maatregelen:
besneeuwde of beijzelde wegen, verontreinigde De camera zit aan de binnenkant op het boven-
en onduidelijke rijstrookmarkeringen kunnen aan- ste deel van de voorruit, samen met de radarsen-
leiding geven tot grote beperkingen voor de sys- sor van de auto.
temen die van de camera gebruikmaken om bij-
voorbeeld het wegdek af te tasten en andere BELANGRIJK
voertuigen, fietsers, voetgangers en grotere die-
ren te ontdekken. Plaats, plak of monteer niets aan de buiten-
of binnenkant van de voorruit, vóór of rond de
camera- en radareenheid - dat kan de op de
camera en radar gebaseerde functies versto-
ren.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
keld of niet goed reageren.

76 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

354
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Oorzaak Maatregel
Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor van
vuil of bedekt met sneeuw of ijs. vuil, sneeuw en ijs.
Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet.
of het zicht van de camera.
De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of sneeuw
opspattend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. werkt de eenheid soms niet.
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behuizing van
camera en radarsensor gekomen. de eenheid te laten reinigen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Fel tegenlicht Valt niets aan te doen. In betere lichtomstandigheden wordt de camera automa-
tisch opnieuw geactiveerd.

N.B. Beschadigde voorruit Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
Houd het voorruitoppervlak vóór de gecombi- keld of niet goed reageren.
neerde radarsensor en camera schoon. BELANGRIJK
Als het voorruitoppervlak vóór een van beide Om te voorkomen dat de bestuurdersonder-
‘ogen’ van de camera- en radareenheid bar- steuningssystemen die van de radarsensor
Hoge temperaturen gebruikmaken, helemaal niet, onjuist of in
sten, krassen of steenslagschade vertoont
Bij zeer hoge temperaturen in het interieur zal de beperkte mate werken, geldt tevens het vol-
van ca. 0,5 × 3,0 mm (0,02 × 0,12 in) of gro-
gecombineerde camera en radarsensor na het gende:
ter, neem dan contact op met een werkplaats
starten van de motor mogelijk tijdelijk worden uit-
geschakeld gedurende zo'n 15 minuten om de
om de voorruit te laten vervangen. Geadvi- • Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. sterren in het gebied vóór de gecombi-
elektronica te beschermen. Als de temperatuur
voldoende gedaald is, wordt de gecombineerde Als u niets doet, presteren de bestuurderson- neerde camera en radarsensor niet te
camera en radarsensor automatisch weer opge- dersteuningssystemen die gebruikmaken van repareren, maar de complete voorruit te
start. de gecombineerde camera en radarsensor vervangen.
mogelijk minder goed. • Neem alvorens de voorruit te laten ver-
vangen contact op met een erkende

}}

355
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Volvo-werkplaats om te controleren of de
juiste voorruit wordt besteld en gemon-
teerd.
• Monteer bij vervanging van de ruitenwis-
sers hetzelfde type of een ander type,
door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.

BELANGRIJK
Bij het vervangen van de voorruit moet de
camera- en radareenheid in de werkplaats
opnieuw worden gekalibreerd om de werking
van alle op de camera en radar gebaseerde
systemen van de auto te garanderen. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Camera (p. 353)

356
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Aanbevolen onderhoud van de City Safety™ peld aan onoplettendheid tot bijna-ongelukken
camera City Safety kan u met licht- en geluidssignalen kunnen leiden.
De gecombineerde camera en radarsensor werkt en rempedaaltrillingen attenderen op plotseling Het systeem helpt u door automatisch te rem-
alleen naar behoren wanneer u vuil, ijs en opdoemende voetgangers, fietsers, grotere die- men, wanneer het gevaar voor een botsing met
sneeuw van de voorruit verwijdert en de ruit ren en voorliggers – de auto remt automatisch een voorligger reëel is en u zelf niet snel genoeg
regelmatig reinigt met water en autoshampoo. als u niet zelf binnen een redelijke tijd reageert. remt en/of uitwijkt.
City Safety start een korte, krachtige remma-
N.B. noeuvre en zorgt er normaliter voor dat u net
Als vuil, ijs en sneeuw de camera- en radar- achter uw voorligger tot stilstand komt.
eenheid bedekken, neemt de functie af en City Safety wordt geactiveerd in situaties waar u
kan meten onmogelijk worden gemaakt. eigenlijk al veel eerder had moeten remmen,
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor- zodat de functie niet altijd uitkomst biedt.
den gereduceerd, volledig worden uitgescha- City Safety is erop gebouwd om zo laat mogelijk
keld of niet goed reageren. geactiveerd te worden om onnodige ingrepen te
voorkomen.
Gerelateerde informatie U en eventuele passagiers zullen normaal alleen
• Camera (p. 353) merken dat City Safety actief is, wanneer een
Locatie gecombineerde camera en radarsensor77. botsing dreigt.
City Safety kan een aanrijding voorkomen of de
impactsnelheid verlagen.
City Safety is een hulpmiddel dat bedoeld is om u
te waarschuwen, wanneer het gevaar bestaat dat
u op een voetganger, een fietser, een groter dier
of een voorligger botst.
City Safety kan u helpen een botsing te voorko-
men tijdens filerijden en dergelijke, waarbij plot-
selinge wijzigingen in het verkeer vóór u gekop-

77 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

357
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| WAARSCHUWING • U wordt geadviseerd om alle paragrafen Parameters en deelfuncties van City


over City Safety in de gebruikershandlei- Safety
• City Safety is een systeem voor aanvul- ding te lezen en bijvoorbeeld kennis te City Safety kan een botsing met een voorligger,
lende rijhulp ter verhoging van de rijveilig- nemen van de beperkingen waar u reke- fietser, voetganger of een groter dier voorkomen
heid, maar het systeem werkt niet in alle ning mee moet houden alvorens het sys- via een verlaging van de rijsnelheid door automa-
verkeers-, weers- en wegomstandighe- teem te gebruiken (zie de lijst met links tisch te remmen.
den. naar de paragrafen).
Bij een snelheidsverschil groter dan de volgende
• Auto Brake van City Safety kan een bot-
sing geheel voorkomen of de botssnel- snelheden kan de automatische remfunctie van
Gerelateerde informatie City Safety een botsing niet geheel voorkomen,
heid verlagen, maar voor maximale rem-
• Parameters en deelfuncties van City Safety maar wel de gevolgen ervan beperken.
werking moet u altijd het rempedaal (p. 358)
bedienen – ook al remt de auto automa- Voertuig
tisch. • Waarschuwingsafstand instellen voor City
Voor een voorligger kan City Safety de snelheid
Safety (p. 360)
• De waarschuwingen en stuurhulp worden verlagen met maximaal 60 km/h (37 mph).
alleen geactiveerd bij een groot gevaar • Obstakeldetectie met City Safety (p. 361)
Fietsers
voor een botsing – wacht een botswaar- • City Safety bij kruisend verkeer (p. 364) Voor een fietser kan City Safety de snelheid ver-
schuwing of ingreep van City Safety • Beperkingen van City Safety bij kruisend ver- lagen met maximaal 50 km/h (30 mph).
daarom nooit af. keer (p. 364) Voetganger
• Er wordt niet gewaarschuwd noch • City Safety met stuurhulp bij een uitwijkma- Voor een voetganger kan City Safety de snelheid
geremd voor voetgangers en fietsers bij noeuvre (p. 365) verlagen met maximaal 45 km/h (28 mph).
rijsnelheden hoger dan 80 km/h
(50 mph). • Beperkingen van de stuurhulp van City Grotere dieren
Safety bij een uitwijkmanoeuvre (p. 366) Bij gevaar voor een botsing met groot wild kan
• City Safety activeert geen automatische
remingrepen bij krachtig versnellen. • City Safety bij ontoereikende uitwijkma- City Safety de rijsnelheid verlagen tot 15 km/h
noeuvre (p. 366) (9 mph).
• City Safety ontslaat u niet van de plicht
om alert en adequaat te reageren, zodat u • Beperkingen van City Safety (p. 367) De remingreep voor grotere dieren is in eerste
instantie bedoeld om de botskrachten bij hogere
de auto altijd op een veilige manier moet • Meldingen voor City Safety (p. 370)
snelheden te beperken en is het effectiefst op
blijven besturen, met inachtneming van
snelheden hoger dan 70 km/h (43 mph) en min-
een passende snelheid en geschikte
der effectief op lage snelheden.
afstand tot andere weggebruikers en met
respect voor de geldende verkeersregels
en -bepalingen.

358
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Deelfuncties van City Safety 1 – Collision Warning Als u in deze fase nog steeds niet aan een uit-
Eerst wordt u gewaarschuwd voor een dreigende wijkmanoeuvre bent begonnen en er een aanrij-
aanrijding. ding dreigt, wordt er automatisch geremd, onge-
acht of u zelf remt of niet. De auto wordt daarbij
City Safety kan voetgangers, fietsers of voertui-
maximaal afgeremd om de botssnelheid te
gen voor uw auto ontdekken, die stilstaan of in
beperken of zoveel als nodig is om een aanrijding
dezelfde richting als u rijden. City Safety kan
te voorkomen.
tevens voetgangers, fietsers of grote dieren ont-
dekken, die het pad van uw auto kruisen. Bij activering van de automatische remfunctie
worden mogelijk ook de gordelspanners geacti-
Bij een dreigende botsing met een voetganger,
veerd. Zie voor meer informatie onder "Gordel-
fietser, groter dier of een voertuig en met voertui-
spanners".
gen zoals beschreven in het artikel "City Safety
bij kruisend verkeer" wordt uw aandacht getrok- Auto Brake kan in bepaalde situaties de remin-
ken met licht- en geluidssignalen en rempedaal- greep met lichter remmen beginnen en vervol-
Functie-overzicht78.
trillingen. Bij lagere snelheden, krachtig afrem- gens overgaan op de volledige remwerking.
Akoestisch waarschuwingssignaal bij gevaar men door de bestuurder of het geven van gas
voor een botsing Wanneer City Safety een botsing met een stil-
worden geen rempedaaltrillingen verstrekt. De staand obstakel heeft voorkomen, blijft de auto
Waarschuwingssymbool bij gevaar voor een intensiteit van de rempedaaltrilling is afhankelijk stilstaan totdat u bepaalde actie onderneemt. Als
botsing van de rijsnelheid. de auto wordt afgeremd wegens een langzamer
Afstandsmeting met gecombineerde radar- 2 – Brake Support rijdende voorligger, wordt uw snelheid afgestemd
sensor en camera Als het gevaar voor een aanrijding na de Collision op die van de voorligger.
City Safety vervult drie functies in de volgende Warning verder is toegenomen, treedt de Brake
volgorde: Support in werking. N.B.
1. Collision Warning Brake Support helpt u bij het remmen, als het Bij een auto met een handgeschakelde ver-
2. Brake Support systeem ervan uitgaat dat de remmanoeuvre snellingsbak, stopt de motor wanneer de Auto
alleen niet voldoende is om een botsing te voor- Brake de auto tot stilstand heeft gebracht,
3. Auto Brake komen. tenzij u voor die tijd het koppelingspedaal
De volgende tekst licht toe wat de drie functies 3 – Auto Brake weet te bedienen.
doen: In allerlaatste instantie wordt de automatische
remfunctie geactiveerd.

78 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk. }}

359
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| U kunt een remingreep altijd afbreken hard op Waarschuwingsafstand instellen Safety niet alleen minder vaak waarschuwt, maar
het gaspedaal te trappen. voor City Safety ook minder snel.
City Safety mag dan altijd geactiveerd zijn, u Gebruik waarschuwingsafstand Laat daarom
N.B. kunt wel een waarschuwingsafstand kiezen. alleen in uitzonderingsgevallen, zoals bij sportief
Als City Safety remt, gaan de remlichten bran- rijden.
den. N.B.
City Safety is niet uit te schakelen, maar
Wanneer City Safety ingrijpt en remt, verschijnt wordt bij het starten van de motor/elektrische
op het bestuurdersdisplay de melding dat het aandrijving automatisch geactiveerd en blijft
systeem actief is/was. vervolgens actief tot u de motor/elektrische
aandrijving uitschakelt.
WAARSCHUWING
De waarschuwingsafstand bepaalt de gevoelig-
Pas uw rijstijl niet aan op grond van City
Safety en ga er niet blindelings van uit dat heid van het systeem en de afstand waarbij de
City Safety voor u remt. licht- en geluidssignalen en de rempedaaltrillin-
gen moeten worden gegeven.
Gerelateerde informatie Om een waarschuwingsafstand te kiezen:
• City Safety™ (p. 357) 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe
in het hoofdscherm van het middendisplay.
2. Kies onder Waarschuwing City Safety voor
Laat, Normaal of Vroeg voor het instellen
van de gewenste waarschuwingsafstand.
Als de instelling Vroeg te vaak tot waarschuwin-
gen leidt (wat in bepaalde situaties als hinderlijk
kan worden ervaren), kunt u de waarschuwingsaf-
stand Normaal of Laat kiezen.
Wanneer u vindt dat er te vaak wordt gewaar-
schuwd en de signalen als storend ervaart, kunt u
de waarschuwingsafstand verkleinen zodat City

360
BESTUURDERSONDERSTEUNING

WAARSCHUWING N.B. Obstakeldetectie met City Safety


De obstakels die City Safety kan detecteren, zijn
• Geen enkel automatisch systeem kan in Waarschuwingen via de richtingaanwijzers
voertuigen, fietsers, grotere dieren en voetgan-
alle situaties een 100 % feilloze werking voor de Rear Collision Warning worden
gers.
garanderen. Test City Safety daarom gedeactiveerd, als de waarschuwingsafstand
nooit uit op mensen, dieren of voertuigen voor de Collision Warning in City Safety is Voertuig
– dat kan namelijk tot ernstig letsel/ ingesteld op het laagste niveau "Laat". City Safety detecteert de meeste voertuigen die
ernstige schade en levensgevaarlijke situ- stilstaan of in dezelfde richting rijden als u en de
De functies 'gordels spannen' en 'remmen'
aties leiden. voertuigen die beschreven staan in "City Safety
zijn echter nog steeds actief.
• City Safety waarschuwt u bij gevaar voor bij kruisend verkeer".
een botsing, maar het systeem is niet in City Safety kan voertuigen in het donker alleen
staat uw reactietijd te verkorten. Gerelateerde informatie
• City Safety™ (p. 357) detecteren, wanneer de voor- en achterlichten
• Ook als u de waarschuwingsafstand hebt van deze voertuigen werken en duidelijk waar-
ingesteld op Vroeg, kunnen de waar- neembaar branden.
schuwingen voor uw gevoel soms laat
worden afgegeven, bijvoorbeeld bij grote Fietser
snelheidsverschillen of als de voorligger
plotseling krachtig remt.
• Wanneer de waarschuwingsafstand is
ingesteld op Vroeg, worden de waar-
schuwingen eerder gegeven. Dit kan
ertoe leiden dat er vaker wordt gewaar-
schuwd dan bij de waarschuwingsafstand
Normaal, maar toch geniet deze instel-
ling de voorkeur omdat het City Safety
effectiever kan maken.

Ideaalvoorbeeld van wat City Safety als een fietser


beschouwt – met herkenbare lichaams- en fietscontou-
ren.

}}

361
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Voor optimale prestaties van het systeem moet WAARSCHUWING Voetganger


de systeemfunctie die verantwoordelijk is voor
identificatie van fietsers zo uniform mogelijke City Safety is een systeem voor aanvullende
informatie over de lichaams- en fietscontouren bestuurdersondersteuning dat niet altijd alle
fietsers kan detecteren en bijvoorbeeld
ontvangen – wat inhoudt dat kenmerkende moeite heeft met:
(lichaams-)delen zoals fiets, hoofd, armen, schou-
ders, benen, borstkas en buik moeten kunnen • slechts gedeeltelijk zichtbare fietsers;
worden waargenomen evenals een bewegingspa- • fietsers als het contrast met de achter-
troon dat voor fietsers als normaal te beschou- grond gering is – waarschuwingen en
wen is. remingrepen kunnen dan pas laat komen
Het systeem kan fietsers niet ontdekken, als de of helemaal achterwege blijven;
systeemcamera grote delen van het lichaam van • fietsers in kleding die de lichaamscontou-
de fietser of van zijn/haar fiets niet kan waarne- ren verhult;
men. Ideaalvoorbeelden van wat het systeem als voetgangers
• fietsen waarop grote voorwerpen worden
met herkenbare lichaamscontouren beschouwt.
Het systeem kan alleen volwassen fietsers ont- vervoerd.
dekken die op fietsen voor volwassenen zitten. Voor optimale prestaties van het systeem moet
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u
de auto op de juiste wijze bestuurt en vol- de systeemfunctie die verantwoordelijk is voor
doende afstand houdt, afhankelijk van de rij- identificatie van voetgangers zo uniform moge-
snelheid. lijke informatie over de lichaamscontouren ont-
vangen – wat inhoudt dat kenmerkende
lichaamsdelen zoals hoofd, armen, schouders,
benen, borstkas en buik moeten kunnen worden
waargenomen evenals een bewegingspatroon
dat voor mensen als normaal te beschouwen is.
Om een voetganger te kunnen detecteren moet
er sprake zijn van een bepaald contrast ten
opzichte van de achtergrond door bijvoorbeeld
kleding, achtergrond, weersomstandigheden en
dergelijke. Bij weinig contrast worden voetgan-
gers mogelijk laat of helemaal niet gedetecteerd.
De waarschuwingen en remingrepen kunnen dan
laat of helemaal niet plaatsvinden.

362
BESTUURDERSONDERSTEUNING

City Safety kan dankzij de koplampen van de auto Grotere dieren WAARSCHUWING
ook in het donker voetgangers detecteren.
City Safety is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning dat niet altijd alle
WAARSCHUWING grotere dieren kan detecteren en bijvoorbeeld
City Safety is een systeem voor aanvullende moeite heeft met:
bestuurdersondersteuning dat niet altijd alle • slechts gedeeltelijk zichtbare grotere die-
voetgangers kan detecteren en bijvoorbeeld ren;
moeite heeft met:
• grotere dieren die met hun voor- of ach-
• slechts gedeeltelijk zichtbare voetgan-
tereind recht voor de auto staan of bewe-
gers, voetgangers die gekleed gaan in
gen;
kleding die de lichaamscontouren verhult
of voetgangers met een lengte korter dan • grotere dieren die snel rennen of bewe-
80 cm (32 in.); gen;
Ideaalvoorbeeld van wat City Safety als een stilstaand of
• voetgangers bij een gering contrast met langzaam lopend groter dier beschouwt – met herken- • grotere dieren als het contrast met de
de achtergrond – waarschuwingen en bare lichaamscontouren. achtergrond van de dieren gering is –
remingrepen kunnen dan pas laat komen waarschuwingen en remingrepen kunnen
Voor optimale prestaties van het systeem moet dan pas laat komen of helemaal achter-
of helemaal achterwege blijven; de systeemfunctie die verantwoordelijk is voor wege blijven.
• voetgangers die grote voorwerpen dra- identificatie van grotere dieren (zoals een eland
gen. of paard) zo uniform mogelijk informatie over de • kleinere dieren zoals honden en katten.
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u lichaamscontouren ontvangen – wat inhoudt dat U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u
de auto op de juiste wijze bestuurt en vol- het dier recht vanaf de zijkant moet kunnen wor- de auto op de juiste wijze bestuurt en vol-
doende afstand houdt, afhankelijk van de rij- den waargenomen en dat het dier een bewe- doende afstand houdt, afhankelijk van de rij-
snelheid. snelheid.
gingspatroon heeft dat voor het dier als normaal
te beschouwen is.
Gerelateerde informatie
Het systeem kan dieren niet ontdekken, als de
systeemcamera delen van het lichaam van het • City Safety™ (p. 357)
dier niet kan waarnemen.
City Safety kan dankzij de koplampen van de auto
ook in het donker grotere dieren detecteren.

363
BESTUURDERSONDERSTEUNING

City Safety bij kruisend verkeer WAARSCHUWING Beperkingen van City Safety bij
City Safety kan u helpen als uw auto tijdens het kruisend verkeer
afslaan op een kruising het pad van een tegen- • "City Safety bij kruisend verkeer" is een
In bepaalde gevallen kan het voor City Safety
systeem voor aanvullende bestuurderson-
ligger kruist. moeilijk zijn om u te helpen bij een dreigende
dersteuning om de rijveiligheid te verho-
aanrijding met tegemoetkomend kruisend ver-
gen, maar het systeem werkt niet in alle
keer.
verkeers-, weers- en wegomstandighe-
den.
• Waarschuwingen en remingrepen bij een
dreigende aanrijding met tegemoetko-
mende voertuigen komen vaak heel laat.
• Wacht nooit tot u een botswaarschuwing
krijgt of tot City Safety ingrijpt.
• City Safety ontslaat u niet van de plicht
om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
: Gebied waarin City Safety kruisende tegenliggers een passende snelheid en geschikte
kan detecteren.
afstand tot andere weggebruikers en met Wat mogelijk is in de volgende gevallen:
City Safety kan een tegenligger waar u tegenop respect voor de geldende verkeersregels
dreigt te botsen pas detecteren, wanneer de en -bepalingen. • bij gladheid zodat de stabiliteitsregeling ESC
tegenligger in het gebied is waar City Safety het ingrijpt
verloop kan analyseren.
Gerelateerde informatie • tegenliggers worden laat ontdekt
Bovendien moet aan de volgende criteria zijn vol- • City Safety™ (p. 357) • het zicht op tegenliggers wordt ergens door
daan: belemmerd
• de snelheid van uw auto is minimaal 4 km/h • tegenliggers voeren geen koplampen
(3 mph) • tegenliggers rijden onvoorspelbaar en wisse-
• uw auto slaat af naar links op markten met len bijvoorbeeld in een laat stadium snel van
rechtsrijdend verkeer (of naar rechts bij links- rijbaan.
rijdend verkeer)
• de koplampen van de tegenligger branden.

364
BESTUURDERSONDERSTEUNING

N.B. City Safety met stuurhulp bij een City Safety kan het volgende detecteren:
uitwijkmanoeuvre • voertuigen
Het systeem maakt gebruik van de camera-
City Safety met stuurhulp kan u helpen om uit te
eenheid van de auto, die een aantal alge-
wijken voor een voertuig/obstakel, wanneer een
• fietsers
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk • voetgangers
botsing niet met een simpele remmanoeuvre te
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
voorkomen is. • grotere dieren.

N.B. WAARSCHUWING
De functie maakt gebruik van de radareen- • De anticiperende functies van City Safety
heid van de auto, die een aantal algemene vormen een systeem voor aanvullende
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
gen van de radareenheid". heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
Gerelateerde informatie standigheden.
• City Safety™ (p. 357) • City Safety ontslaat u niet van de plicht
om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
Uw auto die uitwijkt een passende snelheid en geschikte
afstand tot andere weggebruikers en met
Langzaam rijdend/stilstaand voertuig of respect voor de geldende verkeersregels
obstakel. en -bepalingen.
City Safety grijpt in door uw stuurbeweging te
versterken, nadat u aan een uitwijkmanoeuvre Activeren/deactiveren
bent begonnen – en alleen als u te weinig stuurt City Safety met stuurhulp is niet uit te schakelen
om een botsing te voorkomen. en daarmee altijd geactiveerd.
De versterkte stuuringreep wordt voor een groter
effect gecombineerd met een remingreep. Het Gerelateerde informatie
systeem helpt u na het passeren van het obsta- • City Safety™ (p. 357)
kel ook bij het hervinden van de rechtuitkoers.

365
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van de stuurhulp van City Safety bij ontoereikende via een uitwijkmanoeuvre een botsing te voorko-
City Safety bij een uitwijkmanoeuvre uitwijkmanoeuvre men.
City Safety-stuurhulp kent mogelijk beperkingen City Safety kan u helpen door de auto automa- Als City Safety echter inschat dat u niet kunt uit-
in de volgende situaties, zodat bijv. niet wordt tisch eerder te remmen, wanneer een botsing wijken door verkeer in de aangrenzende rijstro-
ingegrepen: niet met een simpele uitwijkmanoeuvre te voor- ken, kan het systeem u helpen door eerder dan
komen is. normaal een automatische remingreep te starten.
• buiten het snelheidsbereik 50–100 km/h
(30–62 mph) City Safety helpt u door voortdurend na te gaan
• als u zelf een uitwijkmanoeuvre begint of er voldoende "uitwijkmogelijkheden" zijn via de WAARSCHUWING
• als de stuurbekrachtiging met een beperkt aangrenzende rijstroken, als het systeem een • De anticiperende functies van City Safety
vermogen werkt – zoals bij koeling op grond langzaam rijdende of stilstaande voorligger vormen een systeem voor aanvullende
van oververhitting (zie het artikel "Snelheids- mogelijk laat ontdekt. bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
afhankelijke stuurkracht"). heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden.
N.B.
• City Safety ontslaat u niet van de plicht
Het systeem maakt gebruik van de camera- om alert en adequaat te reageren, zodat u
eenheid van de auto, die een aantal alge- de auto altijd op een veilige manier moet
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk blijven besturen, met inachtneming van
'Beperkingen van de camera-eenheid'. een passende snelheid en geschikte
afstand tot andere weggebruikers en met
respect voor de geldende verkeersregels
N.B. en -bepalingen.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene Uw auto (1) "ziet" geen uitwijkmogelijkheid voor voorlig-
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- gers (2) en kan daarom eerder een automatische remin-
gen van de radareenheid". greep verrichten.
Uw auto
Gerelateerde informatie
Langzaam rijdende/stilstaande auto
• City Safety™ (p. 357)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288) City Safety grijpt niet met een automatische
remingreep in, zolang u de mogelijkheid hebt om

366
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van City Safety bij Beperkingen van City Safety Blikveld van gecombineerde camera en
ontoereikende uitwijkmanoeuvre De City Safety kent mogelijk beperkingen in radarsensor
bepaalde situaties. Het blikveld van de camera is beperkt, zodat
N.B. voetgangers, fietsers, grotere dieren en voertui-
Omgeving gen in bepaalde situaties niet kunnen worden
Het systeem maakt gebruik van de camera- geregistreerd of later worden ontdekt dan ver-
Lage voorwerpen
eenheid van de auto, die een aantal alge- wacht.
Hangende voorwerpen zoals vlaggen/wimpels
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
die uitstekende lading markeren of accessoires Vuile voertuigen worden mogelijk later gedetec-
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
zoals verstralers en frontbars die boven de motor- teerd dan andere voertuigen en motoren worden
kap uitsteken zorgen voor functiebeperkingen. in het donker mogelijk later of helemaal niet
N.B. Gladheid gedetecteerd.
De functie maakt gebruik van de radareen- Bij gladheid is de remweg langer waardoor City Als een tekstmelding op het bestuurdersdisplay
heid van de auto, die een aantal algemene Safety minder goed in staat is een aanrijding te aangeeft dat de gecombineerde camera en
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- voorkomen. In dergelijke situaties zullen het anti- radarsensor geblokkeerd is, houdt dit in dat City
gen van de radareenheid". blokkeerremsysteem en de stabiliteitsregeling Safety moeilijk voetgangers, fietsers, grotere die-
ESC79 zorgen voor een optimale remkracht met ren, auto's of weglijnen vóór de auto kan registre-
behoud van de stabiliteit. ren – daardoor kan City Safety mogelijk minder
Gerelateerde informatie
Tegenlicht goed functioneren.
• City Safety™ (p. 357)
In de felle zon en bij lichtschitteringen alsook het Er verschijnt echter niet altijd een foutmelding bij
gebruik van een zonnebril is het op de voorruit geblokkeerde voorruitsensoren - het is dan ook
geprojecteerde waarschuwingslampje soms belangrijk dat u het gebied van de voorruit vóór
moeilijk te ontdekken. Dat is ook mogelijk als u de gecombineerde camera en radarsensor goed
niet recht vooruit kijkt. schoonhoudt.
Hitte
Bij een hoge interieurtemperatuur door bijvoor- BELANGRIJK
beeld sterke instraling is het mogelijk dat het
Onderhoud en vervanging van onderdelen in
visuele waarschuwingssignaal aan de binnenkant
City Safety mogen uitsluitend door een werk-
van de voorruit mogelijk niet werkt.
plaats worden uitgevoerd - geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.

79 Electronic Stability Control }}

367
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Ingreep van bestuurder Overig zaam rijdende of stilstaande voorliggers


en grote dieren.
Achteruitrijden
Wanneer u achteruitrijdt, is City Safety tijdelijk WAARSCHUWING • Er wordt niet gewaarschuwd noch
gedeactiveerd. geremd voor voetgangers en fietsers bij
• Als de gecombineerde radarsensor en
een rijsnelheid hoger dan 80 km/h
Lage snelheid camera op grond van de verkeerssituatie
(50 mph).
City Safety wordt niet geactiveerd op zeer lage of anderszins problemen heeft voetgan-
snelheden (onder 4 km/h (3 mph)), wat betekent gers, fietsers, grotere dieren of voorlig- • Plaats, plak of bevestig niets aan de bui-
dat het systeem niet ingrijpt in situaties waarbij u gers te ontdekken, is het mogelijk dat het ten- of binnenkant van de voorruit, vóór of
een voorligger heel langzaam nadert zoals bij het systeem pas laat, onterecht of helemaal rond de gecombineerde radarsensor en
parkeren. geen waarschuwing geeft en remt. camera – dat kan storingen veroorzaken
in de op de camera gebaseerde functies.
Actief rijgedrag • 's Nachts zijn voorliggers alleen te detec-
De commando's die u zelf geeft hebben altijd teren, als de voor- en achterlichten ervan • De aanwezigheid van voorwerpen,
voorrang, wat betekent dat City Safety niet werken en zichtbaar branden. sneeuw, ijs of vuil in het gebied van de
camerasensor kan aanleiding geven tot
ingrijpt of met enige vertraging waarschuwt/ • De gecombineerde radarsensor en
een reductie, volledige uitschakeling of
ingrijpt in situaties waarbij u duidelijke comman- camera heeft een beperkt bereik voor
do's geeft via stuurwiel en gaspedaal, zelfs als onvoorziene reacties van de functie.
voetgangers en fietsers, zodat het sys-
een aanrijding onvermijdelijk lijkt. teem voor dergelijke weggebruikers effi-
Bij een actief en sportief rijgedrag vinden waar- ciënt waarschuwt en remingrepen verricht N.B.
schuwingen en ingrepen daarom met enige ver- bij rijsnelheden tot 50 km/h (30 mph).
Voor stilstaande of langzaam rijdende Het systeem maakt gebruik van de camera-
traging plaats om onnodige waarschuwingen eenheid van de auto, die een aantal alge-
tegen te gaan. voorliggers wordt efficiënt gewaarschuwd
en geremd bij rijsnelheden tot 70 km/h mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
(43 mph). De snelheidsreductie bij detec- 'Beperkingen van de camera-eenheid'.
tie van grotere dieren is minder dan 15
km/h (9 mph) en is mogelijk bij rijsnelhe- N.B.
den hoger dan 70 km/h (43 mph). Op
lagere snelheden zijn waarschuwingen en De functie maakt gebruik van de radareen-
remingrepen bij detectie van grote dieren heid van de auto, die een aantal algemene
minder effectief. beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".
• In het donker of bij slecht zicht wordt
mogelijk niet gewaarschuwd voor lang-

368
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Marktbeperking
City Safety is niet in alle landen beschikbaar. Als
City Safety niet in het menu van het middendis-
play voor Instellingen voorkomt, zit dit systeem
niet op de auto.
Zoekpad op het hoofdscherm van het middendis-
play:
• Instellingen My Car IntelliSafe

Gerelateerde informatie
• City Safety™ (p. 357)

369
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Meldingen voor City Safety


Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele mel-
dingen verschijnen ten aanzien van City Safety.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Melding Betekenis
City Safety Als City Safety afremt of automatisch heeft afgeremd, kunnen een of meer symbolen op het bestuurdersdisplay
gaan branden terwijl tegelijkertijd een tekstmelding wordt weergegeven.
Automatische ingreep
City Safety Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende
Volvo-werkplaats.
Beperkte functionaliteit Service ver-
eist

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• City Safety™ (p. 357)

370
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Rear Collision Warning Beperkingen van Rear Collision N.B.


De Rear Collision Warning (RCW) kan u helpen Warning
Waarschuwingen via de richtingaanwijzers
om aanrijdingen van achteren door naderende In bepaalde gevallen kan het voor RCW moeilijk
voor de Rear Collision Warning worden
achterliggers te voorkomen. zijn om u te helpen bij een dreigende aanrijding.
gedeactiveerd, als de waarschuwingsafstand
Bijvoorbeeld als:
RCW wordt bij elke motorstart automatisch geac- voor de Collision Warning in City Safety is
tiveerd. • een naderende achterligger laat wordt ont- ingesteld op het laagste niveau "Laat".
dekt
De RCW kan bestuurders van achterliggers voor De functies 'gordels spannen' en 'remmen'
een aanrijding waarschuwen door fel met de rich- • een naderende achterligger in een laat sta- zijn echter nog steeds actief.
tingaanwijzers te knipperen. dium van rijbaan wisselt

Als de RCW bij snelheden onder 30 km/h • een naderende achterligger sneller rijdt dan Gerelateerde informatie
80 km/h (50 mph)
(20 mph) berekent dat uw auto van achteren • Rear Collision Warning (p. 371)
dreigt te worden aangereden, kunnen de gordel- • een aanhangwagen, fietsdrager of iets der-
spanner de veiligheidsgordels van de voorstoelen gelijks wordt aangesloten op het elektrische
aanspannen en wordt het veiligheidssysteem systeem van de auto. De RCW wordt dan
Whiplash Protection System geactiveerd. automatisch gedeactiveerd.
Net voor de aanrijding van achteren kan RCW
ook de bedrijfsrem activeren om te voorkomen N.B.
dat uw auto tijdens de aanrijding wordt gelan- Op sommige markten waarschuwt RCW van-
ceerd. De bedrijfsrem wordt echter alleen geacti- wege plaatselijke verkeersvoorschriften niet
veerd, als uw auto stilstaat. De bedrijfsrem lost met de richtingaanwijzers - in dergelijke
onmiddellijk als het gaspedaal wordt ingedrukt. gevallen is dat deel van de functie daarom
gedeactiveerd.
Gerelateerde informatie
• Beperkingen van Rear Collision Warning
(p. 371)
• Whiplash Protection System (p. 45)

371
BESTUURDERSONDERSTEUNING

BLIS* trolelampje over van constant branden op knippe-


Het BLIS80
dient om u te helpen bij het ontdek- ren met een feller licht.
ken van naderende achterliggers schuin achter
en naast u bij ritten in druk verkeer op wegen N.B.
met meerdere rijbanen in dezelfde richting. Het lampje gaat branden aan de kant van de
BLIS is een hulpmiddel om u te waarschuwen auto waar het systeem het voertuig heeft ont-
voor: dekt. Als de auto aan beide kanten tegelijker-
tijd wordt ingehaald, gaan beide lampjes bran-
• voertuigen in de dode hoek den.
• snel naderende achterliggers in de linker en
rechter rijbaan naast uw auto.
WAARSCHUWING
Werkingsprincipe van BLIS
• BLIS is een systeem voor aanvullende
Zone in dode hoek bestuurdersondersteuning om de
Zone voor snel naderende achterliggers. bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid
te verhogen, maar het systeem werkt niet
BLIS werkt bij snelheden hoger dan 10 km/h in alle verkeers-, weers- en wegomstan-
(6 mph). digheden.
Het systeem reageert in de volgende gevallen: • Het is altijd aan u als bestuurder om op
een veilige en adequate wijze van rijst-
• uw auto wordt ingehaald door andere voer-
rook te veranderen.
tuigen
• BLIS ontslaat u niet van de plicht om alert
• een achterligger nadert uw auto snel.
en adequaat te reageren, zodat u de auto
Positie van het BLIS-lampje81. Wanneer BLIS een voertuig binnen zone 1 of een altijd op een veilige manier moet blijven
Controlelampje snel naderende achterligger in zone 2 ontdekt, besturen, met inachtneming van een pas-
brandt het controlelampje bij de desbetreffende sende snelheid en geschikte afstand tot
Het BLIS is te activeren/deactiveren met de zijspiegel constant. Als u in deze stand de rich- andere weggebruikers en met respect
desbetreffende knop op het functiescherm tingaanwijzers activeert aan de kant waarvoor de voor de geldende verkeersregels en -
van het middendisplay. waarschuwing wordt gegeven, schakelt het con- bepalingen.

80 Blind Spot Information Systems


81 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

372 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Gerelateerde informatie Activeren/deactiveren BLIS Als BLIS bij het uitschakelen van de motor
• Activeren/deactiveren BLIS (p. 373) BLIS82 is te activeren/deactiveren. gedeactiveerd is, is dat na de volgende motor-
start nog steeds zo en zal er geen controlelampje
• Beperkingen van BLIS (p. 374)
branden.
• Aanbevolen onderhoud van BLIS (p. 374)
• Meldingen voor BLIS (p. 376) Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)

Positie van het BLIS-lampje83.


Controlelampje

Het BLIS is te activeren/deactiveren met de


desbetreffende knop op het functiescherm
van het middendisplay.
– Druk op de knop BLIS op het functiescherm.
> BLIS wordt geactiveerd/gedeactiveerd –
in de knop verschijnt een groene/grijze
indicatie.
Als BLIS bij het starten van de motor geactiveerd
is, wordt de functie bevestigd doordat de contro-
lelampjes op de buitenspiegels één keer knippe-
ren.

82 Blind Spot Information


83 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 373
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van BLIS WAARSCHUWING Aanbevolen onderhoud van BLIS


BLIS84 kent mogelijk beperkingen in bepaalde • Voor een optimale werking is het belangrijk
situaties.
• BLIS werkt niet in scherpe bochten.
dat de oppervlakken vóór de sensoren
• BLIS werkt niet als de auto achteruitrijdt. schoon worden gehouden.
• Bevestig geen voorwerpen, tape of stickers
Gerelateerde informatie binnen het oppervlak van de sensoren.
• BLIS* (p. 372)

Dit gebied schoonhouden – dat zowel links als rechts85.


Voorbeelden van beperkingen:
• Vuil, ijs en sneeuw op de sensoren kunnen
voor functiebeperkingen zorgen en waar-
schuwingen onmogelijk maken.
• De functie BLIS wordt automatisch gedeacti-
veerd bij aansluiting van een aanhangwagen,
fietsdrager of iets dergelijks op het elektri-
sche systeem van de auto.
• Voor optimale prestaties van BLIS is het zaak
geen fietsdrager, bagagedrager of iets der-
gelijks op de trekhaak van de auto te monte-
ren.

84 Blind Spot Information


85 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

374 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

• Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert


(p. 378)
• Beperkingen van Cross Traffic Alert (p. 378)
• Onderhoudsadvies voor Cross Traffic Alert
(p. 379)
• Meldingen voor Cross Traffic Alert (p. 380)
• Rear Collision Warning (p. 371)

Dit gebied schoonhouden – dat zowel links als rechts86.


De sensoren voor BLIS zitten aan de binnenkant
van beide hoeken van achterspatbord/bumper en
worden tevens gebruikt door Cross Traffic Alert
(CTA) en Rear Collision Warning.

BELANGRIJK
Reparaties aan de componenten van de
BLIS- en CTA-functies of het spuiten van de
bumper mogen uitsluitend in een werkplaats
worden uitgevoerd. Een erkende Volvo-werk-
plaats wordt aanbevolen.

Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)
• Cross Traffic Alert* (p. 377)

86 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 375
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Meldingen voor BLIS


Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele mel-
dingen verschijnen ten aanzien van BLIS87.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Melding Betekenis
Dodehoeksensor Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Service vereist
Dodehoeksysteem uit BLIS en CTA zijn gedeactiveerd, omdat er een aanhangwagen op het elektrische systeem van de auto is aangesloten.
Aanhanger gekoppeld

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)

87 Blind Spot Information

376 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Cross Traffic Alert* CTA is alleen actief als de auto achteruit rolt of in WAARSCHUWING
CTA88 is een hulpmiddel bij BLIS89
om u te de achteruit is gezet.
• Cross Traffic Alert is een systeem voor
waarschuwen voor kruisend verkeer, als u ach- Als CTA detecteert dat er van de zijkant iets aan- aanvullende bestuurdersondersteuning
teruitrijdt met de auto. komt, wordt dit aangegeven met: om de bestuurder te ontlasten en de rij-
• een geluidssignaal - het geluid komt uit de veiligheid te verhogen, maar het systeem
linker of rechter luidspreker, afhankelijk van werkt niet in alle verkeers-, weers- en
waar het object vandaan komt. wegomstandigheden.
• een brandend pictogram in de grafische • Het is altijd aan u als bestuurder om op
PAS90-voorstelling op het display. een veilige en adequate wijze achteruit te
rijden met de auto.
• een pictogram op het hoofdscherm van de
parkeerhulpcamera. • Cross Traffic Alert ontslaat u niet van de
plicht om alert en adequaat te reageren,
zodat u de auto altijd op een veilige
manier moet blijven besturen, met inacht-
neming van een passende snelheid en
geschikte afstand tot andere weggebrui-
Principe voor CTA. kers en met respect voor de geldende
CTA vormt een aanvulling op het BLIS door bij verkeersregels en -bepalingen.
achteruitrijden op kruisend verkeer vanaf de zij-
kant te letten, bijvoorbeeld als u achteruit een Gerelateerde informatie
parkeervak verlaat. • Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert
CTA is bedoeld om in de eerste plaats voertuigen (p. 378)
te ontdekken - in gunstige gevallen kunnen ook • Beperkingen van Cross Traffic Alert (p. 378)
kleinere voorwerpen zoals fietsen en voetgangers Brandend pictogram voor CTA in de grafische PAS90- • Onderhoudsadvies voor Cross Traffic Alert
worden ontdekt. voorstelling91 op het display. (p. 379)
• Meldingen voor Cross Traffic Alert (p. 380)

88 Cross Traffic Alert


89 Blind Spot Information
90 Park Assist System: parkeerhulp met parkeerhulpsensoren achter
91 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 377
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Activeren/deactiveren Cross Traffic Beperkingen van Cross Traffic Alert


Alert CTA93 kent mogelijk beperkingen in bepaalde
U kunt er als volgt voor kiezen om de functie situaties.
CTA92 uit te schakelen:
Tik op de knop Cross Traffic CTA werkt niet in alle situaties optimaal, maar
Alert op het functiescherm van heeft zijn beperkingen - zo kunnen de CTA-sen-
het middendisplay. soren niet "door" andere geparkeerde voertuigen
of voorwerpen die het zicht blokkeren heen kij-
ken.
Hier volgen enkele voorbeelden van situaties
waar het "blikveld" van het CTA aanvankelijk
• GRIJZE knopindicatie - CTA is gedeacti- beperkt kan zijn, zodat naderende voertuigen pas
veerd. op het laatste moment gedetecteerd worden: In schuine parkeervakken valt de ene kant van de auto
mogelijk helemaal binnen de dode hoek van CTA.
• GROENE knopindicatie - CTA is geactiveerd.
CTA wordt na elke motorstart automatisch geac- Dode hoek van CTA.
tiveerd. Detectiegebied/"blikveld" van CTA.
Gerelateerde informatie Naarmate u verder achteruitrijdt, verandert echter
• Cross Traffic Alert* (p. 377) de hoek ten opzichte van het voertuig/obstakel
dat in de weg zit zodat de dode hoek snel in
grootte afneemt.

De auto staat ver naar achteren in een parkeervak.

92 Cross Traffic Alert


93 Cross Traffic Alert

378 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Voorbeelden van andere beperkingen Onderhoudsadvies voor Cross BELANGRIJK


• Vuil, ijs en sneeuw op de sensoren kunnen Traffic Alert
voor functiebeperkingen zorgen en waar- Reparaties aan de componenten van de
• Voor een optimale werking is het belangrijk BLIS- en CTA-functies of het spuiten van de
schuwingen onmogelijk maken. Zie de aan- dat de oppervlakken vóór de sensoren
vullende informatie in het hoofdstuk "Onder- bumper mogen uitsluitend in een werkplaats
schoon worden gehouden.
houdsadvies voor Cross Traffic Alert". worden uitgevoerd. Een erkende Volvo-werk-
• Bevestig geen voorwerpen, tape of stickers plaats wordt aanbevolen.
• CTA wordt automatisch gedeactiveerd bij binnen het oppervlak van de sensoren.
aansluiting van een aanhangwagen, fietsdra-
ger of iets dergelijks op het elektrische sys- Gerelateerde informatie
teem van de auto. • Cross Traffic Alert* (p. 377)
• Voor optimale prestaties van CTA is het zaak • BLIS* (p. 372)
geen fietsdrager, bagagedrager of iets der- • Rear Collision Warning (p. 371)
gelijks op de trekhaak van de auto te monte-
ren.

Gerelateerde informatie
• Cross Traffic Alert* (p. 377)

Dit gebied schoonhouden – dat zowel links als rechts94.


De sensoren voor CTA zitten aan de binnenkant
van beide hoeken van achterspatbord/bumper en
worden tevens gebruikt door BLIS95 en Rear
Collision Warning.

94 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.


95 Blind Spot Information

* Optie/accessoire. 379
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Meldingen voor Cross Traffic Alert


Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele mel-
dingen verschijnen ten aanzien van CTA96.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Melding Betekenis
Dodehoeksensor Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Service vereist
Dodehoeksysteem uit BLIS en CTA zijn gedeactiveerd, omdat er een aanhangwagen op het elektrische systeem van de auto is aangesloten.
Aanhanger gekoppeld

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Cross Traffic Alert* (p. 377)

96 Cross Traffic Alert

380 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Verkeersbordinformatie* N.B. • Verkeersbordinformatie en Sensus


De verkeersbordinformatie (RSI97)
helpt u bij het Navigation (p. 384)
Op bepaalde markten is de functie verkeers-
in acht nemen van snelheidsspecifieke verkeers- bordinformatie (RSI) alleen beschikbaar in • Verkeersbordinformatie met snelheidswaar-
borden en bepaalde verbodsborden die u pas- schuwing en instellingen (p. 384)
combinatie met Sensus Navigation.
seert. • Snelheidswaarschuwing van verkeersbordin-
formatie activeren/deactiveren (p. 385)
WAARSCHUWING
• Informatie op verkeersbord met informatie
• De verkeersbordenherkenning is een sys- over flitspalen (p. 386)
teem voor aanvullende bestuurdersonder-
• Beperkingen van Verkeersbordinformatie
steuning om de bestuurder te ontlasten (p. 386)
en de rijveiligheid te verhogen, maar het
systeem werkt niet in alle verkeers-,
weers- en wegomstandigheden.
• De verkeersbordenherkenning ontslaat u
niet van de plicht om alert en adequaat te
reageren, zodat u de auto altijd op een
veilige manier moet blijven besturen, met
Voorbeelden van leesbare borden98. inachtneming van een passende snelheid
en geschikte afstand tot andere wegge-
RSI geeft informatie over onder meer actuele
bruikers en met respect voor de geldende
snelheid, begin of eind van auto- of snelwegen
verkeersregels en -bepalingen.
en eventuele inhaal- en inrijverboden.
Als u gelijktijdig een bord voor snel-/autoweg en
Gerelateerde informatie
een bord met de maximumsnelheid passeert,
toont RSI alleen het bordsymbool voor snel-/
• Verkeersbordinformatie activeren/deactive-
ren (p. 382)
autoweg. De nieuwe maximumsnelheid wordt
direct aangegeven met een streepje op de snel- • Verkeersbordinformatie en bordweergave
heidsmeterschaal op het bestuurdersdisplay. (p. 382)

97 Road Sign Information


98 De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden.

* Optie/accessoire. 381
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Verkeersbordinformatie activeren/ N.B. Verkeersbordinformatie en


deactiveren bordweergave
De verkeersbordinformatie is optioneel: u kunt
• Als de automatische snelheidsbegrenzer
De verkeersbordinformatie (RSI99) registreert en
geactiveerd is, verschijnt verkeersbordin-
kiezen uit Aan of Uit. toont verkeersborden op verschillende manieren,
formatie op het bestuurdersdisplay, ook al
Tik op de knop Road Sign is RSI niet ingeschakeld. afhankelijk van het bord en de situatie.
Information op het functie- • Om de verkeersbordinformatie van het
scherm van het middendisplay. bestuurdersdisplay te halen moet u
zowel de automatische snelheidsbegren-
zer als de RSI deactiveren.
• Wanneer de automatische snelheidsbe-
• GROENE knopindicatie - RSI is geactiveerd. grenzer geactiveerd en de RSI gedeacti-
veerd is, geeft de RSI geen waarschuwin-
• GRIJZE knopindicatie - RSI is gedeactiveerd.
gen. In dat geval zijn de instellingen voor
de RSI evenmin aan te passen; om de
instellingen te kunnen aanpassen en
waarschuwingen te kunnen krijgen moet
u de RSI activeren.
Voorbeeld100 van geregistreerde snelheidsinformatie.
Zodra RSI een verkeersbord met een maximum-
Gerelateerde informatie snelheid heeft geregistreerd, laat het bestuur-
• Verkeersbordinformatie* (p. 381) dersdisplay dat bord zien in de vorm van een
symbool plus een RODE aanduiding op de snel-
heidsschaal.

99 Road Sign Information


100De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden.

382 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Samen met het symbool voor Voorbeeld van indirect snelheidsbord100: Het symbool op het bestuurdersdisplay dooft na
de geldende maximumsnelheid ca. 5 minuten en blijft uit tot het volgende snel-
Einde maximumsnelheid.
kan ook een aanvullend heidsspecifieke verkeersbord gepasseerd wordt.
bord100 worden weergegeven,
bijvoorbeeld voor een inhaalver- Aanvullende borden
bod.
Als u een weg met een inrijver-
bod inrijdt met dit bord aan de
Einde snelweg.
desbetreffende zijde, wordt u
gewaarschuwd met een knip-
perend symbool van dit bord100
op het bestuurdersdisplay.
Bij een auto met Sensus Navigation wordt ook
gebruikgemaakt van de kaartinformatie om te
Het symbool op het bestuurdersdisplay dooft na
bepalen of de auto in de verkeerde richting rijdt.
10-30 seconden en blijft uit tot het volgende
U kunt ook een akoestische waarschuwing ont- snelheidsspecifieke verkeersbord gepasseerd Voorbeelden van aanvullende borden100.
vangen bij het negeren van een inrijverbod als wordt.
Audiowaarschuwing verkeersbord geacti- Soms kent een en dezelfde weg verschillende
veerd is - zie "Akoestische waarschuwing active- Gewijzigde maximumsnelheid maximumsnelheden – een aanvullend bord geeft
ren/deactiveren" onder "Verkeersbordinformatie Als u een direct snelheidsbord passeert als een dan aan onder welke omstandigheden de snelhe-
activeren/deactiveren". maximumsnelheid gewijzigd wordt, wordt een den gelden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om
symbool met het corresponderende verkeersborg een gevaarlijke weg bij bijvoorbeeld regen en/of
Einde maximumsnelheid of einde op het bestuurdersdisplay getoond. mist.
autoweg Voorbeeld van een direct snel- Het aanvullende bord met betrekking tot regen
Wanneer RSI een "indirect snelheidsbord" detec- verschijnt alleen als de ruitenwissers zijn geacti-
heidsbord100.
teert, dat aangeeft dat de huidige snelheidslimiet veerd.
eindigt - bijv. bij het einde van de autoweg -
wordt op het bestuurdersdisplay een symbool Als er een aanhangwagen is aangesloten op het
met het corresponderende verkeersbord getoond. elektrische systeem van de auto en u passeert
een snelheidsbord met het onderbord "aanhang-

100De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden. }}

383
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| wagen", dan verschijnt deze snelheid op het Verkeersbordinformatie en Sensus Verkeersbordinformatie met
bestuurdersdisplay. Navigation snelheidswaarschuwing en
Sommige snelheden gelden Bij een auto met Sensus Navigation, wordt er in instellingen
bijvoorbeeld alleen een bepaald de volgende gevallen snelheidsspecifieke infor- De deelfunctie Waarschuwing max. snelheid
traject of op een bepaalde tijd matie opgehaald uit de navigatie-eenheid: van RSI102 is optioneel: u kunt kiezen uit Aan of
van de dag. U wordt hierop • Bij verkeersborden met indirecte snelheidsin- Uit.
geattendeerd met een symbool formatie, zoals borden voor autosnelwegen Waarschuwing max. snelheid waarschuwt u bij
voor een aanvullend bord onder en autowegen en plaatsnaamborden. overschrijding van de geldende maximumsnelheid
het snelheidssymbool. Het aan- of de ingestelde "snelheidslimiet" – als u geen
vullende symbool op het bestuurdersdisplay toont • Als een eerder waargenomen snelheidsbord
vaart mindert, wordt u nogmaals gewaarschuwd.
dan ofwel "DIST", ofwel "TIME". als niet langer geldig wordt gezien en er
geen nieuw bord is gepasseerd. De snelheidswaarschuwing
Een leeg vakje onder het snel- bestaat in een tijdelijk knippe-
heidssymbool100 op het N.B. rend symbool103 op het
bestuurdersdisplay geeft aan bestuurdersdisplay voor de
dat het RSI een bord heeft Op bepaalde markten is de functie verkeers- maximumsnelheid als deze
geregistreerd met aanvullende bordinformatie (RSI) alleen beschikbaar in snelheid wordt overschreden.
informatie over de geldende combinatie met Sensus Navigation.
maximumsnelheid. U krijgt altijd een snelheids-
waarschuwing bij overschrijding
N.B. van de snelheidslimiet voor flit-
Bord voor "Schoolzone" en "Woonerf" spalen die in verband met de
Bij gebruik van navigatie via een app die van
Als het waarschuwingsbord100 flitspaalinformatie geregistreerd
derden is gedownload, wordt geen snelheids-
"Schoolzone" of "Woonerf" is staat.
informatie van eventueel gepasseerde ver-
opgenomen in de kaartgege-
keersborden verstrekt.
vens van het navigatiesys-
teem101, verschijnt op het
bestuurdersdisplay een bord Gerelateerde informatie
van dit type. • Verkeersbordinformatie* (p. 381)

Gerelateerde informatie
• Verkeersbordinformatie* (p. 381)
100De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden.
101Uitsluitend in auto's met Sensus Navigation.

384 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Instellingen Audiowaarschuwing Aan/Uit Snelheidswaarschuwing van


Limiet voor snelheidswaarschuwing Het is ook mogelijk om samen met de snelheids- verkeersbordinformatie activeren/
aanpassen
waarschuwing een geluidswaarschuwing te krij- deactiveren
gen. U activeert de deelfunctie Waarschuwing max.
U kunt kiezen om te worden gewaarschuwd bij
hogere snelheid dan de snelheid op het ver- U kunt de instelling voor de geluidswaarschuwing snelheid als volgt:
keersbord. als volgt wijzigen:
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe
Kies de limiet voor de snelheidswaarschuwing als 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe Road Sign Information in het hoofd-
volgt: Road Sign Information in het hoofd- scherm van het middendisplay.
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe scherm van het middendisplay. 2. Vink Waarschuwing max. snelheid aan.
Road Sign Information in het hoofd- 2. Vink Audiowaarschuwing verkeersbord > De functie wordt geactiveerd en een kie-
scherm van het middendisplay. aan/uit om de geluidswaarschuwing te acti- zer voor de snelheidslimiet wordt getoond.
veren/uit te zetten.
2. Vink Waarschuwing max. snelheid aan. (zie de beschrijving onder "Snelheidslimiet
> De functie wordt geactiveerd en een kie- Als de functie Audiowaarschuwing kiezen" in het artikel "Verkeersbordinfor-
zer voor de snelheidslimiet wordt getoond. verkeersbord actief is, wordt u ook gewaar- matie met snelheidswaarschuwing en
schuwd bij het negeren van een inrijverbod of instellingen")
3. Pas de limiet voor de snelheidswaarschuwing bord voor eenrichtingsverkeer.
aan door op het beeldscherm op de pijl- Gerelateerde informatie
omhoog of pijl-omlaag te drukken. Gerelateerde informatie • Verkeersbordinformatie* (p. 381)
Let erop dat de functie geen • Verkeersbordinformatie* (p. 381)
• Verkeersbordinformatie met snelheidswaar-
rekening houdt met de geko- schuwing en instellingen (p. 384)
zen limietaanpassing, als het
bestuurdersdisplay het symbool
voor de flitspaal toont.

102Road Sign Information


103De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeelding in deze handleiding is slechts een voorbeeld.

* Optie/accessoire. 385
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Informatie op verkeersbord met Zie voor meer informatie over snelheidswaar- Beperkingen van
informatie over flitspalen schuwingen in verband met flitspalen het hoofd- Verkeersbordinformatie
Auto's met RSI104 en Sensus Navigation* kun- stuk "Informatie op verkeersborden met snel- De verkeersbordinformatie (RSI106) kent moge-
nen op het bestuurdersdisplay informatie geven heidswaarschuwing en instellingen" evenals het lijk beperkingen in bepaalde situaties.
over komende flitspalen. hoofdstuk "Beperkingen van verkeersbordinfor-
matie". Voorbeelden van factoren die de RSI mogelijk
beperken zijn:
N.B. • verbleekte borden
• Om een akoestisch waarschuwingssig- • borden in een bocht
naal te krijgen bij overschrijding van de
maximumsnelheid moet Waarschuwing
• gedraaide of beschadigde borden
max. snelheid zijn geactiveerd en moet • borden die hoog boven het wegdek hangen/
de deelfunctie Audiowaarschuwing staan
verkeersbord in stand Aan staan. Er • borden die gedeeltelijk of geheel verscholen
wordt vervolgens een geluidswaarschu- of slecht geplaatst zijn
wing gegeven als de rijsnelheid de snel- • borden die geheel of gedeeltelijk zijn afge-
heid overschrijdt die RSI op het bestuur- dekt met ijs, sneeuw en/of vuil
dersdisplay toont.
Flitspaalinformatie op het bestuurdersdisplay105. • digitale wegenkaarten107 die niet actueel of
• Informatie met betrekking tot flitspalen
onjuist zijn of geen snelheidsinformatie108
Als de auto een gedetecteerde op de navigatiekaart is niet voor alle
snelheidslimiet overschrijdt ter- bevatten.
markten/regio's beschikbaar.
wijl de snelheidswaarschuwing
geactiveerd is, krijgt u een
snelheidswaarschuwing als de
Gerelateerde informatie
auto een flitspaal nadert, op
voorwaarde dat de navigatie-
• Verkeersbordinformatie* (p. 381)
kaart voor de actuele regio informatie over flit- • Verkeersbordinformatie met snelheidswaar-
spalen bevat. schuwing en instellingen (p. 384)
• Beperkingen van Verkeersbordinformatie
(p. 386)

104Road Sign Information


105NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model en de markt/regio zijn afwijkingen mogelijk.

386 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

N.B. Driver Alert Control


Driver Alert Control (DAC) dient om u erop te
De RSI-functie kan sommige soorten fiets-
attenderen dat u de auto op ongecontroleerde
dragers die zijn aangesloten op de elektrische
wijze bestuurt (omdat u bijvoorbeeld afgeleid
aansluiting voor aanhangers interpreteren als
wordt of bijna in slaap valt).
een aangekoppelde aanhanger. Op het
bestuurdersdisplay kan dan onjuiste snel- DAC is bedoeld om langzame wijzigingen in het
heidsinformatie verschijnen. rijgedrag te bespeuren, in eerste instantie op de
grotere wegen. De functie is niet bedoeld voor
gebruik in het stadsverkeer.
N.B.
De functie wordt geactiveerd bij een snelheid
Het systeem maakt gebruik van de camera-
hoger dan 65 km/h (40 mph) en blijft actief
eenheid van de auto, die een aantal alge-
zolang de snelheid boven 60 km/h (37 mph) ligt. Als het rijgedrag ongecontro-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'. leerd wordt, wordt u gewaar-
schuwd met het nevenstaande
symbool in combinatie met de
Gerelateerde informatie melding Tijd voor een
• Verkeersbordinformatie* (p. 381) pauze? op het bestuurdersdis-
play.
Als het rijgedrag niet verbeterd maar duidelijk
ongecontroleerd wordt, wordt u gewaarschuwd
met hetzelfde symbool op het bestuurdersdisplay
in combinatie met een geluidssignaal en de mel-
ding Tijd voor een pauze.
Als Begeleiding ruststop geactiveerd is in
Een camera tast de zijmarkeringen van de rijbaan Sensus Navigation* bij het verschijnen van de
af en vergelijkt de wegrichting met uw stuurbe- waarschuwing Tijd voor een pauze, krijgt u
wegingen.

106Road Sign Information


107Bij een auto met Sensus Navigation.
108Kaartgegevens met snelheidsinformatie zijn niet voor alle gebieden beschikbaar. }}

* Optie/accessoire. 387
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| tevens een suggestie voor een mogelijke locatie WAARSCHUWING Driver Alert Control activeren/
om te pauzeren. deactiveren
Neem een waarschuwing van Driver Alert
Als u uw rijgedrag niet corrigeert, krijgt u enige Control altijd serieus, omdat u bij slaperigheid De Driver Alert Control (DAC) is te activeren/
tijd later opnieuw waarschuwingen. uw lichamelijke conditie vaak minder goed deactiveren.
kunt inschatten.
Aan/Uit
WAARSCHUWING Bij een waarschuwing of een gevoel van ver- Om de instellingen te wijzigen voor DAC:
moeidheid:
• Driver Alert Control is een systeem voor 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
aanvullende bestuurdersondersteuning • Breng de auto zo spoedig mogelijk tot
van het middendisplay.
om de bestuurder te ontlasten en de rij- stilstand om rust te houden.
veiligheid te verhogen, maar het systeem Studies hebben aangetoond dat autorijden bij 2. Kies My Car IntelliSafe Driver Alert
werkt niet in alle verkeers-, weers- en vermoeidheid even gevaarlijk is in het verkeer Control.
wegomstandigheden. als rijden onder invloed van alcohol of andere
stimulerende middelen. 3. Vink Alertheidswaarschuwing aan/uit om
• Gebruik Driver Alert Control niet om lan- DAC te activeren/deactiveren.
ger te blijven rijden dan normaal, maar
plan altijd regelmatig pauzes in en zorg Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
ervoor dat u uitgerust bent. • Driver Alert Control activeren/deactiveren • Driver Alert Control (p. 387)
(p. 388)
• Driver Alert Control ontslaat u niet van de
plicht om alert en adequaat te reageren, • Begeleiding naar parkeerplaats kiezen bij
zodat u de auto altijd op een veilige waarschuwing van Driver Alert Control
manier moet blijven besturen, met inacht- (p. 389)
neming van een passende snelheid en • Beperkingen van Driver Alert Control
geschikte afstand tot andere weggebrui- (p. 389)
kers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.

388
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Begeleiding naar parkeerplaats Beperkingen van Driver Alert Rijbaanassistent


kiezen bij waarschuwing van Driver Control De rijbaanassistent (LKA109) moet op snelwe-
Alert Control De Driver Alert Control (DAC) kent mogelijk gen, hoofdwegen en dergelijke het risico beper-
U kunt aangeven of Begeleiding ruststop moet beperkingen in bepaalde situaties. ken dat uw auto onbedoeld de eigen rijbaan ver-
zijn geactiveerd of gedeactiveerd. laat.
Als de begeleiding geactiveerd is, verschijnt auto- Soms kan het systeem ten onrechte waarschu-
matisch een suggestie voor een geschikte par- wen voor ongecontroleerde stuurbewegingen. Dit De rijbaanassistent stuurt de auto terug in de rij-
keerplaats bij een waarschuwing van DAC. kan bijvoorbeeld gebeuren bij: baan en/of waarschuwt u met stuurtrillingen.

Om Begeleiding ruststop te kiezen: • zijdelingse rukwinden De rijbaanassistent is actief in het snelheidsinter-


• spoorvorming in het wegdek. val 65–200 km/h (40–125 mph) op wegen met
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm goed zichtbare zijlijnen.
van het middendisplay.
WAARSCHUWING Op smalle wegen is de functie mogelijk niet
2. Kies My Car IntelliSafe Driver Alert beschikbaar en wordt dan stand-by gezet. Als de
Soms treden er ondanks vermoeidheid geen
Control. merkbare wijzigingen op in het rijgedrag – weg weer voldoende breed is, wordt de functie
zoals bij gebruik van Pilot Assist – zodat DAC weer beschikbaar.
3. Vink Begeleiding ruststop aan/uit om de
u niet waarschuwt.
functie te activeren/deactiveren.
Het is daarom van zeer groot belang dat u bij
Gerelateerde informatie de eerste tekenen van opkomende vermoeid-
• Driver Alert Control (p. 387) heid de auto op een geschikte plek parkeert
om een pauze in te lassen, ongeacht de vraag
of DAC nu wel of niet heeft gewaarschuwd.

N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
Een camera tast de zijlijnen van de weg/rijbaan af.

Gerelateerde informatie
• Driver Alert Control (p. 387)
}}

389
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Afhankelijk van de instellingen reageert de rijbaa- WAARSCHUWING


nassistent als volgt:
• De rijbaanassistent is een systeem voor
• Sturen111 geactiveerd: Als de auto een zijlijn aanvullende bestuurdersondersteuning
nadert, zal LKA de auto met een geringe om de rijveiligheid te verhogen, maar het
stuurbeweging actief terug de rijbaan in stu- systeem werkt niet in alle verkeers-,
ren. weers- en wegomstandigheden.
• Waarsch111 geactiveerd: Als de auto een zij- • Het systeem ontslaat u niet van de plicht
lijn dreigt te passeren, wordt u gewaar- om alert en adequaat te reageren, zodat u
schuwd met stuurtrillingen. de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
N.B. een passende snelheid en geschikte
De rijbaanassistent stuurt de auto terug de rijbaan in. afstand tot andere weggebruikers en met
Als de richtingaanwijzer aan is, biedt de rij-
respect voor de geldende verkeersregels
baanassistent geen sturing of waarschuwing.
en -bepalingen.

De rijbaanassistent waarschuwt met stuurtrillingen110.

109Lane Keeping Aid


110De stuurtrillingen variëren; hoe langer de auto over de zijlijn rijdt, hoe langer de trillingen aanhouden.
111Zie de rubriek "Assistentie-opties voor LKA" in de paragraaf "Rijbaanassistent activeren/deactiveren".

390
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Rijbaanassistent grijpt niet in • Symbolen op het bestuurdersdisplay voor de Stuurhulp bij rijbaanassistent
rijbaanassistent (p. 396) Een voorwaarde voor de werking van de stuur-
hulp LKA112 is dat u uw handen aan het stuur
houdt en het systeem controleert dat voortdu-
rend.
Als u uw handen niet aan het
stuur houdt, verschijnt op het
bestuurdersdisplay het vol-
gende symbool samen met een
melding om actief te sturen:

• Lane Keeping Aid Sturen


De rijbaanassistent grijpt niet in scherpe binnenbochten Als u dan niet actief gaat sturen, verschijnt het
in. symbool opnieuw in combinatie met een waar-
In bepaalde gevallen staat de rijbaanassistent u schuwingsgeluid en de volgende melding:
toe om zijlijnen te passeren zonder in te grijpen • Lane Keeping Aid Stand-by tot stuur
met stuurhulp of te waarschuwen – bijvoorbeeld wordt bekrachtigd
bij gebruik van de richtingaanwijzers of bij het
afsnijden van bochten. Als u dan nog geen gehoor geeft en de auto niet
actief stuurt, wordt LKA112 stand-by gezet – het
Gerelateerde informatie systeem is vervolgens pas weer beschikbaar,
• Stuurhulp bij rijbaanassistent (p. 391) wanneer u de auto actief stuurt.
• Beperkingen van rijbaanassistent (p. 392) Gerelateerde informatie
• Rijbaanassistent activeren/deactiveren • Rijbaanassistent (p. 389)
(p. 392)
• Assistentie-opties voor rijbaanassistent kie-
zen (p. 392)
• Symbolen en meldingen voor rijbaanassistent
(p. 394)

112Lane Keeping Aid

391
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Rijbaanassistent activeren/ Assistentie-opties voor Beperkingen van rijbaanassistent


deactiveren rijbaanassistent kiezen In bepaalde veeleisende situaties kan de rijbaa-
De rijbaanassistent LKA113 is optioneel: u kunt U kunt kiezen wat LKA114 moet doen, als uw nassistent u moeilijk op de juiste manier helpen
kiezen uit Aan of Uit. auto de eigen rijbaan verlaat. – het wordt dan geadviseerd het systeem uit te
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe schakelen.
Aan/Uit in het hoofdscherm van het middendisplay. Voorbeelden daarvan:
Tik op de knop Lane Keeping
Aid op het functiescherm van 2. Kies bij Modus Lane Keeping Aid wat LKA • wegwerkzaamheden
het middendisplay. moet doen: • winterse wegomstandigheden
• Sturen - u krijgt zonder waarschuwing • slecht wegdek
stuurhulp. • zeer sportief rijgedrag
• Beide - u krijgt een waarschuwing én • slecht weer met beperkt zicht
• GROENE knopindicatie - LKA is geactiveerd. stuurhulp.
• wegen met onduidelijke of ontbrekende zij-
• GRIJZE knopindicatie - LKA is gedeacti- • Waarsch - u wordt alleen gewaarschuwd. markeringen
veerd.
Gerelateerde informatie • randen of andere lijnen dan de zijmarkerin-
gen
Gerelateerde informatie • Rijbaanassistent (p. 389)
• Rijbaanassistent (p. 389) • als de stuurbekrachtiging met een beperkt
vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
afhankelijke stuurkracht").

N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.

113Lane Keeping Aid


114Lane Keeping Aid

392
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Gerelateerde informatie
• Rijbaanassistent (p. 389)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)

393
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor


rijbaanassistent
Op het bestuurdersdisplay kunnen verschillende
symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien
van de rijbaanassistent LKA115.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Symbool Melding Betekenis
Best.onderst.systeem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd
wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Beperkte functionaliteit Service vereist

Voorruitsensor Het vermogen van de camera om de rijbaan vóór de auto af te tasten is beperkt.
Sensor afgedekt, zie handleiding

Lane Keeping Aid De stuurhulp van LKA werkt niet als u uw handen niet aan het stuur houdt. Houd uw han-
den aan het stuur.
Sturen

Lane Keeping Aid LKA blijft stand-by staan totdat u de auto weer actief stuurt.
Stand-by tot stuur wordt bekrachtigd

115Lane Keeping Aid

394
BESTUURDERSONDERSTEUNING

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Rijbaanassistent (p. 389)

395
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen op het Niet beschikbaar Gerelateerde informatie


bestuurdersdisplay voor de • Rijbaanassistent (p. 389)
rijbaanassistent
De rijbaanassistent LKA116 wordt gevisualiseerd
met een symbool op het bestuurdersdisplay. Het
symbool is afhankelijk van de situatie.
Hier volgt een aantal voorbeel-
den van het uiterlijk van het
symbool en in welke situaties
dit verschijnt:
Niet beschikbaar - de zijlijnen van het symbool zijn
GRIJS.
Rijbaanassistent kan de zijlijnen van de rijbaan
Beschikbaar niet aftasten, de snelheid is te laag of de weg is
te smal.
Aanduiding van stuurhulp/waarschuwing

Beschikbaar - de zijlijnen van het symbool zijn WIT.


Rijbaanassistent tast de ene zijlijn of beide zijlij-
nen van de rijbaan af. Stuurhulp/waarschuwing - de zijlijnen van het symbool
zijn GEKLEURD.
De rijbaanassistent geeft aan dat het systeem
waarschuwt en/of de auto terug de rijbaan in
probeert te sturen.

116Lane Keeping Aid

396
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Stuurhulp bij botsgevaar • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken Stuurhulp bij dreigende botsing
De Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen (p. 398) activeren/deactiveren
heeft tot taak het risico te helpen beperken dat • Niveau van stuurhulp bij dreigende bermon- De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze
de auto onbedoeld de eigen rijbaan verlaat en/of gelukken (p. 398) Aan of Uit moet staan.
in botsing komt met een ander voertuig of een Ga als volgt te werk om de functie uit te schake-
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
obstakel door de auto actief terug de eigen rij- activeren/deactiveren (p. 399) len:
baan in te sturen en/of een uitwijkmanoeuvre te
beginnen. • Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe
bermongelukken (p. 399) in het hoofdscherm van het middendisplay.
De Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen • Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing 2. Vink Hulp bij het voorkomen van
omvat drie deelfuncties: (p. 400) aanrijdingen uit.
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken • Stuurhulp bij dreigende botsing met tegen- > Het systeem staat vervolgens uit.
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing liggers activeren/deactiveren (p. 401)
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* • Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende N.B.
tegenliggerbotsing (p. 401)
Na een automatische ingreep verschijnt op het Bij deactivering van Hulp bij het
bestuurdersdisplay een melding dat een derge- • Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* voorkomen van aanrijdingen worden alle
lijke ingreep heeft plaatsgevonden: (p. 402) betrokken deelfuncties uitgeschakeld:
• Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen • Stuurhulp bij dreigende staartbotsing active- • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
Automatische ingreep ren/deactiveren* (p. 403)
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot-
• Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende sing
N.B. staartbotsing (p. 403)
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing*
Het is altijd aan u als bestuurder om de mate Ondanks de mogelijkheid tot deactivering
van stuurhulp te bepalen – de auto kan het wordt geadviseerd om de functie ingescha-
commando nooit overnemen. keld te laten, omdat deze in de meeste geval-
len de rijveiligheid verhoogt.
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij dreigende botsing activeren/ Gerelateerde informatie
deactiveren (p. 397) • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
• Symbolen en meldingen voor de stuurhulp bij
een dreigende botsing (p. 405)

* Optie/accessoire. 397
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Stuurhulp bij dreigende WAARSCHUWING Niveau van stuurhulp bij dreigende


bermongelukken bermongelukken
De deelfunctie helpt het risico beperken dat u
• De stuurhulp bij gevaar voor bermonge-
Het systeem heeft twee activeringsniveaus bij
lukken is een systeem voor aanvullende
onbedoeld van de weg raakt door uw auto in het een ingreep:
bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
gegeven geval actief weer de weg op te sturen.
heid te verhogen, maar het systeem werkt • Alleen stuurhulp
De functie is in werking binnen het snelheidsbe- niet in alle verkeers-, weers- en wegom- • Stuurhulp en remingreep
reik 65-140 km/h (40-87 mph) op wegen met standigheden. Alleen stuurhulp
duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen. • Het systeem is niet in staat om barrières,
Een camera tast de zijkanten en zijmarkeringen vangrails en dergelijke naast de rijbaan te
van de weg af. Als de auto op het punt staat om detecteren.
van de weg af te rijden, wordt hij weer de weg op • De stuurhulp bij gevaar voor bermonge-
gestuurd en als de stuuractie niet volstaat om de lukken ontslaat u niet van de plicht om
auto op de weg te houden, wordt de remactie alert en adequaat te reageren, zodat u de
ook geactiveerd. auto altijd op een veilige manier moet blij-
ven besturen, met inachtneming van een
Wanneer u de richtingaanwijzers gebruikt, biedt
passende snelheid en geschikte afstand
het systeem echter geen assistentie in de vorm
tot andere weggebruikers en met respect
van stuurhulp of remingrepen. En als het systeem
voor de geldende verkeersregels en -
detecteert dat u er een actieve rijstijl op na houdt,
bepalingen.
grijpt het systeem iets later in. Ingreep met stuurhulp.
Na een automatische ingreep verschijnt op het
Gerelateerde informatie
bestuurdersdisplay een melding dat een derge-
lijke ingreep heeft plaatsgevonden: • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)

• Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen


Automatische ingreep

398
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Stuurhulp en remingreep Stuurhulp bij dreigende Beperkingen van de stuurhulp bij


bermongelukken activeren/ dreigende bermongelukken
deactiveren In bepaalde veeleisende situaties kan het sys-
De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze teem u moeilijk op de juiste manier helpen – het
Aan of Uit moet staan. wordt dan geadviseerd het systeem uit te scha-
Ga als volgt te werk om de functie uit te schake- kelen.
len: Voorbeelden daarvan:

1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe • wegwerkzaamheden


in het hoofdscherm van het middendisplay. • winterse wegomstandigheden
2. Vink Hulp bij het voorkomen van • smalle wegen
aanrijdingen uit. • slecht wegdek
> Het systeem staat vervolgens uit. • zeer sportief rijgedrag
Ingreep met stuurhulp en remingreep.
Remingrepen helpen in situaties waar stuurhulp • slecht weer met beperkt zicht
alleen niet voldoende is. De remkracht wordt N.B. • wegen met onduidelijke of ontbrekende zij-
automatisch afgestemd op de situatie waarin een Bij deactivering van Hulp bij het markeringen
bermongeluk dreigt. voorkomen van aanrijdingen worden alle • randen of andere lijnen dan de zijmarkerin-
betrokken deelfuncties uitgeschakeld: gen
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken • als de stuurbekrachtiging met een beperkt
vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot-
sing van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
afhankelijke stuurkracht").
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing*
Ondanks de mogelijkheid tot deactivering
wordt geadviseerd om de functie ingescha-
N.B.
keld te laten, omdat deze in de meeste geval- Het systeem maakt gebruik van de camera-
len de rijveiligheid verhoogt. eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
}}

* Optie/accessoire. 399
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Stuurhulp bij dreigende Het systeem biedt echter geen stuurhulp bij
tegenliggerbotsing gebruik van de richtingaanwijzers. En als het sys-
De functie maakt gebruik van de radareen- teem detecteert dat u er een actieve rijstijl op na
De deelfunctie kan u helpen, als u wordt afgeleid
heid van de auto, die een aantal algemene houdt, grijpt het systeem iets later in.
en niet merkt dat uw auto de rijbaan dreigt te
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
verlaten en op de verkeerde weghelft belandt. Na een automatische ingreep verschijnt op het
gen van de radareenheid".
bestuurdersdisplay een melding dat een derge-
lijke ingreep heeft plaatsgevonden:
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) • Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen
Automatische ingreep
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)

WAARSCHUWING
• De stuurhulp bij gevaar voor tegenligger-
botsing is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden.
De functie kan u helpen om uit te wijken naar de eigen
rijbaan. • De stuurhulp wordt alleen geactiveerd bij
Tegenligger een groot gevaar voor een botsing –
wacht een ingreep van het systeem
Uw auto daarom nooit af.

De functie is in werking binnen het snelheidsbe- • Het systeem ontslaat u niet van de plicht
reik 60-140 km/h (37-87 mph) op wegen met om alert en adequaat te reageren, zodat u
duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen. de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
Als u de rijbaan dreigt te verlaten en daarbij het een passende snelheid en geschikte
pad van een tegenligger kruist, kan het systeem afstand tot andere weggebruikers en met
u helpen om de auto terug de eigen rijbaan in te respect voor de geldende verkeersregels
sturen. en -bepalingen.

400
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Gerelateerde informatie Stuurhulp bij dreigende botsing met Beperkingen van de stuurhulp bij
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) tegenliggers activeren/deactiveren dreigende tegenliggerbotsing
De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Het systeem kent mogelijk beperkingen in de
Aan of Uit moet staan. volgende situaties, zodat bijv. niet wordt ingegre-
Ga als volgt te werk om de functie uit te schake- pen in de volgende gevallen:
len: • bij kleinere voertuigen zoals motorfietsen
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe • op wegen waar duidelijk zichtbare rijbaan-
in het hoofdscherm van het middendisplay. markeringen ontbreken

2. Vink Hulp bij het voorkomen van • als uw eigen auto voor het merendeel in de
aangrenzende rijbaan is belandt
aanrijdingen uit.
> Het systeem staat vervolgens uit. • buiten het snelheidsbereik 60–140 km/h
(37–87 mph)
• als de stuurbekrachtiging met een beperkt
N.B. vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
Bij deactivering van Hulp bij het van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
voorkomen van aanrijdingen worden alle afhankelijke stuurkracht").
betrokken deelfuncties uitgeschakeld:
Voorbeelden van andere lastige omstandigheden:
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
• wegwerkzaamheden
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot-
• winterse wegomstandigheden
sing
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing*
• smalle wegen

Ondanks de mogelijkheid tot deactivering


• slecht wegdek
wordt geadviseerd om de functie ingescha- • zeer sportief rijgedrag
keld te laten, omdat deze in de meeste geval- • slecht weer met beperkt zicht.
len de rijveiligheid verhoogt. In deze veeleisende situaties kan het systeem u
moeilijk op de juiste manier helpen – het wordt
Gerelateerde informatie dan geadviseerd om het systeem uit te schake-
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) len.

}}

* Optie/accessoire. 401
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B. Stuurhulp bij dreigende zer, maar een ander naderend voertuig niet
staartbotsing* opmerkt.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
Het systeem kan u helpen, als u bij een nade- De functie is in werking binnen het snelheidsbe-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
rende achterligger of een voertuig in een dode reik 60-140 km/h (37-87 mph) op wegen met
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
hoek wordt afgeleid en niet merkt dat uw auto duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen.
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
de rijbaan dreigt te verlaten.
Na een automatische ingreep verschijnt op het
bestuurdersdisplay een melding dat een derge-
N.B. lijke ingreep heeft plaatsgevonden:
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene
• Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen
Automatische ingreep
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".
WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie • De stuurhulp bij gevaar voor staartbotsin-
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) gen is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288) heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
Het systeem kan u helpen om de auto terug de eigen standigheden.
rijbaan in te sturen.
• De stuurhulp wordt alleen geactiveerd bij
Voertuig in een dode hoek een groot gevaar voor een botsing –
wacht een ingreep van het systeem
Uw auto daarom nooit af.
Als u op het punt staat de rijbaan te verlaten met • Het systeem ontslaat u niet van de plicht
een voertuig in een dode hoek of een snel nade- om alert en adequaat te reageren, zodat u
rende achterligger in een aangrenzende rijstrook, de auto altijd op een veilige manier moet
kan het systeem u helpen om de auto terug de blijven besturen, met inachtneming van
eigen rijbaan in te sturen. een passende snelheid en geschikte
Het systeem kan ook ingrijpen als u de rijbaan afstand tot andere weggebruikers en met
bewust verlaat met geactiveerde richtingaanwij- respect voor de geldende verkeersregels
en -bepalingen.

402 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Gerelateerde informatie Stuurhulp bij dreigende Beperkingen van de stuurhulp bij


• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) staartbotsing activeren/ dreigende staartbotsing
deactiveren* Het systeem kent mogelijk beperkingen in de
De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze volgende situaties, zodat bijv. niet wordt ingegre-
Aan of Uit moet staan. pen in de volgende gevallen:
Ga als volgt te werk om de functie uit te schake- • bij kleinere voertuigen zoals motorfietsen
len: • als uw eigen auto voor het merendeel in de
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe aangrenzende rijbaan is belandt
in het hoofdscherm van het middendisplay. • op wegen/rijstroken met onduidelijke of ont-
brekende zijmarkeringen
2. Vink Hulp bij het voorkomen van
aanrijdingen uit. • buiten het snelheidsbereik 60–140 km/h
(37–87 mph)
> Het systeem staat vervolgens uit.
• als de stuurbekrachtiging met een beperkt
vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
N.B.
van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
Bij deactivering van Hulp bij het afhankelijke stuurkracht").
voorkomen van aanrijdingen worden alle
betrokken deelfuncties uitgeschakeld: Voorbeelden van andere lastige omstandigheden:

• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken • wegwerkzaamheden


• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot- • winterse wegomstandigheden
sing • smalle wegen
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* • slecht wegdek
Ondanks de mogelijkheid tot deactivering • zeer sportief rijgedrag
wordt geadviseerd om de functie ingescha-
keld te laten, omdat deze in de meeste geval-
• slecht weer met beperkt zicht.
len de rijveiligheid verhoogt. In deze veeleisende situaties kan het systeem u
moeilijk op de juiste manier helpen – het wordt
dan geadviseerd om het systeem uit te schake-
Gerelateerde informatie len.
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)

}}

* Optie/accessoire. 403
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.

N.B.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".

Het systeem gebruikt niet alleen de gecombi-


neerde camera en radarsensor maar ook de
radarsensor achter op de auto. Deze sensor heeft
enkele beperkingen die u als bestuurder moet
kennen - zie aanvullende informatie in het artikel
"Beperkingen van BLIS".

Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)

404
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor de


stuurhulp bij een dreigende botsing
Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele sym-
bolen en meldingen verschijnen voor de functie.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Symbool Melding Betekenis
Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen Bij activering van het systeem krijgt u een melding te zien dat het systeem ingeschakeld
is.
Automatische ingreep

Voorruitsensor Het vermogen van de camera om de rijbaan vóór de auto af te tasten is beperkt.
Sensor afgedekt, zie handleiding

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)

405
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Parkeerhulp* ondertussen het audiosysteem beluistert, wordt WAARSCHUWING


De parkeerhulp kan u helpen bij het parkeren in het volume daarvan tijdelijk verlaagd.
krappe ruimten door de afstand tot obstakels
• De parkeerhulp is een systeem voor aan-
Bij obstakels voor en naast de auto worden er vullende bestuurdersondersteuning om
aan te geven met geluidssignalen in combinatie zolang de auto rijdt geluidssignalen gegeven, de bestuurder te ontlasten en de rijveilig-
met grafische voorstellingen op het bestuurders- maar deze geluidssignalen verdwijnen wanneer heid te verhogen, maar het systeem werkt
display. de auto zo'n 2 seconden stilstaat. Bij obstakels niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
achter de auto blijven de geluidssignalen ook standigheden.
klinken, wanneer de auto stilstaat.
• Wanneer er obstakels in de dode hoeken
Wanneer de auto een obstakel voor of achter de van de parkeerhulpsensoren zitten, zal
auto tot op minder dan 30 cm (1 ft) is genaderd, het systeem ze niet kunnen ontdekken.
bestaat het geluidssignaal uit een ononderbroken
toon en is de sensorsector die het dichtst bij het • Let daarom in het bijzonder op mensen
en dieren in de buurt van de auto.
autosymbool ligt geheel gevuld.
• De parkeerhulp ontslaat u niet van de
Het volume van de parkeerhulp is als het geluids- plicht om alert en adequaat te reageren,
signaal klinkt aan te passen met de [>II]-knop op zodat u de auto altijd op een veilige
de middenconsole. U kunt het volume ook aan- manier moet blijven besturen, met inacht-
passen met de menu-optie Instellingen in het neming van een passende snelheid en
hoofdmenu. geschikte afstand tot andere weggebrui-
Beeldscherm met obstakelzones en sensorsectoren.
kers en met respect voor de geldende
Op het middendisplay verschijnt een schemati- N.B. verkeersregels en -bepalingen.
sche weergave van de onderlinge posities van de
auto en eventuele obstakels.
• Geluidssignalen worden alleen gegeven
voor obstakels die zich op direct op het Gerelateerde informatie
De gemarkeerde sector geeft aan waar het traject van de auto bevinden. • Parkeerhulp aan voorzijde, achterzijde en zij-
obstakel zich bevindt. De gemarkeerde sector ligt kanten (p. 407)
dichter bij het autosymbool, naarmate de afstand
tussen de auto en het waargenomen obstakel
• Parkeerhulp activeren/deactiveren (p. 408)
kleiner is. • Beperkingen van parkeerhulp (p. 408)

Hoe korter de afstand tot het obstakel, des te • Aanbevolen onderhoud van de parkeerhulp
korter op elkaar klinken de signalen. Wanneer u (p. 409)
• Symbolen en meldingen voor parkeerhulp
(p. 410)

406 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Parkeerhulp aan voorzijde, N.B. Naar voren


achterzijde en zijkanten
Bij het achteruitrijden met een aanhanger
De parkeerhulp hanteert verschillende parame-
achter de auto of een fietsdrager op de trek-
ters afhankelijk van de kant van de auto die een
haak – zonder een originele aanhangerkabel
obstakel nadert.
van Volvo – moet u de Park Assist mogelijk
Achterzijde handmatig uitschakelen om te voorkomen dat
de sensoren erop reageren.

Aan de zijkanten

NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het


model zijn afwijkingen mogelijk.
De voorsensoren van de parkeerhulp worden bij
het starten van de motor automatisch geacti-
veerd. De voorsensoren zijn actief bij snelheden
lager dan 10 km/h (6 mph).
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. Het meetgebied reikt tot zo’n 80 cm (2,5 ft) voor
de auto.
Als de auto in zijn vrij achteruitrolt of wanneer u
de keuzehendel in de stand voor achteruitrijden
De zijsensoren van de parkeerhulp worden bij het N.B.
zet, worden de sensoren aan de achterzijde
starten van de motor automatisch geactiveerd. Ze
geactiveerd. De parkeerhulp wordt gedeactiveerd wanneer
zijn actief bij snelheden lager dan 10 km/h
Het meetgebied reikt tot zo'n 1,5 meter (5 ft) (6 mph). u de parkeerrem aanzet of als u bij een auto
achter de auto. met automatische versnellingsbak de keuze-
Het meetgebied reikt tot zo'n 30 cm (1 ft) naast hendel in stand P zet.
Bij het achteruitrijden met een aanhangwagen de zijkanten. Bij detectie van obstakels aan de zij-
achter de auto wordt de parkeerhulp automatisch kant komen de geluidssignalen uit de luidspre-
gedeactiveerd. kers aan de zijkant.

}}

407
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| BELANGRIJK Parkeerhulp activeren/deactiveren Beperkingen van parkeerhulp


De parkeerhulp is te activeren/deactiveren. De parkeerhulp is niet in staat om in alle situaties
Bij montage van verstralers: Let erop dat deze
alles te registreren, zodat er soms beperkingen
de sensoren niet mogen hinderen - de ver- Aan/Uit gelden voor de werking.
stralers kunnen dan als obstakel worden De voor- en zijsensoren van de parkeerhulp wor-
gezien. den automatisch geactiveerd bij het starten van Als bestuurder dient u rekening te houden met
de motor - de achtersensoren als de auto achter- de volgende beperkingen van de parkeerhulp:
Gerelateerde informatie uitrolt of als de achteruitversnelling wordt gese-
• Parkeerhulp* (p. 406) lecteerd. WAARSCHUWING
De functie is te activeren/ Wees bij het verschijnen
deactiveren op het functie- van dit symbool extra voor-
scherm van het middendisplay. zichtig tijdens het achteruit-
rijden met een gemon-
teerde aanhangwagen,
fietsdrager of iets dergelijks
die is aangesloten op het
elektrische systeem van de auto.
– Druk op de knop Parkeerhulp op het func-
tiescherm. Het symbool geeft aan dat de parkeerhulp-
sensoren achter uitgeschakeld zijn, zodat
> Parkeerhulp wordt geactiveerd/gedeacti-
deze niet waarschuwen voor eventuele obsta-
veerd, in de knop verschijnt een groene/ kels.
grijze indicatie.
Bij een auto met parkeerhulpcamera is de par-
keerhulp ook te activeren/deactiveren via het
desbetreffende camerascherm.

Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)

408 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

BELANGRIJK BELANGRIJK Aanbevolen onderhoud van de


parkeerhulp
Obstakels zoals kettingen, smalle glanzende In bepaalde omstandigheden kan het par-
De parkeerhulp werkt alleen optimaal, wanneer u
palen of lage obstakels kunnen "afgescha- keerhulpsysteem ten onrechte waarschu-
de bijbehorende sensoren regelmatig reinigt met
duwd" worden en worden in dat geval tijdelijk wingssignalen afgeven onder invloed van
water en autoshampoo.
niet geregistreerd door de sensoren – het externe geluidsbronnen met ultrasone
onderbroken geluidssignaal kan dan plotse- geluidssignalen van dezelfde frequentie als
ling wegvallen in plaats van over te gaan in de sensoren van het systeem.
het verwachte ononderbroken geluidssignaal.
Voorbeelden van dergelijke bronnen zijn cla-
De sensoren kunnen geen hoge obstakels xons, natte banden op asfalt, pneumatische
ontdekken, zoals uitstekende laadperrons. remmen en uitlaatgeluid van motorfietsen et
cetera.
• Wees in dergelijke gevallen extra voor-
zichtig en bedien/verrijd de auto erg
langzaam of breek de parkeermanoeuvre N.B.
af – er bestaat groot gevaar voor materi-
ele schade aan de auto of de omgeving, Wanneer het elektrische systeem van de auto
aangezien de informatie afkomstig van de is geconfigureerd voor een trekhaak, wordt de
sensoren in dergelijke situaties niet altijd uitsteeklengte van de trekhaak meegerekend Positie van de sensoren117.
betrouwbaar is. bij het meten van de afstand tot obstakels
achter de auto.
N.B.
Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen
Gerelateerde informatie aanleiding geven tot onterechte waarschu-
• Parkeerhulp* (p. 406) wingssignalen, tot systeembeperkingen of
ervoor zorgen dat het systeem niet meer
werkt.

Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)

117NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 409
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor


parkeerhulp
Op het bestuurders- en /of middendisplay ver-
schijnen mogelijk symbolen en meldingen voor
de parkeerhulp.
In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
Symbool Melding Betekenis
De parkeerhulpsensoren achter zijn uitgeschakeld, zodat er geen akoestische waarschuwings-
signalen voor obstakels/voorwerpen verschijnen.

Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de
storing zo spoedig mogelijk.
Sensoren afgedekt, schoonmaken
vereist
Parkeerhulpsysteem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.
Niet beschikbaar Service vereist

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)

410 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Parkeerhulpcamera* Lijnen - hulplijnen activeren/deactiveren WAARSCHUWING


De parkeerhulpcamera kan u helpen bij het par-
keren in krappe ruimten door obstakels weer te
Trekhaak* - hulplijn voor trekhaak activeren/ • De parkeerhulpcamera is een systeem
deactiveren*120 voor aanvullende bestuurdersondersteu-
geven met camerabeelden en grafische voorstel-
ning om de bestuurder te ontlasten en de
lingen op het middendisplay. CTA* - Cross Traffic Alert activeren/deacti-
rijveiligheid te verhogen, maar het sys-
De parkeerhulpcamera is een hulpsysteem dat veren
teem werkt niet in alle verkeers-, weers-
automatisch wordt geactiveerd bij inschakeling
en wegomstandigheden.
van de achteruitversnelling of handmatig via het
middendisplay. • Wanneer er obstakels in de dode hoeken
van de parkeerhulpcamera's zitten, zal het
systeem ze niet kunnen ontdekken.
• Let daarom in het bijzonder op mensen
en dieren in de buurt van de auto.
• Voorwerpen/obstakels kunnen dichter bij
de auto zijn dan ze lijken op het beeld-
scherm.
• De parkeerhulpcamera's ontslaan u niet
van de plicht om alert en adequaat te rea-
geren, zodat u de auto altijd op een vei-
lige manier moet blijven besturen, met
inachtneming van een passende snelheid
Voorbeeld van cameraweergave118. en geschikte afstand tot andere wegge-
Zoomen119 - in-/uitzoomen bruikers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.
360°-beeld* - alle camera's activeren/deac-
tiveren
PAS* - parkeerhulp activeren/deactiveren

118De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
119Bij het inzoomen doven de hulplijnen.
120Niet op alle markten beschikbaar.
}}

* Optie/accessoire. 411
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Gerelateerde informatie Camera-aanzichten van de Vanuit het 360°-aanzicht is ieder camera-aan-


• Camera-aanzichten van de parkeerhulpca- parkeerhulpcamera's zicht apart te activeren:
mera's (p. 412) De functie kan een gecombineerde 360°-aan- • Tik op het display voor het "blikveld" van de
• Hulplijnen voor parkeerhulpcamera (p. 414) zicht tonen én een afzonderlijk aanzicht voor de gewenste camera, bijvoorbeeld op het
vier camera's: achter, voor, links of rechts. gebied voor/boven de frontcamera.
• Sensorveld van parkeerhulp voor parkeer-
hulpcamera (p. 416) 360°-aanzicht*
Het camerasymbool in het
• Parkeerhulpcamera starten (p. 416) autosymbool op het middendis-
• Beperkingen van parkeerhulpcamera play geeft aan welke camera
(p. 417) actief is.
• Aanbevolen onderhoud van de parkeerhulp- Als de auto tevens is uitgerust
camera (p. 418) met Parkeerhulpsysteem*
• Aanbevolen onderhoud van de parkeerhulp- wordt de afstand tot gedetecteerde obstakels
camera (p. 418) aangeduid met velden in verschillende kleuren.

• Symbolen en meldingen voor de parkeer- De camera's zijn automatisch of handmatig te


hulpcamera (p. 419) activeren - zie de paragraaf "Parkeerhulpcamera
starten".

"Blikveld" van de parkeerhulpcamera's en hun approxi-


matieve dekkingsgebieden.
De functie 360°-beeld activeert alle parkeer-
hulpcamera's waarna alle vier de zijden van de
auto gelijktijdig op het middendisplay verschijnen,
zodat u bij manoeuvreren op lage snelheden kunt
zien wat er zich rond de auto bevindt.

412 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Achterzijde Naar voren Naar zijkanten

De achtercamera121 zit boven de kentekenplaat. De parkeerhulpcamera122 aan de voorzijde zit in de De zijcamera's122 zitten in beide buitenspiegels.
grille.
De camera beslaat een breed gebied achter de De zijcamera's kunnen weergeven wat er zich
auto. Bij bepaalde modellen is ook een deel van De frontcamera kan handig zijn bij het invoegen aan de desbetreffende zijde naast de auto
de achterbumper zichtbaar plus een eventuele vanuit een oprit waarbij het zicht naar beide zij- bevindt.
trekhaak. den bijvoorbeeld door heggen beperkt is. De
camera is actief bij snelheden tot 25 km/h Gerelateerde informatie
Voorwerpen op het middendisplay lijken mogelijk (16 mph) – bij hogere snelheden wordt de front- • Parkeerhulpcamera* (p. 411)
over te hellen – dit is volkomen normaal. camera uitgeschakeld.
Als de rijsnelheid een waarde van 50 km/h
(30 mph) niet bereikt en binnen 1 minuut na uit-
schakeling van de frontcamera daalt tot onder
22 km/h (14 mph), wordt de camera opnieuw
geactiveerd.

121NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
122NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 413
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Hulplijnen voor parkeerhulpcamera achteruitrijden in krappe ruimten en aankoppelen BELANGRIJK


De parkeerhulpcamera's geeft met lijnen op het van aanhangwagens.
beeldscherm aan waar de auto zich ten opzichte • Let erop dat op het beeldscherm alleen
De lijnen op het scherm worden geprojecteerd het gebied achter de auto wordt weerge-
van de omgeving bevindt. als stonden ze op de grond achter de auto. De lij- geven, als u voor de achteruitkijkcamera
nen zijn bovendien afhankelijk van de stuuruit- hebt gekozen – let in dat geval goed op
slag, zodat u ook tijdens het draaien kunt zien de zijkanten en voorkant van de auto
welke baan de auto zal nemen. wanneer u tijdens het achteruitrijden het
De hulplijnen zijn inclusief de uitstekende delen stuurwiel verdraait.
van de auto, zoals de trekhaak, buitenspiegels en • Hetzelfde geldt ook omgekeerd – let op
hoeken. wat er met de achterste delen van de
auto gebeurt als u de frontcamera hebt
gekozen.
N.B.
• De hulplijnen geven het kortste traject
• Bij het achteruitrijden met een aanhan- aan – let er daarom extra goed op dat u
ger/caravan geven de hulplijnen op het met de zijkanten van de auto nergens
beeldscherm de baan van de auto aan – tegen aankomt of overheen rijdt, als u bij
niet die van de aanhanger/caravan. vooruitrijden aan het stuur draait of met
• Er verschijnen geen hulplijnen op het de voorkant van de auto nergens tegen
beeldscherm, wanneer er een aanhanger aankomt of overheen rijdt, als u bij ach-
is aangesloten op het elektrische sys- teruitrijden aan het stuur draait.
teem van de auto.
• Er verschijnen geen hulplijnen bij het
inzoomen.

Voorbeeld123 van hulplijnen.


De hulplijnen geeft de denkbeeldige baan van de
contouren van de auto aan bij de actuele stuur-
uitslag - dit vereenvoudigt het achteruit insteken,

123De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

414
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Hulplijnen in 360°-aanzicht* Hulplijn voor trekhaak* van een hulplijn voor de virtuele "baan" van de
trekhaak naar de aanhangwagen.
1. Druk op Trekhaak (1).
> De hulplijn voor het vermoedelijk traject
van de trekhaak wordt getoond, terwijl de
hulplijnen van de auto tegelijkertijd
gedoofd worden.
Er zijn niet tegelijkertijd hulplijnen weer te
geven voor de auto en de trekhaak.
2. Druk op Zoomen (2) als u nauwkeurig moet
manoeuvreren.
> Er wordt ingezoomd op de camerabeel-
360°-aanzicht met hulplijnen123.
den.
Met 360°-aanzicht worden - afhankelijk van de
rijrichting - achter, voor en aan de zijkant van de Gerelateerde informatie
auto hulplijnen getoond: • Parkeerhulpcamera* (p. 411)

• Bij vooruitrijden: Frontlijnen


• Bij achteruitrijden: Zijlijnen en achteruitrijlij-
nen.
Als de voor- of achtercamera gekozen is, worden Trekhaak met hulplijn123.
de hulplijnen onafhankelijk van de rijrichting
weergegeven. Trekhaak - hulplijn voor trekhaak activeren.

Als een zijcamera gekozen is, worden hulplijnen Zoomen - in-/uitzoomen.


alleen weergegeven als er achteruit gereden
De camera leent zich bij uitstek voor het aankop-
wordt.
pelen van een aanhangwagen door de weergave

123De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

* Optie/accessoire. 415
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Sensorveld van parkeerhulp voor De kleur van de velden voor de sensoren achter- Parkeerhulpcamera starten
parkeerhulpcamera uit en vooruit verandert als de afstand tot het De parkeerhulpcamera start automatisch bij
Als de auto uitgerust is met Parkeerhulp wordt obstakel kleiner wordt - van geel, via oranje naar inschakeling van de achteruitversnelling of hand-
voor iedere sensor die een obstakel waarneemt rood. matig bij het bedienen van een van de functiek-
de afstand met gekleurde velden in 360°-aan- Veldkleur achteruit Afstand in meter (feet) noppen van het middendisplay.
zicht weergegeven. en vooruit
Camera-aanzicht tijdens het
Sensorveld achteruit en vooruit
Oranje 0,6-1,5 (2,0-4,9) achteruitrijden
Bij inschakeling van de achteruitversnelling ver-
Oranje 0,4-0,6 (1,3-2,0) schijnt het 360°-aanzicht als dit aanzicht of een
Rood 0-0,4 (0-1,3) van de zijaanzichten het laatst gebruikte aanzicht
was, zo niet dan verschijnt het achteraanzicht.
Sensorvelden naar de zijkanten
De zijvelden worden uitsluitend weergegeven met Aanzicht bij handmatige inschakeling
de kleur oranje. van de camera
Start de parkeerhulpcamera
Veldkleur zijkanten Afstand in meter (feet) met deze knop op het functie-
Oranje 0-0,3 (0-1,0) scherm van het middendisplay.
Op het display verschijnt
Gerelateerde informatie daarna in eerste instantie het
• Parkeerhulpcamera* (p. 411) laatst gebruikte camera-aan-
zicht. Na iedere nieuwe motorstart wordt een eer-
der weergegeven zijaanzicht vervangen door een
360°-aanzicht en een eerder getoond ingezoomd
achteraanzicht wordt vervangen door een stan-
daardachteraanzicht.

Camera automatisch deactiveren


Het vooraanzicht dooft bij 25 km/h (16 mph) om
Het beeldscherm toont de gekleurde sensorvelden op
u niet af te leiden – het vooraanzicht wordt bij
het autosymbool124.
een snelheid van 22 km/h (14 mph) binnen

124De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

416 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

1 minuut opnieuw geactiveerd, op voorwaarde Beperkingen van Dode hoeken


dat u niet sneller rijdt dan 50 km/h (31 mph). parkeerhulpcamera
De overige camera-aanzichten doven bij 15 km/h De parkeerhulpcamera is niet in staat om in alle
(9 mph) en worden niet opnieuw geactiveerd. situaties alles te registreren, zodat er mogelijke
beperkingen gelden voor de werking.
Gerelateerde informatie
• Parkeerhulpcamera* (p. 411) Als bestuurder dient u rekening te houden met
de volgende beperkingen van de parkeerhulpca-
mera:

WAARSCHUWING
Wees bij het verschijnen
van dit symbool extra voor-
zichtig tijdens het achteruit- Er zitten "dode" hoeken tussen de blikvelden van de
rijden met een gemon- camera's.
teerde aanhangwagen, In het 360°-aanzicht kunnen obstakels/voorwer-
fietsdrager of iets dergelijks
die is aangesloten op het pen "verdwijnen" in de overgangen tussen de
elektrische systeem van de auto. afzonderlijke camera's.
Het symbool geeft aan dat de parkeerhulp-
sensoren achter uitgeschakeld zijn, zodat WAARSCHUWING
deze niet waarschuwen voor eventuele obsta- Ook als de dode hoeken op het scherm rela-
kels. tief klein ogen dient u erop te letten dat de
verborgen gebieden in werkelijkheid dusdanig
groot kunnen zijn dat obstakels mogelijk pas
N.B. worden geregistreerd, wanneer de auto de
Fietsdragers of andere accessoires achter op obstakels zeer dicht genaderd is.
de auto kunnen het blikveld van de camera
blokkeren.

}}

* Optie/accessoire. 417
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Defecte camera kan ertoe leiden dat de beeldweergave ietwat Aanbevolen onderhoud van de
Als een camerasector zwart kan variëren wat lichtsterkte en kwaliteit betreft. parkeerhulpcamera
blijft en het nevenstaande sym- Slechte lichtomstandigheden leveren mogelijk De parkeerhulpcamera's bij de kentekenplaat-
bool bevat, betekent dit dat de een slechtere beeldkwaliteit op. houder achterop, de frontgrille en in de beide
desbetreffende camera defect buitenspiegels vergen enige vorm van onder-
is. Gerelateerde informatie
houd.
• Parkeerhulpcamera* (p. 411)
Maak cameralenzen regelmatig schoon met lauw
Hieronder een voorbeeld.
water en autoshampoo. Wees voorzichtig zodat er
geen krassen op de lens komen.

N.B.
Houd voor optimale werking de cameralens
vrij van vuil, sneeuw en ijs. Dit is vooral van
belang in slechte lichtomstandigheden.

Gerelateerde informatie
• Parkeerhulpcamera* (p. 411)

De linker camera van de auto is defect.


Zwarte camerasector
Ook in de volgende gevallen blijft de desbetref-
fende camerasector zwart, zij het zonder het
symbool voor een defecte camera:
• geopend portier
• geopende achterklep
• ingeklapte buitenspiegel.

Lichtomstandigheden
De cameraweergave wordt automatisch aange-
past aan de heersende lichtomstandigheden. Dit

418 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Symbolen en meldingen voor de


parkeerhulpcamera
Op het bestuurders- en /of middendisplay ver-
schijnen mogelijk symbolen en meldingen voor
de parkeerhulpcamera.
In de volgende tabel staan voorbeelden.
Symbool Melding Betekenis
De parkeerhulpsensoren achter zijn uitgeschakeld, zodat er geen akoestische waarschuwings-
signalen en veldmarkeringen voor obstakels/voorwerpen verschijnen.

De camera is defect.

Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de sto-
ring zo spoedig mogelijk.
Sensoren afgedekt, schoonma-
ken vereist
Parkeerhulpsysteem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.
Niet beschikbaar Service vereist

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk- Doe het volgende, als de melding blijft staan: Gerelateerde informatie
ken op de -knop in het midden van de rech- Neem contact op met een werkplaats. Geadvi- • Parkeerhulpcamera* (p. 411)
ter stuurknoppenset. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

* Optie/accessoire. 419
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Actieve parkeerhulp* N.B. Parkeervarianten bij actieve


De actieve parkeerhulp (PAP125) helpt u bij het parkeerhulp
PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan
in- en uitparkeren. u de taak om: De actieve parkeerhulp PAP126 is te gebruiken
bij de volgende parkeervarianten.
PAP controleert eerst of een plek groot genoeg • goed op de omgeving rond de auto te let-
is en stuurt de auto vervolgens de plek in. Fileparkeren
ten
Op het middendisplay wordt met symbolen, grafi- • de instructies op het middendisplay op te
sche voorstellingen en teksten aangegeven wat u volgen
wanneer moet doen.
• te schakelen (achteruit/vooruit) – er klikt
een "belsignaal", wanneer u moet scha-
WAARSCHUWING kelen
• PAP is een systeem voor aanvullende • de snelheid te regelen en daarbij een vei-
bestuurdersondersteuning om de lige snelheid aan te houden
bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid • te remmen en de auto tot stilstand te
te verhogen, maar het systeem werkt niet brengen.
in alle verkeers-, weers- en wegomstan-
digheden.
Gerelateerde informatie Principe voor fileparkeren of achteruit insteken.
• Let daarom in het bijzonder op mensen
• Parkeervarianten bij actieve parkeerhulp
en dieren in de buurt van de auto. Het PAP-systeem parkeert de auto aan de hand
(p. 420)
van de volgende stappen:
• PAP ontslaat u niet van de plicht om alert
• Inparkeren met actieve parkeerhulp (p. 421)
en adequaat te reageren, zodat u de auto 1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten.
altijd op een veilige manier moet blijven • Uitparkeren met actieve parkeerhulp
2. De auto wordt achteruit het vak ingestuurd.
besturen, met inachtneming van een pas- (p. 424)
3. De auto wordt netjes in het midden van het
sende snelheid en geschikte afstand tot • Beperkingen van de Actieve parkeerhulp*
vak geparkeerd door voor-/achteruit te rijden.
andere weggebruikers en met respect (p. 425)
voor de geldende verkeersregels en - Met Uitparkeren kan een parallel geparkeerde
bepalingen.
• Aanbevolen onderhoud van de actieve par-
auto ook hulp krijgen van PAP om een parkeer-
keerhulp (p. 427)
vak te verlaten - zie de rubriek "Uit een parkeer-
• Meldingen voor Actieve parkeerhulp* vak rijden" in artikel "Inparkeren met actieve par-
(p. 428) keerhulp".

125Park Assist Pilot

420 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Achteruit insteken Inparkeren met actieve parkeerhulp PAP is te activeren als na het starten van de
De actieve parkeerhulp (PAP127) helpt u in drie motor aan de volgende criteria is voldaan:
fasen bij het parkeren. De functie kan u ook hel- • Er is geen aanhangwagen aan de auto
pen om uit een parkeervak te rijden. gekoppeld
• De snelheid moet lager zijn dan 30 km/h
N.B. (20 mph).
PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan
u de taak om: N.B.
• goed op de omgeving rond de auto te let- De afstand tussen de auto en parkeervakken
ten moet 0,5–1,5 meter (1,6–5,0 ft) bedragen,
• de instructies op het middendisplay op te wanneer PAP de omgeving aftast op zoek
volgen naar een passende parkeerplek.
Principe voor (achteruit) insteken.
• te schakelen (achteruit/vooruit) – er klikt
Het PAP-systeem parkeert de auto aan de hand een "belsignaal", wanneer u moet scha- Parkeren
van de volgende stappen: kelen PAP parkeert de auto aan de hand van de vol-
1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten. • de snelheid te regelen en daarbij een vei- gende deelmomenten:
2. De auto wordt achteruit/vooruit het parkeer- lige snelheid aan te houden 1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten.
vak in gestuurd en netjes in het midden • te remmen en de auto tot stilstand te 2. De auto wordt achteruit het vak ingestuurd.
geparkeerd door voor-/achteruit te rijden. brengen.
3. De auto wordt netjes in het midden van het
vak geparkeerd - het systeem kan u vragen
N.B. Symbolen, grafische voorstellingen en/of teksten om te schakelen.
Een haaks geparkeerde auto kan niet met op het middendisplay geven aan, wanneer u iets
behulp van de PAP-functie Uitparkeren een moet doen.
parkeervak verlaten - die functie is alleen te
gebruiken voor een parallel geparkeerde auto.

Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)

126Park Assist Pilot }}

* Optie/accessoire. 421
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| Parkeervakken zoeken en meten N.B.


De functie is te activeren op
het functiescherm van het mid- PAP zoekt een geschikte ruimte om te parke-
dendisplay. ren, geeft instructies en parkeert de auto aan
de passagierskant in. Desgewenst kunt u de
Deze is ook bereikbaar vanuit auto ook aan de bestuurderszijde van de
de camerabeelden. straat parkeren:
• Schakel de richtingaanwijzers aan de
bestuurderszijde in, waarna het systeem
een geschikte parkeerplek aan deze kant
van de straat zoekt.

Principe voor (achteruit) insteken.


U doet dat als volgt:
1. Rijd maximaal 30 km/h (20 mph) voordat u
gaat fileparkeren of maximaal 20 km/h
(12 mph) voordat u achteruit gaat insteken.
2. Tik op de knop Inparkeren in het functie-
scherm of in het camerascherm.
Principe voor fileparkeren.
> PAP zoekt een parkeervak en meet of dit
vak groot genoeg is.
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
vertellen dat er een geschikte parkeerplaats
gevonden is.
> Er verschijnt een pop-upvenster.
4. Kies Fileparkeren of Haaks parkeren en
schakel in de achteruit.

127Park Assist Pilot

422
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Achteruit inparkeren Doe het volgende om de auto achteruit in te par- Auto netjes in het midden van het
keren: parkeervak parkeren
1. Controleer of de ruimte achter u vrij is en
schakel de achteruitversnelling in.
2. Rijd langzaam en voorzichtig achteruit en
raak het stuurwiel niet aan – rijd niet sneller
dan zo'n 7 km/h (4 mph).
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken.

N.B.
Fileparkeren.
• Houd uw handen weg van het stuurwiel Fileparkeren.
als de PAP-functie is geactiveerd.
• Let erop dat het stuurwiel niet door iets
wordt gehinderd en vrij kan draaien.
• Wacht voor het beste resultaat totdat het
stuurwiel is uitgedraaid, voordat u achter-
uit/vooruit rijdt.

Achteruit insteken.
Achteruit insteken.
U doet dat als volgt:

}}

423
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| 1. Zet de keuzehendel in stand D. Wacht totdat Uitparkeren met actieve het stuur terugdraaien tot de maximale stuuruit-
het stuur gedraaid is en rijd langzaam vooruit. parkeerhulp slag om uit het parkeervak te kunnen rijden.
2. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het De functie Uitparkeren kan u helpen om een Als PAP oordeelt dat u zonder extra manoeuvres
beeld en de melding op het middendisplay u parkeervak uit te rijden. kunt uitparkeren, wordt de functie uitgeschakeld,
hiertoe verzoeken. N.B. ook al denkt u misschien dat de auto nog in het
parkeervak staat.
3. Schakel in de achteruit en rijd langzaam ach- Het verlaten van een parkeervak met
teruit. Uitparkeren is alleen bestemd voor een Gerelateerde informatie
4. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het parallel geparkeerde auto - het systeem werkt • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
beeld en de melding op het middendisplay u niet voor een haaks geparkeerde auto.
hiertoe verzoeken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd, De functie Uitparkeren is te
waarna met grafische voorstellingen en een mel- activeren in het functiescherm
ding wordt aangegeven dat het insteken is afge- op het middendisplay of in het
rond. U moet mogelijk later corrigeren - alleen u camerascherm.
kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd
staat.
U doet dat als volgt:
BELANGRIJK
1. Tik op de knop Uitparkeren in het functie-
De waarschuwingsafstand is korter, wanneer scherm of in het camerascherm.
de sensoren worden gebruikt door PAP dan
wanneer Park Assist de sensoren gebruikt. 2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke
richting de auto het parkeervak moet verla-
ten.
Gerelateerde informatie
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken. Volg de instructies op
dezelfde manier als bij de parkeerprocedure.
Let erop dat het stuur kan "terugveren" bij het
uitschakelen van de functie. U moet dan mogelijk

424 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Beperkingen van de Actieve WAARSCHUWING Als bestuurder dient u rekening te houden met
parkeerhulp* de volgende beperkingen van de actieve parkeer-
• PAP is een systeem voor aanvullende hulp:
De actieve parkeerhulp PAP128 is niet in staat bestuurdersondersteuning om de
om in alle situaties alles te registreren, zodat er bestuurder te ontlasten, maar het sys- Parkeren afbreken
mogelijke beperkingen gelden voor de werking. teem werkt niet in alle verkeers-, weers- Een parkeerprocedure wordt afgebroken:
en wegomstandigheden.
• als u het stuurwiel aanraakt
• Let daarom in het bijzonder op mensen
• als u te snel met de auto rijdt – sneller dan
en dieren in de buurt van de auto.
7 km/h (4 mph)
• Let erop dat de voorkant van de auto tij-
• als u op Annuleren op het middendisplay
dens het parkeren kan uitzwenken naar
drukt
het tegemoetkomende verkeer.
• bij een ingreep van het antiblokkeerremsys-
• Voorwerpen boven het detectiegebied
teem of de elektronische stabiliteitsregeling,
van de sensoren worden niet meegeno-
bijvoorbeeld als een wiel geen grip meer
men bij het berekenen van de parkeerma-
heeft bij een glad wegdek
noeuvre, waardoor PAP mogelijk te vroeg
het parkeervak indraait – vermijd daarom • als de stuurbekrachtiging met een beperkt
parkeervakken met dergelijke hoge voor- vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
werpen. van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
afhankelijke stuurkracht").
• PAP ontslaat u niet van de plicht om alert
en adequaat te reageren, zodat u de auto In voorkomende gevallen laat een melding op het
altijd op een veilige manier moet blijven middendisplay u weten waarom de parkeerproce-
besturen, met inachtneming van een pas- dure is afgebroken.
sende snelheid en geschikte afstand tot
andere weggebruikers en met respect
voor de geldende verkeersregels en -
bepalingen.

128Park Assist Pilot }}

* Optie/accessoire. 425
BESTUURDERSONDERSTEUNING

|| BELANGRIJK Er zijn ook een paar details waar u bij het parke- als een geparkeerde auto meer uitsteekt dan
ren op moet letten, bijvoorbeeld: de andere geparkeerde auto's.
Onder bepaalde omstandigheden kan PAP
geen parkeerplaatsen vinden - een reden kan • U moet altijd bepalen of het vak dat PAP • PAP is bedoeld voor inparkeren in rechte
voorstelt zich leent om in te parkeren. straatgedeelten – niet in straatgedeelten met
zijn dat de sensoren worden verstoord door
sterke krommingen of scherpe bochten. Zorg
externe geluidsbronnen, die dezelfde ultra- • Gebruik PAP niet als u sneeuwkettingen of
daarom dat de auto naast het parkeervak
soonfrequenties afgeven als waar het sys- een reservewiel hebt gemonteerd.
staat, wanneer PAP de beschikbare ruimte
teem mee werkt. • Gebruik PAP niet als er lading buiten de auto meet.
Voorbeelden van dergelijke bronnen zijn o.a. uitsteekt.
claxons, natte banden op asfalt, pneumati- • Hevige regen of sneeuwval kan ertoe leiden BELANGRIJK
sche remmen en uitlaatgeluid van motorfiet- dat het parkeervak niet op een juiste manier
sen. wordt gemeten. Bij montage van een andere goedgekeurde
maat velgen en/of banden kan de omtrek van
• Tijdens het zoeken en meten van parkeer- de banden veranderen, zodat de PAP-para-
N.B. vakken kan PAP obstakels die diep in een meters mogelijk moeten worden bijgewerkt.
parkeervak liggen over het hoofd zien. Informeer bij een werkplaats – geadviseerd
Als vuil, ijs en sneeuw de sensoren bedekken,
neemt de functie af en kan meten onmogelijk • In smalle straten zijn niet altijd parkeervakken wordt een erkende Volvo-werkplaats.
worden gemaakt. te vinden, omdat er mogelijk te weinig ruimte
voor manoeuvreren is. Gerelateerde informatie
Uw verantwoordelijkheid • Gebruik goedgekeurde banden129 met de • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
juiste bandenspanning - dit is van invloed op
Vergeet niet dat PAP een hulpmiddel is en geen • Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
onfeilbaar en volautomatisch systeem. Wees de parkeermogelijkheden van PAP.
daarom altijd voorbereid om de parkeerma- • PAP gaat uit van de onderlinge positie van
noeuvre te onderbreken. de geparkeerde voertuigen – als deze onge-
lukkig geparkeerd staan, kunnen de banden
en velgen van uw auto beschadigd raken bij
contact met de stoeprand.
• Haakse parkeervakken kunnen worden
gemist of ten onrechte worden gedetecteerd,

129Met ‘goedgekeurde banden’ wordt bedoeld: banden van hetzelfde type en merk als die bij levering af fabriek origineel waren gemonteerd.

426 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Aanbevolen onderhoud van de


actieve parkeerhulp
De actieve parkeerhulp PAP130 werkt alleen
optimaal, wanneer u de bijbehorende sensoren
regelmatig reinigt met water en autoshampoo.

Positie van de sensoren131.

N.B.
Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen
aanleiding geven tot onterechte waarschu-
wingssignalen, tot systeembeperkingen of
ervoor zorgen dat het systeem niet meer
werkt.

Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)

130Park Assist Pilot


131NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 427
BESTUURDERSONDERSTEUNING

Meldingen voor Actieve


parkeerhulp*
Op het bestuurders- en /of middendisplay ver-
schijnen mogelijk meldingen voor de actieve par-
keerhulp PAP132.
In de volgende tabel staan voorbeelden.
Melding Betekenis
Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de storing zo
spoedig mogelijk.
Sensoren afgedekt, schoonmaken vereist
Parkeerhulpsysteem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een
erkende Volvo-werkplaats.
Niet beschikbaar Service vereist

U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-


ken op de -knop in het midden van de rech-
ter stuurknoppenset.
Doe het volgende, als de melding blijft staan:
Neem contact op met een werkplaats. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)

132Park Assist Pilot

428 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
STARTEN EN RIJDEN

Motor starten met ondersteuning voor starten zonder sleutel


De auto wordt gestart met de startknop op de (passief startsysteem).
tunnelconsole als de transpondersleutel zich in Om de auto te starten:
het interieur bevindt.
1. Controleer of de transpondersleutel in de
auto aanwezig is. Voor auto's met passieve
start moet de sleutel zich voor in het interieur
bevinden. Met de optie passieve vergrende-
ling/ontgrendeling* van de auto is het vol-
doende dat de transpondersleutel zich Positie back-uplezer in de tunnelconsole.
ergens in de auto bevindt.
Als bij het starten de melding Sleutel niet
2. Houd het rempedaal volledig ingetrapt1. Bij gevonden op het bestuurdersdisplay verschijnt,
een auto met een automatische versnellings- plaats dan de transpondersleutel in de buurt van
bak moet u ervoor zorgen dat u schakelstand de back-uplezer. Doe vervolgens een nieuwe
P of N hebt gekozen. Zorg er bij auto's met startpoging.
een handgeschakelde versnellingsbak voor
dat de schakelhendel in de neutraalstand N.B.
De startknop op de tunnelconsole. staat of dat u het koppelingspedaal bedient. Zorg ervoor dat er geen andere autosleutels,
3. Draai de startknop rechtsom en laat de knop metalen voorwerpen of elektronische appara-
WAARSCHUWING
weer los. De knop veert automatisch terug ten (zoals mobiele telefoons, tablets, laptops
Vóór het starten: naar de uitgangspositie. of laders) in de back-uplezer liggen, wanneer
• Doe de veiligheidsgordel om. u de transpondersleutel in de back-uplezer
N.B. plaatst. Als er zich meerdere sleutels in de
• Stel stoel, stuur en spiegels in.
back-uplezer bevinden, kunnen deze elkaar
• Zorg ervoor dat het rempedaal volledig Bij auto's met een dieselmotor slaat de motor storen.
kan worden ingetrapt. mogelijk met enige vertraging aan.

U gebruikt de transpondersleutel zelf niet bij het Bij het starten van de motor blijft de startmotor
starten van de auto, omdat de auto is uitgerust draaien, totdat de motor aanslaat of totdat de
beveiliging tegen oververhitting in werking treedt.

1 Als de auto rolt, kunt u de motor starten door de startknop rechtsom te draaien.

430 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

BELANGRIJK • Stuurwiel instellen (p. 195) Auto afzetten


Als de motor na 3 pogingen niet gestart is, • Starthulp met andere accu (p. 484) U zet de auto af met de startknop op de tunnel-
console.
wacht u 3 minuten voordat u een nieuwe • Contactslotstand kiezen (p. 433)
poging doet. Het startvermogen neemt toe
als de startaccu zich kan herstellen.

WAARSCHUWING
Haal nooit de transpondersleutel uit de auto
tijdens rijden of slepen.

WAARSCHUWING
Neem bij het verlaten van de auto altijd de
transpondersleutel mee en zorg dat het elek-
trische systeem van de auto in contactslot-
stand 0 staat – vooral als er kinderen in de De startknop op de tunnelconsole.
auto achterblijven. Om de auto af te zetten:
– Draai de startknop rechtsom en laat de knop
N.B. weer los – de auto wordt afgezet. De knop
Voor bepaalde motortypen kan het stationaire veert automatisch terug naar de uitgangspo-
toerental bij een koude start duidelijk hoger sitie.
dan normaal zijn. Dit gebeurt om het uitlaat- Als de keuzehendel bij een auto met een auto-
gasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de matische versnellingsbak niet in stand P staat of
normale bedrijfstemperatuur te krijgen waar- als de auto rijdt:
door de uitlaatgasemissies afnemen en het
– Draai de startknop rechtsom en houd de
milieu wordt ontzien.
knop in deze stand vast totdat de auto wordt
afgezet.
Gerelateerde informatie
• Auto afzetten (p. 431)
• Contactslotstanden (p. 432)
}}

431
STARTEN EN RIJDEN

|| Gerelateerde informatie Contactslotstanden Niveau Functies


• Motor starten (p. 430) Het elektrische systeem van de auto is in ver-
• Contactslotstanden (p. 432) schillende standen te zetten voor gebruik van 0 • Kilometerteller, klok en tempera-
verschillende autosystemen. tuurmeter worden verlichtA.
• Stuurwiel instellen (p. 195)
• Elektrisch bedienbare stoelen*
• Starthulp met andere accu (p. 484) Om een beperkt aantal systemen te kunnen
zijn te verstellen.
gebruiken bij een uitgeschakelde motor is het
• Contactslotstand kiezen (p. 433)
elektrische systeem van de auto in drie verschil- • Elektrisch bedienbare ruiten zijn
lende standen te zetten: 0, I en II. In de gebrui- te gebruiken.
kershandleiding worden deze standen overal aan- • Middendisplay wordt ingescha-
geduid als "contactslotstanden". keld en is te gebruikenA.
De volgende tabel geeft aan welke functies • Het infotainmentsysteem is te
beschikbaar zijn in de verschillende contactslot- gebruikenA.
standen/standen:
De functies zijn in deze contactslot-
stand tijdsgestuurd en worden na
een poosje automatisch uitgescha-
keld.
I • Panoramadak, elektrisch bedien-
bare ruiten, 12V-aansluitingen in
passagiersruimte, Bluetooth,
navigatie, telefoon, interieurventi-
lator en ruitenwissers zijn te
gebruiken.
• Elektrisch bedienbare stoelen
zijn te verstellen.
• 12V-aansluiting in bagageruimte
is te gebruiken.
In deze contactslotstand is het
stroomverbruik belastend voor de
accu.

432 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Niveau Functies Contactslotstand kiezen veert automatisch terug naar de uitgangspo-


Het elektrische systeem van de auto is in ver- sitie.
II • De koplampen worden ontsto- schillende standen te zetten voor gebruik van • Contactslotstand II - Draai de startknop
ken. verschillende autosystemen. rechtsom en houd de knop zo’n 5 seconden
• Waarschuwings-/controlelamp- in deze stand vast. Laat vervolgens knop los,
jes branden 5 seconden lang. Contactslotstand kiezen die automatisch terugveert naar de uitgangs-
• Meerdere andere systemen wor- positie.
den geactiveerd. De stoelverwar- • Terug naar contactslotstand 0 – Om terug
ming en achterruitverwarming te gaan naar contactslotstand 0 vanuit stand
zijn echter pas te activeren na I en II moet u de startknop rechtsom draaien
het starten van de auto. en de knop loslaten. De knop veert automa-
Deze contactslotstand vergt veel tisch terug naar de uitgangspositie.
stroom van de accu en moet
Gerelateerde informatie
daarom worden vermeden!
• Motor starten (p. 430)
A Ook geactiveerd bij opening van het portier.
• Auto afzetten (p. 431)
Gerelateerde informatie • Contactslotstanden (p. 432)
• Motor starten (p. 430) De startknop op de tunnelconsole. • Stuurwiel instellen (p. 195)
• Stuurwiel instellen (p. 195) • Contactslotstand 0 - Vergrendel de auto en • Starthulp met andere accu (p. 484)
• Starthulp met andere accu (p. 484) bewaar de transpondersleutel binnen in de
auto.
• Contactslotstand kiezen (p. 433)

N.B.
Om stand I of II te realiseren zonder dat de
motor wordt gestart moet u bij het selecteren
van deze contactslotstanden het rempedaal
of bij een auto met een handbak het koppe-
lingspedaal niet bedienen.

• Contactslotstand I - Draai de startknop


rechtsom en laat de knop weer los. De knop

433
STARTEN EN RIJDEN

Alcoholslot* • Contactslotstanden (p. 432) Alcoholslot* omzeilen


Het alcoholslot voorkomt dat bestuurders die In noodsituaties of wanneer het alcoholslot
onder invloed zijn in de auto kunnen rijden. Voor- defect is, kunt u het alcoholslot omzeilen om
dat de motor kan worden gestart, moet u een toch in de auto te kunnen rijden.
blaastest afgeven om vast te stellen dat u niet
onder de invloed van alcohol bent. Het alcohol- Zie de desbetreffende handleiding voor het deac-
slot wordt gekalibreerd ten opzichte van de tiveren van een bepaald alcoholslot.
grenswaarde voor verkeersdeelname die in uw Bypass-functie activeren
land geldt.

De auto heeft een interface voor elektrische aan- N.B.


sluiting van de door Volvo goedgekeurde alcohol- Alle bypass-activeringen worden geregis-
slotmerken en -modellen. De interface maakt het treerd en opgeslagen in een geheugen in de
eenvoudig om een alcoholslot aan te sluiten en regeleenheid van het alcoholslot. Het is niet
biedt de mogelijkheid om alcoholslotmeldingen mogelijk een bypass te annuleren.
op het hoofddisplay van de auto weer te geven.
Raadpleeg voor informatie over een bepaald
Op het scherm verschijnt de melding Blaas in
alcoholslot de handleiding van de fabrikant van
alcoholslot Bypass?:
het alcoholslot.
• Kies bij het verschijnen van "Cancel/Yes"
WAARSCHUWING voor de bypass-functie door op de pijl-rechts
van de knoppenset rechts op het stuurwiel
Het alcoholslot is een hulpmiddel dat u niet en vervolgens op de O-knop.
ontslaat van uw verantwoordelijkheden als
bestuurder. De bestuurder dient altijd nuchter • Kies bij het verschijnen van "Yes" voor de
te blijven en de auto op een veilige manier te bypass-functie door op de O-knop te druk-
besturen. ken.
Het alcoholslot is daarmee omzeild, waarna de
Gerelateerde informatie auto te starten is.
• Alcoholslot* omzeilen (p. 434)
Bij installatie van het alcoholslot wordt het maxi-
• Alvorens een motor met alcoholslot te star- male aantal keren ingesteld dat de bypass-func-
ten (p. 435) tie te activeren is voordat service vereist is.
• Motor starten (p. 430)

434 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Gerelateerde informatie Alvorens een motor met alcoholslot Remsystemen


• Alcoholslot* (p. 434) te starten De remmen van de auto worden gebruikt om
• Alvorens een motor met alcoholslot te star- De blaasunit wordt automatisch geactiveerd en snelheid te minderen of om te voorkomen dat
ten (p. 435) gereedgemaakt voor gebruik bij het ontgrende- een geparkeerde auto wegrolt.
len van de auto.
• Motor starten (p. 430) Naast de bedrijfsrem en de parkeerrem heeft de
• Contactslotstanden (p. 432) Waar u op moet letten auto meerdere andere systemen voor automati-
Voor een goede werking en een zo nauwkeurig sche remondersteuning. Deze systemen bieden
mogelijk meetresultaat: ondersteuning doordat u bijvoorbeeld tijdens het
wachten voor een verkeerslicht, het wegrijden op
• Zo'n 5 minuten voor de blaastest niet eten of
een oplopende helling of ritten op aflopende hel-
drinken.
lingen uw voet niet op het rempedaal hoeft te
• De voorruit niet te lang sproeien – de alcohol houden.
in de sproeiervloeistof kan een verkeerd
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
meetresultaat opleveren.
u mogelijk over de volgende remondersteunings-
systemen:
N.B.
Binnen 30 minuten na afloop van een rit kan • Automatische rem bij stilstand (Auto Hold)
de motor opnieuw gestart worden zonder dat • Hellingrem (Hill Start Assist)
er een nieuwe blaastest nodig is. • Automatisch remmen na een aanrijding
• City Safety
Gerelateerde informatie • Afdalingsremregeling (Hill Descent Control)*
• Alcoholslot* omzeilen (p. 434)
• Alcoholslot* (p. 434) Gerelateerde informatie
• Rempedaal (p. 436)
• Motor starten (p. 430)
• Parkeerrem (p. 438)
• Contactslotstanden (p. 432)
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
• Automatisch remmen na een aanrijding
(p. 443)
• Hulp tijdens het wegrijden op een helling
(p. 443)
}}

* Optie/accessoire. 435
STARTEN EN RIJDEN

• City Safety™ (p. 357) Rempedaal zodat de auto bestuurbaar blijft. Bij activering van
deze functie kunt u trillingen in het rempedaal
• Afdalingsremregeling* (p. 467) Het rempedaal is onderdeel van het remsys-
teem. voelen. Dit is volkomen normaal.
De auto is uitgerust met twee remkringen. Als Wanneer u nadat de auto is aangeslagen het
een van de remkringen beschadigd raakt, neemt rempedaal loslaat, gaat een kortdurende, auto-
de rempedaalweg toe. U moet dan harder op het matische test van het ABS van start. Het is
pedaal trappen voor een normale remwerking. mogelijk dat er op een lage snelheid nóg een
automatische test plaatsvindt. Ook deze test is
De druk die u uitoefent op het rempedaal wordt
mogelijk waarneembaar in de vorm van trillingen
versterkt door de rembekrachtiging.
in het rempedaal.

WAARSCHUWING Symbolen op het bestuurdersdisplay


De rembekrachtiging werkt alleen, als de Symbool Betekenis
motor loopt.
Controleer het remvloeistofpeil. Vul
remvloeistof bij als het peil te laag
Als u het rempedaal bedient met de motor afge-
ligt en controleer tevens de oor-
zet, doet het pedaal stug aan en moet u harder
zaak van het remvloeistofverlies.
op het pedaal trappen om de auto af te remmen.
Brand tijdens het starten van de
In bergachtig gebied of bij ritten met een zware
motor 2 seconden continu: Auto-
belading dient u de remmen te ontzien door op
matische functietest.
de motor af te remmen in een handmatige scha-
kelstand. U benut de remmende werking van de Brandt langer dan 2 seconden
motor het best, wanneer u tijdens het afdalen continu. ABS vertoont een storing.
dezelfde versnelling inschakelt als bij het oprijden Het standaardremsysteem van de
van een helling. Gebruik de rijmodus Off Road* auto werkt dan nog wel, zij het zon-
voor een krachtiger motorrem, wanneer u op lage der ABS-regeling.
snelheden steile, aflopende hellingen afrijdt.

Antiblokkeerremsysteem
De auto heeft een antiblokkeerremsysteem, Anti-
lock Braking System (ABS), dat kan voorkomen
dat de wielen blokkeren tijdens het remmen

436 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

WAARSCHUWING Remversterker Remmen op natte rijbanen


Het systeem van een remversterker, BAS (Brake Bij lange ritten in zware regenval zonder te rem-
Als het waarschuwingslampje voor storingen
in het remsysteem en het ABS tegelijkertijd Assist System), helpt om bij afremmen de rem- men kan de remwerking bij de eerste bediening
branden, is er mogelijk een fout opgetreden in kracht te verhogen en het verkort daarmee de van het rempedaal iets op zich laten wachten.
het remsysteem. remweg.
Het systeem registreert de wijze waarop u het Dat kan ook het geval zijn als u uw auto hebt
• Als het remvloeistofpeil in dat geval nor-
rempedaal bedient en verhoogt zo nodig de rem- gewassen. U moet dan harder op de rem trappen.
maal is, moet u voorzichtig naar de Houd daarom meer afstand tot voorliggers.
kracht. De remkracht kan worden versterkt tot het
dichtstbijzijnde werkplaats rijden om het
niveau waarop het ABS-systeem ingrijpt. De Trap stevig op de rem na ritten op natte wegen of
remsysteem te laten controleren – gead-
regeling wordt uitgeschakeld, wanneer u de druk na het wassen van de auto. De remschijven wor-
viseerd wordt een erkende Volvo-werk-
op het rempedaal vermindert. den dan warm, drogen sneller en worden
plaats.
beschermd tegen corrosie. Houd bij het remmen
• Als de remvloeistof onder het MIN-niveau
N.B. rekening met de verkeerssituatie.
in het remvloeistofreservoir ligt, mag u
pas verder rijden als de remvloeistof is Bij activering van BAS zakt het rempedaal iets Gerelateerde informatie
bijgevuld. De oorzaak van het remvloei- verder omlaag dan normaal. Bedien het rem- • Rempedaal (p. 436)
stofverlies moet worden gecontroleerd. pedaal zolang als nodig is.
• Remmen op gepekelde rijbanen (p. 438)
Bij het loslaten van het rempedaal wordt er
Gerelateerde informatie niet meer geremd.
• Remversterker (p. 437)
• Automatische rem bij stilstand (p. 442) Gerelateerde informatie
• Hulp tijdens het wegrijden op een helling • Rempedaal (p. 436)
(p. 443)
• Remmen op natte rijbanen (p. 437)
• Remmen op gepekelde rijbanen (p. 438)
• Onderhoud van het remsysteem (p. 438)
• Remlichten (p. 158)

437
STARTEN EN RIJDEN

Remmen op gepekelde rijbanen Onderhoud van het remsysteem Parkeerrem


Bij remmen op gepekelde wegen kan er een Controleer de componenten van het remsysteem De parkeerrem voorkomt met behulp van mecha-
zoutlaagje ontstaan op remschijven en remblok- regelmatig op slijtage. nische blokkering/vergrendeling van twee wielen
ken. Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en dat een stilstaande auto kan wegrollen.
betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te
Dat kan tot een langere remweg leiden. Houd houden, dient u de service-intervallen van Volvo
daarom extra afstand tot voorliggers. Andere aan te houden zoals omschreven in het Service-
voorzorgsmaatregelen: en garantieboekje. De remwerking van nieuwe en
• Rem af en toe om een eventueel zoutlaagje vervangen remblokken en remschijven is pas
te verwijderen. Let erop dat medeweggebrui- optimaal als ze na een paar honderd kilometer
kers geen gevaar lopen doordat u remt. (mijl) rijden zijn 'ingesleten'. Compenseer de ver-
minderde remwerking door harder op het rempe-
• Trap het rempedaal voorzichtig in als u op uw
daal te trappen. Volvo raadt aan uitsluitend rem-
plaats van bestemming bent aangekomen en
blokken te monteren die voor uw Volvo zijn goed-
voordat u opnieuw de weg op gaat.
gekeurd.
Gerelateerde informatie
• Rempedaal (p. 436) BELANGRIJK De bediening voor de parkeerrem zit op de tunnelcon-
sole tussen de voorstoelen.
• Remmen op natte rijbanen (p. 437) De onderdelen van het remsystemen moeten
regelmatig op slijtage worden gecontroleerd. Bij activering van de elektrische bediende par-
keerrem hoort u een zwak elektromotorgeluid.
Informeer bij een werkplaats hoe dat in zijn Het geluid is tevens waarneembaar bij een auto-
werk gaat of laat de controle over aan de matische functiecontrole van de parkeerrem.
werkplaats – geadviseerd wordt een erkende
Volvo-werkplaats. Als de auto stilstaat wanneer u de parkeerrem
aanzet, werkt de rem alleen op de achterwielen.
Als u de parkeerrem tijdens het rijden aanzet,
Gerelateerde informatie wordt de normale bedrijfsrem geactiveerd. Daarbij
• Rempedaal (p. 436) werkt de rem op alle vier de wielen. Wanneer de
auto bijna stilstaat, worden alleen de achterwie-
len geremd.

438
STARTEN EN RIJDEN

Gerelateerde informatie Parkeerrem activeren en Symbool op bestuurdersdisplay


• Parkeerrem activeren en deactiveren deactiveren Symbool Betekenis
(p. 439) Gebruik de parkeerrem om te voorkomen dat
Het symbool brandt wanneer de
• Op een helling parkeren (p. 441) een stilstaande auto kan wegrollen.
parkeerrem is geactiveerd.
• Bij een storing in de parkeerrem (p. 441) Parkeerrem activeren Als het symbool knippert, betekent
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
dit dat er ergens een storing is
opgetreden. Lees de melding op
het bestuurdersdisplay.
Automatische activering
De parkeerrem wordt automatisch geactiveerd:
• als de functie Auto Hold (automatische rem
bij stilstand) is geactiveerd en de auto enige
tijd (5–10 minuten) stilgestaan heeft.
• wanneer u schakelstand P kiest op een steile
helling2.

1. Trek de knop omhoog. • wanneer u de auto hebt uitgeschakeld en de


instelling voor automatische activering van de
> Het symbool op het bestuurdersdisplay parkeerrem geactiveerd is op het middendis-
gaat branden wanneer de parkeerrem is play.
geactiveerd.
2. Controleer of de auto daadwerkelijk stilstaat.

2 Geldt bij een automatische versnellingsbak. }}

439
STARTEN EN RIJDEN

|| Noodrem Automatisch deactiveren Instelling voor automatische


In noodgevallen kunt u de parkeerrem ook tijdens 1. Doe de veiligheidsgordel om. activering van de parkeerrem
het rijden activeren door de knop uit te trekken Geef aan of de parkeerrem automatisch moet
2. Trap het rempedaal stevig in.
en vast te houden. Bij het loslaten van de hand- worden geactiveerd bij uitschakeling van de
greep of het bedienen van het gaspedaal wordt 3. Start de motor. auto.
de rem uitgeschakeld. 4. Bij een automatische versnellingsbak:
U maakt een keuze in het instellingsmenu op het
Kies de schakelstand D of R en geef gas. middendisplay.
N.B.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak: 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
Bij activeren van de noodrem bij hogere snel-
heden klinkt er tijdens het remmen een sig- Schakel een geschikte versnelling in, laat de 2. Druk op My Car Parkeerrem en vering
naal. koppeling opkomen en geef gas. en vink de functie Parkeerrem
> De parkeerrem wordt gelost en het sym- automatisch activeren aan of uit.
Parkeerrem deactiveren bool op het bestuurdersdisplay dooft.
Gerelateerde informatie
N.B. • Parkeerrem activeren en deactiveren
(p. 439)
Bij de eerste start van de auto kan de par-
keerrem eraf worden gehaald zonder dat de • Parkeerrem (p. 438)
bestuurder de veiligheidsgordel om heeft.

Gerelateerde informatie
• Instelling voor automatische activering van de
parkeerrem (p. 440)
• Bij een storing in de parkeerrem (p. 441)
• Parkeerrem (p. 438)
Handmatig deactiveren • Op een helling parkeren (p. 441)
1. Trap het rempedaal stevig in.
2. Druk de knop in.
> De parkeerrem wordt gelost en het sym-
bool op het bestuurdersdisplay dooft.

440
STARTEN EN RIJDEN

Op een helling parkeren Bij een storing in de parkeerrem Symbolen op het bestuurdersdisplay
Maak altijd gebruik van de parkeerrem bij het Neem contact op met een erkende Volvo-werk- Symbool Betekenis
parkeren op een helling. plaats als het na meerdere pogingen niet lukt om
de parkeerrem te activeren of te deactiveren. Als het symbool knippert, betekent
WAARSCHUWING dit dat er ergens een storing is
Er klinkt een waarschuwingssignaal als u rijdt
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd met de parkeerrem aangetrokken. opgetreden. Zie de melding op het
de parkeerrem. Stand P is bij een automaat bestuurdersdisplay.
niet voldoende om de auto in alle situaties Als u de auto moet parkeren voordat een eventu-
staande te houden. ele storing is verholpen, dient u de wielen net als Storing in remsysteem. Zie de mel-
bij het parkeren op een helling van de trottoir- ding op het bestuurdersdisplay.
Bij het parkeren van de auto op een oplopende band/berm af te draaien en de keuzehendel in
helling: stand P te zetten (of de eerste versnelling in te
schakelen bij een auto met een handgescha- Informatiemelding op het bestuur-
• Draai de wielen van de trottoirband af. kelde versnellingsbak). dersdisplay.
Bij het parkeren van de auto op een aflopende
helling: Lage accuspanning
Als de accuspanning te laag is, kunt u de par-
• Draai de wielen naar de trottoirband toe. keerrem niet aanzetten noch lossen. Sluit een Gerelateerde informatie
Zware belading op oplopende hellingen hulpaccu aan, als de accuspanning te laag is. • Parkeerrem activeren en deactiveren
Bij een zware belading zoals een aanhangwagen (p. 439)
is het mogelijk dat de auto op een steile, oplo- Remblokken vervangen • Startaccu (p. 631)
pende helling achteruitrolt, wanneer de parkeer- Laat de remblokken op de achterwielen vervan-
gen in een werkplaats met het oog op de con- • Serviceprogramma van Volvo (p. 612)
rem automatisch wordt gelost. U kunt dit voorko-
men door tijdens het wegrijden de knop omhoog structie van de elektrische parkeerrem - een
te trekken. Laat de handgreep weer los zodra de erkende Volvo-werkplaats wordt aanbevolen.
koppeling aangrijpt.

Gerelateerde informatie
• Parkeerrem activeren en deactiveren
(p. 439)

441
STARTEN EN RIJDEN

Automatische rem bij stilstand Symbolen op het bestuurdersdisplay Automatische rem bij stilstand
Dankzij de automatische rem bij stilstand (Auto Symbool Betekenis activeren en deactiveren
Hold) kunt u bij stilstand voor verkeerslichten of De automatische rem bij stilstand is te activeren
een kruising het rempedaal loslaten zonder dat Het symbool brandt als het sys- met de knop op de tunnelconsole.
dit gevolgen heeft voor de remwerking. teem het rempedaal gebruikt om
Zodra de auto stilstaat, worden de remmen auto- de auto stil te houden.
matisch geactiveerd. Het systeem kan de auto
staande houden met de bedrijfsrem of de par- Het symbool brandt als het sys-
keerrem en werkt ongeacht hellingspercentage. teem de parkeerrem gebruikt om
Bij het wegrijden worden de remmen automa- de auto stil te houden.
tisch gelost als de bestuurder in de veiligheids-
gordel zit. Gerelateerde informatie
• Automatische rem bij stilstand activeren en
N.B. deactiveren (p. 442)

Bij het afremmen tot stilstand op op- en aflo- • Rempedaal (p. 436)
pende hellingen moet u het rempedaal iets • Parkeerrem (p. 438)
steviger intrappen voordat u het loslaat om er – Met de knop op de tunnelconsole kunt u de
• Hulp tijdens het wegrijden op een helling
functie activeren of deactiveren.
zeker van te zijn dat de auto helemaal stil- (p. 443)
staat. > Een brandend lampje in de knop geeft
aan dat de functie geactiveerd is. Een
geactiveerde functie is een volgende keer
De parkeerrem wordt geactiveerd als:
dat u de auto start opnieuw actief.
• de auto wordt afgezet
• het bestuurdersportier wordt geopend
• de bestuurder de veiligheidsgordel losneemt
• de auto enige tijd (5–10 minuten) stilgestaan
heeft

442
STARTEN EN RIJDEN

Geldt bij uitschakeling Hulp tijdens het wegrijden op een Automatisch remmen na een
Als het systeem actief is en de auto helling aanrijding
staande houdt met het remsysteem De hellingrem, Hill Start Assist (HSA), voorkomt Bij een aanrijding waarbij het activeringsniveau
(symbool A brandt), moet u rempedaal dat de auto achteruitrolt bij het starten op een voor pyrotechnische gordelspanners of airbags
bedienen en tegelijkertijd op de knop oplopende helling. Tijdens het achteruitrijden op wordt bereikt, of als er een aanrijding met groot
drukken om het systeem uit te schakelen. een oplopende helling voorkomt het systeem dat wild wordt gedetecteerd, worden de remmen
• Het systeem blijft uitgeschakeld, totdat u het de auto vooruitrolt. van de auto automatisch geactiveerd. Het sys-
weer activeert. Het systeem zorgt ervoor dat de pedaaldruk teem moet de gevolgen van een eventueel vol-
enkele seconden lang op peil blijft, wanneer u uw gende aanrijding beperken of een volgende aan-
• Bij uitschakeling van het systeem blijft de
voet van het rempedaal naar het gaspedaal ver- rijding geheel voorkomen.
hellingrem (HSA) actief om te voorkomen dat
plaatst.
de auto bij het wegrijden op een oplopende Bij een zware aanrijding bestaat het risico dat de
helling achteruitrolt. De tijdelijke remwerking wordt na enige secon- auto onbestuurbaar raakt. Om te voorkomen dat
den opgeheven of eerder wanneer u wegrijdt. de auto dan tegen een tweede obstakel of voer-
Gerelateerde informatie tuig opbotst of de gevolgen te beperken wordt
De hellingrem is ook beschikbaar als de automa-
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
tische rem bij stilstand (Auto Hold) uitstaat. automatisch de remondersteuning geactiveerd
om de auto veilig te remmen.
Gerelateerde informatie
Tijdens het remmen worden de remlichten en
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
alarmlichten ingeschakeld. Wanneer de auto tot
• Rempedaal (p. 436) stilstand is gekomen, blijven de alarmlichten knip-
peren en de parkeerrem wordt aangezet.
Als afremmen niet geadviseerd wordt, omdat bij-
voorbeeld het risico bestaat dat de auto door
achterliggers geraakt wordt, kunt u het systeem
onderdrukken door het gaspedaal te bedienen.
De functie werkt alleen, als het remsysteem na
de botsing nog intact is.
De remondersteuning is onderdeel van de veilig-
heidssystemen Rear Collision Warning en Blind
Spot Information.

}}

443
STARTEN EN RIJDEN

|| Gerelateerde informatie Versnellingsbak Symbolen op het bestuurdersdisplay


• Rear Collision Warning (p. 371) De versnellingsbak is een onderdeel van de aan- Bij een eventuele storing in de versnellingsbak
• BLIS* (p. 372) drijflijn (krachtoverbrenging) tussen motor en verschijnen op het bestuurdersdisplay een sym-
aandrijfwielen. De versnellingsbak heeft tot taak bool en een melding.
• Remsystemen (p. 435)
de overbrengingsverhouding af te stemmen op
de gewenste snelheid en vermogensbehoefte. Symbool Betekenis
Er zijn twee hoofdgroepen versnellingsbakken:
handgeschakelde en automatische versnellings- Informatie- of foutmelding voor de
bakken. versnellingsbak. Volg het gegeven
advies op.
De handgeschakelde versnellingsbak heeft zes
versnellingen, terwijl de automatische er acht Versnellingsbak heeft of oververhit.
heeft. Dankzij de verschillende versnellingen zijn Volg het gegeven advies op.
het motorkoppel en het motorvermogen efficiënt
te benutten. Bij de automatische versnellingsbak
zijn twee versnellingen zogenoemde overdrives Vermogen verlaagd/Acceleratie
die brandstof besparen bij ritten met een cons- vermogen beperkt
tant toerental.
Bij een tijdelijke storing in de aan-
De automatische versnellingsbak biedt ook de drijflijn kan de auto de zoge-
mogelijk tot handmatig schakelen. Op het noemde Limp Home-stand met
bestuurdersdisplay staat welke versnelling of een lager motorvermogen innemen
schakelstand er op dat moment in gebruik is. om schade aan de aandrijflijn
tegen te gaan.
BELANGRIJK
Om schade aan onderdelen van de aandrijflijn Gerelateerde informatie
te voorkomen wordt de bedrijfstemperatuur • Schakelstanden van een automatische ver-
van de versnellingsbak gecontroleerd. Bij snellingsbak (p. 445)
gevaar voor oververhitting gaat er een waar-
• Handgeschakelde versnellingsbak (p. 445)
schuwingssymbool op het bestuurdersdisplay
branden en verschijnt er een displaymelding – • Schakelindicator* (p. 450)
volg in dat geval het gegeven advies.

444 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Handgeschakelde versnellingsbak male snelheid onbedoeld de achteruitversnelling Schakelstanden van een


Bij een handgeschakelde versnellingsbak kiest u inschakelt. automatische versnellingsbak
zelf een geschikte versnelling op basis van de • Volg het schakelpatroon op de schakelhen- Bij een auto met een automatische versnellings-
gewenste snelheid en het gewenste vermogen. del en begin in de neutrale stand N. Druk bak kiest het systeem automatisch de optimale
daarna de schakelhendel naar stand R. versnelling. De versnellingsbak heeft ook een
Schakelen handmatige schakelstand.
• Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat.

Bij het parkeren

WAARSCHUWING
Gebruik altijd de parkeerrem bij parkeren op
een hellende ondergrond - een ingescha-
kelde versnelling is niet voldoende om de
auto in alle situaties vast te houden.

Gerelateerde informatie
Neutraalstand (N) • Versnellingsbak (p. 444)
Op het bestuurdersdisplay staat welke schakel-
• Schakelindicator* (p. 450)
stand er gekozen is:
De handgeschakelde versnellingsbak heeft zes
versnellingen en het schakelpatroon staat op de P, R, N, D of M.
schakelhendel.
In de stand voor handmatig schakelen verschijnt
• Trap het koppelingspedaal tijdens het scha- ook de ingeschakelde versnelling.
kelen altijd zo ver mogelijk in.
• Haal uw voet na het schakelen weer van het
koppelingspedaal af.

Blokkering achteruitversnelling
De blokkering van de achteruitversnelling beperkt
het risico dat u tijdens het vooruitrijden op nor-

}}

* Optie/accessoire. 445
STARTEN EN RIJDEN

|| Schakelstanden Neutrale stand - N naar de eerstvolgende hogere versnelling en


In deze stand kunt u de motor starten en er is laat de hendel weer los.
Parkeerstand - P
In stand P is de versnellingsbak mechanisch geen versnelling ingeschakeld. Zet de parkeer- • Duw de keuzehendel naar achteren in de
geblokkeerd. rem aan, wanneer de auto stilstaat en de keuze- richting van de "–" (minus) om terug te scha-
hendel in stand N staat. kelen naar de eerstvolgende lagere versnel-
Kies stand P wanneer de auto geparkeerd staat ling en laat de hendel weer los.
of als de motor moet worden gestart. De auto Om de keuzehendel uit de neutraalstand te kun-
moet stilstaan, wanneer u de parkeerstand kiest. nen halen moet u in contactslotstand II het rem-
pedaal bedienen.
Om de keuzehendel uit de parkeerstand te kun-
Rijmodus - D
nen halen, moet u in contactslotstand II het rem-
Stand D is de normale rijstand. De versnellings-
pedaal bedienen.
bak schakelt automatisch op en terug afhankelijk
Zet bij het parkeren eerst de parkeerrem aan en van de stand van het gaspedaal en de snelheid.
kies daarna de parkeerstand. De auto moet stilstaan bij het schakelen van
stand R naar stand D.
WAARSCHUWING Stand voor handmatig schakelen - M
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd Handmatig schakelen kan op elk moment tijdens
de parkeerrem. Stand P is bij een automaat het rijden geactiveerd worden. Bij het loslaten
niet voldoende om de auto in alle situaties van het gaspedaal wordt de auto op de motor
staande te houden. Stand voor handmatig schakelen op het bestuurdersdis-
afgeremd. play3.
Kies de stand voor handmatig schakelen door de Om schokkerig gedrag en afslag van de motor te
N.B. keuzehendel vanuit stand D helemaal opzij te voorkomen schakelt de versnellingsbak automa-
De keuzehendel moet in de P-stand staan om bewegen naar "±". Het bestuurdersdisplay geeft tisch terug, als de snelheid daalt tot onder de
de auto te kunnen vergrendelen en op alarm aan welke versnelling er op dat moment is inge- gewenste waarde voor de gekozen versnelling.
te zetten. schakeld.
Duw de keuzehendel helemaal opzij naar D om
• Duw de keuzehendel naar voren in de rich- terug te keren naar automatisch schakelen.
Achteruitrijstand - R ting van de "+" (plus) om op te schakelen
Kies de stand R om achteruit te rijden. De auto
moet stilstaan, wanneer u de achteruitrijstand
kiest.

3 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.

446
STARTEN EN RIJDEN

Gerelateerde informatie Schakelen met stuurpaddles*


• Keuzehendelblokkering (p. 448) De stuurpaddles vormen een aanvulling op de
• Schakelen met stuurpaddles* (p. 447) keuzehendel en bieden u de mogelijkheid om
handmatig te schakelen zonder uw handen van
• Kickdownfunctie (p. 450)
het stuurwiel te hoeven nemen.
• Schakelindicator* (p. 450)
Stuurpaddles activeren
Om met de stuurpaddles te kunnen schakelen
moet u ze wel eerst activeren:
– Haal een van de paddles in de richting van
het stuurwiel.
> Een cijfer op het bestuurdersdisplay geeft
Bestuurdersdisplay bij schakelen met stuurpaddles in de
de ingeschakelde versnelling aan. stand voor handmatig schakelen.

Wisselen
U kunt als volgt schakelen:
– Haal een van de paddles naar achteren - in
de richting van het stuurwiel - en laat deze
weer los.

Bestuurdersdisplay bij het schakelen met de stuurpadd-


les.
In de schakelstand M zijn de stuurpaddles auto-
matisch geactiveerd.

}}

* Optie/accessoire. 447
STARTEN EN RIJDEN

|| Automatische uitschakeling Keuzehendelblokkering


In schakelstand D worden de stuurpaddles na De keuzehendelblokkering voorkomt onbedoeld
enige tijd van inactiviteit automatisch uitgescha- schakelen tussen schakelstanden bij een auto-
keld. Het feit dat het cijfer voor de ingeschakelde matische versnellingsbak.
versnelling verdwijnt bevestigt dit. Dit geldt echter
niet bij het afremmen op de motor. De paddles De keuzehendelblokkering is verkrijgbaar in twee
blijven actief zolang er op de motor wordt afge- uitvoeringen: een mechanische en een automati-
remd. sche.
In schakelstand M vindt geen automatische uit- Mechanische schakelblokkering
schakeling plaats.

Gerelateerde informatie
"-": Eerstvolgende lagere versnelling inscha- • Schakelstanden van een automatische ver-
kelen. snellingsbak (p. 445)
"+": Eerstvolgende hogere versnelling • Schakelindicator* (p. 450)
inschakelen.
Bij iedere bediening van de paddles wordt er
geschakeld, tenzij het motortoerental buiten het
toelaatbare bereik komt.
Na iedere schakeling geeft het bestuurdersdis-
play het cijfer van de ingeschakelde versnelling
weer. U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
weer halen tussen de standen N en D. Om de
Systeem uitschakelen hendel in een van de overige standen te zetten,
Handmatig uitschakelen in schakelstand D moet u een blokkering opheffen door op de blok-
– Schakel de stuurpaddles uit door de rechter keerknop op de keuzehendel te drukken.
paddle (+) in de richting van het stuurwiel te Met de blokkeerknop ingedrukt kunt u de hendel
halen en in die stand vast te houden, totdat vooruit of achteruit bewegen tussen de standen
het cijfer voor de ingeschakelde versnelling P, R, N en D.
van het bestuurdersdisplay verdwijnt.

448 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Automatische schakelblokkering Automatische schakelblokkering 4. Leg de rubberen mat terug.


De automatische keuzehendelblokkering kent opheffen
verschillende beveiligingsfuncties. Gerelateerde informatie
Bij een stroomloze auto is de automatische
schakelblokkering nog steeds op te heffen.
• Keuzehendelblokkering (p. 448)
Vanuit de parkeerstand - P
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen
• Schakelstanden van een automatische ver-
Automatische schakelblokkering snellingsbak (p. 445)
moet u in contactslotstand II het rempedaal
opheffen
bedienen.
Vanuit de neutrale stand - N
Als de keuzehendel in stand N staat en de auto
heeft minstens 3 seconden stilgestaan (of de
motor nu loopt of niet), is de keuzehendel
geblokkeerd.
Om de keuzehendel uit stand N te kunnen halen
moet u in contactslotstand II het rempedaal
bedienen.

Gerelateerde informatie
• Schakelstanden van een automatische ver-
snellingsbak (p. 445)
Als er niet met de auto kan worden gereden
• Automatische schakelblokkering opheffen zoals het geval is bij een uitgeputte accu, moet u
(p. 449) de keuzehendel in stand N zetten voordat u de
auto kunt verslepen.
Til de rubber mat uit het vak voor de keuze-
hendel. Zoek in de bodem van het vak de
opening met een terugverende knop op.
Steek een smalle schroevendraaier in deze
opening en houd de knop ingedrukt.
Zet de keuzehendel in stand N en laat de
knop los.

449
STARTEN EN RIJDEN

Kickdownfunctie Schakelindicator*
Gebruik de kickdown4 om zo snel mogelijk te De schakelindicator op het bestuurdersdisplay
accelereren zoals bij het inhalen. geeft aan welke versnelling er ingeschakeld is in
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij de de handmatige schakelstand en wanneer u voor
normale volgasstand), schakelt de versnellings- optimale zuinigheid beter kunt schakelen.
bak automatisch terug naar een lagere versnel- Voor een milieubewuste rijstijl in de handmatige
ling. Dit is de zogenoemde kickdown. schakelstand is het belangrijk om de juiste ver-
snelling te kiezen en tijdig te schakelen.
Wanneer u het gaspedaal uit de kickdownstand
loslaat, schakelt de versnellingsbak automatisch Bij een automatische versnellingsbak
op. De schakelindicator toont de actuele versnelling
Beveiligingsfunctie op het bestuurdersdisplay en geeft met een pijl-
Om overtoeren van de motor tegen te gaan is het omhoog de aanbevolen opschakeling aan. Schakelindicator op 8 inch bestuurdersdisplay.
stuurprogramma van de versnellingsbak voorzien
van een terugschakelblokkering.
De versnellingsbak staat geen terugschakeling/
kickdown toe die tot een dusdanig hoog toeren-
tal leidt dat de motor beschadigd kan raken.
Wanneer u bij hoge motortoeren toch probeert
een dergelijke kickdown uit te voeren, gebeurt er
niets. De auto blijft in de oorspronkelijke versnel-
ling rijden.
Bij kickdown kan de auto afhankelijk van het
motortoerental een of meer versnellingen terug-
schakelen. Om schade aan de motor te voorko-
Schakelindicator op 12 inch bestuurdersdisplay*.
men schakelt de auto op wanneer de motor het
maximumtoerental heeft bereikt.

Gerelateerde informatie
• Schakelstanden van een automatische ver-
snellingsbak (p. 445)
4 Alleen mogelijk bij een automatische versnellingsbak.

450 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Bij een handgeschakelde versnellingsbak Gerelateerde informatie Vierwielaandrijving*


Een pijl-omhoog geeft aan geadviseerd wordt om • Schakelstanden van een automatische ver- Bij vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive),
op te schakelen, terwijl een pijl-omlaag aangeeft snellingsbak (p. 445) worden alle vier de wielen van de auto tegelijk
dat geadviseerd wordt om terug te schakelen. • Handgeschakelde versnellingsbak (p. 445) aangedreven, wat de wegligging verbetert.

Om optimale wegligging te verkrijgen wordt de


aandrijfkracht automatisch verdeeld over de wie-
len met de beste grip. Het systeem berekent
voortdurend het koppel dat op de achterwielen
moet worden overgebracht en kan tot vijftig pro-
cent van het totale motorkoppel naar de achter-
wielen sturen.
De vierwielaandrijving werkt ook stabiliserend bij
hogere snelheden. Bij normaal rijden worden de
voorwielen naar verhouding iets sterker aange-
dreven dan de achterwielen. Bij stilstand is de
Schakelindicator op 12 inch bestuurdersdisplay*. vierwielaandrijving altijd ingeschakeld om bij het
optrekken maximale tractie mogelijk te maken.
De eigenschappen van de vierwielaandrijving wis-
selen, al naar gelang de gekozen rijmodus*.

Gerelateerde informatie
• Rijmodi* (p. 452)
• Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
• Versnellingsbak (p. 444)

Schakelindicator op 8 inch bestuurdersdisplay.

* Optie/accessoire. 451
STARTEN EN RIJDEN

Rijmodi* ervoor dat de auto comfortabel aandoet, licht stand onderbroken en wordt er een andere rijmo-
De gekozen rijmodus past de rijeigenschappen stuurt, soepel veert en dat de carrosserie mini- dus geactiveerd.
van de auto aan om de rijbeleving te verbeteren maal beweegt.
In de rijmodus Off road zit er een kompas tussen
en ondersteuning te bieden in bepaalde omstan- Deze rijmodus is de stand voor de certificering de snelheidsmeter en de toerenteller op het
digheden. van de uitstoot van kooldioxide. bestuurdersdisplay.
Dankzij de rijmodi kunt u in uiteenlopende rijom-
ECO
standigheden snel gebruikmaken van de verschil-
• In de rijmodus Eco wordt de auto afgestemd N.B.
lende autosystemen en instellingen. De volgende
op zuiniger en milieuvriendelijker rijden. De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de
systemen worden aangepast voor optimale rijei-
genschappen in de verschillende rijmodi: Deze rijmodus houdt onder meer in dat het start/ openbare weg.
stop-systeem actief is, de bodemvrijheid geringer
• Besturing
is voor een lagere luchtweerstand en dat het
Motor/versnellingsbak5/vierwielaandrijving* N.B.
• effect van bepaalde klimaatinstellingen wordt
• Remmen gereduceerd. Als u de auto uitschakelt in de modus OFF
Het bestuurdersdisplay heeft een ECO-meter ROAD zodat de auto een grote bodemspeling
• Luchtvering* en schokdemping
heeft, zakt het chassis de volgende keer dat u
waarmee u gemakkelijker zuinig kunt rijden.
• Bestuurdersdisplay de auto start omlaag.
OFF ROAD
• Start/Stop-systeem
• Deze stand levert betere rijeigenschappen
• Klimaatinstellingen van de auto op in moeilijk begaanbaar terrein BELANGRIJK
en op slechte wegen. Rijstand OFF ROAD mag niet worden
Kies de rijmodus die zich het beste leent voor de
actuele rijomstandigheden. Let erop dat alle rij- De rijmodus levert een grote bodemspeling op, gebruikt bij rijden met aanhanger zonder aan-
modi niet in alle situaties beschikbaar zijn. de auto stuurt licht en de vierwielaandrijving als- hangercontact. Anders bestaat het risico dat
ook de lagesnelheidsregeling met afdalingsrem- de luchtbalgen beschadigd raken.
Mogelijke rijmodi regeling (Hill Descent Control) zijn actief. Het
COMFORT start/stop-systeem is uitgeschakeld.
• Dit is de normale modus van de auto. Deze rijmodus kan alleen bij lage snelheden wor-
Bij het starten van de auto staat deze in de rijmo- den geactiveerd en de snelheidsmeter laat de
dus Comfort en is het start/stop-systeem geacti- zone voor de maximumsnelheid zien. Als deze
veerd. De aanpassingen in deze stand zorgen snelheid wordt overschreden, wordt de Off road-

5 Geldt bij een automatische versnellingsbak.

452 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

DYNAMIC 3. Kies onder Presets een rijmodus als uit-


• De Dynamic-modus zorgt ervoor dat de auto gangspunt: Eco, Comfort of Dynamisch.
een sportiever gedrag vertoont en sneller Instellingen die kunnen worden aangepast,
reageert op het gaspedaal. zijn instellingen voor:
Er wordt sneller en scherper geschakeld en de
versnellingsbak geeft de voorrang aan een ver- • Bestuurdersscherm
snelling die een hogere trekkracht oplevert. • Stuurkracht
De auto reageert sneller op stuurwielbewegin- • Kenmerken aandrijflijn
gen, de vering is stugger dan normaal en de • Remkenmerken
geringe bodemvrijheid zorgt ervoor dat de carros-
serie het wegdek beter volgt om in bochten de
• Besturing ophanging
mate van overhellen te beperken. • ECO-klimaat
Het start/stop-systeem is uitgeschakeld. • Start/Stop.
INDIVIDUAL Gerelateerde informatie
• Deze stand biedt de mogelijkheid om uw • Rijmodus* wijzigen (p. 454)
eigen rijinstellingen op te slaan.
• Rijmodus ECO (p. 454)
Kies een van de rijmodi als uitgangspunt en pas
• Zuinig rijden (p. 468)
de instellingen voor de rijeigenschappen geheel
naar wens aan. De instellingen worden vervol- • Start/Stop-systeem (p. 457)
gens opgeslagen in uw eigen bestuurdersprofiel. Instellingsscherm6 voor rijmodus Individual. • Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
De persoonlijke rijmodus is alleen beschikbaar, 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. • Afdalingsremregeling* (p. 467)
wanneer u deze eerst geactiveerd hebt op het • Vierwielaandrijving* (p. 451)
middendisplay. 2. Druk op My Car Individuele rijmodus en
markeer Individuele rijmodus.

6 De afbeelding is schematisch; afhankelijk van de softwareversie en het model zijn afwijkingen mogelijk.

* Optie/accessoire. 453
STARTEN EN RIJDEN

Rijmodus* wijzigen Als een rijmodus in de lijst grijs gearceerd staat, Rijmodus ECO
De rijmodus is te wijzigen met de bediening op is deze modus niet te selecteren. De rijmodus Eco optimaliseert de rijeigenschap-
de tunnelconsole. pen van de auto om zuiniger en milieuvriendelij-
Gerelateerde informatie
Kies de rijmodus die zich het beste leent voor de ker te kunnen rijden.
actuele rijomstandigheden. Let erop dat alle rij- • Rijmodi* (p. 452)
Gebruik deze rijmodus om brandstof te besparen
modi niet in alle situaties beschikbaar zijn. • Rijmodus ECO activeren en deactiveren met en het milieu te ontzien.
functieknop (p. 457)
Om de rijmodus te wijzigen: De volgende eigenschappen worden aangepast
• Lagesnelheidsregeling* activeren en deacti- bij ritten in de rijmodus ECO:
veren met functieknop (p. 466)
• Schakelpunten7 van de versnellingsbak.
• Afdalingsremregeling* activeren en deactive-
ren met functieknop (p. 468) • Motorregeling en respons van het gaspedaal.
• Het uitrolsysteem Eco Coast7 wordt geacti-
veerd en het afremmen op de motorrem
stopt, wanneer u het gaspedaal loslaat bij
snelheden tussen 65 en 140 km/h
(40 en 87 mph).
• Bepaalde klimaatinstellingen werken met
gereduceerd effect of worden uitgeschakeld.
• De niveauregeling* zorgt voor een geringe
bodemspeling om de luchtweerstand te ver-
1. Druk op de rijmodusknop DRIVE MODE.
lagen.
> Er verschijnt een pop-upmenu op het mid-
dendisplay. • Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer
in een ECO-meter, wat het milieubewustzijn
2. Rol het wiel omhoog of omlaag totdat de vergroot en voordelig rijden bevordert.
gewenste rijmodus gemarkeerd is.
Uitrolsysteem Eco Coast7
3. Druk op de rijmodusknop of rechtstreeks op
Het uitrolsysteem Eco Coast houdt in de praktijk
het touchscreen om uw keuze te bevestigen.
in dat er niet meer op de motor wordt afgeremd
> Op het bestuurdersdisplay verschijnt de om de bewegingsenergie van de auto te benut-
gekozen rijmodus.

7 Alleen bij automatische versnellingsbak.

454 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

ten om de auto te laten uitrollen. Wanneer u het • de motor en/of versnellingsbak hebben niet een lager verbruik. Voor optimale zuinigheid is
gaspedaal loslaat wordt de versnellingsbak auto- de normale bedrijfstemperatuur. het echter voordeliger om het uitrolsysteem te
matisch losgekoppeld van de motor, die voor een • u zet de keuzehendel vanuit stand D- in de activeren en zo langere stukken te kunnen uitrol-
lager verbruik stationair gaat draaien. stand voor handmatig schakelen. len.
De functie is het beste bruikbaar op plaatsen • de snelheid ligt buiten het interval van Cruisecontrol Eco Cruise
waar u ver kunt uitrollen, bijvoorbeeld op wegen zo'n 65-140 km/h (40-87 mph). Bij gebruik van de cruisecontrol in de rijmodus
die licht aflopen of bij een voorziene snelheids- Eco accelereert en decelereert de auto minder
verlaging, waar u een gebied met een lagere • het hellingspercentage van een aflopende
weg is niet groter dan zo'n 6%. snel dan in de overige rijmodi, wat extra brandstof
maximumsnelheid kunt binnenrollen. bespaart. Dit betekent dat de rijsnelheid iets
• u schakelt handmatig met behulp van de
boven of onder de ingestelde snelheid kan lig-
Uitrolsysteem activeren stuurpaddles*.
Het systeem wordt geactiveerd wanneer u het gen.
gaspedaal helemaal hebt losgelaten in combina- Vrijloopsysteem deactiveren en uitschakelen
Soms is het raadzaam om het systeem tijdelijk te • Bij ritten met een actieve cruisecontrol op
tie met het volgende: een gelijkmatige weg kan de rijsnelheid tij-
deactiveren of uit te schakelen om op de motor
• De rijmodus Eco is geactiveerd. dens het uitrollen afwijken van de ingestelde
te kunnen afremmen. Mogelijke voorbeelden
snelheid.
• de keuzehendel staat in de stand D. daarvan zijn steil aflopende hellingen of net voor-
dat u inhaalt, zodat u dat zo veilig mogelijk kunt • Op een steile oplopende helling daalt de rij-
• de rijsnelheid ligt in het interval van
snelheid totdat u terugschakelt7, waarna een
zo'n 65-140 km/h (40-87 mph). doen.
beperkte acceleratie plaatsvindt om de inge-
• het hellingspercentage van een aflopende Deactiveer het uitrolsysteem als volgt:
stelde snelheid te bereiken.
weg is niet groter dan zo'n 6%. • Bedien het gas- of rempedaal.
• Bij het uitrollen op een aflopende helling kan
Op het bestuurdersdisplay verschijnt COASTING • Zet de keuzehendel in de stand voor hand- de rijsnelheid iets boven of onder de inge-
als het uitrolsysteem gebruikt wordt. matig schakelen. stelde snelheid liggen. Het systeem remt
Beperkingen • Schakel met de stuurpaddles*. normaal af op de motor om de ingestelde
Het uitrolsysteem is niet beschikbaar in de vol- snelheid aan te houden, maar zo nodig wor-
Schakel het uitrolsysteem als volgt uit: den ook de wielremmen aangesproken.
gende gevallen:
• Wissel van rijmodus* of schakel de rijmodus
Eco uit in het functiescherm. ECO-meter op bestuurdersdisplay
De ECO-meter geeft aan hoe zuiniger er wordt
Ook zonder het uitrolsysteem is het mogelijk om gereden:
kortere stukken uit te rollen. En dat draagt bij aan

7 Alleen bij automatische versnellingsbak. }}

* Optie/accessoire. 455
STARTEN EN RIJDEN

|| • Bij zuinig rijden laat de meter een lage Druk bij problemen met beslagen ruiten op de
waarde zien met de wijzer in het groene knop voor maximale ontwaseming met normale
gebied. functionaliteit.
• Bij onzuinig rijden, zoals bij krachtig remmen
Gerelateerde informatie
of stevig gas geven, laat de meter een hoge
uitslag zien.
• Rijmodus* wijzigen (p. 454)

De ECO-meter heeft ook een indicator die laat • Rijmodus ECO activeren en deactiveren met
functieknop (p. 457)
zien hoe een referentiebestuurder in dezelfde rij-
omstandigheden met de auto zou rijden. Dit • Rijmodi* (p. 452)
wordt aangegeven met de korte wijzer van de • Zuinig rijden (p. 468)
meter.
• Start/Stop-systeem (p. 457)
ECO-meter op 8 inch bestuurdersdisplay.

Eco-klimaat
In de rijmodus Eco wordt automatisch het Eco-
klimaat voor de passagiersruimte geactiveerd om
het stroomverbruik te beperken.

N.B.
Bij activering van de ECO-functie worden
enkele parameters in de instellingen van de
klimaatregeling gewijzigd en gelden functie-
beperkingen voor bepaalde elektrische ver-
ECO-meter op 12 inch bestuurdersdisplay*. bruikers. Bepaalde instellingen zijn handmatig
te herstellen, maar de volledige functionaliteit
is alleen te verkrijgen door de ECO-functie te
deactiveren of de rijmodus Individual* aan te
passen met maximale functionaliteit op kli-
maatregelingsgebied.

456 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Rijmodus ECO activeren en Start/Stop-systeem Rijden met Start/Stop-systeem


deactiveren met functieknop Het Start/Stop-systeem zet de motor tijdelijk af Het Start/Stop-systeem zet de motor tijdelijk af,
Auto's zonder een rijmodusknop op de tunnel- wanneer de auto stilstaat voor bijvoorbeeld ver- als de auto stilstaat en start hem vervolgens
console hebben een functieknop voor de rijmo- keerslichten of in een file en start de motor ver- weer als u uw weg vervolgt.
dus Eco op het functiescherm van het midden- volgens automatisch wanneer u verder rijdt. Het Start/Stop-systeem is beschikbaar bij het
display. starten van de motor en is te activeren als aan
Het Start/Stop-systeem beperkt het brandstof- bepaalde voorwaarden is voldaan. Het bestuur-
Bij het afzetten van de motor wordt de rijmodus verbruik, wat op zijn beurt de uitstoot van uitlaat- dersdisplay geeft aan of het systeem beschik-
ECO uitgeschakeld, zodat u de rijmodus iedere gassen helpt verlagen. baar, actief of niet beschikbaar is.
keer dat u de motor start opnieuw moet active- Het systeem maakt een milieubewuste rijstijl
ren. Op het bestuurdersdisplay verschijnt ECO, Alle standaardsystemen van de auto zoals ver-
mogelijk door de motor automatisch te laten lichting, radio en dergelijke werken ook na een
wanneer de rijmodus geactiveerd is. stoppen als dat zo uitkomt. autostop normaal. Voor sommige systemen kun-
Rijmodus Eco kiezen op functiescherm Gerelateerde informatie nen tijdelijk bepaalde beperkingen gelden zoals
van middendisplay voor de ventilatorsnelheid van de klimaatregeling
• Rijden met Start/Stop-systeem (p. 457)
of voor de volumeregeling van het audiosysteem.
– Tik op de knop Rijmodus ECO om het sys-
teem te activeren of deactiveren. • Voorwaarden voor het Start/Stop-systeem
(p. 459) Autostop
• Rijmodi* (p. 452) Voor autostop geldt het volgende:

> Een brandend lampje in de knop geeft


aan dat de functie geactiveerd is.

Gerelateerde informatie
• Rijmodus ECO (p. 454)
• Rijmodus* wijzigen (p. 454)
• Rijmodi* (p. 452)

}}

* Optie/accessoire. 457
STARTEN EN RIJDEN

|| Bij een automatische versnellingsbak bij het indrukken van de -knop van de • Er verschijnt geen displaytekst, wanneer het
linker stuurknoppenset. systeem uitstaat.
• Zet de auto stil met het rempedaal en houd
uw voet op het rempedaal. De motor slaat • Houd met uw voet het rempedaal in dezelfde
automatisch af. stand en bedien het gaspedaal. De motor
Bij een handgeschakelde versnellingsbak start automatisch.

• Bedien de koppeling, zet de hendel in de • Op een aflopende helling: Laat het rempe-
neutrale stand en laat het koppelingspedaal daal iets opkomen, zodat de auto begint te
opkomen. De motor slaat automatisch af. rollen. De motor start automatisch na een
geringe snelheidsverhoging.
In de rijmodus Eco of Comfort8 kan de motor
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
automatisch stoppen voordat de auto helemaal
stilstaat. • Met de schakelhendel in de neutrale stand:
Bedien het koppelingspedaal of het gaspe-
Als de adaptieve cruisecontrol of Pilot Assist
daal - de motor start.
geactiveerd is, stopt de motor na zo'n drie secon-
Het systeem is actief en de motor is automatisch afge-
den automatisch. • Op een aflopende helling: Laat het rempe-
zet.
daal iets opkomen, zodat de auto begint te
Autostart rollen. De motor start automatisch na een
Voor autostart geldt het volgende: geringe snelheidsverhoging.
Bij een automatische versnellingsbak Symbolen op het bestuurdersdisplay
• Laat het rempedaal los. De motor start auto- Met 12 inch bestuurdersdisplay*
matisch en u kunt doorrijden. Op een oplo-
• De melding READY verschijnt op de toeren-
pende helling grijpt de hellingrem (HSA) in teller, wanneer het systeem beschikbaar is.
om te voorkomen dat de auto achteruitrolt.
• Een wijzer van de toerenteller staat op
• Wanneer de Auto Hold geactiveerd is, wordt READY, wanneer het systeem actief is en de
de autostart uitgesteld tot het moment van motor automatisch is afgezet.
indrukken van het gaspedaal.
• De melding READY staat grijs gearceerd,
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol of Pilot wanneer het systeem niet beschikbaar is.
Assist geactiveerd is, start de motor automa-
tisch bij het intrappen van het gaspedaal of

8 Normale startstand.

458 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Met 8 inch bestuurdersdisplay Start/Stop-systeem tijdelijk Voorwaarden voor het Start/Stop-


Het symbool verschijnt onder aan de snelheids- uitschakelen systeem
meter. Soms is het raadzaam om het Start/Stop-sys- Het Start/Stop-systeem werkt alleen, wanneer
teem tijdelijk uit te schakelen. aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Symbool Betekenis Schakel het systeem uit met de
functieknop Start/Stop op het Als niet aan al deze voorwaarden is voldaan,
Wit symbool: Het systeem is functiescherm van het midden- wordt dit aangegeven op het bestuurdersdisplay.
beschikbaar. display. Bij uitschakeling van Autostop werkt niet
het systeem dooft de led in de
In de volgende gevallen werkt de autostart niet:
knop.
Beige symbool: Het systeem is • de auto heeft na het starten geen snelheid
actief en de motor is automatisch Het systeem staat uit totdat: van zo'n 10 km/h (6 mph) bereikt.
afgezet.
• het opnieuw wordt geactiveerd • na een aantal opeenvolgende autostops
• u de rijmodus wijzigt in Eco of Comfort moet de snelheid weer boven zo'n 10 km/h
Het systeem is niet beschikbaar,
(6 mph) komen vóór de volgende autostop.
omdat niet is voldaan aan de voor- • de auto een volgende keer wordt gestart.
waarden. • de bestuurder heeft zijn/haar veiligheidsgor-
Gerelateerde informatie del losgenomen.
Er verschijnt geen symbool, wan- • Rijden met Start/Stop-systeem (p. 457) • de capaciteit van de startaccu is onder de
neer het systeem uitstaat. • Voorwaarden voor het Start/Stop-systeem toelaatbare ondergrens gedoken.
(p. 459) • de motor heeft de normale bedrijfstempera-
Gerelateerde informatie tuur niet bereikt.
• Start/Stop-systeem tijdelijk uitschakelen
(p. 459) • de buitentemperatuur ligt onder ca. -5 °C (23
°F) of boven ca. 30 °C (86 °F).
• Voorwaarden voor het Start/Stop-systeem
(p. 459) • de elektrische voorruitwarming wordt geacti-
veerd.
• Start/Stop-systeem (p. 457)
• de omstandigheden in de passagiersruimte
• Hulp tijdens het wegrijden op een helling wijken af van de ingestelde waarden.
(p. 443)
• u rijdt achteruit met de auto.
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
• de temperatuur van de startaccu ligt onder of
boven de toelaatbare grenswaarden.
}}

459
STARTEN EN RIJDEN

|| • u maakt grote stuurbewegingen. portier staat open - er moet op de normale • er wordt tijdelijk veel stroom afgenomen of
• de weg is erg steil. manier worden gestart. de capaciteit van de startaccu is onder de
Bij een handgeschakelde versnellingsbak: toelaatbare ondergrens gezakt.
• u ontgrendelt de motorkap.
• De bestuurder zit niet in de gordel. • u bedient het rempedaal met pompende
• bij ritten op grote hoogte waarbij de motor bewegingen.
niet op de bedrijfstemperatuur heeft bereikt. • Er is een versnelling ingeschakeld zonder te
ontkoppelen. • u ontgrendelt de motorkap.
• het ABS is geactiveerd.
• de auto begint te rollen of gaat iets sneller
• bij een krachtige remmanoeuvre (ook zonder Onvrijwillige motorstop bij een rijden als de auto automatisch is afgezet zon-
dat het ABS actief is). handgeschakelde versnellingsbak der helemaal stil te staan.
• de beveiliging tegen oververhitting van de Doe het volgende, als de automatische motor- Het onderstaande geldt bij een automatische
startmotor is in werking getreden door fre- start mislukt en de motor afslaat: versnellingsbak:
quente starts in korte tijd.
1. Controleer of de veiligheidsgordel van de • u hebt de veiligheidsgordel afgedaan met de
• het roetfilter van de uitlaatgasreiniging is ver- bestuurdersstoel goed in de gordelsluiting keuzehendel in stand D of N.
zadigd9. vastzit.
• u zet de keuzehendel van D in stand R of M
• er is een aanhangwagen aangesloten op het 2. Bedien het koppelingspedaal opnieuw – de (±).
elektrische systeem van de auto. motor start automatisch.
Het onderstaande geldt bij een automatische
• u opent het bestuurdersportier met de keu-
3. In bepaalde gevallen moet u de schakelhen- zehendel in stand D - een "belsignaal" en
versnellingsbak: del in de neutrale stand zetten. Er verschijnt een tekstbericht geven aan dat het contact
een melding op het bestuurdersdisplay –
• de versnellingsbak heeft de normale bedrijfs- ingeschakeld is.
temperatuur niet bereikt. volg het gegeven advies.

• de keuzehendel staat in de stand M (±). Autostart zonder dat u het rempedaal WAARSCHUWING
loslaat Open de motorkap niet na een automatische
Autostart werkt niet In de volgende gevallen vindt autostart plaats, motorstop. Zet de motor op de normale wijze
In de volgende gevallen werkt de autostart niet af alvorens de motorkap te openen.
ook al hebt u het rempedaal niet losgelaten:
nadat de motor automatisch werd afgezet:
Bij een automatische versnellingsbak:
• de ruiten beslaan door de hoge luchtvochtig-
heidsgraad in het interieur.
• De bestuurder draagt geen gordel, de keuze- • de omstandigheden in de passagiersruimte
hendel staat in stand P en het bestuurders- wijken af van de ingestelde waarden.

9 Geldt voor een auto met dieselmotor.

460
STARTEN EN RIJDEN

Gerelateerde informatie
• Start/Stop-systeem (p. 457)
• Rijden met Start/Stop-systeem (p. 457)
• Start/Stop-systeem tijdelijk uitschakelen
(p. 459)

461
STARTEN EN RIJDEN

Niveauregeling* en schokdemping regeld op basis van de ondergrond, de mate van lijk van de temperatuur, de wijze van belading,
De niveauregeling van de auto stemt de vering versnelling/vertraging en de vraag of de auto op gebruik van de laadstand of de gekozen rijmodus
en schokdemping van de auto automatisch af op rechte stukken of in bochten rijdt. na het starten.
optimaal comfort en functioneren tijdens het rij- Wanneer er niveauregeling Het niveau kan wellicht ook na enige tijd parke-
den. Er is ook handmatige niveauregeling moge- plaatsvindt, geeft het bestuur- ren nog worden bijgesteld. Dit ter compensatie
lijk om bijvoorbeeld gemakkelijker bagage te dersdisplay dat aan. van eventuele hoogtewijzigingen die zich op
kunnen in- en uitladen of het in- en uitstappen te grond van temperatuurveranderingen in de lucht-
vereenvoudigen. veren kunnen voordoen, wanneer de auto afkoelt.
Luchtvering en schokdemping Bij het transporteren
De systemen zijn afgestemd op de gekozen rij- Het niveau is niet te regelen, wanneer een van de Bij het transport van de auto op een veerboot,
modus en de actuele rijrijsnelheid. Via de luchtve- portieren of de achterklep openstaat. autotrein of autotransporter mag u de spanban-
ring wordt bij hogere snelheden de bodemspeling den alleen rond de banden vastzetten en niet om
van de auto verlaagd om op die manier de lucht- Bij het parkeren andere chassisonderdelen halen. Eventuele wijzi-
weerstand te verlagen en meer stabiliteit te ver- Zorg er bij het parkeren voor dat er boven en gingen in de luchtvering tijdens het transport
krijgen. De schokdemping staat normaal inge- onder de auto voldoende ruimte is, omdat de kunnen de verankering negatief beïnvloeden.
steld op optimaal comfort en wordt continu bijge- bodemspeling bijvoorbeeld kan variëren afhanke-

462 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Symbolen en meldingen op bestuurdersdisplay


Symbool Melding Betekenis
Vering De gebruiker heeft de niveauregeling handmatig uitgeschakeld.
Door gebruiker uitgezet

Vering De prestaties van de niveauregeling zijn tijdelijk gereduceerd op grond van de belasting van het sys-
teem. Als deze melding vaak verschijnt (bijv. meerdere keren per week), neem dan contact op met een
Tijdelijk beperkte prestaties
werkplaatsA.

Vering Er is een storing opgetreden. Bezoek zo spoedig mogelijk een werkplaatsA.


Service vereist

Storing vering Er is een kritieke storing opgetreden. Stop de auto op een veilige manier, laat de auto afslepen naar
Stop veilig een werkplaatsA.

}}

463
STARTEN EN RIJDEN

|| Symbool Melding Betekenis


Vering Er is een storing opgetreden. Als de melding tijdens het rijden verschijnt, neem dan contact op met een
Afremmen Auto te hoog werkplaatsA.

Vering Er vindt afstelling tot het beoogde niveau plaats.


Niveau auto aut. afstellen

A Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
• Rijmodi* (p. 452)

464 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Instellingen voor niveauregeling* Activeer de in- en uitstapfunctie via het midden- Lagesnelheidsregeling*
Het niveau van de auto is aan te passen om het display: De lagesnelheidsregeling Low Speed Control
in- en uitladen of in- of uitstappen te vereenvou- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. (LSC) biedt ondersteuning bij ritten in het terrein
digen. en op een gladde ondergrond en verbetert de
2. Druk op My Car Spiegels en Comfort. rijeigenschappen. U rijdt bijvoorbeeld met een
Schakel de niveauregeling uit wanneer u de auto
3. Kies Veringsregeling Easy Entry en Exit. caravan over een grasveld of met een boottrailer
moet opnemen met een krik om problemen met
op een boothelling.
de automatische niveauregeling te voorkomen. > Wanneer de auto geparkeerd staat en uit-
geschakeld is, zakt de auto omlaag. (De Bij een auto met een rijmodusknop* is deze
Laadstand aanpassen niveauregeling stopt bij het openen van functie geïntegreerd in de rijmodus Off Road.
een portier en bij het openen en sluiten De regeling is aangepast voor terreinritten en
van een portier kan de niveauregeling met voor ritten op lage snelheden (tot zo'n 40 km/h
enige vertraging worden hervat.) Wanneer (25 mph)) met een aanhangwagen achter de
de auto wordt gestart en in beweging auto.
komt, komt de auto omhoog tot de hoogte De lagesnelheidsregeling geeft voorrang aan
voor de gekozen rijmodus. lage versnellingen en vierwielaandrijving wat wiel-
Niveauregeling uitschakelen spin helpt voorkomen en een betere tractie ople-
In bepaalde gevallen moet u de regeling uitscha- vert. Op lage snelheden reageert de motor min-
kelen, zoals wanneer u de auto opneemt op een der snel op het gaspedaal voor een betere rege-
krik*. Het niveauverschil dat ontstaat bij opname ling van de tractie en snelheid.
op een krik kan er anders toe leiden dat de lucht-
De regeling wordt samen met Hill Descent
vering de hoogte aanpast, wat niet wenselijk is.
Control (HDC) geactiveerd om de snelheid op
Gebruik de knoppen in de bagageruimte om de steile, aflopende hellingen met het gaspedaal te
Schakel het systeem uit via het middendisplay:
hoogte van de achterkant van de auto in te stel- kunnen regelen, zodat u het rempedaal minder
len en in- en uitladen of het aan- en loskoppelen 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
vaak hoeft te gebruiken. De regeling maakt het
van een aanhangwagen te vereenvoudigen. mogelijk om op steile en aflopende hellingen een
2. Druk op My Car Parkeerrem en vering.
Instellingen op middendisplay lage en gelijkmatige snelheid aan te houden.
3. Kies Niveauregeling uitschakelen.
Instaphulp
De auto is lager te zetten om gemakkelijker te Gerelateerde informatie
kunnen in- en uitstappen. • Niveauregeling* en schokdemping (p. 462)
• Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
}}

* Optie/accessoire. 465
STARTEN EN RIJDEN

|| N.B. Lagesnelheidsregeling* activeren en Gerelateerde informatie


deactiveren met functieknop • Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
Wanneer het LSC met HDC geactiveerd is,
veranderen het gaspedaalgevoel en de
Bij een auto zonder rijmodusknop op de tunnel- • Rijmodus* wijzigen (p. 454)
console is het functiescherm van het middendis-
motorrespons.
play voorzien van een functieknop voor de lage-
snelheidsregeling van Hill Descent Control.
N.B.
Lagesnelheidsregeling kiezen op het
De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de functiescherm van het middendisplay
openbare weg. – Tik op de knop Hill Descent Control om
het systeem te activeren of deactiveren.
N.B.
De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
wenselijk is.

> Een brandend lampje in de knop geeft


Gerelateerde informatie aan dat de functie geactiveerd is.
• Lagesnelheidsregeling* activeren en deacti-
veren met functieknop (p. 466) Bij uitschakeling van de motor wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
• Rijmodus* wijzigen (p. 454)
• Afdalingsremregeling* (p. 467) N.B.
• Vierwielaandrijving* (p. 451) De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
wenselijk is.

466 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Afdalingsremregeling* ongeacht het hellingspercentage en zonder dat u functie pas uitgeschakeld bij een snelheid
Afdalingsremregeling, Hill Descent Control daarvoor het rempedaal hoeft te bedienen. Bij van zo'n 40 km/h (25 mph).
(HDC), is een systeem dat op lage snelheden activering van het systeem gaan de remlichten
de remmende werking van de motorrem ver- branden. N.B.
hoogt. Dit betekent dat u op bij steile, aflopende Met het rempedaal kunt u de auto altijd remmen Wanneer het LSC met HDC geactiveerd is,
hellingen vaart kunt meerderen of minderen met en langzamer stapvoets rijden of de auto hele- veranderen het gaspedaalgevoel en de
het gaspedaal, zonder te hoeven bijremmen. maal tot stilstand brengen. motorrespons.
Bij een auto met een rijmodusknop* is deze De regeling wordt samen met de lagesnelheids-
functie geïntegreerd in de rijmodus Off Road. regeling Low Speed Control (LSC) geactiveerd N.B.
en biedt ondersteuning bij ritten in het terrein en
De afdalingsremregeling is aangepast voor ter- De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de
op een gladde ondergrond en verbetert de rijei-
reinritten op lage snelheden en is vooral handig openbare weg.
genschappen. De systemen zijn bestemd voor
bij ritten op steile, aflopende hellingen met een
gebruik op lage snelheden, tot zo'n 40 km/h (25
lastige ondergrond. Omdat u het rempedaal niet
mph).
hoeft te gebruiken, kunt zich volledig richten op N.B.
de besturing. Aandachtspunten bij ritten met De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
geactiveerde HDC hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
WAARSCHUWING • Als u tijdens ritten op een steile aflopende den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
HDC werkt niet in alle situaties, maar is uit- helling het systeem uitschakelt, wordt de wenselijk is.
sluitend bedoeld als een aanvullend hulpmid- remwerking langzaam verlaagd.
del. Bij een automatische versnellingsbak Gerelateerde informatie
Als bestuurder bent u er altijd verantwoorde-
• HDC is te gebruiken in schakelstand D, R en • Afdalingsremregeling* activeren en deactive-
lijk voor dat u de auto op een veilige manier ren met functieknop (p. 468)
bestuurt. in de 1e of 2e versnelling bij handmatig
schakelen. • Rijmodus* wijzigen (p. 454)

Functie • Bij handmatig schakelen is het niet mogelijk • Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
om op te schakelen naar de 3e versnelling of
Met hulp van het remsysteem laat de afdalings- • Vierwielaandrijving* (p. 451)
hoger.
remregeling de auto langzaam voor- en achteruit-
rijden. De snelheid is tijdelijk met het gaspedaal Bij een handgeschakelde versnellingsbak
te verhogen. Bij het loslaten van het gaspedaal • HDC remt alleen in de 1e versnelling of in de
wordt de rijsnelheid weer tot stapvoets verlaagd, achteruitversnelling (R). In hogere versnellin-
gen wordt niet actief geremd, ook al wordt de

* Optie/accessoire. 467
STARTEN EN RIJDEN

Afdalingsremregeling* activeren en Gerelateerde informatie Zuinig rijden


deactiveren met functieknop • Afdalingsremregeling* (p. 467) Rijd zuinig en milieubewust door rustig en met
Bij een auto zonder rijmodusknop op de tunnel- • Rijmodus* wijzigen (p. 454) vooruitziende blik te rijden én door uw rijstijl en
console zit een functieknop voor de afdalings- snelheid aan te passen aan de situatie.
remregeling met Hill Descent Control op het • Activeer voor een lager brandstofverbruik de
functiescherm van het middendisplay. rijmodus Eco.

Afdalingsremregeling kiezen op • Gebruik het uitrolsysteem Eco Coast in de


rijmodus Eco; er wordt niet meer op de motor
functiescherm van middendisplay afgeremd, waardoor de bewegingsenergie
De afdalingsremregeling werkt alleen op lage van de auto wordt gebruikt om de auto lan-
snelheden. ger te laten uitrollen.
– Tik op de knop Hill Descent Control om Rijd in de hoogst mogelijke versnelling10,
het systeem te activeren of deactiveren.

afhankelijk van de verkeerssituatie en de
weggesteldheid; lagere toeren leveren een
lager brandstofverbruik op. Maak gebruik van
de schakelindicator.
• Rijd met gelijkmatige snelheid en met voor-
uitziende blik om zo weinig mogelijk te hoe-
ven remmen.
> Een brandend lampje in de knop geeft
• Bij hoge snelheden neemt het brandstofver-
aan dat de functie geactiveerd is. bruik toe - de luchtweerstand neemt toe
Bij uitschakeling van de motor wordt het systeem naarmate de snelheid stijgt.
automatisch uitgeschakeld. • Houd de juiste bandenspanning aan en con-
troleer regelmatig of dat nog steeds zo is -
N.B. houd voor de beste resultaten de zoge-
noemde ECO -bandenspanning aan.
De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
hogere snelheden en moet bij lagere snelhe- • De bandenkeuze is mogelijk van invloed op
den opnieuw ingeschakeld worden, als dat het brandstofverbruik - informeer bij uw dea-
wenselijk is. ler naar passende banden.

10 Geldt bij handmatig schakelen.

468 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

• Neem geen spullen in de auto mee die u niet Voorbereidingen voor een lange rit • Rijden tijdens de winter (p. 470)
gebruikt - hoe groter de belading, hoe hoger Voor aanvang van een autovakantie of een lan- • Zuinig rijden (p. 468)
het verbruik. gere autorit is het belangrijk om de functies en
• Instellingen voor automodem (p. 545)
• Rem af op de motor, wanneer dat zonder uitrusting van de auto eens goed te controleren.
gevaar voor medeweggebruikers mogelijk is. Controleer of: • Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
• Lading op het dak en het gebruik van een • de motor naar behoren functioneert en of het
dakbox resulteren in een grotere luchtweer- brandstofverbruik in orde is • Rijden met aanhangwagen (p. 489)
stand waardoor het verbruik toeneemt – ver-
• er wellicht sprake is van lekkage (brandstof, • Pilot Assist (p. 328)
wijder lastdragers die u niet gebruikt. olie of andere vloeistoffen) • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
• Rijd niet met open zijruiten.
• de remwerking tijdens het afremmen opti- • Noodreparatieset voor banden (p. 583)
maal is
WAARSCHUWING
• alle gloeilampen werken – pas de koplamp-
Zet de motor nooit af tijdens het rijden (zoals hoogte aan bij een zware belading van de
op een aflopende helling), omdat daarbij auto
belangrijke systemen zoals de stuur- en rem-
bekrachtiging wegvallen. • de profieldiepte van de banden en de span-
ning voldoende zijn. Monteer winterbanden
bij ritten in gebieden met kans op
Gerelateerde informatie besneeuwde of beijzelde wegen.
• Drive-E - schoner rijplezier (p. 30)
• de ladingstoestand van de startaccu is vol-
• Rijmodus ECO (p. 454) doende
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• de wisserbladen in goede staat verkeren
• er een gevarendriehoek en een reflecterend
hesje in de auto aanwezig zijn – in bepaalde
landen is dat wettelijk verplicht.

Gerelateerde informatie
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)

469
STARTEN EN RIJDEN

Rijden tijdens de winter taccu wordt zwaarder belast bij koud weer en • Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
Bij rijden in de winter is het belangrijk om ook de accucapaciteit neemt af bij vorst. olie (p. 679)
bepaalde controles op de auto uit te voeren, • Giet sproeiervloeistof met antivries in het
zodat u zeker weet dat u er veilig mee kunt rij- sproeiervloeistofreservoir om ijsvorming te
den. voorkomen.
Let voor aanvang van de winter in het bijzonder Nieuwe auto's en gladde wegen
op het volgende: Voor optimale grip bij gevaar voor sneeuw of ijs
• De koelvloeistof van de motor moet 50% gly- adviseert Volvo u om de auto rondom van winter-
col bevatten. Bij een dergelijke concentratie banden te voorzien.
is de motor beschermd tegen bevriezing tot
zo'n –35 °C (–31 °F). Om gezondheidsrisi- N.B.
co's te vermijden is het zaak geen verschil- In sommige landen is het gebruik van winter-
lende soorten glycol met elkaar te mengen. banden verplicht. Banden met spikes zijn niet
• Houd de tank altijd goed gevuld om condens in alle landen toegestaan.
in de brandstoftank tegen te gaan.
• De viscositeit van de motorolie is belangrijk. Oefen onder gecontroleerde omstandigheden om
Wanneer u oliesoorten met een lagere visco- te testen hoe de auto bij gladheid reageert.
siteit (dunnere oliën) gebruikt, slaat de motor
bij koud weer gemakkelijker aan en neemt Gerelateerde informatie
bovendien het brandstofverbruik tijdens de • Winterwielen (p. 581)
koude start af. • Sneeuwkettingen (p. 582)
• Remmen op gepekelde rijbanen (p. 438)
BELANGRIJK
• Remmen op natte rijbanen (p. 437)
Gebruik geen olie met een lage viscositeits-
aanduiding bij zware rijomstandigheden of
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
warm weer. • Startaccu (p. 631)
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
• Controleer de algehele conditie en de • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
ladingstoestand van de startaccu. De star-
• Koelvloeistof bijvullen (p. 624)

470
STARTEN EN RIJDEN

Doorwaaddiepte BELANGRIJK Tankvulklep openen en sluiten


Met doorwaden wordt bedoeld dat de auto door Om de tankvulklep te kunnen openen moet de
een diepere plas water op een met water • Als er water in het luchtfilter komt, kan er
auto ontgrendeld zijn11.
motorschade ontstaan.
bedekte rijbaan rijdt. Waden dient met de Op het bestuurdersdisplay
nodige voorzichtigheid te gebeuren. • Als er water in de transmissie komt, wordt met de pijl naast het
U kunt met de auto stapvoets door waterpartijen neemt de smerende werking van de oliën tanksymbool aangegeven aan
van maximaal 40 cm (15,7 inch) diep rijden. af waardoor de betrokken systemen min- welke kant van de auto de
Wees extra voorzichtig als u door stromend water der lang meegaan. tankvulklep zit.
rijdt. • Schade aan de motor, transmissie, turbo-
Houd een lage snelheid aan tijdens het waden compressor, het differentieel of de inwen-
dige onderdelen ervan als gevolg van 1. Open de tankvulklep door lichte druk aan te
en breng de auto niet in het water tot stilstand. brengen op de achterkant van de vulklep.
Trap na het passeren van de waterpartij lichtjes waterlekkage (hydrolock) of een tekort
op het rempedaal om te controleren of de rem- aan olie valt niet onder de garantie. 2. Sluit na het tanken de klep door er licht op te
werking in orde is. Bij water en vuil op de rem- • Probeer de motor bij motorafslag in water drukken.
blokken kunnen er vertragingen in de remwerking niet opnieuw te starten. Haal de auto uit
Gerelateerde informatie
optreden. het water en breng deze naar de werk-
plaats – geadviseerd wordt een erkende • Brandstof tanken (p. 472)
• Maak eventuele aansluitingen voor de elek-
Volvo-werkplaats. Kans op motorschade. • AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479)
trische verwarming en de aanhangwagen-
koppeling schoon na ritten in water en mod-
der. Gerelateerde informatie
• Laat de auto niet langdurig in water staan • Bergen (p. 497)
dat tot boven de dorpelbalken - elektrische • Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
storingen zijn anders niet uitgesloten.

11 Alleen vergrendeling en ontgrendeling via de transpondersleutel, het Keyless-systeem of via Volvo On Call is van invloed op de status van de tankvulklep.

* Optie/accessoire. 471
STARTEN EN RIJDEN

Brandstof tanken 3. Steek het mondstuk van het vulpistool in de Geldt voor een auto met verwarming op
De brandstoftank is voorzien van een doploos brandstofvulopening. De vulpijp heeft twee brandstof*
tanksysteem. afdekkingen die te openen zijn. Zorg dat u Gebruik de verwarming op brandstof nooit, wan-
het mondstuk van het vulpistool langs de neer de auto bij een tankstation staat.
Tanken bij een tankstation beide afdekkingen hebt gestoken, voordat u
begint met tanken.
4. Giet de tank niet te vol door het vulpistool na
de eerste afslag uit de vulopening te halen.
> De tank is vol.

N.B.
Een overvolle tank kan bij warm weer over-
stromen.

Brandstof bijvullen via een jerrycan Sticker aan binnenkant tankvulklep.


U tankt als volgt brandstof. Gebruik voor het bijvullen van brandstof met een
jerrycan de trechter die in het blok schuimrubber Gerelateerde informatie
1. Schakel de auto uit en open de tankvulklep.
onder het vloerluik in de bagageruimte ligt. • Tankvulklep openen en sluiten (p. 471)
2. Kies een brandstof die is goedgekeurd voor • Benzine (p. 473)
1. Open de tankvulklep.
gebruik in de auto op basis van de aandui-
ding12 aan de binnenkant van de tankvulklep. 2. Steek de trechter in de brandstofvulopening. • Dieselolie (p. 475)
Zie de informatie over goedgekeurde brand- De vulpijp heeft twee afdekkingen die te • Wanneer u de tank leegrijdt van een diesel-
stofsoorten en hun aanduidingen in het arti- openen zijn. Zorg dat u de trechterbuis langs model (p. 476)
kel "Benzine" of "Dieselolie". de beide afdekkingen hebt gestoken, voordat
u begint met tanken.

12 De aanduiding conform de CEN-norm EN16942 zit aan de binnenkant van de tankklep en uiterlijk eind 2018 ook op de desbetreffende brandstofpompen en vulpistolen bij tankstations in heel Europa.

472 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Hanteren van brandstof WAARSCHUWING Benzine


Gebruik geen brandstof met een kwaliteit die Benzine is een brandstoftype dat bestemd is
Op de grond gemorste brandstof kan vlam
slechter is dan de kwaliteit die door Volvo wordt vatten. voor een auto met een benzinemotor.
aanbevolen, omdat dit een negatief effect heeft Maak alleen gebruik van benzine van gerenom-
op het motorvermogen en het brandstofverbruik. Schakel de verwarming op brandstof uit voor- meerde oliemaatschappijen. Giet nooit brandstof
dat u gaat tanken.
van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De benzine
WAARSCHUWING Heb nooit een ingeschakelde mobiele tele- moet voldoen aan de norm EN 228.
foon bij u als u staat te tanken. Door het
Zorg altijd dat u geen brandstofdampen belsignaal kan er vonkvorming ontstaan waar- Aanduiding voor benzine
inademt of brandstofspatten in de ogen krijgt. door de benzinedampen ontsteken en dat kan De aanduiding conform de CEN-norm EN16942
Bij brandstof in de ogen eventuele contact- tot brand en letsel leiden. zit aan de binnenkant van de tankklep en uiterlijk
lenzen uitnemen en de ogen ten minste 15 eind 2018 ook op de desbetreffende brandstof-
minuten lang spoelen met een ruime hoeveel- pompen en vulpistolen bij tankstations in heel
heid schoon water en medische hulp inroe- BELANGRIJK
pen. Europa.
Door mengsels van verschillende soorten
Brandstof nooit inslikken. Brandstoffen zoals brandstoffen of het gebruik van niet aanbevo- Dit zijn de aanduidingen die gelden voor de hui-
benzine, bio-ethanol, mengsels ervan en die- len brandstof vervallen de garanties van Volvo dige standaardbrandstoffen in Europa. In een
selolie zijn uitermate giftig en kunnen bij en evt. aanvullende serviceovereenkomsten. auto met een benzinemotor is het toegestaan
inwendig gebruik aanleiding geven tot blijvend Dit geldt voor alle motoren. benzine te gebruiken met de volgende aandui-
letsel met mogelijk dodelijke afloop. Roep ding:
onmiddellijk medische hulp in bij het inslikken
van brandstof. Gerelateerde informatie E5 is een benzinesoort met
• Benzine (p. 473) maximaal 2,7% zuurstof en
maximaal 5 vol-% ethanol.
• Dieselolie (p. 475)
• AdBlue® hanteren (p. 478)

E10 is een benzinesoort met


maximaal 3,7% zuurstof en
maximaal 10 vol-% ethanol.

}}

473
STARTEN EN RIJDEN

|| BELANGRIJK BELANGRIJK Benzineroetfilter


Een benzinemodel is uitgerust met een roetfilter
• Er is brandstof toegestaan die tot 10 • Gebruik alleen loodvrije benzine om
voor een effectievere uitlaatgasreiniging.
volumeprocent ethanol bevat. schade aan de katalysator tegen te gaan.
• Het gebruik van EN 228 E10-benzine • Het gebruik van brandstof met metaalad- In normale rijomstandigheden blijven roetdeeltjes
(maximaal 10 volumeprocent ethanol) is ditieven is niet toegestaan. uit de uitlaatgassen in het benzineroetfilter ach-
toegestaan. ter. Normaal vindt passieve regeneratie plaats
• Gebruik geen toevoegingen die niet door
waarbij de roetdeeltjes worden geoxideerd en
• Een ethanolgehalte hoger dan E10 Volvo zijn aanbevolen.
verbrand. Op die manier wordt het filter gereinigd.
(maximaal 10 volumeprocent ethanol)
zoals bij E85 is niet toegestaan. Bij frequente ritten op lage snelheden of her-
Gerelateerde informatie
haalde koude starts bij lage temperaturen is
• Hanteren van brandstof (p. 473)
mogelijk actieve regeneratie vereist. De regene-
Octaangetal • Brandstof tanken (p. 472) ratie van het roetfilter vindt automatisch plaats en
• 95 RON is te gebruiken in normale rijom-
standigheden. • Benzineroetfilter (p. 474) duurt normaal 10-20 minuten. Tijdens de rege-
neratie kan een branderige geur ontstaan.
• 98 RON wordt geadviseerd voor een maxi- • Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)
maal rendement tegen een minimaal brand- Wanneer u bij koud weer de standverwarming
stofverbruik. inschakelt, bereikt de motor sneller de normale
bedrijfstemperatuur.
• Gebruik van brandstof met een octaangetal
lager dan RON 95 is niet toegestaan. Bij frequente korte ritten op lage
Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38 °C snelheden met een benzinemodel
(100 °F) wordt u geadviseerd een brandstofsoort De capaciteit van de uitlaatgasreiniging voor ben-
met een zo hoog mogelijk octaangetal te gebrui- zinemotoren hangt af van de rijstijl. Voor optimale
ken. Dit om optimale prestaties en een zo laag prestaties is het belangrijk om ritten van verschil-
mogelijk brandstofverbruik te verkrijgen. lende lengte en op uiteenlopende snelheden te
maken.
Als u vaak korte ritten maakt op lage snelheid (of
bij koud weer) zodat de motor niet op bedrijfs-
temperatuur komt, kan problemen veroorzaken
die op termijn aanleiding kunnen geven tot sto-
ringen en waarschuwingsmeldingen kunnen trig-
geren. Als u vaak ritten in stadsverkeer maakt is

474
STARTEN EN RIJDEN

het belangrijk om ook regelmatig ritten op hogere Dieselolie tot startproblemen kan leiden. De verkrijgbare
snelheden te maken om ervoor te zorgen dat de Dieselolie is een brandstoftype dat bestemd is brandstofkwaliteiten moeten zich lenen voor
uitlaatgasreiniging voor benzinemotoren kan voor een auto met een dieselmotor. gebruik in het actuele jaargetijde en klimaatge-
regenereren. Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenom- bied, maar in extreme weersomstandigheden, bij
meerde oliemaatschappijen. Giet nooit brandstof gebruik van verouderde brandstof of bij ritten
• Rijd tussen de tankbeurten in minstens 20
door verschillende klimaatgebieden kan deson-
minuten op de snelweg met snelheden van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De diesel-
olie moet voldoen aan de norm EN 590 of danks uitvlokking optreden.
hoger dan 60 km/h (38 mph).
SS 155435. Dieselmotoren zijn gevoelig voor Het risico van condensatie in de brandstoftank
Gerelateerde informatie verontreinigingen in de brandstof, zoals een te neemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt.
• Benzine (p. 473) hoog gehalte aan zwavel- of metaaldeeltjes.
Houd tijdens het tanken het gebied rond de vul-
Aanduiding pijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakte
De aanduiding conform de CEN-norm EN16942 oppervlakken. Maak als u gemorst hebt het
zit aan de binnenkant van de tankvulklep en uiter- gebied met water en zeep schoon.
lijk eind 2018 ook op de desbetreffende brand-
stofpompen en mondstukken op tankstations in BELANGRIJK
heel Europa.
De dieselolie:
Dit is de aanduiding die geldt voor de huidige
standaardbrandstof in Europa. In een auto met • moet voldoen aan de norm EN 590 en/of
SS 155435;
een dieselmotor is het toegestaan dieselolie te
gebruiken met de volgende aanduiding: • moet een zwavelgehalte hebben van
maximaal 10 mg/kg;
B7 is een dieselsoort met
maximaal 7 vol-% veresterde • mag maximaal 7 vol% FAME13 (B7)
methylvetzuren (FAME). bevatten.

Bij lage temperaturen (lager dan 0 °C (32 °F))


kan de paraffine in de dieselolie uitvlokken, wat

13 Fatty Acid Methyl Ester }}

475
STARTEN EN RIJDEN

|| BELANGRIJK Wanneer u de tank leegrijdt van een N.B.


dieselmodel
Maak geen gebruik van de volgende diesel- Alvorens brandstof te tanken bij een leegge-
Na motoruitval door brandstofgebrek heeft het
olieachtige brandstoffen: reden tank:
brandstofsysteem enige tijd nodig om een con-
• speciale toevoegingen (dopes) trole uit te voeren. • Breng de auto tot stilstand op een zo
• scheepsolie egaal/horizontaal mogelijke ondergrond
Doe nadat u de brandstoftank hebt bijgevuld met – als de auto overhelt, bestaat er gevaar
• stookolie dieselolie het volgende alvorens de auto te star- voor luchtbellen in de brandstoftoevoer.
FAME14 of plantaardige olie. ten:

Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de 1. Controleer of de transpondersleutel in de Waar u op moet letten bij het vullen van
kwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aan- auto aanwezig is. brandstof uit een jerrycan
leiding tot verhoogde vormen van slijtage en 2. Zet de auto in contactslotstand II – draai de Gebruik voor het bijvullen van dieselolie uit een
motorschade die niet worden gedekt door de startknop rechtsom zonder het rempedaal te jerrycan de trechter die onder het vloerluik in de
garanties van Volvo. bedienen (of het koppelingspedaal bij een bagageruimte ligt. Let erop dat u de buis van de
auto met een handgeschakelde versnellings- trechter goed in de vulpijp steekt. De vulpijp heeft
Gerelateerde informatie bak) en houd de knop zo'n 4 seconden lang twee afdekkingen die te openen zijn. Zorg dat u
• Hanteren van brandstof (p. 473) in deze stand vast. Laat vervolgens knop los, de trechterbuis langs de beide afdekkingen hebt
die automatisch terugveert naar de uitgangs- gestoken, voordat u begint met tanken.
• Brandstof tanken (p. 472)
positie.
• Wanneer u de tank leegrijdt van een diesel- Gerelateerde informatie
model (p. 476) 3. Wacht ca. één minuut. • Brandstof tanken (p. 472)
• Roetfilter (p. 477) 4. Start de motor. • Dieselolie (p. 475)
• Uitlaatgasreiniging met AdBlue® (p. 477) • Gereedschapsset (p. 574)
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)

14 Dieselolie met maximaal 7 vol% FAME (B7) is toegestaan.

476
STARTEN EN RIJDEN

Roetfilter BELANGRIJK Uitlaatgasreiniging met AdBlue®15


Een dieselmodellen is uitgerust met een roetfilter AdBlue is een additief (toevoeging) dat de
Als het filter helemaal vol deeltjes zit, kan het
voor een effectievere uitlaatgasreiniging. SCR16-katalysator gebruikt om bij een dieselmo-
moeilijk zijn om de motor te starten en het fil-
In normale rijomstandigheden blijven roetdeeltjes tor de uitstoot van schadelijke stoffen te beper-
ter wordt onbruikbaar. De kans bestaat dan
uit de uitlaatgassen in het roetfilter achter. Wan- ken.
dat het filter moet worden vervangen.
neer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, gaat De SCR-katalysator zet AdBlue en stikstofoxiden
een zogenoemde regeneratie van start om de om in stikstof en waterdamp, wat de uitstoot van
roetdeeltjes te verbranden en het filter te reini- Bij frequente korte ritten op lage schade stikstofoxiden aanzienlijk beperkt.
gen. Om een regeneratie te starten moet de snelheden met een dieselmodel
motor de normale bedrijfstemperatuur hebben De capaciteit van de uitlaatgasreiniging hangt af AdBlue
bereikt. De regeneratie van het roetfilter vindt van de rijstijl. Voor optimale prestaties is het AdBlue is een kleurloze vloeistof die bestaat uit
automatisch plaats en duurt normaal belangrijk om ritten van verschillende lengte en 32,5 % ureum17 opgelost in gedemineraliseerd
10-20 minuten. op uiteenlopende snelheden te maken. water en geproduceerd is volgende norm
ISO 22241. De vloeistof is speciaal ontwikkeld
Als u vaak korte ritten maakt op lage snelheid (of
N.B. voor SCR-katalysatoren van dieselmotoren.
bij koud weer) zodat de motor niet op bedrijfs-
Tijdens de regeneratie kan zich het volgende temperatuur komt, kan problemen veroorzaken De auto heeft een speciaal AdBlue-reservoir dat
voordoen: die op termijn aanleiding kunnen geven tot sto- via een aparte vulbuis achter de tankvulklep bij te
ringen en waarschuwingsmeldingen kunnen trig- vullen is. Het verbruik is afhankelijk van de rijstijl,
• er kan tijdelijk een geringe beperking van geren. Als u vaak ritten in stadsverkeer maakt is buitentemperatuur en de bedrijfstemperatuur van
het motorvermogen te bespeuren zijn het belangrijk om ook regelmatig ritten op hogere de katalysator.
• het brandstofverbruik kan tijdelijk toene- snelheden te maken om ervoor te zorgen dat de
men uitlaatgasreiniging kan regenereren. Voorwaarden voor ritten met AdBlue
Houd het reservoir altijd gevuld met AdBlue van
• er kan sprake zijn van een brandlucht. • Rijd tussen de tankbeurten in minstens 20 de juiste kwaliteit om de auto te kunnen starten.
minuten op de snelweg met snelheden De SCR-katalysator is zeer gevoelig voor veront-
hoger dan 60 km/h (38 mph). reinigingen.
Wanneer u bij koud weer de standverwarming*
inschakelt, bereikt de motor sneller de normale Gerelateerde informatie De uitlaatgasreiniging bewaakt voortdurend het
bedrijfstemperatuur. • Dieselolie (p. 475) peil, de kwaliteit en de dosering van AdBlue. Bij
• Uitlaatgasreiniging met AdBlue® (p. 477) een storing verschijnt er een melding op het
bestuurdersdisplay.
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)

15 Gedeponeerd handelsmerk van VDA (Verband der Automobilindustrie e.V.) }}

* Optie/accessoire. 477
STARTEN EN RIJDEN

|| BELANGRIJK AdBlue® hanteren Wat te doen bij morsen


AdBlue bestaat voor het merendeel uit water Spoel gemorste AdBlue op de grond, de auto of
AdBlue is vereist voor een juiste werking van op gelakte oppervlakken met een ruime hoeveel-
(zo'n 67,5 % water en 32,5 % ureum). De vloei-
het SCR en om te voldoen aan de wettelijk heid water af. Giet de vloeistof niet in de goot-
stof is niet brandgevaarlijk maar dient met de
eisen op emissiegebied. Het is bij de wet ver- steen.
nodige voorzichtigheid te worden gehanteerd
boden om het aanvoersysteem voor AdBlue
aangezien deze huid en ogen kan irriteren.
dusdanig te wijzigen of te beïnvloeden dat er Opslag
geen AdBlue wordt verbruikt. AdBlue is ver- Waar u op moet letten bij het gebruik Bewaar AdBlue in de originele verpakking met de
eist om te voldoen aan de wettelijke eisen op Adem de dampen niet in en vermijd huid- en dop erop bij een temperatuur hoger dan –11 °C
emissiegebied. Een dergelijke vorm van beïn- oogcontact. Draag bij gebruik van de vloeistof bij (12 °F) en lager dan 30 °C (86 °F). Bewaar de
vloeding kan strafbaar zijn en tot vervolging voorkeur handschoenen om te voorkomen dat vloeistof niet in direct zonlicht.
leiden. gevoelige huid geïrriteerd raakt. AdBlue bevriest bij –11 °C (12 °F) maar is nadat
Het is niet toegestaan om de auto te gebrui- deze ontdooit is weer te gebruiken.
ken wanneer de AdBlue-tank leeg is, omdat WAARSCHUWING
deze dan niet meer voldoet aan de wettelijke Eerste hulp bij ongevallen: Gerelateerde informatie
eisen op emissiegebied. De auto is daarom
• Bij inademing - breng het slachtoffer in • AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479)
uitgerust met een waarschuwingssysteem dat de frisse lucht. • Uitlaatgasreiniging met AdBlue® (p. 477)
aangeeft wanneer het tijd is om de AdBlue-
tank bij te vullen. Wanneer het peil in de • Bij huidcontact - was de aangedane huid
AdBlue-tank te laag wordt verschijnen waar- met water en zeep.
schuwingen om aan te geven dat het tijd is • Bij oogcontact - spoel de aangedane
om AdBlue bij te vullen. ogen onmiddellijk uit met grote hoeveel-
heden water.
Gerelateerde informatie • Bij inslikken - spoel de mond goed uit
• AdBlue® hanteren (p. 478) met water. Laat het slachtoffer niet bra-
ken.
• AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479)
Roep bij aanhoudende verschijnselen of
• Symbolen en meldingen voor AdBlue® inslikken van grote hoeveelheden de hulp van
(p. 481) een arts in.

16 Selective Catalytic Reduction


17 CO(NH2)2

478
STARTEN EN RIJDEN

AdBlue® controleren en bijvullen AdBlue-peil controleren 2.


Controleer regelmatig het AdBlue-peil en vul bij 1.
als een melding voor een laag AdBlue-peil ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay.
Tijdens het onderhoud aan de auto vult de Volvo-
werkplaats AdBlue bij, maar afhankelijk van de
rijstijl moet u mogelijk ook tussen de servicebeur-
ten door bijvullen. Als u het AdBlue-reservoir
helemaal leegrijdt, kunt u de auto niet meer star- Druk op Status om het AdBlue-peil weer te
ten. Open de app Auto status op het app- geven.
scherm.
N.B.
Rijd de AdBlue-tank nooit leeg. Vul de tank
tijdig bij.
Als u de tank leegrijdt is de motor na het
afzetten niet meer te starten; niet op de
gebruikelijke manier en evenmin met hulp-
middelen.
Het bijvullen van minimaal 3 liter AdBlue van
de gespecificeerde kwaliteit is de enige
manier om de motor weer te starten nadat u
de AdBlue-tank hebt leeggereden. Grafische voorstelling van het AdBlue-peil op het mid-
dendisplay.

Elk blokje komt overeen met zo'n 25% van


de volledige inhoud van het reservoir.
Wanneer er minder dan 25 % van de totale
inhoud van het reservoir resteert, wordt het
laatste blokje amberkleurig en wanneer er

}}

479
STARTEN EN RIJDEN

|| minder dan 10 % resteert wordt het uiteinde- 3. Vul AdBlue bij van de juiste kwaliteit18.
lijk rood.
Giet het reservoir niet te vul.
Bijvullen
Wanneer het AdBlue-peil te laag dreigt WAARSCHUWING
te worden, gaat een symbool op het Het wordt geadviseerd om bij het tanken van
bestuurdersdisplay branden in combi- AdBlue op een tankstation in eerste instantie
natie met de melding AdBlue-niveau de pomp voor personenauto's te gebruiken.
laag. Bij wijze van alternatief is een AdBlue-pomp
voor zwaardere voertuigen te gebruiken.
1. Open de tankvulklep door lichte druk aan te
brengen op de achterkant van de vulklep.
2. BELANGRIJK
Wees voorzichtig zodat er geen AdBlue op
het lakwerk van de auto terechtkomt. Spoel in
dat geval met een ruime hoeveelheid water,
omdat de vloeistof het lakwerk kan aantasten.

Gerelateerde informatie
• AdBlue® hanteren (p. 478)
• Symbolen en meldingen voor AdBlue®
(p. 481)
Open de blauwe dop op de kleine vulpijp
bestemd door AdBlue. • Bij te vullen hoeveelheid AdBlue® (p. 681)

18 ISO 22241

480
STARTEN EN RIJDEN

Symbolen en meldingen voor


AdBlue®
De uitlaatgasreiniging bewaakt voortdurend het
peil, de kwaliteit en de dosering van AdBlue. Bij
een storing verschijnt er een melding op het
bestuurdersdisplay.

Symbool Melding Betekenis


AdBlue-niveau laag Het AdBlue-peil is laag zodat het reservoir moet worden bijgevuld.

AdBlue-dosering Het systeem werkt niet naar behoren. Bezoek een werkplaatsA voor een controle van de werking.
en
AdBlue-kwaliteit

}}

481
STARTEN EN RIJDEN

|| Symbool Melding Betekenis


AdBlue bijvullen Het AdBlue-peil is kritiek laag zodat het reservoir onmiddellijk moet worden bijgevuld.

Startblokkering motor De auto kan niet worden gestart voordat er AdBlue is bijgevuld. Vul de hoeveelheid AdBlue bij die op
en bijv.: Vul minimaal 4 liter het bestuurdersdisplay staat aangegeven of neem contact op met een werkplaatsA.
AdBlue bij Let op het volgende:
• De peilsensor kan de bijgevulde hoeveelheid AdBlue alleen goed registreren, als de auto horizon-
taal staat.
• Na het bijvullen kan het tot 20 seconden duren voordat het systeem is bijgewerkt met de juiste
peilaanduiding.
Startblokkering motor Het systeem werkt niet naar behoren. Bezoek een werkplaatsA voor een controle van de werking.
Service AdBlue-systeem
nodig voor herstart

A Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Gerelateerde informatie
• AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479)
• AdBlue® hanteren (p. 478)
• Afspraak maken voor servicebeurt en repara-
tie (p. 614)

482
STARTEN EN RIJDEN

Oververhitting van motor en meer een waarschuwingssymbool gaat bran- Symbolen op het bestuurdersdisplay
aandrijving den en op het bestuurdersdisplay de melding
Symbool Betekenis
In bepaalde omstandigheden, bij zware belas- Transmissie warm Ga langzamer rijden
ting op steile hellingen en warm weer, bestaat om temperatuur te verlagen of Hoge motortemperatuur. Volg het
het gevaar dat de motor en de aandrijflijn over- Transmissie heet Stop veilig, wacht op gegeven advies op.
verhit raken – vooral bij het vervoer van een koelen verschijnt. Volg in dat geval het
zware lading. advies op en matig uw snelheid of breng de
auto op een veilige plek tot stilstand om de Laag peil koelvloeistof. Volg het
• Bij oververhitting is het motorvermogen motor enkele minuten stationair te laten gegeven advies op.
mogelijk tijdelijk beperkt. draaien, zodat de versnellingsbak kan afkoe-
• Verwijder verstralers die voor de grille zitten len.
tijdens ritten bij warm weer. • Bij oververhitting kan de airconditioning zich- De versnellingsbak is heet/overver-
zelf tijdelijk uitschakelen. hit/wordt gekoeld. Volg het gege-
• Als de temperatuur in het koelsysteem van
ven advies op.
de motor te hoog oploopt, gaat een waar- • Na een zware rit moet u de motor niet
schuwingssymbool branden en verschijnt op meteen afzetten, maar nog enige tijd statio-
het bestuurdersdisplay de melding nair laten draaien. Gerelateerde informatie
Motortemperatuur Hoge temperatuur. • Koelvloeistof bijvullen (p. 624)
Stop veilig. Breng de auto in dat geval zo N.B. • Rijden met aanhangwagen (p. 489)
spoedig mogelijk tot stilstand en laat de
motor enkele minuten stationair lopen, zodat Het is normaal dat de koelventilator van de • Voorbereidingen voor een lange rit (p. 469)
deze kan afkoelen. motor een tijdje werkt nadat de motor is uit- • Schakelindicator* (p. 450)
geschakeld.
• Breng de auto tot stilstand en zet de motor
af, als de melding Motortemperatuur Hoge
temperatuur. Zet de motor af of
Motorkoelvloeistof Niveau laag. Zet de
motor af verschijnt.
• Bij oververhitting van de versnellingsbak
wordt een alternatief schakelprogramma
gekozen19. Boven wordt een ingebouwde
beveiligingsfunctie geactiveerd, waarbij onder

19 Geldt bij een automatische versnellingsbak.

* Optie/accessoire. 483
STARTEN EN RIJDEN

Overbelasting van de startaccu Gerelateerde informatie Starthulp met andere accu


De elektrische functies van de auto belasten de • Startaccu (p. 631) Als de startaccu uitgeput is, kunt u de auto star-
startaccu in verschillende mate. Laat het con- • Contactslotstanden (p. 432) ten met stroom van een hulpaccu.
tactslot niet te lang achtereen in stand II staan,
wanneer de auto is uitgeschakeld. Maak in
plaats daarvan gebruik van contactslotstand I -
het stroomverbruik is dan minder.

Let er tevens op dat de verschillende accessoires


het elektrisch systeem belasten. Schakel onder-
delen/systemen die veel stroom nemen uit, wan-
neer de auto is uitgeschakeld. Voorbeelden van
dergelijke onderdelen/systemen zijn:
• interieurventilator
• koplampen
• ruitenwisser Aansluitpunten voor de startkabels.
• audiosysteem (hoog volume). Als u een hulpaccu gebruikt bij het starten wordt
Bij een lage startaccuspanning verschijnt een geadviseerd de volgende stappen aan te houden
melding op het bestuurdersdisplay. De energie- om kortsluiting en andere schade te voorkomen:
besparingsfunctie schakelt vervolgens bepaalde 1. Zet het elektrische systeem van de auto in
onderdelen/systemen uit of verlaagt de belasting de contactslotstand 0.
van de accu door bijvoorbeeld de interieurventila-
tor lager te zetten en/of het audiosysteem uit te 2. Controleer of de hulpaccu een spanning van
schakelen. 12 V levert.

– Laad de startaccu dan op door de auto te 3. Als de hulpaccu in een andere auto is
starten en de motor minstens 15 minuten te gemonteerd, moet u de motor van die auto
laten draaien – de startaccu wordt beter afzetten en ervoor zorgen dat de beide auto's
opgeladen tijdens het rijden dan bij stilstand elkaar niet raken.
met een stationair draaiende motor.

484
STARTEN EN RIJDEN

4. Bevestig de ene klem van de rode startkabel 11. Start de motor in de auto met de uitgeputte WAARSCHUWING
aan de pluspool (1) van de hulpaccu. accu.
• De startaccu kan het zeer explosieve
knalgas produceren. Eén enkele vonk,
BELANGRIJK BELANGRIJK
veroorzaakt door een onjuiste aansluiting
Wees voorzichtig bij het aansluiten van de Raak de aansluitingen tussen de kabel en de van een startkabel, kan volstaan om de
startkabels om kortsluiting met andere onder- auto niet aan tijdens het starten. Er bestaat accu tot ontploffing te brengen.
delen in de motorruimte te voorkomen. namelijk gevaar voor vonkvorming.
• Sluit de startkabels niet aan op een com-
ponent va het brandstofsysteem of op
5. Open de afdekking (2) van het positieve 12. Verwijder de startkabels in omgekeerde volg- bewegende onderdelen. Pas op voor hete
starthulppunt. orde - eerst de zwarte kabel en daarna de motoronderdelen.
rode.
6. Bevestig de andere klem van de rode start- • De startaccu bevat tevens zwavelzuur dat
kabel aan het positieve starthulppunt (2). Zorg dat geen van de aansluitklemmen aan ernstige chemische brandwonden kan
de zwarte startkabel contact kan maken met veroorzaken.
7. Bevestig de ene klem van de zwarte startka-
het positie starthulppunt op de auto/de plus- • Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw
bel aan de minpool (3) van de hulpaccu.
pool van de starthulpaccu of met de aange- huid of kleren morst, moet u onmiddellijk
8. Bevestig de andere klem van de zwarte start- sloten klem van de rode startkabel. met grote hoeveelheden water spoelen.
kabel aan het negatieve starthulppunt (4). Neem onmiddellijk contact op met een
9. Controleer of de aansluitklemmen van de arts, als u accuzuur in uw ogen krijgt.
startkabels goed vastzitten om te voorkomen • Rook niet in de buurt van de accu.
dat er tijdens de startpoging vonken ont-
staan.
Gerelateerde informatie
10. Start de motor van de "hulpauto" en laat • Motor starten (p. 430)
deze enkele minuten draaien op een toeren-
tal dat iets hoger ligt dan normaal, • Contactslotstanden (p. 432)
zo'n 1500 omw/min. • Stuurwiel instellen (p. 195)
• Contactslotstand kiezen (p. 433)

485
STARTEN EN RIJDEN

Trekhaak* N.B. Specificaties van de trekhaak*


De auto is uit te rusten met een trekhaak, zodat Afmetingen en bevestigingspunten voor de trek-
Als de auto is uitgerust met een trekhaak, is
bijvoorbeeld een aanhanger achter de auto te haak.
er geen achterste sleepoogbevestiging.
hangen is.

Er zijn verschillende trekhaakuitvoeringen ver- Gerelateerde informatie


krijgbaar voor de auto – neem voor informatie • In- en uitklapbare trekhaak* (p. 487)
contact op met een Volvo-dealer.
• Rijden met aanhangwagen (p. 489)

BELANGRIJK • Op trekhaak gemonteerde fietsdrager*


(p. 493)
Als de motor wordt afgezet, kan de constante
accuspanning voor het aanhangercontact • Specificaties van de trekhaak* (p. 486)
automatisch worden uitgeschakeld om de
startaccu niet te ontladen.

BELANGRIJK
De trekhaak moet regelmatig worden gerei-
nigd en ingevet om slijtage tegen te gaan.

N.B.
Wanneer een koppeling met trillingsdemper
wordt gebruikt, mag de trekkogel niet worden
gesmeerd.
Dit geldt ook bij montage van een fietsdrager
die rond de trekkogel wordt vastgeklemd.

486 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Afmetingen, bevestigingspunten in mm (inch) In- en uitklapbare trekhaak* 1.


De in-/uitklapbare trekhaak is altijd gemakkelijk
A 1041,3 (41) bereikbaar en eenvoudig uit of in te klappen als
B 90 (3,5) dat nodig is. In de ingeklapte stand is de trek-
haak volledig onzichtbaar.
C 875 (34,4)
D 437,5 (17,2)
WAARSCHUWING
Neem de instructies voor het in- en uitklap-
E Zie afbeelding boven pen van de trekhaak zorgvuldig in acht.
F 283,5 (11,1)
Trekhaak uitklappen Open de achterklep Rechtsachter in de
G Middelpunt kogel
bagageruimte zit een knop voor het in- en
WAARSCHUWING uitklappen van de trekhaak. Het led-lampje in
Gerelateerde informatie
Sta niet te dicht bij de achterbumper van de de knop brandt permanent oranje, als de uit-
• Trekhaak* (p. 486)
klapfunctie actief is.
auto bij het uitklappen van de trekhaak.
• Trekgewichten en kogeldruk (p. 674)

}}

* Optie/accessoire. 487
STARTEN EN RIJDEN

|| 2. 3. N.B.
De stroomspaarstand wordt na enige tijd
geactiveerd en het controlelampje dooft. Het
systeem wordt opnieuw geactiveerd door de
achterklep te sluiten en daarna opnieuw te
openen. Dit geldt zowel bij het in- als uitklap-
pen van de trekhaak.
Als het elektrische systeem heeft gedetec-
teerd dat er een aanhanger achter de auto
hangt, stopt het controlelampje met branden.
Druk de knop in en laat hem weer los - drukt Beweeg de trekhaak naar zijn eindpositie.
u te lang, dan kan dat betekenen dat het uit- Daar moet hij worden vastgezet en vergren-
Trekhaak inklappen
klappen niet start. deld - de led brandt permanent oranje.
> De trekhaak klapt uit in een onvergren- > De trekhaak is daarmee klaar voor
BELANGRIJK
delde stand. De led knippert oranje. gebruik.
Zorg dat er geen aansluitcontact of adapter in
WAARSCHUWING WAARSCHUWING de elektrische aansluiting zit bij het inklappen
van de trekhaak.
Druk niet op de knop voor het in- en uitklap- Controleer of de veiligheidskabel van de aan-
pen als er een aanhanger op de trekhaak is hanger in de juiste bevestiging vastzit.
gekoppeld.

N.B.
De trekhaak moet eerst volledig zijn uitge-
klapt voordat deze in de vergrendelde stand
te zetten is. Dit kan enkele seconden duren.
Als de trekhaak niet in de vergrendelde stand
blijft, moet u enkele seconden later opnieuw
proberen.

488
STARTEN EN RIJDEN

1. 2. Rijden met aanhangwagen


Bij ritten met een aanhangwagen moet u op
enkele dingen letten zoals de trekhaak, de aan-
hangwagen en hoe u de aanhangwagen laadt.

Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar


gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te
worden verminderd met de som van het gewicht
van eventuele inzittenden en dat van gemon-
teerde accessoires, zoals een trekhaak.
De auto wordt geleverd met de benodigde rand-
Open de achterklep Druk de knop rechtsach- Vergrendel de trekhaak door deze terug te uitrusting voor het gebruik van een aanhangwa-
ter in de bagageruimte in en laat hem weer bewegen naar de ingeklapte positie waar hij gen.
los - drukt u te lang, dan kan dat betekenen wordt vergrendeld.
dat het inklappen niet start. • De trekhaak van de auto moet van een goed-
> Als de trekhaak correct is ingeklapt, gekeurd type zijn.
> De trekhaak klapt automatisch uit in een brandt de led nu continu.
onvergrendelde positie. De led in de knop • Verdeel de lading in de aanhangwagen dus-
knippert oranje. danig dat de druk op de trekhaak de maxi-
male kogeldruk niet overschrijdt. De kogel-
druk wordt tot het laadvermogen van de auto
gerekend.
• Verhoog de bandenspanning tot de aanbevo-
len druk bij maximale belading.
• Bij het gebruik van een aanhangwagen wordt
de motor zwaarder belast dan normaal.
• Rijd niet met een zware aanhangwagen,
Gerelateerde informatie wanneer de auto nog helemaal nieuw is.
• Rijden met aanhangwagen (p. 489) Wacht hiermee totdat de auto ten minste
• Trekhaak* (p. 486) 1000 km (620 miles) heeft gereden.
• Bij het afdalen op lange en steile hellingen
worden de remmen veel zwaarder belast dan
normaal. Schakel dan terug naar een lagere
}}

* Optie/accessoire. 489
STARTEN EN RIJDEN

|| versnelling bij handmatig schakelen en pas Aanhangwagencontact Niveauregeling*


uw snelheid aan. Als de trekhaak van de auto een 13-polige aan- De niveauregeling van de auto streeft ernaar om
• Neem de geldende bepalingen in acht ten sluiting heeft en de aanhangwagen een 7-polige ongeacht de belading dezelfde rijhoogte aan te
aanzien van de toelaatbare snelheden en aansluiting, hebt u een adapter nodig. Gebruik houden (tenzij het maximaal toelaatbare gewicht
gewichten. een door Volvo goedgekeurde adapter. Zorg dat wordt overschreden). Wanneer de auto stilstaat,
de kabel niet over de grond sleept. zakt de achterkant normaal iets omlaag.
• Houd een lage snelheid aan, wanneer u met
een aanhangwagen achter de auto een Rijden in heuvelachtige gebieden en
lange en steile helling oprijdt. BELANGRIJK
landen met een warm klimaat
• De aangegeven maximale aanhangwagenge- Als de motor wordt afgezet, kan de constante Onder bepaalde omstandigheden bestaat het
wichten gelden alleen voor hoogten tot accuspanning voor het aanhangercontact risico van oververhitting tijdens het rijden met
1000 m (3280 ft) boven zeeniveau. Daarbo- automatisch worden uitgeschakeld om de aanhangwagen. Bij oververhitting van de motor
ven zijn het motorvermogen en daarmee het startaccu niet te ontladen. en de aandrijving gaat een waarschuwingssym-
klimvermogen van de auto beperkt door de bool branden op het bestuurdersdisplay en ver-
lagere luchtdichtheid en moet daarom het Aanhangwagengewichten schijnt er een melding.
maximale aanhangwagengewicht worden
Het onderstaande geldt alleen voor een auto met
beperkt. Het gewicht voor auto en aanhang-
wagen moet worden verlaagd met 10% voor
WAARSCHUWING een automatische versnellingsbak.
iedere extra 1000 m (3280 ft) (of een deel Volg de vermelde aanbevelingen voor het De automatische versnellingsbak kiest altijd de
daarvan). aanhangergewicht. Anders is het mogelijk dat juiste versnelling voor belasting en motortoeren-
de hele combinatie bij uitwijkmanoeuvres en tal.
• Vermijd hellingen met een percentage van afremmen moeilijk onder controle is te hou-
meer dan 12% bij het gebruik van een aan- den. Steile hellingen
hangwagen. Blokkeer de automatische versnellingsbak niet
met een hogere versnelling dan de motor "aan-
N.B. N.B. kan" - rijden in een hoge versnelling bij een laag
Extreme weersomstandigheden, een aange- De vermelde maximaal toegestane aanhange- motortoerental is niet altijd zuinig.
koppelde aanhanger/caravan of ritten op rgewichten zijn door Volvo toegestaan. Natio-
grote hoogte zijn, in combinatie met de nale voertuigvoorschriften kunnen het aan-
brandstofkwaliteit, factoren die het brandstof- hangergewicht en de snelheid verder beper-
verbruik aanzienlijk kunnen doen toenemen. ken. De trekhaken zijn mogelijk gecertificeerd
voor hogere trekgewichten dan wat de auto
mag trekken.

490 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Op een helling parkeren Aanhangwagenstabilisering* Werking van de


1. Trap het rempedaal in. De aanhangwagenstabilisering (TSA20) heeft tot aanhangwagenstabilisering
2. Activeer de parkeerrem. taak een auto met aanhangwagen te stabiliseren De aanhangwagenstabilisering houdt continu de
wanneer de combinatie slingerneigingen ver- bewegingen van de auto in de gaten en in het
3. Kies de schakelstand P. toont. De functie maakt deel uit van de stabili- bijzonder de dwarsbewegingen. Als een neiging
4. Laat het rempedaal los. teitsregeling ESC21. tot slingeren geregistreerd wordt, worden de
voorwielen ieder afzonderlijk dusdanig afgeremd
Gebruik wielblokken, als u een auto met aan- Oorzaken voor slingerneigingen dat de combinatie gestabiliseerd wordt. Vaak is
hangwagen op een steile helling parkeert. Bij alle combinaties van auto en aanhangwagen dit voldoende om de auto weer onder controle te
Op een helling wegrijden kan het bekende verschijnsel met slingeren krijgen.
1. Trap het rempedaal in. optreden. Doorgaans treedt het verschijnsel pas Als de slingerbeweging ondanks de eerste
bij hoge snelheden op. Als de aanhangwagen ingreep van de aanhangwagenstabilisering niet
2. Kies de schakelstand D.
echter overmatig beladen is of als het gewicht wordt gedempt, worden alle wielen van de combi-
3. Parkeerrem lossen. van de lading verkeerd verdeeld is (bijvoorbeeld natie afgeremd en wordt de aandrijfkracht van de
4. Haal uw voet van het rempedaal en rijd weg. te ver naar achteren), bestaat er ook op lagere motor verlaagd. Wanneer de pendelbeweging
snelheden gevaar voor slingeren. vervolgens stukje bij beetje verminderd is en de
Gerelateerde informatie Een pendelbeweging begint altijd met een van de combinatie weer stabiel is, beëindigt het systeem
• Aanhangwagenstabilisering* (p. 491) onderstaande factoren, zoals.: de regeling waarna u de auto weer volledig onder
• Aanhangwagenverlichting controleren
• De auto met aanhangwagen staat bloot aan
controle hebt.
(p. 492) rukwinden.
• Trekgewichten en kogeldruk (p. 674) N.B.
• De auto met aanhangwagen rijdt over een
• Oververhitting van motor en aandrijving oneffen wegdek of over hobbels. De stabiliteitsregeling wordt uitgeschakeld,
(p. 483) als u de Sportstand kiest door via het menu-
• Grote stuurbewegingen. systeem van het middendisplay ESC te deac-
• Ongunstige rijomstandigheden voor motor- Slingeren is vaak niet of nauwelijks te dempen, tiveren.
olie (p. 679) waardoor de combinatie moeilijk bestuurbaar
wordt en het gevaar bestaat dat u op de ver- De aanhangwagenstabilisering grijpt mogelijk
keerde weghelft of naast de weg belandt. niet in als u met grote stuurbewegingen de slin-
gering zelf tracht op te heffen, aangezien de sta-

20 Trailer Stability Assist


21 Electronic Stability Control }}

* Optie/accessoire. 491
STARTEN EN RIJDEN

|| bilisering dan niet kan bepalen of de slingering Aanhangwagenverlichting in dat geval neemt het mistachterlicht op de aan-
wordt veroorzaakt door de aanhangwagen of controleren hangwagen de functie over. Controleer daarom in
door uzelf. Controleer na het aankoppelen van een aan- deze gevallen bij activering van het mistachter-
hangwagen voor het vertrek of alle lampen op de licht of de aanhangwagen is uitgerust met een
Wanneer de aanhangwagen-
aanhangwagen werken. mistachterlicht om de auto met aanhangwagen
stabilisering werkt, knippert op
op een veilige manier te kunnen besturen.
het bestuurdersdisplay het
symbool ESC. Richtingaanwijzers en remlichten op
aanhangwagen
Als een of meer richtingaanwijzers of remlichten
op de aanhangwagen kapot zijn, verschijnen op
Gerelateerde informatie het bestuurdersdisplay een symbool en een mel-
• Rijden met aanhangwagen (p. 489) ding. De overige verlichting op de aanhangwagen
moet u vóór vertrek handmatig controleren.
• elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
Symbool Melding

• Richtingaanw. aanh. Storing


knipperlicht rechts
• Richtingaanw. aanh. Storing
richtingaanwijzer links

• Remlicht aanhanger Sto-


ring

Als een richtingaanwijzer op de aanhangwagen


kapot is, knippert het richtingaanwijzersymbool op
het bestuurdersdisplay bovendien sneller dan
normaal.

Mistachterlicht op de aanhangwagen
Bij aansluiting van een aanhangwagen gaat het
mistachterlicht van de auto mogelijk niet branden,

492
STARTEN EN RIJDEN

Aanhangwagenverlichting controleren* Automatische controle uitschakelen Op trekhaak gemonteerde


Automatische controle De automatische controlefunctie is uit te schake- fietsdrager*
len op het middendisplay. Het wordt geadviseerd om een van de fietsdra-
Na aansluiting van een aanhangwagen is de wer-
king van de aanhangwagenverlichting te contro- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. gers te gebruiken die Volvo ontwikkeld heeft.
leren aan de hand van een automatische verlich-
2. Druk op My Car Lampen en verlichting. Dit om schade aan de auto te voorkomen en voor
tingscontrole. Dankzij deze controle kunt u voor
maximale veiligheid tijdens het rijden. De fietsdra-
vertrek nagaan of de aanhangwagenverlichting 3. Vink Aut. contr. lamp aanhanger uit. gers van Volvo zijn te verkrijgen bij erkende
werkt.
Handmatige controle Volvo-dealers.
Om deze controle te kunnen verrichten moet de Als de automatische controle is uitgeschakeld, Volg nauwgezet de instructies op die bij de fiets-
motor zijn afgezet. kunt u de controle handmatig starten. drager zijn geleverd.
1. Wanneer er een aanhangwagen aan de trek- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
haak is gekoppeld, verschijnt de melding
• Het gecombineerde gewicht van de fietsdra-
2. Druk op My Car Lampen en verlichting. ger plus lading mag maximaal 75 kg (165
Aut. contr. lamp aanhanger op het
lbs) zijn.
bestuurdersdisplay. 3. Kies Handm. contr. lamp aanhanger.
• Gebruik alleen een fietsdrager voor het ver-
2. Bevestig de melding door de O-knop van de > De lichtcontrole gaat van start. Stap uit de voer van maximaal drie fietsen.
rechter stuurknoppenset in te drukken. auto om de werking van de verlichting te
> De lichtcontrole gaat van start. kunnen controleren.
WAARSCHUWING
3. Stap uit de auto om de werking van de ver- Gerelateerde informatie Verkeerd gebruik van de fietsdrager kan
lichting te kunnen controleren. • Rijden met aanhangwagen (p. 489) schade aan trekhaak en auto veroorzaken.
> Alle lampen van de aanhangwagen gaan De fietsdrager kan van de trekhaak loskomen
knipperen – daarna gaan de lampen één als deze:
voor één branden.
• verkeerd op de trekhaak gemonteerd is
4. Kijk of alle lampen op de aanhangwagen ook
daadwerkelijk branden.
• overbelast is; zie de instructies bij de
fietsdrager voor het maximale draagver-
5. Na een poosje gaan alle lampen op de aan- mogen
hangwagen weer knipperen. • wordt gebruikt voor het vervoer van
> De controle is afgerond. andere dingen dan fietsen.

}}

* Optie/accessoire. 493
STARTEN EN RIJDEN

|| Een fietsdrager die op de trekhaak is gemon- het zicht naar achteren beperken en tot een Slepen
teerd is van invloed op de rijeigenschappen van hoger brandstofverbruik leiden. Ze zorgen Bij het slepen wordt de auto met behulp van een
de auto, op grond van bijvoorbeeld: ook voor grotere krachten die inwerken op sleepkabel voortgetrokken door een ander voer-
de trekhaak.
• het grotere gewicht van de auto tuig.
• het gereduceerde acceleratievermogen Gerelateerde informatie Ga alvorens te slepen na wat de wettelijk voorge-
• de gereduceerde bodemvrijheid • Trekhaak* (p. 486) schreven maximumsnelheid voor slepen is.
• het gewijzigde remvermogen. Voorbereidingen en slepen
Adviezen voor het vervoer van fietsen
op een fietsdrager BELANGRIJK
Hoe groter de afstand tussen het zwaartepunt Sleep de auto altijd zo dat de wielen in de rij-
van de last en de trekhaakkogel hoe groter de richting draaien.
belasting van de trekhaak.
• Sleep auto's met automatische transmis-
Neem bij het opladen de volgende adviezen in sie niet op een snelheid hoger dan
acht: 80 km/h (50 mph) en niet verder dan 80
km (50 mile).
• Plaats de zwaarste fiets vooraan, zo dicht
mogelijk bij de auto.
• Zorg dat de fietsen symmetrisch zijn opgela- WAARSCHUWING
den en zo dicht mogelijk tegen de auto aan
staan, door bij het vervoer van meerdere fiet- • Controleer voordat u gaat slepen of het
stuurslot eraf is.
sen de fietsen om en om te plaatsen.
• Verwijder losse voorwerpen van de fiets(en) • Contactslotstand II moet geactiveerd zijn
– in contactslotstand I zijn alle airbags
bij het vervoer, zoals een fietsmand, accu of
gedeactiveerd.
kinderzitje. Niet alleen om de krachten te ver-
lagen die inwerken op de trekhaak en fiets- • Zorg dat de transpondersleutel tijdens
drager maar ook om de luchtweerstand te het slepen altijd in de auto aanwezig is.
verlagen die van invloed is op het brandstof-
verbruik.
• Verwijder eventuele fietshoezen. Ze kunnen
de rijeigenschappen negatief beïnvloeden,

494 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

WAARSCHUWING 6. Houd, wanneer de slepende auto afremt, de Sleepoog monteren en demonteren


sleepkabel altijd strak door met uw voet Gebruik het sleepoog bij het slepen. Schroef het
De rem- en stuurbekrachtiging werken niet lichte druk op het rempedaal uit te oefenen -
als de motor is uitgeschakeld. Er moet sleepoog vast in een draadbus achter een
zo voorkomt u schokken. afdekking in de bumper, voor of achter.
ca. 5 keer zo hard op het rempedaal worden
getrapt en de besturing gaat aanzienlijk 7. Sta klaar om te remmen om de auto tot stil-
zwaarder dan normaal. stand te brengen. N.B.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak, is
1. Schakel de alarmlichten van de auto in. Starten met hulpaccu
er geen achterste sleepoogbevestiging.
Probeer de motor niet aan te slepen. Gebruik een
2. Bevestig de sleepkabel aan het sleepoog. hulpaccu als de startaccu dusdanig ontladen is
3. Hef het stuurslot op door de auto te ont- dat de motor niet kan worden gestart. Sleepoog monteren
grendelen.
4. Zet de auto in contactslotstand II – draai de BELANGRIJK
startknop rechtsom zonder het rempedaal te De katalysator kan beschadigd raken bij
bedienen (of het koppelingspedaal bij een pogingen om de motor via slepen aan het
auto met een handgeschakelde versnellings- draaien te krijgen.
bak) en houd de knop zo'n 4 seconden lang
in deze stand vast. Laat vervolgens knop los,
Gerelateerde informatie
die automatisch terugveert naar de uitgangs-
positie.
• Sleepoog monteren en demonteren (p. 495)
• Alarmlichten (p. 158) Pak het sleepoog erbij. Dit zit in het blok
5. Zet de keuzehendel in neutraalstand N en
los de parkeerrem. • Bergen (p. 497) schuimrubber onder de vloer in de bagage-
• Starthulp met andere accu (p. 484) ruimte.
Als de accuspanning te laag is, kunt u de
parkeerrem niet lossen. Sluit een hulpaccu • Contactslotstand kiezen (p. 433)
aan, als de accuspanning te laag is.
> U kunt vervolgens beginnen met het sle-
pen.

}}

495
STARTEN EN RIJDEN

|| 4. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag


naar binnen. Draai het oog stevig vast, steek
bijvoorbeeld de wielmoersleutel* door het
oog om deze als hefboom te gebruiken.

Voor: Verwijder de afdekking - druk met één Achter: Verwijder de afdekking - druk met
vinger op de markering. een vinger op het artikel met de markering
> De afdekking is horizontaal open te klap- en werk tegelijkertijd de tegenoverliggende BELANGRIJK
pen en vervolgens te verwijderen. kant/hoek los met een muntstuk of iets der-
gelijks. Het is belangrijk het sleepoog goed vast te
schroeven – dat wil zeggen, helemaal tot aan
> De afdekking is horizontaal open te klap-
de aanslag.
pen en vervolgens te verwijderen.

Sleepoog demonteren:
– Draai het sleepoog na gebruik los en leg het
weer op zijn plek.
Plaats de afdekking tot slot weer in de bum-
per terug.

496 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Het is toegestaan het sleepoog te gebruiken om Bergen BELANGRIJK


de auto op een bergingsvoertuig met laadvloer te Bij het bergen wordt de auto met behulp van
trekken. De positie van de auto en de bodemspe- Het sleepoog is alleen bedoeld voor het sle-
een ander voertuig weggesleept.
ling bepalen of dat mogelijk is. pen over de weg en niet geschikt voor ber-
Roep professionele hulp in voor berging.
ging wanneer de auto bijvoorbeeld in een
Als de oprijplaten van het bergingsvoertuig onder Het is toegestaan het sleepoog te gebruiken om sloot is gereden of vast is komen te zitten.
een te grote hoek staan of als de bodemspeling de auto op een bergingsvoertuig met laadvloer te Roep professionele hulp in voor berging.
onder de auto onvoldoende is, kan de auto trekken.
beschadigd raken wanneer men deze met een
sleepoog op het bergingsvoertuig probeert te Geldt voor auto's met niveauregeling*: Als de BELANGRIJK
trekken. auto is voorzien van luchtvering, moet deze wor-
den uitgeschakeld voordat u de auto opneemt. Berg de auto altijd zo dat de wielen in de rij-
Hef de auto zo nodig op met de takelinrichting Schakel het systeem uit via het middendisplay. richting draaien.
van het bergingsvoertuig - maak geen gebruik
van het sleepoog. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
Gerelateerde informatie
2. Druk op My Car Parkeerrem en vering. • Sleepoog monteren en demonteren (p. 495)
WAARSCHUWING
3. Kies Niveauregeling uitschakelen.
Zorg dat het gebied achter het bergingsvoer-
tuig vrij blijft, terwijl de auto op de laadvloer De positie en bodemspeling van de auto bepalen
wordt getrokken. of de auto op een laadvloer kan worden getrok-
ken. Als de oprijplaten van het bergingsvoertuig
onder een te grote hoek staan of als de bodem-
BELANGRIJK speling onder de auto onvoldoende is, kan de
Het sleepoog is alleen bedoeld voor het sle- auto beschadigd raken wanneer men deze op het
pen over de weg en niet geschikt voor ber- bergingsvoertuig probeert te trekken. Neem de
ging wanneer de auto bijvoorbeeld in een auto dan op met de hefinrichting van het ber-
sloot is gereden of vast is komen te zitten. gingsvoertuig.
Roep professionele hulp in voor berging.
WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie Zorg dat het gebied achter het bergingsvoer-
• Slepen (p. 494) tuig vrij blijft, terwijl de auto op de laadvloer
wordt getrokken.
• Bergen (p. 497)
• Gereedschapsset (p. 574)

* Optie/accessoire. 497
STARTEN EN RIJDEN

HomeLink®*22 Knop 3 HomeLink®*25 programmeren


HomeLink®23 is een programmeerbare afstands- Controlelampje Volg de instructies op om HomeLink® te pro-
bediening die in het elektrische systeem van de grammeren, de fabrieksinstellingen te herstellen
auto geïntegreerd is en tot drie verschillende HomeLink® wordt geleverd in een uitvoering die of een knop te herprogrammeren.
installaties (zoals een garagedeuropener, alarm- ingebouwd is in de achteruitkijkspiegel. Het N.B.
systeem, huis- en tuinverlichting) op afstand kan HomeLink®-paneel bestaat uit drie program-
bedienen en daarmee de originele afstandsbe- meerbare knoppen en een controlelampje in het Bij bepaalde auto’s moet het contact zijn
dieningen vervangt. spiegelglas. ingeschakeld of in de ‘accessoirestand’ staan,
voordat HomeLink® te programmeren of
Algemeen Ga voor meer informatie over HomeLink® naar: gebruiken is. Plaats gerust nieuwe batterijen
www.HomeLink.com, www.youtube.com/ in de afstandsbediening die HomeLink® moet
HomeLinkGentex of bel 00 8000 466 354 65 vervangen, omdat de programmering dan
(of het betaalnummer +49 6838 907 277)24. mogelijk sneller verloopt en het radiosignaal
Let erop dat u de originele afstandsbedieningen sterker is. Herstel de HomeLink®-knoppen
goed bewaart voor eventuele programmering in alvorens te programmeren.
een later stadium (zoals bij aankoop van een
nieuwe auto of gebruik in een andere auto). Het
wordt tevens geadviseerd om de programmering WAARSCHUWING
van de knoppen te wissen bij verkoop van de Tijdens het programmeren van HomeLink®
auto. wordt de garagedeur die wordt geprogram-
meerd (of het toegangshek) mogelijk geacti-
Gerelateerde informatie veerd. Let daarom op dat er niemand in de
De afbeelding is schematisch, zodat de uitvoering kan • HomeLink gebruiken (p. 500) buurt van de deur of het hek staat tijdens het
variëren. programmeren. De auto moet buiten de
• HomeLink®* programmeren (p. 498) garage staan bij het programmeren van de
Knop 1 garagedeuropener.
• Typegoedkeuring voor HomeLink®* (p. 501)
Knop 2

22 Geldt voor bepaalde markten.


23 HomeLink en het symbool met het HomeLink-huis zijn geregistreerde handelsmerken van Gentex Corporation.
24 Let erop dat de gratis hulplijn afhankelijk van de provider mogelijk niet beschikbaar is.
25 Geldt voor bepaalde markten.

498 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

1. Richt de afstandsbediening op de te pro- 3. Laat de knoppen pas los als het led-lampje
grammeren HomeLink®-knop en houd de niet meer langzaam (ca. 1 maal per seconde)
afstandsbediening op zo'n 2–8 cm (1–3 maar snel knippert (ca. 10 maal per
inch) van de knop. Blokkeer het controlesym- seconde) of constant brandt.
bool van HomeLink® niet. > Als het led-lampje constant brandt:
Aanduiding dat de programmering is vol-
Opmerking! Met sommige afstandsbedie-
tooid. Druk voor activering 2 maal op de
ningen is HomeLink® beter te programmeren
geprogrammeerde knop.
op een afstand van zo'n 15–20 cm (6–12
inch). Denk daaraan als er problemen zijn Als het led-lampje snel knippert: De
met programmeren. eenheid die u voor HomeLink® wenst te 4. Zoek de inleerknop26 op de ontvanger voor
programmeren is mogelijk voorzien van bijvoorbeeld de garagedeur op. De knop zit
2. Houd zowel op de afstandsbediening als op
een beveiligingsfunctie zodat extra stap- doorgaans in de buurt van de antennevoet
HomeLink® de knoppen ingedrukt die u wilt
pen vereist zijn. Druk 2 maal op de gepro- op de ontvanger.
programmeren.
grammeerde knop om te controleren of
5. Druk de inleerknop van de ontvanger een-
de programmering gelukt is. Ga anders
maal in en laat hem weer los. De program-
verder met de volgende stap.
mering moet binnen 30 seconden na het
indrukken van de knop worden voltooid.
6. Druk de knop op HomeLink® in die u wilt
programmeren en laat de knop weer los.
Herhaal de procedure van indrukken/vast-
houden/loslaten al naar gelang het model
van de ontvanger één of twee keer.
> Het programmeren is daarmee klaar en
garagedeur, toegangshek en dergelijke
moeten vervolgens geactiveerd worden bij
het indrukken van de geprogrammeerde
knop.

26 De aanduiding en kleur van de knop verschillen per fabrikant. }}

499
STARTEN EN RIJDEN

|| Neem bij programmeringsproblemen contact op – Houd de buitenste knoppen (1 en 3) op HomeLink gebruiken


met HomeLink® via: www.HomeLink.com, HomeLink® zo'n 10 seconden ingedrukt. Zodra HomeLink® geprogrammeerd is, vormt het
www.youtube.com/HomeLinkGentex of bel > Wanneer het controlelampje niet meer een vervanging voor de afzonderlijke originele
00 8000 466 354 65 (of het betaalnummer constant brandt, maar is gaan knipperen afstandsbedieningen.
+49 6838 907 277)27. zijn de knoppen gereset en weer gereed Druk de geprogrammeerde knop in. De garage-
voor programmering. deur, het toegangshek en dergelijke worden
Afzonderlijke knop herprogrammeren geactiveerd (dit kan enkele seconden duren). Als
Doe het volgende om één afzonderlijke Gerelateerde informatie u de knop langer dan 20 seconden indrukt, start
HomeLink®-knop te programmeren: • HomeLink gebruiken (p. 500) de herprogrammering. Na het indrukken van de
1. Druk op de gewenste knop en houd deze • HomeLink®* (p. 498) knop brandt of knippert het controlelampje. Uiter-
zo'n 20 seconden ingedrukt. aard kunt u de originele afstandsbedieningen
• Typegoedkeuring voor HomeLink®*
naast HomeLink® blijven gebruiken.
2. Wanneer het controlelampje op HomeLink® (p. 501)
langzaam gaat knipperen kunt u op de
gebruikelijke manier programmeren. N.B.
Opmerking! Als de te programmeren knop Als het contact niet is uitgeschakeld, blijft
opnieuw moet worden geprogrammeerd niet HomeLink® tot 30 minuten na opening van
met een nieuwe eenheid wordt geprogram- het bestuurdersportier werken.
meerd, zal deze terugkeren naar de eerder
opgeslagen programmering.
WAARSCHUWING
HomeLink®-knoppen resetten • Als HomeLink® wordt gebruikt om een
Het is alleen mogelijk om alle HomeLink®-knop- garagedeur of hek te bedienen, moet u
pen tegelijk te resetten en dus niet slechts één controleren of er niemand in de buurt van
afzonderlijke knop. Afzonderlijke knoppen zijn wel de deur of het hek staat als deze
te herprogrammeren. beweegt.
• Gebruik HomeLink® niet voor een elektri-
sche garagedeur zonder veiligheidsstop
en -retour.

27 Let erop dat de gratis hulplijn afhankelijk van de provider mogelijk niet beschikbaar is.

500 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN

Gerelateerde informatie Typegoedkeuring voor Kompas


• HomeLink®* (p. 498) HomeLink®*28 In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-
• HomeLink®* programmeren (p. 498) spiegel zit een display waarop wordt aangege-
Typegoedkeuring voor de EU ven in welke richting de voorkant van de auto
• Typegoedkeuring voor HomeLink®* Gentex Corporation verklaart bij dezen dat de wijst.
(p. 501) radioapparatuur van het type HomeLink® UAHL5
in overeenstemming is met de richtlijn
2014/53/EU.
Frequentiebanden waarin de radioapparatuur
werkt:
• 433,05 – 434,79 MHz <10 mW e.r.p.
• 868,00 – 868,60 MHz <25 mW e.r.p.
• 868,70 – 868,20 MHz <25 mW e.r.p.
• 869,40 – 869,65 MHz <25 mW e.r.p.
• 869,70 – 870,00 MHz <25 mW e.r.p.
Adres certificaateigenaar: Gentex Corporation, Achteruitkijkspiegel met kompas.
600 North Centennial Street, Zeeland MI 49464,
USA Er worden acht verschillende kompasrichtingen
met Engelse afkortingen weergegeven: N
Zie voor meer informatie op (noord), NE (noordoost), E (oost), SE (zuidoost),
support.volvocars.com. S (zuid), SW (zuidwest), W (west) en NW (noord-
Gerelateerde informatie west).
• HomeLink®* (p. 498) Gerelateerde informatie
• Kompas activeren en deactiveren (p. 502)
• Kompas kalibreren (p. 502)

28 Geldt voor bepaalde markten.

* Optie/accessoire. 501
STARTEN EN RIJDEN

Kompas activeren en deactiveren Kompas kalibreren


In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk- De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld.
spiegel zit een display waarop wordt aangege- Het kompas dient te worden gekalibreerd als u
ven in welke richting de voorkant van de auto met de auto meerdere magnetische zones door-
wijst. kruist.

Kompas activeren en deactiveren Kalibreer als volgt:


Het kompas wordt automatisch geactiveerd bij 1. Breng de auto tot stilstand op een groot en
het starten van de motor. open terrein waar geen stalen constructies
Om het kompas handmatig te deactiveren/acti- of hoogspanningsdraden zijn.
veren: 2. Start de auto en schakel alle elektrische uit-
– Druk met een recht gebogen paperclip of rusting (klimaatregeling, luchtdroger en der- Magnetische zones.
iets dergelijks het knopje aan de onderzijde gelijke) uit en zorg dat alle portieren dicht-
van de achteruitkijkspiegel in. staan. 4. Druk meerdere malen op het knopje totdat
het nummer van de gewenste magnetische
Gerelateerde informatie N.B.
zone (1–15) verschijnt (zie de kaart met de
• Kompas (p. 501) magnetische zones van het kompas).
De kalibratie kan mislukken of helemaal niet
• Kompas kalibreren (p. 502)
worden uitgevoerd, als u de elektrische uitrus-
5. Wacht totdat het teken C weer op het dis-
ting niet uitschakelt. play verschijnt of houd het knopje aan de
onderzijde van de achteruitkijkspiegel
zo'n 6 seconden lang ingedrukt, totdat het
3. Houd het knopje aan de onderzijde van de teken C verschijnt.
achteruitkijkspiegel zo'n 3 seconden lang
ingedrukt (met een paperclip of iets derge- 6. Rijd langzaam een rondje in de auto met een
lijks). Het cijfer van de huidige magnetische snelheid van hoogstens 10 km/h (6 mph),
zone verschijnt. totdat een kompasrichting op het display ver-
schijnt. Dit geeft aan dat de kalibratie afge-
rond is. Rijd daarna nog 2 rondjes om de
kalibratie fijn af te stellen.

502
STARTEN EN RIJDEN

7. Voor auto’s met elektrische voorruitver-


warming*: Als bij activering van de elektri-
sche voorruitverwarming het teken C op het
display verschijnt, kalibreer dan volgens punt
6 hierboven met de elektrische voorruitver-
warming ingeschakeld.

8. Herhaal de bovenstaande procedure zo


nodig.

Gerelateerde informatie
• Kompas (p. 501)
• Kompas activeren en deactiveren (p. 502)

* Optie/accessoire. 503
GELUID, MEDIA EN INTERNET
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Audio, media en internet Gerelateerde informatie Audio-instellingen


Het audio- en mediasysteem bestaat uit een • Mediaspeler (p. 517) Het audiosysteem is vooraf ingesteld voor opti-
mediaspeler en een radio. Het is ook mogelijk • Radio (p. 510) male geluidsweergave maar is geheel naar wens
een telefoon aan te sluiten via Bluetooth om aan te passen.
handsfree te bellen of draadloos muziek in de
• Telefoon (p. 532)
Het volume wordt normaal gesproken geregeld
auto af te spelen. Wanneer de auto een internet- • Auto met actieve internetverbinding* met de volumeknop onder het middendisplay of
verbinding heeft, kunt u ook apps gebruiken voor (p. 541) met de rechter stuurknoppenset. Dit geldt bij-
het afspelen van media. • Apps (p. 508) voorbeeld bij het afspelen van muziek, het beluis-
teren van de radio, de geluidsweergave van een
• Stembediening (p. 142)
lopende telefoongesprek en de weergave van
• Contactslotstanden (p. 432) actieve verkeersberichten.
• Afleiding van de bestuurder (p. 41)
Optimale geluidsweergave
• Systeemupdates hanteren via Download Het audiosysteem is voorgekalibreerd voor opti-
Center (p. 613) male geluidsweergave met behulp van digitale
• Licentieovereenkomst voor audio en media signaalverwerking. Voor ieder automodel wordt
(p. 551) het audiosysteem tijdens de kalibratie perfect
afgestemd op de luidsprekers, de versterker, de
akoestiek in de auto, de positie van de luisteraar
en dergelijke. Er is tevens een dynamische kali-
Overzicht van geluid en media
bratie waarbij rekening wordt gehouden met de
stand van de volumeknop en de rijsnelheid.
De functies zijn te bedienen met stemcomman-
do's, de knoppenset op het stuurwiel of via het Audio-instellingen naar wens
middendisplay. Het hangt van het audiosysteem aanpassen
van de auto af hoeveel luidsprekers en verster- Op het hoofdscherm onder Instellingen
kers er in de auto zitten. Geluid kunt u uit de volgende instellingen kie-
Systeemupdate zen:
Het audio- en mediasysteem wordt voortdurend
verder verbeterd. Wanneer de auto een internet-
verbinding heeft is het mogelijk om systeemup-
dates te downloaden voor optimale functionaliteit,
zie support.volvocars.com.

506 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

• Toon - persoonlijke instellingen voor bijvoor- • Studio - de geluidsweergave is te optimali- N.B.


beeld lage en hoge tonen en equalizer. seren voor Bestuurder, Alles en Achter.
Dek de microfoons in de auto niet af.
• Balans - onderlinge balans tussen de luid- • Individuele stap - surroundstand met
sprekers links/rechts en de luidsprekers instellingen voor intensiteit en ruimtelijkheid.
voor/achter. Gerelateerde informatie
• Concertgebouw - zorgt voor een geluids-
• Systeemvolumes - voor het aanpassen van weergave met de akoestiek van het concert- • Mediaspeler (p. 517)
het volume van de verschillende autosyste- gebouw van Gothenburg. • Instellingen voor stembediening (p. 145)
men, bijv. Stembediening, Parkeerhulp en • Instellingen voor telefoon (p. 540)
Ringtone telefoon. Actieve geluidsdemping* • Audio, media en internet (p. 506)
Bepaalde auto's zijn uitgerust met actieve
Geluidsweergave* geluidsdemping die met behulp van het audiosys- • Auto met actieve internetverbinding*
teem het motorgeluid in de passagiersruimte (p. 541)
dempt. Microfoontjes in de hemelbekleding regis-
treren storende geluiden, waarna het audiosys-
teem het geluid dempt door antigeluid voort te
brengen.

U kunt de akoestiek van het concertgebouw van Goten-


burg nabootsen.
Geluidsbeleving is te openen vanuit het app-
scherm van het middendisplay en biedt mogelijk-
heden tot verdere aanpassing van de audio-
instellingen. De volgende instellingen zijn moge-
Microfoontjes in de plafondbekleding.
lijk:

* Optie/accessoire. 507
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Apps Start een app door in het appscherm op het mid-


Op het appscherm staan applicaties (apps) die dendisplay de desbetreffende app aan te klikken.
toegang bieden tot bepaalde autofuncties.
Gerelateerde informatie
Veeg van rechts naar links1 over het middendis-
play om vanuit het homescherm het appscherm
• Apps downloaden (p. 509)
te openen. Hier liggen apps die zijn gedownload • Apps bijwerken (p. 509)
(apps van derden) maar ook apps voor inge- • Apps verwijderen (p. 510)
bouwde functies, bijvoorbeeld FM-radio.
• Apple® CarPlay®* (p. 526)
• Android Auto* (p. 529)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
• Vrije geheugenruimte op harde schijf
(p. 550)
• Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
ling (p. 548)

Appscherm (algemene afbeelding, de basisapps variëren


per markt en model)
Bepaalde basisapps zijn altijd beschikbaar. Wan-
neer de auto een internetverbinding heeft, kunt u
andere apps downloaden zoals internetradio en
muziekdiensten.
Sommige apps kunt u alleen gebruiken, als de
auto een actieve internetverbinding heeft.

1 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.

508 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Apps downloaden 3. Druk op een bepaalde app om de lijst uit te Apps bijwerken
Wanneer de auto een internetverbinding heeft, vouwen en meer informatie over de app te Wanneer de auto een internetverbinding heeft, is
kunt u ook nieuwe apps downloaden. krijgen. het mogelijk apps bij te werken.
N.B. 4. Kies Installeren om de app van uw keuze te N.B.
downloaden en installeren.
Het downloaden van data kan van invloed zijn Het downloaden van data kan van invloed zijn
op andere diensten die gebruik maken van > Tijdens het downloaden en installeren op andere diensten die gebruik maken van
gegevensuitwisseling, zoals de internetradio. wordt de voortgang aangegeven. gegevensuitwisseling, zoals de internetradio.
Als u deze invloed op andere diensten als Als een bepaalde download niet kan star- Als u deze invloed op andere diensten als
hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden ten, verschijnt een melding. De app blijft hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden
annuleren. Het is ook mogelijk om andere echter op de downloadlijst staan, zodat u annuleren. Het is ook mogelijk om andere
diensten te annuleren of tijdelijk te onderbre- later een nieuwe poging tot downloaden diensten te annuleren of tijdelijk te onderbre-
ken. kunt doen. ken.
Downloaden annuleren
N.B. – Druk op Annuleer om een lopende down- N.B.
load te annuleren.
Let bij het downloaden via een telefoon extra Let bij het downloaden via een telefoon extra
goed op eventuele kosten voor dataverkeer. Let erop dat alleen de download te annuleren is, goed op eventuele kosten voor dataverkeer.
zodat u een eventuele installatiefase niet meer
kunt annuleren zodra deze van start gegaan is. Als bij het bijwerken van een app blijkt dat de
1. Open de app Download Center op het
Gerelateerde informatie desbetreffende app in gebruik is, wordt deze app
appscherm.
opnieuw gestart om de installatie te voltooien.
• Apps (p. 508)
• Apps bijwerken (p. 509)
• Apps verwijderen (p. 510)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
• Systeemupdates hanteren via Download
2. Kies Nieuwe apps om een lijst te openen Center (p. 613)
met de apps die beschikbaar zijn voor instal-
latie in de auto. • Vrije geheugenruimte op harde schijf
(p. 550)
}}

* Optie/accessoire. 509
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Alle apps bijwerken Apps verwijderen Radio


1. Open de app Download Center op het Wanneer de auto een internetverbinding heeft, is Het is mogelijk de radiofrequentiebanden voor
appscherm. het mogelijk apps te verwijderen. AM, FM en digitale radio (DAB)* te beluisteren.
U kunt een app niet verwijderen, wanneer deze Wanneer de auto een internetverbinding heeft is
gebruikt wordt. het ook mogelijk om webradio te beluisteren.
1. Open de app Download Center op het
appscherm.

2. Kies Alles installeren.


> De update start.
Bepaalde apps bijwerken
1. Open de app Download Center op het
appscherm. 2. Kies Applicatie-updates om een lijst te
openen met alle geïnstalleerde apps.
2. Kies Applicatie-updates om een lijst te
openen met alle beschikbare updates. 3. Zoek de gewenste app op en kies De-
installeren om de app te verwijderen. De radio is te bedienen via
3. Zoek de gewenste app op en kies stemcommando's, de stuur-
Installeren. > Zodra de app verwijderd is, verdwijnt deze
uit de lijst. knoppen of via het middendis-
> De update start. play.
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie
• Apps (p. 508) • Apps (p. 508)

• Apps downloaden (p. 509) • Apps downloaden (p. 509)


Gerelateerde informatie
• Apps verwijderen (p. 510) • Apps bijwerken (p. 509) • Radio starten (p. 511)
• Systeemupdates hanteren via Download • Systeemupdates hanteren via Download • Van radioband en radiozender wisselen
Center (p. 613) (p. 512)
Center (p. 613)
• Auto met actieve internetverbinding*
• Auto met actieve internetverbinding* • Radiofavorieten instellen (p. 513)
(p. 541)
(p. 541) • Instellingen voor radio (p. 514)
• Digitale radio* (p. 516)

510 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

• RDS-radio (p. 515) Radio starten • Van radioband en radiozender wisselen


• Auto met actieve internetverbinding* De radio is te starten vanuit het appscherm van (p. 512)
(p. 541) het middendisplay. • Radiofavorieten instellen (p. 513)
1. Open de gewenste radioband (bijvoorbeeld
• Stembediening radio en media (p. 145) • Instellingen voor radio (p. 514)
FM) vanuit het appscherm.
• Mediaspeler (p. 517) • Stembediening radio en media (p. 145)

2. Kies een radiokanaal.

Gerelateerde informatie
• Radio (p. 510)
• Radiokanaal zoeken (p. 512)

* Optie/accessoire. 511
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Van radioband en radiozender 2. Kies weergave via Zenders, Favorieten, Radiokanaal zoeken
wisselen Genres of Ensembles2. De radio maakt automatisch een kanaallijst met
Hier volgen instructies voor het wisselen van fre- 3. Druk op het gewenste kanaal in de lijst. de best doorkomende radiokanalen binnen het
quentieband, het wisselen van kanaallijst in de actuele gebied.
gekozen radioband en het wisselen van radioka- Favorieten - alleen de gekozen favoriete kana-
naal in de gekozen lijst. len beluisteren.
Genres - uitsluitend radiokanalen beluisteren die
Van radioband wisselen het gekozen genre/programmatype uitzenden,
Open met een vegende beweging het appscherm
bijvoorbeeld pop en klassieke muziek.
op het middendisplay en kies de gewenste radio-
band (zoals FM) of open het appmenu van het Van radiokanaal wisselen in gekozen
bestuurdersdisplay met de rechter knoppenset lijst
van het stuurwiel en maak vervolgens een keuze.
– Druk op of onder het middendis-
Van lijst wisselen op de radioband play of op de rechter stuurknoppenset.
> U springt naar het eerstvolgende alterna-
tief in de gekozen lijst.
Wisselen van radiokanaal in de gekozen lijst kan De zoekopties zijn afhankelijk van de gekozen
ook via het middendisplay. radioband:

Gerelateerde informatie • AM - kanalen en frequentie.


• Radio (p. 510) • FM - kanalen, genres en frequentie.
• Radiokanaal zoeken (p. 512) • DAB* - ensembles en kanalen.
• Stembediening radio en media (p. 145) 1. Druk op Bibliotheek.
• Radiofavorieten instellen (p. 513) 2. Druk op .
• Instellingen voor radio (p. 514) > Er verschijnt een zoekscherm met toets-
1. Druk op Bibliotheek. • Applicatiemenu op bestuurdersdisplay (p. 98) enbord.

2 Geldt alleen voor digitale radio (DAB*).

512 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

3. Voer de zoekterm in. • Van radioband en radiozender wisselen Radiofavorieten instellen


> Naarmate u meer letters invoert wordt de (p. 512) U kunt een radiokanaal toevoegen aan de app
zoekopdracht verfijnd. De treffers staan • Stembediening radio en media (p. 145) Radiofavorieten en aan de lijst met favorieten
per categorie geordend. van de bewuste frequentieband (bijv. FM). Hier
• Instellingen voor radio (p. 514)
volgen de instructies voor het toevoegen en ver-
Handmatig kanalen zoeken wijderen van favorieten.

Radiofavorieten
Radiofavorieten laten de opge-
slagen favorieten van alle radio-
banden zien.

1. Open de app Radiofavorieten vanuit het


appscherm.
2. Druk op het gewenste radiokanaal in de lijst
om te luisteren.
Wanneer u handmatig kanalen zoekt, schakelt de
radio bij een slechte ontvangst niet meer auto- Radiofavorieten toevoegen en
matisch over op een andere frequentie. verwijderen
– Tik op Hndm. afstemmen, versleep de – Druk op om een radiokanaal aan de lijst
schuifknop of tik op of . Bij lang met favorieten op de radioband en aan radio-
aantikken springt u naar het eerstvolgende favorieten toe te voegen of uit de lijst te ver-
kanaal van de radioband. U kunt ook gebruik- wijderen.
maken van de rechter stuurknoppenset. Wanneer u een favoriet opslaat vanuit een
kanaallijst, zoekt de radio automatisch naar de
Gerelateerde informatie
beste frequentie. Maar als er een favoriet wordt
• Radio (p. 510)
opgeslagen na handmatig kanalen zoeken, scha-
• Radio starten (p. 511) kelt de radio niet automatisch over naar een ster-
kere frequentie.
}}

513
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Bij het verwijderen van een favoriet wordt deze Instellingen voor radio De functie Verkeersinformatie moet tege-
eveneens verwijderd uit de lijst met favorieten van Er zijn diverse radiofuncties te activeren en lijkertijd geactiveerd zijn.
de desbetreffende radioband. deactiveren. - Nieuws : lopende mediaweergave onder-
breken en nieuws doorgeven. De weergave
Gerelateerde informatie Verkeersbericht onderbreken van de voorgaande mediabron wordt hervat
• Radio (p. 510) Een lopende uitzending van bijvoorbeeld een ver- zodra de nieuwsuitzending afgerond is.
• Radio starten (p. 511) keersbericht is tijdelijk te onderbreken door op
- Alarm: lopende mediaweergave onderbre-
• Radiokanaal zoeken (p. 512) van de rechter stuurknoppenset of op
ken en waarschuwingen voor calamiteiten en
Annuleren op het middendisplay te drukken.
• Van radioband en radiozender wisselen rampen doorgeven. De weergave van de
(p. 512) Radiofuncties activeren en deactiveren voorgaande mediabron wordt hervat zodra de
melding afgerond is.
• Stembediening radio en media (p. 145) Veeg het hoofdscherm open en kies
- Verkeersinformatie: lopende mediaweer-
• Instellingen voor radio (p. 514) Instellingen Media gevolgd door de gewen-
ste radioband om de beschikbare functies te gave onderbreken voor informatie over ver-
• Applicatiemenu op bestuurdersdisplay (p. 98)
bekijken. keersproblemen. De weergave van de voor-
gaande mediabron wordt hervat zodra de
AM/FM-radio melding afgerond is.
• Radiotekst weergeven: informatie weerge-
ven over de inhoud van programma's, uitvoe-
rende artiesten en dergelijke.
• Programmanaam bevriezen: kiezen om de
programmaservicenaam niet permanent te
laten scrollen, maar de weergave na 20
seconden te laten bevriezen.
• Kies mededelingen:
- Lokale onderbrekingen: lopende media-
weergave onderbreken voor informatie over
verkeersproblemen in de nabije omgeving.
De weergave van de voorgaande mediabron
wordt hervat zodra de melding afgerond is.
Lokale onderbrekingen is een geografi-
sche begrenzing van Verkeersinformatie.

514
GELUID, MEDIA EN INTERNET

DAB* (digitale radio) - Alarm: lopende mediaweergave onderbre- RDS-radio


• Service sorteren: aangeven hoe de kanalen ken en waarschuwingen voor calamiteiten en RDS (Radio Data System) zorgt ervoor dat de
moeten worden gesorteerd. Op alfabetische rampen doorgeven. De weergave van de radio automatisch overschakelt naar de sterkste
volgorde of op servicenummer. voorgaande mediabron wordt hervat zodra de zender. RDS biedt de mogelijkheid om bijvoor-
melding afgerond is.
• DAB-DAB-verbinding: functie starten voor beeld verkeersinformatie te ontvangen en naar
schakelen binnen DAB. Wanneer het signaal - Verkeersinformatie: informatie ontvangen bepaalde soorten programma's te zoeken.
van een bepaald radiokanaal wegvalt, wordt over verkeersproblemen.
RDS verbindt FM-zenders in een netwerk met
automatisch overgeschakeld naar hetzelfde - Nieuwsflits: nieuws ontvangen. elkaar. Een FM-zender in een dergelijk netwerk
radiokanaal binnen een andere kanaalgroep
- Transportbericht: informatie ontvangen verstuurt bepaalde informatie, zodat een RDS-
(ander ensemble).
over openbaar vervoer, bijvoorbeeld dienstre- radio onder meer de volgende mogelijkheden
• DAB-FM-verbinding: functie starten voor gelingen voor veerboten en treinen. biedt:
schakelen tussen DAB en FM. Wanneer het
signaal van een bepaald radiokanaal wegvalt,
- Waarschuwing/diensten: informatie ont- • Automatisch overschakelen op een beter
vangen over incidenten die van minder doorkomende zender als de ontvangst in een
wordt automatisch naar een andere FM-fre-
belang zijn dan het alarm, bijvoorbeeld bepaald gebied slecht is.
quentie gezocht.
stroomstoringen.
• Radiotekst weergeven: aangeven of radio- • Zoeken op programmatype, zoals program-
matypes of verkeersinformatie.
tekst of gekozen delen van radiotekst, bij-
voorbeeld artiest, moet(en) worden weerge- Gerelateerde informatie • Weergeven van informatieve tekst over het
geven. • Radio (p. 510) beluisterde radioprogramma.
• Afbeeldingen van programma • Digitale radio* (p. 516)
weergeven: aangeven of op het scherm wel • Symbolen op de statusbalk van het midden- N.B.
of geen afbeeldingen voor de verschillende display (p. 119) Bepaalde radiostations gebruiken geen RDS
programma's moeten verschijnen. of slechts bepaalde onderdelen van deze
• Kies mededelingen: aangeven welk type functie.
berichten moet worden doorgegeven als
DAB actief is. Bij de gekozen meldingen Als er nieuws of verkeersinformatie wordt uitge-
wordt de lopende mediaweergave onderbro- zonden, kan de radio naar een andere zender
ken en wordt de melding afgespeeld. De overschakelen en de weergave van de actieve
weergave van de voorgaande mediabron audiobron onderbreken. Als de cd-speler* bijvoor-
wordt hervat zodra de melding afgerond is. beeld actief is, wordt de weergave daarvan tijde-
lijk onderbroken. De radio gaat naar de vorige
}}

* Optie/accessoire. 515
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| audiobron en het vorige volume terug wanneer Digitale radio* DAB-subkanaal


het ingestelde programmatype ophoudt met uit- Digitale radio(DAB3) is een systeem voor digi- Secundaire componenten worden vaak aange-
zenden. Druk om eerder te onderbreken op tale overdracht van radiosignalen. De radio duid als subkanalen. Dergelijke componenten zijn
op de rechter stuurknoppenset of druk op ondersteunt DAB, DAB+ en DMB4. van tijdelijke aard en kunnen bijvoorbeeld uit ver-
Annuleren op het middendisplay. talingen van het hoofdprogramma bestaan. Sub-
De radio is te bedienen via kanalen worden aangegeven met een pijlsymbool
Gerelateerde informatie stemcommando's, de stuur- in het kanaaloverzicht.
• Radio (p. 510) knoppen of via het middendis-
play. Gerelateerde informatie
• Instellingen voor radio (p. 514)
• Schakelen tussen de radiobanden FM en
digitale radio* (p. 517)

De app voor digitale radio is te


• Van radioband en radiozender wisselen
(p. 512)
starten vanuit het appscherm
op het middendisplay. • Radiokanaal zoeken (p. 512)
• Radiofavorieten instellen (p. 513)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Instellingen voor radio (p. 514)
Digitale radio is op dezelfde manier te beluisteren
als andere radiobanden, zoals FM. Behalve
Zenders, Favorieten en Genres kunt u daarbij
ook kiezen uit subkanalen en Ensembles.
Ensembles zijn groepen radiokanalen (kanaal-
groep) die op dezelfde frequentie zenden.
Als het radiokanaal zijn logo meestuurt, wordt dit
logo gedownload en weergegeven naast de
kanaalnaam (de downloadtijd varieert).

3 Digital Audio Broadcasting


4 Digital Multimedia Broadcasting

516 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Schakelen tussen de radiobanden Mediaspeler Gerelateerde informatie


FM en digitale radio* De mediaspeler kan geluidsbestanden op de • Media afspelen (p. 518)
Dankzij deze functie kan de digitale radio (DAB) cd-speler* en op externe mediabronnen weerge- • Media regelen en van media wisselen
overschakelen van een kanaal dat slecht of hele- ven die zijn aangesloten via de USB-poort of (p. 519)
maal niet te ontvangen is op hetzelfde kanaal in Bluetooth. De speler kan ook videobestanden
een andere kanaalgroep (ensemble) met een weergegeven via de USB-poort.
• Media zoeken (p. 520)
betere ontvangst, binnen DAB en/of tussen DAB Wanneer de auto een internetverbinding heeft is • Apps (p. 508)
en FM. het ook mogelijk om webradio, audioboeken en • Radio (p. 510)
muziekdiensten via apps te beluisteren.
DAB naar DAB- en DAB naar FM- • Cd-speler* (p. 521)
schakeling • Video (p. 522)
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. • Media via Bluetooth® (p. 523)
2. Druk op Media DAB. • Media AUX/USB-poort (p. 524)
3. Vink de vakjes voor DAB-DAB-verbinding • Auto met actieve internetverbinding*
en/of DAB-FM-verbinding aan of juist niet (p. 541)
om de desbetreffende functies te activeren/
deactiveren.

Gerelateerde informatie
• Digitale radio* (p. 516)
• Radio (p. 510)
• Instellingen voor radio (p. 514) De mediaspeler is te bedienen
vanaf het middendisplay, maar
veel functies zijn ook te bedie-
nen vanaf de rechter stuur-
knoppenset of via stemcom-
mando's.

Een beschrijving van de radio, die ook in de


mediaspeler te bedienen is, staat in een apart
artikel.

* Optie/accessoire. 517
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Media afspelen CD* Eenheid met Bluetooth-verbinding


De mediaspeler wordt bediend via het midden- 1. Plaats een cd. 1. Activeer Bluetooth op de desbetreffende
display. Veel functies zijn ook te bedienen vanaf mediabron.
2. Open de app Cd vanuit het appscherm.
de rechter stuurknoppenset of via stemcomman- 2. Sluit de mediabron aan.
do's. 3. Kies wat er moet worden afgespeeld.
> Het afspelen start. 3. Start de weergave op de aangesloten media-
Via de mediaspeler verloopt ook de radiobedie- bron.
ning die in een apart artikel beschreven staat. USB-stick
1. Plaats de USB-stick. 4. Open de app Bluetooth vanuit het app-
Mediabron starten scherm.
2. Open de app USB vanuit het appscherm.
> Het afspelen start.
3. Kies wat er moet worden afgespeeld.
Media via een internetverbinding
> Het afspelen start. Media afspelen via apps met een internetverbin-
Mp3-speler en iPod® ding:
1. Maak een internetverbinding voor de auto.
N.B. 2. Open de desbetreffende app vanuit het app-
Om het afspelen te starten vanaf de iPod, scherm.
moet u de iPod-app gebruiken (en niet USB). > Het afspelen start.
Wanneer u muziek op een aangesloten iPod Lees het aparte hoofdstuk voor het downloaden
beluistert, hanteert het audio- en mediasys- van apps.
teem een menustructuur vergelijkbaar met die
van de iPod. Video
1. Sluit de mediabron aan.

1. Sluit de mediabron aan. 2. Open de app USB vanuit het appscherm.

2. Start de weergave op de aangesloten media- 3. Druk op de titel van het weer te geven
bron. bestand.
> Het afspelen start.
3. Open de app (iPod, USB) vanuit het app-
scherm. Apple CarPlay
Appscherm. (Algemene afbeelding, de basisapps varië- > Het afspelen start. CarPlay staat in een apart artikel beschreven.
ren per markt en model.)

518 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Android Auto Media regelen en van media onder het middendisplay of op van de rech-
Android Auto staat in een apart artikel beschre- wisselen ter stuurknoppenset.
ven. De weergave van media is te regelen via stem- Van track/nummer wisselen - op de gewenste
bediening, de stuurknoppenset of het midden-
Gerelateerde informatie display.
track op het middendisplay drukken, op of
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren
De mediaspeler is te bedienen onder het middendisplay of op de rechter
(p. 99) stuurknoppenset drukken.
via stembediening, de stuur-
• Radio (p. 510) knoppen of via het middendis- Vooruit-/achteruitspoelen - op de tijdas op het
• Media regelen en van media wisselen play. middendisplay drukken en deze opzij slepen, of
(p. 519) of onder het middendisplay of op de
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524) rechter stuurknoppenset ingedrukt houden.
• Eenheid aansluiten via Bluetooth® (p. 523) Van media wisselen – kies een eerder gebruikte
bron in de app, tik in het appscherm op de
• Apps downloaden (p. 509)
gewenste app of kies met de rechter stuurknop-
• Auto met actieve internetverbinding*
penset via het appmenu .
(p. 541)
Bibliotheek - op de knop
• Video (p. 522)
drukken om af te spelen vanuit
• Apple® CarPlay®* (p. 526) de bibliotheek.
• Android Auto* (p. 529)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)
Shuffle - op de knop drukken
Volume – aan de draaiknop onder het middendis- voor een willekeurige afspeel-
play draaien of op van de rechter stuur- volgorde.
knoppenset drukken om het volume te verhogen
of te verlagen.
Afspelen/pauzeren - op de afbeelding van de
desbetreffende track drukken, op de fysieke knop

}}

* Optie/accessoire. 519
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Verge-lijkbaar - op de knop Media zoeken Gerelateerde informatie


drukken om aan de hand van U kunt artiesten, componisten, tracks, albums, • Mediaspeler (p. 517)
Gracenote naar soortgelijke video’s, luisterboeken, speellijsten en bij een • Auto met actieve internetverbinding*
muziek te zoeken op de USB- auto met een actieve internetverbinding pod- (p. 541)
eenheid en op basis daarvan casts (digitale media via internet) zoeken.
een speellijst te creëren. De • Media afspelen (p. 518)
speellijst kan uit maximaal 50 • Handmatig tekens, letters of woorden invoe-
tracks bestaan. ren op middendisplay (p. 125)
Ander apparaat - op de knop
drukken om te wisselen tussen
meerdere aangesloten USB-
eenheden.

Gerelateerde informatie
• Mediaspeler (p. 517)
• Media zoeken (p. 520)
• Audio-instellingen (p. 506) 1. Druk op .
• Apps (p. 508) > Er verschijnt een zoekscherm met toets-
enbord.
• Gracenote® (p. 521)
2. Voer de zoekterm in.
• Stembediening radio en media (p. 145)
3. Druk op Zoeken.
> De gekoppelde eenheden worden door-
zocht en de treffers verschijnen per cate-
gorie geordend in een lijst.
Veeg overdwars over het scherm om alle catego-
rieën apart te bekijken.

520 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Gracenote® Gerelateerde informatie Cd-speler*


Gracenote geeft bij het afspelen van muziek de • Media afspelen (p. 518) De mediaspeler kan cd's met compatibele audi-
uitvoerende artiesten, albums, tracks en eventu- • Licentieovereenkomst voor audio en media obestanden afspelen.
ele illustraties weer. (p. 551)

Gracenote MusicID® is een norm voor muziekher-


kenning.

1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.


2. Druk op Media Gracenote®.
3. Kies instellingen voor Gracenote-gegevens:
• Online opzoeken Gracenote® - onlineda-
tabase van Gracenote doorzoeken op gege-
vens over de afgespeelde media.
• Meerdere resultaten Gracenote® - aan- Opening voor het plaatsen/uitwerpen van
geven hoe Gracenote-gegevens moeten een schijf.
worden weergegeven bij meerdere treffers. Knop voor het uitwerpen van een schijf.
1 - originele bestandsgegevens gebruiken.
2 - Gracenote-gegevens gebruiken. Gerelateerde informatie
3 - Gracenote- of originele data kiezen. • Media afspelen (p. 518)

• Geen - geen treffers. • Stembediening radio en media (p. 145)


• Compatibele formaten voor media (p. 549)
Gracenote bijwerken
De inhoud van de Gracenote-database wordt
voortdurend bijgewerkt. Download de nieuwste
update voor optimale functionaliteit. Zie
support.volvocars.com voor informatie en down-
loads.

* Optie/accessoire. 521
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Video Video afspelen DivX® weergeven


Videobestanden op apparaten die zijn aangeslo- Video's zijn af te spelen via de app USB op het Om Video-on-Demand-films (VOD) in DivX-for-
ten op de USB-poort zijn via de mediaspeler appscherm. maat te kunnen afspelen moet u deze DivX
weer te geven. 1. Sluit een mediabron (USB-eenheid) aan. Certified® eenheid eerst registreren.
Wanneer de auto begint te rijden verdwijnt het 2. Open de app USB vanuit het appscherm. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
beeld, maar het geluid is nog steeds te horen. 3. Tik op de titel die u wilt afspelen.
Het beeld komt weer terug, wanneer de auto stil- 2. Druk op Video DivX® VOD om de regi-
> Het afspelen start. stratiecode op te halen.
staat.
Informatie over compatibele mediaformaten vindt Gerelateerde informatie 3. Breng voor meer informatie en om de regi-
u elders. • Video (p. 522) stratie te voltooien een bezoek aan
vod.divx.com.
• DivX® weergeven (p. 522)
Gerelateerde informatie
• Video afspelen (p. 522) • Instellingen voor video (p. 523) Gerelateerde informatie
• Compatibele formaten voor media (p. 549) • Video (p. 522)
• DivX® weergeven (p. 522)
• Video afspelen (p. 522)
• Instellingen voor video (p. 523)
• Instellingen voor video (p. 523)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)

522
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Instellingen voor video Media via Bluetooth® Eenheid aansluiten via Bluetooth®
U kunt de instellingen voor videoweergave wijzi- De mediaspeler in de auto is uitgerust met Verbind een Bluetooth®-apparaat met de auto
gen, bijv. de te hanteren taal. Bluetooth en kan draadloos audiobestanden op om draadloos media af te spelen en een eventu-
Wanneer de videospeler in de stand voor volle- externe Bluetooth-eenheden afspelen zoals ele internetverbinding voor de auto te gebruiken.
dige schermgrootte staat of wanneer u het mobiele telefoons en laptops.
hoofdscherm hebt geopend en op Instellingen De mediaspeler kan audiobestanden op een Hoewel veel moderne telefoons Bluetooth®-tech-
Video drukt, beschikt u over de volgende externe eenheid alleen draadloos afspelen als nologie bieden, zijn niet alle telefoons volledig
opties: Audiotaal, Uit en Ondertitelingstaal. deze eenheid eerst via Bluetooth aan de auto is compatibel met de auto. Zie
gekoppeld. support.volvocars.com voor compatibiliteit.
Gerelateerde informatie U kunt een media-eenheid op dezelfde manier
• Video (p. 522) Gerelateerde informatie
via Bluetooth® aan de auto koppelen als een
• Eenheid aansluiten via Bluetooth® (p. 523)
telefoon.
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533) Gerelateerde informatie
• Media afspelen (p. 518) • Media via Bluetooth® (p. 523)
• Compatibele formaten voor media (p. 549) • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533)
• Media afspelen (p. 518)

523
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Media AUX/USB-poort Eenheid aansluiten via USB-poort • Technische specificaties voor USB-eenhe-
Via de USB-poort is een externe audiobron zoals Via een van de USB-poorten in de auto is een den (p. 550)
een iPod® of mp3-speler aan te sluiten op het externe audiobron zoals een iPod® of mp3-spe- • Apple® CarPlay®* (p. 526)
audiosysteem. ler aan te sluiten op het audiosysteem.
• Android Auto* (p. 529)
Apparaten met oplaadbare batterijen worden Bij gebruik van Apple CarPlay* en Android Auto*
opgeladen, wanneer ze zijn aangesloten via USB moet de telefoon worden aangesloten op de
en het contact in stand I, II staat of de motor USB-poort met een witte omlijsting (als er twee
draait. USB-poorten zijn).
De inhoud van een externe audiobron is sneller
te lezen, als er op deze audiobron alleen compati-
bele bestandsformaten staan. Ook videobestan-
den zijn via de USB-poort weer te geven.
Sommige mp3-spelers werken met hun eigen
bestandssysteem dat niet ondersteund word door
het systeem.

Gerelateerde informatie
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524)
• Media afspelen (p. 518)
• Video (p. 522)
USB-poorten (type A) in de tunnelconsole. Laat de kabel
• Contactslotstanden (p. 432) naar voren toe liggen, zodat deze bij het sluiten van het
klepje niet bekneld raakt.
• Technische specificaties voor USB-eenhe-
den (p. 550) Gerelateerde informatie
• Apple® CarPlay®* (p. 526) • Media afspelen (p. 518)
• Android Auto* (p. 529) • Media AUX/USB-poort (p. 524)
• Mediaspeler (p. 517)
• Technische specificaties voor USB-eenhe-
den (p. 550)

524 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

TV*5 Tv* gebruiken6 Tv-gids


Wanneer de auto een bepaalde snelheid bereikt, De tv is te starten vanuit het appscherm. Tik op U beschikt over een tv-gids met informatie over
wordt er geen beeld weergegeven. Het geluid is de app TV en kies een zender. tv-programma's voor de komende 48 uur.
dan nog wel hoorbaar. Het beeld komt terug, De tv zoekt automatisch de best doorkomende – Druk op Gids om informatie over tv-pro-
wanneer de auto bijna of helemaal stilstaat. zenders. gramma's weer te geven.
De tv is te bedienen via het middendisplay. Ver-
Lijst met beschikbare tv-zenders
schillende functies zijn ook te bedienen via de
1. Druk op Bibliotheek N.B.
rechter stuurknoppenset of via stembediening.
2. Kies weergave via TV-kanalen of Als u van locatie verandert binnen het land en
Favorieten. bijvoorbeeld naar een andere stad rijdt, zijn de
Favorieten niet per definitie beschikbaar
3. Kies het gewenste kanaal. omdat het frequentiegebied mogelijk gewij-
Andere zender op gekozen lijst kiezen zigd is.
– Druk op of onder het middendis-
play of op de knoppenset op het stuurwiel.
N.B.
> U springt naar het eerstvolgende alterna-
tief in de gekozen lijst. Het systeem ondersteunt alleen tv-signalen in
landen die in MPEG-2- of MPEG-4-formaat
Wisselen kan ook via het middendisplay. uitzenden volgens de DVB-T/T2-standaard.
Favorieten Het systeem ondersteunt geen analoge tv-
U kunt een tv-zender opslaan als favoriet: signalen.
Gerelateerde informatie – Druk op om een zender aan de lijst met
• Tv* gebruiken (p. 525) favorieten toe te voegen of van de lijst te ver- Gerelateerde informatie
• Instellingen voor tv* (p. 526) wijderen. • TV* (p. 525)
• Instellingen voor tv* (p. 526)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Licentieovereenkomst voor audio en media
(p. 551)

5 Geldt voor bepaalde markten.


6 Geldt voor bepaalde markten.

* Optie/accessoire. 525
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Instellingen voor tv*7 Apple® CarPlay®* virtuele assistent Siri. Bij lang indrukken van de
U kunt bepaalde instellingen verrichten in het CarPlay biedt u de mogelijkheid om tijdens het stuurknop activeert u de stembediening via
hoofdscherm of tijdens het tv kijken op volledige rijden muziek te beluisteren, te bellen, route- de virtuele assistent Siri en bij kort indrukken
schermgrootte. instructies te ontvangen, sms-berichten te ver- activeert u de stembediening van de auto. Als Siri
Wanneer de tv in de stand voor volledige scherm- sturen/ontvangen en Siri te raadplegen, zonder te snel wordt afgebroken, kunt u de stuurknop
grootte staat of wanneer u het hoofdscherm hebt afgeleid te worden. ingedrukt houden.8.
geopend en op Instellingen Media TV tikt, Door Apple CarPlay te gebruiken stemt u in
CarPlay werkt alleen met
beschikt u over de volgende opties: met het volgende: Apple CarPlay is een
bepaalde Apple-apparaten. Bij
• Ondertitelingstaal auto's zonder CarPlay is de app service van Apple Inc. die valt onder de
achteraf te installeren. Neem voorwaarden van Apple Inc. Volvo Cars is
• Audiotaal
contact op met een Volvo-dea- daarom niet verantwoordelijk voor Apple
Beeldformaat ler om CarPlay te installeren. CarPlay of de functies/applicaties ervan. Bij
Wanneer u op Beeldformaat drukt, kunt u de gebruik van Apple CarPlay, wordt bepaalde
Informatie over de ondersteunde apps en de informatie van uw auto (waaronder de
beeldverhouding voor de tv kiezen.
compatibele telefoons vindt u op de homepage locatie van de auto) doorgegeven aan uw
1. Auto - De tv-beelden worden weergegeven van Apple: www.apple.com/ios/carplay/. Gebruik iPhone. Ten aanzien van Volvo Cars bent u
in de oorspronkelijke beeldverhouding. van apps die niet compatibel zijn met CarPlay kan zelf volledig verantwoordelijk voor uw eigen
2. Automatisch invullen - De tv-beelden wor- er soms toe leiden dat de verbinding tussen gebruik van Apple CarPlay of voor het
den afgestemd op het display, zonder bijsnij- iPhone en de auto wegvalt. Let erop dat Volvo gebruik door iemand anders.
den. niet verantwoordelijk is voor de inhoud van
CarPlay. Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie Bij gebruik van de kaartnavigatie via CarPlay ver- • Apple® CarPlay®* gebruiken (p. 527)
• TV* (p. 525) schijnt de routebegeleiding niet op het bestuur- • Instellingen voor Apple® CarPlay®* (p. 528)
• Tv* gebruiken (p. 525) dersdisplay of het head-updisplay maar alleen op
het middendisplay. • Stembediening (p. 142)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)
• Instellingen resetten op middendisplay
• Instellingen resetten op middendisplay De CarPlay-apps zijn te bedienen via het midden- (p. 131)
(p. 131) display, de telefoon of de rechter stuurknoppen-
set (geldt voor bepaalde functies). De apps zijn
tevens te regelen met de stembediening van de

7 Geldt voor bepaalde markten.


8 Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.

526 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Apple® CarPlay®* gebruiken 4. Neem de voorwaarden door en druk vervol- 4. Druk op de gewenste app.
Om CarPlay te kunnen gebruiken moet u de vir- gens op Accepteren om een verbinding te > De app wordt gestart.
tuele assistent Siri hebben geactiveerd op uw maken.
CarPlay blijft op actief op de achtergrond, als u
telefoon. De telefoon heeft bovendien een inter- > Het deelscherm met CarPlay wordt
vanuit hetzelfde deelscherm een andere app
netverbinding nodig via wifi of het mobiele net- geopend en de compatibele apps ver-
start. Druk op het pictogram CarPlay in het app-
werk. schijnen.
scherm om CarPlay weer in het deelscherm te
5. Druk op de gewenste app. weer te geven.
Een iPhone aansluiten en CarPlay
starten > De app wordt gestart.
Wisselen tussen CarPlay en iPod
CarPlay starten Van CarPlay naar iPod
N.B. CarPlay start als volgt na aansluiting van een 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
iPhone.
CarPlay is alleen te gebruiken als Bluetooth is
uitgeschakeld. Een telefoon of mediaspeler 1. Sluit een iPhone aan op de USB-poort. Bij 2. Ga verder naar Communicatie Apple
die via Bluetooth is verbonden met de auto, is een auto met twee USB-poorten moet u de CarPlay.
dan ook niet beschikbaar als CarPlay actief is. aansluiting met een witte omlijsting gebrui- 3. Vink het vakje uit voor het Apple-apparaat
Om een internetverbinding te maken voor de ken. dat bij aansluiting van de USB-kabel niet lan-
boordapps moet u een alternatieve internet- > Als de instelling voor automatische ger tot automatisch activering van CarPlay
bron gebruiken. Gebruik Wi-Fi of de geïnte- inschakeling is gekozen - de naam van moet leiden.
greerde automodem*. de telefoon verschijnt. 4. Haal de verbinding op de USB-poort los voor
2. Tik op de naam van de telefoon - het deel- het Apple-apparaat en sluit het apparaat
1. Sluit een iPhone aan op de USB-poort. Bij scherm met CarPlay wordt geopend en de weer aan.
een auto met twee USB-poorten moet u de compatibele apps verschijnen. 5. Open de app iPod vanuit het appscherm.
aansluiting met een witte omlijsting gebrui-
ken. 3. Druk op Apple CarPlay op het appscherm,
als het deelscherm met CarPlay niet wordt
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en geopend.
druk vervolgens op OK.
> Het deelscherm met CarPlay wordt
3. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. geopend en de compatibele apps ver-
schijnen.

}}

* Optie/accessoire. 527
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Van iPod naar CarPlay Instellingen voor Apple® CarPlay®* Gerelateerde informatie
1. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. Instellingen voor een Apple-eenheid aangesloten • Apple® CarPlay®* (p. 526)
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en met CarPlay10. • Apple® CarPlay®* gebruiken (p. 527)
druk vervolgens op OK.
Automatisch starten • Instellingen resetten op middendisplay
3. Haal de verbinding op de USB-poort los voor 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. (p. 131)
het Apple-apparaat en sluit het apparaat
weer aan. 2. Ga naar Communicatie Apple CarPlay
> Het deelscherm met Apple CarPlay wordt en kies de instelling:
geopend en de compatibele apps ver- • Vink het vakje aan - CarPlay start automa-
schijnen9. tisch bij aansluiting van de USB-kabel.

Gerelateerde informatie • Vink het vakje uit - CarPlay start niet auto-
matisch bij aansluiting van de USB-kabel.
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524)
• De lijst kan maximaal 20 Apple-eenheden bevat-
Apple® CarPlay®* (p. 526)
ten. Wanneer de lijst vol is, wordt bij aansluiting
• Instellingen voor Apple® CarPlay®* (p. 528) van een nieuwe eenheid de oudste aansluiting
• Internetverbinding voor de auto maken via verwijderd.
een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543) Om de lijst te verwijderen moet u de instellingen
• Internetverbinding voor de auto maken via herstellen op het middendisplay (fabrieksinstellin-
automodem (simkaart) (p. 544) gen herstellen).
• Stembediening (p. 142)
Systeemvolumes
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
2. Druk op Geluid Systeemvolumes om
instellingen te verrichten voor het volgende:
• Stembediening
• Navi-stembegeleid.
• Ringtone telefoon
9 Apple, CarPlay, iPhone en iPod zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
10 Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.

528 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Tips voor het gebruik van Apple® N.B. Android Auto*


CarPlay®* Beschikbaarheid en werking kunnen per
Android Auto biedt u de mogelijkheid om tijdens
Hier vindt u handige tips voor het gebruik van het rijden muziek te beluisteren, te bellen, route-
markt verschillen.
CarPlay®. instructies te ontvangen en voor de auto aange-
paste apps op een Android-apparaat te gebrui-
• Werk uw iPhone bij met de nieuwste versie Gerelateerde informatie
van het besturingssysteem iOS en zorg dat u ken. Android Auto werkt alleen met bepaalde
over de nieuwste appversies beschikt. • Apple® CarPlay®* (p. 526) Android-apparaten.

• Neem bij problemen met CarPlay de telefoon


los uit de USB-poort en sluit de telefoon
opnieuw aan. Het afsluiten en opnieuw star-
ten van de app die niet werkt is ook het pro-
beren waard of sluit alle apps en start de
telefoon opnieuw.
• Als bij het starten van CarPlay de apps niet
verschijnen (zwart scherm), kan het minimali-
seren en maximaliseren van het deelscherm
CarPlay een oplossing zijn.
• Gebruik van apps die niet compatibel zijn met
CarPlay kan er soms toe leiden dat de ver-
Informatie over de ondersteunde apps en de
binding tussen de telefoon en de auto weg-
compatibele telefoons vindt u op de homepage:
valt. Informatie over de ondersteunde apps
www.android.com/auto/. Zie Google Play voor
en de compatibele telefoons vindt u op de
apps van derden. Let erop dat Volvo niet verant-
homepage van Apple. Ook kunt u CarPlay in
woordelijk is voor de inhoud van Android Auto.
App Store zoeken voor informatie over apps
die compatibel zijn met CarPlay op uw markt. Android Auto is te starten vanuit het appscherm.
Wanneer u Android Auto eenmaal hebt geacti-
• CarPlay werkt alleen in combinatie met
veerd, zal de app een volgende keer dat u het-
iPhone11.
zelfde apparaat aansluit opnieuw worden gestart.

11 Apple, CarPlay en iPhone zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. }}

* Optie/accessoire. 529
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Deze automatische activering is uit te schakelen Gerelateerde informatie Android Auto* gebruiken
onder de instellingen. • Android Auto* gebruiken (p. 530) Om de app Android Auto te kunnen gebruiken
• Instellingen voor Android Auto* (p. 531) moet de telefoon zijn aangesloten op de USB-
N.B. poort.
Wanneer er een telefoon gekoppeld is aan Eerste aansluiting van een Android
Android Auto kunt u via Bluetooth muziek 1. Sluit de Android-telefoon aan op de USB-
streamen naar een andere mediaspeler. poort. Bij een auto met twee USB-poorten
Bluetooth is actief bij gebruik van Android moet u de ingang met een witte omlijsting
Auto. gebruiken.
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en
Bij gebruik van de kaartnavigatie via Android Auto druk vervolgens op OK.
verschijnt de routebegeleiding niet op het
bestuurdersdisplay of head-updisplay maar alleen 3. Druk op Android Auto op het appscherm.
op het middendisplay. 4. Neem de voorwaarden door en druk vervol-
Android Auto is aan te sturen via het middendis- gens op Accepteren om een verbinding te
play, en wel met de rechter stuurknoppenset of maken.
via stembediening. Bij lang indrukken van de > Het deelscherm met Android Auto wordt
stuurknop activeert u de stembediening en geopend en de compatibele apps ver-
bij kort indrukken deactiveert u deze functie. schijnen.

Door Android Auto te gebruiken, stemt u in 5. Druk op de gewenste app.


met het volgende: Android Auto is een > De app wordt gestart.
onder de voorwaarden van Google Inc.
geleverde dienst. Volvo Cars is niet
verantwoordelijk voor Android Auto of de
functies of applicaties ervan. Wanneer u
Android Auto gebruikt, zet uw auto
bepaalde informatie (waaronder zijn locatie)
over naar uw verbonden Android telefoon. U
bent zelf volledig verantwoordelijk voor uw
eigen gebruik van Android Auto en dat door
anderen.

530 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Eerder aangesloten Android Instellingen voor Android Auto* Gerelateerde informatie


1. Sluit de telefoon aan op de USB-poort. Instellingen voor een telefoon die voor het eerst • Android Auto* (p. 529)
> Als de instelling voor automatische via Android Auto is verbonden. • Android Auto* gebruiken (p. 530)
inschakeling is gekozen - de naam van
de telefoon verschijnt. Automatisch starten • Instellingen resetten op middendisplay
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. (p. 131)
2. Tik op de naam van de telefoon - het deel-
scherm met Android Auto wordt geopend en 2. Druk op Communicatie Android Auto
de compatibele apps verschijnen. en kies de instelling:
3. Als u niet gekozen hebt voor automati- • Vink het vakje aan - Android Auto start
sche activering - open de app Android automatisch bij aansluiting van de USB-
Auto vanuit het appscherm. kabel.
> Het deelscherm met Android Auto wordt • Vink het vakje uit - Android Auto start niet
geopend en de compatibele apps ver- automatisch bij aansluiting van de USB-
schijnen. kabel.
4. Druk op de gewenste app. De lijst kan maximaal 20 Android-apparaten
> De app wordt gestart. bevatten. Wanneer de lijst vol is, wordt bij aanslui-
ting van een nieuwe eenheid de oudste aanslui-
Android Auto blijft op actief op de achtergrond, ting verwijderd.
als u vanuit hetzelfde deelscherm een andere
app start. Druk op het pictogram Android Auto in Om de lijst te verwijderen moet u de fabrieksin-
het appscherm om Android Auto weer in het stellingen herstellen.
deelscherm te weer te geven.
Systeemvolumes
Gerelateerde informatie 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
• Android Auto* (p. 529)
2. Druk op Geluid Systeemvolumes om
• Instellingen voor Android Auto* (p. 531) instellingen te verrichten voor het volgende:
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524) • Stembediening
• Stembediening (p. 142) • Navi-stembegeleid.
• Ringtone telefoon

* Optie/accessoire. 531
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Tips voor het gebruik van Android Telefoon Overzicht


Auto* Een telefoon met Bluetooth is draadloos aan te
Hier vindt u handige tips voor het gebruik van sluiten op het geïntegreerde handsfreesysteem
Android Auto. van de auto.
• Zorg dat u over de nieuwste appversies Het audio- en mediasysteem werkt dan als hand-
beschikt.
sfree en biedt u de mogelijkheid om enkele func-
• Wacht bij het starten van de auto totdat het ties van uw telefoon op afstand te bedienen. U
middendisplay is ingeschakeld, verbind de kunt de telefoon ook na aansluiting nog via de
telefoon en open vervolgens Android Auto knoppen op de telefoon bedienen.
vanuit het appscherm.
Wanneer een telefoon is gekoppeld en aangeslo-
• Neem bij problemen met Android Auto de
ten is op de auto, kunt u deze gebruiken om te
Android-telefoon los uit de USB-poort en
bellen, berichten te versturen/ontvangen en
sluit de telefoon opnieuw aan. De desbetref-
media te streamen. Ook kunt u de telefoon Microfoon.
fende telefoonapp afsluiten en opnieuw star-
gebruiken als internetverbinding.
ten is ook het proberen waard. Telefoon.
De telefoon is te bedienen via
• Wanneer er een telefoon is verbonden met
het middendisplay, maar
Android Auto, kunt u nog steeds via Telefoonfuncties op middendisplay.
bepaalde functies zijn ook te
Bluetooth media weergeven op een andere
hanteren met stemcommando's Knoppenset die op het bestuurdersdisplay
mediaspeler. De Bluetooth-functie is inge-
en het appmenu, dat bereik- verschijnt voor telefoonfuncties en voor
schakeld bij het gebruik van Android Auto.
baar is via de knoppenset stembediening.
Gerelateerde informatie rechts op het stuurwiel. Bestuurdersdisplay.
• Android Auto* (p. 529)
Gerelateerde informatie
• Telefoonfuncties (p. 537)
• Telefoonboekfuncties (p. 540)
• Berichtfuncties (p. 538)
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533)

532 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

• Telefoon automatisch verbinden met de auto Telefoon eerste keer verbinden met Alternatief 1 - telefoon zoeken vanuit de
via Bluetooth (p. 535) de auto via Bluetooth auto
• Telefoon handmatig verbinden met de auto Verbind een telefoon met geactiveerde 1. Maak de telefoon identificeerbaar/zichtbaar
via Bluetooth (p. 535) Bluetooth-functie aan de auto, zodat u vervol- via Bluetooth.
gens vanuit de auto kunt bellen, berichten kunt
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop- 2. Om de auto op internet aan te sluiten via de
pelen (p. 536) versturen/ontvangen, draadloos media kunt Bluetooth van de telefoon - activeer via
afspelen en via de telefoon een internetverbin- Bluetooth "internet sharing" (wifi-hotspot) op
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding ding voor de auto kunt maken.
kiezen (p. 536) de telefoon.
Er kunnen twee Bluetooth-apparaten tegelijk zijn
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde- aangesloten, waarbij het ene uitsluitend bestemd 3. Open het deelscherm voor de telefoon.
ren (p. 537) is om draadloos te streamen. De laatst aangeslo- • Als er geen telefoon is aangesloten op de
• Instellingen voor telefoon (p. 540) ten telefoon wordt automatisch verbonden om te auto - druk op Telefoon toevoegen.
kunnen bellen, berichten te kunnen versturen/
• Stembediening (p. 142)
ontvangen, draadloos media te kunnen afspelen • Als er een telefoon is aangesloten op de
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren en de telefoon te gebruiken voor een internetver- auto - druk op Wijzigen . Druk in het
(p. 99) binding. Onder instellingen voor Bluetooth- pop-upvenster op Tel. toevoegen.
• Audio-instellingen (p. 506) apparaten kunt u wijzigingen maken in het > Er verschijnt een lijst met de beschikbare
gebruik van de telefoon. Bluetooth-apparaten. Bij identificatie van
• Internetverbinding voor de auto maken via
nieuwe apparaten wordt de lijst bijge-
een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) Wanneer het apparaat eenmaal via Bluetooth
werkt.
verbonden/geregistreerd is, hoeft dit apparaat
niet langer zichtbaar/detecteerbaar te zijn. Acti- 4. Druk op de naam van de te pairen telefoon.
vering van de Bluetooth-functie volstaat. Om de 5. Controleer of de aangegeven cijfercode in de
auto via internet te kunnen aansluiten op internet, auto overeenkomt met die op de telefoon.
moet ook "internet sharing" in de telefoon geac- Accepteer in dat geval op beide punten.
tiveerd zijn. Er kunnen maximaal 20 gepairde
Bluetooth-apparaten in de auto worden opgesla- 6. Accepteer of weiger in de telefoon eventuele
gen. opties voor de contactpersonen en de
berichtfuncties van de telefoon.
U kunt op twee manieren pairen. U zoekt de tele-
foon vanuit de auto of u zoekt de auto vanaf de
telefoon.

}}

533
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| N.B. 5. Kies de naam van de auto op de telefoon. Compatibele telefoons


6. In de auto verschijnt een pop-upvenster met Hoewel veel moderne telefoons Bluetooth-tech-
• Bij sommige telefoons moet de berich- nologie bieden, zijn niet alle telefoons volledig
tenfunctie geactiveerd worden. informatie over de verbinding. Bevestig de
verbinding. compatibel met de auto. Zie
• Niet alle mobiele telefoons zijn volledig support.volvocars.com voor compatibiliteit.
compatibel en ze kunnen dus niet alle- 7. Controleer of de aangegeven cijfercode in de
maal contacten en berichten in de auto auto overeenkomt met die op het externe Gerelateerde informatie
tonen. apparaat. Accepteer in dat geval op beide • Telefoon (p. 532)
punten. • Telefoon automatisch verbinden met de auto
Alternatief 2 - auto zoeken vanaf de 8. Accepteer of weiger in de telefoon eventuele via Bluetooth (p. 535)
telefoon opties voor de contactpersonen en de • Telefoon handmatig verbinden met de auto
1. Open het deelscherm voor de telefoon. berichtfuncties van de telefoon. via Bluetooth (p. 535)

• Als er geen telefoon is aangesloten op de • Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-


N.B. pelen (p. 536)
auto - druk op Telefoon toevoegen
Auto herkenbaar maken. • Bij sommige telefoons moet de berich- • Andere telefoon met Bluetooth-verbinding
tenfunctie geactiveerd worden. kiezen (p. 536)
• Als er een telefoon is aangesloten op de
auto - druk op Wijzigen . Druk in het • Niet alle mobiele telefoons zijn volledig • Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde-
compatibel en ze kunnen dus niet alle- ren (p. 537)
pop-upvenster op Telefoon toevoegen
maal contacten en berichten in de auto
Auto herkenbaar maken. tonen.
• Instellingen voor Bluetooth-apparaten
(p. 541)
2. Activeer Bluetooth op de telefoon.
• Internetverbinding voor de auto maken via
3. Om de auto op internet aan te sluiten via de N.B. een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543)
Bluetooth van de telefoon - activeer via
Bij een update van het besturingssysteem van
Bluetooth "internet sharing" (wifi-hotspot) op
de telefoon wordt de koppeling mogelijk
de telefoon.
onderbroken. Verwijder de telefoon dan uit de
4. Zoek op de telefoon naar Bluetooth-appara- auto en breng een nieuwe koppeling tot
ten. stand.
> Er verschijnt een lijst met de beschikbare
Bluetooth-apparaten.

534
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Telefoon automatisch verbinden • Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoon handmatig verbinden met
met de auto via Bluetooth (p. 541) de auto via Bluetooth
Het is mogelijk om een telefoon automatisch via • Internetverbinding voor de auto maken via Het is mogelijk om een telefoon handmatig via
Bluetooth te verbinden. De telefoon moet een een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) Bluetooth te verbinden. De telefoon moet een
keer eerder met de auto zijn verbonden. keer eerder met de auto zijn verbonden.
• Contactslotstanden (p. 432)
Automatische aansluiting werkt alleen voor de 1. Activeer Bluetooth op de telefoon.
twee laatst gekoppelde telefoons.
Om tegelijkertijd een internetverbinding voor
1. Activeer Bluetooth op de telefoon alvorens de auto tot stand te brengen moet ook 'inter-
de auto in contactslotstand I te zetten. net sharing' (portable/persoonlijke hotspot)
op de telefoon zijn geactiveerd.
Om tegelijkertijd een internetverbinding voor
de auto tot stand te brengen moet ook 'inter- 2. Open het deelscherm voor de telefoon.
net sharing' (portable/persoonlijke hotspot) > Er verschijnt een lijst met de gekoppelde
op de telefoon zijn geactiveerd. telefoons.
2. Zet de auto in contactslotstand I of hoger. 3. Druk op de naam van de te pairen telefoon.
> De telefoon wordt aangesloten. > De telefoon wordt aangesloten.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Telefoon (p. 532) • Telefoon (p. 532)
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533) via Bluetooth (p. 533)
• Telefoon handmatig verbinden met de auto • Telefoon automatisch verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 535) via Bluetooth (p. 535)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop- • Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-
pelen (p. 536) pelen (p. 536)
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding • Andere telefoon met Bluetooth-verbinding
kiezen (p. 536) kiezen (p. 536)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde- • Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde-
ren (p. 537) ren (p. 537)

}}

535
GELUID, MEDIA EN INTERNET

• Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoon met Bluetooth-verbinding Andere telefoon met Bluetooth-
(p. 541) loskoppelen verbinding kiezen
• Internetverbinding voor de auto maken via U kunt een telefoon met een actieve Bluetooth- U kunt een andere telefoon met Bluetooth-ver-
een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) verbinding loskoppelen van de auto door binding kiezen.
Bluetooth op de telefoon te deactiveren. 1. Open het deelscherm voor de telefoon.
De telefoon wordt automatisch losgekoppeld,
wanneer deze buiten het bereik van de auto 2. Tik op Wijzigen of veeg het hoofd-
komt. Als u de telefoon tijdens een lopend tele- scherm open en tik op Instellingen
foongesprek loskoppelt, kunt u het gesprek via Communicatie Bluetooth-apparaten
de telefoon voortzetten. Apparaat toevoegen.
Gerelateerde informatie > Er verschijnt een lijst met de beschikbare
• Telefoon (p. 532) Bluetooth-apparaten.

• Instellingen voor telefoon (p. 540) 3. Druk op de aan te sluiten telefoon.


• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding Gerelateerde informatie
kiezen (p. 536) • Telefoon (p. 532)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde- • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
ren (p. 537) via Bluetooth (p. 533)
• Instellingen voor Bluetooth-apparaten • Instellingen voor Bluetooth-apparaten
(p. 541) (p. 541)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-
pelen (p. 536)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde-
ren (p. 537)

536
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Telefoon met Bluetooth-verbinding Telefoonfuncties Het is ook mogelijk om te bellen via de gesprek-
verwijderen Verwerking van gesprekken in de auto voor een kenlijst op het appmenu, dat toegankelijk is via
Telefoons zijn te verwijderen van de lijst met telefoon met Bluetooth-verbinding. de rechter stuurknoppenset .
geregistreerde Bluetooth-eenheden. Ruggespraak
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
Tijdens lopende gesprekken:
2. Druk op Communicatie Bluetooth- 1. Druk op Voeg gesprek toe.
apparaten.
2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprek-
> Er verschijnt een lijst met de geregi-
kenlijst, de favorieten of de contactenlijst.
streerde Bluetooth-apparaten.
3. Druk op een post/regel in de gesprekkenlijst
3. Druk op de te verwijderen telefoon.
of op voor de contactpersoon in de con-
4. Druk op App. verwijderen en bevestig uw tactenlijst.
keuze.
4. Druk op Wissel gesprek om te wisselen
> De telefoon staat niet langer geregis-
tussen gesprekken.
treerd in de auto.
Algemene afbeelding. Druk op om het lopende gesprek te
5.
Gerelateerde informatie beëindigen.
• Telefoon (p. 532) Bellen
1. Open het deelscherm voor de telefoon. Conferentiegesprek
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto Tijdens ruggespraak:
via Bluetooth (p. 533) 2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprek-
kenlijst, via de contactenlijst of geef het num- 1. Druk op Gesprekken samenv. om de
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-
mer aan via de knoppenset. U kunt de con- lopende gesprekken samen te voegen.
pelen (p. 536)
tactenlijst doorzoeken of doorbladeren. Druk
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding
op in de contactenlijst om een contact-
2. Druk op om het gesprek te beëindigen.
kiezen (p. 536)
persoon onder te brengen onder Favorieten. Telefoonoproepen
• Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoonoproepen verschijnen op het bestuur-
(p. 541) 3. Druk op .
dersdisplay en op het middendisplay. Voer het
4. Druk op om het gesprek te beëindigen. gesprek met de rechter stuurknoppenset of met
het middendisplay.
1. Druk op Antwoorden/Afwijzen.

}}

537
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| 2. Druk op om het gesprek te beëindigen. • Audio-instellingen (p. 506) Berichtfuncties


Verwerking van berichten in de auto voor een
Telefoonoproepen tijdens lopende
telefoon met Bluetooth-verbinding.
telefoongesprekken
Op sommige telefoons moet de functie 'Berich-
1. Druk op Antwoorden/Afwijzen. ten' worden geactiveerd. Niet alle telefoons zijn
2. Druk op om het gesprek te beëindigen. volledig compatibel, zodat contactpersonen en
meldingen niet altijd in de auto te tonen zijn. Zie
Privégesprek support.volvocars.com voor compatibiliteit.
– Druk tijdens een lopend gesprek op Privacy
en kies de instelling: Tekstberichten op middendisplay
hanteren
• Naar mobiele telefoon schakelen - de Tekstberichten verschijnt alleen op het midden-
handsfree-functie wordt uitgeschakeld en display als u deze instelling hebt gekozen.
het gesprek gaat verder via de mobiele
telefoon. Tik op Berichten in het app-
scherm voor berichtfuncties op
• Alleen bestuurder - de microfoon in het
het middendisplay.
plafond aan de passagierszijde wordt uit-
geschakeld en het gesprek gaat verder
via de handsfree-functie van de auto.

Gerelateerde informatie Tekstberichten op middendisplay lezen


• Telefoon (p. 532)
Druk op het pictogram om de melding
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto te laten voorlezen.
via Bluetooth (p. 533)
• Stembediening telefoon (p. 144)
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren
(p. 99)
• Handmatig tekens, letters of woorden invoe-
ren op middendisplay (p. 125)
• Telefoonboekfuncties (p. 540)
• Berichtfuncties (p. 538)

538
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Tekstberichten op middendisplay Berichtmelding Instellingen voor tekstbericht


versturen12 In de instellingen voor sms-berichten kunt u noti- Instellingen voor tekstbericht op aangesloten
1. U kunt een bericht beantwoorden of een ficaties activeren en deactiveren. telefoon.
nieuw bericht aanmaken. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
Gerelateerde informatie
• Berichten beantwoorden - op de contact- • Telefoon (p. 532) 2. Druk op Communicatie Tekstberichten
persoon drukken van wie u een bericht en kies instellingen.
wilt beantwoorden en druk vervolgens op
• Instellingen voor tekstbericht (p. 539)
Antwoorden. • Instellingen voor telefoon (p. 540) • Melding in middendisplay - berichtmel-
dingen op de statusbalk van het midden-
• Nieuw bericht aanmaken - tik op • Auto met actieve internetverbinding*
display weergeven.
Nieuw(e) aanmaken. Kies een contact- (p. 541)
persoon of voer een nummer in. • Stembediening telefoon (p. 144) • Melding in bestuurdersdisplay - mel-
dingen op het bestuurdersdisplay weerge-
2. Schrijf het bericht. • Handmatig tekens, letters of woorden invoe- ven; inkomende berichten zijn te hanteren
ren op middendisplay (p. 125) via de rechter stuurknoppenset.
3. Druk op Verzenden.
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto • Tekstberichttoon - signaal voor binnen-
Tekstbericht op bestuurdersdisplay via Bluetooth (p. 533) komende sms-berichten kiezen.
hanteren
Tekstberichten verschijnt alleen op het bestuur- Gerelateerde informatie
dersdisplay als u deze instelling hebt gekozen. • Telefoon (p. 532)
Nieuw tekstbericht lezen op • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
bestuurdersdisplay via Bluetooth (p. 533)
– Kies met de stuurknoppenset voor Oplezen • Berichtfuncties (p. 538)
om het bericht te laten voorlezen. • Instellingen voor telefoon (p. 540)
Reactie dicteren op bestuurdersdisplay
Nadat een bericht is voorgelezen kunt u een
korte reactie dicteren als de auto een internetver-
binding heeft.
– Tik op Antwoorden van de stuurknoppenset.
Er verschijnt een dicteerdialoog.

12 Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten verzenden via de auto. Kijk voor de compatibiliteit op support.volvocars.com.

* Optie/accessoire. 539
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Telefoonboekfuncties N.B. Instellingen voor telefoon


Contactfuncties in de auto voor een telefoon Wanneer de telefoon verbonden is met de auto
Op het middendisplay verschijnen alleen con-
met Bluetooth-verbinding. zijn de volgende instellingen te kiezen.
tacten op een actieve telefoon die is aange-
sloten via Bluetooth. Er zijn tot 3000 contac-
ten weer te geven. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
2. Druk op Communicatie Telefoon en
Sorteren kies instellingen.
De lijst met contacten staat op alfabetische volg-
orde en speciale tekens en cijfers staan onder • Beltonen - beltoon kiezen. U kunt de
beltoon van de gekoppelde telefoon of die
. U kunt sorteren op voor- of achternaam; u van de auto gebruiken. Bepaalde tele-
maakt een keuze in de instellingen voor de tele- foons zijn niet volledig compatibel en
foon. daardoor is het niet mogelijk de beltonen
van zo'n telefoon in de auto te gebruiken.
Gerelateerde informatie
Zie support.volvocars.com voor compatibi-
• Telefoon (p. 532)
liteit.
Blader de letters tot en met door om de
• Instellingen voor telefoon (p. 540)
contactpersoon van uw keuze te vinden. • Sorteervolgorde - sorteervolgorde van
Afhankelijk van de contacten die in het tele- • Stembediening telefoon (p. 144) contactenlijst kiezen.
foonboek staan verschijnen alleen bepaalde • Handmatig tekens, letters of woorden invoe-
letters. ren op middendisplay (p. 125) Gespreksberichten op head-updisplay*
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
Contacten zoeken - druk op om een • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
van het middendisplay.
telefoonnummer of naam te zoeken in de lijst via Bluetooth (p. 533)
met contacten. 2. Druk op My Car Displays Opties
head-up display.
Favorieten - druk op om een contact
toe te voegen aan de lijst met favorieten of 3. Kies Toon telefoon.
ervan te verwijderen.
Gerelateerde informatie
• Telefoon (p. 532)
• Instellingen voor tekstbericht (p. 539)

540 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

• Instellingen voor Bluetooth-apparaten Instellingen voor Bluetooth- Auto met actieve


(p. 541) apparaten internetverbinding*
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto Er zijn instellingen te verrichten voor apparaten Wanneer de auto een internetverbinding heeft
via Bluetooth (p. 533) die via Bluetooth zijn aangesloten. kunt u bijvoorbeeld gebruikmaken van webradio
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. en muziekdiensten via boordapps, software
• Head-updisplay* (p. 139)
downloaden en contact opnemen met de dealer.
• Audio-instellingen (p. 506) 2. Druk op Communicatie Bluetooth-
apparaten en kies instellingen. De auto maakt een internetverbinding via
Bluetooth, Wi-Fi of via de ingebouwde automo-
• Apparaat toevoegen - nieuwe eenheid pai-
ren. dem*.

• Eerder gepairde apparaten - lijst met Als de auto een internetverbinding heeft, is het
gekoppelde eenheden weergeven. mogelijk om de internetverbinding (wifi-hotspot)

• App. verwijderen - eerder gekoppelde een-


heid verwijderen.
• Toegestane diensten voor dit apparaat -
instellen waarvoor u het apparaat wilt gebrui-
ken: bellen, berichten sturen/lezen, media
streamen of als middel voor internetverbin-
ding.
• Internetverbinding - internetverbinding
voor de auto maken via de Bluetooth-aan-
sluiting van het apparaat

Gerelateerde informatie
• Telefoon (p. 532)
• Instellingen voor telefoon (p. 540)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533)
}}

* Optie/accessoire. 541
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| te delen, zodat andere eenheden de internetver- N.B. • Internetverbinding van auto delen via Wi-Fi-
binding kunnen gebruiken13. hotspot (p. 546)
Bij gebruik van Apple CarPlay kunt u alleen
Een symbool op de statusbalk van het midden- een internetverbinding voor de auto maken • Wi-Fi-netwerk verwijderen (p. 547)
display geeft de status weer van de internetver- via Wi-Fi of de automodem*. • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548)
binding.
• Volvo ID (p. 28)
• Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
N.B. ling (p. 548)
Bij gebruik van Android Auto kunt u een inter-
netverbinding voor de auto maken via Wi-Fi,
Bluetooth of de automodem*.

Lees voordat u een internetverbinding maakt de


Servicevoorwaarden en het Privacybeleid
voor klanten op support.volvocars.com.

Gerelateerde informatie
• Symbolen op de statusbalk van het midden-
display (p. 119)
N.B.
• Internetverbinding voor de auto maken via
Bij gebruik van internet wordt data overge- een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543)
bracht (dataverkeer) en dat kan kosten met
zich meebrengen. • Internetverbinding voor de auto maken via
een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543)
Het activeren van dataroaming kan tot ver-
dere kosten leiden. • Internetverbinding voor de auto maken via
automodem (simkaart) (p. 544)
Informeer bij uw provider naar de kosten voor
dataverkeer.
• Apps (p. 508)
• Geen internetverbinding of een slechte ver-
binding (p. 547)

13 Geldt niet bij aansluiting met Wi-Fi.

542 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Internetverbinding voor de auto N.B. Internetverbinding voor de auto


maken via een mobiel apparaat maken via een mobiel apparaat
(Bluetooth) Bij gebruik van Apple CarPlay kunt u alleen (Wi-Fi)
een internetverbinding voor de auto maken
Deel de internetverbinding van een telefoon via Deel de internetverbinding van een telefoon via
via Wi-Fi of de automodem*.
Bluetooth om een internetverbinding te maken wifi om een internetverbinding te maken en toe-
en toegang te krijgen tot diverse onlinediensten gang te krijgen tot diverse onlinediensten voor
voor de auto. Gerelateerde informatie de auto.
De telefoon en de provider moeten ondersteu- • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) De telefoon en de provider moeten ondersteu-
ning bieden voor tethering (delen van de inter- • Internetverbinding voor de auto maken via ning bieden voor tethering (delen van de inter-
netverbinding) en het abonnement moet inclusief automodem (simkaart) (p. 544) netverbinding) en het abonnement moet inclusief
dataverkeer zijn. dataverkeer zijn.
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
1. Om een internetverbinding te kunnen maken via Bluetooth (p. 533)
voor de auto via een telefoon met Bluetooth-
verbinding moet de bewuste telefoon een-
• Internetverbinding voor de auto maken via
een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543)
maal eerder via Bluetooth met de auto zijn
verbonden. Zorg dat "internet sharing" (por- • Apple® CarPlay®* (p. 526)
table/personal hotspot) geactiveerd is op de • Geen internetverbinding of een slechte ver-
telefoon. binding (p. 547) 1. Activeer "internet sharing" (wifi-hotspot) op
2. Als de telefoon eerder via Bluetooth was ver- • Instellingen voor Bluetooth-apparaten de telefoon.
bonden, tik dan op Instellingen op het (p. 541) 2. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
hoofdscherm van het middendisplay.
3. Op het middendisplay: Druk op 3. Ga verder naar Communicatie Wi-Fi.
Communicatie Bluetooth-apparaten. 4. Activeer/deactiveer de optie door het vakje
voor Wi-Fi aan/uit te vinken.
4. Vink het vakje voor Bluetooth-
internetaansluiting aan onder de rubriek 5. Druk op de naam van het netwerk waarop u
Internetverbinding. wilt aansluiten.
> Uw auto heeft daarmee een internetver- 6. Geef het wachtwoord van het netwerk aan.
binding via de via Bluetooth aangesloten
telefoon.

}}

* Optie/accessoire. 543
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| 7. Gebruikte u eerder een andere methode voor • Geen internetverbinding of een slechte ver- Internetverbinding voor de auto
internetverbinding - bevestig de keuze van binding (p. 547) maken via automodem (simkaart)
een andere verbindingsmethode. • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548) Bij auto's met Volvo On Call* is het mogelijk een
> De auto maakt een verbinding tot stand internetverbinding te maken via de automodem
met het netwerk. en een persoonlijke simkaart (P-SIM).
Let erop dat sommige telefoons de internetver- Bij verbinding via de automodem gebruiken de
binding verbreken, wanneer de verbinding met de Volvo On Call-diensten deze verbinding.
auto is verbroken (zoals wanneer u de auto 1.
ergens parkeert tot de volgende keer dat u hem
nodig hebt). In dat geval moet u bij een volgend
gebruik van de telefoon de "internet sharing"
opnieuw activeren.
Een telefoon die verbinding heeft gemaakt met
de auto wordt opgeslagen voor later gebruik.
Wanneer het maximale aantal opgeslagen tele-
foons (50) is bereikt, wordt de telefoon verwij-
derd die als eerste een verbinding maakte. Om
een lijst met opgeslagen netwerken weer te
geven of opgeslagen netwerken handmatig te
verwijderen, gaat u naar Instellingen
Communicatie Wi-Fi Opgeslagen
Plaats een persoonlijke simkaart in de hou-
netwerken.
der bij de vloer aan de passagierszijde.
De eisen die aan de techniek en beveiliging voor
2. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
de wifi-verbinding worden gesteld staan elders
beschreven. 3. Druk op Communicatie Internet via
automodem.
Gerelateerde informatie
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) 4. Activeer/deactiveer de functie door het vakje
voor Internet via automodem aan/uit te
• Wi-Fi-netwerk verwijderen (p. 547)
vinken.

544 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

5. Gebruikte u eerder een andere methode voor Instellingen voor automodem14 Wijzig pincode - maximaal 4 cijfers aange-
internetverbinding - bevestig de keuze van De auto is uitgerust met een modem die u kunt ven.
een andere verbindingsmethode. gebruiken om de auto met internet te verbinden. Pincode uitschakelen - aangeven of de
6. Geef de pincode van de simkaart aan. U kunt de internetverbinding tevens delen via pincode vereist is voor gebruik van de sim-
> De auto maakt een verbinding tot stand Wi-Fi. kaart.
met het netwerk. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. • Gevraagde code verzenden - bestemd om
bijvoorbeeld het saldo op een chipkaart op te
Gerelateerde informatie 2. Druk op Communicatie Internet via laden of te controleren. Deze functie is
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) automodem en kies instellingen. afhankelijk van de provider.
• Geen internetverbinding of een slechte ver-
• Internet via automodem - aangeven of
binding (p. 547) Gerelateerde informatie
automodem moet worden gebruikt voor inter- • Internetverbinding voor de auto maken via
• Instellingen voor automodem (p. 545) netverbinding. automodem (simkaart) (p. 544)
• Datagebruik - bij het indrukken van Reset • Geen internetverbinding of een slechte ver-
worden de tellers voor de ontvangen en ver- binding (p. 547)
stuurde hoeveelheid gegevens op nul gezet.
• Netwerk
Aanbieder selecteren - netwerkprovider
automatisch of handmatig kiezen.
Roaming - is dit vakje aangevinkt, dan zal de
automodem proberen verbinding te maken
met internet op het moment dat de auto zich
in het buitenland buiten het thuisnetwerk
bevindt. Let erop dat dit tot hoge kosten kan
leiden. Controleer uw roamingovereenkomst
met betrekking tot dataverkeer in het buiten-
land met uw netwerkprovider in uw eigen
land.
• Pincode simkaart

14 Alleen auto's met Volvo On Call.

* Optie/accessoire. 545
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Internetverbinding van auto delen De provider (simkaart) moet ondersteuning bie- N.B.
via Wi-Fi-hotspot den voor tethering (delen van de internetverbin-
ding). Het activeren van Wi-Fi-hotspot kan tot ver-
Als de auto een internetverbinding heeft, is het
dere kosten van uw provider leiden.
mogelijk om de internetverbinding te delen, 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
zodat andere eenheden de internetverbinding Informeer bij uw provider naar de kosten voor
kunnen gebruiken15. 2. Druk op Communicatie Wi-Fi hotspot dataverkeer.
auto.
3. Druk op Netwerknaam en geeft de wifi-hot- Een symbool op de statusbalk van het midden-
spot een naam. display geeft de status weer van de internetver-
binding.
4. Druk op Wachtwoord en kies een wacht-
woord dat u vervolgens op de te koppelen Druk op Aangesloten apparaten voor een lijst
eenheden moet aangeven. met de op dit moment aangesloten eenheden.
5. Druk op Frequentieband en kies de zend- Gerelateerde informatie
frequentie voor de wifi-hotspot. Let erop dat • Symbolen op de statusbalk van het midden-
de te hanteren frequentieband niet op alle display (p. 119)
markten te specificeren is.
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
6. Activeer/deactiveer de functie door het vakje
voor Wi-Fi hotspot auto aan/uit te vinken. • Geen internetverbinding of een slechte ver-
binding (p. 547)
7. Als Wi-Fi eerder is gebruikt als methode voor
internetverbinding bevestigt u de keuze van
een andere verbindingsmethode.
> Externe eenheden kunnen vervolgens ver-
binding maken met de "internet sharing"
(Wi-Fi-hotspot) van de auto.

15 Geldt niet wanneer de auto een internetverbinding via Wi-Fi heeft.

546 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Geen internetverbinding of een Telefoon herstarten Wi-Fi-netwerk verwijderen


slechte verbinding Problemen met de internetverbinding zijn soms Niet gebruikte netwerken verwijderen.
Factoren die van invloed zijn op de internetver- te verhelpen door de telefoon opnieuw op te star-
binding ten. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.

De uitgewisselde hoeveelheid gegevens is afhan- Gerelateerde informatie 2. Ga verder naar Communicatie Wi-Fi
kelijk van de diensten of apps die in de auto wor- • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) Opgeslagen netwerken.
den gebruikt. Het streamen van audio kan bij- • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548) 3. Druk op Vergeten voor het te verwijderen
voorbeeld tot een grote hoeveelheid dataverkeer netwerk.
leiden en dat vereist een goede verbinding en
4. Bevestig uw keuze.
signaalsterkte.
> De auto zal vervolgens geen verbinding
Verbinding tussen telefoon en auto tot stand brengen met het desbetreffende
De snelheid van de internetverbinding kan varië- netwerk.
ren afhankelijk van de positie van de telefoon in
de auto. Plaats de telefoon dichter bij het mid- Alle netwerken uit geheugen
dendisplay om de signaalsterkte te verbeteren. verwijderen
Zorg dat de signalen niet worden gehinderd. U kunt alle netwerken in één keer verwijderen
door de fabrieksinstellingen te herstellen. Houd
Verbinding tussen telefoon en er in dat geval rekening mee dat dan de fabrieks-
netwerkprovider instellingen worden hersteld voor alle gebruikers-
De snelheid binnen het mobiele netwerk varieert gegevens en systeeminstellingen.
afhankelijk van de dekking op de actuele locatie.
Een slechtere netwerkdekking is bijvoorbeeld Gerelateerde informatie
mogelijk in tunnels, achter bergen, in diepe dalen • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
of in gebouwen. De snelheid is ook afhankelijk • Geen internetverbinding of een slechte ver-
van uw overeenkomst met uw teleprovider. binding (p. 547)
• Instellingen resetten op middendisplay
N.B. (p. 131)
Neem bij problemen met de dataoverdracht • Internetverbinding voor de auto maken via
contact op met uw provider. een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543)

* Optie/accessoire. 547
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Techniek en veiligheid rond Wi-Fi Gebruiksvoorwaarden en Gegevensuitwisseling activeren en


Mogelijke netwerktypes voor aansluiting. gegevensuitwisseling deactiveren
De eerste keer dat u bepaalde diensten en apps In het instellingsmenu van het middendisplay
Aansluiting is alleen mogelijk op netwerken van start, verschijnt mogelijk een pop-upvenster met kunt u de gegevensuitwisseling van de desbe-
het volgende type: de titel Voorwaarden en treffende diensten en apps instellen.
• Frequentie - 2,4 of 5 GHz16. Gegevensuitwisseling. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
Het venster dient om te informeren over de het middendisplay.
• Standaarden - 802.11 a/b/g/n.
gebruiksvoorwaarden en het beleid voor gege-
• Beveiligingstype - WPA2-AES-CCMP. vensuitwisseling dat Volvo hanteert. Door 2. Druk op Systeem Privacy en gegevens.
Het Wi-Fi-systeem van de auto is zo ingericht dat akkoord te gaan gegevensuitwisseling stemt de 3. Kies Gegevensuitwisseling om de gege-
het Wi-Fi-eenheden in de auto kan hanteren. gebruiker erin toe dat de auto bepaalde informa- vensuitwisseling te activeren of deactiveren.
tie verstuurt. Dit is een vereiste voor optimale
Als meerdere eenheden op dezelfde frequentie 4. Wanneer u de gegevensuitwisseling hebt
werking van bepaalde diensten en apps.
actief zijn, kunnen de prestaties afnemen. geactiveerd, kunt u de instellingen voor de
Toestemming voor gegevensuitwisseling is te afzonderlijke diensten en apps in de onder-
Gerelateerde informatie verstrekken via het instellingsmenu van het mid- staande lijst wijzigen.
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) dendisplay.
Wanneer u de gegevensuitwisseling deactiveert
Gerelateerde informatie worden eventuele eerdere instellingen voor de
• Gegevensuitwisseling activeren en deactive- afzonderlijke diensten en apps opgeslagen, zodat
ren (p. 548) deze bij activering de gegevensuitwisseling weer
gehanteerd worden.

Gerelateerde informatie
• Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
ling (p. 548)

16 Het kiezen van een frequentie is niet op alle markten mogelijk.

548 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Compatibele formaten voor media Formaat Bestandsextensie Bestandsextensie .divx, .avi


Voor het afspelen van media zijn de volgende
bestandsformaten vereist. AVI .avi Maximale 4 GB
bestandsgrootte
AVI (DivX) .avi, divx
Audiobestanden
Audiocodec MP3, AC3
For- Bestandsexten- Codec ASF .asf, .wmv
maat sie Ondertiteling XSUB
MKV .mkv
MP3 .mp3 MPEG1 Layer III, Speciale functies Alternatieve ondertitels,
MPEG2 Layer III, Ondertiteling alternatieve audiotracks,
MP3 Pro (mp3- weergave hervatten
Formaat Bestandsextensie
compatibel), Referentie Voldoet aan alle voor-
MP3 HD (mp3- SubViewer .sub waarden voor het DivX
compatibel) Home Theater-profile.
SubRip .srt
AAC .m4a, .m4b, .aac AAC LC (MPEG-4 Breng een bezoek aan
part III Audio), SSA .ssa divx.com voor meer infor-
HE-AAC (aacPlus matie en programma's
DivX® om bestanden te conver-
v1/v2)
DivX-gecertificeerde eenheden zijn getest op teren naar DivX Home
WMA .wma WMA8/9, hoogkwalitatieve videoweergave van DivX Theater-video.
WMA9/10 Pro (.divx, .avi). Wanneer het DivX-logo zichtbaar is,
kunnen er DivX-films afgespeeld worden. Gerelateerde informatie
WAV .wav LPCM
• Mediaspeler (p. 517)
FLAC .flac FLAC Profiel DivX Home Theater
• Video (p. 522)
Videocodec DivX, MPEG-4 • DivX® weergeven (p. 522)
Videobestanden
Formaat Bestandsextensie Resolutie 720x576

MP4 .mp4, m4v Audiobitsnelheid 4.8Mbps


(bit rate)
MPEG-PS .mpg, .mp2, .mpeg, .m1v
Beeldsnelheid 30 fps

549
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Technische specificaties voor USB- Vrije geheugenruimte op harde


eenheden schijf
Om de inhoud van USB-eenheden te kunnen Het is mogelijk de vrije geheugenruimte te bekij-
lezen moet de eenheid aan de volgende specifi- ken die beschikbaar is op de harde schijf van de
caties voldoen. auto.
Een eventuele mapstructuur is tijdens het afspe- Het is mogelijk informatie weer te geven over de
len niet zichtbaar op het middendisplay. harde schijf van de auto, zoals de totale capaci-
teit, de beschikbare geheugenruimte en de
Maximumaantal gebruikte geheugenruimte voor geïnstalleerde
apps. U vindt de informatie onder Instellingen
Bestanden 15 000 Systeem Systeeminformatie Opslag.
Mappen 1 000
Gerelateerde informatie
Mapniveaus 8 • Apps (p. 508)

Speellijsten 100
Maximumaantal posten in 1 000
een speellijst
Submappen Onbeperkt

Technische specificaties voor USB-A-


poort
• Aansluiting type A
• Versie 2.0
• Voeding 5 V
• Maximale stroomsterkte 2,1 A

Gerelateerde informatie
• Media AUX/USB-poort (p. 524)

550
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Licentieovereenkomst voor audio en Dirac Unison® DivX®


media
Een licentie is een overeenkomst die toestem-
ming verleent om bepaalde handelingen te ver-
richten of het recht om gebruik te maken van
een product waar een andere rechtspersoon
octrooi of eigendomsrechten op heeft, onder de
voorwaarden vervat in de overeenkomst. Hier
volgen de teksten van de overeenkomsten tus-
sen Volvo en producenten/ontwikkelaars. Een
groot aantal van deze teksten is in het Engels.
Dirac Unison optimaliseert de luidsprekers qua
DivX®, DivX Certified® en daaraan gerelateerde
Bowers & Wilkins tijd, ruimte en frequentie voor optimale basinte-
logo's zijn handelsmerken die eigendom zijn van
gratie en helderheid. De technologie maakt ook
DivX, LLC en worden gebruikt onder licentie.
een waarheidsgetrouwe weergave mogelijk van
de akoestische eigenschappen van specifieke Dit DivX Certified® apparaat kan DivX® Home
concertzalen. Met behulp van geavanceerde algo- Theater videobestanden tot 576p weergeven
ritmes stuurt Dirac Unison op digitale wijze alle (inclusief .avi, .divx). Download gratis software van
luidsprekers aan op basis van akoestische metin- www.divx.com om digitale videobestanden te
gen met een grote nauwkeurigheid. Net als een maken, weergeven en streamen.
echte dirigent garandeert Dirac Unison dat de
OVER DIVX VIDEO-ON-DEMAND: Om Video-on-
luidsprekers bij de weergave perfect op elkaar
Demand-films (VOD) in DivX-formaat te kunnen
zijn afgestemd.
Bowers & Wilkins en B&W zijn handelsmerken afspelen moet u deze DivX Certified® eenheid
van B&W Group Ltd. Nautilus is een handelsmerk eerst registreren. U vindt uw registratiecode via
van B&W Group Ltd. Kevlar is een geregistreerd de sectie DivX VOD in het instellingsmenu van
handelsmerk van DuPont. de eenheid. Breng voor meer informatie over het
afronden van de registratie een bezoek aan
vod.divx.com.
Octrooinummer
Beschermd door een of meer van de volgende
octrooien in de VS. 7,295,673; 7,460,668;
7,515,710; 8,656,183; 8,731,369; RE45,052
}}

551
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Gracenote® U stemt ermee in de Gracenote-gegevens, de toegewezen numerieke code is om de Grace-


Gracenote-software en Gracenote-servers uitslui- note-service query's te laten tellen zonder te
tend voor uw eigen, niet-commercieel privége- weten wie u bent. Ga voor meer informatie naar
bruik te gebruiken. U stemt ermee in de Grace- de webpagina over het Privacybeleid van Grace-
note-software of welke Gracenote-gegevens dan note voor de Gracenote-service.
ook niet aan derden toe te wijzen, te kopiëren,
De licentie voor de Gracenote-software en alle
over te dragen of door te zenden. U STEMT
onderdelen van de Gracenote-gegevens wordt
ERMEE IN DE GRACENOTE-GEGEVENS, DE
verstrekt op "AS IS"-basis. Gracenote doet geen
GRACENOTE-SOFTWARE OF DE GRACENOTE-
toezeggingen en verstrekt geen garantie, uitdruk-
SERVERS UITSLUITEND TE GEBRUIKEN OP
kelijk of stilzwijgend, ten aanzien van de juistheid
DE MANIER DIE HIERIN UITDRUKKELIJK
van de Gracenote-gegevens in de Gracenote-
Het copyright © van bepaalde delen van de WORDT TOEGESTAAN.
servers. Gracenote behoudt zich het recht voor
inhoud berust bij Gracenote of zijn leveranciers.
U stemt ermee in dat uw niet-exclusieve licentie om gegevens te verwijderen van de Gracenote-
Gracenote, Gracenote-logo en -logotype, om de Gracenote-gegevens, de Gracenote-soft- servers of om gegevenscategorieën te wijzigen
"Powered by Gracenote" en Gracenote MusicID ware en de Gracenote-servers te gebruiken, zal als Gracenote hiertoe voldoende reden ziet. Er
zijn geregistreerde handelsmerken of handels- worden beëindigd als u inbreuk maakt op deze wordt geen garantie verstrekt dat de Gracenote-
merken die eigendom zijn van Gracenote, Inc. in beperkingen. Als uw licentie wordt beëindigd, software of Gracenote-servers geen onjuistheden
de VS en/of andere landen. stemt u ermee in op geen enkele wijze meer bevatten of dat het functioneren van de Grace-
gebruik te maken van de Gracenote-gegevens, note-software of Gracenote-servers ononderbro-
Licentieovereenkomst Gracenote® de Gracenote-software en de Gracenote-servers. ken zal zijn. Gracenote is niet verplicht u te voor-
Deze toepassing of dit apparaat bevat software Gracenote behoudt zich alle rechten voor met zien van nieuwe, verbeterde of extra gegevensty-
van Gracenote, Inc. uit Emeryville, Californië (‘Gra- betrekking tot de Gracenote-gegevens, de Gra- pen of -categorieën die Gracenote mogelijk in de
cenote’). Met de software van Gracenote (“Grace- cenote-software en de Gracenote-servers, inclu- toekomst verschaft; Gracenote mag de diensten
note-software”) kan deze toepassing schijf- en of sief alle eigendomsrechten. In geen geval is Gra- op elk moment beëindigen.
bestandsidentificatie uitvoeren en muziekver- cenote aansprakelijk voor betaling aan u voor
wante gegevens ophalen, waaronder informatie GRACENOTE WIJST ALLE GARANTIES, UIT-
informatie die u verschaft. U stemt ermee in dat
over de naam, artiest, track en titel (“Gracenote- DRUKKELIJK OF STILZWIJGEND, INCLUSIEF
Gracenote, Inc. volgens deze overeenkomst uit
gegevens”) vanuit online-servers of ingesloten MAAR NIET BEPERKT TOT STILZWIJGENDE
eigen naam rechtstreeks mag toezien op nale-
databases (samen “Gracenote-servers”). De toe- GARANTIES MET BETREKKING TOT VER-
ving van de rechten jegens u.
passing kan tevens andere functies verrichten. U KOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN
mag Gracenote-gegevens uitsluitend gebruiken De Gracenote-service gebruikt een unieke identi- BEPAALD DOEL, EIGENDOMSRECHT EN HET
door middel van de beoogde eindgebruikersfunc- ficatiecode om query's na te sporen voor statisti- GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN
ties van deze toepassing of dit apparaat. sche doeleinden. Het doel van deze willekeurig DERDEN, VAN DE HAND. GRACENOTE VER-

552
GELUID, MEDIA EN INTERNET

STREKT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN <ORGANIZATION> nor the names of its Graphics, Inc. Copyright in any portions created
DE RESULTATEN DIE WORDEN VERKREGEN contributors may be used to endorse or promote by third parties is as indicated elsewhere herein.
VOOR UW GEBRUIK VAN GRACENOTE-SOFT- products derived from this software without All Rights Reserved. Copyright (C) [1991-2000]
WARE OF WELKE GRACENOTE-SERVER DAN specific prior written permission. THIS Silicon Graphics, Inc. All Rights Reserved.
OOK. GRACENOTE IS IN GEEN GEVAL AAN- SOFTWARE IS PROVIDED BY THE COPYRIGHT Permission is hereby granted, free of charge, to
SPRAKELIJK VOOR INDIRECTE OF GEVOLG- HOLDERS AND CONTRIBUTORS "AS IS" AND any person obtaining a copy of this software and
SCHADE, GEDERFDE WINST OF VERLIES VAN ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, associated documentation files (the "Software"),
INKOMSTEN. INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE to deal in the Software without restriction,
IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY including without limitation the rights to use,
© Gracenote, Inc. 2009
AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE copy, modify, merge, publish, distribute,
Sensus software ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE sublicense, and/or sell copies of the Software,
COPYRIGHT OWNER OR CONTRIBUTORS BE and to permit persons to whom the Software is
This software uses parts of sources from clib2 LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, furnished to do so, subject to the following
and Prex Embedded Real-time OS - Source INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR conditions: The above copyright notice including
(Copyright (c) 1982, 1986, 1991, 1993, 1994), CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, the dates of first publication and either this
and Quercus Robusta (Copyright (c) 1990, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF permission notice or a reference to http://
1993), The Regents of the University of SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF oss.sgi.com/projects/FreeB/ shall be included in
California. All or some portions are derived from USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS all copies or substantial portions of the Software.
material licensed to the University of California by INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS",
American Telephone and Telegraph Co. or Unix ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND,
System Laboratories, Inc. and are reproduced CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
herein with the permission of UNIX System (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) LIMITED TO THE WARRANTIES OF
Laboratories, Inc. Redistribution and use in ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A
source and binary forms, with or without THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE PARTICULAR PURPOSE AND
modification, are permitted provided that the POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL
following conditions are met: Redistributions of SILICON GRAPHICS, INC. BE LIABLE FOR ANY
source code must retain the above copyright This software is based in part on the work of the
CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY,
notice, this list of conditions and the following Independent JPEG Group.
WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT,
disclaimer. Redistributions in binary form must This software uses parts of sources from TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT
reproduce the above copyright notice, this list of "libtess". The Original Code is: OpenGL Sample OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE
conditions and the following disclaimer in the Implementation, Version 1.2.1, released January OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE
documentation and/or other materials provided 26, 2000, developed by Silicon Graphics, Inc. The SOFTWARE. Except as contained in this notice,
with the distribution. Neither the name of the Original Code is Copyright (c) 1991-2000 Silicon the name of Silicon Graphics, Inc. shall not be
}}

553
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| used in advertising or otherwise to promote the camellia:1.2.0 OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR


sale, use or other dealings in this Software Copyright (c) 2006, 2007 OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF
without prior written authorization from Silicon THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF
NTT (Nippon Telegraph and Telephone
Graphics, Inc. ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH
Corporation). All rights reserved.
DAMAGE.
This software is based in parts on the work of the
Redistribution and use in source and binary
FreeType Team. Unicode: 5.1.0
forms, with or without modification, are permitted
This software uses parts of SSLeay Library: provided that the following conditions are met: COPYRIGHT AND PERMISSION NOTICE
Copyright (C) 1995-1998 Eric Young Copyright c 1991-2013 Unicode, Inc. All rights
1. Redistributions of source code must retain
(eay@cryptsoft.com). All rights reserved reserved. Distributed under the Terms of Use in
the above copyright notice, this list of
conditions and the following disclaimer as http://www.unicode.org/copyright.html.
Linux software
the first lines of this file unmodified. Permission is hereby granted, free of charge, to
This product contains software licensed under
2. Redistributions in binary form must any person obtaining a copy of the Unicode data
GNU General Public License (GPL) or GNU
reproduce the above copyright notice, this list files and any associated documentation (the
Lesser General Public License (LGPL), etc.
of conditions and the following disclaimer in "Data Files") or Unicode software and any
You have the right of acquisition, modification, the documentation and/or other materials associated documentation (the "Software") to
and distribution of the source code of the GPL/ provided with the distribution. deal in the Data Files or Software without
LGPL software. restriction, including without limitation the rights
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY NTT ``AS
You may download Source Code from the IS'' AND ANY EXPRESS OR IMPLIED to use, copy, modify, merge, publish, distribute,
following website at no charge: http:// WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED and/or sell copies of the Data Files or Software,
www.embedded-carmultimedia.jp/linux/oss/ TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF and to permit persons to whom the Data Files or
download/TVM_8351_013 MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A Software are furnished to do so, provided that (a)
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN the above copyright notice(s) and this permission
The website provides the Source Code "As Is" notice appear with all copies of the Data Files or
and without warranty of any kind. NO EVENT SHALL NTT BE LIABLE FOR ANY
DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, Software, (b) both the above copyright notice(s)
By downloading Source Code, you expressly EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES and this permission notice appear in associated
assume all risk and liability associated with (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, documentation, and (c) there is clear notice in
downloading and using the Source Code and PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR each modified Data File or in the Software as
complying with the user agreements that SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; well as in the documentation associated with the
accompany each Source Code. OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER Data File(s) or Software that the data or software
CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, has been modified.
Please note that we cannot respond to any
inquiries regarding the source code. WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY,

554
GELUID, MEDIA EN INTERNET

THE DATA FILES AND SOFTWARE ARE PERFORMANCE OF THE DATA FILES OR Verklaring van overeenstemming
PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF SOFTWARE.
ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING
Except as contained in this notice, the name of a
BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF
copyright holder shall not be used in advertising
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A
or otherwise to promote the sale, use or other
PARTICULAR PURPOSE AND
dealings in these Data Files or Software without
NONINFRINGEMENT OF THIRD PARTY
prior written authorization of the copyright holder.
RIGHTS. IN NO EVENT SHALL THE
COPYRIGHT HOLDER OR HOLDERS
INCLUDED IN THIS NOTICE BE LIABLE FOR
ANY CLAIM, OR ANY SPECIAL INDIRECT OR
CONSEQUENTIAL DAMAGES, OR ANY
DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM
LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER
IN AN ACTION OF CONTRACT, NEGLIGENCE
OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT
OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR

}}

555
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Land/
regio
Brazilië:

Este equipamento opera em caráter secundário isto e, náo tem direito a protecão contra interferéncia prejudicial, mesmo tipo, e não pode
causar interferéncia a sistemas operando em caráter primário.
Para consultas, visite: www.anatel.gov.br
EU:

Producent: Mitsubishi Electric Corporation Sanda Works 2-3-33, Miwa, Sanda-city. Hyogo, 669-1513, Japan
Mitsubishi Electric Corporation verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van het type [Audio Navigation Unit] in overeenstemming is met de
Richtlijn 2014/53/EU.
Voor meer informatie, zie support.volvocars.com.
Verenigde
Arabische
Emiraten:

556
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Land/
regio
Kazach-
stan:

Modelnaam: NR-0V
Producent: Mitsubishi Electric Corporation
Exportland: Japan

}}

557
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Land/
regio
China: 1.
■ 使用频率 2.4 - 2.4835 GHz
■ 等效全向辐射 率(EIRP) 天线增益 10dBi 时 ≤100 mW 或≤20 dBm ①
■ 最大 率谱密度 天线增益 10dBi 时 ≤20 dBm / MHz(EIRP) ①
■ 载频容限 20 ppm
■ 帯外发射 率(在 2.4-2.4835GHz 頻段以外) ≤-80 dBm / Hz (EIRP)
■ 杂散发射(辐射) 率(对应载波±2.5 倍信道带宽以外)
• ≤-36 dBm / 100 kHz (30 - 1000 MHz)
• ≤-33 dBm / 100 kHz (2.4 - 2.4835 GHz)
• ≤-40 dBm / 1 MHz (3.4 - 3.53 GHz)
• ≤-40 dBm / 1 MHz (5.725 - 5.85 GHz)
• ≤-30 dBm / 1 MHz (其它 1 - 12.75 GHz)
2.不得擅自更改发射频率 大发射 率(包括额外 装射频 率放大器),不得擅自外接天线或改用其它发射天线
3.使用时不得对各种合法的无线电通信业 产生有害干扰 一旦发现有干扰现象时,应立即停止使用,并采 措施消除干扰后方可继续
使用
4.使用微 率无线电设备,必须忍 各种无线电业 的干扰或工业 科学及医疗应用设备的辐射干扰
5.不得在飞机和机场附近使用

558
GELUID, MEDIA EN INTERNET

Land/
regio
Korea: B 급 기기 (가정용 방송통신기자재)
이 기기는 가정용(B 급) 전자파적합기기로서 주로
가정에서 사용하는 것을 적으로 하며, 든
지역에서 사용할 수 있습니다.
해당 무선설비는 전파혼신 가능성이 있으므로 인명안전과 관련된 서비스는 할 수 없습니다.
Maleisië

This device has been certified under the Communications & Multimedia Act of 1998, Communications and Multimedia (Technical Standards)
Regulations 2000.To retrieve your device’s serial number, please visit (support.volvocars.com) and search for “SIRIM Label Verification”.
Device category: Navigation equipment for vehicle (Bluetooth)
Model: NR-0V
Type Approval No.:
RBAY/18A/1015S(15-4067)

}}

559
GELUID, MEDIA EN INTERNET

|| Land/
regio
Mexico:

Taiwan: 低功率電波輻射性電機管理辦法
第十二條
經型式認證合格之低功率射頻電機,非經許可,公司 商號或使用者均不得擅自
變更頻率 加大功率或變更原設計之特性及功能
第十四條
低功率射頻電機之使用不得影響飛航安全及干擾合法通信;經發現有干擾現象時,應
立停用,改善至無干擾時方得繼續使用 前項合法通信,指依電信法規定作業之無線
電通信 低功率射頻電機須忍受合法通信或工業 科學及醫療用電波輻射性電機設備
之干擾

Gerelateerde informatie
• Audio, media en internet (p. 506)
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
• Mediaspeler (p. 517)
• Gracenote® (p. 521)
• Sensus - connectiviteit en entertainment
(p. 34)

560 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
WIELEN EN BANDEN

Banden Nieuwe banden wordt, als banden zelden of nooit worden


De banden bieden onder meer draagvermogen, gebruikt. Daarbij kan de werking van de band
grip op de ondergrond, trillingsdemping en worden aangetast. Dit geldt voor alle banden die
beschermen de wielen tegen slijtage. u voor toekomstig gebruik hebt opgeslagen.
De banden zijn van grote invloed op de rijeigen- Scheurvorming of verkleuring zijn de zichtbare
schappen van de auto. Zowel het type, de maat, kenmerken van een band die ongeschikt is voor
de bandenspanning als de snelheidsklasse zijn gebruik.
belangrijk voor het rijgedrag van de auto.
Zuinige banden
Welke banden er op de auto zitten staat op de • Zorg steeds voor de juiste bandenspanning.
bandengegevenssticker op de B-stijl (tussen
voor- en achterportier) aan bestuurderszijde.
• Vermijd snelle starts, krachtig remmen en
piepende banden.

WAARSCHUWING
• Naarmate er sneller wordt gereden, slijten de
banden ook sneller.
Banden hebben een beperkte houdbaarheidsda-
Een beschadigde band kan voor een oncon-
troleerbare auto zorgen. tum. Na enkele jaren worden de banden hard en • De juiste instelling van de voorwielen is erg
neemt de grip op het wegdek stukje bij beetje af. belangrijk.
Gebruik bij het verwisselen van banden altijd zo • Ongebalanceerde wielen maken banden
Aanbevolen banden nieuw mogelijke banden. Dit geldt in het bijzon- minder zuinig en verslechteren het rijcomfort.
De auto wordt aangeleverd met originele Volvo- der voor winterbanden. De laatste cijfers van de
banden met aan de zijkant het opschrift VOL1. cijferreeks geven de week en het jaar van pro- • De banden moeten tijdens hun hele levens-
Deze banden zijn zorgvuldig afgestemd op de duur dezelfde rotatierichting hebben.
ductie aan. Het is de zogenoemde DOT-code
auto. Bij het verwisselen van banden is het (Department of Transportation) van de band en • Als u van banden wisselt, moeten de banden
daarom belangrijk om erop te letten dat ook de bestaat uit vier cijfers, bijvoorbeeld 0717. Een met het beste profiel op de achterwielen
nieuwe banden voorzien zijn van dit opschrift voor dergelijke band is de 7e week van het jaar 2017 worden gemonteerd om het gevaar voor
het behoud van de rijeigenschappen, het rijcom- geproduceerd. oversturen bij krachtig remmen te beperken.
fort en het brandstofverbruik van de auto. • Als u over trottoirbanden of door diepe gaten
Leeftijd van de banden rijdt, kunt u de banden en/of velgen perma-
Alle banden die ouder zijn dan 6 jaar moet u door nent beschadigen.
een vakman laten controleren, ook al zien ze er
intact uit. Dit omdat het materiaal waarvan ban-
den gemaakt zijn ook veroudert en afgebroken

1 Voor bepaalde bandenmaten zijn afwijkingen mogelijk.

562
WIELEN EN BANDEN

Bandenrotatie Banden die niet op velgen zijn gemonteerd, moe- Gerelateerde informatie
De auto heeft geen verplichte bandenrotatie. De ten liggend op hun zijkant of rechtopstaand wor- • Bandenspanning controleren (p. 566)
rijstijl, de bandenspanning, het klimaat en de den opgeslagen, maar niet worden opgehangen.
• De draairichting van de banden. (p. 565)
staat van de wegen zijn van invloed op de snel-
heid waarmee de banden verouderen en slijten. BELANGRIJK • Slijtage-indicator van banden (p. 566)
De juiste bandenspanning levert een gelijkmati- • Bandenspanningscontrolesysteem*
Banden moeten worden opgeslagen op een (p. 569)
ger slijtage op.
koele, droge en donkere plaats en mogen
Om verschillen in profieldiepte te voorkomen en nooit worden opgeslagen in de buurt van • Noodreparatieset voor banden (p. 583)
slijtpatronen in de banden tegen te gaan dient u oplosmiddelen, benzine, oliën e.d. • Maataanduiding voor banden (p. 564)
de wielen op de voor- en achteras onderling van
plaats te verwisselen. Verricht de eerste wissel na
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
WAARSCHUWING (p. 686)
zo'n 5000 km (zo'n 3100 miles) en doe dat
daarna om de 10.000 km (zo'n 6200 miles) • De maten van velgen en banden voor uw • Adviezen voor het vervoer van bagage
opnieuw. (p. 598)
Volvo zijn aangegeven om te voldoen aan
Volvo adviseert u contact op te nemen met een strenge eisen als het gaat om stabiliteit
erkende Volvo-werkplaats, als u niet zeker bent en rijeigenschappen. Niet-goedgekeurde
van de profieldiepte. Als er al een duidelijk ver- combinaties van velg- en bandenmaten
schil zit in de slijtage (> 1 mm verschil in profiel- kunnen van negatieve invloed zijn op de
diepte) van de banden, dienen de minst versleten stabiliteit en de rijeigenschappen van de
banden altijd op de achteras te zitten. Slippende auto.
voorwielen zijn gemakkelijker te corrigeren dan • Eventuele schade veroorzaakt door
slippende achterwielen, omdat de auto rechtuit gemonteerde combinaties van velgen/
blijft rijden in plaats van uit te breken met de ach- banden met niet-goedgekeurde maten
terkant waarbij u mogelijk de controle over de vallen niet onder de fabrieksgarantie.
auto verliest. Daarom is belangrijk dat de achter- Volvo aanvaardt geen aansprakelijkheid
wielen nooit vóór de voorwielen grip verliezen. voor overlijden, letsel of kosten die het
gevolg kunnen zijn van dergelijke installa-
Wielen en banden opslaan ties.
Als u complete wielen (banden gemonteerd op
velgen) opslaat, moeten die worden opgehangen
of op hun zijkant op de vloer liggen.

* Optie/accessoire. 563
WIELEN EN BANDEN

Maataanduiding voor banden Snelheidsklasse W 270 km/h (168 mph)


Aanduidingen voor de afmetingen, lastindex en Elke band is berekend op een bepaalde maxi-
snelheidsklasse van de banden. mumsnelheid. De snelheidsklasse, SS (Speed Y 300 km/h (186 mph)
Symbol), van de banden moet minimaal overeen-
De typegoedkeuring van de auto geldt in combi- komen met de topsnelheid van de auto. In onder-
natie met bepaalde wielen en banden.
WAARSCHUWING
staande tabel staat welke toelaatbare maximum-
snelheid voor de verschillende snelheidsklassen De minimaal toelaatbare lastindex (LI) en de
Maataanduiding (SS) geldt. De enige uitzondering hierop vormen snelheidsklasse (SS) van de banden voor de
Alle banden hebben een bepaalde maataandui- verschillende motorvarianten staan gespecifi-
winterbanden2, waarvoor een lagere snelheids- ceerd in de gedrukte gebruikershandleiding.
ding, bijvoorbeeld: 235/60 R18 103 V.
klasse gebruikt mag worden. Bij gebruik van der- Bij gebruik van banden met een te lage lastin-
gelijke banden mag u niet sneller rijden dan de dex of snelheidsklasse kunnen de banden
235 Breedte van de band (mm) maximumsnelheid die voor het gebruikte banden- oververhit en beschadigd raken.
60 Verhouding tussen de hoogte en type geldt (voor klasse Q geldt bijvoorbeeld een
breedte van de band (%) maximumsnelheid van 160 km/h (100 mph).) De Gerelateerde informatie
gesteldheid van het wegdek is bepalend voor de
• Banden (p. 562)
R Aanduiding voor radiaalbanden maximumsnelheid en niet de snelheidsklasse op
de banden. • Maataanduiding voor wielen (p. 565)
18 Velgdiameter van de band
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
103 Aanduiding van het draagvermogen van N.B. (p. 686)
de band, lastindex (LI)
In de tabel staat de maximaal toegestane • Minimaal toelaatbare lastindex en snelheids-
snelheid. klassen voor banden (p. 687)
V Aanduiding van de snelheidslimiet van
de band, snelheidsklasse (SS). (In het
gegeven geval 240 km/h (149 mph).)
Q 160 km/h (100 mph) (alleen voor winter-
banden)
Lastindex
Iedere band heeft een bepaald draagvermogen, T 190 km/h (118 mph)
wat wordt aangeduid met de lastindex (LI). Het
gewicht van de auto bepaalt het draagvermogen H 210 km/h (130 mph)
van de banden. V 240 km/h (149 mph)

2 Onder winterbanden worden zowel banden met als zonder "spikes" verstaan.

564
WIELEN EN BANDEN

Maataanduiding voor wielen De draairichting van de banden. N.B.


Wiel- en velgmaten worden aangeduid zoals in Bij banden met een speciaal profiel dat alleen
Let erop dat u hetzelfde type, dezelfde maat
de onderstaande tabel. goed werkt wanneer de banden in een bepaalde
en ook hetzelfde merk voor beide wielparen
De typegoedkeuring van de auto geldt in combi- richting draaien, staat deze richting aangegeven
hebt.
natie met bepaalde wielen en banden. met een pijl op de zijkant van de band.
Alle wielen hebben een bepaalde maataandui-
Gerelateerde informatie
ding, bijvoorbeeld: 7,5Jx18x50,5.
• Banden (p. 562)
7,5 Velgbreedte in inch
J Profiel velgrand
18 Velgdiameter van de band
50,5 Bolling in mm (afstand tussen de verti-
cale aslijn door het wiel en het contact-
vlak met de naaf)

Gerelateerde informatie De pijl geeft de draairichting van de band aan.


• Banden (p. 562)
• Zorg dat de banden altijd dezelfde draairich-
• Maataanduiding voor banden (p. 564) ting hebben.
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
• Banden mogen alleen van voor naar achter
(p. 686) verwisseld worden, nooit van links naar
rechts of omgekeerd.
• Als u de banden verkeerd aanbrengt, nemen
de remeigenschappen van de auto af en
kunnen de banden regen, sneeuw en drab
minder goed afvoeren.
• Monteer de banden met het diepste profiel
altijd op de achteras (om het gevaar voor
slippen te verminderen).

565
WIELEN EN BANDEN

Slijtage-indicator van banden Bandenspanning controleren Koude banden


De slijtage-indicator geeft de status aan van de Een juiste bandenspanning is een hulpmiddel De bandenspanning moet worden gecontroleerd
profieldiepte van de band. voor een betere rijstabiliteit, een lager brandstof- als de banden koud zijn.
verbruik en banden die langer meegaan. De banden worden beschouwd als koud als ze
Dat de bandenspanning na verloop van tijd daalt dezelfde temperatuur hebben als de omgevings-
is normaal. De bandenspanning varieert ook lucht.
afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Wan- Deze temperatuur wordt normaal gesproken
neer u met een te lage bandenspanning rijdt, bereikt als de auto minimaal 3 uur geparkeerd
kunnen de banden oververhit en beschadigd heeft gestaan.
raken. De bandenspanning is van invloed op het
Wanneer er ongeveer 1,6 km (1 mijl) mee is
rijcomfort, de geproduceerde weggeluiden en de
gereden, zijn de banden te beschouwen als
rijeigenschappen.
warm. Als u verder dan dat moet rijden voor het
Controleer iedere maand de bandenspanning. oppompen van de banden, moet u eerst de ban-
Gebruik de aanbevolen bandenspanning voor denspanning controleren en registreren en ver-
koude banden, voor optimale bandenprestaties volgens de juiste bandenspanning toevoegen als
De slijtage-indicator is een smalle ophoging die en een optimale slijtage. Een te lage of te hoge u bij de pomp bent aangekomen.
dwars op het bandenprofiel staat. Op de zijwand bandenspanning kan ertoe leiden dat banden
Als de buitentemperatuur verandert, verandert
van de band staan de letters TWI (Tread Wear onregelmatig slijten.
ook de bandenspanning. Een temperatuurverla-
Indicator). De slijtage-indicatoren zijn duidelijk ging van 10 graden zorgt ervoor dat de banden-
zichtbaar, wanneer een band dusdanig versleten WAARSCHUWING spanning met 1 psi (7 kPa) daalt. Controleer vaak
is dat slechts 1,6 mm (1/16 inch) van het profiel • Een te lage bandenspanning is de meest de bandenspanning en pas deze aan naar de
over is. Vervang de banden dan zo spoedig voorkomende reden voor het stukgaan juiste druk. Deze vindt u op het plaatje met ban-
mogelijk. Let erop dat een band met een gering van banden en kan leiden tot ernstige deninformatie of op het certificeringsetiket.
profiel zeer weinig grip op het wegdek heeft bij barsten in de band, het loslaten van het
regen of sneeuw. Als u de bandenspanning controleert bij warme
loopvlak of een klapband. Daarbij raken
banden moet u er nooit lucht uit laten. De ban-
mensen onverwacht de controle over de
Gerelateerde informatie den zijn warm door het rijden en het is normaal
auto kwijt en bestaat er gevaar voor let-
• Banden (p. 562) sel.
dat de druk toeneemt tot boven de aanbevolen
druk voor koude banden. Een warme band met
• Als de bandenspanning te laag is, heeft een bandenspanning die gelijk is aan of lager is
de auto minder laadvermogen. dan de aanbevolen druk voor koude banden kan
een te lage druk hebben.

566
WIELEN EN BANDEN

Gerelateerde informatie Bandenspanning aanpassen 3. Plaats het ventieldopje terug.


• Bandenspanning aanpassen (p. 567) Dat de bandenspanning na verloop van tijd daalt
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568) is normaal. Daarom moet u om de aanbevolen N.B.
bandenspanning te handhaven de bandenspan-
• Bandenspanningscontrolesysteem*
ning soms aanpassen.
• Plaats na het oppompen van een band
(p. 569) altijd het ventieldopje terug om schade aan
Gebruik de aanbevolen bandenspanning voor het ventiel door grind, vuil e.d. te voorko-
• Banden (p. 562) koude banden, voor optimale bandenprestaties men.
en een optimale slijtage.
• Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
ventieldopjes kunnen roesten en zijn moei-
N.B. lijk los te draaien.
Controleer de bandenspanning bij koude ban-
den om de verkeerde bandenspanning tegen 4. Controleer de banden op het oog om te kij-
te gaan. Koude banden hebben dezelfde tem- ken of er geen spijkers of andere voorwer-
peratuur als de omgeving (na ca. 3 uur stil- pen in vastzitten waardoor de band lek kan
stand). Al na enkele kilometers rijden worden gaan.
de banden warm en loopt de spanning op.
5. Controleer de zijwanden; kijk of er geen
putjes, sneetjes, bobbels of andere onregel-
1. Verwijder de dop van het ventiel van een
matigheden zijn.
band en druk vervolgens met de manometer
krachtig op het ventiel. 6. Doe dit voor alle banden, ook de reserve-
band*.
2. Vul lucht bij tot de aanbevolen druk is
bereikt.

}}

* Optie/accessoire. 567
WIELEN EN BANDEN

|| N.B. Aanbevolen bandenspanning Gerelateerde informatie


Op de sticker voor op de portierstijl aan de • Bandenspanning controleren (p. 566)
Als u een band te hard hebt opgepompt, kunt
u lucht laten ontsnappen door op de metalen
bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier) • Goedgekeurde bandenspanningswaarden
staat de juiste bandenspanning voor uw auto (p. 689)
pen in het midden van het ventiel te drukken.
aangegeven bij verschillende belading en snel-
Controleer vervolgens de spanning opnieuw
heid.
met de manometer.
Sommige reservebanden vereisen een
hogere bandenspanning dan andere banden.
Raadpleeg de bandenspanningstabel of het
bandenspanningsplaatje.

Gerelateerde informatie
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587)
• Goedgekeurde bandenspanningswaarden Op het plaatje staat de aanduiding voor de af
(p. 689) fabriek gemonteerde banden van de auto plus de
maximale belasting en de bandenspanning.
Zuiniger rijden met ECO-bandenspanning
Bij een lichte belading (maximaal 3 inzittenden)
en snelheden tot 160 km/h (100 mph) kunt u
voor brandstofbesparing de ECO-bandenspan-
ning aanhouden. Als u echter uit bent op een
minimum aan rijgeluiden en optimaal rijcomfort
wordt geadviseerd de lagere Comfort-banden-
spanning aan te houden.

568
WIELEN EN BANDEN

Bandenspanningscontrolesysteem* Algemene informatie over bestuurder dient de juiste bandenspanning te


Het bandenspanningscontrolesysteem Indirect bandenspanningscontrolesystemen handhaven, óók als de grenswaarde voor een
Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS) waar- In de onderstaande informatie wordt het banden- lage bandenspanning niet is bereikt en het con-
schuwt u met een controlesymbool op het spanningscontrolesysteem aangeduid met de trolesymbool daardoor nog niet is gaan branden.
bestuurdersdisplay voor een te lage banden- algemene benaming TPMS. De auto is ook voorzien van een indicator voor
spanning in een of meer banden van de auto. Iedere band, ook de reserveband*, moet maande- storingen in het TPMS. Deze geeft aan wanneer
Symbool Uitleg lijks worden gecontroleerd. Bij controle moet de het systeem niet correct werkt. De indicator voor
band koud zijn en de bandenspanning hebben storingen in het TPMS is gecombineerd met het
Het symbool gaat branden om een controlesymbool voor een lage bandenspanning.
die door de autofabrikant wordt aanbevolen op
te lage bandenspanning aan te Als het systeem een storing detecteert, gaat het
de bandenspanningssticker of in de bandenspan-
geven. symbool op het bestuurdersdisplay circa één
ningstabel. Als de auto banden heeft met een
Als er een storing optreedt in het andere maat dan aanbevolen door de fabrikant, minuut knipperen om vervolgens te blijven bran-
systeem, zal het waarschuwings- moet u uitzoeken wat voor deze banden het juiste den. Dit wordt telkens herhaald als de auto wordt
symbool voor de bandenspanning bandenspanningsniveau is. gestart tot de storing is verholpen. Wanneer het
ongeveer een minuut knipperen en symbool brandt, kan dat gevolgen hebben voor
Als extra veiligheidsmaatregel is de auto voorzien het vermogen van het systeem om een lage ban-
vervolgens constant gaan branden.
van een bandenspanningscontrolesysteem denspanning te detecteren en ervoor te waar-
(TPMS) dat aangeeft wanneer de bandenspan- schuwen.
Systeembeschrijving ning in een of meer banden te laag is. Wanneer
Het bandenspanningscontrolesysteem meet met het controlesymbool voor een lage bandenspan- Storingen in het TPMS kunnen diverse oorzaken
behulp van het ABS de verschillen in de omwen- ning gaat branden, moet u zo snel mogelijk stop- hebben zoals het gebruik van een reservewiel of
telingssnelheid van de verschillende wielen om zo pen, de banden controleren en de band(en) andere banden of wielen, waardoor het TPMS
te kunnen bepalen of de bandenspanning in orde oppompen tot de juiste spanning. niet goed kan functioneren.
is. Bij een te geringe bandenspanning verandert
Rijden op banden met een te lage bandenspan- Controleer altijd het controlesymbool voor het
de diameter en daarmee ook de rotatiesnelheid
ning kan ertoe leiden dat de banden oververhit TPMS nadat u een of meer banden hebt vervan-
van de band. Aan de hand van onderlinge verge-
raken, waardoor de banden lek kunnen raken. gen om er zeker van te zijn dat de nieuwe band
lijkingen kan het systeem vaststellen of de span-
Door een lage bandenspanning gaat u ook min- of het nieuwe wiel goed werkt in combinatie met
ning in een of meer banden te gering is.
der zuinig rijden en gaan de banden minder lang het TPMS.
mee én het kan gevolgen hebben voor de rijei-
genschappen van de auto en het vermogen om
Meldingen op het instrumentenpaneel
Bij een te lage bandenspanning gaat het contro-
tot stilstand te komen. Let erop dat TPMS geen
lelampje voor een lage bandenspanning op het
vervanging is voor normaal bandenonderhoud. De
}}

* Optie/accessoire. 569
WIELEN EN BANDEN

|| bestuurdersdisplay branden en er verschijnt een WAARSCHUWING Bandenspanningscontrolesysteem


melding. kalibreren*
• Een verkeerde bandenspanning kan tot
• Bandenspanning laag Controleer bandenpech leiden, waarbij u de controle
Het bandenspanningscontrolesysteem Indirect
banden, kalibreer na vullen Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS) kan
over de auto kunt verliezen.
alleen correct werken, wanneer er een referen-
• Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet • Het systeem kan plotselinge banden- tiewaarde voor de bandenspanning is vastge-
beschikbaar schade onmogelijk voorzien. steld. Dit moet na iedere bandenwissel of wijzi-
• Bandenspanningssyst. Service vereist ging in de bandenspanning gebeuren.
Waar u op moet letten Gerelateerde informatie
Zo moet u de bandenspanning afstemmen op de
• Kalibreer het systeem altijd na het verwisse- • Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
door Volvo geadviseerde bandenspanningswaar-
len van wielen of het aanpassen van de ban- • Bandenspanningsstatus op het middendis- den bij ritten met een zware belading of op hoge
denspanning. Zie de bandenspanningssticker play* bekijken (p. 572) snelheden (meer dan 160 km/h (100 mph)).
op de portierstijl aan bestuurderszijde voor • Maatregel bij een waarschuwing voor een Herkalibreer het systeem vervolgens.
de bandenspanning die Volvo adviseert. lage bandenspanning (p. 573) 1. Zet de auto uit.
• Als u wielen met een bandenmaat anders • Bandenspanningscontrolesysteem kalibre-
dan de originele monteert moet u het sys- 2. Pomp de banden op tot de gewenste span-
ren* (p. 570) ning, volgens de bandenspanningssticker
teem herkalibreren met de nieuwe banden
om onterechte waarschuwingen tegen te aan de binnenkant van de portierstijl aan
gaan. bestuurderszijde.

• Bij gebruik van een reservewiel* werkt het 3. Start de motor.


bandenspanningscontrolesysteem mogelijk 4. Open de app Auto status op het app-
niet goed door verschillen tussen de wielen. scherm.
• Het systeem vormt geen vervanging voor een
regelmatige bandeninspectie en onderhoud.
• Het is niet mogelijk het bandenspannings-
controlesysteem uit te schakelen.

570 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN

5. Druk op TPMS. 8. Rijd in de auto totdat de kalibratie voltooid is. N.B.


Het kalibreren vindt plaats als de auto rijdt Vergeet niet om altijd het bandenspannings-
op een snelheid van meer dan 35 km/h controlesysteem te kalibreren als u wielen
(22 mph). hebt vervangen of als de bandenspanning is
> Wanneer het systeem voldoende gege- aangepast volgens de bandenspanningsstic-
vens heeft verzameld om een geringe ker of de bandenspanningstabel.
bandenspanning te kunnen detecteren,
Als niet de juiste referentiewaarden zijn inge-
verandert de kleur van de banden op het
steld, kan het systeem niet op de juiste
N.B. middendisplay van grijs in groen. Het sys-
manier waarschuwen voor een te lage ban-
teem geeft na afloop van de kalibratie
De auto moet stilstaan bij het starten van de denspanning.
geen bevestiging.
kalibratie.
De auto moet stilstaan met een draaiende
Als u het contact uitschakelt voordat de
motor om toegang te krijgen tot de kalibra-
kalibratie is afgerond, hebben de banden
6. Druk op Kalibreren. tieknop en het kalibratieproces te kunnen
op het middendisplay de volgende keer
7. Druk op OK om te bevestigen dat u de ban- starten.
dat u de auto start geen grijze maar een
denspanning van alle vier de wielen hebt groene kleur, ondanks dat de kalibratie
gecontroleerd en aangepast. niet is voltooid. Start een nieuwe kalibratie WAARSCHUWING
en wacht met het uitschakelen van het
contact totdat de kalibratie is voltooid om De uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide.
Dit is onzichtbaar en geurloos, maar wel zeer
er zeker van te zijn dat een correcte kali- giftig. Het kalibreren moet daarom altijd bui-
bratie is uitgevoerd. tenshuis of in een werkplaats met afzuigin-
Als de kalibratie niet kan worden gestart, stallatie voor uitlaatgas gebeuren.
verschijnt de melding Kalibreren niet
gelukt. Probeer opnieuw.. Gerelateerde informatie
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
• Bandenspanning aanpassen (p. 567)
• Bandenspanningsstatus op het middendis-
play* bekijken (p. 572)

}}

* Optie/accessoire. 571
WIELEN EN BANDEN

• Maatregel bij een waarschuwing voor een Bandenspanningsstatus op het


lage bandenspanning (p. 573) middendisplay* bekijken
• Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 569) Het bandenspanningscontrolesysteem, Indirect
Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS), biedt
u de mogelijkheid om op het middendisplay de
bandenspanningsstatus te bekijken.

Status controleren
1. Open de app Auto status op het app-
scherm.

Groene band:
• De bandenspanning is hoger dan de grens-
waarde voor een waarschuwing.
Gele band:
2. Druk op TPMS om de status van de banden
te bekijken. • De bandenspanning is te laag. Stop de auto
en controleer/corrigeer de bandenspan-
ningswaarde door de band onmiddellijk op te
pompen. Kalibreer het systeem na aanpas-
sing van de bandenspanning.
Alle banden geel:
• De bandenspanning van twee of meer ban-
den is te gering. Stop de auto en controleer/
Statusindicatie
corrigeer de bandenspanningswaarden door
De grafische voorstelling op het middendisplay
de banden onmiddellijk op te pompen. Kali-
geeft voor iedere band3 de status aan. breer het systeem na aanpassing van de
bandenspanning.

3 De afbeelding is schematisch. Afhankelijk van de softwareversie en het model zijn afwijkingen mogelijk.

572 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN

Alle banden grijs: Maatregel bij een waarschuwing N.B.


• Kalibratie loopt. voor een lage bandenspanning
Controleer de bandenspanning bij koude ban-
Wanneer het bandenspanningscontrolesysteem
• Status onbekend.
Indirect Tyre Pressure Monitoring System
den om de verkeerde bandenspanning tegen
U moet mogelijk enkele minuten rijden op snel- te gaan. Koude banden hebben dezelfde tem-
(ITPMS), waarschuwt, is de bandenspanning in
heden hoger dan 35 km/h (22 mph) om het sys- peratuur als de omgeving (na ca. 3 uur stil-
een of meer banden van de auto te laag zodat er
teem te activeren. stand). Al na enkele kilometers rijden worden
actie vereist is.
de banden warm en loopt de spanning op.
Alle banden grijs en een melding: Controleer de bandenspanning en cor-
rigeer deze zo nodig, wanneer het con-
• Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet trolesymbool voor het systeem gaat N.B.
beschikbaar. Het controlesymbool knippert branden en de melding
en gaat na zo'n 1 minuut constant branden. Bandenspanning laag verschijnt. • Plaats na het oppompen van een band
Het systeem is tijdelijk niet beschikbaar, altijd het ventieldopje terug om schade
maar wordt spoedig geactiveerd. 1. Zet de auto uit. aan het ventiel door grind, vuil e.d. te
voorkomen.
• Bandenspanningssyst. Service vereist. 2. Controleer de bandenspanning van alle vier
Het controlesymbool knippert en gaat na de wielen met een manometer. • Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
zo'n 1 minuut constant branden. Het sys- ventieldopjes kunnen roesten en zijn
3. Pomp de banden op tot de juiste spanning,
teem werkt niet naar behoren, neem contact moeilijk los te draaien.
volgens de bandenspanningssticker aan de
op met een werkplaats4. binnenkant van de portierstijl aan bestuur-
derszijde. WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie
• Bandenspanningscontrolesysteem kalibre- 4. Kalibreer het systeem via het middendisplay • Een verkeerde bandenspanning kan tot
ren* (p. 570) na aanpassing van de bandenspanning. bandenpech leiden, waarbij u de controle
• Maatregel bij een waarschuwing voor een Let erop dat het symbool niet verdwijnt, voor- over de auto kunt verliezen.
lage bandenspanning (p. 573) dat de geringe bandenspanning is verholpen • Het systeem kan plotselinge banden-
• Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 569) en een nieuwe kalibratie is verricht. schade onmogelijk voorzien.
• Autostatus (p. 614)
Gerelateerde informatie
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
• Bandenspanning aanpassen (p. 567)

4 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. }}

* Optie/accessoire. 573
WIELEN EN BANDEN

• Bandenspanningscontrolesysteem kalibre- Bij het verwisselen van wielen Gereedschapsset


ren* (p. 570) U kunt de wielen vervangen door bijvoorbeeld In de bagageruimte van de auto ligt gereed-
• Bandenspanningsstatus op het middendis- winterwielen of een reservewiel. Neem de des- schap dat bijvoorbeeld bij slepen of bij het ver-
play* bekijken (p. 572) betreffende instructie in acht voor het demonte- wisselen van een wiel kan worden gebruikt.
ren en monteren van wielen.
• Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 569)
• Band oppompen met compressor uit repara- Bij montage van een andere
tieset voor banden (p. 587) bandenmaat
Controleer of de bandenmaat goedgekeurd is
voor gebruik op de auto.
Neem bij montage van een andere bandenmaat
altijd contact op met een erkende Volvo-werk-
plaats voor een update van de software. Bij mon-
tage van een grotere of kleinere bandenmaat en
ook bij het vervangen van zomerbanden door win-
terbanden is mogelijk een update van de soft-
ware vereist.
In het blok schuimrubber onder de vloer in de
Gerelateerde informatie bagageruimte ligt het sleepoog van de auto, een
noodreparatieset voor banden, gereedschap om
• Wielen demonteren (p. 576)
de kunststof doppen van de wielbouten te verwij-
• Wiel monteren (p. 578) deren en de dop voor de afsluitbare wielbouten.
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
Bij een auto met reservewiel* treft u ook een krik
(p. 686)
aan, een wielsleutel en een verpakking met
• Gereedschapsset (p. 574) wegwerphandschoenen plus een opbergzak voor
• Winterwielen (p. 581) het kapotte wiel.
• Reservewiel* (p. 579) Gerelateerde informatie
• Wielbouten (p. 575) • Bij het verwisselen van wielen (p. 574)
• Krik* (p. 575)

574 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN

Krik* BELANGRIJK Wielbouten


De krik is te gebruiken om de auto op te nemen De wielen zitten met wielbouten op de naven
voor bijvoorbeeld het monteren van een reserve-
• Als de krik* niet wordt gebruikt, moet
vast.
deze worden bewaard op de daarvoor
wiel.
bedoelde plaats onder de vloer van de
BELANGRIJK
bagageruimte.
U dient de wielbouten aan te halen met
• De normale krik die bij de auto zit, is
140 Nm (103 ft. lbs.). Als u ze te strak of niet
alleen bestemd voor sporadisch en kort-
strak genoeg aanhaalt, kan de boutverbinding
stondig gebruik zoals bij het verwisselen
beschadigd raken.
van een lekke band. Hef de auto alleen
met een krik die voor het desbetreffende
model bestemd is. Als de auto vaker Gebruik alleen velgen die getest en goedgekeurd
moet worden opgekrikt of voor langere zijn door Volvo en deel uitmaken van de originele
tijd zoals bij het onderling roteren van de accessoires van Volvo.
banden wordt het gebruik van een gara- Controleer met een momentsleutel het aanhaal-
gekrik geadviseerd. Volg in dat geval de koppel van de wielbouten.
gebruiksaanwijzing van de desbetref-
De afbeelding is schematisch, zodat de uitvoering kan fende krik. Gebruik geen smeermiddel op de draadwindin-
variëren. gen van de wielbouten.
De krik past alleen als deze tot in de juiste stand
omlaaggedraaid wordt. WAARSCHUWING
Trek de wielbouten enkele dagen na het ver-
Modellen met niveauregeling*
wisselen nog eens na. Temperatuurschomme-
Als de auto is voorzien van de optie luchtvering lingen en trillingen kunnen ertoe leiden dat de
moet die functie worden uitgeschakeld voordat wielbouten na verloop van tijd minder strak
de auto met de krik omhoog wordt gebracht. vastzitten.

Gerelateerde informatie
• Gereedschapsset (p. 574) Afsluitbare wielbouten*
In het blok schuimrubber onder de vloer in de
bagageruimte is ruimte om de dop voor de
afsluitbare wielbouten in op te bergen.

}}

* Optie/accessoire. 575
WIELEN EN BANDEN

|| Gerelateerde informatie Wielen demonteren WAARSCHUWING


• Wielen demonteren (p. 576) Instructie voor het demonteren van wielen bij het
• Activeer de parkeerrem en zet de keuze-
• Wiel monteren (p. 578) verwisselen van wielen. Het vervangen van wie-
hendel in de parkeerstand (P).
len moet altijd op de juiste manier gebeuren.
BELANGRIJK • Blokkeer de wielen die op de grond staan
met grote houtblokken of grote stenen.
• Als de krik* niet wordt gebruikt, moet
• Controleer of de krik onbeschadigd is, of
deze worden bewaard op de daarvoor de schroefdraden goed zijn gesmeerd en
bedoelde plaats onder de vloer van de of deze vrij van vuil is.
bagageruimte.
• Controleer of de krik op een vaste en
• De normale krik die bij de auto zit, is vlakke ondergrond staat die niet glad is
alleen bestemd voor sporadisch en kort- en niet helt.
stondig gebruik zoals bij het verwisselen
van een lekke band. Hef de auto alleen • De krik moet op de juiste wijze in het
met een krik die voor het desbetreffende kriksteunpunt zijn bevestigd.
model bestemd is. Als de auto vaker • Leg nooit iets tussen de krik en de
moet worden opgekrikt of voor langere ondergrond en evenmin tussen de krik en
tijd zoals bij het onderling roteren van de het kriksteunpunt van de auto.
banden wordt het gebruik van een gara- • Laat nooit passagiers in een auto zitten
gekrik geadviseerd. Volg in dat geval de die op een krik staat.
gebruiksaanwijzing van de desbetref-
fende krik. • Bij het verwisselen van een wiel langs de
kant van de weg dienen eventuele passa-
giers op veilige afstand te gaan staan.
• Gebruik bij het verwisselen van banden
de krik die bij de auto hoort. Bok de auto
op bij alle andere werkzaamheden.
• Kruip of reik nooit onder een auto die op
een krik staat.

576 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN

1. Plaats een gevarendriehoek en schakel de 4. Plaats wielblokken voor en achter de wielen 8. Bij het opnemen van de auto is het belangrijk
alarmlichten in, als u een wiel moet verwisse- die op de grond blijven staan. Gebruik daar- dat u de krik* of de dragerarmen onder de
len langs een drukke weg. voor bijvoorbeeld grote blokken hout of grote voorziene steunpunten in het onderstel van
stenen. de auto plaatst. Driehoekige markeringen op
2. Haal de parkeerrem aan en schakel stand P
in of schakel de eerste versnelling in bij een 5. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag in de kunststof afdekking geven aan waar de
auto met een handgeschakelde versnellings- kriksteunpunten/hefpunten zitten. Er zitten
de wielsleutel* vast volgens de instructie.
bak. aan beide zijden van de auto twee kriksteun-
punten. Bij elk steunpunt zit een uitsparing
Geldt voor auto's met Besturing voor de krik.
niveauregeling*: Bij een auto met luchtve-
ring moet u de luchtvering uitschakelen,
voordat u de auto opneemt met een krik*.
3. Neem de krik*, de wielsleutel* en het demon-
tagegereedschap voor de kunststof wielbout-
doppen uit het blok schuimrubber.

BELANGRIJK
Schroef het sleepoog zo ver mogelijk in de
wielsleutel*.

6. Verwijder de kunststof boutafdekkingen met 9. Plaats de krik onder het te gebruiken beves-
het demontagegereedschap. tigingspunt op de grond; een stevige onder-
grond die niet glad is.
7. Terwijl de auto nog op de grond staat,
gebruikt u de wielsleutel/het sleepoog om
de wielbouten ½-1 slag los te draaien door
Demontagegereedschap voor kunststof boutafdekkin- omlaag te drukken (en linksom te draaien).
gen.

}}

* Optie/accessoire. 577
WIELEN EN BANDEN

|| 10. Breng de krik omhoog totdat deze goed zit Wiel monteren WAARSCHUWING
en contact maakt met het kriksteunpunt van Instructie voor het monteren van wielen bij het
de auto. Controleer of de kop van de krik (of verwisselen van wielen. • Activeer de parkeerrem en zet de keuze-
de dragerarmen in een werkplaats) goed in hendel in de parkeerstand (P).
N.B.
het steunpunt is (zijn) geplaatst, zodat de • Blokkeer de wielen die op de grond staan
verhoging in het midden van de kop in de De normale krik die bij de auto zit, is alleen met grote houtblokken of grote stenen.
opening in het steunpunt past en of de voet bestemd voor sporadisch en kortstondig
loodrecht onder het steunpunt staat.
• Controleer of de krik onbeschadigd is, of
gebruik zoals bij het verwisselen van een de schroefdraden goed zijn gesmeerd en
lekke band. Hef de auto alleen met een krik of deze vrij van vuil is.
11. Draai de krik zo dat de slinger zo ver mogelijk
die voor het desbetreffende model bestemd
van de zijkant van de auto komt. De armen • Controleer of de krik op een vaste en
is. Als de auto vaker moet worden opgekrikt
van de krik staan dan haaks op de rijrichting vlakke ondergrond staat die niet glad is
of voor langere tijd zoals bij het onderling
van de auto. en niet helt.
roteren van de banden wordt het gebruik van
12. Neem de auto zo ver op dat het wiel van de een garagekrik geadviseerd. Volg in dat geval • De krik moet op de juiste wijze in het
grond komt. Verwijder de wielbouten en til de gebruiksaanwijzing van de desbetreffende kriksteunpunt zijn bevestigd.
het wiel eraf. krik. • Leg nooit iets tussen de krik en de
Gerelateerde informatie ondergrond en evenmin tussen de krik en
het kriksteunpunt van de auto.
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
• Bij het verwisselen van wielen (p. 574) • Laat nooit passagiers in een auto zitten
die op een krik staat.
• Auto opnemen (p. 617)
• Bij het verwisselen van een wiel langs de
• Krik* (p. 575) kant van de weg dienen eventuele passa-
• Gereedschapsset (p. 574) giers op veilige afstand te gaan staan.
• Wiel monteren (p. 578) • Gebruik bij het verwisselen van banden
de krik die bij de auto hoort. Bok de auto
op bij alle andere werkzaamheden.
• Kruip of reik nooit onder een auto die op
een krik staat.

578 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN

1. Reinig de contactvlakken tussen het wiel en WAARSCHUWING Reservewiel*


de naaf. Het reservewiel van het type Temporary spare is
Trek de wielbouten enkele dagen na het ver-
2. Breng het wiel aan. Haal de wielbouten ste- wisselen nog eens na. Temperatuurschomme- te gebruiken voor tijdelijke vervanging van een
vig aan. lingen en trillingen kunnen ertoe leiden dat de standaardwiel met een lekke band.
wielbouten na verloop van tijd minder strak Het reservewiel is alleen bestemd voor tijdelijk
Gebruik geen smeermiddel op de draadwin- vastzitten. gebruik. Vervang het zo spoedig mogelijk door
dingen van de wielbouten. een standaardwiel.
3. Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel De rijeigenschappen van de auto kunnen veran-
niet meer ongehinderd kan draaien.
N.B.
deren doordat de gewijzigde bodemvrijheid bij
4. Draai de wielbouten kruiselings vast. Het is • Plaats na het oppompen van een band
gebruik van het reservewiel. Reinig de auto niet
altijd het ventieldopje terug om schade
belangrijk dat u de wielbouten stevig aan- in een automatische wasstraat bij gebruik van
aan het ventiel door grind, vuil e.d. te
haalt. Haal aan met 140 Nm (103 ft lbs). een Temporary Spare.
voorkomen.
Controleer het aanhaalkoppel met een Houd de aanbevolen bandenspanning aan onge-
momentsleutel. • Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
acht de locatie van de thuiskomer op de auto.
ventieldopjes kunnen roesten en zijn
moeilijk los te draaien. Als het reservewiel kapot mocht gaan is via de
Volvo-dealer een nieuw te bestellen.
Gerelateerde informatie
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
• Bij het verwisselen van wielen (p. 574)
• Auto opnemen (p. 617)
• Krik* (p. 575)
• Gereedschapsset (p. 574)
• Wielen demonteren (p. 576)

5. Plaats de kunststof doppen terug op de wiel-


bouten.

}}

* Optie/accessoire. 579
WIELEN EN BANDEN

|| WAARSCHUWING BELANGRIJK Reservewiel tevoorschijn halen


Neem voor het gebruik van het reservewiel de
• Rijd met een reservewiel op de auto nooit Er mag niet met de auto worden gereden met
volgende instructies in acht:
sneller dan 80 km/h (50 mph). banden van verschillende maten of met een
1. Pak vloer in de bagageruimte aan de achter-
• Rijd nooit met de auto, als deze is voor- reserveband die niet bij de auto is meegele-
zijde beet en klap deze naar voren toe
zien van meer dan één reservewiel van verd. Door het gebruik van wielen met ver-
omhoog.
het type "Temporary Spare". schillende maten kan de versnellingsbak van
de auto ernstig beschadigd raken. 2. Maak de banden los en til het reservewiel
• Tijdens het gebruik van een compact eruit.
reservewiel kunnen de rijeigenschappen
van de auto zich wijzigen. Vervang het Lekke band plaatsen
reservewiel zo spoedig mogelijk door een 1. Pak de meegeleverde wieltas van het blok
standaardwiel. schuimrubber en plaats het wiel in de tas.
• Het reservewiel is kleiner dan het stan- 2. Plaats gereedschap terug op de juiste plaats
daardwiel, wat gevolgen heeft voor de in het blok schuimrubber en til dat terug in
bodemspeling van de auto. Pas op voor de auto.
hoge trottoirbanden en reinig de auto niet
in een autowasstraat. 3. Zet het blok schuimrubber vast met de
bevestigingsbout en klap daarna de laadvloer
• Neem de bandenspanning in acht die de omlaag.
fabrikant van het reservewiel adviseert.
4. Leg de lekke band in de kofferbak/bagage-
• Bij vierwielaangedreven auto's is de aan-
ruimte.
drijving op de achterwielen uit te schake-
len. Het reservewiel zit onder de vloer in de bagage- Lekke band plaatsen
• Als het reservewiel op de vooras zit, kunt ruimte en is met twee banden vastgezet. Het blok 1. Pak de meegeleverde wieltas van het blok
u geen sneeuwkettingen omleggen. schuimrubber bevat al het gereedschap voor het schuimrubber en plaats het wiel in de tas.
verwisselen van banden.
• Het reservewiel mag niet worden gerepa- 2. Plaats gereedschap terug op de juiste plaats
reerd. Gerelateerde informatie in het blok schuimrubber en klap de vloer in
• Bij het verwisselen van wielen (p. 574) de bagageruimte terug.

• Aanbevolen bandenspanning (p. 568) 3. Leg de lekke band in de kofferbak/bagage-


ruimte.

580
WIELEN EN BANDEN

Gerelateerde informatie Winterwielen Profieldiepte


• Reservewiel* (p. 579) Winterwielen zijn aangepast voor winterse Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage temperatu-
omstandigheden. ren vergen meer van de banden dan zomerse rit-
ten. Daarom adviseert Volvo een minimale profiel-
Volvo adviseert winterbanden met bepaalde diepte van 4 mm (0,15 inch) voor winterbanden.
afmetingen. De bandenmaat is afhankelijk van de
motorvariant. Gebruik altijd het juiste type winter- Gerelateerde informatie
banden op alle vier de wielen. • Bij het verwisselen van wielen (p. 574)
• Rijden tijdens de winter (p. 470)
N.B. • Slijtage-indicator van banden (p. 566)
Informeer bij een Volvo-dealer naar de
geschiktste velgen en banden.

Tips bij het monteren van winterbanden


Noteer bij het vervangen van de zomerbanden
door winterbanden of andersom op de banden
aan welke kant ze zaten: bijvoorbeeld L voor links,
R voor rechts.

Banden met “spikes”


Winterbanden met “spikes” moeten de eerste
500–1000 km (300–600 miles) rustig worden
ingereden, zodat de “spikes” hun positie in kun-
nen nemen. Zo gaan de banden en vooral de
“spikes” langer mee.

N.B.
De wettelijke voorschriften voor het gebruik
van banden met spikes verschillen per land.

* Optie/accessoire. 581
WIELEN EN BANDEN

Sneeuwkettingen BELANGRIJK geval sneller rijden dan 50 km/h


Het gebruiken van sneeuwkettingen en/of win- (30 mph).
Sneeuwkettingen zijn op de auto te gebrui-
terbanden kan helpen om onder winterse
ken, zij het met de volgende beperkingen: • Vermijd oneffenheden, gaten of scherpe
omstandigheden voor een betere aandrijfkracht bochten bij ritten met sneeuwkettingen.
te zorgen. • Volvo raadt het gebruik van sneeuwket-
• Rijd niet op sneeuwvrije wegen, omdat de
tingen af bij bandenmaten groter dan
WAARSCHUWING sneeuwkettingen en de banden dan over-
18 inch. matig slijten.
Gebruik originele Volvo-sneeuwkettingen of
vergelijkbare sneeuwkettingen die zijn afge- • Neem altijd zorgvuldig de montagevoor-
• De rijeigenschappen van de auto kunnen
stemd op het model en op de band- en vel- schriften instructies van de fabrikant van negatief worden beïnvloed door het rijden
gafmetingen. Alleen enkelzijdige sneeuwket- de sneeuwkettingen in acht. Leg de met sneeuwkettingen. Vermijd snelle of
tingen zijn toegestaan. sneeuwkettingen zo strak mogelijk om en scherpe bochten en rem niet met blokke-
Volvo adviseert u om bij twijfel over het juiste span ze van tijd tot tijd opnieuw aan. rende wielen.
type sneeuwketting contact op te nemen met • Het gebruik van sneeuwkettingen is
• Bepaalde soorten kettingen die worden
een erkende Volvo-werkplaats. Een verkeerde alleen toegestaan op de voorwielen
sneeuwketting kan ernstige schade aan de aangespannen zijn van invloed op remon-
(geldt ook voor modellen met voorwie- derdelen en kunnen daarom NIET worden
auto veroorzaken en aanleiding geven tot een
laandrijving). gebruikt.
ongeluk.
• Als er accessoire- of aftermarket-ban-
den/wielen of anderszins speciale ban-
Voor meer informatie over sneeuwkettingen kunt
den/wielen zijn gemonteerd met een
u terecht bij een Volvo-dealer.
afwijkende andere maat dan de originele
banden en wielen, zijn in bepaalde geval- Gerelateerde informatie
len GEEN sneeuwkettingen te gebruiken. • Rijden tijdens de winter (p. 470)
Houd voldoende afstand aan tussen de
sneeuwkettingen en de remmen, vering
en carrosserieonderdelen.
• Raadpleeg voordat u de sneeuwkettingen
monteert de lokale regels voor het
gebruik ervan.
• Rijd nooit harder dan de maximumsnel-
heid die is aangegeven door de fabrikant
van de sneeuwkettingen. U mag in geen

582
WIELEN EN BANDEN

Noodreparatieset voor banden Positie • Banden (p. 562)


U gebruikt de noodreparatieset voor banden5 De noodreparatieset voor banden zit in het blok
om een lek in een band tijdelijk af te dichten én schuimrubber onder de vloer in de bagageruimte.
om de bandenspanning te controleren en zo
nodig aan te passen.
Bij auto's die zijn voorzien van een reserveband*
ontbreekt de noodreparatieset voor banden.

De noodreparatieset voor banden bestaat uit een


compressor en een bus met afdichtmiddel. Het
afdichtmiddel dient om noodreparaties uit te voe-
ren.

N.B.
Het afdichtmiddel dicht banden met een lek
in het loopvlak effectief af, maar leent zich
Bus met afdichtmiddel
minder goed voor banden met een gat in het
De bus met afdichtmiddel moet worden vervan-
zijvlak. Gebruik de noodreparatieset niet voor
gen als de uiterste gebruiksdatum van de bus is
banden met diepe sneeën, barsten of soort-
verstreken (zie de sticker op de bus). Behandel
gelijke beschadigingen.
de vervangen bus als klein chemisch afval (KCA).
Vervang de bus met afdichtmiddel na gebruik.
N.B. Volvo adviseert u de vervanging te laten uitvoeren
De compressor is bestemd voor noodrepara- door een erkende Volvo-werkplaats.
ties van banden en is goedgekeurd door
Gerelateerde informatie
Volvo.
• Noodreparatieset voor banden gebruiken
(p. 584)
• Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587)

5 Temporary Mobility Kit (TMK)

* Optie/accessoire. 583
WIELEN EN BANDEN

Noodreparatieset voor banden Bus met afdichtmiddel WAARSCHUWING


gebruiken
Knop Let bij gebruik van het bandenreparatiesys-
Dicht een lek met de noodreparatieset voor ban- teem op de volgende punten:
den, Temporary Mobility Kit (TMK).
Aansluiten • De bus met afdichtmiddel bevat 1,2-Etha-
Overzicht nol en natuurrubber-latex. Deze stoffen
zijn gevaarlijk bij inname.
• De inhoud van deze bus kan allergische
huidreacties veroorzaken of op een
andere manier mogelijk schadelijk zijn
voor de luchtwegen, de huid, het centrale
zenuwstelsel en de ogen.
Voorzorgsmaatregelen:
• Buiten bereik van kinderen bewaren.
• Gevaarlijk bij inname.
• Vermijd langdurig of herhaaldelijk contact
met de huid. Als er afdichtmiddel op uw
Voedingskabel N.B. kleren is gekomen dient u de betrokken
Voor het gebruik de verzegeling van de bus kledingstukken uit te trekken.
Luchtslang
niet verbreken. Bij het indraaien van de bus • Na gebruik daarom zorgvuldig wassen.
Drukreduceerventiel wordt de verzegeling automatisch verbroken. Eerste hulp:
Beschermdop • Huid: Was blootgestelde delen van de
huid met zeep en water. Neem bij eventu-
Sticker, toelaatbare maximumsnelheid ele symptomen contact op met een arts.

Bushouder (oranje deksel) • Ogen: Spoel minimaal 15 minuten over-


vloedig met water en til tussendoor het
Manometer onderste en bovenste ooglid op. Neem bij
eventuele symptomen contact op met
een arts.

584
WIELEN EN BANDEN

• Inademing: Breng het slachtoffer in de 2. Verwijder de sticker met de toegestane maxi- 6. Draai het ventieldopje van de band los en
frisse lucht. Neem bij aanhoudende irrita- mumsnelheid die aan de ene kant van de schroef de ventielaansluiting van de lucht-
tie contact op met een arts. compressor zit. Bevestig de sticker goed slang tot aan de aanslag vast over de draad-
• Doorslikken: Laat het slachtoffer niet bra- zichtbaar aan de binnenkant van de voorruit windingen van het bandventiel.
ken, tenzij medisch personeel dat van u om u eraan te herinneren de toegestane
Controleer of het drukreduceerventiel op de
verlangt. Neem contact op met een arts. maximumsnelheid aan te houden. Rijd na
luchtslang volledig is vastgedraaid.
gebruik van de noodreparatieset voor banden
• Afval: Lever dit materiaal en de verpakkin- nooit sneller dan 80 km/h (50 mph). 7. Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbij-
gen ervan in bij een inzamelingsplaats zijnde 12V-aansluiting en start de auto.
voor gevaarlijk afval. 3. Controleer of de knop in stand 0 (uit) staat
en neem de voedingskabel en de luchtslang
erbij. N.B.
WAARSCHUWING Zorg er bij een actieve compressor voor dat
4. Schroef het oranje deksel van de compressor
• Verwijder de bus niet tijdens het gebruik los en draai de drop van de bus met afdicht- geen van de overige 12V-aansluitingen in
van de noodreparatieset voor banden. middel. gebruik is.
• Verwijder de luchtslang niet tijdens het 5. Schroef de bus tot aan de aanslag in de bus-
gebruik van de noodreparatieset voor houder vast. WAARSCHUWING
banden.
De bus en de bushouder zijn voorzien van Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
een terugdraaiblokkering om te voorkomen achter als de motor draait.
1. Zet de gevarendriehoek op en schakel de
dat er afdichtmiddel weglekt. U kunt een
alarmlichten in, als u een lekke band moet
vastgeschroefde bus niet meer uit de bus-
afdichten langs een drukke weg.
houder losdraaien. De bus is alleen in een
Laat een eventuele spijker of iets dergelijks werkplaats te verwijderen; geadviseerd wordt
in de lekke band zitten. Het lek is zo beter af een erkende Volvo-werkplaats.
te dichten.
WAARSCHUWING
Draai de bus niet los, aangezien deze een
blokkering heeft om lekkage te voorkomen.

}}

585
WIELEN EN BANDEN

|| 8. Schakel de compressor in door de knop in 10. Schakel de compressor uit om de banden- 14. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie min-
stand I (aan) te zetten. spanning van de manometer af te lezen. De stens 3 km (2 miles) af bij een snelheid van
bandenspanning dient minimaal 1,8 bar maximaal 80 km/h (50 mph), zodat het
WAARSCHUWING (22 psi) en maximaal 3,5 bar (51 psi) te afdichtmiddel de band kan afdichten en ver-
bedragen. Laat bij een te hoge bandenspan- richt daarna een tweede controle.
Ga nooit naast de band staan terwijl de com- ning lucht uit de band ontsnappen.
pressor aan het pompen is. Bij barsten, onef-
fenheden en dergelijke dient u de compressor N.B.
onmiddellijk uit te schakelen. Beëindig in dat WAARSCHUWING Tijdens de eerste slagen die de band rond-
geval de rit. Roep pechhulp onderweg in om
Als u de bus in de verkeerde volgorde verwij- draait spuit er afdichtvloeistof uit het gat.
de auto naar een bandenwerkplaats te slepen.
dert, kan er afdichtmiddel weglekken.
Geadviseerd wordt een erkende Volvo-ban-
denwerkplaats.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Houd bij het wegrijden omstanders uit de
N.B. Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar buurt van de auto om te voorkomen dat ze
(22 psi), is het gat in de band te groot. Beëin- afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand
Als de compressor start, kan de druk tot 6 bar dig in dat geval de rit. Roep pechhulp onder- moet minimaal 2 meter bedragen (7 voet).
(88 psi) toenemen. De druk daalt echter na weg in om de auto naar een bandenwerk-
ca. 30 seconden. plaats te slepen. Geadviseerd wordt een
erkende Volvo-bandenwerkplaats. 15. Controle achteraf
9. Vul de band 7 minuten lang met afdichtmid- Sluit de luchtslang aan op het bandventiel en
del. 11. Schakel de compressor uit en koppel de voe- schroef de ventielaansluiting tot aan de aan-
dingskabel los. slag vast over de draadwindingen van het
BELANGRIJK bandventiel. De compressor moet zijn uitge-
12. Schroef de luchtslang los van het bandven-
schakeld.
Laat de compressor niet langer dan tiel en plaats het ventieldopje terug op de
10 minuten achtereen werken – risico van band.
oververhitting. 13. Plaats de beschermdop op de luchtslang om
te voorkomen dat restanten afdichtmiddel
weglekken. Leg de uitrusting in de bagage-
ruimte.

586
WIELEN EN BANDEN

16. Lees de bandenspanning van de manometer WAARSCHUWING Band oppompen met compressor
af. uit reparatieset voor banden
De maximale afstand die mag worden afge-
• Bij een spanning lager dan 1,3 bar legd als banden met afdichtmiddel zijn gevuld De originele banden van de auto zijn op te pom-
(19 psi) is de band niet goed afgedicht. is 200 km (120 miles). pen met de compressor uit de noodreparatieset
Beëindig in dat geval de rit. Roep wegen- voor banden.
hulp in om de auto af te slepen.
N.B. 1. De compressor moet zijn uitgeschakeld. Zorg
• Bij een bandenspanning hoger dan dat de knop in stand 0 (Uit) staat en neem
1,3 bar (19 psi) moet u de band oppom- De compressor is een elektrisch apparaat,
de voedingskabel en de luchtslang erbij.
pen tot de spanning die staat aangegeven zodat u zich dient te houden aan de plaatse-
op de bandenspanningssticker aan de lijke voorschriften voor afvoer. 2. Draai het ventieldopje van de band los en
binnenkant van de portierstijl aan de schroef de ventielaansluiting van de lucht-
bestuurderszijde (1 bar = 100 kPa = slang tot aan de aanslag vast over de draad-
Gerelateerde informatie windingen van het bandventiel.
14,5 psi). Laat bij een te hoge banden- • Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
spanning lucht uit de band ontsnappen. Controleer of het drukreduceerventiel op de
• Noodreparatieset voor banden (p. 583)
luchtslang volledig is vastgedraaid.
N.B. • Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587) 3. Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbij-
Vervang de bus met afdichtmiddel en de zijnde 12V-aansluiting en start de auto.
slang na gebruik. Volvo adviseert u het ver-
vangen over te laten aan een erkende Volvo- WAARSCHUWING
werkplaats.
Het inademen van uitlaatgassen kan levens-
gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien in
ruimten die afgesloten zijn of onvoldoende
WAARSCHUWING ventilatie hebben.
Controleer de bandenspanning regelmatig.

WAARSCHUWING
Volvo adviseert u de auto naar de dichtstbijzijnde
erkende Volvo-werkplaats te rijden om de Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
beschadigde band te laten vervangen/repareren. achter als de motor draait.
Geef aan het werkplaatspersoneel door dat er
afdichtmiddel in de band zit.

}}

587
WIELEN EN BANDEN

|| 4. Schakel de compressor in door de knop in N.B.


stand I (aan) te zetten.
De compressor is een elektrisch apparaat,
zodat u zich dient te houden aan de plaatse-
BELANGRIJK
lijke voorschriften voor afvoer.
Kans op oververhitting. De compressor mag
niet langer dan 10 minuten werken.
Gerelateerde informatie
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
5. Pomp de band op tot de spanning die op de
bandenspanningssticker aan de binnenkant • Noodreparatieset voor banden gebruiken
(p. 584)
van de portierstijl aan bestuurderszijde staat.
Laat bij een te hoge bandenspanning lucht • Noodreparatieset voor banden (p. 583)
uit de band ontsnappen.
6. Schakel de compressor uit. Koppel de lucht-
slang en de voedingskabel los.
7. Plaats het ventieldopje terug op de band.

N.B.
• Plaats na het oppompen van een band
altijd het ventieldopje terug om schade aan
het ventiel door grind, vuil e.d. te voorko-
men.
• Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
ventieldopjes kunnen roesten en zijn moei-
lijk los te draaien.

588
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJK-
HEDEN EN INTERIEUR
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Auto-interieur Achterbank Gerelateerde informatie


Overzicht van het auto-interieur en de opberg- • Stroomaansluitingen (p. 592)
mogelijkheden. • Dashboardkastje gebruiken (p. 596)
Voorstoel • Zonnekleppen (p. 597)
• Tunnelconsole (p. 591)
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524)

Opbergvakken in het portierpaneel, bekerhouders* in de


rugleuning van de middelste zitplaats, opbergnet* op de
rugleuning van de voorstoel, stroomaansluiting(en) in de
tunnelconsole en een opbergvak onder de achterbank.
Opbergvak in portierpaneel, dashboardkastje en zonne-
klep. WAARSCHUWING
Bewaar losse voorwerpen, zoals een mobiele
telefoon, camera, afstandsbediening voor
extra uitrusting e.d., in het dashboardkastje of
andere opbergruimten. Bij krachtig afremmen
of een botsing kunnen deze anders inzitten-
den verwonden.

BELANGRIJK
Let er bijvoorbeeld op dat metalen voorwer-
pen als snel krassen maken op glanzende
oppervlakken. Leg geen sleutels, telefoons of
andere dingen op krasgevoelige oppervlak-
Opbergmogelijkheden met bekerhouders, stroomaan- ken.
sluiting(en) en USB-poort in de tunnelconsole.

590 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Tunnelconsole WAARSCHUWING
De tunnelconsole zit tussen de voorstoelen.
Bewaar losse voorwerpen, zoals een mobiele
telefoon, camera, afstandsbediening voor
extra uitrusting e.d., in het dashboardkastje of
andere opbergruimten. Bij krachtig afremmen
of een botsing kunnen deze anders inzitten-
den verwonden.

N.B.
Een van de sensoren voor het alarmsysteem*
zit onder de bekerhouder in de tunnelconsole.
Leg geen parkeergeld, sleutels of andere
metalen voorwerpen in de bekerhouder,
omdat dit ertoe kan leiden dat het alarm
Opbergvak met klep*. De klep is te openen/
afgaat.
sluiten door op de greep te drukken.
Opbergvak met bekerhouders voor bestuur-
der en voorpassagier alsmede een 12V-aan- BELANGRIJK
sluiting. Let er bijvoorbeeld op dat metalen voorwer-
Opbergvak en USB-poort onder de midden- pen als snel krassen maken op glanzende
armsteun. oppervlakken. Leg geen sleutels, telefoons of
Klimaatregeling voor klimaatfuncties ach- andere dingen op krasgevoelige oppervlak-
terin* of opbergvak. ken.

Gerelateerde informatie
• Auto-interieur (p. 590)
• Stroomaansluitingen (p. 592)
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)

* Optie/accessoire. 591
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Stroomaansluitingen Middenspanningsaansluiting*
Achter in de tunnelconsole zitten twee 12V-aan-
sluitingen plus een 230V-aansluiting* en in de
kofferbak/bagageruimte zit ook nog een 12V-
aansluiting*.
Neem bij problemen met een stroomaansluiting
contact op met een werkplaats – geadviseerd
wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Elektrische 12V-aansluiting

12V-aansluiting in tunnelconsole, achterbank.


Stroomaansluiting in tunnelconsole, achterin.
U kunt de middenspanningsaansluiting* gebrui-
ken voor verschillende accessoires die op een
dergelijke spanning werken, zoals laders of lap-
tops.

Statusindicatie
middenspanningsaansluiting
Het led1-lampje van de aansluiting geeft de sta-
12V-aansluiting in tunnelconsole, voorin. tus aan van de aansluiting.
U kunt de 12V-aansluitingen gebruiken voor ver-
schillende accessoires die op een dergelijke
spanning werken, zoals mediaspelers, koelboxen 12V-aansluiting in bagageruimte*.
of mobiele telefoons.

1 Lichtdiode (Light Emitting Diode)

592 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Statusindicatie Oorzaak Maatregel


Led brandt constant De aansluiting levert stroom aan een aangesloten stekker. Geen.
groen
Led knippert oranje De spanningsomvormer van de aansluiting is te warm (bijvoorbeeld als Koppel de stekker los, laat de spanningsomvormer
het accessoire te veel vermogen nodig heeft of als het interieur te warm afkoelen en sluit de stekker weer aan.
is).
Het aangesloten accessoire heeft te veel vermogen nodig (tijdelijk of Geen. Het accessoire kan de aansluiting niet gebruiken.
constant) of werkt niet.
Gedoofd lampje De aansluiting detecteert niet dat er een stekker is aangesloten op de Controleer of de stekker goed in de aansluiting is aan-
aansluiting. gebracht.
De aansluiting is niet actief. Zet het elektrische systeem van de auto minimaal in
contactslotstand I.
De aansluiting is actief geweest, maar is gedeactiveerd. Start de motor en/of laad de startaccu op.

Gerelateerde informatie
• Auto-interieur (p. 590)
• Elektrische aansluitingen gebruiken
(p. 594)

593
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Elektrische aansluitingen gebruiken N.B. WAARSCHUWING


U kunt de 12V-aansluiting gebruiken voor ver-
schillende accessoires die op een dergelijke
Let erop dat het gebruik van de elektrische • Gebruik geen accessoires met grote of
aansluitingen bij een uitgeschakelde motor zware stekkers; ze kunnen de aansluiting
spanning werken, zoals mediaspelers, koelboxen
ertoe kan leiden dat het laadniveau van de beschadigen of losgaan tijdens het rijden.
of mobiele telefoons.
startaccu te ver daalt, wat aanleiding kan • Gebruik geen accessoires die storingen
U kunt de 230V-aansluiting* gebruiken voor ver- geven tot beperkingen van andere functies. kunnen veroorzaken in bijvoorbeeld de
schillende accessoires die op een dergelijke radio of het elektrische systeem van de
Accessoires die zijn aangesloten op de elek-
spanning werken, zoals laders of laptops. auto.
trische aansluitingen kunnen ook worden
Het elektrische systeem van de auto moet mini-
geactiveerd, wanneer het elektrische systeem • Plaats het accessoire zo, dat het de
maal in contactslotstand I staan, anders geven de
van de auto is uitgeschakeld of bij gebruik bestuurder of passagiers bij krachtig rem-
aansluitingen geen stroom. Vervolgens blijven de
van de preconditioning. Trek om die reden men of een botsing niet kan verwonden.
aansluitingen actief zolang de ladingstoestand
eventuele stekkers los van accessoires die u
van de startaccu niet te laag is.
niet nodig hebt om te voorkomen dat de star-
• Houd aangesloten accessoires in de
gaten, aangezien ze mogelijk warmte pro-
Als de motor afgezet en de auto vergrendeld taccu uitgeput raakt.
duceren waaraan passagiers zich kunnen
wordt, worden de aansluitingen gedeactiveerd.
branden. Ook kan het interieur hierdoor
Als de motor wordt afgezet en de auto niet wordt
beschadigd raken.
vergrendeld óf wordt vergrendeld met tijdelijk
gedeactiveerde Safelock-functie, blijven de aan-
sluitingen nog maximaal 7 minuten actief. 12V-aansluiting gebruiken
1. Verwijder de plug (tunnelconsole) of klap de
afdekking omlaag (kofferbak/bagageruimte)
vóór de aansluiting en sluit de stekker van
het accessoire aan.
2. Haal de stekker van het accessoire eruit en
plaats de plug weer terug (tunnelconsole) of
klap de afdekking omhoog (kofferbak/baga-
geruimte) als de aansluiting niet wordt
gebruikt of als u de aansluiting zonder toe-
zicht achterlaat.

594 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

BELANGRIJK WAARSCHUWING WAARSCHUWING


Het maximale vermogen is 120 W (10 A) per Verricht nooit zelf aanpassingen of reparaties • Gebruik alleen onbeschadigde accessoi-
aansluiting. van de hoogvoltaansluiting. Volvo adviseert u res zonder mankementen. De accessoires
om contact op te nemen met een erkende moeten bestemd zijn voor 230 V en 50
Volvo-werkplaats. Hz, met stekkers die zijn berekend op het
230V-aansluiting gebruiken
stopcontact. De accessoires moeten een
1. Trek de afdekking voor de aansluiting
CE-markering, een UL-markering of een
omlaag en sluit de stekker van het acces-
vergelijkbare veiligheidsaanduiding heb-
soire aan.
ben.
> Het led2-lampje van de aansluiting geeft
de status aan. • Laat stopcontact, stekker of accessoires
nooit in aanraking komen met water of
2. Controleer of het lampje constant groen een andere vloeistof. Gebruik het stop-
brandt; alleen dan geeft de aansluiting contact niet en raak het niet aan als het
stroom. beschadigd lijkt of in aanraking is
3. Ontkoppel het accessoire door de stekker geweest met water of een andere vloei-
eruit te trekken. Trek niet aan de kabel. stof.

Trek de afdekking omhoog als de aansluiting • Sluit geen contactdozen, adapters of ver-
lengsnoeren aan op het stopcontact.
niet wordt gebruikt of als de aansluiting zon-
Daardoor zouden de veiligheidsfuncties
der toezicht wordt achtergelaten.
van het stopcontact omzeild kunnen wor-
den.
BELANGRIJK
• Het stopcontact is voorzien van een stop-
Het maximale vermogen is 150 W. contactbeschermer. Let erop dat niemand
in het stopcontact peutert of dit dermate
beschadigt, dat de beschermer niet lan-
ger werkt. Laat kinderen niet zonder toe-

2 Lichtdiode (Light Emitting Diode) }}

595
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

|| zicht in de auto achter, wanneer het stop- Dashboardkastje gebruiken


contact actief is. Het dashboardkastje zit aan de passagierszijde.
Het negeren van bovenstaande aanmaningen In het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld de
kan aanleiding geven tot hoge of levensge- gedrukte versie van de gebruikershandleiding en
vaarlijke stroomstoten. eventuele kaarten bewaren. Er is ook voorzien in
een pen- en kaarthouder.
Gerelateerde informatie
• Stroomaansluitingen (p. 592)
• Auto-interieur (p. 590)

Opbergplek voor de sleutel. De afbeelding is schema-


tisch, zodat de vorm kan variëren.

Dashboardkastje vergrendelen en
ontgrendelen*
Het dashboardkastje is te vergrendelen, wanneer
u de auto bijvoorbeeld bij een werkplaats of een
hotel afgeeft. Het dashboardkastje is alleen te
vergrendelen/ontgrendelen met de bijgeleverde
sleutel.

596 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Zonnekleppen
Aan het plafond voor de bestuurder en de voor-
passagier zitten zonnekleppen die omlaag en
indien nodig ook opzij te klappen zijn.

De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië- De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië-
ren. ren.
Dashboardkastje vergrendelen: Koeling activeren
Duw de sleutel in de slotcilinder van het
Koeling deactiveren
dashboardkastje. De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië-
Activeer of deactiveer de koeling door de ren.
Draai de sleutel 90 graden rechtsom. –
hendel tot aan de aanslag (in de richting van De spiegelverlichting* gaat automatisch branden
Verwijder de sleutel. interieur/dashboardkastje) te bewegen. als het klepje wordt geopend.
– Houd voor het ontgrendelen de omgekeerde Gerelateerde informatie Op de omlijsting van de spiegel zit een houder
volgorde aan. • Auto-interieur (p. 590) voor bijvoorbeeld kaarten of biljetten.
Koeling* dashboardkastje gebruiken • Privacy locking (p. 279) Gerelateerde informatie
U kunt de koeling van het dashboardkastje
• Auto-interieur (p. 590)
gebruiken om bijvoorbeeld dranken of etenswaar
te koelen. De koeling werkt, wanneer de klimaat-
regeling actief is (dat wil zeggen wanneer de
auto in contactslotstand II staat of wanneer de
motor draait).

* Optie/accessoire. 597
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Bagageruimte Adviezen voor het vervoer van WAARSCHUWING


De auto heeft een flexibele bagageruimte waarin bagage
Een los voorwerp van 20 kg (44 pound) kan
u grote spullen kunt vervoeren en vastzetten. Er zijn enkele dingen waar u rekening mee moet zich bij een frontale botsing op een snelheid
Door de rugleuningen van de achterbank omlaag houden bij het inladen van de auto. van 50 km/h(30 mph) gedragen als een voor-
te klappen, ontstaat een bijzonder grote bagage- Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar werp van 1000 kg (2200 pound).
ruimte. Om gemakkelijker in en uit te laden is de gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te
achterkant van de auto hoger/lager te zetten met worden verminderd met de som van het gewicht
de niveauregeling*. Gebruik verankeringsogen of van eventuele inzittenden en dat van gemon- WAARSCHUWING
draagtashouders om de lading goed in positie te teerde accessoires. Houd 10 cm (4 inch) afstand aan tussen de
houden en de uitrolbare bagagerolhoes* om de bagage en de zijruiten, als u de bagage
lading desgewenst aan het oog te onttrekken. opstapelt tot boven de portierruiten. Anders
WAARSCHUWING kan de beschermende werking van de
Onder de laadvloer liggen het sleepoog en de Afhankelijk van het gewicht en de positie van opblaasgordijnen, die in de plafondbekleding
noodreparatieset voor banden en een eventueel de lading verandert het rijgedrag van de auto. zijn weggewerkt, uitblijven.
reservewiel*.

Gerelateerde informatie Bagage vervoeren in bagageruimte en WAARSCHUWING


• Adviezen voor het vervoer van bagage kofferbak
Zorg dat u de bagage altijd goed verankert.
(p. 598) • Plaats de bagage stevig tegen de rugleuning
Bij krachtig remmen kan de bagage namelijk
van de achterbank. gaan schuiven en inzittenden verwonden.
• Draagtashouders (p. 600)
• Plaats de last in het midden. Dek scherpe randen en hoeken af met iets
• Verankeringsogen (p. 601)
• Breng zware voorwerpen zo laag mogelijk zachts.
• Bagagerolhoes* monteren en demonteren aan. Plaats geen zware voorwerpen op neer- Zet de motor af en schakel de parkeerrem in
(p. 602) geklapte ruggedeelten. bij het in- en uitladen van lange voorwerpen.
• Dek scherpe randen met iets zachts af om Lange voorwerpen kunnen namelijk tegen de
versnellingspook of keuzehendel aan komen
de bekleding te beschermen.
en zo per ongeluk een versnelling inschakelen
• Zet alle bagage met riemen of bevestigings- – de auto kan dan in beweging komen.
banden aan de verankeringsogen vast.

598 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Bagageruimte en kofferbak vergroten N.B.


Om de bagageruimte groter te maken en het ver-
voer van bagage te vereenvoudigen zijn de rug- Het is niet mogelijk de hoogte van de achter-
leuningen van de achterbank om te klappen. Let kant aan te passen, wanneer een of meer van
erop dat het WHIPS niet door voorwerpen mag de portieren of de motorkap openstaan. Dit
worden gehinderd, als een of meer ruggedeelten geldt echter niet bij een geopende achterklep.
van de achterbank zijn omgeklapt.
Bij het vervoer van lange en smalle stukken WAARSCHUWING
bagage is het doorsteekluik in de achterbank Let erop dat er bij het omlaagbrengen van de
open te klappen. auto geen mensen, dieren of voorwerpen
onder de auto aanwezig zijn. Dodelijk letsel
Niveauregeling van achterkant auto* en/of schade aan de auto of aan de voorwer-
De achterkant van de auto is hoger/lager te zet- Bedieningsmechanisme voor het hoger of lager zetten pen zijn anders niet uitgesloten.
ten om bijvoorbeeld een betere laadhoogte bij de van de achterkant van de auto.
achterklep te verkrijgen of het aan-/afkoppelen De bediening bestaat uit twee knoppen: één Gerelateerde informatie
van een aanhangwagen op/van de trekhaak* te knop om de achterkant hoger te zetten en één
• Verankeringsogen (p. 601)
vereenvoudigen. knop om de achterkant lager te zetten. Bij het
hoger of lager zetten van de achterkant van de • Rugleuning achterbank omklappen (p. 190)
Niveauregeling is mogelijk via met de bediening
rechtsachter op het zijpaneel in de bagageruimte. auto moet u de desbetreffende knop ingedrukt • Doorsteekluik in achterbank (p. 601)
houden, totdat de achterkant de gewenste • Lading vervoeren op het dak en op lastdra-
hoogte heeft bereikt. gers (p. 600)
De achterkant van de auto kan niet hoger worden • Niveauregeling* en schokdemping (p. 462)
gezet dan de normale stand.
• Gewichten (p. 673)
Tijdens het rijden gaat de achterkant van de auto
terug naar het normale niveau.

* Optie/accessoire. 599
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Lading vervoeren op het dak en op Gerelateerde informatie Draagtashouders


lastdragers • Adviezen voor het vervoer van bagage Met de draagtashouders kunt u draagtassen
Maak voor het vervoer van lading op het dak (p. 598) vastzetten om te voorkomen dat ze omvallen en
gebruik van de lastdragers die Volvo ontwikkeld • Gewichten (p. 673) hun inhoud over de vloer van de bagageruimte
heeft. verspreiden.
Dit om schade aan de auto te voorkomen en voor
maximale veiligheid tijdens het rijden. De lastdra- Aan de zijkanten
gers van Volvo zijn te verkrijgen bij erkende
Volvo-dealers.
Volg de montage-instructies die bij de lastdra-
gers worden geleverd nauwkeurig op.
• Controleer regelmatig of de lastdragers en
de lading goed vastzitten. Zet de lading ste-
vig vast met sjorbanden.
• Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig
over de lastdragers. Leg de zwaarste voor-
werpen onderop.
• Naarmate u meer lading op het dak vervoert,
vangt de auto meer wind en neemt het In de zijpanelen aan weerszijden van de bagage-
brandstofverbruik toe. ruimte zitten draagtashouders.
• Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel op, BELANGRIJK
rem niet te hard en maak niet te scherpe
bochten. De draagtashouders kunnen een gewicht aan
van maximaal 5 kg (11 lbs).
WAARSCHUWING
Bij het vervoer van lading op het dak ver-
Gerelateerde informatie
schuift het zwaartepunt en treden er wijzigin- • Adviezen voor het vervoer van bagage
gen op in de rijeigenschappen van de auto. (p. 598)
Houd u aan de specificaties van de auto m.b.t. • Bagagenet monteren en demonteren*
gewichten en maximaal toegestane belasting. (p. 606)

600 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

• Bagagerolhoes* monteren en demonteren Verankeringsogen Doorsteekluik in achterbank


(p. 602) De inklapbare verankeringsogen in de bagage- U kunt het luik in de rugleuning van de achter-
• Veiligheidsrek* monteren en demonteren ruimte gebruikt u om bagagebanden aan vast te bank openen om lange en smalle voorwerpen te
(p. 605) zetten. vervoeren, zoals ski's.

1. Pak vervolgens vanuit de bagageruimte de


handgreep van het doorsteekluik beet en
WAARSCHUWING
klap het luik omlaag.
Harde, scherpe en/of zware voorwerpen die
liggen of uitsteken kunnen bij krachtig afrem- 2. Klap de armleuning van de achterbank
men letsel veroorzaken. omlaag.
Zet grote en zware voorwerpen altijd met de Bij gebruik van de Privacy locking* moet het luik
veiligheidsgordel of een spanband vast. dichtstaan.

Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie
• Adviezen voor het vervoer van bagage • Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
(p. 598)
• Gewichten (p. 673) • Privacy locking (p. 279)
• Verankeringsogen (p. 601)

* Optie/accessoire. 601
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Bagagerolhoes* monteren en Breng vervolgens het andere uiteinde aan in Deklijst van achterklep monteren
demonteren de uitsparing in het zijpaneel aan de tegen-
In uitgerolde stand voorkomen de bagagerol- overliggende zijde.
hoes en de achterste deklijst inkijk in de bagage- Zorg dat de voorste deklijst omlaagwijst ach-
ruimte. ter de ruggedeelten alvorens de opbergcas-
sette te plaatsen.
Bagagerolhoes monteren

Bij gebruik van een bagagerolhoes dient een


deklijst op de achterklep zijn gemonteerd.

Duw de uiteinden één voor één omlaag. 1. Houd de deklijst in de juiste stand met de
schroefzijde omlaag en pas de pen in de
> Wanneer u een klik hoort en de rode mar- bevestiging aan de ene kant van de achter-
kering op het uiteinde verdwijnt, zit de klep.
bagagerolhoes vast. Ga na of de hoes
Steek het ene uiteinde van de bagagerol- goed vastzit.
hoes in de uitsparing in het zijpaneel van de
bagageruimte.

602 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

2. Buig de deklijst iets bijeen om de pen 1. Trek de bovenste clips recht uit de achterklep Bagagerolhoes hanteren*
gemakkelijker in de bevestiging aan de los. De bagagerolhoes heeft twee gebruiksstanden:
andere kant te kunnen plaatsen. één volledig dekkende stand en een laadstand
3. Duw de bovenste twee clips in de desbetref- waarbij de rolhoes slechts gedeeltelijk uitgerold
fende uitsparingen in de achterklep zodat ze is, zodat u gemakkelijker spullen in en uit de
vastklikken. bagageruimte kunt leggen/nemen.

2. Trek de deklijst voorzichtig los van de beves-


tiging aan de ene kant van de achterklep en
daarna aan de andere kant. Buig de deklijst
eventueel iets bijeen om deze flexibeler te
maken en eenvoudiger te kunnen demonte-
Bagagerolhoes demonteren ren.
In ingerolde stand:
1. Druk de knop in op een van de eindstukken
van de ingerolde bagagerolhoes en verwijder
het eindstuk.
2. Kantel de rolhoes voorzichtig omhoog en
opzij.
> Het andere eindstuk komt dan vanzelf los,
waarna u de rolhoes uit de bagageruimte
kunt tillen.
Deklijst van achterklep demonteren Gerelateerde informatie
Als u de bagagerolhoes niet gebruikt, kunt u de • Bagagerolhoes hanteren* (p. 603)
achterste deklijst verwijderen.
• Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
}}

* Optie/accessoire. 603
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

|| Volledig dekkende stand Teruggaan naar volledig dekkende stand vanuit


de laadstand:
1. Pak de handgreep beet en rol de bagagerol-
hoes omlaag tot in de eindstand. Om dit te
vergemakkelijken drukt u de handgreep een
stukje in een hoek omhoog zodat de bevesti-
gingspennen de aanslag passeren.
2. Laat de handgreep los, zodat de bevesti-
gingspennen vastgehaakt worden.
> De rolhoes wordt vergrendeld in de volle-
Pak de handgreep beet en rol de bagagerol- dig dekkende stand.
hoes tot aan de aanslag uit. De achterste deklijst die aan de binnenkant van de ach-
Haak de bevestigingspennen in de uitsparin- terklep zit vormt een aanvulling op de bagagerolhoes. BELANGRIJK
gen bij de achterste stijlen van de bagage- Laadstand Een bagagerolhoes in de laadstand kan het
ruimte.
Vanuit volledig dekkende stand: zicht naar achteren beperken. Zorg er tijdens
> De bagagerolhoes wordt vergrendeld in het rijden voor dat de bagagerolhoes in de
de volledig dekkende stand. – volledig dekkende stand staat of helemaal is
opgerold.

Duw de handgreep van de bagagerolhoes


voorzichtig omhoog.
Bagagerolhoes in volledig dekkende stand. > De rolhoes rolt omhoog tot aan de aan-
slag in de laadstand.

604
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Inklappen Veiligheidsrek* monteren en Aanbrengen


1. Vanuit volledig dekkende stand: demonteren
Til de handgreep op en trek deze naar ach- Het veiligheidsrek voorkomt dat stukken bagage BELANGRIJK
teren, zodat de bevestigingspennen van de of huisdieren in de bagageruimte de passagiers-
U mag het veiligheidsrek alleen gebruiken in
rolhoes vrijkomen uit de groeven en laat hem ruimte in worden geslingerd.
de achterste positie (achter de achterbank)
weer los. Het veiligheidsrek voldoet aan de wettelijke eisen
zoals hier beschreven.
voor de botsproef conform ECE R17 en aan de
Vanuit de laadstand: duurzaamheidseisen van Volvo.
Pak de handgreep beet en trek de bagage- Voor het eerste gebruik van het veiligheidsrek
rolhoes uit in de groeven. Trek tot aan de vol- moet u de bestaande kunststof plafondbevesti-
ledig dekkende stand. Til de handgreep op gingen vervangen door stalen plafondbevestigin-
en trek deze naar achteren, zodat de bevesti- gen. Volvo adviseert u de plafondbevestigingen te
gingspennen vrijkomen uit de groeven en laten vervangen door een erkende Volvo-werk-
laat hem weer los. plaats of -dealer.

2. Duw de hoes met zijn bevestigingspennen 1. Klap de rugleuningen van de achterbank


boven de zijpanelen langs tot aan de aanslag voorover.
in ingerolde stand. 2. Zorg dat u het veiligheidsrek met de juiste
kant naar voren beetpakt. Til het veiligheids-
Gerelateerde informatie rek via een van de achterportieren naar bin-
• Bagagerolhoes* monteren en demonteren nen.
(p. 602)
U moet het veiligheidsrek uit voorzorg altijd op de
juiste manier bevestigen en verankeren.

WAARSCHUWING
Wanneer de auto rijdt, mag er niemand in de
bagageruimte aanwezig zijn. Dit is om letsel
bij eventueel hard afremmen of een ongeval
te voorkomen.

}}

* Optie/accessoire. 605
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

|| Voor meer informatie over de vereiste gereed- Bagagenet monteren en


schappen en de te volgen methode bij montage/ demonteren*
demontage, zie de montagevoorschriften die bij Het bagagenet voorkomt dat bagage in de baga-
aankoop bijgeleverd werden. geruimte bij krachtig afremmen de passagiers-
ruimte in wordt geslingerd.
BELANGRIJK Het bagagenet wordt aan vier bevestigingspun-
Het veiligheidsrek is niet op of neer te klap- ten vastgezet.
pen, wanneer een bagageafdekking gemon-
teerd is.
3. Plaats de bevestigingen van het veiligheids-
rek in de plafondbevestigingen. Gerelateerde informatie
Het volgende punt is gemakkelijker, als twee • Adviezen voor het vervoer van bagage
personen het veiligheidsrek in de juiste posi- (p. 598)
tie vasthouden. • Verankeringsogen (p. 601)

Het bagagenet moet uit veiligheidsoverwegingen


altijd vastgemaakt en verankerd worden aan de
hand van de onderstaande beschrijving.
Het net is gemaakt van stevig nylonmateriaal en
kan op twee verschillende plaatsen in de auto
4. Plaats de bijgeleverde bout en haal deze aan
worden bevestigd:
met de eveneens bijgeleverde inbusdop van
6 mm. Herhaal dit aan de andere kant. Aan- • Montage achterin - achter de achterbank.
bevolen aanhaalkoppel: 20 Nm (15 lbf). • Montage voorin - achter de voorstoelen.
> Controleer of het veiligheidsrek goed
vastzit.
5. Zet de rugleuning weer rechtop.

606 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

WAARSCHUWING 3. Haak de andere bevestigingshaak van het 4. Montage achterin: Haak, met het net beves-
net vast aan de plafondbevestiging aan de tigd aan de achterste plafondbevestigingen,
Lading in de bagageruimte moet goed wor- tegenoverliggende zijde - de bevestigingsha- de spanbanden van het veiligheidsnet vast in
den vastgezet, ook met een correct gemon- ken met telescoopveren maken het aanbren- de vloerverankeringsogen voor in de bagage-
teerd veiligheidsnet.
gen eenvoudiger. ruimte.

Bagagenet monteren Let erop dat u de bevestigingshaken van het


net in de voorste eindstand van de beide pla-
fondbevestigingen duwt.
WAARSCHUWING
Het is noodzakelijk dat u controleert of de
bovenste bevestigingen van het veiligheidsnet
goed gemonteerd zijn en of de trekbanden
veilig zijn vastgehaakt.
Een beschadigd veiligheidsnet mag niet wor-
den gebruikt.

N.B.
Montage achterin.
Bij montage voorin kunt u het veiligheidsrek
het eenvoudigste via een van de achterportie- Montage voorin: Haak, met het net bevestigd
ren aanbrengen. aan de voorste plafondbevestigingen, de
spanbanden vast in de buitenste veranker-
1. Vouw het veiligheidsnet open en zorg dat de ingsogen achter op de stoelrails - dit gaat
gedeelde bovenste stang in het net in uitge- eenvoudiger als u de rugleuningen rechtop
klapte stand geblokkeerd wordt. zet en de stoelen iets verder naar voren zet.

2. Haak de ene bevestigingshaak van het net


vast aan de voorste of achterste plafondbe-
vestiging, met de sluiting van de spanbanden
naar u toe.

}}

607
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

|| Bagagenet demonteren EHBO-set


Het bagagenet is eenvoudig te demonteren en De EHBO-set bevat materiaal voor het verlenen
op te vouwen. van eerste hulp.
1. Verminder de spanning in het bagagenet Bewaar de EHBO-set achter de elastische band
door de knop in de sluiting van de spanband rechts in de bagageruimte.
in te drukken en aan weerszijden iets van de
spanbanden uit te voeren.
2. Duw de borghaken in en neem de beide
haken van de spanband los.
3. Neem de bovenste bevestigingen los en
neem het net los van de plafondbevestigin-
Montage voorin. gen.
Let erop dat u de stoel en de rugleuning niet 4. Druk de rode knop op de stang in, zodat u
te hard tegen het net duwt bij het terugdu- deze kunt inklappen, waarna u het net kunt
wen - zorg ervoor dat de stoel of de rugleu- oprollen. Bewaar het net in zijn hoes.
ning het net precies raakt.
Gerelateerde informatie
• Adviezen voor het vervoer van bagage Gerelateerde informatie
BELANGRIJK (p. 598) • Bagageruimte (p. 598)
Als u de stoel of rugleuning hard naar ach- • Verankeringsogen (p. 601)
teren tegen het veiligheidsnet drukt, kunnen
het net en/of zijn plafondbevestigingen
beschadigd raken.

5. Span het veiligheidsnet met de spanbanden.

608
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR

Gevarendriehoek Gerelateerde informatie


Gebruik de gevarendriehoek om medewegge- • Bagageruimte (p. 598)
bruikers te waarschuwen, als u onderweg met • Alarmlichten (p. 158)
pech stil komt te staan.
Activeer ook de alarmlichten.

Opbergmogelijkheid
De gevarendriehoek zit in de ruimte aan de bin-
nenkant van de achterklep.

Gevarendriehoek opzetten Open de klep door eerst de knop een kwart-


slag te draaien en vervolgens de klep uit zijn
bevestigingen aan de boven- en onderkant
te trekken.
Druk de borging waarmee de gevarendrie-
hoek vastzit licht naar rechts en verwijder de
houder.
Haal de gevarendriehoek uit de houder, klap
de gevarendriehoek uit en zet de uiteinden in
elkaar.
Klap de steunpoten van de gevarendriehoek
uit.
Volg de geldende bepalingen voor het gebruik
van een gevarendriehoek. Zet de gevarendrie-
hoek op een passend punt achter de auto op om
achteropkomend verkeer tijdig te waarschuwen.
Zorg er na gebruik voor dat de gevarendriehoek
en de houder goed vastzitten in hun opberg-
ruimte en dat de klep helemaal dichtstaat.

609
ONDERHOUD EN SERVICE
ONDERHOUD EN SERVICE

Serviceprogramma van Volvo Gegevensoverdracht tussen auto en Wanneer de auto een Wi-Fi-verbinding heeft, ver-
Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en werkplaats via wifi schijnt het symbool op het middendisplay.
betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil Volvo-werkplaatsen hebben een speciaal wifi-
te houden, dient u de voorschriften van het Ser- netwerk voor beveiligde gegevensoverdracht WAARSCHUWING
viceprogramma van Volvo op te volgen zoals die tussen uw auto en de werkplaats. Dit betekent
Het is niet toegestaan om in de auto te rijden,
omschreven staan in het Service- en garantie- eenvoudigere en effectievere werkplaatsbezoek- wanneer deze aangesloten is op het werk-
boekje van Volvo. jes doordat de overdracht van diagnosegege- plaatsnetwerk en -systeem.
vens en software via het werkplaatsnetwerk kan
Volvo adviseert u om service- en onderhouds- plaatsvinden.
werkzaamheden over te laten aan een erkende Bij een bezoek aan de werkplaats is het mogelijk Gerelateerde informatie
Volvo-werkplaats. Volvo-werkplaatsen beschikken dat de monteur uw auto via wifi met het werk- • Systeemupdates hanteren via Download
over het personeel, het speciale gereedschap en plaatsnetwerk wil verbinden om de auto op sto- Center (p. 613)
de servicehandboeken waardoor zij u een zo ringen te kunnen controleren en software te • Afspraak maken voor servicebeurt en repara-
hoog mogelijke servicekwaliteit kunnen garande- downloaden. De auto kan alleen een verbinding tie (p. 614)
ren. maken met het werkplaatsnetwerk voor een der-
gelijke vorm van communicatie. De auto is met
BELANGRIJK andere woorden alleen te verbinden met het
Om de garantie van Volvo te laten gelden, werkplaatsnetwerk en niet met ander wifi-netwer-
moet u het Service- en garantieboekje con- ken zoals het netwerk thuis.
troleren en volgen.
Handmatige verbinding maken met
werkplaatsnetwerk
Gerelateerde informatie De servicemonteur verricht doorgaans de hand-
• Autostatus (p. 614) matige verbinding. De monteur moet daarbij de
• Afspraak maken voor servicebeurt en repara- knoppen op uw transpondersleutel gebruiken,
tie (p. 614) zodat het belangrijk is dat u een transpondersleu-
tel met knoppen meeneemt tijdens het werk-
• Uitrusting aansluiten op de diagnoseaanslui-
plaatsbezoek. Wanneer de monteur de vergren-
ting van de auto (p. 40)
delingsknop op de transpondersleutel driemaal
• Onderhoud aan klimaatregeling (p. 620) indrukt, maakt de auto via wifi een verbinding met
• Onderhoud van het remsysteem (p. 438) het werkplaatsnetwerk.
• Overzicht motorruimte (p. 621)

612
ONDERHOUD EN SERVICE

Download Center Systeemupdates hanteren via N.B.


Meerdere systemen in de auto zijn bij te werken Download Center
Het downloaden van data kan van invloed zijn
vanaf het middendisplay bij een auto met inter- Systeemupdates hebben betrekking op die
op andere diensten die gebruik maken van
netverbinding1. delen van de auto die te maken hebben met de
gegevensuitwisseling, zoals de internetradio.
internetverbinding en infotainment. Als er upda-
De app Download Center is Als u deze invloed op andere diensten als
tes van systeemsoftwareproducten beschikbaar
te starten vanaf het appscherm hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden
zijn, zijn de updates allemaal tegelijk of één voor
op het middendisplay. Met de annuleren. Het is ook mogelijk om andere
één uit te voeren.
app kunt u: diensten te annuleren of tijdelijk te onderbre-
Op updates controleren ken.
Om systeemupdates te kunnen
verrichten moet de auto een
• systeemsoftware zoeken en bijwerken N.B.
internetverbinding2 hebben.
• kaartgegevens bijwerken voor Sensus
Systeemupdates zijn te hante-
Een update kan worden onderbroken als u
Navigation* het contact uitzet en de auto verlaat.
ren via de app Download
• apps downloaden, bijwerken en verwijderen. Center op het applicatie- De update hoeft echter niet voltooid te zijn
scherm van het middendisplay. Als er sinds het voordat u de auto verlaat, omdat de update
Gerelateerde informatie wordt vervolgd als u de auto de volgende keer
laatste gebruik van het infotainmentsysteem
• Systeemupdates hanteren via Download
geen controle op beschikbare updates is verricht, gebruikt.
Center (p. 613)
gaat de controle alsnog van start. Er vindt geen
• Apps downloaden (p. 509) controle plaats tijdens het installeren van soft- Alle systeemsoftwareproducten
• Apps bijwerken (p. 509) ware. Het getal op de knop Systeem-updates bijwerken
geeft aan hoeveel updates er beschikbaar zijn. Bij – Kies Alles installeren onder aan de lijst.
• Apps verwijderen (p. 510)
een druk op de knop verschijnt een lijst met de
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) updates die u in de auto kunt installeren. Als er Als u geen lijst wenst te zien, kunt u ook de optie
Alles installeren kiezen bij de knop Systeem-
• Navigeren in schermen op het middendisplay een update beschikbaar is, verschijnt tevens de
(p. 110) melding Nieuwe sofwareupdates updates.
beschikbaar op de statusbalk van het midden-
display.

1 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht.
2 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht. }}

* Optie/accessoire. 613
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Afzonderlijk systeemsoftwareproduct Autostatus Afspraak maken voor servicebeurt


bijwerken Via het middendisplay is de algemene status van en reparatie4
– Kies Installeren voor het gewenste softwa- de auto te bekijken en zijn ook serviceafspraken Deze dienst vormt een handige manier om recht-
reproduct. te maken3. streeks vanuit de auto een afspraak voor service
of reparatie te maken.
Softwaredownloads annuleren De app Auto status is te star- Wanneer het tijd is voor service en in sommige
– Druk op het kruisje in de activiteitsindicator ten vanaf het appscherm op gevallen ook wanneer de auto aan reparatie toe
die bij aanvang van het downloaden de knop het middendisplay. De app is, verschijnt een melding op het bestuurdersdis-
Installeren verving. heeft vier tabbladen: play en op het middendisplay. Het tijdstip voor
Let erop dat alleen de download te annuleren is, service wordt bepaald door de verstreken tijd, het
zodat u een eventuele installatiefase niet meer aantal uren dat de motor gedraaid heeft of het
kunt annuleren zodra deze van start gegaan is. • Berichten - statusmeldingen aantal gereden kilometers sinds de laatste servi-
cebeurt.
Updatecontrole op de achtergrond • Status - controle van het motoroliepeil
uitschakelen • TPMS - controle van de bandenspanning Voordat de dienst te gebruiken is
Bij aanlevering van de auto uit de fabriek wordt
• Afspraken - afspraakinformatie en autoge-
• Registreer een Volvo ID en koppel deze
automatisch op de achtergrond gecontroleerd op Volvo ID aan de auto.
gevens3.
software-updates, maar deze functie is te deacti- • Kies de Volvo-dealer waar u contact mee wilt
veren. Gerelateerde informatie opnemen door naar www.volvocars.com te
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm • Opgeslagen bestuurdersdisplaymeldingen gaan en in te loggen.
van het middendisplay. hanteren (p. 102) • Om gegevens voor werkplaatsafspraken te
2. Druk op Systeem Download Center.
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623) kunnen versturen en ontvangen moet de
• Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 569) auto een actieve internetverbinding5 hebben.
3. Deselecteer Achtergrondcontroles op
software-updates. • Afspraak maken voor servicebeurt en repara- Werkplaatsafspraak maken
tie (p. 614) Bij het maken van een afspraak voor een service-
Gerelateerde informatie • Autogegevens naar de werkplaats sturen beurt vanuit uw auto wordt informatie verzonden
• Download Center (p. 613) (p. 616) via uw internetverbinding5.
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) • Navigeren in schermen op het middendisplay Vul een boekingsaanvraag in, wanneer u dat wilt
• Navigeren in schermen op het middendisplay (p. 110) of wanneer op het bestuurdersdisplay en boven
(p. 110) op het middendisplay de melding verschijnt dat
service of reparatie vereist is.

614 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

7. Druk op de knop Afspraakverzoek 1. Druk op de melding.


verzenden. 2. Als het voorstel u schikt, drukt u op de knop
> U krijgt binnen enkele dagen een boe- Accepteren. Zo niet, druk dan op knop
kingsvoorstel6. Dezelfde communicatie Nieuw voorstel verzenden of knop
krijgt u ook per e-mail en als u naar Afwijzen.
www.volvocars.com gaat en inlogt.
Op bepaalde markten herinnert het systeem u tij-
1. Open de app Auto status vanuit het app- Als u de boekingsaanvraag hebt ver- dig aan geplande afspraken en het navigatiesys-
scherm op het middendisplay. stuurd, verdwijnt voor bepaalde markten teem7 kan bovendien in routebegeleiding naar de
2. Druk op de knop Afspraken. de melding dat de auto service nodig werkplaats voorzien.
heeft van het bestuurdersdisplay.
3. Druk op de knop Afspraak aanvragen. Gerelateerde informatie
8. Druk op de knop Verzoek annuleren als u
4. Zorg ervoor dat u het juiste Volvo-id invult. de aanvraag wilt annuleren. • Autostatus (p. 614)
5. Zorg ervoor dat u de gewenste Dealer invult. De afspraakaanvraag die vanuit de auto wordt
• Autogegevens naar de werkplaats sturen
(p. 616)
6. Vul het veld Informatie voor de garage in verstuurd bevat autogegevens voor de werkplan-
als er iets is dat u tijdens het bezoek aan de ning van de werkplaats. • Navigeren in schermen op het middendisplay
(p. 110)
werkplaats wilt laten doen of als u andere De dealer neemt opnieuw contact op met een
belangrijke informatie hebt voor de werk- digitaal boekingsvoorstel. U kunt in de auto ook • Volvo ID (p. 28)
plaats. beschikken over informatie over uw dealer. Ook • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
kunt u op elk gewenst moment contact opnemen
met uw werkplaats.

Voorstel voor afspraak accepteren


Wanneer de auto een boekingsvoorstel heeft
ontvangen, verschijnt een melding boven aan het
middendisplay.

3 Geldt voor bepaalde markten.


4 Geldt voor bepaalde markten.
5 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht.
6 Het tijdsbestek kan per markt verschillen.
7 Geldt voor Sensus Navigation*.

* Optie/accessoire. 615
ONDERHOUD EN SERVICE

Autogegevens naar de werkplaats De autogegevens zijn opvraagbaar voor alle dea-


sturen8 lers die over het voertuigidentificatienummer
U kunt op ieder gewenst moment autogegevens (VIN10) beschikken.
naar de werkplaats sturen, bijv. als u een werk-
Onderdelen van de autogegevens
plaatsafspraak boekt en de werkplaats wilt hel-
De gegevens die worden verstuurd zijn de laatst
pen bij het inplannen van het bezoek. Autogege-
vastgelegde gegevens (tijdens het laatste
vens versturen is niet hetzelfde als een werk-
gebruik van de auto) en bestaan uit informatie
plaatsafspraak maken.
over het volgende:
• servicebehoefte
• tijd sinds laatste servicebeurt
• functiestatus
• vloeistofpeilen

1. Open de app Auto status vanuit het app- • kilometerstand


scherm op het middendisplay. • identificatienummer van de auto (VIN10)
2. Druk op de knop Afspraken. • softwareversie van de auto
3. Druk op de knop Autodata verzenden. • diagnosegegevens van de auto.
> Boven aan het middendisplay verschijnt Gerelateerde informatie
een melding dat er autogegevens worden • Afspraak maken voor servicebeurt en repara-
verzonden. U kunt de gegevensoverdracht tie (p. 614)
annuleren door op het kruisje in de activi-
teitsindicator te drukken. • Autostatus (p. 614)

De gegevens worden verstuurd via de


• Navigeren in schermen op het middendisplay
(p. 110)
internetverbinding9 van de auto.
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)

8 Geldt voor bepaalde markten.


9 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht.
10 Vehicle Identification Number.

616 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Auto opnemen N.B.


Bij het opnemen van de auto is het belangrijk
Volvo adviseert u alleen de krik te gebruiken
dat u de krik of werkplaatskrik/garagekrik onder
die bij de auto hoort. Volg bij gebruik van een
de voorziene steunpunten in het onderstel van
andere krik dan door Volvo geadviseerd de
de auto aanbrengt.
aanwijzingen die bij deze krik werden gele-
Voor auto's met niveauregeling* geldt dat als de verd.
auto is uitgerust met luchtvering deze moet wor- De normale krik van de auto is alleen
den uitgeschakeld voordat de auto opgenomen bestemd voor sporadisch en kortstondig
wordt. Schakel het systeem uit via het middendis- gebruik zoals bij het verwisselen van een
play. lekke band. Als de auto vaker moet worden
opgekrikt of voor langere tijd zoals bij het
WAARSCHUWING onderling roteren van de banden wordt het
Als de auto met behulp van een garagekrik gebruik van een garagekrik geadviseerd. Volg
omhoog wordt gebracht, moet deze onder in dat geval de gebruiksaanwijzing van de
een van de vier hefpunten worden geplaatst. desbetreffende krik.
Plaats de garagekrik zorgvuldig, zodat de auto
er niet vanaf kan glijden. Zorg dat de krikplaat
is voorzien van een rubberbescherming, zodat
de auto stabiel staat en niet wordt bescha-
digd. Gebruik altijd bokken of iets dergelijks.

}}

* Optie/accessoire. 617
ONDERHOUD EN SERVICE

||

De driehoeken op de kunststof afdekking geven aan waar de kriksteunpunten/hefpunten (rood gemarkeerd) zitten.

Gerelateerde informatie
• Wielen demonteren (p. 576)
• Krik* (p. 575)
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)

618 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Motorkap openen en sluiten Haal uw hand van links naar rechts door de WAARSCHUWING
De motorkap opent u met behulp van een hen- opening onder de kap, haal de hendel
omhoog en omlaag om de borghaak van de Beknellingsgevaar! Let op dat de sluitroute
del in het interieur en een hendel onder de kap. onder de motorkap vrij is. Anders bestaat er
kap vrij te geven en til de kap omhoog.
gevaar voor persoonlijk letsel.
Motorkap openen
Waarschuwingen - motorkap niet
gesloten WAARSCHUWING
Als de kap los is gemaakt, gaan het
waarschuwingslampje en de grafische Controleer of de motorkap bij sluiten goed
vergrendelt. De motorkap moet aan weerszij-
voorstelling op het bestuurdersdisplay den hoorbaar ingrijpen.
branden in combinatie met een
geluidssignaal. Als de auto in beweging komt,
klinkt er meerdere keren een geluidssignaal.

N.B.
Als het waarschuwingssymbool brandt of het
waarschuwingssymbool klinkt, ook al is de
Trek aan de hendel bij de pedalen om de kap kap goed dicht, ga dan naar een werkplaats -
te openen vanuit de volledig gesloten positie. geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-
plaats.

Motorkap sluiten
1. Druk de motorkap omlaag totdat deze uit
zichzelf verder zakt. Motorkap niet volledig gesloten. De afbeelding is sche-
matisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen
2. Als de motorkap tegen de motorkapvergren- mogelijk zijn.
deling aan is gekomen, drukt u op de kap om
deze volledig te sluiten.

}}

619
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Onderhoud aan klimaatregeling Gerelateerde informatie


Service en reparatie aan het aircosysteem • Serviceprogramma van Volvo (p. 612)
mogen uitsluitend door een erkende werkplaats
worden uitgevoerd.

Storingen opsporen en verhelpen


De airconditioning bevat een fluorescerend tra-
ceermiddel. Bij zoeken naar lekken moet ultravio-
let licht worden gebruikt.
Volvo adviseert u contact op te nemen met een
erkende Volvo-werkplaats.

Motorkap volledig gesloten. De afbeelding is schema- Auto's met koudemiddel R134a


tisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen
mogelijk zijn.
WAARSCHUWING
In het aircosysteem zit koudemiddel R134a
WAARSCHUWING onder druk. Service en reparatie aan het sys-
Rijd nooit met geopende motorkap! teem mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door een erkende werkplaats.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet helemaal dicht is, stop dan
onmiddellijk en sluit de kap goed. Auto's met koudemiddel R1234yf

Gerelateerde informatie WAARSCHUWING


• Overzicht motorruimte (p. 621) In de airco-installatie zit koudemiddel
• Portier- en gordelwaarschuwing (p. 50) R1234yf onder druk. Conform de SAE-norm
J2845 (“Technician Training for Safe Service
and Containment of Refrigerants Used in
Mobile A/C System”) mogen service en repa-
ratie aan het koudemiddelsysteem alleen wor-
den uitgevoerd door een daartoe bekwaam en
bevoegd technicus om de veiligheid van het
systeem te garanderen.

620
ONDERHOUD EN SERVICE

Head-updisplay bij vervanging van Overzicht motorruimte WAARSCHUWING


de voorruit* Het overzicht laat een aantal servicespecifieke
Let erop dat de koelventilator (die voor in de
Auto's met een head-updisplay hebben een spe- componenten zien. motorruimte zit, achter de radiateur) tot zo'n
ciaal type voorruit dat voldoet aan de eisen voor 6 minuten na uitschakeling van de motor kan
de geprojecteerde afbeelding. aanslaan of blijven draaien.
Volvo adviseert u om contact op te nemen met Laat de motorreiniging altijd uitvoeren door
een werkplaats – geadviseerd wordt een
een erkende Volvo-werkplaats voor het vervan-
erkende Volvo-werkplaats. Als de motor warm
gen van de voorruit. De grafische voorstellingen is, bestaat er brandgevaar.
op het head-updisplay zijn alleen goed weer te
geven, als het juiste type voorruit gemonteerd is.
WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie
Het ontstekingssysteem werkt met een zeer
• Head-updisplay* (p. 139) hoge en levensgevaarlijke spanning. Houd het
• Head-updisplay* reinigen (p. 649) elektrische systeem van de auto altijd in con-
tactslotstand 0 bij werkzaamheden in de
Afhankelijk van model en motortype kan de motorruimte
er anders uitzien.
motorruimte.
Expansiereservoir voor koelsysteem Raak bougies of bobine niet aan, wanneer het
elektrische systeem van de auto in contact-
Reservoir voor remvloeistof (aan bestuur- slotstand II staat of wanneer de motor warm
derszijde) is.

Vulpijp voor sproeiervloeistof11


Gerelateerde informatie
Relais- en zekeringenhouder • Motorkap openen en sluiten (p. 619)

Luchtfilter • Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)


• Koelvloeistof bijvullen (p. 624)
Vulpijp voor motorolie
• Zekeringen in motorruimte (p. 638)
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623)
• Contactslotstanden (p. 432)

11 Vul regelmatig sproeiervloeistof bij, tijdens het tanken bijvoorbeeld.

* Optie/accessoire. 621
ONDERHOUD EN SERVICE

Motorolie Als u de motorolie niet regelmatig controleert Volvo gebruikt verschillende systemen om te
Om de aanbevolen service-intervallen en garan- zodat het peil te laag wordt, is ernstige motor- waarschuwen voor een te laag/hoog oliepeil of
ties te kunnen hanteren dient u een goedge- schade niet uit te sluiten. een te lage oliedruk. Bij motorvarianten met een
keurde motoroliesoort te gebruiken. oliedruksensor wordt gebruikgemaakt van het
BELANGRIJK waarschuwingssymbool voor een lage oliedruk
op het bestuurdersdisplay. Bij varianten
Om aan de vereisten voor de gespecificeerde
met een oliepeilsensor wordt u geïnformeerd via
service-intervallen te voldoen worden alle
motoren in de fabriek gevuld met een speci- een waarschuwingssymbool op het
aal aangepaste, synthetische motorolie. De bestuurdersdisplay en met displayteksten.
oliesoort werd met grote zorg geselecteerd Bepaalde varianten zijn voorzien van allebei.
lettend op de levensduur van de motor, de Neem voor meer informatie contact op met een
startgewilligheid, het brandstofverbruik en de erkende Volvo-werkplaats.
milieu-impact. Houd voor het verversen van de motorolie en het
Om de aanbevolen service-intervallen aan te vervangen van het oliefilter de intervallen aan die
kunnen houden dient u een goedgekeurde staan aangegeven in het Service- en garantie-
motoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleen boekje. Het is toegestaan een oliesoort te
een oliesoort van de voorgeschreven kwaliteit gebruiken met een hogere kwaliteit dan aange-
Volvo adviseert: geven. Voor ritten onder ongunstige omstandig-
en dat zowel bij het bijvullen als bij het verver-
sen van olie. Een negatieve invloed op de heden adviseert Volvo een olie van een hogere
levensduur van de motor, de startgewilligheid, kwaliteit dan de aangegeven.
het brandstofverbruik en de milieu-impact is
Gerelateerde informatie
anders niet uitgesloten.
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623)
Indien u geen motorolie van de voorgeschre-
ven kwaliteit en viscositeit gebruikt, kunnen
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
aan de motor gerelateerde onderdelen • Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
beschadigd raken. Volvo Cars wijst garantie- olie (p. 679)
aanspraken voor dit type schade af.
Volvo adviseert de olie in een erkende Volvo-
werkplaats te laten verversen.

622
ONDERHOUD EN SERVICE

Motorolie controleren en bijvullen BELANGRIJK


Een elektronische oliepeilsensor detecteert het
Verschijnt dit symbool in combina-
oliepeil.
tie met een melding over een
gering oliepeil (bijvoorbeeld
Motoroliepeil laag 1 liter
bijvullen), vul dan niet meer bij dan aangege-
ven (bijvoorbeeld 1 liter (1 quart)).

WAARSCHUWING
Mors geen olie op de hete uitlaatspruitstuk-
ken, aangezien er dan brand kan ontstaat.
Grafische weergave van het oliepeil op het middendis-
play.
Oliepeil op het middendisplay bekijken
Vulpijp12.
Wanneer de auto is ingeschakeld, kunt u het N.B.
middendisplay gebruiken om het oliepeil weer te
In sommige gevallen moet olie worden bijgevuld Na het bijvullen of aftappen van olie duurt het
geven middels de elektronische oliepeilsensor.
tussen de servicebeurten door. even voordat het systeem wijzigingen in het
Het is zaak het oliepeil regelmatig te controleren.
oliepeil kan waarnemen. De auto moet zo'n
Aanpassing van het motoroliepeil is niet nodig, ca. 30 km (20 miles) hebben gereden en ver-
voordat er een melding op het bestuurdersdisplay volgens 5 minuten op een vlakke ondergrond
verschijnt. hebben stilgestaan met de motor afgezet,
voordat het weergegeven oliepeil correct is.
WAARSCHUWING
Verschijnt dit symbool in combinatie
met de melding Motoroliepeil
Service vereist, bezoek dan een 1. Open de app Auto status vanuit het app-
werkplaats – geadviseerd wordt een scherm op het middendisplay.
erkende Volvo-werkplaats. Het oliepeil is
mogelijk te hoog. 2. Druk op Status om het oliepeil weer te
geven.

12 Bij een motor met elektronische oliepeilsensor ontbreekt de peilstok. }}

623
ONDERHOUD EN SERVICE

|| N.B. Koelvloeistof bijvullen


De koelvloeistof koelt de verbrandingsmotor af
Als niet aan de gestelde voorwaarden voor
tot de juiste bedrijfstemperatuur. De warmte die
meting van het oliepeil is voldaan (verstreken
de motor overdraagt op de koelvloeistof is te
tijd na motoruitschakeling, hellingshoek van
benutten voor verwarming van de passagiers-
de auto, buitentemperatuur e.d.), zal de mel-
ruimte.
ding Geen waarde beschikbaar op het
middendisplay verschijnen. Dit betekent niet Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Vul
dat een van de autosystemen een storing ver- het reservoir nooit alleen met schoon water. Het
toont. gevaar voor bevriezing neemt toe, zowel wanneer
de koelvloeistofconcentratie te laag is als wan-
Gerelateerde informatie neer deze te hoog is.
• Motorolie (p. 622) Als er een plasje koelvloeistof onder de auto ont- Expansiereservoir voor koelsysteem, auto met het stuur
staat, als er witte rook/damp uit de uitlaatpijp links.
• Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
olie (p. 679) komt of als u meer dan 2 liter (zo'n 2 quarts)
koelvloeistof moet bijvullen, bel dan een takelwa-
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
gen om bij een startpoging motorschade te voor-
• Contactslotstanden (p. 432) komen door een lek in het koelsysteem.
• Autostatus (p. 614)
WAARSCHUWING
De koelvloeistof is mogelijk erg heet; open de
dop nooit wanneer de koelvloeistof heet is.
Als u moet bijvullen, moet u de dop langzaam
van het expansiereservoir draaien om de over-
druk af te laten.

624
ONDERHOUD EN SERVICE

Draai de dop op de kunststof afdekking los. Pak de handgreep van de klep beet en til/
werk de klep los van de kunststof afdekking.
Draai de dop van het expansiereservoir los
Expansiereservoir voor koelsysteem, auto met het stuur Draai de dop van het expansiereservoir los
en vul indien nodig koelvloeistof bij. De koel- rechts. en vul indien nodig koelvloeistof bij. De koel-
vloeistof mag niet hoger staan dan de gele
vloeistof mag niet hoger staan dan de gele
MAX-markering binnen in het expansiereser-
MAX-markering binnen in het expansiereser-
voir.
voir.
Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde
Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde
terug.
terug.

}}

625
ONDERHOUD EN SERVICE

|| BELANGRIJK Lampen vervangen BELANGRIJK


U kunt een gloeilamp in de halogeenkoplampen
• Leng de koelvloeistof aan met water van
zonder de hulp van een werkplaats vervangen.
Raak het glas van de gloeilampen nooit recht-
goede kwaliteit. Gebruik bij twijfel over de streeks met uw vingers aan. Vet van uw vin-
waterkwaliteit altijd een kant-en-klare Halogeenkoplampen zijn niet beschikbaar voor gers wordt door de warmte verdampt en zorgt
koelvloeistof volgens de aanbevelingen alle modellen en markten. Neem voor meer infor- voor een laagje op de reflector die dan kapot
van Volvo. matie contact op met een erkende Volvo-werk- kan gaan.
plaats.
• Let erop dat het koelvloeistofmengsel
altijd voor 50 % uit water en voor 50 % Laat vervanging van een led13-lamp over aan een N.B.
uit koelvloeistof bestaat. werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende
Als een foutmelding niet verdwijnt nadat de
• Gebruik altijd een koelvloeistof met roest- Volvo-werkplaats.
kapotte gloeilamp is vervangen, wordt geadvi-
werende eigenschappen volgens de aan-
N.B. seerd een erkende Volvo-werkplaats te
bevelingen van Volvo.
bezoeken.
• Gebruik bij het vervangen van grotere Neem voor informatie over lampen die in dit
componenten van het koelsysteem alleen artikel niet genoemd worden contact op met
verse koelvloeistof om de corrosiewering een erkende Volvo-dealer of Volvo-monteur. N.B.
van het systeem op peil te houden. Bij de externe verlichting zoals de koplampen
• De motor mag alleen draaien met een De lamp voor het dimlicht is te bereiken, wanneer en achterlichten kan tijdelijk condens optre-
goed gevuld koelsysteem. Als dat niet het u de ronde rubberen afdekking van de koplamp den aan de binnenkant van het lampglas. Dit
geval is, kunnen er hoge temperaturen losneemt. is een natuurlijk verschijnsel en alle externe
optreden met gevaar voor beschadiging verlichting is erop gebouwd om dit zoveel
Neem contact op met een werkplaats14, als geen
(barsten) van de cilinderkop. mogelijk te voorkomen. Condens verdwijnt
gloeilampen maar andere lampen defect raken.
• Hoge concentraties chloor, chloriden en normaal uit het lamphuis, wanneer de lamp
Bij een storing aan led13-lampen moet in de enige tijd brandt.
andere zoutverbindingen kunnen aanlei- meeste gevallen het hele lamphuis worden ver-
ding geven tot corrosie in het koelsys- vangen.
teem. Gerelateerde informatie
WAARSCHUWING • Positie buitenverlichting (p. 627)
Gerelateerde informatie
Bij het vervangen van een lamp moet het • Dimlichtlamp vervangen (p. 628)
• Overzicht motorruimte (p. 621) elektrische systeem van de auto in contact- • Grootlichtlamp vervangen (p. 629)
• Specificaties van de koelvloeistof (p. 680) slotstand 0 staan.

626
ONDERHOUD EN SERVICE

• Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór vervan- Positie buitenverlichting Lampen achterzijde


gen (p. 629) De buitenverlichting van de auto omvat meer-
• Richtingaanwijzerlamp voor vervangen dere verschillende lampen. Laat vervanging van
(p. 630) een led15-lamp over aan een werkplaats. Geadvi-
• Lampspecificaties (p. 630) seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Koplampen (auto met


halogeenkoplampen)

Achterlicht (led15)
Richtingaanwijzers (led)

Achterlicht (led)

Mistachterlicht (led)

Richtingaanwijzer Achteruitrijlicht (led)

Dagrijlicht/stadslichten voor/achterlichten Remlicht (led)

Groot licht Remlicht - derde (led)

Dimlicht

Mistlampen voor/bochtverlichting* (LED15)

13 Lichtdiode (Ligth Emitting Diode)


14 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
15 Lichtdiode (Light Emmitting Diod) }}

* Optie/accessoire. 627
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Gerelateerde informatie Dimlichtlamp vervangen 4. Plaats een nieuwe gloeilamp in de lampvoet.


• Lampen vervangen (p. 626) U kunt een dimlichtlamp in de halogeenkoplam- De paspen van de gloeilamp moet recht
omhoogwijzen.
• Lampspecificaties (p. 630) pen zonder de hulp van een werkplaats vervan-
gen. 5. Duw de connector vast.
• Verlichtingsbediening (p. 148)
6. Plaats de ronde rubberen afdekking terug.
BELANGRIJK
Raak het glas van de gloeilampen nooit recht- Gerelateerde informatie
streeks met uw vingers aan. Vet van uw vin- • Positie buitenverlichting (p. 627)
gers wordt door de warmte verdampt en zorgt • Lampspecificaties (p. 630)
voor een laagje op de reflector die dan kapot
kan gaan.

Linker koplamp.
1. Verwijder de ronde rubberen afdekking van
de koplamp.
2. Koppel de connector van de gloeilamp los.
3. Haal de gloeilamp los door deze iets omhoog
te duwen en naar buiten toe te trekken.

628
ONDERHOUD EN SERVICE

Grootlichtlamp vervangen 3. Koppel de connector van de lamp los. Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór


U kunt een grootlichtlamp in de halogeenko- 4. Vervang de gloeilamp. vervangen
plampen zonder de hulp van een werkplaats ver- U kunt een dagrijlichtlamp/stadslichtlamp in de
vangen. 5. Plaats de lamp in de lampvoet aan en draai halogeenkoplampen zonder de hulp van een
deze omlaag. werkplaats vervangen.
BELANGRIJK Gerelateerde informatie
Raak het glas van de gloeilampen nooit recht- • Positie buitenverlichting (p. 627) N.B.
streeks met uw vingers aan. Vet van uw vin- • Lampspecificaties (p. 630) De gloeilamp voor het dagrijlicht/parkeerlicht
gers wordt door de warmte verdampt en zorgt vóór is gemakkelijker te bereiken, als u de
voor een laagje op de reflector die dan kapot gloeilamp voor het groot licht losneemt. De
kan gaan. grootlichtlamp is schuin boven de stadslicht-
lamp/parkeerlichtlamp gemonteerd. Haal de
grootlichtlamp los door de lamphouder
omhoog te kantelen en vervolgens recht naar
buiten te trekken.

BELANGRIJK
Raak het glas van de gloeilampen nooit recht-
streeks met uw vingers aan. Vet van uw vin-
gers wordt door de warmte verdampt en zorgt
voor een laagje op de reflector die dan kapot
kan gaan.

Linker koplamp.
1. Haal de gloeilamp los door de lamphouder
omhoog te kantelen en vervolgens recht naar
buiten te trekken.
2. Steek een schroevendraaier tussen de borg-
nok en de kunststof behuizing en werk de
borgnok voorzichtig los.
}}

629
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Richtingaanwijzerlamp voor Lampspecificaties


vervangen De specificaties gelden voor de gloeilampen in
U kunt een richtingaanwijzerlamp in de halo- halogeenkoplampen.
geenkoplampen zonder de hulp van een werk-
Neem contact op met een werkplaats16, als een
plaats vervangen.
van de andere lampen defect raakt.
Voordat u de lamp kunt vervangen, moet u eerst
de kunststof afdekking van het lamphuis tillen. Functie WA Type

Dimlicht 55 H7
Groot licht 65 H9
Richtingaanwijzers voor- 24 PWY24W
Linker koplamp.
zijde
1. Trek de lamphouder van de dagrijlichtlamp/
stadslichtlamp recht naar buiten. Dagrijlicht/stadslicht voor 21/5 W21/5W
2. Trek de gloeilamp recht naar buiten toe los. A Watt

3. Vervang de gloeilamp. Gerelateerde informatie


4. Plaats de lamphouder in de lampvoet en druk • Positie buitenverlichting (p. 627)
deze in positie. • Lampen vervangen (p. 626)
Linker koplamp.
5. Als u de grootlichtlamp hebt losgenomen,
plaatst u deze in de lampvoet en kantelt hem 1. Druk de borghaken naar elkaar toe en trek
omlaag. de lamphouder recht naar buiten.
2. Vervang de lamphouder met de gloeilamp.
Gerelateerde informatie
• Positie buitenverlichting (p. 627) 3. Plaats de lamphouder in de lampvoet en druk
deze in positie.
• Lampspecificaties (p. 630)
Gerelateerde informatie
• Positie buitenverlichting (p. 627)
• Lampspecificaties (p. 630)
16 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

630
ONDERHOUD EN SERVICE

Startaccu WAARSCHUWING Bij opladen wordt zowel de startaccu als de hulp-


Het elektrische systeem is enkelpolig en accu opgeladen.
gebruikt het chassis en het motorblok als gelei- • De startaccu kan het zeer explosieve
knalgas produceren. Eén enkele vonk,
ders.
veroorzaakt door een onjuiste aansluiting
De startaccu dient voor inschakeling van het van een startkabel, kan volstaan om de
elektrische systeem en aandrijving van de start- accu tot ontploffing te brengen.
motor en andere uitrusting in de auto.
• Sluit de startkabels niet aan op een com-
Laat de hulpaccu vervangen in een werkplaats17. ponent va het brandstofsysteem of op
bewegende onderdelen. Pas op voor hete
Op de auto zit een wisselstroomdynamo met motoronderdelen.
spanningsregelaar.
• De startaccu bevat tevens zwavelzuur dat
De startaccu is een 12V-accu die speciaal ont- ernstige chemische brandwonden kan
wikkeld is met het oog op de CO2-uitstootbeper- veroorzaken.
kende functies Start/Stop en regeneratief laden
• Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw Positief laadpunt
en die de werking van uiteenlopende autosyste- huid of kleren morst, moet u onmiddellijk
men ondersteunt. met grote hoeveelheden water spoelen. Negatief laadpunt
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal start- Neem onmiddellijk contact op met een
pogingen, de weersomstandigheden en derge- arts, als u accuzuur in uw ogen krijgt.
lijke zijn van invloed op de levensduur en de wer-
BELANGRIJK
• Rook niet in de buurt van de accu.
king van de accu. Gebruik voor het opladen van de startaccu of
de hulpaccu alleen een moderne acculader
• Koppel de startaccu nooit los, terwijl de Laadpunten met laadspanningsregeling. Maak geen
motor draait. Bij het aansluiten van een externe startaccu of gebruik van een eventuele snellaadfunctie,
• Controleer of de kabels van de startaccu op acculader worden de laadpunten van de accu in omdat de accu daarbij beschadigd kan raken.
de juiste manier zijn aangesloten en stevig de motorruimte gebruikt.
vastzitten. Het is niet toegestaan gebruik te maken van de
accupolen van de startaccu in de kofferbak/
bagageruimte van de auto.

17 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. }}

631
ONDERHOUD EN SERVICE

|| BELANGRIJK N.B. Positie


Bij het negeren van het volgende valt na aan- Als de startaccu vaak ontladen wordt, heeft
sluiting van een externe startaccu of accula- dat een negatief effect op zijn levensduur.
der de energiebesparingsfunctie voor het
De levensduur van de startaccu hangt af van
infotainmentsysteem mogelijk tijdelijk uit
meerdere factoren, waaronder de rijomstan-
en/of verschijnt er tijdelijk geen displaytekst
digheden en het klimaat. De startcapaciteit
over de ladingstoestand van de startaccu op
van de accu daalt in de loop van de tijd gelei-
het bestuurdersdisplay:
delijk en daarom moet de accu worden opge-
• Gebruik de minpool van de startaccu in laden als de auto langere tijd niet wordt
de auto nooit voor aansluiting van een gebruikt of als er alleen korte ritten mee wor-
externe startaccu of acculader – alleen den gemaakt. Extreme kou beperkt de start-
het negatieve laadpunt van de auto capaciteit ook.
mag als massapunt dienen. De startaccu zit in de bagageruimte.
Om de startaccu in een goede conditie te
houden wordt geadviseerd om minimaal 15
minuten per week te rijden of de accu aan te WAARSCHUWING
sluiten op een acculader met automatische Als de startaccu losgekoppeld is geweest,
druppellading. werkt de automatische openings-/sluitings-
functie pas weer naar behoren nadat deze is
Een startaccu die constant volledig opgela- gereset. Resetten is nodig om de inklembe-
den wordt gehouden, heeft een maximale veiliging te laten werken.
levensduur.

Specificaties
Accu H7 AGM H8 AGM
Spanning (V) 12 12

KoudestartvermogenA - CCAB (A) 800 850

632
ONDERHOUD EN SERVICE

Accu H7 AGM H8 AGM


Afmetingen, l×b×h 315×175×190 mm (12,4×6,9×7,5 inch) 353×175×190 mm (13,9×6,9×7,5 inch)
Capaciteit (Ah) 80 95
A Volgens EN-norm.
B Cold Cranking Amperes.

Volvo adviseert om accu's altijd te laten vervan- Gerelateerde informatie


gen door een erkende Volvo-werkplaats. • Symbolen op de accu's (p. 635)
• Hulpaccu (p. 634)
BELANGRIJK
• Starthulp met andere accu (p. 484)
Bij het vervangen van een start- of hulpaccu
of moet u een accu van het type AGM18 mon-
teren.

BELANGRIJK
Bij vervanging van de startaccu moet u erop
letten dat u een accu met hetzelfde koude-
startvermogen en van hetzelfde type gebruikt
als de originele accu (zie de sticker op de
accu).

N.B.
De grootte van de startaccubehuizing dient
overeen te komen met de afmetingen van de
originele accu.

18 Absorbed Glass Mat.

633
ONDERHOUD EN SERVICE

Hulpaccu N.B. BELANGRIJK


Auto's met Start/Stop-systeem hebben behalve
de startaccu ook een hulpaccu. • Hoe hoger de stroomafname in de auto Bij het negeren van het volgende valt het
(extra koeling/verwarming e.d.), hoe meer Start/Stop-systeem mogelijk tijdelijk uit na
Een auto met Start/Stop-systeem is voorzien van de accu’s moeten worden bijgeladen = aansluiting van een externe startaccu of
twee 12V-accu's – één extra krachtige startaccu hoe hoger het brandstofverbruik. acculader:
en een hulpaccu die gebruikt wordt voor de start- • Wanneer de capaciteit van de startaccu • Gebruik de minpool van de startaccu in
procedure middels het Start/Stop-systeem. tot onder de ondergrens is gedaald, de auto nooit voor aansluiting van een
wordt het Start/Stop-systeem uitgescha- externe startaccu of acculader – alleen
keld. het negatieve laadpunt van de auto
mag als massapunt dienen.
Een tijdelijke functiebeperking van het
Start/Stop-systeem op grond van een hoge
stroomafname houdt het volgende in:
• Er vindt automatische motorstart plaats zon-
der dat u het rempedaal loslaat.
De hulpaccu vergt doorgaans niet meer service
dan de normale startaccu. Neem bij vragen of
problemen contact op met een werkplaats -
De hulpaccu zit in een bak naast de veerpootbevesti-
geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
ging.

634
ONDERHOUD EN SERVICE

N.B. 150×90×130 mm Symbolen op de accu's


Afmetingen, l×b×h
(5,9×3,5×5,1 inch) Op de accu's zitten symbolen die informatie ver-
Als de startaccu dermate ontladen is dat de
strekken en waarschuwen.
elektrische standaardsystemen van de auto's Capaciteit (Ah) 10
zijn uitgeschakeld en u start de motor vervol-
A Volgens EN-norm.
gens met een externe accu of acculader, dan B Cold Cranking Amperes.
blijft het Start/Stop-systeem mogelijk actief.
Als het Start/Stop-systeem kort een automa- Draag een veiligheidsbril.
tische motorstop verricht, is de kans groot dat BELANGRIJK
een volgende automatische motorstart mis- Bij het vervangen van een start- of hulpaccu
lukt door onvoldoende capaciteit van de star- of moet u een accu van het type AGM19 mon-
taccu, omdat de accu niet genoeg is opgela- teren.
den. Zie voor meer informatie de
Als de auto starthulp heeft gekregen of de Gerelateerde informatie gebruikershandleiding die
bij de auto hoort.
accu onvoldoende is opgeladen met een • Startaccu (p. 631)
acculader, wordt geadviseerd het Start/Stop-
systeem uit te schakelen totdat de startaccu
• Start/Stop-systeem (p. 457)
voldoende bijgeladen is door de auto. Bij een • Symbolen op de accu's (p. 635)
buitentemperatuur van zo'n +15 °C (60 °F)
moet de accu ten minste 1 uur lang door de Bewaar accu's buiten het
auto worden opgeladen. Bij lagere buitentem- bereik van kinderen.
peraturen kan de laadduur toenemen tot zo'n
3–4 uur. Geadviseerd wordt de accu op te
laden met een externe acculader.

Specificaties De accu bevat een bijtend


zuur.
Spanning (V) 12

KoudestartvermogenA -
170
CCAB (A)

19 Absorbed Glass Mat. }}

635
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Zekeringen en relais- en Positie van relais- en


zekeringhouders zekeringenhouders
Vermijd vonken en open Om te voorkomen dat de elektrische systemen
vuur. van de auto beschadigd raken door kortsluiting
of overbelasting, worden alle verschillende elek-
trische functies en onderdelen door enkele zeke-
ringen beschermd.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar. Gebruik nooit een vreemd voorwerp of een
zekering met meer ampère dan gespecifi-
ceerd om een zekering te vervangen. Dit kan
aanzienlijke schade aan het elektrische sys-
teem veroorzaken en mogelijk tot brand lei-
den.
De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van
Bestemd voor inzameling. het model afwijkingen mogelijk zijn.
Als een van de elektrische onderdelen of functies
niet werkt, is het mogelijk dat de bijbehorende Positie van de relais- en zekeringenhouders bij
zekering overbelast werd en daardoor gesmolten auto's met het stuur links – bij auto's met het
is. Als dezelfde zekering herhaaldelijk doorbrandt, stuur rechts zit de relais- en zekeringenhouder
betekent dit dat het bijbehorende onderdeel een onder het dashboardkastje aan de andere kant
N.B. storing vertoont. Volvo adviseert u om dan voor van de auto.
Een uitgediende start- of steunaccu moet op controle contact op te nemen met een erkende Motorruimte
een milieuvriendelijke manier worden gerecy- Volvo-werkplaats.
cled - deze bevat namelijk lood. Onder dashboardkastje

Kofferbak/bagageruimte
Gerelateerde informatie
• Startaccu (p. 631) Gerelateerde informatie
• Hulpaccu (p. 634) • Zekering vervangen (p. 637)
• Zekeringen in bagageruimte (p. 644)

636
ONDERHOUD EN SERVICE

• Zekeringen in motorruimte (p. 638) Zekering vervangen Gerelateerde informatie


• Zekeringen onder dashboardkastje Om te voorkomen dat de elektrische systemen • Zekeringen en relais- en zekeringhouders
(p. 641) van de auto beschadigd raken door kortsluiting (p. 636)
of overbelasting, worden alle verschillende elek- • Zekeringen in bagageruimte (p. 644)
trische functies en onderdelen door enkele zeke-
ringen beschermd.
• Zekeringen in motorruimte (p. 638)
• Zekeringen onder dashboardkastje
1. Zoek in de zekeringentabel op waar de zeke- (p. 641)
ring zit.
2. Trek de zekering naar buiten en bekijk deze
van opzij om te kijken of het gebogen
draadje soms doorgebrand is.
3. Breng in dat geval een nieuwe zekering aan
met dezelfde kleur en hetzelfde amperage.

WAARSCHUWING
Gebruik nooit een vreemd voorwerp of een
zekering met meer ampère dan gespecifi-
ceerd om een zekering te vervangen. Dit kan
aanzienlijke schade aan het elektrische sys-
teem veroorzaken en mogelijk tot brand lei-
den.

WAARSCHUWING
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats voor de zekeringen die niet in de
gebruikershandleiding worden genoemd. Als
dat op een verkeerde manier gebeurt, kan dat
ernstige schade aan de elektrische systemen
veroorzaken.

637
ONDERHOUD EN SERVICE

Zekeringen in motorruimte
De zekeringen in de motorruimte beschermen
onder meer de motor- en remfuncties.

638
ONDERHOUD EN SERVICE

Aan de binnenkant van het deksel zit een speci- Functie Functie
AA AA
ale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelij-
ker kunt verwijderen en aanbrengen. Vacuümregelaars; klep; Power 7,5 Startmotor Shunt
In de relais- en zekeringhouder is tevens plaats Pulse-klep (diesel)
Brandstoffilterverwarming (die- 30
voor enkele reservezekeringen. Motorregeleenheid; actuator; 20 sel)
smoorklepeenheid; EGR-klep
Posities - -
(diesel); positiesensor voor turbo
Aan de binnenkant van het deksel zit een sticker
(diesel); klep voor turbocom-
met de positie van de verschillende zekeringen. - -
pressor (benzine)
• De zekeringen 1-13, 18-30, 35-37 en
- -
46-54 zijn van het type "Micro". Motorregeleenheid 5

• De zekeringen 14-17, 31-34 en 38-45 zijn - - - -


van het type "MCase" en moet u laten ver-
vangen in een werkplaats20. Magneetkleppen (benzine); klep; 10 - -
thermostaat voor motorkoelsys-
Functie AA teem (benzine); koelpomp voor - -
EGR (diesel); regeleenheid
- - - -
gloeibougies (diesel)
- - Regeleenheid spoilerafsluiting; 5 12V-aansluiting in tunnelcon- 15
regeleenheid radiateurafsluiting; sole, voorin
- -
relaiswikkelingen voor Power 12V-aansluiting in tunnelcon- 15
Bobines (benzine); bougies 15 Pulse (diesel) sole, in de voetenruimte voor de
(benzine) Lambdasonde, voor; lambda- 15 tweede zitrij
Magneetklep voor motorolie- 15 sonde, achter (benzine) 12V-aansluiting in kofferbak/ 15
pomp; magneetkoppeling A/C; Motorregeleenheid 20 bagageruimte*
middelste lambdasonde (ben-
zine), achterste lambdasonde - -
Startmotor 40
(diesel)

20 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. }}

* Optie/accessoire. 639
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Functie AA Functie AA Functie AA

Linker koplamp, bepaalde ledB- 15 Standverwarming* 20 Linker koplamp 7,5


varianten
Regeleenheid voor remsysteem 40 Linker koplamp, bepaalde ledB- 15
Rechter koplamp, bepaalde 15 (ABS-pomp) varianten
ledB-varianten
- - Gaspedaalsensor 5
- -
Elektrische voorruitverwarming* Shunt A Ampère
B Lichtdiode (Light Emitting Diode)
Elektrische voorruitverwarming* Shunt rechts
links Gerelateerde informatie
Voeding bij ingeschakeld con- 5
Elektrische voorruitverwarming* 40 tact: Motorregeleenheid; trans- • Zekeringen en relais- en zekeringhouders
links missiecomponenten; elektrische (p. 636)
stuurbekrachtiging; centrale • Zekering vervangen (p. 637)
Koplampsproeiers* 25 elektronicamodule; regeleenheid
remsysteem
Ruitensproeiers 25
- -
Regeleenheid transmissie 15
Rechter koplamp 7,5
Claxon 20
Rechter koplamp, bepaalde 15
Sirene alarmsysteem* 5 ledB-varianten
Regeleenheid voor remsysteem 40 Alcoholslot 5
(kleppen, parkeerrem)
- -
Ruitenwissers 30
Regeleenheid voor accu-inscha- 5
Achterruitsproeier 25 keling
Elektrische voorruitverwarming* 40 Airbags 5
rechts

640 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Zekeringen onder dashboardkastje


De zekeringen onder het dashboardkastje
beschermen onder meer de elektrische aanslui-
tingen, displays en portiermodules.

}}

641
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Aan de binnenkant van het deksel zit een speci- Functie Functie
AA AA
ale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelij-
ker kunt verwijderen en aanbrengen. Zonnesensor 5 USB HUB 5
In de relais- en zekeringenhouder in de
- - Knopverlichting; interieurverlichting; 7,5
motorruimte is tevens plaats voor enkele reser-
dimfunctie van achteruitkijkspie-
vezekeringen. - - gel*; gecombineerde regen- en
Posities lichtsensor*; knoppenset in tunnel-
Stuurwieleenheid 5
• De zekeringen 1, 3-21, 23-36, 39-53 en console, in voetenruimte voor ach-
55-59 zijn van het type "Micro". Module voor startknop en voor 5 terbank*; elektrisch bedienbare
bediening, parkeerrem voorstoelen*; bedieningspanelen
• De zekeringen 2, 22, 37-38 en 54 zijn van
op achterportieren; ventilatormo-
het type "MCase" en moet u laten vervangen
Module voor elektrische stuurver- 15 dule voor klimaatregeling links/
in een werkplaats21. warming* echts
Functie AA - - Regeleenheid voor rijhulpsystemen 5
- -
- - Panoramadak met zonnescherm* 20
Elektrische aansluiting in tunnel- 30
- - Head-updisplay* 5
console, in de voetenruimte voor de
achterbank* - - Interieurverlichting 5
- -
Regeleenheid voor klimaatregeling 10 - -
Bewegingsmelder* 5
Stuurslotfout 7,5 Display op plafondconsole (gordel- 5
Mediaspeler 5 waarschuwing/indicatie voor pas-
Diagnoseaansluiting OBDII 10 sagiersairbag voorin)
Bestuurdersdisplay 5
Middendisplay 5 - -
Knoppenset op middenconsole 5
Ventilatormodule voor klimaatrege- 40 Vochtsensor 5
ling voorin

21 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

642 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Functie AA Functie AA Gerelateerde informatie


• Zekeringen en relais- en zekeringhouders
Portiermodule in portier rechtsach- 20 Verwarming voorstoel passagiers- 15 (p. 636)
ter zijde
• Zekering vervangen (p. 637)
Zekeringen in kofferbak/bagage- 10 Koelvloeistofpomp 10
ruimte
- -
Regeleenheid voor Connected Car; 5
regeleenheid voor Volvo On Call Portiermodule in portier linksvoor 20
Portiermodule in portier linksachter 20 Regeleenheid voor wielophanging 20
(actieve chassisregeling)*
Regeleenheid audio (versterker) 40
(bepaalde varianten) - -
- - Regeleenheid Sensus 10
Module voor multiband-antenne 5 - -
Modules voor stoelcomfort (massa- 5 - -
gefunctie) voorin*
Portiermodule in portier rechtsvoor 20
Alcoholslot 5
- -
Achterruitwisser 15
Tv* (bepaalde markten) 5
Regeleenheid voor brandstofpomp 15
Hoofdzekering voor zekeringen 53 15
- -
en 58
- - A Ampère

Verwarming voorstoel bestuurders- 15


zijde

* Optie/accessoire. 643
ONDERHOUD EN SERVICE

Zekeringen in bagageruimte
De zekeringen in de bagageruimte beschermen
onder meer elektrisch bedienbare stoelen*, air-
bags en gordelspanners.

644 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Het kastje zit aan de rechterzijde.


Aan de binnenkant van het deksel zit een speci- In de relais- en zekeringenhouder in de
ale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelij- motorruimte is tevens plaats voor enkele reser-
ker kunt verwijderen en aanbrengen. vezekeringen.
}}

645
ONDERHOUD EN SERVICE

|| Posities Functie AA Functie AA


• De zekeringen 13-17 en 21-36 zijn van het
type "Micro". Regeleenheid trekhaak* 40 - -
• De zekeringen 1-12, 18-20 en 37 zijn van
Module voor gordelspanners rechts 40 Regeleenheid voor airbags en gor- 5
het type "MCase" en moet u laten vervangen
delspanners
in een werkplaats22. Interne relaisspoelen 5
- -
Functie AA Regeleenheid voor reductie van 15
stikstofoxiden (diesel) Stoelverwarming linksachter* 15
Elektrische achterruitverwarming 30
Detectiemodule schopbeweging* 5 - -
- -
(om de elektrisch bedienbare ach-
terklep te openen) Blind Spot Information (BLIS)*; 5
Compressor voor luchtvering* 40
regeleenheid exterieur achteruitrij-
Alcoholslot, USB-hub/poort voor 5 geluid
Vergrendelmotor voor rugleuning 15
accessoires
rechtsachter - -
- -
- -
Modules voor gordelspanners 5
Regeleenheid trekhaak* 25
Vergrendelmotor voor rugleuning 15
Actuator voor uitlaatgassen (ben- 5
linksachter Elektrisch bedienbare bestuurders- 20 zine, bepaalde motorvarianten)
- - stoel*
- -
Module voor gordelspanners links 40
Regeleenheid voor reductie van 30
Regeleenheid All Wheel Drive 15
stikstofoxiden (diesel) Parkeercamera* 5 (AWD)*
Elektrische achterklepbediening* 25
- - Stoelverwarming rechtsachter* 15
Elektrisch bedienbare passagiers- 20
- - - -
stoel voor*
- - A Ampère

22 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

646 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Gerelateerde informatie
• Zekeringen en relais- en zekeringhouders
(p. 636)
• Zekering vervangen (p. 637)

647
ONDERHOUD EN SERVICE

Interieur reinigen Gerelateerde informatie Middendisplay reinigen


Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- • Middendisplay reinigen (p. 648) Vuil, vlekken en vettige vingerafdrukken kunnen
zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd • Textielbekleding en hemelbekleding reinigen ertoe leiden dat het middendisplay minder goed
worden. Reinig het interieur regelmatig en (p. 650) werkt en minder goed af te lezen is. Reinig het
behandel vlekken meteen voor het beste resul- scherm regelmatig met een microvezeldoek.
taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)
reinigingsmiddel gebruikt. • Vloermatten en inlegmatten reinigen
(p. 650)
BELANGRIJK • Leren bekleding reinigen (p. 651)
• Sommige geverfde kledingstukken (zoals • Leren stuurwiel reinigen (p. 652)
spijkerbroeken en suède kleding) kunnen • Interieuronderdelen van kunststof, metaal en
afgeven en voor verkleuring van de bekle- hout reinigen (p. 652)
ding zorgen. In dat geval is het belangrijk
om de verkleurde delen van de bekleding
zo spoedig mogelijk te reinigen en te ver-
zorgen.
• Reinig het interieur nooit met sterke
oplosmiddelen zoals sproeiervloeistof,
wasbenzine, terpentine of geconcen- Om het middendisplay te reinigen:
treerde alcohol, omdat zowel de bekle- 1. Schakel het middendisplay uit door lang op
ding als de overige interieurmatermalen de homeknop te drukken.
daarbij beschadigd kunnen raken.
2. Neem het scherm af met de meegeleverde
• Spuit reinigingsmiddelen nooit recht- microvezeldoek of gebruik een andere micro-
streeks op componenten met elektrische vezeldoek van vergelijkbare kwaliteit. Neem
knoppen of bedieningselementen. Maak het scherm in kleine cirkelende bewegingen
ze in plaats daarvan schoon met een af met een schone en droge microvezeldoek.
doek die u met het reinigingsmiddel U kunt de microvezeldoek zo nodig licht
bevochtigd hebt. bevochtigen met schoon water.
• Scherpe voorwerpen en klittenbandslui- 3. Activeer het display door kort op de home-
tingen kunnen de textielbekleding van de knop te drukken.
auto beschadigen.

648
ONDERHOUD EN SERVICE

BELANGRIJK • Vloermatten en inlegmatten reinigen Head-updisplay* reinigen


(p. 650) Neem het dekglas van het display voorzichtig af
De microvezeldoek moet bij het schoonma-
ken van het middendisplay vrij van zand en • Leren bekleding reinigen (p. 651) met een schone en droge microvezeldoek. U
kunt de microvezeldoek zo nodig licht bevochti-
vuil zijn. • Leren stuurwiel reinigen (p. 652)
gen.
• Interieuronderdelen van kunststof, metaal en
hout reinigen (p. 652) Gebruik nooit sterke vlekkenmiddelen. Voor de
BELANGRIJK hardnekkige vlekken kunt u een speciaal reini-
Breng alleen lichte druk aan op het scherm gingsmiddel gebruiken dat verkrijgbaar is bij de
bij het reinigen van het middendisplay. Bij te erkende Volvo-werkplaats.
hard drukken kan het scherm beschadigd
raken. Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* activeren en deactiveren
(p. 141)
BELANGRIJK
• Head-updisplay* (p. 139)
Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemica-
liën rechtstreeks op het middendisplay.
Gebruik geen ruitenreiniger, reinigingsmidde-
len, sprays, oplosmiddelen, alcoholen, ammo-
nia-oplossingen of schuren reinigingsmidde-
len.
Gebruikt nooit schurende poetsdoeken,
papieren handdoeken of zijdepapier omdat dit
aanleiding kan geven tot krassen op het mid-
dendisplay.

Gerelateerde informatie
• Interieur reinigen (p. 648)
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
(p. 650)
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)

* Optie/accessoire. 649
ONDERHOUD EN SERVICE

Textielbekleding en hemelbekleding Veiligheidsgordels reinigen Vloermatten en inlegmatten


reinigen Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- reinigen
Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover-
zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd worden. Reinig het interieur regelmatig en zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd
worden. Reinig het interieur regelmatig en behandel vlekken meteen voor het beste resul- worden. Reinig het interieur regelmatig en
behandel vlekken meteen voor het beste resul- taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een behandel vlekken meteen voor het beste resul-
taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een reinigingsmiddel gebruikt. taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een
reinigingsmiddel gebruikt. reinigingsmiddel gebruikt.
Veiligheidsgordels
Stoffen bekleding en hemelbekleding Gebruik water en een synthetisch wasmiddel en Inlegmatten en vloermat
Vermijd schrapen of wrijven bij een vlek om in het bijzonder het textielreinigingsmiddel dat bij Haal de inlegmatten uit de auto om de vloerbe-
schade aan de bekleding tegen te gaan. Gebruik erkende Volvo-dealers verkrijgbaar is. Zorg dat de kleding en de inlegmatten ieder apart schoon te
nooit sterke vlekkenmiddelen om verkleuring van gordel droog is, voordat deze weer wordt opge- kunnen maken. Gebruik een stofzuiger om vuil en
de bekleding tegen te gaan. rold. stof te verwijderen. Elk van beide inlegmatten zit
met pennen vast.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Verwijder de inlegmat door de inlegmat bij elk
• Interieur reinigen (p. 648) Interieur reinigen (p. 648)
van beide pennen vast te pakken en recht
• Middendisplay reinigen (p. 648) • Middendisplay reinigen (p. 648) omhoog te tillen.
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650) • Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
Breng de inlegmat aan door deze bij beide pen-
(p. 650)
• Vloermatten en inlegmatten reinigen nen vast te drukken.
(p. 650) • Vloermatten en inlegmatten reinigen
(p. 650)
• Leren bekleding reinigen (p. 651) WAARSCHUWING
• Leren stuurwiel reinigen (p. 652) • Leren bekleding reinigen (p. 651)
Gebruik voor alle zitplaatsen slechts één
• Interieuronderdelen van kunststof, metaal en • Leren stuurwiel reinigen (p. 652) inlegmat tegelijk en controleer alvorens weg
te rijden of de mat voor de bestuurdersstoel
hout reinigen (p. 652) • Interieuronderdelen van kunststof, metaal en
goed in de bevestigingsklemmen op de vloer
hout reinigen (p. 652)
vastzit om te voorkomen dat deze kan gaan
glijden en achter of onder de pedalen blijft
haken.

Voor vlekken op de vloermat wordt geadviseerd


het speciale reinigingsmiddel voor stoffen bekle-

650
ONDERHOUD EN SERVICE

ding te gebruiken nadat u hebt gestofzuigd. U Leren bekleding reinigen 3. Bevochtig de vlek overvloedig met de spons
dient vloermatten te reinigen met de door de Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- en laat de vlek absorberen door de spons
Volvo-dealer geadviseerde producten. zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd zonder te schrobben.
worden. Reinig het interieur regelmatig en 4. Droog de vlek na met een zachte handdoek
Gerelateerde informatie
behandel vlekken meteen voor het beste resul- en laat het leer goed drogen.
• Interieur reinigen (p. 648)
taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een
• Middendisplay reinigen (p. 648) Lederen bekleding beschermen
reinigingsmiddel gebruikt.
1. Breng een leerverzorgingsmiddel aan op een
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
doek en breng het middel aan op het leer
(p. 650) Leren bekleding*
De leren bekleding van Volvo is behandeld om de met een lichte cirkelvormige beweging.
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650) bekleding in oorspronkelijke staat te bewaren. 2. Laat 20 minuten drogen.
• Leren bekleding reinigen (p. 651)
Leren bekleding is een natuurproduct dat na ver- Door de lederen bekleding te beschermen is
• Leren stuurwiel reinigen (p. 652) loop van tijd een mooi patina krijgt. Voor het deze beter bestand tegen de invloed van de uv-
• Interieuronderdelen van kunststof, metaal en behoud van de eigenschappen en kleur van het straling van de zon.
hout reinigen (p. 652) leer is regelmatige reiniging en verzorging vereist.
Volvo biedt een universeel leerverzorgingspro- Gerelateerde informatie
duct, Volvo Leather Care Kit/Wipes, waarmee u • Interieur reinigen (p. 648)
leren bekleding kunt reinigen en de bescher- • Middendisplay reinigen (p. 648)
mende laag kunt herstellen, mits u de instructies
opvolgt. • Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
(p. 650)
Voor de beste resultaten adviseert Volvo de
beschermende crème een- à viermaal per jaar (zo
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)
nodig vaker) op te brengen. U kunt Volvo Leather • Vloermatten en inlegmatten reinigen (p. 650)
Care Kit/Wipes verkrijgen bij de Volvo-dealer. • Leren stuurwiel reinigen (p. 652)
Lederen bekleding reinigen • Interieuronderdelen van kunststof, metaal en
1. Breng wat schoonmaakmiddel voor leer aan hout reinigen (p. 652)
op een vochtige spons en knijp erin tot er
schuim gevormd wordt.
2. Bewerk de vlek met de spons in een cirkel-
vormige beweging.

* Optie/accessoire. 651
ONDERHOUD EN SERVICE

Leren stuurwiel reinigen Interieuronderdelen van kunststof, Gerelateerde informatie


Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- metaal en hout reinigen • Interieur reinigen (p. 648)
zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- • Middendisplay reinigen (p. 648)
worden. Reinig het interieur regelmatig en zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd
behandel vlekken meteen voor het beste resul- worden. Reinig het interieur regelmatig en
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
(p. 650)
taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een behandel vlekken meteen voor het beste resul-
reinigingsmiddel gebruikt. taat. • Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)
• Vloermatten en inlegmatten reinigen (p. 650)
Leren stuurwiel Interieuronderdelen van kunststof,
Leer moet kunnen ademen. Dek het leren stuur- metaal en hout • Leren bekleding reinigen (p. 651)
wiel nooit af met kunststof bescherming. Reinig Voor het reinigen van interieuronderdelen en - • Leren stuurwiel reinigen (p. 652)
het leren stuurwiel bij voorkeur met Volvo Leather panelen van kunststof worden met water bevoch-
Care Kit/Wipes. Verwijder eerst vuil, stof en der- tigde splitfiber- of microvezeldoeken geadviseerd,
gelijk met een vochtige spons of doek. die verkrijgbaar zijn bij een erkende Volvo-werk-
plaats.
BELANGRIJK Krab of wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooit
Scherpe voorwerpen, zoals bijvoorbeeld rin- sterke vlekkenmiddelen.
gen, kunnen het leer op het stuurwiel bescha-
digen. BELANGRIJK
Gebruik geen oplosmiddelen met alcohol voor
Gerelateerde informatie het schoonmaken van het glas van het
• Interieur reinigen (p. 648) bestuurdersdisplay.
• Middendisplay reinigen (p. 648)
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen BELANGRIJK
(p. 650)
Let erop dat glanzende oppervlakken gevoelig
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650) zijn voor krasvorming, zodat u dergelijke
• Vloermatten en inlegmatten reinigen (p. 650) oppervlakken met cirkelvormige bewegingen
• Leren bekleding reinigen (p. 651) en een schone en droge microvezeldoek
moet reinigen. Bevochtig de microvezeldoek
• Interieuronderdelen van kunststof, metaal en zo nodig met schoon water.
hout reinigen (p. 652)

652
ONDERHOUD EN SERVICE

Exterieur reinigen Poetsen en in de was zetten BELANGRIJK


Was de auto zodra deze vuil geworden is. De Poets de auto en zet deze in de was, wanneer
Waxen en polijsten van kunststof en rubber
auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het de lak er dof uitziet of als u deze extra bescher-
onderdelen is niet toegestaan.
vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens ming wilt bieden. U hoeft een nieuwe auto pas
de kans op krassen en houdt u de auto langer na een jaar te poetsen. In de was zetten kunt u Bij gebruik van ontvettingsmiddel op kunst-
mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met eerder doen. Poets uw auto niet en zet hem niet stof en rubber onderdelen mag u, als dat
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. in de was in direct zonlicht. Het te poetsen nodig is, alleen licht wrijven. Gebruik een
oppervlak dient niet warmer te zijn dan ca. 45°C zachte spons.
Gerelateerde informatie (113°F). Bij het polijsten van glanzende strips kan de
• Exterieur reinigen (p. 653)
• Was de auto en droog deze zorgvuldig af, glanzende oppervlaktelaag wegslijten of
• Poetsen en in de was zetten (p. 653)
voordat u begint te poetsen of de was aan- beschadigd raken.
• Met de hand wassen (p. 654) brengt. Verwijder asfalt- en teervlekken met Gebruik geen poetsmiddelen met een schu-
• Automatische wasstraat (p. 655) een teerverwijderaar of terpentine. U kunt rende werking.
hardnekkige vlekken met een speciaal voor
• Hogedrukreinigers (p. 656)
autolak bestemde, fijne schuurpasta ("rub-
• Wisserbladen reinigen (p. 657) bing compound") verwijderen. BELANGRIJK
• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur
• Poets de lak eerst op en behandel deze Alleen lakbehandelingen uitvoeren die door
reinigen (p. 657) daarna met was in vloeibare of vaste vorm. Volvo geadviseerd worden. Andere behande-
• Velgen reinigen (p. 658) Volg de aanwijzingen op de verpakking lingen zoals lakconservering, verzegeling,
• Roestwering (p. 659) nauwkeurig op. Veel preparaten bevatten bescherming, glansverzegeling e.d. kunnen
zowel poetsmiddel als was. lakschade veroorzaken. Lakschade als gevolg
van dergelijke behandelingen valt niet onder
de Volvo-garantie.

Gerelateerde informatie
• Exterieur reinigen (p. 653)
• Met de hand wassen (p. 654)
• Automatische wasstraat (p. 655)
• Hogedrukreinigers (p. 656)
• Wisserbladen reinigen (p. 657)
}}

653
ONDERHOUD EN SERVICE

• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur Met de hand wassen • Was de auto met een spons, autoshampoo
reinigen (p. 657) Was de auto zodra deze vuil geworden is. De en een ruime hoeveelheid lauw water.
• Velgen reinigen (p. 658) auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het • Reinig de wisserbladen met een lauwe zeep-
• Roestwering (p. 659) vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens oplossing of autoshampoo.
de kans op krassen en houdt u de auto langer
• Droog de auto af met een schoon en zacht
mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met stuk zeemleer of een trekker. Door water-
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. druppels niet in felle zon te laten opdrogen,
Met de hand wassen verkleint u het risico van watervlekken die
Aandachtspunten voor het wassen van de auto: moeten worden weggepoetst.
• Na het wassen van de auto kan er nog teer
• Was de auto niet in direct zonlicht. Het
uit het asfalt zijn achtergebleven. Gebruik
schoonmaakmiddel of de was kunnen dan
een speciale remover om hardnekkige teer-
indrogen, wat een schurende werking heeft.
vlekken na de autowas te verwijderen.
• Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van
de lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die
WAARSCHUWING
de lak aantasten en deze zeer snel doen ver-
kleuren. Gebruik bijvoorbeeld een zachte tis- Laat de motorreiniging altijd uitvoeren door
sue of een spons die u goed nat hebt een werkplaats. Als de motor warm is, bestaat
er brandgevaar.
gemaakt. U wordt geadviseerd een dergelijke
verkleuring te laten herstellen door een
erkende Volvo-werkplaats. BELANGRIJK
• Spoel de bodem van de auto af, met inbegrip Vuile koplampen werken slechter. Maak ze
van de wielkasten en bumpers. regelmatig schoon, bijvoorbeeld als u tankt.
• Spoel de hele auto af totdat al het losse vuil Gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen,
is verwijderd om het risico van waskrassen te maar water en een niet krassende spons.
beperken. Spuit niet rechtstreeks in de rich-
ting van de sloten.
• Gebruik indien nodig een koudontvetter op
oppervlakken met hardnekkig vuil. Let erop
dat de oppervlakken dan niet door de zon
opgewarmd mogen zijn.

654
ONDERHOUD EN SERVICE

N.B. • Hogedrukreinigers (p. 656) Automatische wasstraat


Bij de externe verlichting zoals de koplampen • Wisserbladen reinigen (p. 657) Was de auto zodra deze vuil geworden is. De
auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het
en achterlichten kan tijdelijk condens optre- • Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur
reinigen (p. 657) vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens
den aan de binnenkant van het lampglas. Dit
de kans op krassen en houdt u de auto langer
is een natuurlijk verschijnsel en alle externe • Velgen reinigen (p. 658) mooi.
verlichting is erop gebouwd om dit zoveel
mogelijk te voorkomen. Condens verdwijnt
• Roestwering (p. 659)
Automatische wasstraat
normaal uit het lamphuis, wanneer de lamp In een automatische wasstraat kunt u de auto
enige tijd brandt. weliswaar snel en eenvoudig reinigen, maar de
borstels van de wasstraat kunnen niet overal
even goed bij. Voor het beste resultaat wordt
BELANGRIJK
geadviseerd om de auto met de hand te wassen
• Controleer vóór het wassen van de auto of een bezoek aan de automatische wasstraat te
of het panoramadak en de zonneklep combineren met een handmatige wasbeurt.
gesloten zijn.
• Gebruik voor het panoramadak nooit een N.B.
schurend poetsmiddel.
Volvo raadt het af om een nieuwe auto de
• Gebruik nooit was voor de rubberen lijs- eerste maanden in een automatische was-
ten rond het panoramadak. straat te reinigen (omdat de lak dan nog niet
helemaal is uitgehard).
BELANGRIJK
Vergeet niet om na het wassen van de auto BELANGRIJK
vuil te verwijderen uit de afvoergaatjes in de Deactiveer alvorens de auto een wasstraat in
portieren en in de dorpels. te rijden de automatische rem bij stilstand en
de automatische activering van de parkeer-
Gerelateerde informatie rem. Als u deze functies niet deactiveert, zal
• Exterieur reinigen (p. 653) het remsysteem bij stilstand blokkeren zodat
de auto niet kan rijden.
• Poetsen en in de was zetten (p. 653)
• Automatische wasstraat (p. 655)
}}

655
ONDERHOUD EN SERVICE

|| BELANGRIJK Gerelateerde informatie Hogedrukreinigers


• Exterieur reinigen (p. 653) Was de auto zodra deze vuil geworden is. De
Voor automatische wasstraten waarbij de
auto wordt voortgetrokken en de wielen • Poetsen en in de was zetten (p. 653) auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het
vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens
draaien geldt het volgende: • Met de hand wassen (p. 654)
de kans op krassen en houdt u de auto langer
1. Zorg er alvorens de auto te wassen voor • Hogedrukreinigers (p. 656) mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met
dat de automatische regensensor is • Wisserbladen reinigen (p. 657) olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo.
gedeactiveerd, omdat deze anders kan
starten en daarbij kunnen de wissers
• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur Hogedrukreinigers
reinigen (p. 657) Let er bij gebruik van een hogedrukreiniger op
beschadigd raken.
2. Zorg ervoor dat de zijspiegels zijn inge-
• Velgen reinigen (p. 658) dat u cirkelende bewegingen maakt en de spuit-
• Roestwering (p. 659) kop op minstens 30 cm (13 in.) afstand van de
klapt, dat eventuele verstralers goed zijn
auto houdt. Spuit niet rechtstreeks in de richting
vastgezet en dat antennes zijn ingeklapt
van de sloten.
of verwijderd, omdat deze anders in de
wasstraat beschadigd kunnen raken. Gerelateerde informatie
3. Rijd de wasstraat binnen. • Exterieur reinigen (p. 653)
4. Deactiveer de functie "Automatische rem • Poetsen en in de was zetten (p. 653)
bij stilstand" met de schakelaar op de • Met de hand wassen (p. 654)
tunnelconsole.
• Automatische wasstraat (p. 655)
5. Deactiveer de functie "Automatische acti-
vering van de parkeerrem" in het hoofd- • Wisserbladen reinigen (p. 657)
scherm van het middendisplay. • Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur
reinigen (p. 657)
6. Zet de motor af door de startknop op de
tunnelconsole rechtsom te draaien. Houd • Velgen reinigen (p. 658)
de draaiknop minstens 2 seconden in die • Roestwering (p. 659)
stand vast.
De auto is klaar voor de automatische was-
straat.

656
ONDERHOUD EN SERVICE

Wisserbladen reinigen • Roestwering (p. 659) Kunststof en rubber sieronderdelen


Was de auto zodra deze vuil geworden is. De exterieur reinigen
auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het Was de auto zodra deze vuil geworden is. De
vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het
de kans op krassen en houdt u de auto langer vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens
mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met de kans op krassen en houdt u de auto langer
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo.
Wisserbladen
Door teer-, stof- en zoutresten op de wisserbla- Kunststof en rubber sieronderdelen
den en insecten, ijs en dergelijke op de voorruit exterieur
gaan wisserbladen minder lang mee. Voor het reinigen en verzorgen van gekleurde
Zet de wisserbladen bij het reinigen in de servi- kunststof onderdelen, rubber onderdelen en sier-
cestand. onderdelen zoals glimmende strips, wordt geadvi-
seerd het speciale reinigingsmiddel te gebruiken
dat bij de Volvo-werkplaats verkrijgbaar is. Volg
N.B. bij het gebruik van dit reinigingsmiddel de
Reinig de wisserbladen en voorruit regelmatig gebruiksvoorschriften nauwkeurig op.
met een lauw sop of autoshampoo. Gebruik
Was de auto bij voorkeur niet met reinigingsmid-
geen sterke oplosmiddelen.
delen met een pH lager dan 3,5 of hoger dan
11,5. Geanodiseerde aluminium onderdelen*, zie
Gerelateerde informatie afbeelding, kunnen anders verkleuren. Het
• Exterieur reinigen (p. 653) gebruik van schurende poetsmiddelen wordt
• Poetsen en in de was zetten (p. 653) afgeraden, zie afbeelding.
• Met de hand wassen (p. 654)
• Automatische wasstraat (p. 655)
• Hogedrukreinigers (p. 656)
• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur
reinigen (p. 657)
• Velgen reinigen (p. 658)
}}

* Optie/accessoire. 657
ONDERHOUD EN SERVICE

|| BELANGRIJK Velgen reinigen


Was de auto zodra deze vuil geworden is. De
Was de auto bij voorkeur niet met reinigings-
auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het
middelen met een pH lager dan 3,5 of hoger
vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens
dan 11,5. Geanodiseerde onderdelen van alu-
de kans op krassen en houdt u de auto langer
minium zoals de dakrails en de sierlijsten rond
mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met
de zijruiten kunnen anders verkleuren.
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo.
Gebruik nooit metaalpolijstpasta op onderde-
len van geanodiseerd aluminium om verkleu- Velgen
ring en schade aan de finish tegen te gaan. Gebruik alleen de velgreinigingsmiddelen die
Volvo adviseert.
Gerelateerde informatie Sterke velgreinigingsmiddelen kunnen het opper-
Onderdelen die moeten worden schoongemaakt met vlak beschadigen en vlekken veroorzaken op ver-
een reinigingsmiddel met een pH tussen 3,5 en 11,5. • Exterieur reinigen (p. 653)
chroomde lichtmetalen velgen.
• Poetsen en in de was zetten (p. 653)
BELANGRIJK • Met de hand wassen (p. 654) Gerelateerde informatie
Waxen en polijsten van kunststof en rubber • Automatische wasstraat (p. 655) • Exterieur reinigen (p. 653)
onderdelen is niet toegestaan. • Hogedrukreinigers (p. 656) • Poetsen en in de was zetten (p. 653)
Bij gebruik van ontvettingsmiddel op kunst- • Wisserbladen reinigen (p. 657) • Met de hand wassen (p. 654)
stof en rubber onderdelen mag u, als dat
• Velgen reinigen (p. 658) • Automatische wasstraat (p. 655)
nodig is, alleen licht wrijven. Gebruik een
zachte spons. • Roestwering (p. 659) • Hogedrukreinigers (p. 656)
• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur
Bij het polijsten van glanzende strips kan de reinigen (p. 657)
glanzende oppervlaktelaag wegslijten of
beschadigd raken. • Velgen reinigen (p. 658)

Gebruik geen poetsmiddelen met een schu-


• Roestwering (p. 659)
rende werking.

658
ONDERHOUD EN SERVICE

Roestwering • Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur Autolak


De auto heeft een efficiënte bescherming tegen reinigen (p. 657) De lak die uit meerdere lagen bestaat vormt een
corrosie. • Velgen reinigen (p. 658) belangrijk onderdeel van de roestwering van de
auto en moet daarom regelmatig worden gecon-
Voor de carrosserie bestaat de corrosiebescher- troleerd.
ming uit metallische, beschermende lagen op de
plaat, een hoogkwalitatief lakproces, tegen corro- De meest voorkomende soorten lakschade zijn
sie beschermde en minimale plaatoverlappingen, bijvoorbeeld steenslagplekken, krassen en plek-
evenals afschermende kunststof componenten, jes op de spatbordranden, portieren en bumpers.
slijtagebescherming en aanvullende roestwe- Om roestvorming te voorkomen moet u lak-
rende vloeistof op kwetsbare plaatsen. In het schade direct herstellen.
chassis zijn de kwetsbare delen van de wielo-
phanging uitgevoerd in corrosiebestendig alumi- Gerelateerde informatie
niummateriaal. • Geringe lakschade herstellen (p. 660)
• Kleurcodes (p. 661)
Controleren en onderhouden
De corrosiebescherming van de auto hoeft nor-
maal gesproken niet onderhouden te worden,
maar door de auto schoon te houden, verkleint u
de risico's op roestvorming nog verder. Sterk
alkalische of zure reinigingsvloeistoffen moeten
op glanzende sieronderdelen te allen tijde wor-
den vermeden. Repareer eventuele steenslag-
plekken zo snel mogelijk na constatering.

Gerelateerde informatie
• Exterieur reinigen (p. 653)
• Poetsen en in de was zetten (p. 653)
• Met de hand wassen (p. 654)
• Automatische wasstraat (p. 655)
• Hogedrukreinigers (p. 656)
• Wisserbladen reinigen (p. 657)

659
ONDERHOUD EN SERVICE

Geringe lakschade herstellen Als de schade niet tot aan het metalen oppervlak 1. Plak een stuk afplaktape over het bescha-
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de (blanke plaat) reikt, kunt u de bijwerklak na reini- digde gebied heen. Trek de tape weer van de
roestwering van de auto en moet daarom regel- ging van het oppervlak direct aanbrengen. lak af om eventuele lakresten te verwijderen.
matig worden gecontroleerd. De meest voorko- Als de beschadiging tot op het metaal (plaat)
mende soorten lakschade zijn bijvoorbeeld N.B. zit, moet een grondlak (primer) worden
steenslagplekken, krassen en plekjes op de Als de lak moet worden hersteld, moet het gebruikt. Bij beschadiging van een kunststof
spatbordranden, portieren en bumpers. oppervlak schoon en droog zijn gemaakt. De oppervlak moet voor een optimaal resultaat
Bij reparatie van lakschade moet de auto schoon temperatuur van het oppervlak moet minimaal een hechtprimer worden gebruikt - spuit wat
en droog zijn en warmer zijn dan 15 °C. 15 °C (60 °F) zijn. primer in de dop van de spuitbus en strijk
dun op.
Geringe lakschade herstellen 2. Vóór het lakken kunt u zo nodig (bij ongelijk-
Om roestvorming te voorkomen moet u lak-
matige randen bijvoorbeeld) plaatselijk licht
schade direct herstellen.
schuren met zeer fijn schuurlinnen. Maak het
oppervlak goed schoon en laat drogen.
N.B.
3. Roer de grondlak (primer) goed door en
Bij lakreparaties moet de lak schoon en droog breng deze met een fijn kwastje, een lucifer
zijn en een temperatuur hebben van minstens of iets dergelijks aan. Werk als de grondlak
15 °C. droog is af met basislak en heldere lak.
Krassen kunt u op de hierboven beschreven
Eventueel benodigde materialen manier herstellen, maar dek ter bescherming de
• Grondlak (primer)23 - voor met kunststof onbeschadigde lak rond de kras af.
beklede bumpers en dergelijke zijn er spuit-
Bijwerkpennen en spuitbussen zijn verkrijgbaar
bussen met speciale hechtprimer verkrijg-
bij de Volvo-dealer.
baar.
• basislak en heldere lak – verkrijgbaar in
spuitbussen of als bijwerkpen/-stift24.
• Afplaktape.
• Fijn schuurlinnen23.

23 Eventueel.
24 Volg de aanwijzingen die bij de verpakking van de bijwerkpen/-stift werden geleverd.

660
ONDERHOUD EN SERVICE

N.B. Kleurcodes Wisserbladen achterruit vervangen


De wisserbladen vegen neerslag van de voor- en
Als de steenslag niet tot het metalen opper- Kleurcode achterruit. In combinatie met sproeiervloeistof
vlak (blanke plaat) is doorgedrongen en er De sticker voor kleurcode zit op de portierstijl reinigen ze de ruiten voor een goed zicht tijdens
nog steeds een intacte laklaag aanwezig is, rechtsachter en wordt bij het openen van het het rijden. De wisserbladen van de ruitenwissers
moet u de basislak en heldere lak direct aan- rechter achterportier zichtbaar. van voor- en achterruit zijn te vervangen.
brengen nadat u het oppervlak hebt gerei-
nigd. Wisserbladen achterruit vervangen

Gerelateerde informatie
• Autolak (p. 659)
• Kleurcodes (p. 661)

Kleurcode exterieur
Til de wisserarm van de ruit en trek het onderste bladge-
Eventuele secundaire kleurcode exterieur deelte naar rechts.
Het is belangrijk dat u de juiste kleur gebruikt.

Gerelateerde informatie
• Autolak (p. 659)
• Geringe lakschade herstellen (p. 660)

}}

661
ONDERHOUD EN SERVICE

|| 1. Pak de wisserarm in het midden beet en • Automatische activering achterruitwisser bij Wisserblad voorruit vervangen
klap deze tot in de blokkeerstand van de ruit achteruitrijden (p. 179) De wisserbladen vegen neerslag van de voor- en
af. • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis- achterruit. In combinatie met sproeiervloeistof
sers* (p. 176) reinigen ze de ruiten voor een goed zicht tijdens
N.B. het rijden. De wisserbladen van de ruitenwissers
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
van voor- en achterruit zijn te vervangen.
Wanneer u de wisserarm tot halverwege weg- (p. 177)
klapt bereikt deze een soort aanslag, die voor- • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179) Wisserbladen voorruit vervangen
komt dat de wisserarm weer terugvalt op de
achterruit. Klap de wisserarm tot voorbij de
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
aanslag tijdens het vervangen van het wisser- • Wisserbladen in servicestand (p. 663)
blad. • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
2. Pak het wisserblad aan de onderkant
beet en draai het rechtsom totdat het blad
loskomt van de arm.
3. Druk het nieuwe wisserblad vast, u moet een
klik horen. Controleer of het goed vastzit.
4. Klap de wisserarm terug.
1. Klap de wisserarm omhoog als deze in de
BELANGRIJK servicestand staat. De servicestand is te acti-
Controleer de bladen regelmatig. Verwaar- veren/deactiveren via het functiescherm van
loosd onderhoud verkort de levensduur van het middendisplay, wanneer de auto stilstaat
de bladen. en de ruitenwissers niet in gebruik zijn.

2. Zet het wisserblad in de demontagestand


Gerelateerde informatie door het vanaf de arm naar buiten te klappen
• Regensensor gebruiken (p. 176) totdat u een klik hoort.
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
(p. 178)

662 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

3. Druk de vergrendelingsknop op de wis- N.B. Wisserbladen in servicestand


selbladhouder in, houd deze ingedrukt en Om de wisserbladen van de voorruit te kunnen
De wisserbladen hebben een verschillende
trek tegelijkertijd het blad er recht uit , vervangen en dergelijke moet u deze eerst in de
lengte. Het blad aan de bestuurderskant is
parallel aan de wisserarm. servicestand (verticale stand) zetten.
langer dan dat aan de passagierskant.
4. Schuif het nieuwe wisserblad erin tot de ver-
grendelingsknop vasthaakt. Gerelateerde informatie
5. Kantel het blad naar de arm toe totdat u een • Regensensor gebruiken (p. 176)
klik waarneemt. Het blad staat vervolgens • Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
niet meer in de demontagestand en is weer (p. 178)
te bewegen.
• Automatische activering achterruitwisser bij
6. Controleer of het wisserblad goed vastzit. achteruitrijden (p. 179)
7. Klap de wisserarm terug op de voorruit. • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
sers* (p. 176)
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177)
Wisserbladen in servicestand.
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
De wisserbladen dienen in de servicestand te
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664) staan om ze te kunnen vervangen, reinigen of
• Wisserbladen in servicestand (p. 663) optillen (bijvoorbeeld om ijs van de voorruit te
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661) krabben).
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
BELANGRIJK
Voordat de wisserbladen in de servicestand
worden gezet, moet u controleren of ze niet
De wisserbladen zijn niet allebei even lang. vastgevroren zijn.

Servicestand activeren/deactiveren
Activering/deactivering van de servicestand is
mogelijk als de auto stilstaat en de ruitenwissers
}}

* Optie/accessoire. 663
ONDERHOUD EN SERVICE

|| niet zijn ingeschakeld. De servicestand is te acti- Gerelateerde informatie Vulopening voor sproeiervloeistof
veren/deactiveren via het functiescherm op het • Regensensor gebruiken (p. 176) Om de koplampen en de voor- en achterruit
middendisplay:
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken schoon te houden wordt sproeiervloeistof
Druk op de knop (p. 178) gebruikt. Bij temperaturen onder het vriespunt
Servicestand ruitenwisser. moet sproeiervloeistof met antivries worden
• Automatische activering achterruitwisser bij
gebruikt.
Het controlelampje in de knop achteruitrijden (p. 179)
brandt als de servicestand
geactiveerd is. Bij activering • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
gaan de wissers recht omhoog sers* (p. 176)
staan. Tik nogmaals op • Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
Servicestand ruitenwisser om de servicestand (p. 177)
te deactiveren. Het controlelampje in de knop • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
dooft als de servicestand gedeactiveerd is.
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
De wisserarmen verlaten de servicestand ook in • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
de volgende gevallen:
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
• U activeert de ruitenwissers van de voorruit. • Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
• U activeert de ruitensproeiers van de voorruit.
• U activeert de regensensor.
Het sproeiervloeistofreservoir is bij te vullen via
• U rijdt weg met de auto. de opening met de blauwe dop. Het reservoir
wordt gebruikt voor ruitensproeiers, achterruiten-
BELANGRIJK sproeiers en koplampsproeiers*
Als de wisserarmen in de servicestand van de
voorruit af zijn gehaald, moet u ze tegen de N.B.
voorruit terugklappen alvorens de wissers, de
sproeiers of de regensensor te activeren of Wanneer er nog zo’n 1 liter (1 qt) sproeier-
alvorens weg te rijden. Dit om lakschade aan vloeistof in het reservoir zit, verschijnt op het
de motorkap tegen te gaan. bestuurdersdisplay de melding
Sproeiervloeistof Niveau laag, bijvullen
samen met het symbool .

664 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE

Voorgeschreven kwaliteit: Door Volvo aanbevo- • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-


len sproeiervloeistof, met antivries bij koud weer sers* (p. 176)
en onder het vriespunt.
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177)
BELANGRIJK
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
Gebruik originele sproeiervloeistof van Volvo • Wisserbladen in servicestand (p. 663)
of een vergelijkbaar product met de aanbevo-
len pH-waarde tussen 6 en 8 (gebruiksklaar • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
mengsel, d.w.z. gelijke delen/1:1 bij neutraal • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
water). • Ruitenwissers gebruiken (p. 175)

BELANGRIJK
Gebruik bij temperaturen onder nul sproeier-
vloeistof met antivries, zodat de vloeistof niet
vastvriest in pomp, reservoir en slangen.

Hoeveelheid:
• Auto's met koplampsproeiers: 5,3 liter (5,6
qts).
• Auto's zonder koplampsproeiers: 3,5 liter
(3,7 qts).

Gerelateerde informatie
• Regensensor gebruiken (p. 176)
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
(p. 178)
• Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179)

* Optie/accessoire. 665
SPECIFICATIES
SPECIFICATIES

Typeaanduidingen
Op de stickers in en op de auto staan gegevens
als chassisnummer, typeaanduiding, lakcode et
cetera.
Positie van stickers en plaatjes

De afbeelding is schematisch – afhankelijk van de markt en het model zijn afwijkingen mogelijk.
Wanneer u contact opneemt met uw erkende
Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of
accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om
de typeaanduiding, het chassisnummer en het
motornummer bij de hand te hebben.

668
SPECIFICATIES

Sticker voor typeaanduiding, chassisnummer, Sticker A/C-systeem voor auto's met het Sticker voor motorcode en serienummer van
maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcode voor koudemiddel R134a. de motor.
lakwerk en typegoedkeuringsnummer. De sticker
zit op de portierstijl en wordt bij het openen van
het rechter achterportier zichtbaar.

Sticker voor standverwarming. Sticker voor motorolie.

Sticker A/C-systeem voor auto's met het


koudemiddel R1234yf.

}}

669
SPECIFICATIES

|| N.B.
De in de gebruikershandleiding afgebeelde
stickers hoeven niet per definitie overeen te
komen met de stickers die in of op uw auto
aanwezig zijn. De afbeeldingen zijn alleen
bedoeld om aan te geven hoe de stickers er
in grote lijnen uitzien en waar ze ongeveer zit-
ten. Op de stickers van de auto vindt u de
informatie die op uw auto van toepassing is.
Sticker voor typeaanduiding en serienummer
van de versnellingsbak.
Gerelateerde informatie
• Specificaties van de airconditioning
(p. 681)

Sticker voor het identificatienummer van de


auto – VIN (Vehicle Identification Number).
De typegoedkeuring van de auto bevat meer
informatie over de auto.

670
SPECIFICATIES

Maten
In de tabel ziet u de maten van de auto wat de
lengte, hoogte en dergelijke betreft.

Maten mm inch Maten mm inch Maten mm inch


A BodemspelingA 211 8,3 G Laadhoogte 776 30,6 I Spoorbreedte achteras 1657B 65,2B
B Wielbasis 2865 112,8 H Spoorbreedte vooras 1653B 65,1B 1653C 65,1C

C Lengte 4688 184,6 1649C 64,9C 1659D 65,3D

D Laadlengte, vloer, ach- 1746 68,7 1655D 65,2D 1673E 65,9E


terbank neergeklapt 1668E 65,7E J Laadbreedte, vloer 1010 39,8
E Laadlengte, vloer 960 37,8 K Breedte 1902 74,9
F Hoogte 1658 65,3

}}

671
SPECIFICATIES

|| Maten mm inch
L Breedte incl. buiten- 2117 83,3
spiegels
M Breedte incl. ingeklapte 1999 78,7
buitenspiegels
A Bij rijklaar gewicht + 1 inzittende. Varieert enigszins afhankelijk
van de bandenmaat, chassisopties et cetera.
B Geldt voor een auto met 17-19 inch velgen.
C Geldt voor een auto met 20 inch velgen.
D Geldt voor een auto met 21 inch velgen.
E Geldt voor een auto met 22 inch velgen.

Gerelateerde informatie
• Gewichten (p. 673)

672
SPECIFICATIES

Gewichten N.B.
Het maximale totaalgewicht staat aangegeven
Het gedocumenteerde rijklare gewicht geldt
op een sticker in de auto.
voor een auto in de basisuitvoering, dus een
Inbegrepen bij het rijklaar gewicht zijn het auto zonder extra uitrusting of opties. Dat
gewicht van de bestuurder, dat van de brandstof- houdt in dat voor elke optie die wordt toege-
tank die voor 90% gevuld is en dat van de reste- voegd, de laadcapaciteit van de auto afneemt
rende oliën/vloeistoffen. met het gewicht van de optie.
Het gewicht van de passagiers en de gemon- Voorbeelden van opties die de laadcapaciteit
teerde accessoires alsmede de kogeldruk (bij verminderen zijn de onderdelen voor de ver-
gebruik van een aanhangwagen) zijn van invloed schillende uitvoeringen (zoals Kinetic/
op het laadvermogen en zijn niet inbegrepen bij Momentum/Summum) en andere opties
het rijklaar gewicht. zoals: trekhaak, lastdrager, dakbox, audiosys- De sticker zit op de portierstijl en wordt bij het openen
teem, verstralers, gps-navigatie, verwarming van het rechter achterportier zichtbaar.
Toelaatbare maximumbelading = totaalgewicht – op brandstof, veiligheidsrek, matten, bagage- Max. totaalgewicht
rijklaar gewicht. rolhoes, elektrisch bedienbare stoelen et
cetera. Max. treingewicht (auto + aanhangwagen)
De auto wegen is een betrouwbare methode Max. voorasdruk
om na te gaan wat het rijklare gewicht van uw
auto is. Max. achterasdruk

Uitrustingsniveau
WAARSCHUWING Max. belasting: Zie typegoedkeuring.
Het rijgedrag van de auto verandert door hoe
zwaar de auto beladen is en hoe de lading is Max. dakbelasting: 100 kg.
geplaatst.
Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Trekgewichten en kogeldruk (p. 674)

673
SPECIFICATIES

Trekgewichten en kogeldruk Max. gewicht geremde aanhangwagen


De trekgewichten en de kogeldruk voor ritten
met een aanhangwagen staan in de tabellen. N.B.
Voor een aanhangwagen zwaarder dan 1800
kg wordt geadviseerd een trillingsdemper op
de trekhaak te gebruiken.

Motor MotorcodeA Versnellingsbak Max. gewicht geremde aanhangwagen (kg) Max. kogeldruk (kg)

T5 B4204T23 Automaat 2400 110


T5 B4204T26 Automaat 2400 110
T5 AWD B4204T23 Automaat 2400 110
T5 AWD B4204T20 Automaat 2400 110
T5 AWD B4204T26 Automaat 2400 110
T6 AWD B4204T27 Automaat 2400 110
T6 AWD B4204T29 Automaat 2400 110
D4 AWD D4204T14 Handgeschakeld 2400 110
D4 AWD D4204T14 Automaat 2400 110
D5 AWD D4204T23 Automaat 2400 110
A Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor.

BELANGRIJK er maximaal 100 km/h (62 mph) wordt gere-


den. Neem echter altijd de landelijke wetge-
Bij ritten met een aanhanger achter de auto ving in acht ten aanzien van bijvoorbeeld de
is het toegestaan het totale gewicht van de snelheid van de combinatie van auto plus
auto (inclusief het trekgewicht) tot 100 kg aanhanger.
(220 lbs) te overschrijden, op voorwaarde dat

674
SPECIFICATIES

Max. gewicht ongeremde aanhangwagen


Max. gewicht ongeremde aanhangwagen (kg) Max. kogeldruk (kg)
750 50

Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Gewichten (p. 673)
• Rijden met aanhangwagen (p. 489)
• Aanhangwagenstabilisering* (p. 491)

* Optie/accessoire. 675
SPECIFICATIES

Motorspecificaties N.B.
De motorspecificaties (vermogen et cetera) voor
Niet alle motoren zijn verkrijgbaar op alle
de verschillende motoralternatieven staan in de
markten.
onderstaande tabel.

Motor MotorcodeA Vermogen Vermogen Max. nominaal vermo- Max. nominaal vermo- Koppel Aantal cilin-
gen gen ders
(kW bij omw/min) (pk bij omw/min) (Nm bij omw/min)
(kW bij omw/min) (pk bij omw/min)
T4 B4204T44 140/5000 190/5000 156/5000 211/5000 300/1400-4000 4
T5 / T5 AWD B4204T23 187/5500 254/5500 208/5500 282/5500 350/1500–4800 4
T5 / T5 AWD B4204T26 184/5500 250/5500 - - 350/1800-4800 4
T5 AWD B4204T20 183/5500 249/5500 - - 350/1500–4500 4
T6 AWD B4204T27 235/5700 320/5700 - - 400/2200–5400 4
T6 AWD B4204T29 228/5700 310/5700 - - 400/2200-5100 4
D4 AWD D4204T14 140/4250 190/4250 - - 400/1750–2500 4
D5 AWD D4204T23 173/4000 235/4000 - - 480/1750-2250 4
A Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor.

Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
• Specificaties van de koelvloeistof (p. 680)

676
SPECIFICATIES

Specificaties van de motorolie


De motoroliekwaliteit en de te hanteren hoeveel-
heden voor de verschillende motoralternatieven
staan in de tabel.
Volvo adviseert:

Motor MotorcodeA Oliekwaliteit Hoeveelheid, incl. oliefilter


(liter)
T4 B4204T44 Castrol Edge Professional V 0W-20 of VCC RBS0-2AE 0W-20 ca. 5,6
T5 / T5 AWD B4204T23 ca. 5,6
T5 / T5 AWD B4204T26 ca. 5,6
T5 AWD B4204T20 ca. 5,6
T6 AWD B4204T27 ca. 5,6
T6 AWD B4204T29 ca. 5,6
D4 AWD D4204T14 Castrol Edge Professional V 0W-20 of VCC RBS0-2AE 0W-20 ca. 5,2
D5 AWD D4204T23 ca. 5,2
A Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor.

}}

677
SPECIFICATIES

|| Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
olie (p. 679)
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623)
• Motorolie (p. 622)

678
SPECIFICATIES

Ongunstige rijomstandigheden voor BELANGRIJK


motorolie
Om aan de vereisten voor de gespecificeerde
In ongunstige rijomstandigheden kunnen de olie-
service-intervallen te voldoen worden alle
temperatuur en het olieverbruik abnormaal toe-
motoren in de fabriek gevuld met een speci-
nemen. Hier volgen enkele voorbeelden van
aal aangepaste, synthetische motorolie. De
ongunstige rijomstandigheden.
oliesoort werd met grote zorg geselecteerd
Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: lettend op de levensduur van de motor, de
startgewilligheid, het brandstofverbruik en de
• met een caravan of aanhangwagen achter de milieu-impact.
auto
Om de aanbevolen service-intervallen aan te
• in bergachtig gebied
kunnen houden dient u een goedgekeurde
• op hoge snelheden motoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleen
• bij temperaturen lager dan –30 °C (–22 °F) een oliesoort van de voorgeschreven kwaliteit
of hoger dan +40 °C (+104 °F). en dat zowel bij het bijvullen als bij het verver-
sen van olie. Een negatieve invloed op de
Het bovenstaande geldt ook tijdens kortere ritten
levensduur van de motor, de startgewilligheid,
bij lage temperaturen.
het brandstofverbruik en de milieu-impact is
Kies een volsynthetische motorolie bij ongunstige anders niet uitgesloten.
rijomstandigheden. Ze bieden de motor extra
Indien u geen motorolie van de voorgeschre-
bescherming.
ven kwaliteit en viscositeit gebruikt, kunnen
Volvo adviseert: aan de motor gerelateerde onderdelen
beschadigd raken. Volvo Cars wijst garantie-
aanspraken voor dit type schade af.
Volvo adviseert de olie in een erkende Volvo-
werkplaats te laten verversen.

Gerelateerde informatie
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
• Motorolie (p. 622)

679
SPECIFICATIES

Specificaties van de koelvloeistof Specificaties van de Specificaties van de remvloeistof


Voorgeschreven kwaliteit: Door Volvo aanbe- versnellingsbakolie Remvloeistof is de naam van het middel in een
volen koelvloeistof aangelengd met 50 % In normale rijomstandigheden hoeft u de versnel- hydraulisch remsysteem, dat wordt gebruikt om
water1, zie verpakking. Neem bij twijfel contact lingsbakolie nooit te verversen. Het kan echter druk over te brengen vanuit bijvoorbeeld een
op met een Volvo-dealer. wel noodzakelijk zijn onder ongunstige rijomstan- rempedaal via een hoofdremcilinder naar een of
digheden. meerdere hulpcilinders die op hun beurt een
Om gezondheidsrisico's te vermijden is het zaak
mechanische rem bedienen.
geen verschillende soorten glycol met elkaar te Handgeschakelde versnellingsbak
mengen. Voorgeschreven kwaliteit: Volvo Original
Voorgeschreven versnel- BOT 350M3
DOT 4 klasse 6 of een vergelijkbare kwaliteit.
lingsbakolie:
Gerelateerde informatie
• Koelvloeistof bijvullen (p. 624) Automatische versnellingsbak N.B.
Voorgeschreven versnellingsbak- AW1 Geadviseerd wordt remvloeistof te laten ver-
olie: versen of bijvullen door een erkende Volvo-
werkplaats.

Gerelateerde informatie
• Overzicht motorruimte (p. 621)

1 De waterkwaliteit dient te voldoen aan de norm STD 1285,1.

680
SPECIFICATIES

Brandstoftank - inhoud Bij te vullen hoeveelheid AdBlue®2 Specificaties van de airconditioning


De vulhoeveelheid van de brandstoftank staat De vulhoeveelheid van het AdBlue-reservoir is De klimaatregeling van de auto maakt, afhanke-
aangegeven in de onderstaande tabel. zo'n 11,5 liter. lijk van de markt, gebruik van het freonvrije kou-
demiddel R1234yf of R134a. Op een sticker
Motor Liter aan de binnenkant van de motorkap staat aange-
Gerelateerde informatie geven welk koudemiddel er in de klimaatregeling
(ca.)
• AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479) van de auto zit.
Benzine: T6 AWD (B4204T27) 71
In de onderstaande tabellen ziet u welke kwaliteit
T6 AWD (B4204T29)
vloeistoffen en smeermiddelen er in het aircosys-
overige 60 teem zitten en in welke hoeveelheden.

Dieselolie: D4 AWD 60 A/C-sticker


(D4204T14)
Sticker voor R134a
D5 AWD 71
(D4204T23)

Gerelateerde informatie
• Brandstof tanken (p. 472)

2 Gedeponeerd handelsmerk van VDA (Verband der Automobilindustrie e.V.) }}

681
SPECIFICATIES

|| Sticker voor R1234yf Symbool Betekenis WAARSCHUWING


Onderhoud aan de mobiele airco In de airco-installatie zit koudemiddel
(MAC) is voorbehouden aan een R1234yf onder druk. Conform de SAE-norm
J2845 (“Technician Training for Safe Service
bevoegd onderhoudsmonteur and Containment of Refrigerants Used in
Mobile A/C System”) mogen service en repa-
Brandbaar koudemiddel ratie aan het koudemiddelsysteem alleen wor-
den uitgevoerd door een daartoe bekwaam en
bevoegd technicus om de veiligheid van het
systeem te garanderen.

Toelichting symbolen R1234yf Koudemiddel


Compressorolie
Symbool Betekenis Auto's met koudemiddel R134a
Volume Voorgeschreven kwali-
Gewicht Voorgeschreven kwaliteit teit
Voorzichtigheid betrachten
700 g (1,54 lbs) R134a 125 ml (4,23 fl. PAG SP-A2
oz.)

Mobiele airco (MAC) WAARSCHUWING


Verdamper
In de installatie voor airconditioning zit koude-
middel R134a onder druk. Service en repara-
tie aan het systeem mogen uitsluitend worden BELANGRIJK
uitgevoerd door een erkende werkplaats.
Type smeermiddel Het is niet toegestaan de aircocondensor te
repareren of te vervangen door een gebruikte
Auto's met koudemiddel R1234yf condensor. De nieuwe condensor moet con-
Gewicht Voorgeschreven kwaliteit form de SAE-norm J2842 zijn gekeurd en
gemerkt.
650 g R1234yf
Gerelateerde informatie
• Onderhoud aan klimaatregeling (p. 620)

682
SPECIFICATIES

Brandstofverbruik en CO2-uitstoot stadsverkeer N/A Niet van toepassing


Het brandstofverbruik voor een auto wordt handgeschakelde versnellingsbak
gemeten in liter per 100 km en de CO2-uitstoot snelwegrit
in gram CO2 per km.
automatische versnellingsbak
combinatierit
Uitleg
gram CO2/km Bandenklassen op basis van de rol- N.B.
weerstand conform de EU-richtlijn
liter/100 km 1222/2009 Als de gegevens over brandstofverbruik en
emissie ontbreken, staan deze in het bijgele-
verde supplement.

T5 (B4204T26) N/A 213 9,4 142 6,2 168 7,4

T5 AWD (B4204T26) N/A 214 9,4 143 6,3 169 7,4

T6 AWD (B4204T29) N/A 223 9,8 151 6,6 177 7,8

A N/A N/A N/A N/A 139 5,3


D4 AWD (D4204T14) B N/A N/A N/A N/A 142 5,4
C N/A N/A N/A N/A 145 5,5

}}

683
SPECIFICATIES

||

A N/A N/A N/A N/A 144 5,5


D4 AWD (D4204T14) B N/A N/A N/A N/A 148 5,6
C N/A N/A N/A N/A 153 5,8
A N/A N/A N/A N/A 147 5,6
D5 AWD (D4204T23) B N/A N/A N/A N/A 152 5,8
C N/A N/A N/A N/A 158 6,0

De brandstofverbruiks- en emissiewaarden in de • De grotere rolweerstand als u kiest voor matie de richtlijnen waar eerder aan gerefereerd
bovenstaande tabel zijn gebaseerd op specifieke andere wielen dan de standaardwielen op de werd.
EU-rijcycli (zie onder), die gelden voor een auto basisuitvoering van het model.
met rijklaar gewicht in standaarduitvoering zonder • De grotere luchtweerstand bij hogere snel- N.B.
extra uitrusting. Afhankelijk van de uitrusting kan heden.
het autogewicht toenemen. Dit alsook de mate Extreme weersomstandigheden, een aange-
van belading van de auto zorgt voor een verho- • De brandstofkwaliteit, de weg- en verkeers- koppelde aanhanger/caravan of ritten op
ging van het brandstofverbruik en de uitstoot van omstandigheden, de weersgesteldheid en de grote hoogte zijn, in combinatie met de
kooldioxide. staat van de auto. brandstofkwaliteit, factoren die het brandstof-
Een combinatie van de hier genoemde voorbeel- verbruik aanzienlijk kunnen doen toenemen.
Er zijn meerdere factoren te bedenken voor een
den kan een aanzienlijk hoger verbruik opleveren.
verhoogd brandstofverbruik ten opzichte van de
tabelwaarden. Bijvoorbeeld: Er zijn grote afwijkingen in het brandstofverbruik
mogelijk ten opzichte van de EU-rijcycli (zie
• Als de auto wordt uitgerust met extra acces-
onder) die gehanteerd worden bij certificering
soires die het gewicht van de auto verhogen.
van de auto en waarop de verbruikscijfers in de
• Uw rijstijl. tabel gebaseerd zijn. Raadpleeg voor meer infor-

684
SPECIFICATIES

EU-rijcycli gassen opgevangen. Deze worden vervolgens


De officiële brandstofverbruikscijfers zijn geba- geanalyseerd en leiden tot de gespecificeerde
seerd op twee gestandaardiseerde rijcycli in labo- waarde voor de CO2-uitstoot.
ratoriummilieu ("EU-rijcycli"), alles conform EU
Regulation no 692/2008, 715/2007 (Euro 5 / Gerelateerde informatie
Euro 6), 2017/1151 alsmede 2017/1153. Aan- • Typeaanduidingen (p. 668)
gezien de rijcycli ook worden gebruikt in het • Gewichten (p. 673)
kader van de kwaliteitscontrole worden er hoge
eisen gesteld aan de herhaalbaarheid van de
• Zuinig rijden (p. 468)
tests. Daarom worden de tests zorgvuldig gecon-
troleerd en alleen uitgevoerd voor de basisfunc-
ties van de auto (bijvoorbeeld met gedeacti-
veerde airconditioning, radio et cetera). Daardoor
zijn de resultaten van de officiële cijfers niet van-
zelfsprekend representatief voor wat klanten
ervaren bij gebruik van de auto in de praktijk.
Deze richtlijnen bevatten informatie over de rijcy-
cli "Stadsverkeer" en "Snelwegrit":
• Stadsverkeer – De meting begint met een
koude start van de motor. Het betreft hier
een gesimuleerde rit.
• Snelwegrit – De auto moet optrekken en
afremmen bij snelheden van 0–120 km/h
(0–75 mph). Het betreft hier een gesimu-
leerde rit.
De officiële waarde voor combinatierit, die in de
tabel staat, is zoals wettelijk bepaald werd een
combinatie van de rijcycli "Stadsverkeer" en
"Snelwegrit".
Om de kooldioxide-emissie (CO2-uitstoot) tijdens
de twee rijcycli te berekenen worden de uitlaat-

685
SPECIFICATIES

Goedgekeurde wiel- en andere autopapieren. In de onderstaande tabel


bandenmaten staan alle goedgekeurde velg- en bandcombina-
In bepaalde landen staan niet alle goedgekeurde ties.
maten aangegeven op de typegoedkeuring of ✓ = Goedgekeurd
Motor handb./ 235/65R17A 235/60R18 235/55R19 255/45R20 255/40R21B 265/35R22B
autom. 7,5x17x50,5 7,5x18x50,5 7,5x19x50,5 8x20x52,5 8,5x21x49,5 9x22x43
T4 (B4204T44) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T5 (B4204T23) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T5 (B4204T26) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T5 AWD (B4204T26) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T5 AWD (B4204T20) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T5 AWD (B4204T23) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T6 AWD (B4204T27) autom. - ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
T6 AWD (B4204T29) autom. - ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
D4 AWD (D4204T14) handb. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
D4 AWD (D4204T14) autom. ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
D5 AWD (D4204T23) autom. - ✓ ✓ ✓ ✓ ✓
A 235/65 R17 is niet goedgekeurd voor auto's met 18 inch remschijven. Informeer bij de Volvo-dealer naar de uitrusting van uw auto.
B Uitsluitend in combinatie met schermverbreders.

Gerelateerde informatie • Maataanduiding voor banden (p. 564)


• Minimaal toelaatbare lastindex en snelheids- • Maataanduiding voor wielen (p. 565)
klassen voor banden (p. 687)
• Typeaanduidingen (p. 668)

686
SPECIFICATIES

Minimaal toelaatbare lastindex en


snelheidsklassen voor banden
In de onderstaande tabel staan de minimaal toe-
laatbare lastindex (LI) en snelheidsklasse (SS).
Motor handb./ Minimaal toelaatbare lastindex (LI)A Minimaal toelaatbare snelheidsklasse (SS)B
autom.
T4 B4204T44 autom. 98 H
T5 B4204T23 autom. 98 V
T5 B4204T26 autom. 98 V
T5 AWD B4204T26 autom. 98 V
T5 AWD B4204T20 autom. 98 V
T5 AWD B4204T23 autom. 98 V
T6 AWD B4204T27 autom. 98 V
T6 AWD B4204T29 autom. 98 V
D4 AWD D4204T14 handb. 98 H
D4 AWD D4204T14 autom. 98 H
D5 AWD D4204T23 autom. 98 V
A De lastindex van de band dient groter dan of minimaal gelijk te zijn aan de tabelwaarde.
B De snelheidsklasse van de band dient groter dan of minimaal gelijk te zijn aan de tabelwaarde.

}}

687
SPECIFICATIES

|| Gerelateerde informatie
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
(p. 686)
• Goedgekeurde bandenspanningswaarden
(p. 689)
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Maataanduiding voor banden (p. 564)
• Maataanduiding voor wielen (p. 565)

688
SPECIFICATIES

Goedgekeurde N.B.
bandenspanningswaarden
Alle motoren, banden of combinaties daarvan
De goedgekeurde bandenspanningen voor de
zijn niet altijd beschikbaar op alle markten.
verschillende motoralternatieven staan in de
tabel.

Motor Bandenmaat Snelheid Belading, 1–3 inzittenden Max. belading ECO-bandenspanningA


Voor Achter Voor Achter Voor/achter
(kPa)B (kPa) (kPa) (kPa) (kPa)

235/65 R17 0–160 km/h (0–100 mph) 230 230 270 270 270
235/60 R18
235/55 R19
Alle motoren
255/45 R20 160+ km/h (100+ mph) 250 250 270 270 -
255/40 R21
265/35 R22
Compact reservewiel (Temporary Spare) max. 80 km/h (max. 50 mph) 420 420 420 420 -
A Zuinig rijden.
B In sommige landen wordt de bandenspanning ook wel in bar aangegeven in plaats van in pascal (1 bar = 100 kPa).

Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
(p. 686)

689
ALFABETISCH REGISTER ALFABETISCH REGISTER

ruggedeelten omklappen 190 Adaptieve cruisecontrol 311, 314, 315,


1, 2, 3 ... Temperatuur 225 316, 317, 319, 321, 322, 323, 324, 326
4WD 451 Ventilator 223 functie 311
Achterkant hoger zetten 599 inhalen 321
Radarsensor 343
achterkant lager zetten 599
snelheid instellen 315, 316
A Achterklep Storingzoeken 323
Aandrijflijn elektrisch bediend 273 van cruisecontrolfunctie wisselen 324
Versnellingsbak 444 openen/sluiten met schopbeweging 277 volgtijd instellen 317, 319
van binnenuit ontgrendelen 271
Aanhanger 491 AdBlue 477
vergrendelen/ontgrendelen 245, 267
kabel 490 Bijvullen 479
Lampen 492 Achterruit functies 478
pendelbeweging 491 elektrische verwarming 221 symbolen en meldingen 481
rijden met een aanhanger 489 Sproeier 179 tankinhoud 681
Wisser 179
Aanrijding 44, 47, 51, 58 Adviezen voor het vervoer van bagage 598
Achteruitkijkspiegel 167
ABS Afdalingsassistent 467
dimfunctie 168
antiblokkeerremsysteem 436 activeren met functieknop 468
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
AC (Airconditioning) 227 Afdalingsregeling (Hill Descent Con-
Kompas 501, 502
ACC - Adaptieve cruisecontrol 311, 314, trol) 466, 467, 468
Achteruitrijcamera 411, 412, 414, 416,
315, 316, 317, 319, 321, 322, 323, 324, 326 Afdekking
417, 418, 419
Accessoires en extra uitrusting 39 bagageruimte 603
Achteruitrijsensoren 406, 407, 408, 409, 410
installatie 39 Afdichtmiddel 583
Actieve parkeerhulp 420, 421, 424, 425,
Accu Afsluitbare wielbouten 575
427, 428
starten met hulpaccu 484 Afspraak maken voor servicebeurt en repa-
bediening 421, 424
Achterbank Beperkingen 425 ratie 614
elektrische verwarming 214 functie 420, 421, 425, 427, 428 Afstandsbediening HomeLink®
hoofdsteun 193 Symbolen en meldingen 428 programmeerbaar 498
Klimaat 210
Adaptieve bochtverlichting 156

691
ALFABETISCH REGISTER

Airbag 51 media spelen 518, 519 Auto met internetaansluiting


Activeren/deactiveren 54 Telefoon 540 afspraak maken voor servicebeurt en
bestuurderszijde 52 Autoberging 497 reparatie 614
passagierszijde 53, 54 Auto met internetverbinding 541
Autofuncties
Airconditioning 227 op middendisplay 117 geen of een slechte verbinding 547
Airconditioning, vloeistof Autogordel, zie Veiligheidsgordel 47 Automodem
hoeveelheid en kwaliteit 681 auto aansluiten op internet 544
Auto hold 442
alarm 280 Instellingen 545
Automatische hervergrendeling 243, 266
beperkt alarmniveau 283 Auto opnemen 617
bewegings- en hellingsensoren 281 Automatische rem 442
Autostatus 614
deactiveren 282 activeren en deactiveren 442
Bandenspanning 572
na een aanrijding 443
Alarmlichten 158 Autovakantie 469
Automatische schakelblokkering deactive-
Alcoholslot 434, 435 Autoverzorging 653, 654, 655, 656, 657,
ren 449
All Wheel Drive (vierwielaandrijving) 451 658
Automatische snelheidsbegrenzer 298,
Android Auto 529, 530, 532 Leren bekleding 651
300, 301
Antenne AWD, vierwielaandrijving 451
Automatische stop van motor
positie 268 autostop 457
Antislipregeling 290 Automatische vergrendeling 273
Antispin 290 Automatische versnellingsbak 445
B
Apple CarPlay 526, 527, 529 aanhanger 489 Bagageafdekking 602, 603
Applicatiemanager 613 kickdown 450 Bagagerek 605
olie 680
Approach-verlichting 159 Bagageruimte 598
Automatische wasstraat 655 bagagenet 606
Apps 508
Automatisch geregeld klimaat 217 bevestigingspunten 601
Audio en media 506
Automatisch groot licht 153 elektrische aansluiting 592, 594
Audio-instellingen 506, 539 Verlichting 161
Displaymelding 539

692
ALFABETISCH REGISTER

Banden 562 Batterij Bluetooth


band afdichten 583 Hulp- 634 aansluiten 523
bandenspanningscontrole 569 onderhoud 631 auto aansluiten op internet 543
bandenspanningstabel 689 Start- 631 Instellingen 541
demonteren 576 Symbolen op de accu 635 Telefoon 532
draairichting 565 Waarschuwingssymbolen 635 Bochtverlichting 157
maten 686 Bedrijfsrem 436 Boordcomputer 83, 85
monteren 578
Beglazing 164 Botsing, zie Aanrijding 44
opbergen 562
profieldiepte 581 Behoud van klimaatcomfort 232 Brandstof 473, 475
rotatie 563 start/uitschakelen 233 aanduiding 473, 475
slijtage-indicator 566 Bekleding 648, 650, 651, 652 brandstofverbruik 683
spanning 689 benzine 473 Brandstofdampen 473
specificaties 686, 687, 689
Benzineroetfilter 474 Brandstofgebrek
Winterbanden 581
Beperkingen van de parkeerhulpcamera 417 dieselolie 476
Bandenmaat 564, 574
Beperkingen van Driver Alert Control 389 Brandstofmeter 83
Banden oppompen 587
Bergen 497 Brandstoftank
Bandenspanning inhoud 681
aanbevolen 568 Bestuurdersdisplay
applicatiemenu 98, 99 Brandstof tanken 472
Controleren 566
Instellen 567 Meldingen 100 Buitenmaten 671
Bandenspanningscontrole 569 Bestuurdersprestatie 86, 87 Buitenspiegels 167, 169
Kalibreren 570 Bestuurdersprofiel 133 dimfunctie 168
maatregel 573 bewerken 135 elektrische verwarming 221
Status 572 kiezen 134 elektrisch inklapbaar 169
resetten 169
Bandenspanningstabel 568, 689 Bewegingssensor 281
Buitentemperatuurmeter 88
Batt. sleutel bijna leeg 247 BLIS 372, 373, 374
bypass-functie alcoholslot 434

693
ALFABETISCH REGISTER

Contactslotstand 432, 433 Digitale radio (DAB) 516


C
Controlesymbolen 89 Dimlicht 152
Camera-eenheid 353
Corner Traction Control 290 Displaymeldingen 100, 137
Camerasensor 367 hanteren 101, 138
Cross Traffic Alert – CTA 377, 378, 379, 380
Cd-speler 521 opgeslagen 102, 138
Cruisecontrol 302, 303
Centrale vergrendeling 269 snelheid instellen 303, 304 Distance Alert 307, 308, 309
City Safety bij een uitwijkmanoeuvre 365, 366 tijdelijk deactiveren 305, 306 Beperkingen 310

City Safety bij kruisend verkeer 364 uitschakelen 307 DivX® 522
City Safety bij uitblijven van een actieve uit- CTA – Cross Traffic Alert 377, 378, 379, 380 Doorluchtfunctie 241, 269
wijkmanoeuvre 366 CZIP (Clean Zone Interior Package) 202 Doorsteekluik 601
City Safety™ 357, 358, 360, 361, 367, 370 Doorwaaddiepte 471
Claxon 194 Draairichting 565
Clean Zone 201 D Drive-E
Clean Zone Interior Package 202 Dagrijlicht 151 Milieubeleid 30
CO2-uitstoot 683 Dagteller op nul stellen 86 Driver Alert Control 387
bediening 388, 389
Collision Warning 357, 371 Dagtellers 83
Radarsensor 343 Dakbelasting, max. gewicht 673
voetgangersdetectie 361
Dashboardkastje 596
Compact reservewiel 579, 580 E
Data
compact reservewiel 579 ECO-bandenspanning 568, 689
opnemen 37
Condens overdracht tussen auto en werkplaats 612 ECO-klimaat 454
Condens in koplamp 653, 655
Diagnoseaansluiting 40 ECO-stand 454
Condens in koplamp 654, 655, 656, 657 activeren met functieknop 457
Diesel
Connected Car brandstofgebrek 476 Eenheden 128
autogegevens sturen 616
Dieselolie 475 Eerste hulp 608
systeemupdates 613

694
ALFABETISCH REGISTER

EHBO-kit 608 Gewichten


F rijklaar gewicht 673
Eigenaarswissel 130
Fietsdrager Gladde wegen 470
Elektrisch bedienbare ruiten 165, 166
op trekhaak gemonteerd 493
inklembeveiliging 164 Gladheid 470
Fietserdetectie 361
Elektrisch bediend panoramadak 170 Glazen
Flitskast 386 gelaagd/versterkt 164
Elektrische aansluiting 592
gebruiken 594 Follow Me Home-verlichting 159 gloeilampen, specificaties 630
Elektrische achterklepbediening 273 Four-C 462 Gordelspanners 49
Elektrische parkeerrem 438 Foutmeldingen Resetten 50
Adaptieve cruisecontrol 326 Gordelwaarschuwing 50
Elektrische stoelbediening 183
zie Meldingen en symbolen 326, 342
Elektrische verwarming Gracenote® 521
Foutmeldingen BLIS 376
Ruiten 220, 221 Groot licht 153
Stoelen en achterbank 213, 214 FSC, milieulabel 25
stuurwiel 216
Elektrisch inklapbare buitenspiegels 169 H
Elektrisch systeem 631 G
handgeschakelde versnellingsbak 445
Elektronische startblokkering 255 Gebruikershandleiding 22 olie 680
Ethanolgehalte in mobiel 21
Handmatig wassen 654
max. 10 volumeprocent 473 milieulabel 25
op middendisplay 17, 19 Harde schijf
etiketten ruimte 550
locatie van 668 Gebruikersinformatie 16
HDC 467
Extra verwarming (Hulpverwarming) 237 Gegevensuitwisseling 548
Head-up-display 139
Geheugenfunctie regensensor 177
activeren en deactiveren 141
Gelaagd glas 164 instellingen 141
Gereedschap 574 Reinigen 649
Gevarendriehoek 609 vervangen van voorruit 621

695
ALFABETISCH REGISTER

Hefgereedschap 575 ID, Volvo 28 Instrumentenpaneel 78


Hellingrem Identificatienummer 41 instellingen 82
Hill Start Assist (HSA) 443 Immobilizer, startblokkering IntelliSafe
Hellingsensor 281 Elektronische startblokkering 255 rijhulp 33

Hill Start Assist 443 In de was zetten 653 Interieur 590


dashboardkastje 596
Hogedrukspuit 656 Inflatable Curtain 57
elektrische aansluiting 592
Hoge motortemperatuur 483 Informatiedisplay 78, 82 tunnelconsole 591
HomeLink® 498 Infotainment (Audio en media) 506 Zonneklep 597
gebruiken 500 Inhaalassistent 321, 338, 339 Interieurluchtfilter 203
programmeren 498
Inklembeveiliging 164 Interieurverlichting 160, 162
Hoofdsteun 193 resetten 165 automatische functie 160
Hoogte lichtbundel koplampen aanpas- Inparkeerhulp - PAP 420, 421, 424, 425, Interieurverwarming (Standverwarming) 236
sen 150 427, 428 Interior Air Quality System 202
Hoogteregeling 462, 465 Instellingen 131 Internet, zie Auto met internetverbinding 541
Houder voor boodschappentassen 600 Categorieën 132
Internetverbinding voor de auto maken
Hulpaccu 634 contextueel 129
geen of een slechte verbinding 547
instellingsmenu 131
Hulp bij een dreigende botsing 397, 398, via automodem 544
Resetten 131
399, 400, 401, 402, 403, 405 via mobiele eenheid (Bluetooth) 543
Instellingen herstellen 131 via mobiele eenheid (WiFi) 543
Hulplijnen voor parkeerhulpcamera 414
Bestuurdersprofiel 135
Hulpverwarming 237 Intervalfunctie wisser 175
eigenaarswissel 130
iPod®, aansluiting 524
Instrumenten, schakelaars en bedie-
ning 74, 75 iTPMS - Indirect Tyre Pressure Monitoring
I System 569
Instrumentenoverzicht
IAQS (Interior Air Quality System) 202 auto met stuur links 74
auto met stuur rechts 75
IC (Inflatable Curtain) 57

696
ALFABETISCH REGISTER

spraakherkenning 200
K temperatuurregeling 224, 225, 226
L
Kachel 235 ventilatieregeling 222, 223 Laag oliepeil 623
hulpverwarming 237 zones 198 Lading vervoeren
Standverwarming 236 Klimaatregeling 198, 210 algemene informatie 598
Katalysator Achterbank 210 lange lading 599
Bergen 495 middendisplay 210 verankeringsogen 601
Keuzehendelblokkering 448 reparatie 620 Lage accuspanning
deactiveren 449 Klimaatsysteem Startaccu 484
Key tag 241 Koudemiddel 681 Lak
Kilometerstand 83 Klok, instellen 88 kleurcode 661
Koelsysteem lakschade en herstel ervan 659, 660, 661
Kinderslot 271
oververhitting 483 Lampen
Kinderveiligheid 60
Koelvloeistof 680 aanhanger 492
Kinderveiligheidszitje 60, 61, 63, 65 positie 627
Bovenste bevestigingspunten 61 Koelvloeistof, bijvullen 624
specificaties 630
i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten 63 Kompas 501, 502 vervangen 626
onderste bevestigingspunten 62 kalibreren 502
Lane Keeping Aid (LKA) - Rijbaanassis-
plaatsen/monteren 63, 65 Koudemiddel 620 tent 389, 391, 392, 394, 396
plaatsingstabel 67 klimaatsysteem 681
tabel voor i-Size 69 Lastdragers 600
Krik 575
tabel voor ISOFIX 70 Lasthaken 600
Kleurcode, lak 661 Lastindex 564
Kleurcodes 661 Lekke band 583
Klimaat 198 Leren bekleding, reinigingsvoorschriften 651
automatische regeling 217 Licentieovereenkomst 92, 551
gevoelstemperatuur 199
Lichtbundel koplampen
parkeerplaats 227
hoogteregeling 150
sensoren 199

697
ALFABETISCH REGISTER

Limp Home 444 Meters Motorolie 622, 679


Loopvlak 566 brandstofmeter 83 Bijvullen 623
Middenconsole 591 filter 622
Luchtkwaliteit 201, 202
kwaliteit en hoeveelheid 677
allergie en astma 202 Middendisplay
ongunstige rijomstandigheden 679
interieurluchtfilter 203 bediening 107, 110, 114, 119
functiescherm 117 Motoroliepeil controleren 623
Luchtrecirculatie 217
instellingen 128, 129, 130 Motorrem, automatisch 467
Luchtverdeling 204
klimaatregeling 210 Motorremregeling 290
blaasmonden 204, 205
Meldingen 137, 138
ontdooien 218 Motorruimte
opmaak wijzigen 127
recirculatie 217 koelvloeistof 624
overzicht 104
tabel met alternatieven 207 Motorolie 622
Reinigen 648
wijzigen 204 overzicht 621
schermen 110
Luchtzak, zie Airbag 51 symbolen op statusbalk 119 Motorspecificaties 676
Toetsenbord 121 Motor starten 430
uitzetten en volume wijzigen 127 na een aanrijding 59
M Milieu 30 Motortemperatuur
Mistverlichting hoog 483
Maten 671
Trekhaak 486 achter 157 Motor uitzetten 431
Voor 156
Max. dakbelasting 673
Mobiele telefoon, zie Telefoon 533
Mediaspeler 517, 518, 519
compatibele bestandsformaten 549, 550 Motor N
spraakherkenning 145 oververhitting 483
Net
Start/Stop 457
Meldingen BLIS 376 bagageruimte 606
starten 430
Meldingen en symbolen uitschakelen 431 Niveauregeling 462
Adaptieve cruisecontrol 326 instellingen 465
Motor afzetten 431
Collision Warning with Auto Brake 370 Noodremlichten 158
Motorkap, openen 619

698
ALFABETISCH REGISTER

Noodreparatieset voor banden 584 Opblaasgordijn 57 Partikelfilter 477


afdichtmiddel 583 Optie/accessoire 22 Passenger Airbag Cut Off Switch 54
Banden oppompen 587
Oververhitting 483, 489 Peilstok, elektronisch 623
overzicht 583
positie 583 Persoonlijke rijmodus 452
procedure, eindcontrole 584 Persoonsgegevens (Privacybeleid) 38
Nooduitrusting P Pilot Assist 328, 332, 333, 334, 335,
EHBO-kit 608 PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch) 54 336, 338, 339, 340, 342
gevarendriehoek 609 inhalen 338, 339
Panoramadak
beveiliging tegen overbelasting 164 pincode 545
openen en sluiten 172 Poetsen 653
O Ventilatiestand 173 Positie buitenspiegels herstellen 169
zonnescherm 170, 174
octaangetal 473 Preconditioning 228
PAP - Actieve parkeerhulp 420, 421, 424, start/uitschakelen 228
Olie, zie ook Motorolie 677, 679
425, 427, 428 timer 229
Onbekende autocomponent 285
Park Assist 406, 407, 408, 409, 410 Privacybeleid 38
Ondergelopen weg 471 functie 406, 407, 408
Private locking 279
Onderhoud Parkeerhulpcamera 411, 412, 414, 416, Activeren/deactiveren 279
roestwering 659 417, 418, 419
Profieldiepte 566, 581
Ontdooien 218 Instellingen 416
Ontgrendelen Parkeerklimaat 227
instellingen 244 Symbolen en meldingen 234
met sleutelblad 253 Parkeerrem 438, 439
R
Op afstand bediende startblokkering 255 activeren en deactiveren 439 Radareenheid 343
Opbergmogelijkheden 590 automatische activering 440 Radarsensor 314, 343
dashboardkastje 596 lage accuspanning 441 Beperkingen 345
tunnelconsole 591 Parkeren Radio 510
Zonneklep 597 op heuvel 441 DAB 516

699
ALFABETISCH REGISTER

Instellingen 514 op gezouten wegen 438 Rijklaar gewicht 673


radiozender zoeken 512 op natte wegen 437 Rijmodus
spraakherkenning 145 parkeerrem 438 wijzigen 454
starten 511 remkrachtverhoging, BAS 437
Rijstand 452
van radioband en radiozender wisse- Remlichten 158
len 512 remsysteem 435 Ritstatistiek 86

Radiofavorieten 513 Remsysteem Ritten op lage snelheden 465


vloeistof 680 activeren met functieknop 466
Red Key 250
instellingen 251 Remvloeistof Roestwering 659
Regeneratie 474, 477 kwaliteit 680 Roetfilter dieselmotor 477
Regensensor 176, 177 Resetten dagteller 86 Roll Stability Control 289
Reinigen 650, 652 Richtingaanwijzer 155 RSC-systeem (Roll Stability Control) 289
Automatische wasstraat 655 Richtingaanwijzers 155 Rugleuning
bekleding 648, 650, 651, 652 Rijadviezen 469 achterbank, omklappen 190
middendisplay 648 stoel voorin, verstellen 182, 183, 186,
Rijbaanassistent
Stoffen bekleding 648, 650, 651 187, 188, 189
bediening 392
Veiligheidsgordels 650 Ruitenwisser voor 175
Velgen 658 Rijbaanassistent - Lane Keeping Aid
Regensensor 176, 177
wasstraat 653, 654, 655, 656, 657, 658 (LKA) 389, 391, 392, 394, 396
Run-off Road Protection 398, 399
Remfuncties 435 Rijden
koelsysteem 483
Remhulp
met een aanhanger 489
na een aanrijding 443
Rijden met een aanhanger S
Remlichten 158
kogeldruk 674 Safelock-functie 284
Remmen 436 trekgewicht 674 deactiveren 284
antiblokkeerremsysteem, ABS 436
Rijden tijdens de winter 470 Safety mode 58
automatisch bij stilstand 442
noodremlichten 158 Rijeigenschappen aanpassen 288, 452 start/verplaatsen 59
onderhoud 438 Rijhulpsystemen 288 Schakelindicatie (GSI) 450

700
ALFABETISCH REGISTER

Schakelindicator 450 Slijtage-indicator 566 Stabilisator


Schakelstanden Snelheidsbegrenzer 294, 297, 298, 301 aanhangwagen 491
Automatische versnellingsbak 445 beknopte bedieningsinstructies 295 Stabiliteits- en tractieregeling 290, 293
Schuifdak tijdelijk deactiveren 296 Stabiliteits- en tractieregelsysteem
Beveiliging tegen overbelasting 164 uitschakelen 297 bediening 291, 292
sensoren Snelheidsklassen, banden 564 stabiliteitsregeling 290
Klimaat 199 Software-updates 37 Stadslicht 151
Luchtkwaliteit 203 Spiegels Standverwarming 236
Sensus binnen 167
Start/Stop 457
aansluiting en entertainment 34 buiten- 167, 169
Beperkingen 459
Sensus Navigation 384 dimfunctie 168
deactiveren 459
Serviceprogramma 612 Spin control 290 Rijden 457
Servicestand 663 Spraakherkenning Startaccu 484, 631
Instellingen 145 overbelasting 484
Sfeerverlichting 161, 162
Klimaat 200
Side Impact Protection System 57 Startblokkering 255
radio en media 145
SIM-kaart 545 Telefoon 144 Starten met hulpaccu 484

SIPS-airbag 57 Sproeien voorruit 178 Steenslagplekken en krassen 659, 660, 661

SIPS-airbag (Side Impact Protection Sys- Sproeier Stembediening 142


tem) 57 Achterruit 179 Stickers
Sleepoog 495 Koplampen 178 locatie van 668
sproeiervloeistof, bijvullen 664 Stoel, zie Stoelen en achterbank 182
Slepen 494
Voorruit 178
Sleutel 241 Stoelen en achterbank
Sproeiervloeistof 664 elektrisch bediende voorstoel 183
Sleutelvrij
Sproeikoppen, verwarmd 176 elektrische verwarming 213, 214
aanrakingsgevoelige vlakken 265
Sproeikopverwarming 176 geheugenfunctie voorstoel 184, 185
instellingen 267
handmatig bediende voorstoel 182
vergrendelen/ontgrendelen 266

701
ALFABETISCH REGISTER

Ventilatie 215 Stuurwiel 194, 195 Displaymelding 538


WHIPS-systeem 45 elektrische verwarming 216 Gesprek 537, 540
Stoel voorin paddle 194 handmatig verbinden 535
elektrische verwarming 213 Stuur afstellen 195 loskoppelen 536
Klimaat 210 Toetsenset 194 spraakherkenning 144
Temperatuur 224 Stuurwiel afstellen 195 verwijderen 537
Ventilatie 215 wisselen 536
Symbolen
Ventilator 222 Controlesymbolen 89 Telefoon verbinden 533
Stoffen die allergieën en/of astma kunnen Symbolen en meldingen Temperatuur
verwekken 202 Adaptieve cruisecontrol 326 gevoels- 199
Stop/start-functie 457 Collision Warning with Auto Brake 370 Regeling 224, 225, 226

Storingsdiagnose van camerasensor 354 de statusbalk van het middendisplay 119 Toeteren 194
parkeerklimaat 234 Toetsenbord 121, 125
Storingzoeken
Adaptieve cruisecontrol 323 Symbolen en meldingen voor hulp bij een taal wijzigen 125
dreigende botsing 405 Toetsensets op stuurwiel 194
Stroombesparingsfunctie 484
Systeemupdates 613 Totaalgewicht 673
Stuurhulp bij botsgevaar 397, 398, 399,
400, 401, 402, 403, 405 Traction Control 290
Stuurhulp bij gevaar voor staartbotsin- Trailer Stability Assist 290, 491
gen 402, 403 T Transmissie 444
Stuurhulp bij gevaar voor tegenliggerbot- Taal 128 Transpondersleutel 241
sing 400, 401 Tanken 479 aansluiten op bestuurdersprofiel 136
Stuurkracht, snelheidsafhankelijk 288 AdBlue 479 Actieradius 246
Stuurkrachtniveau, zie Stuurkracht 288 Bijvullen 472 afneembaar sleutelblad 252
tankklep 471 batterij vervangen 247
Stuurpaddle 194
Telefoon 532 zoekgeraakt 250
Stuurpaddles 447
aansluiten 533 Transpondersleutelsysteem, typegoedkeu-
Stuurslotfout 195 automatisch verbinden 535 ring 256

702
ALFABETISCH REGISTER

Trekgewicht en kogeldruk 674 Vergrendeling


V ontgrendelen 243
Trekhaak 486
in- en uitklapbaar 487 Veertransport 462 vergrendelen 243
specificaties 486 Veiligheid 44 Vergrendelingsindicatie 240
Trillingsdemper 486 zwangerschap 45 instellen 241

TSA, Trailer Stability Assist 491 Veiligheidsgordel 47 Verkeersbordinformatie 381, 382, 384
gordelspanner 49 bediening 382, 384, 385, 386
TSA - Trailer Stability Assist 290
gordelwaarschuwing 50 Beperkingen 386
Tunneldetectie 152 omdoen/afdoen 47 Verkeersinformatie 514
Tv 525 zwangerschap 45
Verlichting
instellingen 526 Veiligheidsnet 606 adaptieve bochtverlichting 156
kijken 525
Veiligheidsrek 605 alarmlichten 158
Typeaanduidingen 668 Approach-verlichting 159
Velg, maten 565
Typegoedkeuring automatische verlichting, interieur 160
Velgen
radarsysteem 349 automatisch groot licht 153
Reinigen 658
transpondersleutelsysteem 256 Bedieningselementen 148, 160, 162
Velgen reinigen 658 bochtverlichting 157
Ventilatie 204, 205 dagrijlicht 151
Stoelen en achterbank 215 Dimlicht 152
U Follow Me Home-verlichting 159
Ventilator
Uitlaatsysteem 477 blaasmonden 205 gloeilampen, specificaties 630
Luchtverdeling 204 Groot licht 153
Uitstoot van kooldioxide 683
Regeling 222, 223 in interieur 160, 162
USB instellingen 149
contact voor aansluiting van media 524 Verankeringsogen
Koplamphoogteregeling 150
bagageruimte 601
lampposities 627
Vergrendelen/ontgrendelen mistachterlicht 157
achterklep 245, 267 mistlamp 156
noodremlichten 158

703
ALFABETISCH REGISTER

remlichten 158 VOL-aanduiding 562


Richtingaanwijzer 155
W
Volgtijd instellen 309
Stadslicht 151 Waarschuwingsgeluid
Volvo ID 28
Verlichting display 162 Parkeerrem 441
aanmaken en registreren 28
Verlichting instrumentenpaneel 162 Waarschuwingslampje
verlichting van bedieningselementen 162 Voorruit
adaptieve cruisecontrol 314
elektrische verwarming 220
Verlichting, gloeilampen vervangen 626 stabiliteits- en tractieregeling 290
geprojecteerd beeld 139, 141
dagrijlicht/stadslichten vóór 629 Waarschuwingslampjes
Dimlicht 628 Voorstoel - elektrisch bediend 183
airbags (SRS) 91
Groot licht 629 geheugenfunctie 184, 185
dynamo laadt niet bij 91
richtingaanwijzers voorzijde 630 Lendensteun 189
gordelwaarschuwing 91
massagefunctie 186, 187
Verlichting display 162 Lage oliedruk 91
multifunctionele bediening 186, 187,
Verlichting instrumentenpaneel 162 parkeerrem ingeschakeld 91
188, 189
startaccu wordt niet opgeladen 91
Verlichtingsbediening 148, 162 passagiersstoel verstellen vanaf
storing in remsysteem 91
Verlichting van bedieningselementen 162 bestuurdersstoel 189
Waarschuwing 91
stoel verstellen 183
Vermogen 676 Waarschuwingssymbolen 91
Zijsteun 188
Versnellingsbak 444 veiligheid 44
Voorstoel - handbediend 182
automaat 445 Wasstraat 653, 654, 655, 656, 657, 658
handgeschakeld 445 Voorwaarden
diensten 38 Whiplash Protection System 45
Versnellingsbakolie
gebruikers 548 WHIPS (Whiplash Protection System) 45
kwaliteit 680
WHIPS-systeem 45
Video 522, 524
instellingen 523 Wielbouten 575
afsluitbare 575
Vierwielaandrijving, AWD 451
Wielen
Vlekken 648, 650, 651, 652
demonteren 576
Vloeistoffen, hoeveelheden 664, 681 monteren 578
Vloeistoffen en oliën 680, 681 Sneeuwkettingen 582

704
ALFABETISCH REGISTER

Wielen en banden Zonnescherm


Goedgekeurde maten 686 inklembeveiliging 164
lastindex en snelheidsklasse 564, 687 panoramadak 170, 174
Wiel vervangen 574 Zuinigheid 468
Wifi Zuinig rijden 454, 468
auto aansluiten op internet 543
internetaansluiting delen, hotspot 546
netwerk verwijderen 547
techniek en veiligheid 548
Winterbanden 581
Wisserblad
Servicestand 663
vervangen 661, 662
Wisserbladen reinigen 657

Z
Zekeringen
algemene informatie 636
in bagageruimte 644
in motorruimte 638
onder het dashboardkastje 641
vervangen 637
Zekeringenkastje 636
Zonneklep 597
spiegelverlichting 161

705
ALFABETISCH REGISTER

706
TP 24639 (Dutch), AT 1746, MY18, Copyright © 2000-2017 Volvo Car Corporation

You might also like