Professional Documents
Culture Documents
We hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het door te nemen. De gebruikershandleiding is tevens beschikbaar als
ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers vooropge- mobiele app (Volvo Manual) en op de supportsite van Volvo Cars
staan. Volvo streeft ernaar auto's te produceren die tot de veiligste ter (support.volvocars.com).
wereld behoren. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veilig-
We adviseren bovendien iedereen om in deze auto en andere auto's de
heidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
veiligheidsgordel te dragen. Rijd niet wanneer u onder de invloed bent
Om nog meer plezier van uw Volvo te hebben, adviseren we u om de van alcohol of medicijnen – of als u rijvermogen om wat voor reden dan
instructies en de onderhoudsinformatie in deze gebruikershandleiding ook beperkt is.
INHOUD
INFORMATIE VOOR DE UW VOLVO VEILIGHEID
EIGENAAR Volvo ID 28 Veiligheid 44
Bedieningsinformatie 16 Volvo ID aanmaken en registreren 28 Veiligheid tijdens de zwangerschap 45
Gebruikershandleiding op middendisplay 17 Drive-E - schoner rijplezier 30 Whiplash Protection System 45
Navigeren in de gebruikershandlei- 19 IntelliSafe - rijhulp 33 Veiligheidsgordels 47
ding op het middendisplay
Sensus - connectiviteit en entertainment 34 Veiligheidsgordel omdoen en losmaken 47
Gebruikershandleiding op mobiele 21
apparaten Software-updates 37 Gordelspanners 49
Supportsite van Volvo Cars 21 Vastlegging van gegevens 37 Elektrische gordelspanner resetten* 50
Gebruikershandleiding doornemen 22 Servicevoorwaarden 38 Portier- en gordelwaarschuwing 50
Milieu-aspecten van de gebruikers- 25 Privacybeleid voor klanten 38 Airbags 51
handleiding Belangrijke informatie over accessoi- 39 Bestuurdersairbags 52
res en extra uitrusting
Passagiersairbag 53
Installatie van accessoires 39
Passagiersairbag* activeren en deac- 54
Uitrusting aansluiten op de diagno- 40 tiveren
seaansluiting van de auto
Zijairbags 57
Voertuigidentificatienummer van 41
auto tonen Opblaasgordijnen 57
Afleiding van de bestuurder 41 Safety Mode 58
Auto in Safety Mode starten en ver- 59
plaatsen
Kinderveiligheid 60
Kinderzitje 61
Bovenste bevestigingspunten voor 61
kinderzitjes
Onderste bevestigingspunten voor 62
kinderzitjes
i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten 63
voor kinderzitjes
2
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Positie van kinderzitje 63 Instrumenten en bediening bij een 74 Opgeslagen bestuurdersdisplaymel- 102
auto met het stuur links dingen hanteren
Kinderzitje monteren 65
Instrumenten en bediening bij een 75 Overzicht van het middendisplay 104
Plaatsingstabel voor kinderzitjes die 67 auto met het stuur rechts
de veiligheidsgordel in de auto gebruiken Middendisplay hanteren 107
Bestuurdersdisplay 78
Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes 69 Middendisplay activeren en deactiveren 110
Instellingen voor bestuurdersdisplay 82
Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes 70 Navigeren in schermen op het mid- 110
Brandstofmeter 83 dendisplay
Boordcomputer 83 Deelschermen op middendisplay 114
hanteren
Rijstatistieken tonen op het bestuur- 85
dersdisplay Functiescherm op het middendisplay 117
Dagteller resetten 86 Apps en knoppen op middendisplay 119
verplaatsen
Verbruiksinfo weergeven op het mid- 86
dendisplay Symbolen op de statusbalk van het 119
middendisplay
Instellingen voor verbruiksinfo 87
Toetsenbord op middendisplay 121
Tijd en datum 88
Taal wijzigen voor toetsenbord van 125
Buitentemperatuurmeter 88 middendisplay
Controlesymbolen op bestuurdersdisplay 89 Handmatig tekens, letters of woor- 125
Waarschuwingssymbolen op 91 den invoeren op middendisplay
bestuurdersdisplay Opzet van middendisplay aanpassen 127
Licentieovereenkomst voor bestuur- 92 Volume van systeemgeluid uitscha- 127
dersdisplay kelen of aanpassen op middendisplay
Applicatiemenu op bestuurdersdisplay 98 Systeemeenheden wijzigen 128
Appmenu op bestuurdersdisplay 99 Systeemtaal wijzigen 128
hanteren
Instellingen openen op middendisplay 128
Melding op bestuurdersdisplay 100
Contextuele instellingen openen op 129
Melding op bestuurdersdisplay hanteren 101 het middendisplay
Instellingen wijzigen op middendisplay 130
3
VERLICHTING RUITEN, GLASWERK EN
Gebruikersgegevens resetten bij 130 Verlichtingsbediening 148 SPIEGELS
doorverkoop Ruiten, glazen daken en spiegels 164
Verlichtingsfuncties aanpassen via 149
Instellingen resetten op middendisplay 131 het middendisplay Inklembeveiliging op ruiten en zon- 164
Instellingstypes op middendisplay 131 Koplamphoogte aanpassen 150 neschermen
Tabel met instellingen op middendisplay 132 Stadslichten voor/achterlichten 151 Resetprocedure voor de inklembe- 165
veiliging
Bestuurdersprofielen 133 Dagrijlicht 151
Elektrisch bedienbare ruiten 165
Bestuurdersprofiel kiezen 134 Dimlicht 152
Elektrisch bedienbare ruiten 166
Naam van bestuurdersprofiel wijzigen 135 Groot licht gebruiken 153
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 167
Instellingen resetten in bestuurder- 135 Automatisch groot licht 153
sprofielen Dimfunctie van spiegels aanpassen 168
Richtingaanwijzers gebruiken 155
Transpondersleutel koppelen aan 136 Buitenspiegels kantelen 169
bestuurdersprofiel Actieve bochtverlichting* 156
Panoramadak* 170
Melding op het middendisplay 137 Mistlampen voor/bochtverlichting* 156
Panoramadak* bedienen 172
Meldingen op middendisplay hanteren 138 Mistachterlicht 157
Automatische sluiting van zonne- 174
Opgeslagen middendisplaymeldin- 138 Remlichten 158 scherm van panoramadak*
gen hanteren Noodremlichten 158 Ruitenwissers gebruiken 175
Head-updisplay* 139 Alarmlichten 158 Verwarmde sproeikoppen voor de 176
Head-updisplay* activeren en deactiveren 141 Follow Me Home-verlichting gebruiken 159 ruitenwissers*
Instellingen voor head-updisplay* 141 Approach-verlichting 159 Regensensor gebruiken 176
Stembediening 142 Interieurverlichting 160 Geheugenfunctie van regensensor 177
gebruiken
Stembediening gebruiken 143 Interieurverlichting aanpassen 162
Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken 178
Stembediening telefoon 144
Achterruitwisser en -sproeier 179
Stembediening radio en media 145
Automatische activering achterrui- 179
Instellingen voor stembediening 145 twisser bij achteruitrijden
4
STOELEN EN STUURWIEL KLIMAAT
Handmatig bediende voorstoel 182 Klimaatregeling 198 Elektrische stuurverwarming* active- 216
ren en deactiveren
Elektrisch bedienbare voorstoel* 183 Klimaatzones 198
Automatische inschakeling van elek- 216
Elektrisch bedienbare voorstoel* ver- 183 Klimaatsensoren 199 trische stuurverwarming* activeren
stellen en deactiveren
Gevoelstemperatuur 199
Geheugenfunctie instellen voor elek- 184 Automatische klimaatregeling activeren 217
Stembediening klimaat 200
trisch bedienbare voorstoel*
Luchtkwaliteit 201 Luchtrecirculatie activeren en deacti- 217
Geheugenfunctie van elektrisch 185 veren
bedienbare stoel gebruiken Clean Zone* 201
Timerinstelling voor luchtrecirculatie 218
Instellingen voor massagefunctie van 186 Clean Zone Interior Package* 202 activeren en deactiveren
voorstoel*
Interior Air Quality System* 202 Maximale ontwaseming activeren en 218
Instellingen voor massagefunctie* 187 deactiveren
voorstoel aanpassen Luchtkwaliteitssensor* activeren en 203
deactiveren Elektrische voorruitverwarming* acti- 220
Verlengbaar zitkussen van voorstoel 187 veren en deactiveren
verstellen Interieurfilter 203
Automatische inschakeling van elek- 221
Zijsteunen* voorstoel instellen 188 Luchtverdeling 204 trische voorruitverwarming* activeren
Lendensteun* voorstoel instellen 189 Luchtverdeling aanpassen 204 en deactiveren
Passagiersstoel verstellen vanaf 189 Blaasmonden openen, sluiten en richten 205 Elektrische achterruit- en buitenspie- 221
bestuurdersstoel* gelverwarming activeren en deactiveren
Tabel met luchtverdelingsstanden 207
Rugleuning achterbank omklappen 190 Automatische inschakeling van elek- 222
Klimaatregelingsbediening 210 trische achterruit- en buitenspiegel-
Hoofdsteunen achterbank verstellen 193 Elektrische voorstoelverwarming* 213 verwarming activeren en deactiveren
Bedieningselementen op stuurwiel 194 activeren en deactiveren Ventilatorstand voorin regelen 222
en claxon Automatische inschakeling van elek- 213 Ventilatorstand achterin* regelen 223
Stuurslotfout 195 trische stoelverwarming voorin* acti-
veren en deactiveren Temperatuur voorin regelen 224
Stuurwiel instellen 195
Elektrische stoelverwarming achter* 214 Temperatuur achterin* regelen 225
activeren en deactiveren Temperatuur synchroniseren 226
Stoelventilatie voor* activeren en 215 Airconditioning activeren en deactiveren
deactiveren 227
Parkeerklimaat* 227
5
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN
Preconditioning* 228 EN ALARM Locatie antennes voor start- en ver- 268
Vergrendelingsindicatie 240 grendelingssysteem
Preconditioning* inschakelen/ 228
uitschakelen Instelling voor vergrendelingsbevestiging 241 Vergrendelen en ontgrendelen van 269
de binnenzijde van de auto
Timerinstelling voor preconditioning* 229 een transpondersleutel 241
Achterklep ontgrendelen vanaf de 271
Timerinstelling voor preconditioning* 230 Vergrendelen en ontgrendelen met 243 binnenzijde
toevoegen en bewerken transpondersleutel
Kinderslot activeren en deactiveren 271
Timerinstelling voor preconditioning* 231 Instellingen voor ontgrendeling op 244
activeren en deactiveren afstand en van de binnenzijde Automatische vergrendeling bij het 273
wegrijden
Timerinstelling voor preconditioning* 232 Achterklep ontgrendelen met trans- 245
verwijderen pondersleutel Elektrisch bedienbare achterklep* 273
openen en sluiten
Klimaatcomfort bij parkeren* 232 Bereik transpondersleutel 246
Maximale openingshoek voor elektri- 276
Klimaatcomfort tijdens het parkeren* 233 Batterij in transpondersleutel vervangen 247 sche achterklepbediening* program-
inschakelen en uitschakelen meren
Meer transpondersleutels nabestellen 250
Symbolen en meldingen voor par- 234 Achterklep openen en sluiten met 277
keerklimaat* Red Key - transpondersleutel met 250 een schopbeweging*
beperkte functionaliteit*
Verwarming* 235 Privacy locking 279
Instellingen voor Red Key* 251
Standverwarming* 236 Privacy locking activeren en deactiveren 279
Afneembaar sleutelblad 252
Extra verwarming* 237 Alarm* 280
Vergrendelen en ontgrendelen met 253
Automatische inschakeling van extra 238 afneembaar sleutelblad Alarm* activeren en deactiveren 282
verwarming activeren en deactiveren
Elektronische startblokkering 255 Verlaagde guard* 283
Typegoedkeuring voor transponders- 256 Safelock-functie* 284
leutels
Safelock-functie* tijdelijk deactiveren 284
Keyless vergrendeling/ontgrendeling 265
en aanraakgevoelige gebieden* Detectie van onbekende autocompo- 285
nenten*
Passief vergrendelen en ontgrendelen* 266
Instellingen voor passieve ontgrendeling* 267
Achterklep passief ontgrendelen* 267
6
BESTUURDERSONDERSTEUNIN
G Beperkingen van de automatische 301 Tijdsverschil instellen voor adaptieve 317
Rijhulpsystemen 288 snelheidsbegrenzer cruisecontrol
Snelheidsafhankelijke stuurkracht 288 Cruisecontrol 302 Adaptieve cruisecontrol deactiveren/ 319
heractiveren
Stabiliteitsregeling Roll Stability Control 289 Cruisecontrol activeren en starten 303
Inhaalassistent met adaptieve cruise- 321
elektronische stabiliteitsregeling 290 Snelheidsfuncties voor cruisecontrol 304 control
Sportstand bij elektronische stabili- 291 Snelheidsbegrenzer deactiveren en 305 Inhaalassistent van adaptieve cruise- 321
teitsregeling stand-by zetten control starten
Sportstand van elektronische stabili- 292 Cruisecontrol heractiveren vanuit de 306 Beperkingen van de inhaalassistent 321
teitsregeling activeren/deactiveren stand-bystand bij adaptieve cruisecontrol
Beperking van Sportstand van elek- 292 Cruisecontrol uitschakelen 307 Van doelvoertuig veranderen bij 322
tronische stabiliteitsregeling Afstandswaarschuwing* 307 adaptieve cruisecontrol
Symbolen en meldingen voor elek- 293 Head-updisplay voor afstandswaar- 308 Automatische remfunctie van adap- 322
tronische stabiliteitsregeling schuwing tieve cruisecontrol
Snelheidsbegrenzer 294 Afstandswaarschuwing activeren/ 309 Beperkingen van adaptieve cruisecontrol 323
Snelheidsbegrenzer activeren en starten 295 deactiveren Wisselen tussen cruisecontrol en 324
Tijdsverschil instellen voor afstands- 309 adaptieve cruisecontrol
Snelheidsfuncties voor snelheidsbe- 295
grenzer waarschuwing Symbolen en meldingen voor adap- 326
Beperkingen van afstandswaarschuwing 310 tieve cruisecontrol
Snelheidsbegrenzer deactiveren en 296
stand-by zetten Adaptieve cruisecontrol* 311 Pilot Assist 328
Snelheidsbegrenzer heractiveren 297 Adaptieve cruisecontrol en waar- 314 Pilot Assist en waarschuwing bij 332
vanuit de stand-bystand schuwing bij een dreigende botsing dreigende aanrijding
Snelheidsbegrenzer uitschakelen 297 Head-updisplay voor adaptieve 315 Head-updisplay voor Pilot Assist bij 332
cruisecontrol bij gevaar voor botsingen dreigende botsing
Beperkingen van de snelheidsbegrenzer 298
Adaptieve cruisecontrol activeren en 315 Pilot Assist activeren en starten 333
Automatische snelheidsbegrenzer 298
starten Snelheidsfuncties voor Pilot Assist 334
Automatische snelheidsbegrenzer 300
activeren/deactiveren Snelheidsfuncties voor adaptieve 316 Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist 335
cruisecontrol
Tolerantie voor de automatische 301 Pilot Assist deactiveren/heractiveren 336
snelheidsbegrenzer wijzigen
7
Inhaalassistent met Pilot Assist 338 City Safety met stuurhulp bij een uit- 365 Verkeersbordinformatie en Sensus 384
wijkmanoeuvre Navigation
Inhaalassistent van Pilot Assist starten 338
Beperkingen van de stuurhulp van 366 Verkeersbordinformatie met snel- 384
Beperkingen van de inhaalassistent 339 City Safety bij een uitwijkmanoeuvre heidswaarschuwing en instellingen
van Pilot Assist
City Safety bij ontoereikende uitwijk- 366 Snelheidswaarschuwing van ver- 385
Van doelvoertuig veranderen bij Pilot 339 manoeuvre keersbordinformatie activeren/deac-
Assist tiveren
Beperkingen van City Safety 367
Automatische remfunctie van Pilot Assist 340 Informatie op verkeersbord met 386
Meldingen voor City Safety 370 informatie over flitspalen
Beperkingen van Pilot Assist 340
Rear Collision Warning 371 Beperkingen van Verkeersbordinformatie 386
Symbolen en meldingen voor 342
Pilot Assist* Beperkingen van Rear Collision Warning 371 Driver Alert Control 387
Radarsensor 343 BLIS* 372 Driver Alert Control activeren/deactiveren 388
Beperkingen van de radarsensor 345 Activeren/deactiveren BLIS 373 Begeleiding naar parkeerplaats kie- 389
Aanbevolen onderhoud van de radar- 348 Beperkingen van BLIS 374 zen bij waarschuwing van Driver Alert
sensor Control
Aanbevolen onderhoud van BLIS 374
Typegoedkeuring voor radarsensor 349 Beperkingen van Driver Alert Control 389
Meldingen voor BLIS 376
Camera 353 Rijbaanassistent 389
Cross Traffic Alert* 377
Beperkingen van de camera 354 Stuurhulp bij rijbaanassistent 391
Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert 378
Aanbevolen onderhoud van de camera 357 Rijbaanassistent activeren/deactiveren 392
Beperkingen van Cross Traffic Alert 378
City Safety™ 357 Assistentie-opties voor rijbaanassis- 392
Onderhoudsadvies voor Cross Traffic 379 tent kiezen
Parameters en deelfuncties van City 358 Alert
Safety Beperkingen van rijbaanassistent 392
Meldingen voor Cross Traffic Alert 380
Waarschuwingsafstand instellen voor 360 Symbolen en meldingen voor rijbaa- 394
City Safety Verkeersbordinformatie* 381 nassistent
Obstakeldetectie met City Safety 361 Verkeersbordinformatie activeren/ 382 Symbolen op het bestuurdersdisplay 396
deactiveren voor de rijbaanassistent
City Safety bij kruisend verkeer 364
Verkeersbordinformatie en bordweergave 382 Stuurhulp bij botsgevaar 397
Beperkingen van City Safety bij krui- 364
send verkeer
8
STARTEN EN RIJDEN
Stuurhulp bij dreigende botsing acti- 397 Symbolen en meldingen voor parkeerhulp 410 Motor starten 430
veren/deactiveren
Parkeerhulpcamera* 411 Auto afzetten 431
Stuurhulp bij dreigende bermongelukken 398
Camera-aanzichten van de parkeer- 412 Contactslotstanden 432
Niveau van stuurhulp bij dreigende 398 hulpcamera's
bermongelukken Contactslotstand kiezen 433
Hulplijnen voor parkeerhulpcamera 414
Stuurhulp bij dreigende bermonge- 399 Alcoholslot* 434
lukken activeren/deactiveren Sensorveld van parkeerhulp voor par- 416
keerhulpcamera Alcoholslot* omzeilen 434
Beperkingen van de stuurhulp bij 399 Alvorens een motor met alcoholslot 435
dreigende bermongelukken Parkeerhulpcamera starten 416
te starten
Stuurhulp bij dreigende tegenligger- 400 Beperkingen van parkeerhulpcamera 417
Remsystemen 435
botsing Aanbevolen onderhoud van de par- 418
keerhulpcamera Rempedaal 436
Stuurhulp bij dreigende botsing met 401
tegenliggers activeren/deactiveren Symbolen en meldingen voor de par- 419 Remversterker 437
Beperkingen van de stuurhulp bij 401 keerhulpcamera Remmen op natte rijbanen 437
dreigende tegenliggerbotsing Actieve parkeerhulp* 420 Remmen op gepekelde rijbanen 438
Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* 402 Parkeervarianten bij actieve parkeerhulp 420 Onderhoud van het remsysteem 438
Stuurhulp bij dreigende staartbotsing 403 Inparkeren met actieve parkeerhulp 421 Parkeerrem 438
activeren/deactiveren*
Uitparkeren met actieve parkeerhulp 424 Parkeerrem activeren en deactiveren 439
Beperkingen van de stuurhulp bij 403
dreigende staartbotsing Beperkingen van de Actieve parkeer- 425 Instelling voor automatische active- 440
hulp* ring van de parkeerrem
Symbolen en meldingen voor de 405
stuurhulp bij een dreigende botsing Aanbevolen onderhoud van de 427 Op een helling parkeren 441
actieve parkeerhulp
Parkeerhulp* 406 Bij een storing in de parkeerrem 441
Meldingen voor Actieve parkeerhulp* 428
Parkeerhulp aan voorzijde, achter- 407 Automatische rem bij stilstand 442
zijde en zijkanten
Automatische rem bij stilstand acti- 442
Parkeerhulp activeren/deactiveren 408 veren en deactiveren
Beperkingen van parkeerhulp 408 Hulp tijdens het wegrijden op een helling 443
Aanbevolen onderhoud van de par- 409 Automatisch remmen na een aanrijding 443
keerhulp
9
Versnellingsbak 444 Afdalingsremregeling* 467 In- en uitklapbare trekhaak* 487
Handgeschakelde versnellingsbak 445 Afdalingsremregeling* activeren en 468 Rijden met aanhangwagen 489
deactiveren met functieknop
Schakelstanden van een automati- 445 Aanhangwagenstabilisering* 491
sche versnellingsbak Zuinig rijden 468
Aanhangwagenverlichting controleren 492
Schakelen met stuurpaddles* 447 Voorbereidingen voor een lange rit 469
Op trekhaak gemonteerde fietsdrager* 493
Keuzehendelblokkering 448 Rijden tijdens de winter 470
Slepen 494
Automatische schakelblokkering 449 Doorwaaddiepte 471
opheffen Sleepoog monteren en demonteren 495
Tankvulklep openen en sluiten 471
Kickdownfunctie 450 Bergen 497
Brandstof tanken 472
Schakelindicator* 450 HomeLink®* 498
Hanteren van brandstof 473
Vierwielaandrijving* 451 HomeLink®* programmeren 498
Benzine 473
Rijmodi* 452 HomeLink gebruiken 500
Benzineroetfilter 474
Rijmodus* wijzigen 454 Typegoedkeuring voor HomeLink®* 501
Dieselolie 475
Rijmodus ECO 454 Kompas 501
Wanneer u de tank leegrijdt van een 476
Rijmodus ECO activeren en deactive- 457 dieselmodel Kompas activeren en deactiveren 502
ren met functieknop Roetfilter 477 Kompas kalibreren 502
Start/Stop-systeem 457 Uitlaatgasreiniging met AdBlue® 477
Rijden met Start/Stop-systeem 457 AdBlue® hanteren 478
Start/Stop-systeem tijdelijk uitschakelen 459 AdBlue® controleren en bijvullen 479
Voorwaarden voor het Start/Stop- 459
systeem Symbolen en meldingen voor AdBlue® 481
Niveauregeling* en schokdemping Oververhitting van motor en aandrijving 483
462
Overbelasting van de startaccu 484
Instellingen voor niveauregeling* 465
Starthulp met andere accu 484
Lagesnelheidsregeling* 465
Trekhaak* 486
Lagesnelheidsregeling* activeren en 466
deactiveren met functieknop Specificaties van de trekhaak* 486
10
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Audio, media en internet 506 DivX® weergeven 522 Telefoon met Bluetooth-verbinding 536
loskoppelen
Audio-instellingen 506 Instellingen voor video 523
Andere telefoon met Bluetooth-ver- 536
Apps 508 Media via Bluetooth® 523 binding kiezen
Apps downloaden 509 Eenheid aansluiten via Bluetooth® 523 Telefoon met Bluetooth-verbinding 537
Apps bijwerken 509 verwijderen
Media AUX/USB-poort 524
Apps verwijderen 510 Telefoonfuncties 537
Eenheid aansluiten via USB-poort 524
Radio 510 Berichtfuncties 538
TV* 525
Radio starten 511 Instellingen voor tekstbericht 539
Tv* gebruiken 525
Van radioband en radiozender wisselen 512 Telefoonboekfuncties 540
Instellingen voor tv* 526
Radiokanaal zoeken 512 Instellingen voor telefoon 540
Apple® CarPlay®* 526
Radiofavorieten instellen 513 Instellingen voor Bluetooth-apparaten 541
Apple® CarPlay®* gebruiken 527
Instellingen voor radio 514 Auto met actieve internetverbinding* 541
Instellingen voor Apple® CarPlay®* 528
RDS-radio 515 Internetverbinding voor de auto 543
Tips voor het gebruik van Apple® 529 maken via een mobiel apparaat
Digitale radio* 516 CarPlay®* (Bluetooth)
Schakelen tussen de radiobanden 517 Android Auto* Internetverbinding voor de auto 543
529
FM en digitale radio* maken via een mobiel apparaat (Wi-Fi)
Android Auto* gebruiken 530
Mediaspeler 517 Internetverbinding voor de auto 544
Instellingen voor Android Auto* 531 maken via automodem (simkaart)
Media afspelen 518
Tips voor het gebruik van Android Auto* 532 Instellingen voor automodem 545
Media regelen en van media wisselen 519
Telefoon 532 Internetverbinding van auto delen via 546
Media zoeken 520 Wi-Fi-hotspot
Telefoon eerste keer verbinden met 533
Gracenote® 521 de auto via Bluetooth Geen internetverbinding of een 547
Cd-speler* 521 slechte verbinding
Telefoon automatisch verbinden met 535
Video 522 de auto via Bluetooth Wi-Fi-netwerk verwijderen 547
Video afspelen 522 Telefoon handmatig verbinden met 535 Techniek en veiligheid rond Wi-Fi 548
de auto via Bluetooth
11
WIELEN EN BANDEN
Gebruiksvoorwaarden en gegevens- 548 Banden 562 Noodreparatieset voor banden 583
uitwisseling
Maataanduiding voor banden 564 Noodreparatieset voor banden gebruiken 584
Gegevensuitwisseling activeren en 548
deactiveren Maataanduiding voor wielen 565 Band oppompen met compressor uit 587
reparatieset voor banden
Compatibele formaten voor media 549 De draairichting van de banden. 565
Technische specificaties voor USB- 550 Slijtage-indicator van banden 566
eenheden Bandenspanning controleren 566
Vrije geheugenruimte op harde schijf 550 Bandenspanning aanpassen 567
Licentieovereenkomst voor audio en 551 Aanbevolen bandenspanning 568
media
Bandenspanningscontrolesysteem* 569
Bandenspanningscontrolesysteem 570
kalibreren*
Bandenspanningsstatus op het mid- 572
dendisplay* bekijken
Maatregel bij een waarschuwing voor 573
een lage bandenspanning
Bij het verwisselen van wielen 574
Gereedschapsset 574
Krik* 575
Wielbouten 575
Wielen demonteren 576
Wiel monteren 578
Reservewiel* 579
Reservewiel tevoorschijn halen 580
Winterwielen 581
Sneeuwkettingen 582
12
LAADMOGELIJKHEDEN, ONDERHOUD EN SERVICE
OPBERGMOGELIJKHEDEN EN Serviceprogramma van Volvo 612 Lampspecificaties 630
INTERIEUR Gegevensoverdracht tussen auto en 612 Startaccu 631
Auto-interieur 590 werkplaats via wifi
Hulpaccu 634
Tunnelconsole 591 Download Center 613
Symbolen op de accu's 635
Stroomaansluitingen 592 Systeemupdates hanteren via Down- 613
load Center Zekeringen en relais- en zekering- 636
Elektrische aansluitingen gebruiken 594 houders
Autostatus 614
Dashboardkastje gebruiken 596 Zekering vervangen 637
Afspraak maken voor servicebeurt en 614
Zonnekleppen 597 reparatie Zekeringen in motorruimte 638
Bagageruimte 598 Autogegevens naar de werkplaats sturen 616 Zekeringen onder dashboardkastje 641
Adviezen voor het vervoer van bagage 598 Auto opnemen 617 Zekeringen in bagageruimte 644
Lading vervoeren op het dak en op 600 Motorkap openen en sluiten 619 Interieur reinigen 648
lastdragers Middendisplay reinigen
Onderhoud aan klimaatregeling 620 648
Draagtashouders 600
Head-updisplay bij vervanging van de 621 Head-updisplay* reinigen 649
Verankeringsogen 601 voorruit* Textielbekleding en hemelbekleding 650
Doorsteekluik in achterbank 601 Overzicht motorruimte 621 reinigen
Bagagerolhoes* monteren en 602 Motorolie 622 Veiligheidsgordels reinigen 650
demonteren Vloermatten en inlegmatten reinigen
Motorolie controleren en bijvullen 623 650
Bagagerolhoes hanteren* 603 Leren bekleding reinigen
Koelvloeistof bijvullen 624 651
Veiligheidsrek* monteren en demonteren 605 Leren stuurwiel reinigen 652
Lampen vervangen 626
Bagagenet monteren en demonteren* 606 Interieuronderdelen van kunststof, 652
Positie buitenverlichting 627
EHBO-set 608 metaal en hout reinigen
Dimlichtlamp vervangen 628
Gevarendriehoek 609 Exterieur reinigen 653
Grootlichtlamp vervangen 629
Poetsen en in de was zetten 653
Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór 629
vervangen Met de hand wassen 654
Richtingaanwijzerlamp voor vervangen 630 Automatische wasstraat 655
13
SPECIFICATIES ALFABETISCH REGISTER
Hogedrukreinigers 656 Typeaanduidingen 668 Alfabetisch register 691
Wisserbladen reinigen 657 Maten 671
Kunststof en rubber sieronderdelen 657 Gewichten 673
exterieur reinigen
Trekgewichten en kogeldruk 674
Velgen reinigen 658
Motorspecificaties 676
Roestwering 659
Specificaties van de motorolie 677
Autolak 659
Ongunstige rijomstandigheden voor 679
Geringe lakschade herstellen 660 motorolie
Kleurcodes 661 Specificaties van de koelvloeistof 680
Wisserbladen achterruit vervangen 661 Specificaties van de versnellingsbakolie 680
Wisserblad voorruit vervangen 662 Specificaties van de remvloeistof 680
Wisserbladen in servicestand 663 Brandstoftank - inhoud 681
Vulopening voor sproeiervloeistof 664 Bij te vullen hoeveelheid AdBlue® 681
Specificaties van de airconditioning 681
Brandstofverbruik en CO2-uitstoot 683
Goedgekeurde wiel- en bandenmaten 686
Minimaal toelaatbare lastindex en 687
snelheidsklassen voor banden
Goedgekeurde bandenspannings- 689
waarden
14
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
1 Op markten zonder gebruikershandleiding op het middendisplay wordt een volledige gebruikershandleiding in drukvorm verstrekt.
16
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
Het is mogelijk een gedrukt exemplaar van de • Supportsite van Volvo Cars (p. 21) Gebruikershandleiding op
gebruikershandleiding en het bijbehorende sup- • Gebruikershandleiding doornemen (p. 22) middendisplay
plement te bestellen. Neem voor bestelling con- Via het middendisplay van de auto kunt u de
tact op met een Volvo-dealer. gebruikershandleiding in digitale2 vorm raadple-
gen.
BELANGRIJK De digitale gebruikershandleiding is te raadple-
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat gen via het hoofdscherm en in bepaalde gevallen
u de auto op veilig wijze bestuurt en dat u de is ook de contextuele gebruikershandleiding te
geldende wetgeving en voorschriften in acht raadplegen via het hoofdscherm.
neemt. Het is ook belangrijk dat u de auto
volgens Volvo's adviezen in de gebruikers- N.B.
handleiding onderhoudt en bedient. De digitale gebruikershandleiding is tijdens
Bij afwijkingen in de informatie op het mid- het rijden niet beschikbaar.
dendisplay en in de gedrukte informatie, geldt
altijd de informatie in drukvorm.
N.B.
Wanneer u de taal in het middendisplay ver-
andert, kan dat betekenen dat bepaalde infor-
matie voor de eigenaar niet overeenkomt met
landelijke of plaatselijke wet- en regelgeving.
Kies geen taal die moeilijk is te begrijpen. Dat
maakt het wellicht lastig om de structuur in
het scherm terug te vinden.
Gerelateerde informatie
• Gebruikershandleiding op middendisplay
(p. 17)
• Gebruikershandleiding op mobiele apparaten
(p. 21)
}}
17
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
18
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
Categorieën
De artikelen van de gebruikers-
handleiding zijn geordend naar
hoofdcategorieën en subcate-
gorieën. Hetzelfde artikel kan in
meerdere categorieën voorko-
men zodat het gemakkelijker is
te vinden.
De gebruikershandleiding is vanuit het hoofdscherm te
openen. 1. Druk op Categorieën.
– Om de gebruikershandleiding te openen - > De hoofdcategorieën staan in een lijst.
sleep het hoofdscherm op het middendisplay
2. Druk op een hoofdcategorie ( ).
omlaag en tik op Handleiding.
> Er verschijnt een lijst met subcategorieën
U kunt op verschillende manieren informatie vin-
( ) en artikelen ( ).
den in de gebruikershandleiding. De menu-opties
zijn te bereiken via de startpagina van de gebrui- 3. Druk op een artikel om dit te openen.
kershandleiding en via het hoofdmenu.
Druk op de pijl-links om een stap terug te doen.
}}
19
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
20
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
Gebruikershandleiding op mobiele desbetreffende gebieden. De navigatie tussen de Supportsite van Volvo Cars
apparaten verschillende artikelen van de gebruikershandlei- Op de web- en supportsite van Volvo Cars staat
De gebruikershandleiding is beschikbaar als ding verloopt eenvoudig en de inhoud is door- meer informatie over uw auto.
mobiele app3 en is verkrijgbaar via zowel App zoekbaar.
Store als Google Play. De app is aangepast Support op internet
voor zowel smartphones als tablets. Ga naar support.volvocars.com om deze pagina te
bezoeken. De supportpagina is beschikbaar voor
de meeste markten.
Hier vindt u support voor zaken die bijv. te maken
hebben met online diensten en functies, Volvo
On Call*, het navigatiesysteem* en apps. Video's
en stapsgewijze instructies verklaren verschil-
lende procedures, bijv. hoe de auto via een mobi-
ele telefoon te verbonden is met internet.
Te downloaden informatie
Kaarten
Voor auto's met Sensus Navigation zijn via de
supportsite kaarten te downloaden.
De gebruikershandleiding is als Gebruikershandleidingen in pdf-vorm
mobiele app te downloaden via Er zijn gebruikershandleidingen in pdf-formaat te
App Store of Google Play. De downloaden. Download de gewenste gebruikers-
QR-code hiernaast leidt recht- handleiding door een model en modeljaar te kie-
streeks naar de app. Of zoek De mobiele app is verkrijgbaar via zowel App Store als
Google Play. zen.
anders naar "Volvo manual" in
App Store of Google Play. Gerelateerde informatie Contact
• Gebruikershandleiding doornemen (p. 22) Op de supportpagina staan de contactgegevens
De app bevat video's alsook afbeeldingen van
van de klantenservice en de dichtstbijzijnde
exterieur en interieur waarop verschillende delen
Volvo-dealers.
van de auto staan aangegeven met zogenoemde
hotspots, die verder leiden naar artikelen over de
* Optie/accessoire. 21
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
|| Aanmelden op de website van Volvo Gebruikershandleiding doornemen lijke informatie over hoe en waar u professionele
Cars Een goede manier om vertrouwd te raken met hulp kunt krijgen.
Registreert uw eigen Volvo ID en meld u aan op uw nieuwe auto is om de gebruikershandleiding © Volvo Car Corporation
www.volvocars.com. Zodra u bent aangemeld, door te nemen, idealiter voor aanvang van de
kunt u bijvoorbeeld een overzicht krijgen van ser- eerste rit. Opties/accessoires
vice, contracten en garanties. U vindt hier ook Het doornemen van de gebruikershandleiding is Als aanvulling op de standaarduitrusting worden
informatie over model-specifieke accessoires en een goede manier om vertrouwd te raken met in de gebruikershandleiding ook de opties (van
softwareproducten voor uw Volvo. nieuwe functies, tips te krijgen voor hoe u de fabriekswege gemonteerde uitrusting) en
auto in verschillende situaties het beste kunt bepaalde accessoires (ingebouwde extra uitrus-
Gerelateerde informatie bedienen en te leren hoe u optimaal gebruik kunt ting) beschreven.
• Volvo ID (p. 28) maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt.
Alle soorten opties staan aangegeven met een
Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstruc-
sterretje * in de gebruikershandleiding.
ties in de gebruikershandleiding.
De uitrusting die in de gebruikershandleiding
De gebruikershandleiding dient alleen om uitleg
wordt beschreven is niet op alle auto's aanwezig
te geven bij alle beschikbare functies en opties
- welke uitrusting aanwezig is hangt af van de
voor een Volvo. De handleiding is dan ook geen
verschillende behoeften op de diverse markten
garantie dat alle beschreven functies en opties
en de landelijke en/of regionale wet- en regelge-
ook op alle auto's aanwezig zijn. Bepaalde ter-
ving.
men kunnen verschillen van de terminologie die
in verkoop-, marketing- en reclamematerialen Neem bij twijfel over de standaarduitrusting of
wordt gebezigd. opties/accessoires contact op met een Volvo-
dealer.
Er vindt voortdurend productontwikkeling plaats
ter verbetering van ons product. Aanpassingen Speciale teksten
kunnen ertoe leiden dat de gegevens, beschrij-
vingen en illustraties in de gebruikershandleiding
WAARSCHUWING
afwijken van de werkelijke uitrusting op uw auto.
We behouden ons het recht voor om zonder Waarschuwingsteksten geven informatie over
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te kans op letsel.
brengen.
Laat dit boekje altijd in de auto liggen - anders
ontbreekt bij eventuele problemen de noodzake-
22 * Optie/accessoire.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
BELANGRIJK auto zijn van de onderstaande aflopende waar- Gevaar voor materiële schade
schuwings-/informatiegraad.
Belangrijk-teksten geven informatie over kans
op materiële schade. Gevaar voor lichamelijk letsel
N.B.
Teksten met het kopje N.B. duiden op tips en
adviezen die het gebruik van bepaalde moge-
lijkheden en functies vergemakkelijken.
Voetnoot
Op verschillende plekken in de gebruikershand-
leiding treft u informatie aan in voetnoten onder
Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-
aan een pagina of onder aan een tabel. Deze
ding in een zwart of blauw waarschuwings- en
informatie vormt een aanvulling op de tekst waar
tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op
het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de Zwarte ISO-symbolen in een geel waarschu-
een risico dat, bij het negeren van de waarschu-
voetnoot naar tekst in een tabel verwijst, worden wingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwart
wing, kan resulteren in materiële schade.
letters gebruikt in plaats van cijfers. tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op
een risico dat, bij het negeren van de waarschu-
Displaymeldingen wing, kan resulteren in ernstig letsel met mogelijk
In de auto zijn displays aanwezig waarop menu- dodelijke afloop.
en displayteksten kunnen worden weergegeven.
Dergelijke teksten in de gebruikershandleiding
onderscheiden zich van de normale tekst. Voor-
beeld van menuteksten en displaymeldingen:
Telefoon, Nieuw bericht.
Stickers
Er zitten verschillende soorten stickers in de auto
om belangrijke informatie op een simpele en dui-
delijke manier over te dragen. De stickers in de
}}
23
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
24
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
Milieu-aspecten van de
gebruikershandleiding
De gebruikershandleiding is gedrukt op papier
waarvoor de grondstoffen afkomstig zijn uit
gecontroleerde bossen.
Gerelateerde informatie
• Drive-E - schoner rijplezier (p. 30)
25
UW VOLVO
UW VOLVO
1 Het aanbod aan diensten kan veranderen en hangt af van het uitrustingsniveau en de markt.
2 Voor mensen met Volvo On Call*.
28 * Optie/accessoire.
UW VOLVO
* Optie/accessoire. 29
UW VOLVO
Milieuzorg is een van de kernwaarden van Volvo milieu heeft de volle aandacht van Volvo - de Brandstofverbruik
Cars die van invloed is op alle activiteiten. De lucht in een Volvo is door de klimaatregeling bij- Omdat de milieu-effecten van auto's voor een
milieu-activiteiten gaan uit van de volledige voorbeeld schoner dan de lucht buiten. groot deel toe te schrijven zijn aan het gebruik
levensduur van de auto en houden rekening met ervan richt Volvo Cars zich op het beperken van
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale
de milieu-effecten, van ontwikkeling tot sloop en het brandstofverbruik, de uitstoot van kooldioxide
milieu-eisen. Alle productie-eenheden van Volvo
recycling. Volvo Cars hanteert het uitgangspunt en andere verontreinigende stoffen. De auto's
hebben een ISO 14001-certificaat, wat een sys-
dat de milieu-effecten van nieuwe producten van Volvo zijn concurrerend in hun klasse wat het
tematische benadering van de milieu-aspecten
geringer moeten zijn dan die van de producten brandstofverbruik betreft. Een lager brandstofver-
van de productie betekent om voortdurend verbe-
waarvoor ze in de plaats komen. bruik levert over het algemeen een geringere uit-
teringen aan te brengen en de milieu-effecten te
Een van de resultaten van de inspanningen van beperken. Dit ISO-certificaat betekent ook dat de stoot van het broeikasgas kooldioxide op.
Volvo op milieugebied is de ontwikkeling van de geldende wettelijke bepalingen en voorschriften
Drive-E-aandrijflijnen, die effectiever werken en op milieugebied wordt nageleefd. Volvo eist ook
minder vervuilend zijn. Ook het persoonlijke van de samenwerkingspartners dat ze aan deze
normen voldoen.
30
UW VOLVO
Bijdragen aan een schoner milieu manier van verwerken van dergelijk afval - geadvi- Interieur
Een zuinige auto levert niet alleen een beperking seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. De gebruikte materialen voor het interieur van
van de milieu-effecten op, maar betekent ook een Volvo zijn zorgvuldig geselecteerd en uitvoe-
lagere kosten voor de eigenaar van de auto. Als Efficiënte uitlaatgasreiniging rig getest op comfort en hypoallergeniteit.
bestuurder kunt u eenvoudig brandstof en geld Uw Volvo is gebouwd volgens het concept Bepaalde afwerkingsdetails zijn handmatig aan-
besparen en zo een bijdrage leveren aan een "Schoon aan binnen- en buitenkant" - een con- gebracht: zo is de stuurwielbekleding met de
schoner milieu. Hier volgen enkele tips en advie- cept dat een schone passagiersruimte combi- hand genaaid. Het interieur is getest op de afwe-
zen: neert met een uitermate efficiënte uitlaatgasreini- zigheid van sterke geuren of stoffen die klachten
ging. In veel gevallen liggen uitlaatgasemissies kunnen geven bij hoge temperaturen of direct
• Plan een effectieve gemiddelde snelheid. ver onder de geldende normen. zonlicht.
Snelheden boven zo'n 80 km/h (50 mph) en
onder zo'n 50 km/h (30 mph) zorgen voor Schone lucht in passagiersruimte Erkende Volvo-werkplaatsen en het
een hoger energieverbruik. Een luchtfilter helpt voorkomen dat stofdeeltjes milieu
• Neem de intervallen voor onderhoud en ser- en pollen via de luchtinlaatopening de passa- Met regelmatig onderhoud kunt u de voorwaar-
vice aan de auto in acht die in het Service- giersruimte binnendringen. den scheppen voor een lange levensduur en een
en garantieboekje geadviseerd worden. Het luchtkwaliteitssysteem IAQS* (Interior Air laag brandstofverbruik. U draagt zo tevens bij aan
• Voorkom stationair draaien - zet de motor af Quality System) zorgt ervoor dat de lucht die de een schoner milieu. Wanneer u de reparaties en
wanneer u langere tijd stilstaat. Houdt u zich passagiersruimte binnenkomt, schoner is dan de het onderhoud aan de auto toevertrouwt aan de
aan de plaatselijke voorschriften. lucht buiten in het verkeer. werkplaatsen van Volvo, wordt de auto een
onderdeel van Volvo's systeem. Volvo stelt duide-
• Rijd anticiperend - bij onnodig vaak stoppen Het systeem ontdoet de lucht in de passagiers-
lijke milieu-eisen aan de outillage van de werk-
en optrekken en een ongelijkmatige snelheid ruimte van verontreinigingen in de vorm van stof-
plaatsen om te voorkomen dat er schadelijke
stijgt het brandstofverbruik. deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laag-
stoffen in het milieu vrijkomen. Het werkplaats-
• Activeer de preconditioning* vóór een koude hangend ozon. Als de Air Quality Sensor een ver-
personeel beschikt over de kennis en het
start - dit verhoogt de startgewilligheid en hoogde concentratie van verontreinigingen in de
gereedschap om optimale milieuzorg te garande-
beperkt de slijtage bij koud weer. De motor buitenlucht meet, wordt de luchtinlaat afgesloten
ren.
komt sneller op bedrijfstemperatuur, wat een waarna de lucht in de passagiersruimte wordt
beperking van het verbruik en de uitstoot gerecirculeerd. Iets dergelijks kan zich voordoen Recycling
oplevert. in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tunnels. Omdat Volvo werkt vanuit een levensduurper-
Let er tevens op dat u afvalstoffen die schadelijk Het IAQS is onderdeel van het CZIP (Clean Zone spectief is het ook belangrijk dat autowrakken op
zijn voor het milieu, zoals accu's en olie, op een Interior Package)* dat voorzien is van een speci- milieuvriendelijke wijze worden gerecycled. De
milieuvriendelijke manier afvoert. Neem contact ale ventilatorfunctie die aanslaat, wanneer de auto is nagenoeg geheel te recyclen. De laatste
op met een werkplaats bij twijfel over de juiste auto via de transpondersleutel wordt ontgrendeld. eigenaar van de auto wordt daarom verzocht con-
}}
* Optie/accessoire. 31
UW VOLVO
Gerelateerde informatie
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)
• Zuinig rijden (p. 468)
• Preconditioning* inschakelen/uitschakelen
(p. 228)
• Milieu-aspecten van de gebruikershandlei-
ding (p. 25)
• Luchtkwaliteit (p. 201)
32 * Optie/accessoire.
UW VOLVO
* Optie/accessoire. 33
UW VOLVO
Dit is Sensus
34 * Optie/accessoire.
UW VOLVO
Waar welke informatie verschijnt, hangt af van hoe belangrijk de informatie is.
12 inch* bestuurdersdisplay.
Op het head-updisplay verschijnt het gekozen
type informatie dat onmiddellijke actie van u ver-
eist. Het kan bijv. gaan om verkeersinformatie en
}}
* Optie/accessoire. 35
UW VOLVO
|| Een groot aantal van de primaire functies van de • Internetverbinding van auto delen via Wi-Fi-
auto wordt aangestuurd vanaf het middendisplay, hotspot (p. 546)
een touchscreen dat reageert bij aanraking. Dit
houdt een beperking in van het aantal fysieke
knoppen en bedieningselementen in de auto. Het
display is met of zonder handschoenen aan te
bedienen.
Vanaf het middendisplay zijn bijv. de klimaatrege-
ling, het infotainmentsysteem en de stoelverstel-
ling* te bedienen. De functies van het middendis-
play zijn door de bestuurder of een eventuele
passagier te bedienen.
8 inch bestuurdersdisplay.
Stembediening
Het bestuurdersdisplay geeft informatie over Als bestuurder kunt u de stem-
onder meer snelheid en bijv. telefoonoproepen of bediening gebruiken om uw
informatie over het afgespeelde nummer. Het is handen aan het stuur te kun-
te bedienen met de twee knoppensets op het nen houden. Het systeem
stuurwiel. begrijpt bepaalde stemcom-
Middendisplay mando's. Gebruik de stembe-
diening om bijvoorbeeld een
track af te spelen, iemand te bellen, de verwar-
ming hoger te zetten of een sms-bericht te laten
voorlezen.
Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* (p. 139)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
• Stembediening (p. 142)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
36 * Optie/accessoire.
UW VOLVO
Software-updates Vastlegging van gegevens Dit kan een bijdrage leveren aan een beter
Om ervoor te zorgen dat u als Volvo-bezitter uw In het kader van de veiligheids- en kwaliteitsin- inzicht in de omstandigheden waarin bepaalde
auto ten volle kunt benutten blijven we de auto- spanningen van Volvo wordt bepaalde informatie verkeersongevallen en schades ontstaan. De
systemen en beschikbare diensten verder ont- over de werking, de functionaliteit en bijna-aanrij- EDR legt alleen gegevens vast, als er sprake is
wikkelen. dingen door de auto vastgelegd. van een niet-alledaagse aanrijdingssituatie - bij
normale rijomstandigheden registreert de EDR
U kunt van tijd tot tijd terecht bij de erkende Deze auto is uitgerust met een "Event Data geen gegevens. Ook registreert het systeem
Volvo-dealer om de software van uw Volvo bij te Recorder" (EDR). Het belangrijkste doel daarvan nooit wie de auto bestuurt of wat de geografi-
werken. Bij een update krijgt u toegang tot is het vastleggen en opnemen van gegevens bij sche positie is voor de aanrijding of bijna-aanrij-
nieuwe functies en verbeteringen, naast eventu- verkeersongevallen of op aanrijdingen lijkende ding. Andere partijen, zoals de politie, kunnen
ele nieuwe functies in eerdere updates. situaties, zoals wanneer de airbag wordt geacti- echter gebruikmaken van de vastgelegde gege-
veerd of als de auto een wegversperring raakt. vens in combinatie met het type persoonlijk iden-
Breng voor meer informatie over de beschikbare
De gegevens worden geregistreerd om meer tificeerbare informatie dat bij een verkeersonge-
updates en antwoorden op veelgestelde vragen
inzicht te krijgen in hoe de systemen van de auto val routinematig wordt verzameld. Om de geregi-
een bezoek aan support.volvocars.com.
in dit soort situaties werken. De EDR is zodanig streerde gegevens te kunnen interpreteren zijn
vormgegeven dat deze gedurende een korte tijd speciale apparatuur en toegang tot de auto of de
N.B. gegevens vastlegt die verband houden met de EDR vereist.
De functionaliteit na de update kan variëren autodynamiek en de veiligheidssystemen, nor-
De auto is naast de EDR ook uitgerust met een
afhankelijk van markt, model, modeljaar en maal gesproken 30 seconden of korter.
aantal computers, die tot taak hebben de werking
optie. De EDR in deze auto is zodanig geconstrueerd van de auto continu te controleren en bewaken.
dat deze bij verkeersongevallen of bijna-ongeluk- Deze kunnen in normale rijomstandigheden
Gerelateerde informatie ken gegevens vastlegt die verband houden met gegevens vastleggen, maar vooral wanneer deze
• Sensus - connectiviteit en entertainment het volgende: een fout registreren die betrekking heeft op de
(p. 34) bediening en werking van de auto of bij activering
• Hoe de verschillende systemen in de auto
van de actieve rijhulp (zoals City Safety en de
• Systeemupdates hanteren via Download werkten;
Center (p. 613) automatische remfunctie).
• In hoeverre de veiligheidsgordels van
bestuurder en passagiers vastzaten; Een deel van de vastgelegde gegevens heeft de
monteur nodig om service en onderhoud te kun-
• Het gebruik door de bestuurder van het gas-
nen verrichten met als doel eventuele storingen
of rempedaal;
die in de auto zijn opgetreden te diagnosticeren
• Met welke snelheid de auto reed. en verhelpen. De geregistreerde informatie heeft
Volvo ook nodig om te kunnen voldoen aan de
}}
37
UW VOLVO
38
UW VOLVO
39
UW VOLVO
40
UW VOLVO
Voertuigidentificatienummer van Afleiding van de bestuurder adviezen geven voor enkele nieuwe functies
auto tonen Het is uw verantwoordelijkheid als bestuurder waarmee de auto kan zijn uitgerust:
Bij contact met een Volvo-dealer in het kader om uw eigen veiligheid en de veiligheid van inzit-
van bijv. een Volvo On Call-abonnement hebt u tenden en andere weggebruikers op alle moge- WAARSCHUWING
het voertuigidentificatienummer (VIN6) van de lijke manieren te waarborgen. Tot deze verant-
woordelijkheid behoort het ontwijken van aflei-
• Gebruik tijdens het rijden nooit een hand-
auto nodig. held mobiele telefoon. In bepaalde gebie-
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op dingen, zodat u zich bijvoorbeeld niet moet den is het voor de bestuurder verboden
het middendisplay. bezighouden met zaken die niet direct verband om een mobiele telefoon te gebruiken
houden met de besturing van de auto in het ver- wanneer de auto in beweging is.
2. Ga verder naar Systeem keer.
Systeeminformatie Vehicle • Als de auto is voorzien van een navigatie-
Identification Number. Uw nieuwe Volvo is, of kan zijn uitgerust met een systeem, moet u alleen instellingen en
inhoudelijk rijke entertainment- en communicatie- wijzigingen doorvoeren in het reisplan
> Het voertuigidentificatienummer van de
systemen. Dat kan een mobiele telefoon met wanneer de auto geparkeerd staat.
auto verschijnt.
handsfree zijn, een navigatiesysteem en/of een
• Programmeer het geluidssysteem nooit
geluidsinstallatie met vele functies. U hebt wel- terwijl de auto in beweging is. Program-
licht ook andere draagbare elektronische appara- meer de voorinstellingen van de radio ter-
ten voor uw eigen gemak. Mits correct en veilig wijl de auto geparkeerd staat en gebruik
gebruikt, kunnen ze uw rijervaring verrijken. Maar de geprogrammeerde voorinstellingen om
bij verkeerd gebruik, kunnen ze een bron van daarmee sneller en eenvoudiger de radio
afleiding zijn. te kunnen bedienen.
Voor al deze systemen willen we, als blijk van Vol- • Gebruik nooit laptops of tablets wanneer
vo's toewijding aan uw veiligheid, de volgende de auto in beweging is.
waarschuwing met u delen. Gebruik dergelijke
apparaten of functies in de auto nooit zodanig
dat u wordt afgeleid van uw taak om veilig te rij- Gerelateerde informatie
den. Als u wordt afgeleid kan dit ernstige onge- • Audio, media en internet (p. 506)
lukken veroorzaken. Los van deze algemene
waarschuwing, willen we u graag de volgende
41
VEILIGHEID
VEILIGHEID
44
VEILIGHEID
}}
* Optie/accessoire. 45
VEILIGHEID
WAARSCHUWING
Als een rugleuning op de achterbank is
omgeklapt of als er op de achterbank een
achterstevoren geplaatst kinderzitje wordt
gebruikt, moet de bijbehorende voorstoel naar
voren worden geklapt, zodat deze geen con-
tact heeft met de omgeklapte rugleuning of
het kinderzitje.
Zithouding
Voor optimale bescherming door het WHIPS
moeten bestuurder en voorpassagier de juiste zit-
houding innemen en zorgen dat het systeem niet
Plaats geen voorwerpen op de vloer achter of onder de wordt gehinderd.
voorstoelen of op de achterbank achter de bestuurders-
of passagiersstoel die het WHIPS kunnen hinderen. Stel voordat u wegrijdt de juiste zithouding in
voor de voorstoel.
U en een eventuele voorpassagier moeten zoveel
mogelijk in het midden van de stoel plaatsnemen
en de afstand tussen hoofd en hoofdsteun zo
klein mogelijk houden.
46 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID
}}
47
VEILIGHEID
WAARSCHUWING
Denk eraan geen clips te gebruiken of de
gordel vast te maken rond haken of andere
delen van het interieur, omdat de veiligheids-
gordel daardoor niet goed aansluit.
Veiligheidsgordel losmaken
1. Druk op de rode knop van de gordelsluiting
en laat het oprolmechanisme de gordel naar
binnen trekken.
2. Als de gordel niet volledig wordt opgerold,
moet u de gordel handmatig zo ver terugrol-
len dat deze niet langer slap hangt.
Gerelateerde informatie
• Veiligheidsgordels (p. 47)
De heupgordel moet laag zitten (niet over de buik).
• Gordelspanners (p. 49)
• Portier- en gordelwaarschuwing (p. 50)
48
VEILIGHEID
Gordelspanners Wanneer de kritieke situatie voorbij is, worden de • Elektrische gordelspanner resetten* (p. 50)
gordel en de elektrische gordelspanner automa-
De auto is voorzien van standaardgordelspan- • Passagiersairbag* activeren en deactiveren
ners en elektrische* gordelspanners die de vei- tisch gereset. Ze zijn echter ook handmatig te (p. 54)
ligheidsgordels in kritieke situaties en bij aanrij- resetten.
dingen kunnen aanspannen.
• City Safety™ (p. 357)
BELANGRIJK • Rear Collision Warning (p. 371)
Standaardgordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met een Als de passagiersairbag wordt gedeactiveerd,
standaardgordelspanner. wordt ook de elektrische gordelspanner aan
de passagierskant gedeactiveerd.
De gordelspanner spant de veiligheidsgordel bij
een voldoende krachtige botsing om de inzit-
tende efficiënter te kunnen opvangen. WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheids-
Elektrische gordelspanners* gordels aan en probeer ze nooit zelf te repa-
De gordelspanners voor bestuurder en passagier reren. Volvo adviseert u om contact op te
op de voorstoel zijn uitgerust met een elektrische nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
gordelspanner. Als een veiligheidsgordel aan grote krachten
De gordelspanner werkt samen met en is te acti- heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij-
veren door de rijhulpsystemen City Safety en ding, moet u de veiligheidsgordel in zijn
Rear Collision Warning. In kritieke situaties, zoals geheel vervangen. De veiligheidsgordel kan
een deel van zijn beschermende eigenschap-
bij een noodstop, van de weg raken (bijvoorbeeld pen hebben verloren, zelfs als de veiligheids-
wanneer de auto in een greppel belandt, van de gordel ogenschijnlijk niet beschadigd is. Ver-
grond komt of tegen een obstakel in het terrein vang de veiligheidsgordel ook als deze versle-
botst), slippen of gevaar voor een botsing, wordt ten of beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
de veiligheidsgordel mogelijk aangespannen door gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
de elektromotor van de gordelspanner. voor montage op dezelfde positie als de ver-
vangen veiligheidsgordel.
De elektrische gordelspanner helpt bij het positi-
oneren van de inzittende, wat het risico reduceert
dat deze tegen het interieur van de auto wordt Gerelateerde informatie
geworpen en het effect van veiligheidssystemen • Veiligheidsgordels (p. 47)
(zoals de airbags van de auto) verbetert. • Veiligheidsgordel omdoen en losmaken
(p. 47)
* Optie/accessoire. 49
VEILIGHEID
Elektrische gordelspanner resetten* Portier- en gordelwaarschuwing U kunt de grafische voorstelling resetten door
De elektrische gordelspanner is dusdanig Het systeem herinnert inzittenden eraan de vei- een druk op de O-knop van de rechter knoppen-
geconstrueerd dat deze automatisch wordt gere- ligheidsgordel om te doen en waarschuwt ook groep op het stuurwiel.
set, maar als de gordel desondanks aangespan- als een portier, motorkap, achterklep of tankvul-
Gordelwaarschuwing
nen blijft is deze ook handmatig te resetten. klep niet goed dichtstaat.
1. Parkeer de auto op een veilige plek.
Grafische voorstelling op
2. Neem de veiligheidsgordel los en doe deze bestuurdersdisplay
vervolgens weer om.
> De gordel en de elektrische gordelspan-
ner worden gereset.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheids-
gordels aan en probeer ze nooit zelf te repa-
reren. Volvo adviseert u om contact op te
nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
Visueel signaal op plafondconsole.
Als een veiligheidsgordel aan grote krachten
heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij- De visuele signalen worden verstrekt via de pla-
ding, moet u de veiligheidsgordel in zijn fondconsole en het waarschuwingssymbool op
geheel vervangen. De veiligheidsgordel kan Grafische voorstelling op het bestuurdersdisplay met het bestuurdersdisplay.
een deel van zijn beschermende eigenschap- verschillende soorten waarschuwingen. De waarschu-
pen hebben verloren, zelfs als de veiligheids- wingskleur voor portier en achterklep is afhankelijk van Het geluidssignaal is afhankelijk van de snelheid,
gordel ogenschijnlijk niet beschadigd is. Ver- de rijsnelheid. de rijtijd en de afgelegde afstand.
vang de veiligheidsgordel ook als deze versle-
De grafische voorstelling op het bestuurdersdis- De gordelstatus voor de bestuurder en de passa-
ten of beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld play geeft de zitplaatsen weer waarvan de veilig- giers geeft via de grafische voorstelling op het
voor montage op dezelfde positie als de ver- heidsgordel wel of juist niet in gebruik is. bestuurdersdisplay aan wanneer een gordel
vangen veiligheidsgordel. In dezelfde grafische voorstelling wordt aangege- wordt omgedaan of losgenomen.
ven of de motorkap, de achterklep, de tankvulklep Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet voor
Gerelateerde informatie of een portier openstaat. kinderzitjes.
• Gordelspanners (p. 49)
• Veiligheidsgordels (p. 47)
50 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID
51
VEILIGHEID
|| Volvo-werkplaats. Rijd niet met opgeblazen Bestuurdersairbags zen tot het leeglopen van de airbag, neemt
airbags. Als aanvulling op de veiligheidsgordel is de auto enkele tienden van een seconde in beslag.
• Volvo adviseert u het vervangen van de voorzien van een stuurairbag en een knie-airbag1
onderdelen van de veiligheidssystemen in de aan de bestuurderszijde. WAARSCHUWING
auto over te laten aan een erkende Volvo- De veiligheidsgordel en airbag werken samen.
werkplaats. Als de gordel niet of verkeerd wordt gebruikt,
• Neem altijd contact op met een arts. kan dit bij een botsing van invloed zijn op het
effect van de airbag.
WAARSCHUWING Om geen letsel op te lopen wanneer de air-
bag wordt opgeblazen, moet de passagier zo
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Dat kan rechtop mogelijk zitten met de voeten op de
het besturen van de auto bemoeilijken. Ook vloer en de rug tegen de rugleuning.
andere veiligheidssystemen kunnen bescha-
digd zijn. De rook en stof die bij het opblazen
van de airbags worden gevormd, kunnen bij WAARSCHUWING
een intensieve blootstelling irritaties aan de
huid en ogen/letsel veroorzaken. Bij last met Volvo adviseert u om voor reparatie contact
koud water wassen. Het snelle opblazen kan op te nemen met een erkende Volvo-werk-
De stuurairbag en knie-airbag1 voorin aan de bestuur-
ook, in combinatie met het materiaal van de plaats. Een verkeerde ingreep in het airbag-
derszijde.
airbag, voor wrijvings- en brandwonden op de systeem kan tot een onjuiste werking leiden
huid zorgen. Bij een frontale botsing helpen de airbags voor- met ernstig letsel als gevolg.
komen dat de bestuurder letsel aan hoofd, nek,
gezicht en borstkas oploopt of gewond raakt aan Positie van de stuurairbag
Gerelateerde informatie knieën en benen.
• Veiligheid (p. 44) De airbag zit opgevouwen in het midden van het
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het
• Bestuurdersairbags (p. 52)
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren opschrift AIRBAG.
• Passagiersairbag (p. 53) van de airbags activeren. De airbags vangen de
• Zijairbags (p. 57) klap van de aanrijding op voor de inzittende. De Positie van de knie-airbag1
airbags lopen vervolgens weer leeg. Daarbij De airbag zit opgevouwen onder in het dash-
• Opblaasgordijnen (p. 57)
treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volko- board aan de bestuurderszijde. Het paneel is
men normaal. Het totale verloop, van het opbla- voorzien van het opschrift AIRBAG.
52
VEILIGHEID
WAARSCHUWING
Volvo adviseert u om voor reparatie contact
op te nemen met een erkende Volvo-werk-
plaats. Een verkeerde ingreep in het airbag-
systeem kan tot een onjuiste werking leiden
met ernstig letsel als gevolg.
Airbag voor de voorstoel aan passagierszijde.
Bij een frontale botsing helpt de airbag voorko- Positie van de airbag aan
men dat de passagier letsel aan hoofd, nek,
passagierszijde
gezicht en borstkas oploopt of gewond raakt aan
De airbag zit opgevouwen in een ruimte boven
knieën en benen.
het dashboardkastje. Het paneel is voorzien van
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren het opschrift AIRBAG.
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren
van de airbag activeren. De airbags vangen de WAARSCHUWING
klap van de aanrijding op voor de inzittende. De
airbags lopen vervolgens weer leeg. Daarbij Plaats geen voorwerpen vóór of bovenop het
dashboard op de plek waar de airbag voor de
treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volko-
passagiersstoel zit.
men normaal. Het totale verloop, van het opbla-
zen tot het leeglopen van de airbag, neemt
enkele tienden van een seconde in beslag.
}}
53
VEILIGHEID
PACOS-schakelaar
WAARSCHUWING De PACOS-schakelaar voor activering/deactive-
Laat nooit iemand voor de passagiersstoel zit- ring van de passagiersairbag zit aan de passa-
ten of staan. gierszijde aan de zijkant van het dashboard en u
kunt erbij door het portier aan die kant te openen.
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers- Controleer of de schakelaar in de gewenste
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag stand staat.
Sticker op zonneklep aan passagierszijde. geactiveerd is.
Laat nooit passagiers (kinderen noch volwas-
senen) op de passagiersstoel voorin plaatsne-
men, als de passagiersairbag gedeactiveerd
is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan aanleiding geven tot levens-
gevaarlijke situaties of ernstig letsel.
Gerelateerde informatie
• Airbags (p. 51)
• Bestuurdersairbags (p. 52)
54 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID
kinderzitje kunnen veilig op de passagiers- Passagiersairbag activeren 2. Bevestig de melding door de O-knop van de
stoel zitten. rechter stuurknoppenset in te drukken.
WAARSCHUWING
Als de auto niet is uitgerust met een schake-
laar voor activering/deactivering van de pas-
sagiersairbag (PACOS), is de passagiersair-
bag altijd geactiveerd.
}}
55
VEILIGHEID
BELANGRIJK
Als de passagiersairbag wordt gedeactiveerd,
wordt ook de elektrische gordelspanner aan
de passagierskant gedeactiveerd.
56
VEILIGHEID
WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen in het gebied tussen
de buitenzijde van de stoel en het portierpa-
neel, aangezien dit gebied door de zijairbag
kan worden beïnvloed.
Volvo adviseert om uitsluitend door Volvo
goedgekeurde overtrekbekleding te gebrui-
ken. Andere bekleding kan de werking van de
zijairbags hinderen.
De SIPS-airbags zijn in de buitenste rugframes
van de voorstoelen gemonteerd en dragen bij tot
het beschermen van de bestuurder en de passa-
WAARSCHUWING Het opblaasgordijn is langs de beide kanten van
gier in de voorstoelen. De zijairbag vormt een aanvulling op de veilig- de hemelbekleding gemonteerd en beschermt
heidsgordel. Gebruik de veiligheidsgordel bestuurder en passagiers op de buitenste stoe-
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren altijd. len van de auto. De panelen zijn voorzien van het
de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren opschrift IC AIRBAG.
activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens
opgeblazen tussen de inzittende en het portier-
Zijairbags en kinderzitjes Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren
De SIPS-airbags beïnvloeden de beschermende de sensoren, die op hun beurt de gordijnairbags
paneel. De airbags lopen vervolgens weer leeg.
werking van kinderzitje en/of verhogingskussen activeren.
De SIPS-airbag wordt normaal gesproken alleen
niet negatief.
opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
Gerelateerde informatie
• Airbags (p. 51)
}}
57
VEILIGHEID
58
VEILIGHEID
59
VEILIGHEID
N.B.
De wettelijke voorschriften voor het te gebrui-
ken type kinderzitje voor kinderen in verschil-
lende leeftijdscategorieën en gewichtsklas-
sen verschillen van land tot land. Ga na wat er
in uw land geldt.
60
VEILIGHEID
N.B.
Laat een kinderzitje nooit los in de auto lig-
gen. Bevestig het altijd volgens de instructies
voor het kinderzitje, ook als u het niet
gebruikt.
Symbolen achter op de rugleuningen geven de positie
van de bevestigingspunten aan.
Gerelateerde informatie
De bevestigingspunten zitten aan de achterzijde
• Kinderveiligheid (p. 60)
van de buitenste zitplaatsen op de achterbank.
• Bovenste bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes (p. 61)
}}
* Optie/accessoire. 61
VEILIGHEID
Gerelateerde informatie
• Bovenste bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes (p. 61)
• Kinderzitje (p. 61)
De positie van de bevestigingspunten voorin. • i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
• Onderste bevestigingspunten voor kinderzi- derzitjes (p. 63)
tjes (p. 62) De bevestigingspunten voorin zitten aan de zij-
kanten van de beenruimte voor de passagiers- • Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin- ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
derzitjes (p. 63) stoel.
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei- De bevestigingspunten voorin zijn alleen gemon-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67) teerd als de auto is voorzien van een schakelaar
62 * Optie/accessoire.
VEILIGHEID
63
VEILIGHEID
64
VEILIGHEID
65
VEILIGHEID
|| Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
• Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
(p. 70)
66
VEILIGHEID
Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde airbag, Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank
bag, alleen tegen de rijrichting in alleen in de rijrichting geplaatste
geplaatste kinderzitjes) kinderzitjes)
Groep 0
UA, B X UB UB
max. 10 kg
Groep 0+
UA, B X UB UB
max. 13 kg
Groep 1
LC UFA, D UD, LC UD
9–18 kg
Groep 2
LC UFA, E UE, LC UE
15–25 kg
}}
67
VEILIGHEID
|| Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde airbag, Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank
bag, alleen tegen de rijrichting in alleen in de rijrichting geplaatste
geplaatste kinderzitjes) kinderzitjes)
Groep 3
X UFA, E UE UE
22–36 kg
U: Geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring.
UF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerde kinderzitjes met universele goedkeuring.
L: Geschikt voor specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of semi-univer-
seel zijn.
X: deze plaats is niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
A Zet de rugleuning beter rechtop.
B Volvo adviseert: Volvo-babyzitje (typegoedkeuring E1 04301146).
C Volvo adviseert: Tegen de rijrichting in geplaatst Volvo-kinderzitje (typegoedkeuring E5 04212).
D Voor kinderen in deze gewichtsgroep adviseert Volvo een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje.
E Volvo adviseert: Verhogingskussen met of zonder rugleuning (typegoedkeuring E5 04216); Volvo-kinderzitje (typegoedkeuring E1 04301312).
Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
68
VEILIGHEID
Type kinderzitje Voorstoel (met gedeactiveerde air- Voorstoel (met geactiveerde air- Buitenste zitplaats achter- Middelste zitplaats achter-
bag, alleen tegen de rijrichting in bag, alleen in de rijrichting bank bank
geplaatste kinderzitjes) geplaatste kinderzitjes)
i-Size-kinderzitje X X i-UA, B X
i-U: Geschikt voor i-Size-kinderzitje met "universele" goedkeuring dat in of tegen de rijrichting in geplaatst is.
X: Niet geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring.
A Volvo adviseert een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje voor deze categorie.
B Volvo adviseert: BeSafe iZi Kid X2 i-Size (typegoedkeuring E4-129R-000002).
Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes
(p. 70)
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
derzitjes (p. 63)
69
VEILIGHEID
Gewicht Afmetingscate- Type kinderzitje Voorstoel (met Voorstoel (met geac- Buitenste zitplaats Middelste zit-
gorieA gedeactiveerde air- tiveerde airbag, alleen achterbank plaats achterbank
bag, alleen tegen de in de rijrichting
rijrichting in geplaatste geplaatste kinderzi-
kinderzitjes)B tjes)B
Groep 0 Tegen rijrichting in geplaatst
E ILB, C, XD X ILC X
max. 10 kg babyzitje
70
VEILIGHEID
Gewicht Afmetingscate- Type kinderzitje Voorstoel (met Voorstoel (met geac- Buitenste zitplaats Middelste zit-
gorieA gedeactiveerde air- tiveerde airbag, alleen achterbank plaats achterbank
bag, alleen tegen de in de rijrichting
rijrichting in geplaatste geplaatste kinderzi-
kinderzitjes)B tjes)B
In rijrichting geplaatst kinder-
A
zitje
In rijrichting geplaatst kinder-
B X ILB, E, F, XD ILF, IUFF X
zitje
Groep 1 In rijrichting geplaatst kinder-
B1
9–18 kg zitje
Tegen rijrichting in geplaatst
C
kinderzitje
ILB, E, XD X IL X
Tegen rijrichting in geplaatst
D
kinderzitje
IL: Geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of semi-
universeel zijn.
IUF: Geschikt voor in de rijrichting geplaatste ISOFIX-kinderzitjes met een universele goedkeuring voor gebruik voor kinderen in de betrokken gewichtsgroep.
X: Niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes.
A Voor kinderzitjes met een ISOFIX-systeem zijn er afmetingscategorieën om te helpen bij het kiezen van het juiste type kinderzitje. De afmetingscategorie staat aangegeven op het etiket van het kinderzitje.
B Geschikt voor montage van ISOFIX-kinderzitjes met semi-universele goedkeuring (IL), als de auto is uitgerust met een ISOFIX-console (accessoire) (het aanbod aan accessoires verschilt per markt).
C Volvo adviseert: Volvo-babyzitje bevestigd met ISOFIX-systeem (typegoedkeuring E1 04301146).
D Geldt bij een auto zonder ISOFIX-console.
E Stel de rugleuning zo in dat de hoofdsteun het kinderzitje niet raakt.
F Voor kinderen in deze gewichtsgroep adviseert Volvo een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje.
}}
71
VEILIGHEID
|| WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrich-
ting in geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin, wanneer de passagiersairbag
geactiveerd is.
N.B.
Als een i-Size/ISOFIX-kinderzitje geen afme-
tingscategorie heeft, moet het automodel op
de voertuiglijst van het kinderzitje staan.
N.B.
Volvo raadt u aan om contact op te nemen
met een erkende Volvo-dealer voor de i-Size/
ISOFIX-kinderzitjes die Volvo adviseert.
Gerelateerde informatie
• Positie van kinderzitje (p. 63)
• Kinderzitje monteren (p. 65)
• Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de vei-
ligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 67)
• Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes
(p. 69)
• i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kin-
derzitjes (p. 63)
72
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Plafondconsole
Middendisplay
Schakelhendel/keuzehendel
Startknop
Rijmodusknop*
Stadslicht, dagrijlicht, dimlicht, groot licht,
richtingaanwijzers, mistlampen vóór/bocht- Parkeerrem
verlichting*, mistachterlicht, op nul zetten van
dagtellers Automatische rem bij stilstand
Stuurpaddles om handmatig te schakelen Leeslampjes en interieurverlichting voorin
met een automatische versnellingsbak* Bestuurdersportier
Panoramadak*
Head-updisplay*
Display in plafondconsole
Bestuurdersdisplay
Handmatige dimfunctie van achteruitkijkspie-
Wissers en sproeiers, regensensor* gel
Rechter stuurknoppenset Midden- en tunnelconsole
74 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Stuurwiel en instrumentenpaneel
Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
• Stuurwiel instellen (p. 195)
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Motor starten (p. 430)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
}}
* Optie/accessoire. 75
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Stuurwielafstelling
Plafondconsole
Claxon
76 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
• Stuurwiel instellen (p. 195)
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Motor starten (p. 430)
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
* Optie/accessoire. 77
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Informatie over cruisecontrol en snel- Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellin- Brandstofmeter
heidsbegrenzer gen
Verkeersbordinformatie* Informatie over portieren en gordels Status van Start/Stop-systeem
78 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Bestuurdersdisplay, 8 inch
}}
* Optie/accessoire. 79
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Actieradius op tank Status van Start/Stopp-systeem Appmenu (te activeren met de knoppenset op het stuurwiel)
Buitentemperatuurmeter - Momentaan brandstofverbruik
Controle- en waarschuwingssymbolen - KilometertellerB
- - Dagtellers
- - Controle- en waarschuwingssymbolen
- - Stembediening
- - Motortemperatuurmeter
- - Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellingen
- - KompasA
A Afhankelijk van de gekozen rijmodus.
B Gecumuleerde afstand.
80 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
81
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
1 Alleen bij het 12 inch bestuurdersdisplay verschijnt een kaart*. Bij het 8 inch bestuurdersdisplay verschijnt alleen routebegeleiding.
82 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Brandstofmeter Boordcomputer
De brandstofmeter op het bestuurdersdisplay De boordcomputer van de auto registreert en
geeft het brandstofpeil in de tank aan. berekent waarden zoals afgelegde afstand,
brandstofverbruik en gemiddelde snelheid tij-
dens het rijden.
Om eenvoudiger zuinig te kunnen rijden, worden
het momentane en het gemiddelde brandstofver-
bruik geregistreerd. De boordcomputerinformatie
is weer te geven op het bestuurdersdisplay.
Gerelateerde informatie
• Bestuurdersdisplay (p. 78)
• Brandstof tanken (p. 472)
• Brandstoftank - inhoud (p. 681)
}}
83
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
84 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie Rijstatistieken tonen op het 1. Open het appmenu op het bestuurdersdis-
• Rijstatistieken tonen op het bestuurdersdis- bestuurdersdisplay play door op (1) te drukken.
play (p. 85) De door de boordcomputer geregistreerde en (Het appmenu is niet te openen als er nog
• Dagteller resetten (p. 86) berekende waarden kunnen worden weergege- een onbevestigde melding op het bestuur-
ven op het bestuurdersdisplay. dersdisplay staat. De melding moet eerst
• Verbruiksinfo weergeven op het middendis-
De waarden worden opgeslagen in een boord-
play (p. 86) worden bevestigd voordat het appmenu te
computerapp. Via het appmenu kunt u die infor- openen is.)
• Bestuurdersdisplay (p. 78) matie kiezen die op het bestuurdersdisplay moe-
ten worden weergegeven. 2. Navigeer naar de boordcomputerapp door
met (2) naar links of rechts te vegen.
> Op de bovenste vier menuregels staan de
gemeten waarden voor dagteller TM. Op
de vier menuregels eronder staan de
gemeten waarden voor dagteller TA. Bla-
der omhoog of omlaag in de lijst met (3).
3. Blader verder omlaag naar de alternatievenk-
noppen om te kiezen welke informatie op het
bestuurdersdisplay moet worden weergege-
ven:
• Actieradius op tank
• Kilometerteller
Open het appmenu2 en blader erin met de rechter
stuurknoppenset. • Afgelegde afstand voor dagteller TM, TA
of geen weergave van afgelegde afstand
Appmenu
• Momentaan brandstofverbruik, gemiddeld
Links/rechts verbruik voor TM of TA of geen weergave
van het brandstofverbruik
Omhoog/omlaag
• Toerist (alternatieve snelheidsmeter).
Bevestigen Selecteer of deselecteer een optie met de
knop O (4). De wijziging gaat meteen in.
2 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn. }}
85
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Boordcomputer (p. 83)
86
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
3 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
87
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
88
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
}}
89
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
90
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
91
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
92
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
BSD 4-clause "Original" or "Old" License AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE endorse or promote products derive from this
Copyright (c) 1982, 1986, 1990, 1991, 1993 ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE software without specific prior written
The Regents of the University of California. All REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE permission.
rights reserved. FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE
SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL COPYRIGHT HOLDERS AND CONTRIBUTORS
Redistribution and use in source and binary
DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, "AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED
forms, with or without modification, are permitted
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED
provided that the following conditions are met:
SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF
1. Redistributions of source code must retain OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
the above copyright notice, this list of CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN
conditions and the following disclaimer. WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, NO EVENT SHALL THE COPYRIGHT HOLDER
2. Redistributions in binary form must OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY
reproduce the above copyright notice, this list OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL,
of conditions and the following disclaimer in THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES
the documentation and/or other materials ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
provided with the distribution. DAMAGE. PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR
3. All advertising materials mentioning features BSD 3-clause "New" or "Revised" License SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS;
or use of this software must display the Copyright (c) 2011-2014, Yann Collet. OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER
following acknowledgement: This product CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY,
Redistribution and use in source and binary
includes software developed by the WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY,
forms, with or without modification, are permitted
University of California, Berkeley and its OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR
provided that the following conditions are met:
contributors. OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF
1. Redistributions of source code must retain THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF
4. Neither the name of the University nor the the above copyright notice, this list of ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH
names of its contributors may be used to conditions and the following disclaimer. DAMAGE.
endorse or promote products derived from
this software without specific prior written 2. Redistributions in binary form must
permission. reproduce the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer in
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE the documentation and/or other materials
REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS'' AND provided with the distribution.
ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE 3. Neither the name of the organisation nor the
IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY names of its contributors may be used to
}}
93
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| BSD 2-clause “Simplified” license OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR distribution) o You can use this software for
Copyright (c) <YEAR>, <OWNER> All rights OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF whatever you want, in parts or full form,
reserved. THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF without having to pay us. (`royalty-free'
ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH usage) o You may not pretend that you wrote
Redistribution and use in source and binary
DAMAGE. this software. If you use it, or only parts of it,
forms, with or without modification, are permitted
in a program, you must acknowledge
provided that the following conditions are met: The views and conclusions contained in the
somewhere in your documentation that
software and documentation are those of the
1. Redistributions of source code must retain you've used the FreeType code. (`credits')
authors and should not be interpreted as
the above copyright notice, this list of We specifically permit and encourage the
representing official policies, either expressed or
conditions and the following disclaimer. inclusion of this software, with or without
implied, of the FreeBSD Project.
2. Redistributions in binary form must modifications, in commercial products,
FreeType Project License provided that all warranty or liability claims
reproduce the above copyright notice, this list
1. 1 Copyright 1996-1999 by David Turner, are assumed by the product vendor. Legal
of conditions and the following disclaimer in
Robert Wilhelm, and Werner Lemberg Terms 0. Definitions Throughout this license,
the documentation and/or other materials
Introduction The FreeType Project is the terms `package', `FreeType Project', and
provided with the distribution.
distributed in several archive packages; some `FreeType archive' refer to the set of files
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE of them may contain, in addition to the originally distributed by the authors (David
COPYRIGHT HOLDERS AND CONTRIBUTORS FreeType font engine, various tools and Turner, Robert Wilhelm, and Werner
"AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED contributions which rely on, or relate to, the Lemberg) as the `FreeType project', be they
WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED FreeType Project. This license applies to all named as alpha, beta or final release. `You'
TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF files found in such packages, and which do refers to the licensee, or person using the
MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A not fall under their own explicit license. The project, where `using' is a generic term
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN license affects thus the FreeType font including compiling the project's source code
NO EVENT SHALL THE COPYRIGHT OWNER engine, the test programs, documentation as well as linking it to form a `program' or
OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY and makefiles, at the very least. This license `executable'. This program is referred to as `a
DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, was inspired by the BSD, Artistic, and IJG program using the FreeType engine'. This
EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (Independent JPEG Group) licenses, which license applies to all files distributed in the
(INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, all encourage inclusion and use of free original FreeType archive, including all source
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR software in commercial and freeware code, binaries and documentation, unless
SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; products alike. As a consequence, its main otherwise stated in the file in its original,
OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER points are that: o We don't promise that this unmodified form as distributed in the original
CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, software works. However, we are be archive. If you are unsure whether or not a
WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, interested in any kind of bug reports. (`as is' particular file is covered by this license, you
94
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
must contact us to verify this. The FreeType documentation. The copyright notices of the Discusses bugs, as well as engine internals,
project is copyright (C) 1996-1999 by David unaltered, original files must be preserved in design issues, specific licenses, porting, etc.
Turner, Robert Wilhelm, and Werner all copies of source files. o Redistribution in o http://www.freetype.org Holds the current
Lemberg. All rights reserved except as binary form must provide a disclaimer that FreeType web page, which will allow you to
specified below. 1. No Warranty THE states that the software is based in part of download our latest development version and
FREETYPE ARCHIVE IS PROVIDED `AS IS' the work of the FreeType Team, in the read online documentation. You can also
WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, distribution documentation. We also contact us individually at: David Turner
EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, encourage you to put an URL to the <david.turner@freetype.org> Robert Wilhelm
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, FreeType web page in your documentation, <robert.wilhelm@freetype.org> Werner
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND though this isn't mandatory. These conditions Lemberg <werner.lemberg@freetype.org>
FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. apply to any software derived from or based
IN NO EVENT WILL ANY OF THE on the FreeType code, not just the
AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE unmodified files. If you use our work, you
LIABLE FOR ANY DAMAGES CAUSED BY must acknowledge us. However, no fee need
THE USE OR THE INABILITY TO USE, OF be paid to us.
THE FREETYPE PROJECT. As you have not 3. Advertising The names of FreeType's authors
signed this license, you are not required to and contributors may not be used to endorse
accept it. However, as the FreeType project or promote products derived from this
is copyrighted material, only this license, or software without specific prior written
another one contracted with the authors, permission. We suggest, but do not require,
grants you the right to use, distribute, and that you use one or more of the following
modify it. Therefore, by using, distributing, or phrases to refer to this software in your
modifying the FreeType project, you indicate documentation or advertising materials:
that you understand and accept all the terms `FreeType Project', `FreeType Engine',
of this license. `FreeType library', or `FreeType Distribution'.
2. Redistribution Redistribution and use in 4. Contacts There are two mailing lists related
source and binary forms, with or without to FreeType: o freetype@freetype.org
modification, are permitted provided that the Discusses general use and applications of
following conditions are met: o Redistribution FreeType, as well as future and wanted
of source code must retain this license file additions to the library and distribution. If you
(`licence.txt') unaltered; any additions, are looking for support, start in this list if you
deletions or changes to the original files haven't found anything to help you in the
must be clearly indicated in accompanying documentation. o devel@freetype.org }}
95
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Libpng License libpng versions 0.97, January 1998, through For the purposes of this copyright and license,
This copy of the libpng notices is provided for 1.0.6, March 20, 2000, are Copyright (c) 1998, "Contributing Authors" is defined as the following
your convenience. In case of any discrepancy 1999 Glenn Randers-Pehrson, and are set of individuals:
between this copy and the notices in the file distributed according to the same disclaimer and
Andreas Dilger
png.h that is included in the libpng distribution, license as libpng-0.96, with the following
the latter shall prevail. individuals added to the list of Contributing Dave Martindale
Authors: Guy Eric Schalnat
COPYRIGHT NOTICE, DISCLAIMER, and
LICENSE: Tom Lane Paul Schmidt
If you modify libpng you may insert additional Glenn Randers-Pehrson Tim Wegner
notices immediately following this sentence. Willem van Schaik The PNG Reference Library is supplied "AS IS".
libpng versions 1.0.7, July 1, 2000, through libpng versions 0.89, June 1996, through 0.96, The Contributing Authors and Group 42, Inc.
1.0.13, April 15, 2002, are Copyright (c) May 1997, are Copyright (c) 1996, 1997 disclaim all warranties, expressed or implied,
2000-2002 Glenn Randers-Pehrson and are Andreas Dilger Distributed according to the same including, without limitation, the warranties of
distributed according to the same disclaimer and disclaimer and license as libpng-0.88, with the merchantability and of fitness for any purpose.
license as libpng-1.0.6 with the following following individuals added to the list of The Contributing Authors and Group 42, Inc.
individuals added to the list of Contributing Contributing Authors: assume no liability for direct, indirect, incidental,
Authors special, exemplary, or consequential damages,
John Bowler
Simon-Pierre Cadieux which may result from the use of the PNG
Kevin Bracey Reference Library, even if advised of the
Eric S. Raymond possibility of such damage.
Sam Bushell
Gilles Vollant Permission is hereby granted to use, copy,
Magnus Holmgren
and with the following additions to the disclaimer: modify, and distribute this source code, or
Greg Roelofs portions hereof, for any purpose, without fee,
There is no warranty against interference with
Tom Tanner subject to the following restrictions:
your enjoyment of the library or against
infringement. There is no warranty that our efforts libpng versions 0.5, May 1995, through 0.88,
or the library will fulfill any of your particular January 1996, are Copyright (c) 1995, 1996 Guy
purposes or needs. This library is provided with all Eric Schalnat, Group 42, Inc.
faults, and the entire risk of satisfactory quality,
performance, accuracy, and effort is with the user.
96
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
1. The origin of this source code must not be Permission is hereby granted, free of charge, to This software is provided 'as-is', without any
misrepresented. any person obtaining a copy of this software and express or implied warranty. In no event will the
2. Altered versions must be plainly marked as associated documentation files (the "Software"), authors be held liable for any damages arising
such and must not be misrepresented as to deal in the Software without restriction, from the use of this software.
being the original source. including without limitation the rights to use,
Permission is granted to anyone to use this
copy, modify, merge, publish, distribute,
3. This Copyright notice may not be removed or software for any purpose, including commercial
sublicense, and/or sell copies of the Software,
altered from any source or altered source applications, and to alter it and redistribute it
and to permit persons to whom the Software is
distribution. freely, subject to the following restrictions:
furnished to do so, subject to the following
The Contributing Authors and Group 42, Inc. conditions: 1. The origin of this software must not be
specifically permit, without fee, and encourage misrepresented; you must not claim that you
The above copyright notice and this permission
the use of this source code as a component to wrote the original software. If you use this
notice shall be included in all copies or
supporting the PNG file format in commercial software in a product, an acknowledgment in
substantial portions of the Software.
products. If you use this source code in a product, the product documentation would be
acknowledgment is not required but would be THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", appreciated but is not required.
appreciated. WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, 2. Altered source versions must be plainly
EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT marked as such, and must not be
A "png_get_copyright" function is available, for
LIMITED TO THE WARRANTIES OF misrepresented as being the original
convenient use in "about" boxes and the like:
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A software.
printf("%s",png_get_copyright(NULL)); PARTICULAR PURPOSE AND
NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL 3. This notice may not be removed or altered
Also, the PNG logo (in PNG format, of course) is from any source distribution.
supplied in the files "pngbar.png" and THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE
"pngbar.jpg (88x31) and "pngnow.png" (98x31). LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMAGES OR
OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION
Libpng is OSI Certified Open Source Software. OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE,
OSI Certified Open Source is a certification mark ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION
of the Open Source Initiative. WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR
Glenn Randers-Pehrson randeg@alum.rpi.edu OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE.
April 15, 2002 zlib License
MIT License The zlib/libpng License Copyright (c) <year>
Copyright (c) <year> <copyright holders> <copyright holders>
}}
97
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| SGI Free Software B License Version 2.0. Except as contained in this notice, the name of Applicatiemenu op
SGI FREE SOFTWARE LICENSE B (Version 2.0, Silicon Graphics, Inc. shall not be used in bestuurdersdisplay
Sept. 18, 2008) advertising or otherwise to promote the sale, use Via het applicatiemenu (appmenu) van het
or other dealings in this Software without prior bestuurdersdisplay krijgt u snel toegang tot de
Copyright (C) [dates of first publication] Silicon
written authorization from Silicon Graphics, Inc. meest gebruikte functies voor bepaalde apps.
Graphics, Inc. All Rights Reserved. Permission is
hereby granted, free of charge, to any person Gerelateerde informatie
obtaining a copy of this software and associated • Bestuurdersdisplay (p. 78)
documentation files (the "Software"), to deal in
the Software without restriction, including without
limitation the rights to use, copy, modify, merge,
publish, distribute, sublicense, and/or sell copies
of the Software, and to permit persons to whom
the Software is furnished to do so, subject to the
following conditions: The above copyright notice
including the dates of first publication and either
this permission notice or a reference to http://
oss.sgi.com/projects/FreeB/ shall be included in
all copies or substantial portions of the Software.
Het appmenu op het bestuurdersdisplay is te gebruiken
THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", in plaats van het middendisplay. De afbeelding is sche-
WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, matisch, zodat afwijkingen in de opzet mogelijk zijn.
EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT Het appmenu verschijnt op het bestuurdersdis-
LIMITED TO THE WARRANTIES OF play en navigatie is mogelijk via de rechter stuur-
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A knoppenset. Dankzij het appmenu kunt u eenvou-
PARTICULAR PURPOSE AND diger van app of appfunctie wisselen zonder
NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL daarvoor uw handen van het stuur te hoeven
SILICON GRAPHICS, INC. BE LIABLE FOR ANY nemen.
CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY,
WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, Functies van het appmenu
TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT U hebt toegang tot uiteenlopende functies via
OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE verschillende apps. Vanuit het appmenu zijn de
OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE
SOFTWARE.
98
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Mediaspe- Actieve bron voor mediaspeler Het appmenu wordt na een periode van inactivi-
ler kiezen. teit automatisch gesloten of na bepaalde keuzes.
Gerelateerde informatie
• Applicatiemenu op bestuurdersdisplay (p. 98)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)
99
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
100
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Melding op bestuurdersdisplay hanteren
(p. 101)
• Opgeslagen bestuurdersdisplaymeldingen
hanteren (p. 102)
• Melding op het middendisplay (p. 137)
101
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
102
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
8 Afhankelijk van de markt. Er moet ook een Volvo ID zijn geregistreerd en een voorkeurswerkplaats zijn gekozen.
103
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
104
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Drie van de basisschermen van het middendisplay. Veeg naar rechts of naar links om het functie- of appscherm te openen9.
Functiescherm - autofuncties die met één mige functies zijn ook zogenoemde trigger- den openen. Bijvoorbeeld Camera. Instellin-
druk te activeren of deactiveren zijn. Som- functies, die vensters met instelmogelijkhe- gen voor het head-updisplay* zijn ook te ver-
9 Bij een auto met het stuur rechts zijn de schermen onderling van plaats gewisseld. }}
* Optie/accessoire. 105
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| richten vanuit het functiescherm, maar aan- Media - laatst gebruikte apps die verband • Gebruikershandleiding op middendisplay
passingen verricht u met de rechter stuur- houden met media. Druk op het scherm om (p. 17)
knoppenset. het uit te vouwen. • Mediaspeler (p. 517)
Homescherm - het eerste scherm dat ver- Telefoon - van hieruit hebt u toegang tot de • Telefoon (p. 532)
schijnt bij inschakeling van display. telefoon. Druk op het scherm om het uit te
vouwen. • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Het applicatiescherm (appscherm) - apps die
zijn gedownload (apps van derden) maar ook Het extra deelscherm - laatst gebruikte apps • Volume van systeemgeluid uitschakelen of
apps voor ingebouwde functies, bijvoorbeeld of autosystemen die niet thuishoren in een aanpassen op middendisplay (p. 127)
FM-radio. Druk op een app-pictogram om de van de overige deelschermen. Druk op het • Opzet van middendisplay aanpassen
app te openen. scherm om het uit te vouwen. (p. 127)
Statusbalk - boven aan het scherm staan de Klimaatveld - informatie en rechtstreekse • Systeemtaal wijzigen (p. 128)
activiteiten in de auto. Links op de statusbalk interactie voor bijvoorbeeld het instellen van • Systeemeenheden wijzigen (p. 128)
verschijnen netwerk- en aansluitingsgege- temperatuur en stoelverwarming*. Tik op het
vens en rechts verschijnen mediaspecifieke symbool in het midden van het klimaatveld • Middendisplay reinigen (p. 648)
informatie en een klok plus een aanduiding om het klimaatscherm met meer klimaatin- • Melding op het middendisplay (p. 137)
van lopende achtergrondactiviteiten. stellingen te openen.
Hoofdscherm - sleep het tabblad omlaag om
Gerelateerde informatie
het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn
Instellingen, Handleiding, Profiel alsook de
• Middendisplay hanteren (p. 107)
opgeslagen berichten van de auto te openen. • Navigeren in schermen op het middendisplay
In bepaalde gevallen zijn ook contextuele (p. 110)
instellingen (bijv. Navigatie Instellingen) en • Functiescherm op het middendisplay
de contextuele gebruikershandleiding (bijv. (p. 117)
Handleiding Navigatie) via het hoofd-
scherm te bereiken.
• Apps (p. 508)
106 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Middendisplay hanteren een lijst en apps verplaatsen door het scherm op BELANGRIJK
Veel autofuncties zijn te bedienen en regelen verschillende manieren aan te raken.
Raak het scherm niet met scherpe voorwer-
vanaf het middendisplay. Het middendisplay is Dankzij IR-stralen vlak boven het schermopper- pen aan om krassen te voorkomen.
een touchscreen dat op aanraking reageert. vlak kan het scherm ook vingers op korte afstand
vóór het scherm registreren. Deze technologie
Touchscreenfunctie middendisplay maakt het mogelijk om het scherm ook te gebrui-
gebruiken ken als u handschoenen aan hebt.
In de onderstaande tabel worden de verschil-
De schermreacties hangen af van de vraag of u lende methoden voor schermbediening toege-
erop drukt of slepende of vegende bewegingen Het display is gelijktijdig door twee mensen te licht:
maakt. U kunt bijv. van het ene naar het andere bedienen, bijv. om het klimaat aan de bestuur-
scherm bladeren, objecten markeren, scrollen in ders- en passagierszijde in te stellen.
Eenmaal drukken met twee Uitzoomen van een digitaal object, zoals de kaart*.
vingers.
}}
* Optie/accessoire. 107
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Snel vegen/slepen Wisselen tussen schermen, bladeren in een lijst, tekst of scherm. Horizontaal of verticaal over het scherm
slepen.
Let erop dat het hoofdscherm mogelijk wordt geopend bij aanraking van het bovenste deel van het scherm.
Spreiden Inzoomen.
Knijpen Uitzoomen.
108 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
N.B.
• Apps en knoppen op middendisplay verplaat-
sen (p. 119)
De bladerindicator verschijnt op het middendisplay, wan-
In het homescherm van de standaardstand – neer u omhoog of omlaag kunt bladeren. • Toetsenbord op middendisplay (p. 121)
druk kort op de homeknop. Op het scherm
verschijnt een animatie die uitlegt hoe u de Bediening op middendisplay gebruiken
verschillende tegels kunt openen.
Temperatuurregeling.
Tal van autosystemen gebruiken bedieningsele-
menten. Regel bijv. de temperatuur door:
109
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Middendisplay activeren en 1. Houd de fysieke homeknop onder het display Navigeren in schermen op het
deactiveren langere tijd ingedrukt. middendisplay
Het middendisplay is te dimmen en te activeren > Het display dooft, met uitzondering van Het middendisplay heeft vijf verschillende basis-
met de homeknop onder het display. het klimaatveld dat nog steeds zichtbaar schermen: homescherm, hoofdscherm, klimaat-
is. Alle functies die aan het scherm scherm, applicatiescherm (appscherm) en func-
gekoppeld zijn blijven werken. tiescherm. Bij het openen van het bestuurders-
2. Display opnieuw inschakelen - kort op de portier wordt het display automatisch ingescha-
homeknop drukken. keld.
> U ziet dan weer hetzelfde als toen het
scherm werd uitgeschakeld. Homescherm
Het homescherm is het scherm dat verschijnt bij
inschakeling van het display. Het bestaat uit vier
N.B.
deelschermen: Navigatie, Media, Telefoon en
Het scherm kan niet worden uitgezet als er een extra deelscherm.
een bepaald commando op het scherm staat.
Een app of autofunctie die gekozen wordt vanuit
Homeknop voor middendisplay. het app- of functiemenu, start in het desbetref-
N.B. fende deelmenu in het homescherm. Zo start bij-
Bij bediening van de homeknop wordt het voorbeeld FM-radio in het Media-deelscherm.
scherm gedimd en reageert het touchscreen niet Het middendisplay wordt automatisch uitge-
langer op aanraking. Het klimaatveld blijft nog schakeld als de motor uit is en het bestuur- Het extra deelscherm bestaat uit de laatst
steeds zichtbaar. Alle functies die aan het scherm dersportier wordt geopend. gebruikte app of autofunctie die niet thuishoort in
gekoppeld zijn, zoals klimaat, geluid, routebege- een van de overige drie schermen.
leiding* en apps blijven werken. Dim het midden- Gerelateerde informatie De deelschermen bevatten beknopte informatie
display bijvoorbeeld om het scherm te reinigen. • Middendisplay reinigen (p. 648) over de desbetreffende apps.
Het middendisplay is bijvoorbeeld ook te dimmen
om niet gestoord te worden tijdens het rijden. • Opzet van middendisplay aanpassen
(p. 127) N.B.
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) Bij het starten van de auto verschijnt in de
deelschermen van het homescherm informa-
tie over de actuele stand van de apps in het
desbetreffende deelscherm.
110 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Hoofdscherm omlaaggesleept.
Midden op de statusbalk boven aan het display
vindt u een tab. Open het hoofdscherm door op
}}
* Optie/accessoire. 111
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Applicatiescherm met de apps van de auto. Functiescherm met knoppen voor uiteenlopende auto-
functies.
Veeg van rechts naar links10
over het display om
vanuit het homescherm het applicatiescherm Veeg van links naar rechts10 over het display om
(appscherm) te openen. Hier liggen apps die zijn vanuit het homescherm het functiescherm te
gedownload (apps van derden) maar ook apps openen. Van daaruit kunt u verschillende auto-
voor ingebouwde functies, bijvoorbeeld FM- functies activeren of deactiveren, bijv. BLIS*,
radio. Bepaalde apps tonen beknopte informatie Lane Keeping Aid* en Parkeerhulp*.
10 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.
112 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Afhankelijk van het aantal functies kunt u ook • Functiescherm op het middendisplay
omlaagbladeren in het scherm. U doet dat door (p. 117)
van onder naar boven te vegen/slepen. • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
In tegenstelling tot het appscherm waar bij een
druk op een app de bijbehorende app wordt
geopend, wordt bij een druk op een functieknop
in het functiescherm alleen de desbetreffende
functie geactiveerd of gedeactiveerd. Bepaalde
functies, de triggerfuncties, openen door erop te
drukken in een eigen venster.
Ga terug naar het homescherm door van rechts
naar links10 over het display te vegen of door op
de homeknop te drukken.
Gerelateerde informatie
• Deelschermen op middendisplay hanteren
(p. 114)
• Symbolen op de statusbalk van het midden-
display (p. 119)
• Instellingen openen op middendisplay
(p. 128)
• Contextuele instellingen openen op het mid-
dendisplay (p. 129)
• Gebruikershandleiding op middendisplay
(p. 17)
• Bestuurdersprofielen (p. 133)
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
• Apps (p. 508)
10 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.
113
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Deelschermen op middendisplay
hanteren
Het homescherm bestaat uit vier deelschermen:
Navigatie, Media, Telefoon en een extra deel-
scherm. Deze schermen zijn uit te vouwen.
114
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
}}
115
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Deelscherm maximaliseren of
minimaliseren
Het extra deelscherm11 en het deelscherm voor
Navigatie zijn te maximaliseren tot volledig
11 Geldt niet voor alle apps of autofuncties die via het extra deelscherm te openen zijn
116
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Functiescherm op het autofuncties. Navigeer vanuit het homescherm Verschillende soorten knoppen
middendisplay naar het functiescherm door van links naar Er zijn drie verschillende soorten knoppen voor
In het functiescherm, een van de basisschermen rechts over het display te vegen.12. autofuncties, zie hieronder:
van het middendisplay, liggen alle knoppen voor
12 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting. }}
117
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Middendisplay hanteren (p. 107)
• Navigeren in schermen op het middendisplay
(p. 110)
118
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
13 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting. }}
119
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Automodem geactiveerd.
Proces gaande.
Telefoongesprek gaande.
Klok.
120
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Toetsenbord op middendisplay
Met het toetsenbord van het middendisplay kunt
u met toetsen tekst invoeren op het scherm,
maar ook handmatig door letters en tekens "in te
tekenen" op het scherm.
Met het toetsenbord kunnen tekens, letters en
cijfers worden ingevoerd, bijv. om sms-berichten
vanuit de auto op te stellen, wachtwoorden in te
vullen en naar artikelen te zoeken in de digitale
gebruikershandleiding.
Het toetsenbord verschijnt alleen als het mogelijk
is om op het scherm te schrijven.
}}
121
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
||
De afbeelding laat een overzicht zien van een aantal van de knoppen die op het toetsenbord kunnen verschijnen. De opzet wisselt, al naar gelang de taalinstellingen en in welk
verband het toetsenbord wordt gebruikt.
122
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Regel met suggesties voor woorden of voor de eerste letter in het tekstveld. In tekst- Bij eenmaal indrukken van de bevestigingsknop
tekens14. De voorgestelde woorden worden velden die bestemd zijn voor namen of boven het toetsenbord (niet zichtbaar op de
aangepast naarmate er nieuwe letters wor- adressen begint automatisch elk woord met afbeelding) bevestigt u de ingevoerde tekst. De
den ingetypt. Blader door de suggesties door een hoofdletter. In tekstvelden waar wacht- knop ziet er verschillend uit, al naar gelang de
op de pijlen naar links en naar rechts te woorden, webadressen of e-mailadressen context.
drukken. Druk op een suggestie om deze te moeten worden ingevuld, worden alle letters
selecteren. Let erop dat deze functie niet juist klein, tenzij anderszins actief met de Varianten van een letter of een teken
door alle taalopties wordt ondersteund. De knop wordt ingesteld.
regel is dan niet zichtbaar op het toetsen- Cijferinvoer. Het toetsenbord (2) laat dan cij-
bord.
fers zien. Druk op , dat in de cijferstand
Afhankelijk van de voor het toetsenbord verschijnt in plaats van , om terug te
gekozen taal (zie punt 7) worden de beschik- keren naar het toetsenbord met letters, of op
bare tekens aangepast. Druk op een teken
om het toetsenbord met speciale
om dit in te voeren.
tekens te zien.
Afhankelijk van de situatie waarin u het
Wijzigt de taal voor de tekstinvoer, bijvoor-
toetsenbord gebruikt, heeft de knop een
beeld EN. Tekens die kunnen worden inge-
andere functie – @ (bij invoer van een e-mai-
voerd alsook suggesties voor woorden (1)
ladres) of nieuwe regel (bij normale tekstin-
veranderen al naar gelang de gekozen taal.
voer).
Om op het toetsenbord van taal te kunnen U kunt varianten van een letter of teken invoeren,
Verbergt het toetsenbord. Als dat niet moge- wisselen, moeten de talen eerst onder Instel- bijv. é of è, door op de letter of het teken te blij-
lijk is, verschijnt de knop niet. lingen worden toegevoegd. ven drukken. Er verschijnt een venster met moge-
Wordt gebruikt om met hoofdletters te schrij- Spatie. lijke varianten van de letter/het teken. Druk op de
ven. Druk eenmaal om een hoofdletter te gewenste variant. Als u geen van de varianten
schrijven en dan verder te gaan met kleine Maakt tekstinvoer ongedaan. Bij kort indruk- selecteert, wordt het oorspronkelijk gekozen let-
letters. Door nogmaals te drukken worden ken verwijdert u één teken tegelijk. Houd de ter of teken ingevoerd.
alle letters hoofdletters. Als u nog eens drukt, knop ingedrukt om meerdere tekens in snel-
wordt het toetsenbord weer ingesteld op ler tempo te verwijderen.
kleine letters. In deze stand wordt de eerste Vervangt de toetsenbordstand om in plaats
letter na een punt, uitroepteken of vraagte- daarvan handmatig letters en tekens in te
ken als hoofdletter geschreven. Dit geldt ook voeren.
123
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Gerelateerde informatie
• Taal wijzigen voor toetsenbord van midden-
display (p. 125)
• Handmatig tekens, letters of woorden invoe-
ren op middendisplay (p. 125)
• Middendisplay hanteren (p. 107)
• Berichtfuncties (p. 538)
124
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Taal wijzigen voor toetsenbord van Op het toetsenbord wisselen tussen Handmatig tekens, letters of
middendisplay verschillende talen woorden invoeren op middendisplay
Om op het toetsenbord tussen de verschillende Wanneer u in Instellingen ver- Het toetsenbord van het middendisplay biedt u
talen te kunnen wisselen, moeten de talen eerst schillende talen hebt geselec- de mogelijkheid om tekens, letters en woorden
onder Instellingen worden toegevoegd. teerd, gebruikt u knop op het in te voeren door ze met de hand op het scherm
toetsenbord om te wisselen te "tekenen".
Taal toevoegen of verwijderen in tussen de talen. Tik op de desbetreffende knop
instellingen van het toetsenbord om te wis-
Het toetsenbord is automatisch ingesteld op selen tussen het invoeren met
dezelfde taal als de systeemtaal. De taal voor het Om de taal op het toetsenbord te wijzigen met
behulp van het toetsenbord en
toetsenbord kan handmatig worden aangepast weergave van de lijst:
het handmatig tekenen van let-
zonder dat dit gevolgen heeft voor de systeem- 1. Druk lang op de knop. ters en tekens.
taal. > Er verschijnt een lijst.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm. 2. Kies de gewenste taal. Als er onder
2. Druk op Systeem Systeemtalen en - Instellingen meer dan vier talen zijn gese-
lecteerd, is het mogelijk om op het toetsen-
eenheden Toetsenbordindelingen.
bord door de lijst te bladeren.
3. Kies een of meer talen in de lijst. > Het toetsenbord wordt aangepast aan de
> Nu kunt u direct op het toetsenbord scha- gekozen taal en er worden andere sug-
kelen tussen de geselecteerde talen om gesties voor woorden gegeven.
tekst in te voeren.
Om de taal op het toetsenbord te wijzigen zonder
Als u onder Instellingen niet actief een taal hebt weergave van de lijst:
gekozen, hanteert het toetsenbord dezelfde taal
– Druk de knop kortstondig in.
als de systeemtaal van de auto.
> Het toetsenbord wordt aangepast aan de Ruimte om tekens/letters/woorden/woord-
volgende taal in de lijst, maar zonder de delen te tekenen.
lijst zelf te tonen.
Tekstveld waar suggesties voor tekens of
Gerelateerde informatie woorden15 verschijnen naargelang u deze op
• Systeemtaal wijzigen (p. 128) het scherm (1) tekent.
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121) Suggesties voor tekens/letters/woorden/
woorddelen. U kunt bladeren in de lijst.
}}
125
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Spatie. U kunt ook een spatie invoeren door Tekens/letters/woorden handmatig invoeren Tekens/letters verwijderen/wijzigen die
een verbindingsstreepje (-) te tekenen in het 1. Schrijf een teken, een letter, een woord of handmatig zijn ingevoerd
tekstveld voor handgeschreven letters (1). delen van een woord in de ruimte voor hand-
Zie de onderstaande rubriek "Spatie invoe- geschreven letters (1). Schrijf de letters of
ren in het vrije veld bij handgeschreven delen van het woord over elkaar heen of ach-
tekst". ter elkaar op één lijn.
Tekstinvoer ongedaan maken. Kort indrukken > Er verschijnt een aantal suggesties voor
om één teken/letter per keer te verwijderen. tekens, letters of woorden (3). Het meest
Wacht even voordat u opnieuw drukt om het waarschijnlijke staat bovenaan in de lijst.
volgende teken of de volgende letter te ver-
wijderen et cetera. BELANGRIJK
Teruggaan naar het toetsenbord met Wis de tekens in het tekstveld (2) door over het veld
Raak het scherm niet met scherpe voorwer- voor handgeschreven tekst (1) te vegen.
gewone tekeninvoer. pen aan om krassen te voorkomen.
Geluid bij invoer in-/uitschakelen. – Om tekens/letters te wijzigen zijn er meer-
dere alternatieven:
Toetsenbord verbergen. Als dat niet mogelijk 2. Voer het teken/de letter/het woord in door
is, verschijnt de knop niet. heel even te wachten. • Druk in de lijst (3) op de letter die of het
woord dat u eigenlijk bedoelde.
Taal voor tekstinvoer wijzigen. > Het teken/de letter/het woord boven aan
de lijst wordt ingevoerd. U kunt ook een • Druk op de knop voor het ongedaan
ander teken kiezen dat wat er boven aan maken van tekstinvoer (5) om de letter te
de lijst verschijnt. Druk op het teken, de verwijderen en begin opnieuw.
letter of het woord dat u zoekt in de lijst. Veeg horizontaal van rechts naar links16
•
over de ruimte voor handgeschreven let-
ters (1). Verwijder meerdere letters door
meerdere keren over de ruimte te vegen.
• Eenmaal drukken op het kruisje in het
tekstveld (2) neemt alle ingevoerde tekst
weg.
126
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Van regel wisselen in het vrije veld met Opzet van middendisplay Volume van systeemgeluid
handgeschreven tekst aanpassen uitschakelen of aanpassen op
U kunt de opzet van het middendisplay aanpas- middendisplay
sen door een thema te kiezen. Het volume van het systeemgeluid is op het mid-
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. dendisplay te wijzigen of uit te schakelen.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
2. Druk op My Car Displays Toon skins. het middendisplay.
3. Kies vervolgens een thema, bijv.
2. Druk op Geluid Systeemvolumes.
Minimalistic of Chrome Rings.
3. Verschuif de bediening onder
Als aanvulling hierop is het mogelijk om te kiezen
tussen Normaal en Helder. Bij Normaal is de
Aanraakgeluiden om het geluid voor het
Wissel handmatig van regel door bovenstaand teken in aantikken van het scherm te wijzigen/uit te
achtergrond op het scherm donker en zijn de tek-
te tekenen in het veld voor handgeschreven tekst17. zetten. Schuif de bediening naar het gewen-
sten licht. Dit is de standaardinstelling voor alle
Spatie invoeren in het vrije veld bij ste geluidsniveau.
thema's. Desgewenst kan een lichte variant wor-
handgeschreven tekst den gekozen, waarbij de opzet zo wordt gewijzigd Gerelateerde informatie
dat de achtergrond licht wordt en de teksten
• Overzicht van het middendisplay (p. 104)
donker. Deze instelling is bijv. handig bij fel dag-
licht. • Instellingen wijzigen op middendisplay
(p. 130)
De mogelijkheden zijn altijd beschikbaar voor de
gebruiker en zijn niet afhankelijk van de verlich- • Audio-instellingen (p. 506)
ting eromheen.
Gerelateerde informatie
• Instellingen openen op middendisplay
Voer een spatie in door van links naar rechts een (p. 128)
streepje te tekenen18.
• Middendisplay activeren en deactiveren
Gerelateerde informatie (p. 110)
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121) • Middendisplay reinigen (p. 648)
127
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
128
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie Contextuele instellingen openen op 3. Wijzig de instellingen naar wens en bevestig
• Overzicht van het middendisplay (p. 104) het middendisplay uw keuze(s).
• Instellingen wijzigen op middendisplay Via de contextuele instellingen zijn rechtstreeks Druk op Sluiten of op de fysieke homeknop op
(p. 130) vanuit het topscherm op het middendisplay het middendisplay om het instellingsscherm te
instellingen te wijzigen voor de meeste stan- sluiten.
• Instellingstypes op middendisplay (p. 131)
daardapps van de auto.
• Tabel met instellingen op middendisplay De meeste basisapps van de auto bieden deze
(p. 132) contextuele instelmogelijkheid, maar niet alle-
maal.
Gerelateerde informatie
Hoofdscherm met de knop voor contextuele instellingen. • Instellingen openen op middendisplay
De standaardapps van de auto, zoals FM-radio (p. 128)
en USB, maken deel uit van Sensus en behoren • Overzicht van het middendisplay (p. 104)
tot de geïntegreerde autofuncties. De instellingen • Instellingen resetten op middendisplay
voor deze apps kunnen rechtstreeks op het (p. 131)
hoofdscherm van het middendisplay worden
gewijzigd. • Apps downloaden (p. 509)
129
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
130 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
}}
131
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
132 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
}}
* Optie/accessoire. 133
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
134
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Bestuurdersprofiel kiezen (p. 134)
• Toetsenbord op middendisplay (p. 121)
135
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Transpondersleutel koppelen aan 2. Druk op Systeem 5. Kies Sleutel koppelen om het profiel aan
bestuurdersprofiel Bestuurdersprofielen. de sleutel te koppelen. Het is niet mogelijk
U kunt uw sleutel koppelen aan een bestuurder- om een bestuurdersprofiel te koppelen aan
3. Markeer het gewenste profiel. Op het display een andere sleutel dan de momenteel in de
sprofiel. Op die manier wordt telkens automa- verschijnt het startscherm opnieuw. Het pro-
tisch het bestuurdersprofiel met alle bijbeho- auto gebruikte sleutel. Als er meerdere sleu-
fiel Gast kan niet aan een sleutel worden tels in de auto zijn, verschijnt de tekst Meer
rende instellingen geselecteerd als de auto gekoppeld.
wordt gebruikt met die specifieke transponder- dan één sleutel gevonden, pak de
sleutel. 4. Open het hoofdscherm weer en tik op sleutel die u met de back-uplezer wilt
Instellingen Systeem verbinden.
De eerste keer dat de transpondersleutel wordt
Bestuurdersprofielen Profiel
gebruikt, is deze nog niet gekoppeld aan een
bewerken.
specifiek bestuurdersprofiel. Bij het starten van
de auto wordt automatisch het profiel Gast
geactiveerd.
Het is mogelijk om handmatig een bestuurder-
sprofiel te kiezen zonder dit aan de sleutel te
koppelen. Bij ontgrendeling van de auto wordt
het laatst gehanteerde bestuurdersprofiel geacti-
veerd. Als de sleutel eenmaal gekoppeld is aan Positie back-uplezer in de tunnelconsole.
een bestuurdersprofiel, hoeft u bij gebruik van > Als de tekst Profiel gekoppeld aan
deze sleutel geen bestuurdersprofiel meer te kie- sleutel verschijnt, zijn de sleutel en het
zen. bestuurdersprofiel aan elkaar gekoppeld.
Transpondersleutel koppelen aan een 6. Druk op OK.
bestuurdersprofiel > De huidige sleutel is daarmee gekoppeld
Kies eerst het profiel dat u aan de sleutel wilt aan het bestuurdersprofiel en blijft gekop-
koppelen, voor zover het te koppelen profiel niet peld zolang het hokje voor Sleutel
al actief is. Het actieve profiel is vervolgens aan koppelen is aangevinkt.
de sleutel te koppelen.
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
het middendisplay.
136
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Meldingen op middendisplay hanteren
(p. 138)
• Opgeslagen middendisplaymeldingen hante-
ren (p. 138)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)
137
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Gerelateerde informatie
• Melding op het middendisplay (p. 137)
• Opgeslagen middendisplaymeldingen hante-
ren (p. 138)
• Melding op bestuurdersdisplay (p. 100)
138
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
}}
* Optie/accessoire. 139
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Cruisecontrol
Navigatie
Verkeersborden
Bepaalde symbolen kunnen korte tijd op het
head-updisplay verschijnen, zoals:
Licht het waarschuwingssymbool op -
lees de waarschuwingsmelding op het
bestuurdersdisplay.
De grafische voorstelling voor City Safety knippert om
Licht het informatiesymbool - lees de uw aandacht te trekken.
melding op het bestuurdersdisplay.
Gerelateerde informatie
• Head-updisplay* activeren en deactiveren
(p. 141)
• Head-updisplay* reinigen (p. 649)
140 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Lichtsterkte verhogen
Positie verhogen
Positie verlagen
}}
* Optie/accessoire. 141
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Bevestigen Stembediening19
De lichtsterkte van de grafische voorstellingen U kunt bepaalde functies van de mediaspeler,
wordt automatisch afgestemd op de heersende een via Bluetooth aangesloten telefoon, de kli-
lichtomstandigheden. De lichtsterkte van het maatregeling en Volvo’s navigatiesysteem* met
head-updisplay hangt tevens af van de gehan- stemcommando’s te bedienen.
teerde lichtsterkte voor de overige displays in de
Stemcommando's zorgen voor extra gebruiksge-
auto.
mak en voorkomen dat u wordt afgeleid, zodat u
De hoogte is op te slaan in de geheugenfunctie zich concentreren richten op het rijden, op de
van de elektrisch bedienbare voorstoel*. weg en op de verkeerssituatie.
142 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
De stembediening vindt plaats in de vorm van Stembediening gebruiken20 Voorbeelden van stembediening
een dialoog; de gebruiker zegt commando's en Druk op de stuurknop voor Tik op , zeg "Bel [Voornaam]
krijgt een verbale reactie van het systeem. De [Achternaam] [nummercategorie]" - het
stembediening om de
stembediening maakt gebruik van dezelfde gekozen contact uit het telefoonboek bellen. Als
werking te activeren en een
microfoon als apparaten die via Bluetooth zijn er meerdere telefoonnummers (zoals thuis,
dialoog met stemcommando's
verbonden en geeft antwoord via de luidsprekers mobiel, werk) voor het contact bestaan, moet u
te starten.
in de auto. In sommige gevallen verschijnt tevens ook de juiste categorie noemen.
een tekstmelding op het bestuurdersdisplay. De
functies worden aangestuurd met de rechter Aandachtspunten: Tik dus op en zeg "Bel Robyn Smith
stuurknoppenset en instellingen doet u via het Mobiel".
middendisplay.
• Spreek met een normale stem in een nor-
maal tempo. Commando's/zinnen
Systeemupdate • Wacht met spreken, totdat het systeem klaar De volgende commando's zijn altijd mogelijk:
Het systeem voor stembediening wordt voortdu- is met antwoorden (zolang het systeem ant-
rend verder verbeterd. Voor optimale functionali- woordt, werkt de stembediening namelijk
• "Herhaal" - de laatst gegeven steminstruc-
teit kunt u op support.volvocars.com updates tie van de actieve dialoog herhalen.
niet).
downloaden. • "Annuleer" - de dialoog annuleren.
• Vermijd achtergrondgeluiden in het interieur
Gerelateerde informatie door portieren, ruiten en panoramadak* dicht • "Help" - een hulpdialoog starten. Het sys-
te houden. teem antwoordt met commando's die in de
• Stembediening gebruiken (p. 143)
actuele situatie gebruikt kunnen worden, een
• Stembediening telefoon (p. 144) U kunt de stembediening als volgt beëindigen:
vraag of een voorbeeld.
• Stembediening radio en media (p. 145) • Zeg "Annuleer". Commando's voor specifieke functies, zoals de
• Stembediening klimaat (p. 200) • Druk lang op de stuurknop voor stembedie- telefoon en de radio, staan beschreven in de des-
betreffende artikelen.
• Instellingen voor stembediening (p. 145) ning .
Om de commandodialoog te verkorten en sys-
teemvragen over te slaan voordat het volgende
commando wordt aangegeven, kunt u wanneer
het systeem spreekt de stuurknop voor stembe-
diening indrukken.
* Optie/accessoire. 143
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
144 * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
Stembediening radio en media23 • "FM Radio" - FM-radio starten. Instellingen voor stembediening25
Hier volgen commando's voor stembediening • "AM Radio" - AM-radio starten. Hier kiest u de instellingen voor de stembedie-
van radio en mediaspeler. • "DAB" - DAB-radio* starten. ning.
Druk op en zeg een van de volgende com- Instellingen Systeem Stembediening
• "Tv" - tv*24-weergave starten.
mando's:
• "CD" - cd*-weergave starten. U kunt instellingen verrichten ten aanzien van het
• "Media" - start een dialoog voor media en
radio en geeft voorbeelden van commando's • "USB" - USB-weergave starten. volgende:
weer. • "iPod" - iPod-weergave starten. • Stemcommando herhalen
• "Speel [artiest]" - muziek afspelen van • "Bluetooth" - weergave vanaf een media- • Geslacht
gekozen artiest. bron met Bluetooth-verbinding starten.
• Spreeksnelheid
• "Speel [tracknaam]" - gekozen track • "Vergelijkbare muziek" - muziek op via de
afspelen. USB-poort aangesloten eenheden spelen Audio-instellingen
• "Speel [tracknaam] van [album]" - geko- die op de weergegeven muziek lijkt. Kies audio-instellingen onder:
zen track van gekozen album afspelen.
Gerelateerde informatie Instellingen Geluid Systeemvolumes
• "Speel [Tv-zendernaam]" - gekozen tv- • Stembediening (p. 142) Stembediening
zender*24 starten.
• Stembediening gebruiken (p. 143)
• "Speel [radiokanaal]" - gekozen radioka-
• Stembediening telefoon (p. 144) Taalinstellingen
naal starten. Stembediening is niet voor alle talen mogelijk. De
• Stembediening klimaat (p. 200)
• "Stem af op [frequentie]" - gekozen radio- beschikbare talen voor stembediening zijn in de
frequentie starten op actieve radioband. Als • Instellingen voor stembediening (p. 145)
talenlijst aangegeven met een pictogram, .
op dat moment geen radiobron actief is,
wordt standaard de FM-band ingeschakeld. Een eventuele taalwijziging geldt ook voor de
menu-, display- en hulpteksten.
• "Stem af op [frequentie]
[frequentieband]" - gekozen radiofrequen- Instellingen Systeem Systeemtalen
tie starten op gekozen radioband.
en -eenheden Systeemtaal
• "Radio" - FM-radio starten.
* Optie/accessoire. 145
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
|| Gerelateerde informatie
• Stembediening (p. 142)
• Stembediening gebruiken (p. 143)
• Stembediening telefoon (p. 144)
• Stembediening klimaat (p. 200)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Audio-instellingen (p. 506)
• Systeemtaal wijzigen (p. 128)
146
VERLICHTING
VERLICHTING
148 * Optie/accessoire.
VERLICHTING
* Optie/accessoire. 149
VERLICHTING
Beladingssituatie Duim-
wielstand
Alleen bestuurder. 0
Bestuurder en voorpassagier. 0
Bestuurder en voorpassagier. 1
Drie passagiers achterin.
150
VERLICHTING
}}
151
VERLICHTING
Gerelateerde informatie
De draairing van de stuurhendel in stand AUTO.
• Verlichtingsbediening (p. 148)
Met de draairing op de stuurhendel in stand
• Contactslotstanden (p. 432)
wordt het dimlicht ook automatisch geacti-
• Dimlicht (p. 152)
veerd in de volgende gevallen:
• Dagrijlichtlamp/stadslichtlamp vóór vervan-
gen (p. 629) • u activeert de mistlampen voor*
• u activeert het mistachterlicht
• u activeert de mistlampen voor en het mist-
achterlicht
152 * Optie/accessoire.
VERLICHTING
Groot licht gebruiken tie deactiveren door de stuurhendel naar Automatisch groot licht
Het groot licht is te bedienen met de linker achteren te halen. Automatisch groot licht is een systeem dat met
stuurhendel. Het groot licht is de felste verlich- een camerasensor boven aan de voorruit de
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het
tingsfunctie op de auto en dient tijdens ritten in koplampen van tegenliggers of de achterlichten
het donker te worden gebruikt om het zicht te symbool op het bestuurdersdisplay. van voorliggers registreert en automatisch over-
verbeteren, zolang u tegenliggers niet verblindt. schakelt van groot licht naar dimlicht.
Gerelateerde informatie
• Verlichtingsbediening (p. 148)
• Automatisch groot licht (p. 153)
• Grootlichtlamp vervangen (p. 629)
153
VERLICHTING
|| Deactiveren van automatisch groot licht wanneer bundel dat rechtstreeks op de tegenliggers/voor- Als dit symbool samen met de melding
het groot licht aanstaat, leidt ertoe dat er direct liggers gericht is wordt gedimd. Actief grootlicht Tijdelijk niet
wordt overgeschakeld op dimlicht. beschikbaar op het bestuurdersdis-
Wanneer automatisch groot licht geactiveerd is, play verschijnt, moet u handmatig over-
schakelen tussen groot licht en dimlicht. Deson-
licht het symbool op het bestuurdersdis- danks kan de draairing van de stuurhendel in
play wit op.
stand staan. Het symbool dooft,
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het wanneer deze melding verschijnt.
symbool blauw. Bij led-koplampen geldt dit ook
bij gedeeltelijk groot licht, dat wil zeggen zodra Hetzelfde geldt als dit symbool samen
de lichtbundel iets sterker brandt dan het geval is met de melding Voorruitsensor
bij dimlicht. Sensor afgedekt, zie handleiding
verschijnt.
Auto met halogeenkoplampen
Automatisch groot licht is mogelijk tijdelijk niet
Wanneer de camerasensor geen invallend licht
beschikbaar, zoals in dichte mist of bij zware
van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de Adaptatiefunctie: Dimlicht recht vooruit in de richting van
tegenliggers, maar groot licht aan weerszijden van de regenval. Wanneer automatisch groot licht weer
verlichting enkele seconden later weer over naar
tegenliggers. beschikbaar is of als de voorruitsensoren niet
groot licht.
langer geblokkeerd zijn, verdwijnt de melding en
Auto met led6-koplampen* Wanneer de camerasensor geen invallend licht
van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de gaat het symbool branden.
Wanneer bij automatisch groot licht met automa-
verlichting enkele seconden later weer over naar
tische in-/uitschakeling7 de camerasensor geen
volledig groot licht. WAARSCHUWING
invallend licht van voor-/tegenliggers meer waar-
neemt, schakelt de verlichting enkele seconden Beperkingen van het automatisch groot licht Actief groot licht is een systeem dat u helpt
later weer over naar groot licht. De camerasensor waar de functie gebruik van om in ongunstige omstandigheden de opti-
maakt kent beperkingen. male verlichting te kiezen.
Bij automatisch groot licht met adaptatiefunctie7 Als bestuurder bent u echter altijd verplicht
blijft in tegenstelling tot wat er gebeurt bij de om handmatig te wisselen tussen groot licht
standaarddimfunctie dat deel van de lichtbundel en dimlicht, als dat gezien de verkeerssituatie
dat naast tegen- of voorliggers valt op grootlicht- en/of weersgesteldheid vereist is.
sterkte branden – alleen dat deel van de licht-
154 * Optie/accessoire.
VERLICHTING
155
VERLICHTING
Actieve bochtverlichting* De functie is alleen actief bij een zwakke verlich- Mistlampen voor/bochtverlichting*
Actieve bochtverlichting is ontworpen om in ting overdag of in het donker en alleen, wanneer De mistlampen voor branden feller dan de dim-
bochten en op kruisingen voor maximale verlich- de auto rijdt of het dimlicht is ontstoken. lichten, zodat ze extra effectief zijn bij mist.
ting te zorgen. Een auto met led8-koplampen* Functie deactiveren/activeren
kan afhankelijk van het uitrustingsniveau van de U kunt de functie die bij aflevering vanuit de
auto zijn uitgerust met actieve bochtverlichting. fabriek geactiveerd is via het functiescherm op
het middendisplay deactiveren/activeren:
Druk op de knop Actieve
bochtverlichting.
156 * Optie/accessoire.
VERLICHTING
* Optie/accessoire. 157
VERLICHTING
Gerelateerde informatie
• Remlichten (p. 158) Knop voor alarmlichten.
158
VERLICHTING
* Optie/accessoire. 159
VERLICHTING
Interieurverlichting Automatische bediening voor interieurverlich- • blijft 2 minuten branden, als een van de por-
Het interieur is uitgerust met diverse soorten ver- ting tieren openstaat.
lichtingsfuncties voor een betere rijbeleving. Zo Leeslampje rechterzijde
is voorzien in leeslampjes, dashboardkastverlich-
Plafondverlichting achterin*
Leeslampjes In het achterste deel van de auto zitten leeslamp-
ting en grondverlichting.
De leeslampjes links of rechts doet u aan of uit jes, die ook als interieurverlichting dienen.
Alle verlichting in het interieur is handmatig in en
uit te schakelen binnen 5 minuten nadat: door kort op de bijbehorende knop op de pla-
fondconsole te drukken. De lichtsterkte is aan te
• de auto is afgezet en het elektrische sys-
passen door de knop ingedrukt te houden.
teem in contactslotstand 0 staat
Interieurverlichting
• de auto ontgrendeld is zonder dat deze is
De vloerverlichting en plafondverlichting zijn in en
gestart.
uit te schakelen door de bijbehorende knop op
Plafondverlichting voorin de plafondconsole kort in te drukken.
Automatische bediening voor
interieurverlichting
De automatische verlichting is te activeren door
de AUTO-knop op de plafondconsole kort in te
drukken. Met de automatische verlichting geacti-
Leeslampjes boven de achterbank.
veerd brandt het led-lampje in de knop en de
interieurverlichting gaat branden en dooft zoals
hieronder vermeld.
De interieurverlichting:
• gaat branden, wanneer de auto wordt ont-
grendeld en wanneer deze wordt uitgescha-
Knoppen op plafondconsole voor bediening leeslampjes keld
en interieurverlichting voorin.
• dooft, wanneer de auto wordt gestart en
Leeslampje linkerzijde wanneer deze wordt vergrendeld
Interieurverlichting • wordt in- en uitgeschakeld bij het openen of
sluiten van een portier
160 * Optie/accessoire.
VERLICHTING
Verlichting in bagageruimte len met behulp van het duimwiel op het dash-
De bagageruimteverlichting wordt bij het openen board.
en sluiten van de achterklep automatisch in- en
uitgeschakeld. Gerelateerde informatie
• Interieurverlichting aanpassen (p. 162)
Sierverlichting • Verlichtingsbediening (p. 148)
De omringende sierverlichting gaat branden bij
het openen van de portieren en dooft bij het ver- • Contactslotstanden (p. 432)
grendelen van de auto. De sterkte van de sierver- • Auto-interieur (p. 590)
lichting is aan te passen op het middendisplay en
tevens fijn af te stemmen met het duimwiel op
het instrumentenpaneel.
Een auto met panoramadak* is voorzien van twee lamp-
jes: aan beide zijden van het plafond één.
Sfeerverlichting*
De auto is uitgerust met een aantal leds waar-
De leeslampjes zijn in en uit te schakelen met mee de kleur van de verlichting te veranderen is.
een korte druk op de knop van het lampje. De Deze verlichting brandt, wanneer de auto is inge-
lichtsterkte is aan te passen door de knop inge- schakeld. De sterkte van de sfeerverlichting is
drukt te houden. aan te passen op het middendisplay en tevens
fijn af te stellen met het duimwiel op het dash-
Verlichting dashboardkastje
board.
De verlichting in het dashboardkastje wordt in-
en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van Verlichting in portiervakken
de klep van het kastje. De verlichting in de opbergvakken van portieren
gaat branden bij het openen van de portieren en
Spiegelverlichting zonneklep* dooft bij het vergrendelen van de auto. De licht-
De verlichting van de spiegel in de zonneklep
sterkte is fijn af te stellen met behulp van het
wordt bij het openen en sluiten van het spiegel-
duimwiel op het dashboard.
klepje in- en uitgeschakeld.
Verlichting van bekerhouder voor in
Grondverlichting*
tunnelconsole
De grondverlichting wordt in- en uitgeschakeld
De verlichting van de bekerhouder voorin gaat
bij het openen of sluiten van het desbetreffende
branden bij ontgrendeling van de auto en dooft
portier.
bij vergrendeling. De lichtsterkte is fijn af te stel-
* Optie/accessoire. 161
VERLICHTING
162 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
1 Geldt niet voor de voorruit en het panoramadak*, die altijd van gelaagd glas zijn en daarom dit symbool niet hebben.
164 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
* Optie/accessoire. 165
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
166
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
Bediening is tevens mogelijk met behulp van de • Resetprocedure voor de inklembeveiliging Achteruitkijkspiegel en
transpondersleutel, passieve opening* via de por- (p. 165) buitenspiegels
tiergreep of de knop voor centrale vergrendeling. • Passief vergrendelen en ontgrendelen* De achteruitkijkspiegel en de buitenspiegels die-
(p. 266) nen om u een beter zicht naar achteren te
WAARSCHUWING • Vergrendelen en ontgrendelen met trans- geven.
Let erop dat kinderen of andere inzittenden pondersleutel (p. 243) Achteruitkijkspiegel
niet bekneld raken wanneer u alle ruiten tege-
lijkertijd sluit via: • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin- De achteruitkijkspiegel is eenvoudig te verstellen
nenzijde van de auto (p. 269) door deze handmatig in een bepaalde stand te
• passief sluiten* kantelen. De achteruitkijkspiegel is mogelijk uit-
• de knop voor centrale vergrendeling gerust met HomeLink*, autodimfunctie* en kom-
• de transpondersleutel. pas*.
Buitenspiegels
N.B.
Om het pulserende windgeluid te verminde- WAARSCHUWING
ren als de beide achterruiten open staan, kunt Beide spiegels zijn gebogen voor optimaal
u de voorste ruiten ook een stukje openen. zicht. Voorwerpen kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
* Optie/accessoire. 167
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
1. Activeer de dimfunctie door het hendeltje De achteruitkijkspiegel is voorzien van twee sen-
naar u toe te halen. soren (één aan de voorkant en één aan de ach-
terkant) die samenwerken om hinderlijke lichtin-
2. Deactiveer de dimfunctie door het hendeltje val te identificeren en te verhelpen. De sensor
naar de voorruit toe te duwen. aan de voorkant registreert omgevingslicht, terwijl
Bij een spiegel met autodimfunctie ontbreekt het de sensor aan de achterkant de koplampen van
hendeltje voor handmatig dimmen. achterliggers registreert.
168 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
De buitenspiegels zijn alleen uitgerust met auto- Buitenspiegels kantelen 2. U kunt de stand afstellen met het hendeltje
dimfunctie als ook de achteruitkijkspiegel is voor- Voor optimaal zicht naar achteren moet u de bui- in het midden.
zien van iets dergelijks. tenspiegels verstellen. U beschikt over meerdere 3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampje
automatische instellingen die tevens te koppelen mag niet langer branden.
N.B. zijn aan de geheugenfunctie van de elektrisch
Als de sensoren door bijvoorbeeld parkeerver- bedienbare bestuurdersstoel*. In neutrale stand terugzetten
Spiegels die uit positie zijn geraakt door invloe-
gunningen, transponders, zonnekleppen of Bedieningsknoppen voor den van buitenaf, moeten eerst elektrisch in de
voorwerpen op de achterbank of in de baga-
buitenspiegels gebruiken neutrale stand worden teruggezet zodat het elek-
geruimte dusdanig worden gehinderd dat er
trisch in- en uitklappen weer correct werkt.
geen licht op de sensoren valt, gelden er
beperkingen voor de autodimfunctie van de 1. Klap de spiegels in door de knoppen L en R
achteruitkijkspiegel en buitenspiegels. tegelijkertijd in te drukken.
2. Klap ze weer uit door de knoppen L en R
Gerelateerde informatie tegelijkertijd in te drukken.
• Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
3. Herhaal de bovenstaande procedure zo
(p. 167)
nodig.
• Buitenspiegels kantelen (p. 169)
De spiegels staan daarmee weer in de neutrale
stand.
}}
* Optie/accessoire. 169
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
|| Klap de spiegels uit door de knoppen L en R 2. Druk op My Car Spiegels en Comfort. Panoramadak*
tegelijkertijd in te drukken. De spiegels stoppen Het panoramadak is verdeeld in twee glasseg-
automatisch, als ze volledig zijn uitgeklapt. 3. Kies onder Buitenspiegel kantelen bij
achteruit voor Uit, Bestuurder, Passagier menten. Het voorste kan aan de achterkant verti-
caal (ventilatiestand) of horizontaal (open stand)
Kantelen bij parkeren3 of Beide om te activeren/deactiveren en om
worden geopend. Het achterste is een vast dak-
De buitenspiegels zijn omlaag te kantelen zodat te kiezen welke buitenspiegel moet worden
glas.
u bijvoorbeeld tijdens het parkeren de kant van gekanteld.
de weg kunt zien. Het panoramadak is voorzien van een wind-
Automatische inklapfunctie bij scherm alsook een zonnescherm, dat gemaakt is
– Schakel de achteruitversnelling in en druk op vergrendelen* van geperforeerd textiel en onder het glazen dak
de knop L of R. Wanneer u de auto vanaf de transpondersleutel zit, voor extra bescherming tegen bijvoorbeeld
Let erop dat u de knop mogelijk 2 keer moet vergrendelt/ontgrendelt worden de buitenspie- fel zonlicht.
indrukken, als de kantelfunctie al was geacti- gels automatisch in- of uitgeklapt.
veerd. Wanneer de buitenspiegel omlaaggekan- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
teld is, knippert de knop. Wanneer u de auto uit van het middendisplay.
de achteruitversnelling haalt, keert de buitenspie-
gel zo'n 3 seconden later automatisch terug naar 2. Druk op My Car Spiegels en Comfort.
de oorspronkelijke stand (die de spiegel na zo'n 3. Kies Spiegel inklappen bij vergrendelen
8 seconden bereikt). om te activeren/deactiveren.
Automatisch kantelen bij parkeren3 Gerelateerde informatie
Dankzij deze instelling kantelen de buitenspie- • Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
gels automatisch omlaag bij inschakeling van de (p. 167)
achteruitversnelling. De omlaaggekantelde stand
is vooraf ingesteld en valt niet aan te passen. Het • Dimfunctie van spiegels aanpassen (p. 168)
is mogelijk om de buitenspiegel direct terug te • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
Het panoramadak en het zonnescherm zijn te
laten keren naar de oorspronkelijke stand door 2 bedienbare voorstoel* (p. 184)
bedienen met een bedieningsknop aan het pla-
keer op de knop L of R te drukken. • Elektrische achterruit- en buitenspiegelver- fond.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm warming activeren en deactiveren (p. 221)
van het middendisplay.
170 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
* Optie/accessoire. 171
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
4 De comfortstand is een stand waarbij het dak zover geopend is dat rijwind- en resonantiegeluiden op een aangenaam laag niveau liggen.
172 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
N.B. Het zonnescherm beweegt automatisch mee, als 3. Panoramadak maximaal openen – duw de
u het panoramadak vanuit de ventilatiestand sluit. bedieningsknop een derde maal naar ach-
Bij handmatige opening is het panoramadak teren naar de stand voor handmatig openen.
pas te openen, wanneer het zonnescherm Panoramadak volledig openen en
volledig geopend is. Bij de omgekeerde pro- sluiten via bediening aan plafond Sluit het dak door de voorgaande procedure in
cedure moet het panoramadak eerst volledig omgekeerde volgorde te doorlopen – duw de
dichtstaan, voordat het zonnescherm hele- bedieningsknop nu echter vooruit/omlaag naar
maal kan worden gesloten. de stand voor handmatig sluiten.
Volautomatische bediening
Openen en sluiten, ventilatiestand 1. Zonnescherm helemaal openen – duw de
bedieningsknop naar achteren naar de stand
voor automatisch openen en laat de knop
weer los.
2. Panoramadak openen tot in comfortstand –
duw de bedieningsknop een tweede maal
naar achteren naar de stand voor automa-
tisch openen en laat de knop weer los.
Bediening, stand voor handmatige bediening 3. Panoramadak maximaal openen – duw de
Bediening, stand voor automatische bedie- bedieningsknop een derde maal naar ach-
ning teren naar de stand voor automatisch ope-
nen en laat de knop weer los.
Handmatige bediening
Ventilatiestand, achterkant verticaal opengekanteld. 1. Zonnescherm openen – duw de bedienings- Sluit het dak door de voorgaande procedure in
knop achteruit naar de stand voor handmatig omgekeerde volgorde te doorlopen – duw de
Open het dak door de bedieningsknop een-
openen. bedieningsknop nu echter vooruit/omlaag naar
maal omhoog te duwen.
de stand voor automatisch sluiten.
Sluit het dak door de bedieningsknop een- 2. Panoramadak openen tot in comfortstand –
maal omlaag te duwen. duw de bedieningsknop een tweede maal
Bij activering van de ventilatiestand wordt het naar achteren naar de stand voor handmatig
voorste glassegment aan de achterzijde openge- openen.
kanteld. Als het zonnescherm helemaal dichtstaat
bij activering van de ventilatiestand, wordt het
automatisch zo'n 50 mm (2 inch) geopend.
}}
173
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
|| Volautomatische bediening - snel openen of Automatische sluiting van • Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher-
sluiten zonnescherm van panoramadak* men (p. 164)
Het panoramadak en het zonnescherm zijn tege- Dankzij deze functie sluit het zonnescherm als • Passief vergrendelen en ontgrendelen*
lijkertijd te openen of sluiten: de auto bij warm weer geparkeerd staat automa- (p. 266)
tisch 15 minuten na vergrendeling. Dit gebeurt
– Openen – duw de bedieningsknop tweemaal • Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
naar achteren naar de stand voor automa- om de interieurtemperatuur te verlagen en de pondersleutel (p. 243)
tisch openen en laat de knop weer los. autobekleding te beschermen tegen verkleuring
door de zon. • Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
– Sluiten – duw de bedieningsknop tweemaal U kunt de functie die bij aflevering vanuit de nenzijde van de auto (p. 269)
naar voren/onderen naar de stand voor auto- fabriek gedeactiveerd is via het middendisplay
matisch openen en laat de knop weer los. activeren of deactiveren.
Gerelateerde informatie 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
• Panoramadak* (p. 170) het middendisplay.
• Automatische sluiting van zonnescherm van 2. Druk op My Car Vergrendeling.
panoramadak* (p. 174)
Kies Zonnescherm automatisch sluiten
• Inklembeveiliging op ruiten en zonnescher- om te activeren/deactiveren.
men (p. 164)
• Passief vergrendelen en ontgrendelen* N.B.
(p. 266)
Ook het zonnescherm sluit, wanneer alle rui-
• Vergrendelen en ontgrendelen met trans- ten worden gesloten via:
pondersleutel (p. 243)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin- • passief sluiten*
nenzijde van de auto (p. 269) • de knop voor centrale vergrendeling
• de transpondersleutel.
Gerelateerde informatie
• Panoramadak* (p. 170)
• Panoramadak* bedienen (p. 172)
174 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
BELANGRIJK
Controleer voordat u de wissers activeert of
de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of
eventuele sneeuw- en ijsresten op voor- en
achterruit zijn verwijderd.
Rechter stuurhendel.
Duimwiel, wordt gebruikt om de gevoeligheid BELANGRIJK
van de regensensor en de wissnelheid in te
stellen. Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de
wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit
Enkele slag moet nat zijn als de ruitenwissers werken.
Haal de hendel omlaag en laat deze weer
los om de wissers een enkele wisslag te Gerelateerde informatie
laten maken.
• Regensensor gebruiken (p. 176)
Ruitenwissers uitgeschakeld • Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
Haal de hendel naar stand 0 om de rui- (p. 178)
tenwissers uit te schakelen. • Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179)
* Optie/accessoire. 175
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
Regensensor activeren
Om de regensensor te kunnen activeren motor
de motor draaien of het elektrische systeem in
176 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
* Optie/accessoire. 177
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
Gereduceerde sproeifunctie
Wanneer er nog zo'n 1 liter (1 qt) sproeiervloei-
stof in het reservoir zit en op het bestuurdersdis-
play de melding Sproeiervloeistof Niveau
laag, bijvullen verschijnt in combinatie met het
symbool , worden de koplampen niet langer
schoongesproeid. Dit omdat de sproeifunctie van
de voorruit en een goed zicht door de voorruit de
voorrang hebben. De koplampen worden alleen
Sproeifunctie, rechter stuurhendel. schoongesproeid als het groot licht of dimlicht is
ingeschakeld.
– U activeert de sproeiers van de voorruit en
de koplampen door de rechter stuurhendel Gerelateerde informatie
naar het stuurwiel toe te trekken. • Regensensor gebruiken (p. 176)
> Nadat u de hendel hebt losgelaten maken • Automatische activering achterruitwisser bij
de ruitenwissers op de voorruit nog achteruitrijden (p. 179)
enkele slagen.
• Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
sers* (p. 176)
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
(p. 177)
• Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
178 * Optie/accessoire.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
}}
* Optie/accessoire. 179
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
180
STOELEN EN STUURWIEL
STOELEN EN STUURWIEL
Handmatig bediende voorstoel Zet de hele stoel hoger/lager door de hand- • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen greep omhoog/omlaag te bewegen. dersstoel* (p. 189)
verschillende instelmogelijkheden. Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan
door aan de knop te draaien.
WAARSCHUWING
Stel de stand van de bestuurdersstoel in voor-
dat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden.
Controleer of de stoel vergrendeld staat om
letsel te voorkomen bij hard afremmen of een
aanrijding.
Gerelateerde informatie
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
Zet de voorkant van de zitting hoger/lager*
door deze omhoog/omlaag te pompen.1 • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184)
Wijzig de zitlengte* door de hendel omhoog
te trekken en de zitting met de hand vooruit/ • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
achteruit te bewegen. stoel gebruiken (p. 185)
Zet de stoel vooruit/achteruit door de hand- • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
greep omhoog te tillen en de juiste afstand aanpassen (p. 187)
tot het stuurwiel en de pedalen in te stellen. • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
Controleer of de stoel na het verstellen in de len (p. 187)
nieuwe stand geblokkeerd staat.
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
Pas de lendensteun* aan door op de knop stoel* (p. 186)
omhoog/omlaag/vooruit/achteruit te druk-
ken.
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
182 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
Elektrisch bedienbare voorstoel* • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel Elektrisch bedienbare voorstoel*
Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen aanpassen (p. 187) verstellen
verschillende instelmogelijkheden. De elektrisch • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel- Stel de gewenste zitpositie in met de handgreep
bedienbare stoel is naar voren/achteren en len (p. 187) op het zitgedeelte van de voorstoel. Druk op de
omhoog/omlaag te zetten. De voorkant van de knop omhoog/omlaag om de multifunctionele
• Instellingen voor massagefunctie van voor-
zitting is te verhogen/verlagen en in de lengte* te stoel* (p. 186) bediening te activeren en de verschillende com-
verstellen en de hellingshoek van de rugleuning fortfuncties in te stellen.
is te wijzigen. De lendensteun kan omhoog/ • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
omlaag/vooruit/achteruit worden versteld. • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
De elektrisch bedienbare stoelen zijn voorzien • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
van een beveiliging tegen overbelasting, die dersstoel* (p. 189)
geactiveerd wordt als een van de stoelen door
een obstakel wordt geblokkeerd. Als dat het
geval is, neemt u het obstakel weg en bedient de
stoel opnieuw.
Tot enige tijd nadat u het portier hebt ontgren-
deld blijft het mogelijk de stoel te verstellen, ook
al draait de motor niet. De stoel is altijd te ver-
stellen, wanneer de motor draait. Dat kan ook
nog enige tijd na het afzetten van de motor. Druk op de knop omhoog/omlaag* om de
multifunctionele bediening te activeren en de
Gerelateerde informatie verschillende comfortfuncties in te stellen.
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
Zet de voorkant van de zitting hoger/lager
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen door de handgreep omhoog/omlaag te
(p. 183) bewegen.
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Zet de hele stoel hoger/lager door de hand-
bedienbare voorstoel* (p. 184) greep omhoog/omlaag te bewegen.
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
stoel gebruiken (p. 185)
}}
* Optie/accessoire. 183
STOELEN EN STUURWIEL
|| Zet de hele stoel naar voren/achteren door Geheugenfunctie instellen voor 2. Houd de M-knop ingedrukt. Het controle-
de handgreep naar voren/achteren te bewe- elektrisch bedienbare voorstoel* lampje in de knop brandt.
gen. De geheugenfunctie slaat instellingen op voor 3. Druk binnen drie seconden op een van de
Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan de stoel, de buitenspiegels en het head-updis- knoppen 1 of 2 en houd deze ingedrukt.
door de handgreep naar voren/achteren te play*. > Wanneer de standen zijn opgeslagen
bewegen. onder de geheugenknop van uw keuze,
Met de geheugenfunctie kunt u twee verschil-
U kunt slechts één verstelfunctie van de stoel klinkt er een akoestisch signaal en dooft
lende instellingen opslaan. De knoppenset van
tegelijk activeren (vooruit/achteruit/omhoog/ het controlelampje in de knop M.
de geheugenfunctie zit op een van de voorportie-
omlaag).
ren of op allebei*. Als u niet binnen drie seconden een van de
De ruggedeelten van de voorstoelen zijn niet geheugenknoppen indrukt, dooft het controle-
helemaal neer te klappen. lampje in de knop M en worden de standen niet
vastgelegd.
Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) Om een andere instelling vast te leggen moet u
de stoel eerst verstellen.
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch Gerelateerde informatie
bedienbare voorstoel* (p. 184) • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
stoel gebruiken (p. 185) • Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel (p. 183)
aanpassen (p. 187) • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
Knop M voor vastlegging van de instellings-
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel- stoel gebruiken (p. 185)
len (p. 187) set.
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
Geheugenknop
• Instellingen voor massagefunctie van voor- aanpassen (p. 187)
stoel* (p. 186) Geheugenknop • Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188) len (p. 187)
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) Instelling vastleggen • Instellingen voor massagefunctie van voor-
1. Zet de stoel, buitenspiegels en het head- stoel* (p. 186)
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
updisplay in de gewenste stand.
dersstoel* (p. 189) • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
184 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
}}
* Optie/accessoire. 185
STOELEN EN STUURWIEL
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) Instellingen voor massagefunctie • Snelheid: kies uit Langzaam, Normaal en
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur- van voorstoel* Snel.
dersstoel* (p. 189) Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele Massagefunctie herstarten
bediening* op de stoel als het middendisplay De massagefunctie wordt na 20 minuten auto-
gebruiken. De verschillende instellingen verschij- matisch uitgeschakeld. De functie is handmatig
nen op het middendisplay. te herstarten.
– Tik op Hrstart op het middendisplay om de
gekozen massagefunctie te herstarten.
> De massagefunctie start opnieuw. Wan-
neer u niets doet, verschijnt de melding
op het hoofdscherm.
Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183)
Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge-
deelte van de stoel.
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184)
Instellingen voor massagefunctie • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
Voor de massagefunctie hebt u de keuze uit de stoel gebruiken (p. 185)
volgende instellingen:
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
• Aan/Uit: kies Aan/Uit om de massagefunc- aanpassen (p. 187)
tie in/uit te schakelen.
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
• Programma 1–5: Er zijn 5 vooraf ingestelde len (p. 187)
massageprogramma's. Kies uit Golf, Loop, • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188)
Geavanc., Lenden en Schouder.
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
• Intensiteit: kies uit Laag, Normaal en
Hoog. • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
dersstoel* (p. 189)
186 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
* Optie/accessoire. 187
STOELEN EN STUURWIEL
|| 2. Kies Kussenverl. op het stoelverstellings- Zijsteunen* voorstoel instellen 2. Kies Zijsteunen op het stoelverstellings-
scherm. Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele scherm.
• Druk op de voorkant van de (ronde) vier- bediening* op de stoel als het middendisplay • Druk op de voorkant van de vierwegknop
wegknop om het zitkussen te verlengen. gebruiken. De verschillende instellingen verschij- voor meer zijsteun .
nen op het middendisplay.
• Druk op de achterkant van de vierweg- • Druk op de achterkant van de vierweg-
knop om het zitkussen te verkorten. knop voor minder zijsteun.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) • Handmatig bediende voorstoel (p. 182)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) • Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183)
• Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen • Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen
(p. 183) (p. 183)
• Geheugenfunctie instellen voor elektrisch • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch
bedienbare voorstoel* (p. 184) bedienbare voorstoel* (p. 184)
• Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare • Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare
stoel gebruiken (p. 185) stoel gebruiken (p. 185)
• Instellingen voor massagefunctie* voorstoel Multifunctionele bediening, op de zijkant van het zitge- • Instellingen voor massagefunctie* voorstoel
aanpassen (p. 187) deelte van de stoel.
aanpassen (p. 187)
• Instellingen voor massagefunctie van voor- De zijsteunen van de rugleuning zijn te verstellen
• Verlengbaar zitkussen van voorstoel verstel-
stoel* (p. 186) voor steun in de zij. len (p. 187)
• Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 188) Zo verstelt u de zijsteun: • Instellingen voor massagefunctie van voor-
• Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189) 1. Activeer de multifunctionele bediening door stoel* (p. 186)
• Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur- de knop omhoog/omlaag te draaien . Het • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 189)
dersstoel* (p. 189) stoelverstellingsscherm verschijnt op het • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuur-
middendisplay. dersstoel* (p. 189)
188 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
Lendensteun* voorstoel instellen 2. Kies Lenden op het stoelverstellingsscherm. Passagiersstoel verstellen vanaf
Activeer de multifunctionele bediening* door de • Druk de (ronde) vierwegknop omhoog/ bestuurdersstoel*
knop omhoog/omlaag te draaien. Het stoelver- omlaag om de lendensteun hoger/lager De voorste passagiersstoel is vanaf de bestuur-
stellingsscherm verschijnt op het middendisplay. te zetten. dersstoel te verstellen.
• Druk op de voorkant van de vierwegknop Functie activeren
voor meer lendensteun. De functie is te activeren via het functiescherm
• Druk op de achterkant van de vierweg- op het middendisplay:
knop voor minder lendensteun.
Druk op de knop
Gerelateerde informatie Passagierstoel aanpassen
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) om te activeren.
}}
* Optie/accessoire. 189
STOELEN EN STUURWIEL
Hele passagiersstoel naar voren/achteren • Zet lange voorwerpen tijdens het vervoer
altijd goed vast om schade/letsel te voor-
zetten door de handgreep naar voren/
komen als er snel geremd moet worden.
achteren te bewegen.
Hellingshoek van het ruggedeelte van de • Zet altijd de motor af en activeer de par-
keerrem bij het in- en uitladen van de
passagiersstoel aanpassen door de hand-
auto.
greep naar voren/achteren te bewegen.
• Zet bij auto's met automatische transmis-
Gerelateerde informatie sie de keuzehendel in de stand P om te
• Handmatig bediende voorstoel (p. 182) voorkomen dat u de keuzehendel per
• Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 183) ongeluk verzet.
190 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
BELANGRIJK Bij een auto met elektrisch omklapbare achter- U kunt de rugleuning als volgt handmatig
stoelen* zitten knoppen in de bagageruimte. De omklappen:
Klap de middenarmsteun* op alvorens de rugleuningen zijn ook handmatig om te klappen.
stoel neer te klappen.
Bij een auto met Privacy locking moet het ski- WAARSCHUWING
luik zijn gesloten alvorens de stoel neer te Let erop dat mensen niet het risico lopen
klappen. bekneld te raken bij het automatisch neer-
klappen van de achterbank. Omdat dit bij het
indrukken van de knop automatisch plaats-
N.B. vindt, mag zich niemand op of te dicht in de
U moet mogelijk de voorstoelen naar voren buurt van de achterbank bevinden.
zetten en/of de rugleuningen rechtop zetten
om de ruggedeelten van de achterbank volle- De achterstoelen zijn alleen om te klappen, wan-
dig naar voren te kunnen klappen. neer de auto stilstaat en de achterklep openstaat.
Om de rugleuning elektrisch om te klappen: 1. Klap de middelste hoofdsteun handmatig om
Rugleuning omklappen 1. Zorg dat er zich geen mensen of voorwerpen .
Auto met elektrische omklapfunctie op de achterbank bevinden.
2. Trek de handgreep aan het ruggedeelte van
2. Klap de middelste hoofsteun handmatig om. de linker of rechter achterstoel naar voren
3. Houd de knop voor het omklappen ingedrukt. .
De knoppen zijn gemarkeerd met L en R voor 3. De rugleuning wordt ontgrendeld en klapt
respectievelijk de linker en rechter rugleu- automatisch om tot in horizontale stand.
ning.
4. De rugleuning wordt automatisch omgeklapt
tot in horizontale stand. Ook de hoofdsteu-
nen klappen automatisch om.
}}
* Optie/accessoire. 191
STOELEN EN STUURWIEL
|| Auto zonder elektrische omklapfunctie Bij het omklappen van het rechter rugge- WAARSCHUWING
De achterbank bestaat uit twee delen: deelte moet u de hoofdsteun van de middel-
ste zitplaats vrijgeven en lager zetten. Controleer of de rugleuningen en hoofdsteu-
• De rechter zitplaats en de middelste zitplaats nen van de achterbank na het rechtop zetten
zijn tegelijkertijd om te klappen. Trek de blokkeerhandgreep van het rug- goed vergrendeld zijn.
• De linker zitplaats is apart om te klappen. gedeelte omhoog en klap het ruggedeelte Bij vervoer van achterpassagiers moeten de
om. De pal voor de hoofdsteunen beweegt hoofdsteunen op de buitenste zitplaatsen
bij het omklappen van het ruggedeelte auto- altijd omhoog staan.
matisch omhoog. Een rode markering bij de
pal geeft aan dat het ruggedeelte niet Rugleuning rechtop zetten
langer geblokkeerd staat. U zet de rugleuning handmatig weer rechtop.
1. Zet de rugleuning handmatig rechtop/naar
N.B. achteren.
Bj het neerklappen van de ruggedeelten moet 2. Druk de rugleuning verder totdat deze ver-
u de hoofdsteunen mogelijk iets naar voren grendelt.
halen om te voorkomen dat ze in contact
komen met het zitgedeelte. 3. De hoofdsteun moet handmatig rechtop wor-
den gezet.
Houd voor het rechtop zetten de omgekeerde 4. Pas de stand van de hoofdsteun op de mid-
volgorde aan. delste zitplaats zo nodig aan.
Gerelateerde informatie
WAARSCHUWING • Hoofdsteunen achterbank verstellen
Als de rugleuning is teruggeklapt, mag de (p. 193)
rode indicatie niet langer zichtbaar zijn. Als
deze toch zichtbaar is, is de rugleuning niet
vergrendeld.
192
STOELEN EN STUURWIEL
}}
* Optie/accessoire. 193
STOELEN EN STUURWIEL
WAARSCHUWING
Klap de buitenste hoofdsteunen niet om, als
er passagiers op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING
De hoofdsteunen moeten na het rechtop zet-
ten in de vergrendelde stand staan.
Knoppensets en paddles* op stuurwiel.
Buitenste hoofdsteunen achterbank Bediening voor rijhulp2.
handmatig omklappen
Bij een auto met elektrisch neerklapbare achter- Paddle* voor handmatig schakelen bij een
bank* zijn de hoofdsteunen op de buitenste zit- automatische versnellingsbak.
plaatsen handmatig om te klappen met de knop Bediening voor stembediening, verstellen van
boven op de ruggedeelten, zie afbeelding . Bij head-updisplay plus menu-, meldings- en
een auto zonder elektrisch neerklapbare achter- Gerelateerde informatie telefoonfuncties.
bank kunt u de hoofdsteunen op de buitenste zit- • Rugleuning achterbank omklappen (p. 190)
plaatsen omklappen met de knop boven op de
ruggedeelten, zie afbeelding .
194 * Optie/accessoire.
STOELEN EN STUURWIEL
Stuurslot activeren
Wanneer u de auto van de buitenzijde vergren-
delt en de motor is uitgeschakeld, wordt het
stuurslot geactiveerd. Als u de auto onvergren-
deld achterlaat, wordt na verloop van korte tijd
automatisch het stuurslot geactiveerd.
Stuurslot opheffen
De claxon zit in het midden van het stuurwiel.
Wanneer u de auto van de buitenzijde ontgren-
Gerelateerde informatie delt, wordt het stuurslot gedeactiveerd. Als de
• Stuurslotfout (p. 195) auto niet vergrendeld staat, hoeft u terwijl de Het stuurwiel is in diepte en hoogte te verstellen.
transpondersleutel in de aanwezig is alleen de
• Stuurwiel instellen (p. 195)
startknop rechtsom te draaien om het stuurslot Hoe de stuurverstelling in zijn werk gaat hangt af
op te heffen. van de vraag of de auto wel of niet is uitgerust
met een knie-airbag3.
Gerelateerde informatie
• Bedieningselementen op stuurwiel en claxon WAARSCHUWING
(p. 194)
Stel het stuurwiel vóór vertrek in en zet deze
• Stuurwiel instellen (p. 195) vast. Het stuur mag tijdens het rijden nooit
worden ingesteld.
195
STOELEN EN STUURWIEL
196
KLIMAAT
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Klimaatzones (p. 198) Klimaatzones bij klimaatregeling met 4 zones.
198 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Klimaatsensoren Bij het Interior Air Quality System* is er ook een Gevoelstemperatuur
De klimaatregeling beschikt over enkele senso- luchtkwaliteitssensor, die in de luchtinlaat van de De klimaatregeling regelt het autoklimaat op
ren voor de regeling van het autoklimaat. klimaatregeling zit. basis van de gevoelstemperatuur en niet de wer-
kelijke temperatuur.
Positie van de sensoren Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198) De ingestelde interieurtemperatuur komt overeen
• Interior Air Quality System* (p. 202) met de gevoelstemperatuur op basis van de
heersende omstandigheden in en rond de auto
wat buitentemperatuur, luchtsnelheid, luchtvoch-
tigheidsgraad, ingestraalde warmte en dergelijke
betreft.
Het systeem beschikt over een zonnesensor die
de stand van de zon registreert. Daardoor kan de
temperatuur van de lucht uit de blaasmonden
links en rechts afwijken, ondanks dat de tempe-
ratuurknoppen voor de beide zijden in dezelfde
stand staan.
Vochtsensor - in de voetafdekking van de
achteruitkijkspiegel. Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
Buitentemperatuursensor - in de rechter bui-
tenspiegel.
Zonnesensor - boven op het dashboard.
N.B.
Bedek of blokkeer de sensoren niet met kle-
dingstukken of andere voorwerpen.
* Optie/accessoire. 199
KLIMAAT
200 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Materiaal in de passagiersruimte
Het interieur werd dusdanig vormgegeven dat het
gerieflijk en comfortabel is - ook voor mensen
met contactallergieën of astma.
De gebruikte materialen zijn erop geselecteerd
de hoeveelheid stof in de passagiersruimte te
beperken, zodat de passagiersruimte gemakkelij-
ker schoon te houden is.
De vloerbekleding in zowel de passagiersruimte
als de bagageruimte is eenvoudig te verwijderen
en schoon te maken.
De indicator staat in het klimaatveld op het
Gebruik de door Volvo geadviseerde schoon-
middendisplay.
maakmiddelen en autoverzorgingsproducten voor
het reinigen van het interieur. De indicator staat in het klimaatveld, wanneer
het klimaatscherm niet geopend is.
Luchtreinigingssysteem Als niet is voldaan aan de voorwaarden, verschijnt
Los van het interieurfilter dragen ook Clean Zone de tekst Clean Zone in het wit. Wanneer is vol-
Interior Package* en het luchtkwaliteitssysteem daan aan alle voorwaarden, verandert de kleur
Interior Air Quality System* bij aan een hoge van de tekst in blauw.
luchtkwaliteit in de auto.
Op de volgende voorwaarden wordt gecontro-
Gerelateerde informatie leerd:
• Klimaatregeling (p. 198) • Alle portieren en de achterklep staan dicht.
• Clean Zone* (p. 201) • Alle zijruiten en panoramadak* staan dicht.
• Clean Zone Interior Package* (p. 202) • Het luchtkwaliteitssysteem Interior Air Quality
• Interior Air Quality System* (p. 202) System* is geactiveerd.
}}
* Optie/accessoire. 201
KLIMAAT
|| • De interieurventilator is geactiveerd. Clean Zone Interior Package* Interior Air Quality System*
• De luchtrecirculatie is gedeactiveerd. Clean Zone Interior Package (CZIP) omvat een Het Interior Air Quality System (IAQS) ontdoet
aantal aanpassingen om stoffen die aanleiding de binnenkomende lucht van gassen en stof-
N.B. kunnen geven tot allergieën en/of astma uit het deeltjes om zo hinderlijke geurtjes en verontreini-
interieur te weren. gingen in de passagiersruimte te beperken.
Clean Zone geeft niet per se aan dat de IAQS maakt deel uit van Clean Zone Interior
luchtkwaliteit goed is, maar duidt er alleen op Het volgende is inbegrepen: Package (CZIP) en ontdoet de lucht in de passa-
dat is voldaan aan de voorwaarden voor een
goede luchtkwaliteit.
• Een geavanceerde ventilatorfunctie die aan- giersruimte van verontreinigingen in de vorm van
slaat, wanneer de auto via de transponder- stofdeeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en
sleutel wordt ontgrendeld. De ventilator vult laaghangend ozon.
Gerelateerde informatie het interieur op die manier met verse lucht. Als de luchtkwaliteitssensor van het systeem
• Luchtkwaliteit (p. 201) De functie start als dat nodig is en stopt na registreert dat de buitenlucht vervuild is, wordt de
bij het openen van een van de portieren. Bij
• Clean Zone Interior Package* (p. 202) luchtinlaat gesloten en de luchtrecirculatie geac-
inactiviteit wordt de functie na enige tijd tiveerd.
• Interior Air Quality System* (p. 202) automatisch beëindigd. De tijd dat de ventila-
• Interieurfilter (p. 203) torfunctie werkt zal langzaam maar zeker
N.B.
korter worden, totdat de auto 4 jaar oud is.
Voor de beste lucht in het interieur moet de
• Het volautomatische luchtkwaliteitssysteem
Interior Air Quality System (IAQS). luchtkwaliteitssensor altijd zijn ingeschakeld.
In een koud klimaat is de recirculatie beperkt
Gerelateerde informatie om het beslaan van de ruiten te voorkomen.
• Luchtkwaliteit (p. 201)
Schakel bij condens de elektrische verwar-
• Clean Zone* (p. 201)
ming van de voorruit, zijruiten en achterruiten
• Interior Air Quality System* (p. 202) in.
• Interieurfilter (p. 203)
Gerelateerde informatie
• Luchtkwaliteitssensor* activeren en deactive-
ren (p. 203)
• Luchtkwaliteit (p. 201)
• Clean Zone* (p. 201)
202 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Luchtkwaliteit (p. 201)
• Clean Zone* (p. 201)
• Clean Zone Interior Package* (p. 202)
• Interior Air Quality System* (p. 202)
* Optie/accessoire. 203
KLIMAAT
204 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
205
KLIMAAT
|| Blaasmonden richten
Gerelateerde informatie
• Luchtverdeling (p. 204)
• Luchtverdeling aanpassen (p. 204)
• Tabel met luchtverdelingsstanden (p. 207)
206
KLIMAAT
De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen. Er komt een bepaalde hoeveel- Gaat condens- en ijsvorming tegen (om dat te
heid lucht uit de overige blaasmonden. realiseren mag de ventilatorstand niet te laag
zijn).
De meeste lucht komt uit de blaasmonden in het dashboard. Er komt een bepaalde Voor voldoende koeling bij warm weer.
hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden.
De meeste lucht komt uit de blaasmonden bij de vloer. Er komt een bepaalde hoeveel- Voor verwarming of koeling van de voeten-
heid lucht uit de overige blaasmonden. ruimte.
}}
207
KLIMAAT
|| Luchtverdeling Doel
De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en blaasmonden in het dash- Voor voldoende comfort bij warm en droog
board. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. weer.
De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en de blaasmonden bij de vloer. Voor voldoende comfort en ontwaseming bij
Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. koud en vochtig weer.
De meeste lucht komt uit de blaasmonden in het dashboard en de blaasmonden bij de Voor voldoende comfort bij zonnig weer en
vloer. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. matige buitentemperaturen.
De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen, de blaasmonden in het dash- Voor een gebalanceerd comfort in het interieur.
board en de blaasmonden bij de vloer.
208
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Luchtverdeling (p. 204)
• Blaasmonden openen, sluiten en richten
(p. 205)
• Luchtverdeling aanpassen (p. 204)
209
KLIMAAT
210 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
* Optie/accessoire. 211
KLIMAAT
|| Klimaatregelingsbediening achter op bediening* en de knop voor schermontgrende- • Ventilatorstand achterin* regelen (p. 223)
de tunnelconsole* ling. • Temperatuur synchroniseren (p. 226)
Na ontgrendeling zijn vanuit het klimaatpaneel • Airconditioning activeren en deactiveren
ook de ventilatorstand en temperatuur te wijzigen (p. 227)
en verschijnen alle gekozen klimaatinstellingen.
Het scherm wordt automatisch vergrendeld na
enige tijd van inactiviteit.
Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
• Elektrische voorstoelverwarming* activeren
en deactiveren (p. 213)
• Elektrische stoelverwarming achter* active-
ren en deactiveren (p. 214)
Bediening voor elektrische achterbankver-
warming*. • Stoelventilatie voor* activeren en deactiveren
(p. 215)
Ventilatorbediening voor achterin.
• Elektrische stuurverwarming* activeren en
Temperatuurregeling voor achterin. deactiveren (p. 216)
212 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Elektrische voorstoelverwarming* 2. Druk meerdere keren op de knop voor de Automatische inschakeling van
activeren en deactiveren elektrische stoelverwarming om de vier stan- elektrische stoelverwarming voorin*
De stoelverwarming is te activeren om het com- den te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en activeren en deactiveren
fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, Laag. De stoelverwarming is te activeren om het com-
wanneer het koud is. > Na wijziging van de stand geeft de knop fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen,
de ingestelde stand aan. wanneer het koud is.
U kunt instellen of de automatische inschakeling
WAARSCHUWING van elektrische stoel-/achterbankverwarming bij
het starten van de motor al dan niet geactiveerd
Een elektrisch verwarmde stoel mag niet wor-
den gebruikt door personen die niet goed moet zijn. Met automatische inschakeling geacti-
kunnen voelen dat de temperatuur toeneemt veerd zal de elektrische verwarming starten bij
of die om een andere reden moeilijkheden een lage omgevingstemperatuur.
hebben om de elektrisch verwarmde stoel te 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op
bedienen. Er kunnen dan namelijk brandwon-
den ontstaan. het middendisplay.
2. Tik op Klimaat.
Gerelateerde informatie 3. Kies Niveau aut. verwarming
Stuur- en stoelknoppen in het klimaatveld. • Klimaatregelingsbediening (p. 210) bestuurdersstoel en Niveau aut.
1. Druk op de stuur-/stoelknop voor de linker of • Automatische inschakeling van elektrische verwarming passagiersstoel om automa-
rechter zone in het klimaatveld op het mid- stoelverwarming voorin* activeren en deacti- tische inschakeling van de elektrische ver-
dendisplay om de bediening voor de stoelen veren (p. 213) warming van de bestuurdersstoel en passa-
en het stuurwiel te openen. giersstoel te activeren/deactiveren.
Als de auto niet is uitgerust met stoelventila- 4. Kies na activering van de functie uit de
tie of elektrische stuurverwarming staat de niveaus Laag, Gemiddeld of Hoog.
knop voor elektrische stoelverwarming direct
in het klimaatveld. Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
• Elektrische voorstoelverwarming* activeren
en deactiveren (p. 213)
* Optie/accessoire. 213
KLIMAAT
Elektrische stoelverwarming achter* Elektrische stoelverwarming achterin Met klimaatregeling met 4 zones*:
activeren en deactiveren activeren en deactiveren vanaf de
De stoelverwarming is te activeren om het com- achterstoelen
fort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, Met klimaatregeling met 2 zones:
wanneer het koud is.
214 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Gerelateerde informatie Stoelventilatie voor* activeren en 2. Druk meerdere keren op de knop voor de
• Klimaatregelingsbediening (p. 210) deactiveren elektrische stoelventilatie om de vier standen
De stoelventilatie is in te schakelen voor bijvoor- te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en
beeld een groter comfort bij warm weer. Laag.
Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatoren in > Na wijziging van de stand geeft de knop
de zittingen en de rugleuningen die lucht door de de ingestelde stand aan.
bekleding heen aanzuigen. Naarmate de lucht in
het interieur kouder is, neemt het koelingseffect Gerelateerde informatie
toe. Het systeem is te activeren, wanneer de • Klimaatregelingsbediening (p. 210)
motor loopt.
* Optie/accessoire. 215
KLIMAAT
216 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
N.B.
Het is mogelijk om de temperatuur en de
Knop voor automatische klimaatregeling op klimaat- ventilatorstand te wijzigen zonder deactivering
scherm. Luchtrecirculatieknop op klimaatscherm.
van de automatische klimaatregeling. De
1. Open het klimaatscherm op het middendis- automatische klimaatregeling wordt gedeacti- 1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play. veerd wanneer de luchtverdeling handmatig play.
wordt gewijzigd of wanneer max. ontwase-
2. Druk op Recirc..
ming wordt geactiveerd.
> De luchtrecirculatie wordt geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
Gerelateerde informatie dooft.
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
BELANGRIJK
Als de lucht in de auto te lang recirculeert,
beslaat mogelijk de binnenzijde van de ruiten.
* Optie/accessoire. 217
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Luchtrecirculatie activeren en deactiveren
(p. 217)
218 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
219
KLIMAAT
N.B.
Aan de beide uiteinden van de voorruit zitten
driehoekige gebieden zonder elektrische ver-
warming, zodat het ontdooien daar mogelijk
langer duurt.
220 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Elektrische voorruitverwarming* activeren en
deactiveren (p. 220) Fysieke knop op de middenconsole.
– Druk op de knop.
> De elektrische achterruit- en buitenspie-
gelverwarming worden geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
dooft.
}}
* Optie/accessoire. 221
KLIMAAT
222
KLIMAAT
N.B.
De klimaatregeling past de luchtstroom zo
nodig automatisch aan, wat betekent dat de
ventilatorsnelheid kan veranderen ondanks
dat de ventilatorstand ongewijzigd is.
Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Ventilatorregeling op klimaatpaneel achter op tunnel-
console.
Ventilatorstandknoppen op tabblad Klimaat achter op
klimaatscherm. 2. Druk op de gewenste ventilatorstand: 1 - 5.
1. Open het klimaatscherm op het middendis- > De ventilatorstand wordt aangepast,
play en kies het tabblad Klimaat achter. waarna de knop voor de gekozen stand
gaat branden.
2. Druk op de gewenste ventilatorstand: 1 - 5.
De ventilatorstand voor de achterbank is te N.B.
deactiveren met een druk op Klimaat
De ventilatorstand voor achterin is niet in te
tweede rij. stellen, als de ventilatorstand voor voorin is
> De ventilatorstand wordt aangepast, ingesteld op Off.
waarna de knop voor de gekozen stand
gaat branden. De ventilatorstand voor achterin is alleen uit
te schakelen via het klimaatscherm op het
middendisplay.
}}
* Optie/accessoire. 223
KLIMAAT
Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Temperatuurregeling.
2. Regel de temperatuur door:
N.B.
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoe-
len te versnellen door een hogere/lagere
temperatuur te kiezen dan die eigenlijk
gewenst is.
224
KLIMAAT
Temperatuurregeling.
3. Regel de temperatuur door:
• de bediening naar de gewenste tempera-
tuur te slepen
• op +/− te drukken om de temperatuur in
Temperatuurknoppen op tabblad Klimaat achter op kli- stapjes te verhogen/verlagen.
maatscherm.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
1. Open het klimaatscherm op het middendis- de knop de ingestelde temperatuur aan-
play en kies het tabblad Klimaat achter. geeft.
2. Druk op de temperatuurknop voor de linker Temperatuur achterin regelen vanaf
of rechter zone om de regeling te openen. achterstoelen
1. Druk op de ontgrendelingsknop op het kli-
maatpaneel van de tunnelconsole om toe-
gang te krijgen tot de bediening.
}}
* Optie/accessoire. 225
KLIMAAT
226
KLIMAAT
N.B.
Het is niet mogelijk de airconditioning te acti-
veren, wanneer de ventilatorknop in stand Off
staat.
Gerelateerde informatie
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
Airconditioningknop op klimaatscherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play.
2. Druk op AC.
> De airconditioning wordt geactiveerd/
gedeactiveerd en de knop gaat branden/
dooft.
Bij een actieve airconditioning bepaalt de Preconditioning en handhaving klimaatcomfort worden
klimaatregeling op basis van de behoefte aangestuurd vanaf tab Parkeerverwarming op het kli-
automatisch de tijdstippen voor in- en uit- maatscherm op het middendisplay.
schakeling.
Gerelateerde informatie
• Klimaatregeling (p. 198)
• Preconditioning* (p. 228)
}}
* Optie/accessoire. 227
KLIMAAT
N.B.
Bij preconditioning van het interieur gaat het
erom de auto te verwarmen tot een behaag-
lijke temperatuur te brengen en tot de op de
klimaatregeling ingestelde temperatuur.
228 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
• Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij • Preconditioning* (p. 228) • een tijdstip op een of meer dagen van de
inschakeling van de verwarming worden • Timerinstelling voor preconditioning* week, voor eenmalige of terugkerende acti-
uitlaatgassen geproduceerd. (p. 229) vering.
6 Bepaalde markten.
* Optie/accessoire. 229
KLIMAAT
Timerinstelling voor 3. Druk op Timer toevoegen. 7. Druk op Bevestig om het ingestelde tijdstip
preconditioning* toevoegen en > Er verschijnt een pop-upvenster. toe te voegen.
bewerken > Het ingestelde tijdstip wordt toegevoegd
De timer voor preconditioning kan tot 8 verschil- N.B. aan de lijst en geactiveerd.
lende tijdstippen hanteren.
Het is niet mogelijk om meer tijdstippen te
programmeren, als er al 8 timerinstellingen WAARSCHUWING
Tijdstip toevoegen
bestaan. Om een nieuw tijdstip te kunnen Gebruik preconditioning niet als de auto is
toevoegen moet u eerst een ouder tijdstip uitgerust met verwarming*:
verwijderen. • Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij
inschakeling van de verwarming worden
4. Druk op Datum om een tijdstip in te stellen uitlaatgassen geproduceerd.
voor een bepaalde datum. • Op plekken met brandbaar of licht ont-
Druk op Dagen om een tijdstip in te stellen vlambaar materiaal in de buurt. Brandstof,
voor een of meer dagen van de week. gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke
kunnen ontbranden.
Met Dagen: Activeer/deactiveer de repe-
teerfunctie door het vakje voor Wekelijks • Wanneer het risico bestaat dat de uitlaat
van de verwarming is geblokkeerd. Een
herhalen aan/uit te vinken.
pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan
De knop voor tijdstip toevoegen op het tabblad 5. Met Datum: Kies een datum voor de pre- bijvoorbeeld de afvoer van de verwarming
Parkeerverwarming op het klimaatscherm.
conditioning door met de pijltoetsen in de onmogelijk maken.
1. Open het klimaatscherm op het middendis- datumlijst te bladeren. Let erop dat de preconditioning kan starten
play. op grond van een eerder geprogrammeerd
Met Dagen: Kies een dag van de week voor
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming. de preconditioning door op de knoppen voor timertijdstip.
de dagen van de week te drukken.
Ingesteld tijdstip bewerken
6. Stel het tijdstip in dat de preconditioning
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
moet zijn afgerond door te bladeren met de
play.
pijltoetsen op de klok.
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.
230 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
* Optie/accessoire. 231
KLIMAAT
232 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
N.B.
Handhaving klimaatcomfort wordt uitgescha-
keld als de auto van buitenaf wordt vergren-
deld om niet onnodig restwarmte te gebrui-
ken. De functie dient om het klimaatcomfort
te behouden, wanneer u en/of passagiers in
de auto achterblijven.
Gerelateerde informatie
• Klimaatcomfort bij parkeren* (p. 232)
Knop voor handhaving klimaatcomfort op tab
Parkeerverwarming op klimaatscherm.
1. Open het klimaatscherm op het middendis-
play.
2. Kies het tabblad Parkeerverwarming.
3. Druk op Handhaaf klimaatcomfort.
> Handhaving klimaatcomfort wordt inge-
schakeld/uitgeschakeld en de knop gaat
branden/dooft.
* Optie/accessoire. 233
KLIMAAT
Standklimatisering Parkeerklimaat is tijdelijk defect. Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met een werk-
Tijdelijk niet beschikbaar plaatsA op het systeem te laten controleren.
Standklimatisering Het parkeerklimaat is niet te activeren wanneer het brandstofpeil te gering is voor inschakeling van
de standverwarming*. Vul de brandstoftank bij.
Niet beschikbaar, te laag brandstof-
niveau
Standklimatisering Het parkeerklimaat is niet te activeren, wanneer de ladingsgraad van de startaccu te gering is voor
inschakeling van de standverwarming*. Laad de startaccu bij.
Niet beschikbaar Laadniveau te laag
Gerelateerde informatie
• Parkeerklimaat* (p. 227)
234 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
* Optie/accessoire. 235
KLIMAAT
236 * Optie/accessoire.
KLIMAAT
N.B.
Wanneer de verwarming actief is, kan er rook
uit de wielkast rechtsvoor komen. Ook is er
wellicht een dof geluid hoorbaar. Achter in de
auto is ook een tikkend geluid vanuit de
brandstofpomp waar te nemen. Dit is volko-
men normaal.
N.B.
Zorg dat er voldoende brandstof in de tank
van de auto zit voor het geval u de extra ver-
warming moet inschakelen.
* Optie/accessoire. 237
KLIMAAT
N.B.
Volvo adviseert u om de automatische start
van de extra verwarming uit te schakelen tij-
dens korte ritten.
Gerelateerde informatie
• Extra verwarming* (p. 237)
238 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Indicatie exterieur
Vergrendeling
• Bij vergrendeling knipperen de alarmlichten
van de auto eenmaal en daarnaast worden
de buitenspiegels ingeklapt1.
Ontgrendelen
• Bij ontgrendeling knipperen de alarmlichten De slot- en alarmindicatie op het dashboard laat de sta-
van de auto tweemaal en daarnaast worden tus van het vergrendelingssysteem zien.
Vergrendelingsknoppen met led in voorportier.
de buitenspiegels uitgeklapt1. Een keer lang knipperen betekent dat de auto
Als de led in de desbetreffende vergrendelings-
Om aan te geven dat de auto vergrendeld is, vergrendeld is. Kort pulserend knipperen geeft
knop van de voorportieren brandt, betekent dit
moeten alle portieren, de achterklep en de aan dat de auto vergrendeld is.
dat alle portieren zijn vergrendeld. Als er een por-
motorkap dichtstaan. Als er wordt vergrendeld Overige indicaties tier wordt geopend, gaat het lampje in beide por-
terwijl alleen het bestuurdersportier dichtstaat2, Ook de Follow Me Home-verlichting en de tieren uit.
vindt er vergrendeling plaats maar er wordt pas Approach-verlichting geven een indicatie van de
aangegeven dat er vergrendeling heeft plaatsge- vergrendeling en ontgrendeling.
vonden nadat alle portieren, de achterklep en de
motorkap dichtstaan.
240 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
}}
* Optie/accessoire. 241
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Passieve vergrendeling en ontgrendeling Knoppen op transpondersleutel achterklep. Bij auto's met elektrische achter-
(Passive Entry*) van de portieren, achterklep en klepbediening* is de klep automatisch te
tankvulklep is ook een optie. De sleutel heeft een openen bij lang indrukken. De klep is ook te
bereik van zo'n 1,5 meter (5 voet) rond het sluiten door lang indrukken - er klinken waar-
bestuurdersportier en zo'n 1 meter (3 voet) rond schuwingssignalen.
de achterklep. Paniekfunctie - bestemd om in noodgeval-
Bij passief starten in combinatie met passieve len de aandacht van anderen te trekken. Als
vergrendeling en ontgrendeling mag de trans- u de knop ten minste 3 seconden lang inge-
pondersleutel zich overal in het interieur of de drukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3
bagageruimte bevinden, zonder dat dit van seconden indrukt, worden de richtingaanwij-
invloed is op het starten van de auto. zers, de interieurverlichting en de claxon
geactiveerd. U kunt deze functie met
De transpondersleutels die bij de auto worden
dezelfde toets weer uitschakelen, als de
geleverd zijn elk afzonderlijk te koppelen aan een
De transpondersleutel heeft vier knoppen – een aan de functie minimaal 5 seconden actief geweest
bestuurdersprofiel met unieke instellingen voor linker- en drie aan de rechterzijde. is. Anders wordt deze functie na zo'n 3 minu-
de auto. Bij gebruik van een transpondersleutel
Vergrendelen – Bij eenmaal indrukken ten automatisch uitgeschakeld.
die gekoppeld is aan bepaald bestuurdersprofiel,
hanteert de auto de instellingen die bij dat profiel worden alle portieren, de achterklep en de
passen. tankvulklep vergrendeld en wordt het alarm* WAARSCHUWING
geactiveerd.
Als iemand in de auto achterblijft, moet u bij
Transpondersleutel zonder knoppen Bij lang indrukken worden alle ruiten en het het verlaten van de auto altijd de elektrisch
(Key Tag) panoramadak* tegelijkertijd gesloten. bedienbare ruiten en het panoramadak*
Bij auto's met passieve vergrendeling en ont- stroomloos maken door de transpondersleutel
Ontgrendelen – Bij eenmaal indrukken
grendeling* wordt ook een wat kleinere en lich- mee te nemen.
worden alle portieren, de achterklep en de
tere sleutel zonder knoppen (Key Tag) geleverd. tankvulklep ontgrendeld en wordt het alarm
De sleutel werkt op dezelfde manier als de regu- gedeactiveerd.
liere transpondersleutel wat de passieve vergren-
deling en ontgrendeling3 betreft. De sleutel heeft Bij lang indrukken worden alle ruiten tegelij-
echter geen uitneembare sleutelblad en de bat- kertijd gesloten4.
terij is niet te vervangen. Achterklep - Ontgrendelt alleen de achter-
klep en deactiveert de alarmfunctie voor de
3 De sleutel is waterdicht tot een diepte van zo'n 10 meter (30 feet) gedurende 60 minuten, zodat de sleutel zich leent voor gebruik in en om het water.
4 De doorluchtfunctie is onder te meer te gebruiken om de auto bij warm weer snel te luchten.
242 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
}}
* Optie/accessoire. 243
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
244
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Achterklep ontgrendelen met 1. Druk op de knop op de transponder- 2. Met de optie elektrische achterklepbedie-
transpondersleutel sleutel. ning* -
Met een knop op de transpondersleutel is het > De slot- en alarmindicatie op het dash- Druk lang (zo'n 1,5 seconde) op de knop
mogelijk alleen de achterklep te ontgrendelen. board dooft om aan te geven dat het van de transpondersleutel
alarm niet voor alle delen van de auto is
> De achterklep wordt ontgrendeld en
ingeschakeld.
geopend, terwijl de portieren vergrendeld
De hellingssensor en bewegingsmelder blijven en het alarm op de portieren actief
alsmede de sensoren in de opening van blijft.
de achterklep worden buiten werking
gesteld. Gerelateerde informatie
• Vergrendelen en ontgrendelen met trans-
De achterklep wordt ontgrendeld maar pondersleutel (p. 243)
blijft dichtstaan, terwijl de portieren ver-
grendeld blijven en het alarm op de por- • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en
tieren actief blijft. sluiten (p. 273)
* Optie/accessoire. 245
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
246 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Batterij in transpondersleutel De batterij in de transpondersleutel zonder knop- Sleutel openen en batterij vervangen
vervangen pen6 (Key Tag) kan niet worden vervangen - een
Vervang de batterij in de transpondersleutel nieuwe sleutel is te bestellen bij een erkende
wanneer deze leeg is. Volvo-werkplaats.
N.B.
BELANGRIJK
Alle accu's hebben een beperkte levensduur
en moeten uiteindelijk worden vervangen Lever een uitgediende Key Tag in bij een
(geldt niet voor Key Tag). De levensduur van erkende Volvo-werkplaats. De sleutel moet uit
de accu hangt af van het feit hoe vaak de de auto worden gewist, omdat die nog steeds
auto/sleutel wordt gebruikt. kan worden gebruikt om de auto te starten
met back-upstart. Houd de transpondersleutel met de voor-
U moet de batterij in de transpondersleutel ver- zijde zichtbaar en het logo van Volvo naar de
vangen in de volgende gevallen: juiste kant. Schuif de knop bij de sleutelring
aan de onderkant naar rechts. Schuif de
het informatiesymbool gaat branden en behuizing aan de voorkant een paar millime-
de melding Batt. sleutel bijna leeg ter omhoog.
Zie handleiding op het bestuurders-
display verschijnt De behuizing komt los en is van de sleu-
tel te nemen.
en/of
• de sloten herhaalde malen achtereen niet
reageren op het signaal van een transpon-
dersleutel die zich binnen een straal van
20 meter (65 voet) rond de auto bevindt.
N.B.
Ga altijd dichter bij de auto staan en probeer
dan opnieuw te ontgrendelen.
6 Deze sleutel wordt geleverd bij een auto uitgerust met de optie passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*). }}
* Optie/accessoire. 247
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
||
Keer de sleutel om, beweeg de knop Gebruik bijvoorbeeld een schroevendraaier De +-kant van de batterij wijst naar boven.
opzij en schuif de behuizing van de achter- om het batterijklepje linksom te kunnen Wrik vervolgens de batterij voorzichtig los
kant enkele millimeters omhoog. draaien, zodat deze markering uitkomt bij de zoals op de afbeelding.
tekst OPEN.
De behuizing komt los en is van de sleu-
Verwijder voorzichtig het batterijklepje door BELANGRIJK
tel te nemen.
bijvoorbeeld uw nagel in de uitsparing te Raak nieuwe accu's en hun contactvlakken
drukken. niet met uw vingers aan, aangezien de wer-
Werk het batterijklepje vervolgens naar king hierdoor verslechtert.
boven toe los.
248
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
N.B.
Volvo adviseert u om batterijen voor de trans-
pondersleutel te gebruiken die voldoen aan
UN Manual of Test and Criteria, Part III, sub-
section 38.3. Voor batterijen die in de fabriek
zijn geplaatst of in een erkende Volvo-werk-
plaats zijn vervangen is dit het geval.
Plaats een nieuwe batterij met de pluszijde Plaats de behuizing aan de achterkant
(+) omhoog. Vermijd de batterijcontacten van terug en druk die omlaag totdat u een klik
de transpondersleutel met uw vingers aan te hoort.
raken.
Schuif daarna de behuizing terug.
Plaats de batterij met de kant omlaag in
> Nog een klik geeft aan dat de behuizing
de houder. Schuif de batterij daarna naar
weer in positie vastzit.
voren, zodat deze vast komt te zitten onder
de twee kunststof pallen.
Druk de batterij vervolgens omlaag, zodat Plaats het batterijklepje terug en draai de
deze vast komt te zitten onder de bovenste markering rechtsom terug naar de tekst
zwarte kunststof pal. CLOSE.
N.B.
Gebruik batterijen met de aanduiding
CR2032, 3 V.
}}
249
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Gerelateerde informatie U kunt een of meer Red Keys bestellen bij een
Volvo-dealer. Er zijn in totaal elf transpondersleu-
• een transpondersleutel (p. 241)
tels met beperkte functionaliteit te programme-
ren en te gebruiken voor één en dezelfde auto -
250 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
er moet minstens één transpondersleutel in stan- Instellingen voor Red Key* Rode sleutel Overschrijden snelheids-
daarduitvoering aan de auto zijn gekoppeld. De bezitter van een reguliere transpondersleutel begrenzing niet mogelijk.
De beperkte functionaliteit dient uit voorzorg om kan de instellingen voor Red Key wijzigen. Som- Snelheidswaarschuwing (Aan/Uit):
het risico van ongelukken te beperken, zodat u mige rijhulpsystemen zijn altijd actief. • Instelinterval: 0-250 km/h (0-160 mph)
zich minder zorgen hoeft te maken bij het afge- 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
van het middendisplay.
• Bij het eerste gebruik geldt een standaardin-
ven van uw auto aan bijvoorbeeld jonge bestuur- stelling van 50, 70 en 90 km/h (30, 45 en
ders en parkeer- of hotelbedienden. De bezitter 55 mph).
2. Druk op Systeem Bestuurdersprofielen
van een Red Key kan de instellingen die eraan
gekoppeld zijn niet wijzigen, want daarvoor is een Rode sleutel. • Stapgrootte: 1 km/h (1 mph)
reguliere transpondersleutel vereist. > De volgende instellingen zijn mogelijk: • Maximumaantal gelijktijdige waarschuwingen:
6
Gerelateerde informatie • Stel interval Adaptive Cruise
Control in Rijhulpsystemen
• Instellingen voor Red Key* (p. 251)
• een transpondersleutel (p. 241) • Beperkt maximum volume De volgende rijhulpsystemen zijn altijd actief voor
gebruikers met een Red Key:
• Maximum snelheid
• Waarschuwing max. snelheid • Blind Spot Information (BLIS)*
• Rijbaanassistent (LKA)*
Adaptieve cruisecontrol*:
• Instelling bij eerste gebruik: Grootste tijdsver- • Afstandswaarschuwing*
schil • City Safety
Verlaagd maximumvolume (Aan/Uit): • Driver Alert Control (DAC)*
• Instelling bij eerste gebruik: Aan • Verkeersbordinformatie*
Snelheidsbegrenzer (Aan/Uit):
• Instelinterval: 50-250 km/h (30-160 mph) Gerelateerde informatie
• Red Key - transpondersleutel met beperkte
• Bij het eerste gebruik geldt een standaardin- functionaliteit* (p. 250)
stelling van 120 km/h (75 mph).
• Stapgrootte: 1 km/h (1 mph)
Op het bestuurdersdisplay verschijnen
het symbool en de melding
* Optie/accessoire. 251
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
7 Dit geldt ongeacht of het stuur van de auto aan de linker- of de rechterzijde zit.
8 Wordt meegeleverd bij auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*).
252 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Ontgrendelen
9 Dit geldt zowel voor auto's met het stuur links als voor auto's met het stuur rechts. }}
253
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Alarm uitschakelen* tel: bij stroomuitval bijvoorbeeld of als de batterij Het portier is zowel vanaf de buitenzijde als
in de transpondersleutel leeg is. vanaf de binnenzijde te openen.
N.B. Het linker voorportier is te vergrendelen met de Het portier is niet vanaf de buitenzijde te
bijbehorende slotcilinder en het afneembare openen. Om het portier weer in stand A te
Wanneer u het portier met het sleutelblad
sleutelblad. zetten moet het via de binnengreep worden
ontgrendelt en vervolgens opent, gaat het
geopend.
alarm af. De overige portieren hebben geen slotcilinders,
maar zijn voorzien van een vergrendeling op de De portieren zijn ook te ontgrendelen met de
zijkant van het portier die moet worden ingedrukt ontgrendelingsknop op de transpondersleutel of
met het sleutelblad, waarna het portier mecha- de knop voor centrale vergrendeling op het
nisch is vergrendeld en niet meer van de buiten- bestuurdersportier.
zijde kan worden geopend.
De portieren zijn echter nog steeds vanaf de bin-
N.B.
nenzijde te openen. • De vergrendeling van een portier dient
alleen om het desbetreffende portier te
vergrendelen – dus niet alle portieren.
• Een handmatig vergrendeld achterportier
Positie back-uplezer in bekerhouder. waarvan ook het mechanische kinderslot
Schakel het alarm uit door: geactiveerd is, kan niet van de binnen-
zijde noch van de buitenzijde worden
1. Plaats de transpondersleutel op het sleutel- geopend. Een achterportier dat op die
symbool in de back-uplezer onder in de manier is vergrendeld, kan alleen worden
bekerhouder van de tunnelconsole. ontgrendeld met een transpondersleutel
2. Draai de startknop vervolgens rechtsom en of de knop van de centrale vergrendeling.
laat de knop weer los.
> De knop veert automatisch terug naar de Gerelateerde informatie
uitgangspositie - het alarmsignaal valt stil Portier handmatig vergrendelen. Niet te verwarren met • Afneembaar sleutelblad (p. 252)
en het alarm wordt uitgeschakeld. het kinderslot.
• Alarm* activeren en deactiveren (p. 282)
– Verwijder het afneembare sleutelblad uit de
Vergrendelen
transpondersleutel. Steek het sleutelblad in • Batterij in transpondersleutel vervangen
U kunt de auto ook vergrendelen met het (p. 247)
de vergrendelopening en druk de sleutel er
afneembare sleutelblad van de transpondersleu-
helemaal in, ca. 12 mm. • een transpondersleutel (p. 241)
254 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
* Optie/accessoire. 255
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Land/regio Typegoedkeuring
Europa Delphi Deutschland GmbH, 42367 Wuppertal, verklaart bij dezen dat de
VO3-134TRX in overeenstemming is met de essentiële eisen en overige
toepasselijke bepalingen van de Richtlijn 2014/53/EU (RED).
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Jordanië TRC/LPD/2014/250
Servië P1614120100
Argentinië CNC ID: C-14771
256 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Land/regio Typegoedkeuring
Brazilië MT-3245/2015
}}
257
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Land/regio Typegoedkeuring
Namibië TA-2016-02
Zuid-Afrika TA-2014-1868
een transpondersleutel
Land/regio Typegoedkeuring
Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van
het type HUF8423 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Frequentieband: 433,92 MHz
Uitgezonden maximaal radiofrequent vermogen: 10 mW
Producent: Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG, Steeger Str. 17, 42551 Velbert,
Duitsland
Jordanië TRC/LPD/2015/104
258
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Land/regio Typegoedkeuring
Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC
Numéro d’agrément: MR 10668 ANRT 2015
Date d’agrément: 24/07/2015
Mexico IFETEL
Marca: HUF
Modelo (s): HUF8423
NOM-121-SCT1-2009
La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es
posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este
equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda
causar su operación no deseada.
Namibië TA-2015-102
}}
259
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Land/regio Typegoedkeuring
Oman
Servië
260
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Land/regio Typegoedkeuring
Zuid-Afrika TA-2015-432
Verenigde Ara-
bische Emiraten
Key Tag
Land/regio Typegoedkeuring
Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van
het type HUF8432 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op
support.volvocars.com.
Frequentieband: 433,92 MHz
Uitgezonden maximaal radiofrequent vermogen: 10 mW
Producent: Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG, Steeger Str. 17, 42551 Velbert,
Duitsland
Jordanië TRC/LPD/2015/107
}}
261
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Land/regio Typegoedkeuring
Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC
Numéro d’agrément: MR 10667 ANRT 2015
Date d’agrément: 24/07/2015
Mexico IFETEL
Marca: HUF
Modelo (s): HUF8432
NOM-121-SCT1-2009
La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es
posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este
equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda
causar su operación no deseada.
Namibië TA-2015-103
262
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Land/regio Typegoedkeuring
Oman
Servië
}}
263
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| Land/regio Typegoedkeuring
Zuid-Afrika TA-2015-414
Verenigde Ara-
bische Emiraten
Gerelateerde informatie
• een transpondersleutel (p. 241)
264
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
N.B.
Aanraakgevoelige holte voor vergrendeling
Let erop dat het systeem kan worden geacti-
Aanraakgevoelig gebied voor ontgrendeling veerd bij het wassen van de auto als de trans-
pondersleutel binnen bereik is.
* Optie/accessoire. 265
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Passief vergrendelen
Alle portieren en de achterklep moeten dicht-
staan om de auto te vergrendelen via de hand-
grepen van de zijportieren.
266 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Gerelateerde informatie
• Passief vergrendelen en ontgrendelen*
(p. 266) Om de klep te openen:
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan- 1. Druk lichtjes op het met rubber beklede
raakgevoelige gebieden* (p. 265) drukplaatje onder op de handgreep van de
achterklep.
> De vergrendeling wordt ontkoppeld.
N.B.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer een
van de transpondersleutels van de auto zich
binnen bereik achter de auto bevindt.
}}
* Optie/accessoire. 267
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| 2. Til de buitenste handgreep helemaal omhoog • Achterklep openen en sluiten met een Locatie antennes voor start- en
om de klep te openen. schopbeweging* (p. 277) vergrendelingssysteem
De auto heeft een passief start- en vergrende-
BELANGRIJK lingssysteem12 en is daarom voorzien van enkele
• De achterklep is met heel weinig kracht te antennes die op verschillende locaties zijn inge-
ontgrendelen – druk gewoon lichtjes op bouwd in de auto.
het met rubber beklede plaatje.
• Breng geen druk aan op het met rubber
beklede plaatje bij het openen van de ach-
terklep – maar til de handgreep op. Bij te
veel druk kan de elektrische schakelaar in
het met rubber beklede plaatje beschadigd
raken.
268 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
12 Het passieve vergrendelingssysteem heeft alleen betrekking op auto's met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*).
13 Alleen bij auto's met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*).
14 De doorluchtfunctie is onder te meer te gebruiken om de auto bij warm weer snel te luchten. }}
* Optie/accessoire. 269
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
270 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
2. Druk lang op de knop op het dashboard. 1. Start de motor of kies een contactslotstand
> De klep wordt geopend. anders dan 0.
}}
* Optie/accessoire. 271
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| 2. Druk op de bijbehorende knop van het Symbool Melding Betekenis Het portier is niet vanaf de binnenzijde te
bedieningspaneel op het bestuurdersportier. openen.
> Op het bestuurdersdisplay staat de mel- Kinderslot ach- Het kinderslot Het portier is zowel vanaf de buitenzijde als
ding Kinderslot achter Geactiveerd en ter Geacti- is geactiveerd. vanaf de binnenzijde te openen.
het lampje in de knop brandt - het slot is veerd
geactiveerd. N.B.
Kinderslot ach- Het kinderslot
Wanneer het elektrische kinderslot actief is, zijn ter Gedeacti- is gedeacti- • De vergrendelbus van een portier dient
de achterste: veerd veerd. alleen om het desbetreffende portier te
• zijruiten alleen vanaf het bedieningspaneel vergrendelen – dus niet beide achterpor-
op het bestuurdersportier te bedienen tieren.
Handmatig kinderslot activeren en
• portieren niet van de binnenkant te openen. deactiveren • Op auto’s met een elektrisch kinderslot
zit geen handmatig kinderslot.
Om het slot uit te zetten:
– Druk op de bijbehorende knop van het
Gerelateerde informatie
bedieningspaneel op het bestuurdersportier.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
> Op het bestuurdersdisplay staat de mel- nenzijde van de auto (p. 269)
ding Kinderslot achter Gedeactiveerd
en het lampje in de knop dooft - het slot • Afneembaar sleutelblad (p. 252)
is geïnactiveerd.
Bij het afzetten van de motor wordt de actuele
instelling vastgelegd - als het kinderslot geacti-
veerd was tijdens het afzetten van de motor, dan
is de functie de volgende keer dat u de motor
start eveneens actief. Mechanisch kinderslot. Niet te verwarren met de mecha-
nische portiervergrendeling.
– Maak gebruik van het afneembare sleutel-
blad van de transpondersleutel om de cilin-
der te verdraaien.
272
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Automatische vergrendeling bij het Elektrisch bedienbare achterklep* – Druk knop op het dashboard langdurig
wegrijden openen en sluiten in. Houd de knop ingedrukt totdat de achter-
Bij het wegrijden worden de portieren en de De achterklep van de auto is elektrisch te ope- klep een stukje openveert.
achterklep automatisch vergrendeld. nen en sluiten.
Om deze instelling te wijzigen:
Elektrisch bedienbare achterklep
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
openen
van het middendisplay.
Open de achterklep op een van de volgende
2. Druk op My Car Vergrendeling. manieren:
3. Selecteer Aut. portiervergrendeling – Druk knop op de transpondersleutel
tijdens rijden om de functie te deactiveren langdurig in. Houd de knop ingedrukt totdat
of activeren. de achterklep een stukje openveert.
Gerelateerde informatie
• Vergrendelen en ontgrendelen van de bin-
nenzijde van de auto (p. 269)
– Druk lichtjes op handgreep van de achter-
klep.
}}
* Optie/accessoire. 273
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| – Schopbeweging* onder de achterbumper. – Druk op de knop aan de onderzijde van – Druk lang op de knop op het dashboard.
de achterklep om deze te sluiten. > De achterklep sluit automatisch en er
klinkt een signaal - de klep wordt niet ver-
grendeld.
– Schopbeweging* onder de achterbumper.
> De achterklep sluit automatisch en er
klinkt een signaal - de klep wordt niet ver-
grendeld.
15 Een auto die is uitgerust met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*) heeft een knop voor sluiten plus een knop voor sluiten en vergrendelen.
274 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Inklembeveiliging
Als de achterklep tijdens het openen of sluiten in
zekere mate wordt gehinderd door een obstakel
treedt de inklembeveiliging in werking.
15 Een auto die is uitgerust met passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*) heeft een knop voor sluiten plus een knop voor sluiten en vergrendelen. }}
* Optie/accessoire. 275
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
276 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
16 Als de auto is uitgerust met een skid plate* zit de sensor dichter bij de linkerhoek van de achterbumper.
17 Geldt voor een auto met elektrische achterklepbediening*. }}
* Optie/accessoire. 277
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
|| pondersleutel achter de auto wordt waargeno- Auto met het accessoire skid plate*
men, is de achterklep pas na enige vertraging te Als de auto is uitgerust met een skid plate zit de
openen. sensor dichter bij de linkerhoek van de achter-
Houd uw voet tijdens de schopbeweging niet bumper.
onder de auto, aangezien de activering hierdoor
kan mislukken.
Openings- of sluitingsfunctie met
schopbeweging onderbroken
– Maak tijdens het openen of sluiten van de
achterklep een langzame voorwaartse
schopbeweging om de beweging van de
achterklep te onderbreken. Schopbeweging binnen het geldige activeringsgebied
Om het openen of sluiten te onderbreken hoeft van de sensor.
de transpondersleutel niet in de buurt van de Gerelateerde informatie
auto te zijn.
• Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aan-
raakgevoelige gebieden* (p. 265)
N.B. Om de openings- of sluitingsfunctie met een
schopbeweging te activeren bij een auto met • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en
Als de achterbumper bedekt is met een dikke sluiten (p. 273)
skid plate dient u de schopbeweging vanaf de zij-
laag ijs, sneeuw, vuil en dergelijke, werkt het
systeem mogelijk niet of slechts in beperkte
kant van de auto uit te voeren. Openen en sluiten • Bereik transpondersleutel (p. 246)
zijn alleen mogelijk wanneer een van de trans-
mate. Zorg daarom dat u het gebied schoon-
pondersleutels van de auto zich binnen bereik
houdt.
bevindt (zo'n 1 meter (3 inch)).
N.B.
Bedenk dat het systeem kan worden geacti-
veerd tijdens het wassen van de auto en der-
gelijke als de transpondersleutel zich binnen
bereik bevindt.
278 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
}}
279
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
280 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Als de oorzaak van het getriggerde alarm niet Bewegingsmelder en hellingssensor* Bij een storing in het alarmsysteem
wordt weggenomen, wordt de alarmcyclus tot De bewegingsmelder en hellingssensor reageren Als er een storing in het alarmsysteem
maximaal 10 keer19 herhaald. op bewegingen in de auto, als iemand een ruit is opgetreden, verschijnen het symbool
intikt of als iemand de wielen van de auto pro- en de melding Storing
Alarmindicatie beert te stelen of de auto probeert weg te sle- alarmsysteem Service vereist op
pen. het bestuurdersdisplay. Neem dan contact op
met een werkplaats - geadviseerd wordt een
De bewegingsmelder laat het alarm afgaan bij
erkende Volvo-werkplaats.
bewegingen in de passagiersruimte – ook even-
tuele luchtstromen worden geregistreerd. Het
alarm kan dan ook afgaan, als u de auto met een N.B.
ruit of panoramadak* open laat staan of als u de Probeer niet zelf de onderdelen van het
interieurverwarming gebruikt. alarmsysteem te repareren of te wijzigen. Der-
Om dat te voorkomen: gelijke pogingen kunnen van invloed zijn op
de verzekeringsvoorwaarden.
• Sluit bij het verlaten van de auto de ruiten en
het panoramadak.
Gerelateerde informatie
• Bij gebruik van de interieurverwarming of
• Alarm* activeren en deactiveren (p. 282)
Een rode led op het dashboard geeft de status standverwarming dient u de blaasmonden
van het alarmsysteem aan: dusdanig af te stellen dat deze niet omhoog- • Verlaagde guard* (p. 283)
• De led is uit - het alarm is uitgeschakeld. wijzen. • Safelock-functie* (p. 284)
• De led licht om de twee seconden eenmaal U kunt ook een gereduceerd alarmniveau (Ver-
op - het alarm is ingeschakeld. laagde guard) instellen om de bewegingsmelder
en hellingssensor tijdelijk uit te schakelen.
• De led knippert maximaal 30 seconden lang
snel vanaf het moment van uitschakelen van Schakel de bewegingsmelder en hellingssensor
het alarm tot aan het moment dat contact- uit bij het gebruik van een veerverbinding of auto-
slotstand I wordt ingeschakeld doordat u de trein, omdat het alarm kan afgaan door de bewe-
startknop rechtsom draait en weer loslaat – gingen van de auto.
het alarm is afgegaan.
* Optie/accessoire. 281
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Alarm activeren
Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem
van de auto door:
• op de vergrendelingsknop op de transpon-
dersleutel te drukken
• het gemarkeerde gebied op de buitenportier-
grepen of de met rubber beklede drukplaat20
op de achterklep aan te raken. Het rode ledje op het instrumentenpaneel knippert een-
maal per twee seconden wanneer de auto vergrendeld Positie back-uplezer in bekerhouder.
Bij een auto met passieve vergrendeling/
en het alarmsysteem geactiveerd is.
ontgrendeling* en elektrische achterklepbedie- 2. Plaats de transpondersleutel op het sleutel-
ning* kunt u ook gebruikmaken van de knop Alarm deactiveren symbool in de back-uplezer, die in de beker-
aan de onderzijde van de achterklep om de auto Ontgrendel de auto en deactiveer het alarmsys- houder van de tunnelconsole zit.
te vergrendelen en het alarmsysteem in te scha- teem van de auto door: 3. Draai de startknop rechtsom en laat de knop
kelen. los.
• op de ontgrendelingsknop op de transpon-
dersleutel te drukken > Het alarm wordt uitgeschakeld.
20 Geldt alleen voor een auto met passieve vergrendeling en ontgrendeling* (Passive Entry).
282 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
* Optie/accessoire. 283
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
284 * Optie/accessoire.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
Gerelateerde informatie
• Serviceprogramma van Volvo (p. 612)
* Optie/accessoire. 285
BESTUURDERSONDERSTEUNING
BESTUURDERSONDERSTEUNING
288 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
WAARSCHUWING • City Safety met stuurhulp bij een uitwijkma- Stabiliteitsregeling Roll Stability
noeuvre (p. 365) Control
Zolang de stuurbekrachtiging met een
beperkt vermogen werkt zijn de rijhulpsyste- • Rijbaanassistent (p. 389) De stabiliteitsregeling RSC1 minimaliseert het
men met stuurhulp niet beschikbaar. • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) risico dat de auto kantelt en over de kop slaat bij
plotse uitwijkmanoeuvres of slippartijen.
In een dergelijk geval verschijnt de melding • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
Storing stuurbekracht. of Hulp Het RSC-systeem registreert of en hoeveel de
stuurbekrachtiging tijdelijk beperkt op het
helling van de auto in zijwaartse richting wordt
bestuurdersdisplay in combinatie met een
stuursymbool. gewijzigd. Aan de hand van deze informatie wordt
vervolgens berekend of de kans bestaat dat de
auto over de kop slaat. Als deze kans bestaat,
Stuurkrachtniveau wijzigen* treedt de elektronische stabiliteitscontrole van de
Om het stuurkrachtniveau te kiezen, gaat u naar auto in werking, waarna het koppel van de motor
de paragraaf "Rijmodi" en bekijkt u de beschrij- wordt verlaagd en een of meer wielen worden
ving bij de optie INDIVIDUAL onder het kopje geremd totdat de auto zijn stabiliteit terug heeft.
"Mogelijke rijmodi".
WAARSCHUWING
Bij modellen zonder een rijmodusknop met de
optie INDIVIDUAL is het stuurkrachtniveau in te Onder normale omstandigheden zorgt het
stellen via het hoofdscherm op het middendisplay RSC-systeem voor een betere wegligging, wat
voor u echter geen reden mag zijn om sneller
en wel aan de hand van het volgende zoekpad: te gaan rijden. Neem altijd de gebruikelijke
Instellingen My Car Rijmodi voorzorgsmaatregelen bij het rijden.
Stuurkracht
Het stuurkrachtniveau is niet te wijzigen tijdens
het maken van een bocht bij een snelheid hoger
dan 10 km/h (6 mph).
Gerelateerde informatie
• Rijmodi* (p. 452)
• Pilot Assist (p. 328)
* Optie/accessoire. 289
BESTUURDERSONDERSTEUNING
290 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Wanneer ESC-sportmodus is gekozen,
staat de aanhangwagenstabilisering (TSA8)
uit.
* Optie/accessoire. 291
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
292
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Symbolen en meldingen voor elektronische stabiliteitsregeling (Electronic In de volgende tabel staan enkele voorbeelden.
elektronische stabiliteitsregeling Stability Control - ESC).
Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele sym-
bolen en meldingen verschijnen ten aanzien van
ESC Wegens een te hoge temperatuur van de remmen gelden er tijdelijk beperkingen voor de ESC - de regeling
wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer de remmen voldoende zijn afgekoeld.
Tijdelijk uit
Zie de melding op het bestuurdersdisplay.
ESC De ESC is defect.
Service vereist • Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand, zet de motor af en start deze opnieuw.
• Bezoek een werkplaats als de melding niet verdwijnt - geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
U kunt meldingen verwijderen door kort te druk- Doe het volgende, als de melding blijft staan: Gerelateerde informatie
ken op de -knop in het midden van de rech- Neem contact op met een werkplaats. Geadvi- • elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
ter stuurknoppenset. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
293
BESTUURDERSONDERSTEUNING
11 Speed Limiter
12 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
294
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. model zijn afwijkingen mogelijk.
– Druk op ◀ (1) of ▶ (3) om het symbool/
systeem voor de snelheidsbegrenzer
(4) op te zoeken.
> Er verschijnt een symbool (4), waarna de
snelheidsbegrenzer stand-by staat.
Snelheidsbegrenzer starten
Activering van de snelheidsbegrenzer is pas
mogelijk nadat de motor is gestart. De laagst
13 Speed Limiter }}
295
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of Snelheidsbegrenzer deactiveren en Tijdelijk deactiveren met het gaspedaal
lang op de stuurknop (1) of (3) te stand-by zetten De ingestelde maximumsnelheid is tijdelijk te
drukken: De snelheidsbegrenzer (SL15) is tijdelijk te deac- deactiveren en te overschrijden met het gaspe-
daal zonder dat de snelheidsbegrenzer daarvoor
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop tiveren en stand-by te zetten.
eerst stand-by moet worden gezet - om bijvoor-
indrukt past u de snelheid aan in stappen
beeld snel te kunnen optrekken.
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph).
Doe in dat geval het volgende:
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de
knop los als de snelheidsindicator (4) de 1. Trap het gaspedaal helemaal in en laat het
gewenste snelheid aangeeft. pedaal weer los bij het bereiken van de
gewenste snelheid om de acceleratie te
• De laatst verrichte aanpassing met de knop
beëindigen.
wordt in het geheugen opgeslagen.
> De snelheidsbegrenzer is in dat geval nog
Gerelateerde informatie steeds geactiveerd, zodat het symbool op
• Snelheidsbegrenzer (p. 294) het bestuurdersdisplay WIT van kleur is.
2. Haal uw voet van het gaspedaal, wanneer de
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het tijdelijke acceleratie voltooid is.
model zijn afwijkingen mogelijk.
> De auto wordt vervolgens automatisch
Om de snelheidsbegrenzer te deactiveren en afgeremd tot een snelheid onder de laatst
stand-by te zetten: opgeslagen maximumsnelheid.
– Druk op de stuurknop (2). Gerelateerde informatie
> De snelheidsbegrenzermarkeringen en - • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
symbolen op het bestuurdersdisplay ver-
kleuren van WIT in GRIJS. De snelheids-
begrenzer is daarmee tijdelijk gedeacti-
veerd, zodat u de ingestelde maximum-
snelheid kunt overschrijden.
14 Speed Limiter
15 Speed Limiter
296
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
16 Speed Limiter
17 Speed Limiter }}
297
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
298
BESTUURDERSONDERSTEUNING
• ASL ontslaat u niet van de plicht om alert A WIT symbool: De functie is actief, GRIJS symbool: Stand-
en adequaat te reageren, zodat u de auto bystand.
B Zie het volgende kopje "ASL-symbool" voor de betekenis van
altijd op een veilige manier moet blijven de kleur van het symbool.
besturen, met inachtneming van een pas-
sende snelheid en geschikte afstand tot ASL-symbool
andere weggebruikers en met respect Het bordsymbool (naast de opgesla-
voor de geldende verkeersregels en - gen snelheid "70", in het midden van
bepalingen. de snelheidsmeter) kan drie kleuren
hebben met de volgende betekenissen:
• Zie ook de rubriek "Beperkingen van de
verkeersbordenherkenning"
299
BESTUURDERSONDERSTEUNING
2. Druk op de stuurknop .
> ASL wordt met de actuele rijsnelheid
geactiveerd.
21 Speed Limiter
22 Automatic Speed Limiter
300
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Tolerantie voor de automatische – Druk op de stuurknop (1) totdat Beperkingen van de automatische
snelheidsbegrenzer wijzigen 70 km/h (43 mph) in het midden van de snelheidsbegrenzer
De automatische snelheidsbegrenzer (ASL23) is snelheidsmeter (4) is gewijzigd in 75 km/h De automatische snelheidsbegrenzing vindt
in te stellen op verschillende tolerantieniveaus. (47 mph). plaats op basis van snelheidsinformatie afkom-
> De auto hanteert vervolgens de gekozen stig van RSI25 – niet op basis van de verkeers-
Het is mogelijk om de op snelheidsborden geba- tolerantie van 5 km/h (4 mph) zolang de borden met maximumsnelheden die de auto pas-
seerde maximumsnelheid te verhogen/verlagen. gepasseerde borden 70 km/h (43 mph) seert.
Als de auto bijvoorbeeld de aangegeven maxi- aangeven. Als RSI25 de snelheidsinformatie niet kan inter-
mumsnelheid van 70 km/h (43 mph) aanhoudt, preteren en doorgeven aan ASL, gaat ASL stand-
kunt u ervoor kiezen om een snelheid van Deze tolerantie geldt totdat u een ver-
keersbord met een lagere of hogere snel- by staan en wordt overgeschakeld op SL. In der-
75 km/h (47 mph) aan te houden. gelijke gevallen moet de bestuurder zelf ingrijpen
heid passeert - de auto hanteert dan de
nieuwe aangegeven maximumsnelheid en en naar de juiste snelheid afremmen.
de tolerantie wordt uit het geheugen ASL wordt opnieuw geactiveerd, wanneer RSI25
gewist. weer snelheidsinformatie kan interpreteren en
Als de verkeersbordinformatie* geacti- doorgeven aan ASL.
veerd is, verschijnt de aangegeven snel- Zie ook de paragraaf "Beperkingen van verkeers-
heid vervolgens met een RODE markering bordinformatie".
op de schaal van de snelheidsmeter.
Gerelateerde informatie
De tolerantie is op dezelfde manier aan te pas-
sen als bij het instellen van de snelheid voor de
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
snelheidsbegrenzer.
Gerelateerde informatie
• Snelheidsbegrenzer (p. 294)
* Optie/accessoire. 301
BESTUURDERSONDERSTEUNING
302 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
• Cruisecontrol heractiveren vanuit de stand- Cruisecontrol activeren en starten (20 mph) of hoger zijn. De laagst mogelijke snel-
bystand (p. 306) Om de snelheid te kunnen regelen moet u eerst heid die u kunt opslaan is 30 km/h (20 mph).
• Cruisecontrol uitschakelen (p. 307) de cruisecontrol (CC28) kiezen en activeren. Om de cruisecontrol te starten:
–
Als het symbool/de functie wordt
weergegeven - druk op de stuurknop
(2).
> De cruisecontrol wordt gestart en de
actuele snelheid wordt opgeslagen.
N.B.
De cruisecontrol is niet in te schakelen bij
snelheden lager dan 30 km/h (20 mph).
Cruisecontrol activeren/starten
Voor het starten van de cruisecontrol vanuit de
stand-bystand moet de actuele snelheid 30 km/h
28 Cruise Control
303
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Snelheidsfuncties voor – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of motorrem de snelheidstoename te laten dempen.
cruisecontrol lang op de stuurknop (1) of (3) te U kunt de bedrijfsremingreep van de cruisecon-
De cruisecontrol (CC29) is in te stellen op ver- drukken: trol dan tijdelijk uitschakelen.
schillende snelheden. • Kort drukken: Iedere keer dat u de knop Doe in dat geval het volgende:
indrukt past u de snelheid aan in stappen – Druk het gaspedaal tot ongeveer halverwege
Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). in en laat het pedaal weer los.
wijzigen
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de > De cruisecontrol schakelt de automati-
knop los als de snelheidsindicator (4) de sche remingreep uit en remt vervolgens
gewenste snelheid aangeeft alleen op de motor af.
• De laatst verrichte aanpassing met de knop
Werking van cruisecontrol afhankelijk
wordt in het geheugen opgeslagen.
van rijmodus
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver- De manier waarop de cruisecontrol de snelheid
hoogd voordat op de stuurknop (1) wordt regelt, kan variëren naargelang de gekozen rijmo-
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk- dus30.
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
bij het drukken op de knop uw voet op het gas- Cruisecontrol Eco Cruise
pedaal houdt. In de rijmodus ECO verlopen de acceleratie- en
remacties soepeler dan in andere rijmodi om het
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals brandstofverbruik en de milieu-eigenschappen te
model zijn afwijkingen mogelijk. bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- optimaliseren. Dit kan met zich meebrengen dat
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen de snelheid tijdelijk iets onder of boven de opge-
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat. slagen snelheid kan liggen.
Motorrem gebruiken in plaats van Zie het hoofdstuk "Rijmodus ECO" onder het
bedrijfsrem kopje "Cruisecontrol Eco Cruise"voor aanvullende
De cruisecontrol regelt de snelheid met een informatie.
gereduceerde remingreep vanuit de bedrijfsrem.
Op een aflopende helling kan het soms wenselijk
zijn om iets sneller weg te rollen en alleen de
29 Cruise Control
30 Zie voor aanvullende informatie de paragraaf "Rijmodi".
304
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Cruisecontrol Dynamic Cruise Snelheidsbegrenzer deactiveren en Stand-by vanwege ingreep van bestuurder
In de rijmodus Dynamic zullen de acceleratie- en stand-by zetten De cruisecontrol wordt in de volgende gevallen
remacties van de cruisecontrol robuuster en De cruisecontrol (CC31) is tijdelijk te deactiveren tijdelijk gedeactiveerd en stand-by gezet:
directer aanvoelen dan het geval is in andere rij-
modi.
en stand-by te zetten en vervolgens weer te acti- • u bedient het rempedaal
veren.
• u zet de keuzehendel in stand N
Gerelateerde informatie Cruisecontrol deactiveren en stand-by • het koppelingspedaal meer dan 1 minuut
• Cruisecontrol (p. 302) zetten lang intrapt
• u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
snelheid aan dan ingesteld.
U dient vervolgens zelf uw snelheid aan te pas-
sen.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
Automatische stand-bystand
De cruisecontrol wordt in de volgende gevallen
tijdelijk uitgeschakeld en stand-by gezet:
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. • de wielen verliezen hun grip op het wegdek
Om de cruisecontrol stand-by te zetten: • het motortoerental is te laag/hoog
–
• de remtemperatuur wordt te hoog
Druk op de stuurknop (2).
> De snelheidsbegrenzermarkeringen en -
• de snelheid daalt tot onder 30 km/h
(20 mph).
symbolen op het bestuurdersdisplay ver-
kleuren van WIT in GRIJS. De snelheids- U dient vervolgens zelf uw snelheid aan te pas-
begrenzer is daarmee tijdelijk gedeacti- sen.
veerd, zodat u de snelheid vervolgens zelf
moet aanpassen.
31 Cruise Control }}
305
BESTUURDERSONDERSTEUNING
WAARSCHUWING
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
stuurknop , kan er een markante snel-
heidstoename volgen.
Gerelateerde informatie
• Cruisecontrol (p. 302)
32 Cruise Control
306
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 307
BESTUURDERSONDERSTEUNING
34 Distance Alert
35 De afstandswaarschuwing is alleen aanwezig bij auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
36 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
308 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
De afstandswaarschuwing wordt na elke motor- – Druk op de stuurknop (1) of (2) om het tijds-
start automatisch geactiveerd. verschil te verkleinen of te vergroten.
> De afstandsindicatie (3) toont het actuele
Gerelateerde informatie tijdsverschil.
• Afstandswaarschuwing* (p. 307)
37 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
38 Distance Alert
39 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
40 Distance Alert }}
* Optie/accessoire. 309
BESTUURDERSONDERSTEUNING
• Het ingestelde tijdsverschil wordt ook • Ook voorliggers met geringe afmetingen
gebruikt door de adaptieve cruisecontrol zoals motorfietsen zijn soms moeilijk te
en Pilot Assist. ontdekken, wat kan betekenen dat het
geprojecteerde waarschuwingslampje pas
bij kleinere tijdsverschillen oplicht of hele-
WAARSCHUWING maal niet gaat branden.
• Houd alleen een tijdsverschil aan dat zich • Op zeer hoge snelheden is het mogelijk
leent voor de actuele verkeerssituatie. dat het lampje door beperkingen in het
bereik van de radarsensor bij een kleiner
• Let erop dat geringe tijdsverschillen u bij
tijdsverschil oplicht.
plotselinge wijzigingen in de verkeerssi-
tuatie minder tijd geven om te reageren • Distance Alert ontslaat u niet van de
en in te grijpen. plicht om alert en adequaat te reageren,
zodat u de auto altijd op een veilige
manier moet blijven besturen, met inacht-
Gerelateerde informatie neming van een passende snelheid en
• Afstandswaarschuwing* (p. 307) geschikte afstand tot andere weggebrui-
kers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.
41 De afstandswaarschuwing is alleen beschikbaar voor auto's die informatie op de voorruit kunnen projecteren via een zogenoemd head-updisplay.
42 Distance Alert
310 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B. Adaptieve cruisecontrol* Wanneer de weg voor u weer vrij is, hervat de
De adaptieve cruisecontrol (ACC43) helpt u om auto de ingestelde snelheid.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene een gelijkmatige snelheid en een bepaald tijds-
verschil ten opzichte van de voorligger aan te WAARSCHUWING
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid". houden. • De adaptieve cruisecontrol is een sys-
De adaptieve cruisecontrol biedt u een comforta- teem voor aanvullende bestuurdersonder-
beler rijervaring tijdens lange ritten op snelwegen steuning om de bestuurder te ontlasten
Gerelateerde informatie en de rijveiligheid te verhogen, maar het
• Afstandswaarschuwing* (p. 307) en lange, rechte hoofdwegen met een gelijkma-
tige doorstroom. systeem werkt niet in alle verkeers-,
weers- en wegomstandigheden.
• U wordt geadviseerd om alle paragrafen
over het systeem in de gebruikershandlei-
ding door te nemen en bijvoorbeeld te
lezen over de beperkingen die u moet
kennen voordat u het systeem gebruikt
(zie de lijst met links aan het einde van dit
artikel).
• De adaptieve cruisecontrol ontslaat u niet
van de plicht om alert en adequaat te rea-
geren, zodat u de auto altijd op een vei-
lige manier moet blijven besturen, met
De gecombineerde camera en radarsensor meet de
inachtneming van een passende snelheid
afstand tot voorliggers44. en geschikte afstand tot andere wegge-
bruikers en met respect voor de geldende
U kiest de gewenste snelheid en het aan te hou- verkeersregels en -bepalingen.
den tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Als
de gecombineerde camera en radarsensor een
voorligger registreert die langzamer rijdt dan u,
wordt het tijdsverschil automatisch aangepast.
* Optie/accessoire. 311
BESTUURDERSONDERSTEUNING
312
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol*
kunt u wisselen tussen cruisecontrol en adap-
tieve cruisecontrol – zie de rubriek "Wisselen
tussen CC en ACC". Snelheidsaanduidingen44.
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies44. Opgeslagen snelheid
* Optie/accessoire. 313
BESTUURDERSONDERSTEUNING
314 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Head-updisplay voor adaptieve Adaptieve cruisecontrol activeren De adaptieve cruisecontrol staat direct na het
cruisecontrol bij gevaar voor en starten starten van de motor stand-by. Doe het volgende
botsingen De adaptieve cruisecontrol (ACC47) moet, om om het geactiveerde systeem stand-by te zetten:
Bij een auto met een head-updisplay* verschijnt de snelheid en het tijdsverschil te kunnen rege- – Druk op de stuurknop ◀ (2) of ▶ (3) om naar
een waarschuwing op de voorruit in combinatie len, eerst worden geactiveerd en vervolgens het symbool/de functie (4) te gaan.
met een knipperend symbool. worden gestart.
> Het symbool wordt weergegeven en de
Adaptieve cruisecontrol stand-by zetten adaptieve cruisecontrol wordt stand-by
gezet.
Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
* Optie/accessoire. 315
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
316 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
– U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of kiezen/opslaan van een lagere snelheid dan de Tijdsverschil instellen voor
lang op de stuurknop (1) of (2) te genoemde 30 km/h (20 mph) niet mogelijk. adaptieve cruisecontrol
drukken: De hoogst mogelijk snelheid die u kunt instellen Voor de adaptieve cruisecontrol (ACC49) zijn
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop is 200 km/h (125 mph). verschillende tijdsverschillen in te stellen.
indrukt past u de snelheid aan in stappen Handgeschakelde versnellingsbak U kunt verschillende tijdsver-
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers vol- schillen ten opzichte van voor-
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de gen bij snelheden van 30 km/h (20 mph) tot liggers kiezen en deze worden
knop los als de snelheidsindicator (3) de 200 km/h (125 mph). op het bestuurdersdisplay
gewenste snelheid aangeeft. 30 km/h (20 mph) is de minimumsnelheid weergegeven met 1–5 horizon-
tale streepjes – hoe meer
• De laatst verrichte aanpassing met de knop waarop de adaptieve cruisecontrol in te stellen is
wordt in het geheugen opgeslagen. – 200 km/h (125 mph) is de maximumsnelheid. streepjes, hoe groter het tijds-
verschil. Eén streepje komt overeen met
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver- Gerelateerde informatie zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en
hoogd voordat op de stuurknop wordt • Adaptieve cruisecontrol* (p. 311) 5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden.
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk-
Hetzelfde symbool verschijnt ook, wanneer de
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
afstandswaarschuwing geactiveerd is.
bij het drukken op de knop uw voet op het gas-
pedaal houdt.
N.B.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- Als het symbool op het bestuurdersdisplay
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen twee voertuigen toont, volgt ACC de voorlig-
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat. ger met een vooraf gekozen tijdsverschil.
* Optie/accessoire. 317
BESTUURDERSONDERSTEUNING
318 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Adaptieve cruisecontrol Om de adaptieve cruisecontrol tijdelijk uit te • u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
deactiveren/heractiveren schakelen en stand-by te zetten: snelheid aan dan ingesteld.
De adaptieve cruisecontrol (ACC51) is tijdelijk te – Druk op de stuurknop (2). • u bedient het koppelingspedaal langer dan
deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens zo'n 1 minuut – geldt voor auto's met een
> De kleur van het symbool op het
weer te activeren. handgeschakelde versnellingsbak.
bestuurdersdisplay verandert van WIT in
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
Adaptieve cruisecontrol deactiveren en GRIJS en die van de opgeslagen snelheid
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
stand-by zetten in het midden van de snelheidsmeter ver-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
andert van BEIGE in GRIJS.
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
WAARSCHUWING
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol stand-
by staat moet u actief ingrijpen en zelf de
snelheid en afstand aanpassen ten
opzichte van voorliggers.
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol stand-
by staat en de auto een voorligger te dicht
nadert, krijgt u echter een waarschuwing
voor de te kleine afstand van de Distance
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
Alert.
model zijn afwijkingen mogelijk.
319
BESTUURDERSONDERSTEUNING
320 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 321
BESTUURDERSONDERSTEUNING
322 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 323
BESTUURDERSONDERSTEUNING
324 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
3. Druk op de stuurknop .
> De adaptieve cruisecontrol start en slaat
de actuele snelheid op samen met het
vooraf ingestelde tijdsverschil ten opzichte
van voorliggers.
Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
* Optie/accessoire. 325
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Symbolen en meldingen voor Op de voorgaande afbeelding63 ziet u dat de (68 mph) en dat het systeem een voorligger volgt
adaptieve cruisecontrol adaptieve cruisecontrol is ingesteld op het aan- die op dezelfde snelheid rijdt.
Op het bestuurdersdisplay en/of head-updis- houden van een snelheid van 110 km/h
play* kunnen enkele symbolen en meldingen ver- (68 mph) en dat er geen voorliggers zijn die het
schijnen ten aanzien van de adaptieve cruise- systeem kan volgen.
control (ACC61).
326 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Adaptieve cruisecontrol* (p. 311)
* Optie/accessoire. 327
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Pilot Assist U kiest de gewenste snelheid en het aan te hou- De kleur van het stuursymbool
Pilot Assist helpt u om tussen de zijmarkeringen den tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. geeft de actuele status van de
van de rijbaan te blijven rijden dankzij stuurhulp, Pilot Assist registreert de afstand tot de voorlig- stuurhulp aan:
een constante snelheid aan te houden en een ger en de zijmarkeringen van de rijstrook op de
• een GROEN stuur geeft aan
vooraf geselecteerd tijdsverschil ten opzichte weg via de gecombineerde camera en radarsen-
dat de stuurhulp actief is
van voorliggers. sor. Het vooraf ingestelde tijdsverschil wordt aan-
gehouden via automatische aanpassing van de • een GRIJS stuur (zoals afge-
Pilot Assist werkt als volgt snelheid, terwijl de stuurassistentie helpt om de beeld) geeft aan dat de stuurhulp niet actief is.
Pilot Assist is voornamelijk bestemd voor gebruik auto binnen de rijstrookmarkeringen te houden.
op snelwegen, hoofdwegen en dergelijke om u
Pilot Assist-stuurassistentie wordt gebaseerd op
een comfortabeler en meer ontspannen rijerva-
een combinatie van het traject dat de voorligger
ring te bieden.
aflegt en de zijmarkeringen van de rijbaan. U kunt
op elk gewenst moment het stuuradvies van Pilot
Assist negeren en in een andere richting sturen,
bijvoorbeeld om van rijstrook te wisselen of om
obstakels op de weg te omzeilen.
Als Pilot Assist de rijbaan niet goed kan detecte-
ren, bijvoorbeeld als de gecombineerde camera
en radarsensor de zijmarkeringen van de rijbaan
niet kan zien, schakelt Pilot Assist de stuurhulp
tijdelijk uit, maar de stuurhulp wordt weer inge-
schakeld zodra de rijbaan weer wordt gedetec-
teerd – de snelheids- en afstandsregelingen blij-
ven echter geactiveerd.
De gecombineerde camera en radarsensor meet de
afstand tot voorliggers en detecteert zijmarkeringen64.
WAARSCHUWING
Gecombineerde camera en radarsensor
De stuurhulp van Pilot Assist wordt automa-
Afstandssensor tisch en zonder waarschuwing vooraf uit- en
weer ingeschakeld.
Zijmarkeringssensor
328
BESTUURDERSONDERSTEUNING
}}
329
BESTUURDERSONDERSTEUNING
330
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Vergroot het tijdsverschil ten opzichte van de Bestuurdersdisplay • Snelheidsfuncties voor Pilot Assist (p. 334)
voorligger • Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist
▶: Schakelt over van adaptieve cruisecontrol (p. 335)
op Pilot Assist • Pilot Assist deactiveren/heractiveren
Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de (p. 336)
voorligger
• Inhaalassistent met Pilot Assist (p. 338)
Functiesymbool
• Inhaalassistent van Pilot Assist starten
Symbolen voor doelvoertuig plus tijdsverschil (p. 338)
ten opzichte van voorligger • Beperkingen van de inhaalassistent van Pilot
Symbool voor geactiveerde/gedeactiveerde Assist (p. 339)
stuurhulp • Van doelvoertuig veranderen bij Pilot Assist
(p. 339)
Snelheidsaanduidingen64.
Opgeslagen snelheid • Automatische remfunctie van Pilot Assist
(p. 340)
Snelheid van de voorligger • Beperkingen van Pilot Assist (p. 340)
Actuele snelheid van uw auto • Symbolen en meldingen voor Pilot Assist*
(p. 342)
Voor informatie over verschillende symboolcombi-
naties in uitlopende verkeerssituaties – zie de
rubriek "Symbolen en meldingen voor Pilot
Assist".
Gerelateerde informatie
• Pilot Assist en waarschuwing bij dreigende
aanrijding (p. 332)
• Head-updisplay voor Pilot Assist bij drei-
gende botsing (p. 332)
• Pilot Assist activeren en starten (p. 333)
* Optie/accessoire. 331
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Pilot Assist en waarschuwing bij WAARSCHUWING Head-updisplay voor Pilot Assist bij
dreigende aanrijding dreigende botsing
Pilot Assist waarschuwt alleen voor voertui-
gen die door de camera- en radareenheid zijn Bij een auto met een head-updisplay* verschijnt
Waarschuwing bij dreigende aanrijding ontdekt - daarom kan een waarschuwing uit- een waarschuwing op de voorruit in combinatie
blijven of met een bepaalde vertraging wor- met een knipperend symbool.
den doorgegeven.
• Wacht een waarschuwing nooit af, maar
rem als dat nodig is!
Gerelateerde informatie
• Pilot Assist (p. 328)
65 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
332 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Pilot Assist activeren en starten • Voor auto's met een handgeschakelde ver- Tegelijkertijd wordt een snel-
Pilot Assist moet, om de snelheid en het tijdsver- snellingsbak: De snelheid moet minimaal heidsinterval gemarkeerd.
schil te kunnen regelen en stuurhulp te kunnen 30 km/h (20 mph) bedragen.
De hogere snelheid is de opge-
bieden, eerst worden geactiveerd en vervolgens Met de adaptieve cruisecontrol stand-by: slagen/gekozen snelheid en de
worden gestart. lagere snelheid is de snelheid
1. Druk op de stuurknop ▶ (6).
van de voorligger (het doelvoer-
> In de stand-bystand verandert het sym-
tuig).
bool in Pilot Assist (8).
Handen aan het stuur
2. Druk op de stuurknop (2). Een voorwaarde voor de werking van Pilot Assist
> Pilot Assist wordt gestart en de actuele is dat u uw handen aan het stuur houdt. Als Pilot
snelheid wordt opgeslagen en met cijfers Assist registreert dat u uw handen niet aan het
in het midden van de snelheidsmeter stuurwiel houdt, krijgt u een akoestisch waar-
weergegeven. schuwingssignaal te horen en een displaytekst
...of... met het verzoek om de auto actief te sturen.
Met de adaptieve cruisecontrol gestart: Als Pilot Assist daarna nog steeds niet kan regis-
treren dat u de handen aan het stuur hebt, gaat
– Druk op de stuurknop ▶ (6). het systeem stand-by staan. Daarna moet u Pilot
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
model zijn afwijkingen mogelijk. > Pilot Assist wordt gestart. Assist opnieuw starten met de stuurknop .
Om Pilot Assist te kunnen starten, is het vol- Alleen wanneer de kleur van
gende vereist: het stuursymbool (2) verandert N.B.
van GRIJS in GROEN, is de
• U moet de veiligheidsgordel om hebben en Let op: de hulpfunctie Pilot Assist werkt
stuurhulp van Pilot Assist
het bestuurdersportier moet dichtstaan. alleen als u de handen aan het stuur hebt.
actief.
• Er moet binnen een redelijke afstand een
Alleen wanneer het afstands-
voorligger (doelvoertuig) aanwezig zijn of de Gerelateerde informatie
symbool een auto (1) boven het stuursymbool
actuele snelheid moet minimaal 15 km/h
aangeeft, regelt Pilot Assist het tijdsverschil en
• Pilot Assist (p. 328)
(9 mph) zijn.
opzichte van voorliggers.
333
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Snelheidsfuncties voor Pilot Assist – U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of lagere snelheid dan de genoemde 30 km/h
Pilot Assist is in te stellen op verschillende snel- lang op de stuurknop (1) of (2) te (20 mph) niet mogelijk.
heden. drukken: De hoogst mogelijk snelheid die u kunt instellen
• Kort drukken: Iedere keer dat u de knop is 200 km/h (125 mph).
Snelheid instellen/opgeslagen snelheid
indrukt past u de snelheid aan in stappen Handgeschakelde versnellingsbak
wijzigen
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelheden
• Knop indrukken en vasthouden: Laat de van 30 km/h (20 mph) tot 200 km/h (125 mph).
knop los als de snelheidsindicator (3) de 30 km/h (20 mph) is de minimumsnelheid
gewenste snelheid aangeeft. waarop Pilot Assist in te stellen is – 200 km/h
• De laatst verrichte aanpassing met de knop (125 mph) is de maximumsnelheid.
wordt in het geheugen opgeslagen.
Gerelateerde informatie
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver-
• Pilot Assist (p. 328)
hoogd voordat op de stuurknop wordt
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk-
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
bij het drukken op de knop uw voet op het gas-
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
pedaal houdt.
model en de markt zijn afwijkingen mogelijk. Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
: Verhoogt de opgeslagen snelheid bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
: Verlaagt de opgeslagen snelheid snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
Opgeslagen snelheid Automatische versnellingsbak
Pilot Assist kan voorliggers volgen bij snelheden
van stilstand tot 200 km/h (125 mph).
Let erop dat 30 km/h (20 mph) de minimum-
snelheid is waarop Pilot Assist in te stellen is –
ook al kan het systeem een voorligger volgen tot
aan stilstand, is het kiezen/opslaan van een
334
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 335
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| houden. U maakt een keuze via de rijmodusknop Pilot Assist deactiveren/ – Druk op de stuurknop ◀ (3).
DRIVE MODE. heractiveren > Pilot Assist wordt uitgeschakeld en scha-
Kies een van de volgende alternatieven: Pilot Assist is tijdelijk te deactiveren en stand-by kelt over naar de adaptieve cruisecontrol
te zetten en vervolgens weer te activeren. in actieve stand.
• Eco - Pilot Assist streeft naar een zo laag
mogelijk brandstofverbruik wat grotere tijds- Pilot Assist deactiveren en stand-by
verschillen ten opzichte van voorliggers bete- WAARSCHUWING
zetten
kent. • Wanneer Pilot Assist stand-by staat moet
u actief ingrijpen alsook zelf sturen en uw
• Comfort - Pilot Assist streeft naar een zo
soepel mogelijke aanpassing aan de rijsnel- snelheid en afstand aanpassen ten
heid van voorliggers. opzichte van voorliggers.
• Dynamic - Pilot Assist streeft naar een • Wanneer Pilot Assist stand-by staat en
directere vorm van aanpassing aan het inge- de auto een voorligger te dicht nadert,
stelde tijdsverschil ten opzichte van voorlig- krijgt u echter een waarschuwing voor de
gers, wat in bepaalde gevallen krachtiger te kleine afstand van de Distance Alert.
acceleraties/remmanoeuvres kan betekenen.
Zie voor meer informatie de paragraaf "Rijmodi".
Aanvullende informatie vindt u ook in de paragra-
fen "Snelheidsfunctie voor cruisecontrol" en "Rij- NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
modus ECO". model zijn afwijkingen mogelijk.
Om Pilot Assist tijdelijk uit te schakelen en
Gerelateerde informatie
stand-by te zetten:
• Pilot Assist (p. 328)
– Druk op de stuurknop (2).
> Pilot Assist gaat stand-by staan – de kleur
van het symbool (8) op het bestuurders-
display verandert van WIT in GRIJS en de
kleur van de opgeslagen snelheid in het
midden van de snelheidsmeter verandert
van BEIGE in GRIJS.
...of...
336
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Stand-by vanwege ingreep van bestuurder WAARSCHUWING • u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en de
Pilot Assist wordt tijdelijk gedeactiveerd en voorligger slaat af, zodat Pilot Assist geen
stand-by gezet in de volgende gevallen: Wanneer de auto automatisch stand-by staat, voorligger meer heeft om te volgen.
wordt u gewaarschuwd met een geluidssig-
• u bedient het rempedaal. naal en een melding op het bestuurdersdis- • de snelheid daalt tot onder 30 km/h
play. (20 mph) – geldt alleen voor auto's met een
• u zet de keuzehendel in stand N.
handgeschakelde versnellingsbak.
• u hebt de richtingaanwijzers langer dan • Als bestuurder moet u dan zelf de snel-
1 minuut gebruikt. heid aanpassen, zo nodig remmen en een Pilot Assist heractiveren vanuit stand-
veilige afstand houden tot voorliggers. bystand
• u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere
snelheid aan dan ingesteld.
De automatische stand-by kan bijvoorbeeld ver-
• u bedient het koppelingspedaal langer dan oorzaakt zijn door:
ca. 1 minuut – geldt voor auto's met handge-
schakelde versnellingsbak. • u opent het bestuurdersportier.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals • de remmen hebben een hoge temperatuur.
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge- • u houdt uw handen niet aan het stuurwiel.
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
• de parkeerrem wordt geactiveerd.
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
• het motortoerental is te laag/hoog.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers wordt de
stuurhulp van Pilot Assist tijdelijk uitgeschakeld. • u doet de veiligheidsgordel af.
Wanneer dat niet langer het geval is, wordt de • een of meer wielen verliezen hun grip op het
stuurhulp automatisch opnieuw geactiveerd als wegdek. NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
de zijlijnen van de rijstrook nog steeds te detec- model zijn afwijkingen mogelijk.
• de gecombineerde camera en radarsensor
teren zijn. wordt afgedekt door sneeuw of zware regen- Om Pilot Assist opnieuw te activeren:
Automatische stand-bystand val (blokkering cameralens/radarsignalen).
– Druk op de stuurknop (1).
Pilot Assist is afhankelijk van andere systemen • u rijdt langzamer dan 5 km/h (3 mph) en
> De auto hervat de laatst opgeslagen snel-
zoals de stabiliteitsregeling/antislipregeling Pilot Assist weet niet of de voorligger een
heid.
ESC68. Als een van dergelijke andere systemen stilstaand voertuig is of een object, zoals een
uitvalt, wordt Pilot Assist automatisch uitgescha- verkeersdrempel.
keld.
337
BESTUURDERSONDERSTEUNING
69 Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.
338
BESTUURDERSONDERSTEUNING
339
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Automatische remfunctie van Pilot Annulering van automatische remfunctie Beperkingen van Pilot Assist
Assist In bepaalde situaties wordt het automatisch rem- In bepaalde situaties gelden mogelijk beperkin-
Pilot Assist heeft een speciale remfunctie voor men bij stilstand geannuleerd en wordt Pilot gen voor de werking van Pilot Assist.
ritten bij langzaamrijdend verkeer en stilstand. Assist stand-by gezet. Dat betekent dat de rem-
men worden gelost en de auto mogelijk gaat rol- Pilot Assist is een hulpmiddel dat u in veel situ-
Remfunctie bij langzaamrijdend verkeer len – u moet daarom ingrijpen en zelf remmen aties kan ondersteunen en helpen. U bent er
en stilstand om de auto stil te houden. echter altijd zelf verantwoordelijk voor dat u een
Na korte stops tot zo'n 3 seconden tijdens filerij- veilige afstand aanhoudt ten opzichte van de
Dat is mogelijk in de volgende situaties: omgeving en dat u de juiste positie op de rijbaan
den of voor verkeerslichten rijdt de auto automa-
tisch verder. Duurt het langer voordat een voorlig- • u bedient het rempedaal aanhoudt.
ger weer gaat rijden, dan wordt de Pilot Assist • u zet de parkeerrem aan
stand-by gezet met automatische remfunctie.
• u zet de keuzehendel in de stand P, N of R
– Pilot Assist kunt u op een van de volgende • u Pilot Assist stand-by zet.
manieren heractiveren:
Automatische activering van
• Druk op de stuurknop .
parkeerrem
• Trap het gaspedaal in. In bepaalde situaties wordt de parkeerrem aan-
> Pilot Assist hervat het volgen van de voor- gezet om ervoor te zorgen dat de auto blijft stil-
ligger als deze binnen staan.
ongeveer 6 seconden vooruit begint te rij-
Dit gebeurt als Pilot Assist de auto staande
den.
houdt met behulp van de bedrijfsrem en:
Gerelateerde informatie
• Pilot Assist (p. 328)
340
BESTUURDERSONDERSTEUNING
}}
341
BESTUURDERSONDERSTEUNING
70 Op de onderstaande voorbeeldafbeeldingen informeert de RSI (Road Sign Information) u dat de maximumsnelheid 130 km/h (80 mph) bedraagt.
71 NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
342 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Radarsensor
De radarsensor wordt door meerdere rijhulpsys-
temen gebruikt en heeft tot taak om andere voer-
tuigen te detecteren.
Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot Op de voorgaande afbeelding71 ziet u dat Pilot
Assist is ingesteld op het aanhouden van een Assist is ingesteld op het aanhouden van een
snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat het sys- snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat er geen
teem een voorligger volgt die op dezelfde snel- voorliggers zijn die het systeem kan volgen.
heid rijdt. NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het
En Pilot Assist geeft in dit geval stuurhulp, omdat
Pilot Assist geeft nu stuurhulp, omdat het de zijlij- het de zijlijnen van de rijstrook kan detecteren. model zijn afwijkingen mogelijk.
nen van de rijstrook kan detecteren. De radarsensor wordt gebruikt voor de volgende
Gerelateerde informatie systemen:
• Pilot Assist (p. 328)
• Afstandswaarschuwing*
• Adaptieve cruisecontrol*
• Rijbaanassistent
• Pilot Assist*
• City Safety
Bij modificatie van de radarsensor is het mogelijk
dat het gebruik ervan onwettig wordt.
* Optie/accessoire. 343
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| Gerelateerde informatie
• Beperkingen van de radarsensor (p. 345)
• Aanbevolen onderhoud van de radarsensor
(p. 348)
• Typegoedkeuring voor radarsensor (p. 349)
344
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Beperkingen van de radarsensor De radarsensor zit aan de binnenkant op het Als op het bestuurdersdisplay dit sym-
De radarsensor kent een aantal beperkingen, die bovenste deel van de voorruit, samen met de bool en de melding "Voorruitsensor
ook beperkingen met zich meebrengen voor de camera van de auto. Sensor afgedekt, zie handleiding"
functies die gebruikmaken van de eenheid. verschijnen, betekent dit dat de
BELANGRIJK gecombineerde camera en radarsensor geen
Geblokkeerde eenheid voorliggers, fietsers, voetgangers en grotere die-
Plaats, plak of monteer niets aan de buiten- ren voor de auto kan ontdekken en dat de func-
of binnenkant van de voorruit, vóór of rond de ties die gebruikmaken van de gecombineerde
camera- en radareenheid - dat kan de op de camera en radarsensor mogelijk storingen of
camera en radar gebaseerde functies versto- beperkingen vertonen, uitgeschakeld worden of
ren. verkeerd reageren.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
keld of niet goed reageren.
In de volgende tabel staan voorbeelden van mogelijke oorzaken van het verschijnen van de melding en passende maatregelen:
Oorzaak Maatregel
Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is vuil Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor
of bedekt met sneeuw of ijs. van vuil, sneeuw en ijs.
Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen of het Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet.
zicht van de camera.
345
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| Oorzaak Maatregel
De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door opspat- Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of
tend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. sneeuw werkt de eenheid soms niet.
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde camera Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behui-
en radarsensor gekomen. zing van de eenheid te laten reinigen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-
werkplaats.
Beperkt blikveld
De radarsensor heeft een beperkt blikveld. In
bepaalde gevallen wordt een voorligger niet ont-
dekt of later dan verwacht.
346
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Als het voorruitoppervlak vóór een van beide • Monteer bij vervanging van de ruitenwis-
sers hetzelfde type of een ander type,
‘ogen’ van de camera- en radareenheid bar-
door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.
sten, krassen of steenslagschade vertoont
van ca. 0,5 × 3,0 mm (0,02 × 0,12 in) of gro-
ter, neem dan contact op met een werkplaats BELANGRIJK
om de voorruit te laten vervangen. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Bij het vervangen van de voorruit moet de
Lage aanhangwagen in radarschaduw. camera- en radareenheid in de werkplaats
Als u niets doet, presteren de bestuurderson- opnieuw worden gekalibreerd om de werking
Ook lage aanhangwagens ontdekt de radarsen-
dersteuningssystemen die gebruikmaken van van alle op de camera en radar gebaseerde
sor soms alleen met grote moeite of helemaal
de gecombineerde camera en radarsensor systemen van de auto te garanderen. Geadvi-
niet - u moet daarom extra voorzichtig zijn als er
mogelijk minder goed. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
een lage aanhangwagen achter de voorligger
hangt en de adaptieve cruisecontrol of Pilot Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
Assist actief is. den gereduceerd, volledig worden uitgescha- Gerelateerde informatie
keld of niet goed reageren. • Radarsensor (p. 343)
Hoge temperaturen
Bij zeer hoge temperaturen in het interieur zal de Om te voorkomen dat de bestuurdersonder-
gecombineerde camera en radarsensor na het steuningssystemen die van de radarsensor
starten van de motor mogelijk tijdelijk worden uit- gebruikmaken, helemaal niet, onjuist of in
geschakeld gedurende zo'n 15 minuten om de beperkte mate werken, geldt tevens het vol-
elektronica te beschermen. Als de temperatuur gende:
voldoende gedaald is, wordt de gecombineerde • Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of
camera en radarsensor automatisch weer opge- sterren in het gebied vóór de gecombi-
start. neerde camera en radarsensor niet te
repareren, maar de complete voorruit te
vervangen.
• Neem alvorens de voorruit te laten ver-
vangen contact op met een erkende
347
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Als vuil, ijs en sneeuw de camera- en radar-
eenheid bedekken, neemt de functie af en
kan meten onmogelijk worden gemaakt.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
keld of niet goed reageren.
Gerelateerde informatie
• Radarsensor (p. 343)
348
BESTUURDERSONDERSTEUNING
349
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
REGISTERED No: ER37536/15
✓
DEALER No: DA37380/15
Verenigde Arabische
Emiraten (UAE) REGISTERED No: ER37357/15
✓
DEALER No: DA37380/15
37295/POSTEL/2014
✓
4927
Indonesië
38806/SDPPI/2015
✓
4927
Type Approval No.: TRC/LPD/2014/255
✓
Equipment Type: Low Power Device (LPD)
Jordanië
Type Approval No.: TRC/LPD/2015/3
✓
Equipment Type: Low Power Device (LPD)
Certification No.
✓
MSIP-CMI- DPH-L2C0054TR
Korea
Certification No.
✓
MSIP-CMI-DPH-L2C0055TR
AGREE PAR L’ANRT MAROC
Marokko ✓ ✓ NUMÉRO D’AGRÉMENT: MR 9929 ANRT 2014
DATE D’AGRÉMENT: 26/12/2014
350
BESTUURDERSONDERSTEUNING
ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
✓ IFETEL: RLVDEL215-0299
Mexico
✓ IFETEL: RLVDEL215-0314
Moldavië ✓ ✓
✓ И011 14
Servië
✓ И011 15
Singapore ✓ ✓
TA-2014/1824
✓
APPROVED
Zuid-Afrika
TA-2014/2390
✓
APPROVED
}}
351
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| ACCA &
Markt BLISC Symbool Typegoedkeuring
PAB
✓ CCAB15LP0560T3
Taiwan
✓ CCAB15LP0680T0
Delphi і є, щ RACAM/SRR2 і і є П
і і і і і
Oekraïne ✓ ✓ і ( і ь ) (П КМ № 679 і 24
2009 .) Д і і і і ь і Delphi :
Delphi.
Gerelateerde informatie
• Radarsensor (p. 343)
352
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 353
BESTUURDERSONDERSTEUNING
354
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Oorzaak Maatregel
Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor van
vuil of bedekt met sneeuw of ijs. vuil, sneeuw en ijs.
Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet.
of het zicht van de camera.
De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of sneeuw
opspattend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. werkt de eenheid soms niet.
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behuizing van
camera en radarsensor gekomen. de eenheid te laten reinigen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Fel tegenlicht Valt niets aan te doen. In betere lichtomstandigheden wordt de camera automa-
tisch opnieuw geactiveerd.
N.B. Beschadigde voorruit Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor-
den gereduceerd, volledig worden uitgescha-
Houd het voorruitoppervlak vóór de gecombi- keld of niet goed reageren.
neerde radarsensor en camera schoon. BELANGRIJK
Als het voorruitoppervlak vóór een van beide Om te voorkomen dat de bestuurdersonder-
‘ogen’ van de camera- en radareenheid bar- steuningssystemen die van de radarsensor
Hoge temperaturen gebruikmaken, helemaal niet, onjuist of in
sten, krassen of steenslagschade vertoont
Bij zeer hoge temperaturen in het interieur zal de beperkte mate werken, geldt tevens het vol-
van ca. 0,5 × 3,0 mm (0,02 × 0,12 in) of gro-
gecombineerde camera en radarsensor na het gende:
ter, neem dan contact op met een werkplaats
starten van de motor mogelijk tijdelijk worden uit-
geschakeld gedurende zo'n 15 minuten om de
om de voorruit te laten vervangen. Geadvi- • Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. sterren in het gebied vóór de gecombi-
elektronica te beschermen. Als de temperatuur
voldoende gedaald is, wordt de gecombineerde Als u niets doet, presteren de bestuurderson- neerde camera en radarsensor niet te
camera en radarsensor automatisch weer opge- dersteuningssystemen die gebruikmaken van repareren, maar de complete voorruit te
start. de gecombineerde camera en radarsensor vervangen.
mogelijk minder goed. • Neem alvorens de voorruit te laten ver-
vangen contact op met een erkende
}}
355
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| Volvo-werkplaats om te controleren of de
juiste voorruit wordt besteld en gemon-
teerd.
• Monteer bij vervanging van de ruitenwis-
sers hetzelfde type of een ander type,
door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.
BELANGRIJK
Bij het vervangen van de voorruit moet de
camera- en radareenheid in de werkplaats
opnieuw worden gekalibreerd om de werking
van alle op de camera en radar gebaseerde
systemen van de auto te garanderen. Geadvi-
seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Gerelateerde informatie
• Camera (p. 353)
356
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Aanbevolen onderhoud van de City Safety™ peld aan onoplettendheid tot bijna-ongelukken
camera City Safety kan u met licht- en geluidssignalen kunnen leiden.
De gecombineerde camera en radarsensor werkt en rempedaaltrillingen attenderen op plotseling Het systeem helpt u door automatisch te rem-
alleen naar behoren wanneer u vuil, ijs en opdoemende voetgangers, fietsers, grotere die- men, wanneer het gevaar voor een botsing met
sneeuw van de voorruit verwijdert en de ruit ren en voorliggers – de auto remt automatisch een voorligger reëel is en u zelf niet snel genoeg
regelmatig reinigt met water en autoshampoo. als u niet zelf binnen een redelijke tijd reageert. remt en/of uitwijkt.
City Safety start een korte, krachtige remma-
N.B. noeuvre en zorgt er normaliter voor dat u net
Als vuil, ijs en sneeuw de camera- en radar- achter uw voorligger tot stilstand komt.
eenheid bedekken, neemt de functie af en City Safety wordt geactiveerd in situaties waar u
kan meten onmogelijk worden gemaakt. eigenlijk al veel eerder had moeten remmen,
Dit kan er tevens toe leiden dat functies wor- zodat de functie niet altijd uitkomst biedt.
den gereduceerd, volledig worden uitgescha- City Safety is erop gebouwd om zo laat mogelijk
keld of niet goed reageren. geactiveerd te worden om onnodige ingrepen te
voorkomen.
Gerelateerde informatie U en eventuele passagiers zullen normaal alleen
• Camera (p. 353) merken dat City Safety actief is, wanneer een
Locatie gecombineerde camera en radarsensor77. botsing dreigt.
City Safety kan een aanrijding voorkomen of de
impactsnelheid verlagen.
City Safety is een hulpmiddel dat bedoeld is om u
te waarschuwen, wanneer het gevaar bestaat dat
u op een voetganger, een fietser, een groter dier
of een voorligger botst.
City Safety kan u helpen een botsing te voorko-
men tijdens filerijden en dergelijke, waarbij plot-
selinge wijzigingen in het verkeer vóór u gekop-
357
BESTUURDERSONDERSTEUNING
358
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Deelfuncties van City Safety 1 – Collision Warning Als u in deze fase nog steeds niet aan een uit-
Eerst wordt u gewaarschuwd voor een dreigende wijkmanoeuvre bent begonnen en er een aanrij-
aanrijding. ding dreigt, wordt er automatisch geremd, onge-
acht of u zelf remt of niet. De auto wordt daarbij
City Safety kan voetgangers, fietsers of voertui-
maximaal afgeremd om de botssnelheid te
gen voor uw auto ontdekken, die stilstaan of in
beperken of zoveel als nodig is om een aanrijding
dezelfde richting als u rijden. City Safety kan
te voorkomen.
tevens voetgangers, fietsers of grote dieren ont-
dekken, die het pad van uw auto kruisen. Bij activering van de automatische remfunctie
worden mogelijk ook de gordelspanners geacti-
Bij een dreigende botsing met een voetganger,
veerd. Zie voor meer informatie onder "Gordel-
fietser, groter dier of een voertuig en met voertui-
spanners".
gen zoals beschreven in het artikel "City Safety
bij kruisend verkeer" wordt uw aandacht getrok- Auto Brake kan in bepaalde situaties de remin-
ken met licht- en geluidssignalen en rempedaal- greep met lichter remmen beginnen en vervol-
Functie-overzicht78.
trillingen. Bij lagere snelheden, krachtig afrem- gens overgaan op de volledige remwerking.
Akoestisch waarschuwingssignaal bij gevaar men door de bestuurder of het geven van gas
voor een botsing Wanneer City Safety een botsing met een stil-
worden geen rempedaaltrillingen verstrekt. De staand obstakel heeft voorkomen, blijft de auto
Waarschuwingssymbool bij gevaar voor een intensiteit van de rempedaaltrilling is afhankelijk stilstaan totdat u bepaalde actie onderneemt. Als
botsing van de rijsnelheid. de auto wordt afgeremd wegens een langzamer
Afstandsmeting met gecombineerde radar- 2 – Brake Support rijdende voorligger, wordt uw snelheid afgestemd
sensor en camera Als het gevaar voor een aanrijding na de Collision op die van de voorligger.
City Safety vervult drie functies in de volgende Warning verder is toegenomen, treedt de Brake
volgorde: Support in werking. N.B.
1. Collision Warning Brake Support helpt u bij het remmen, als het Bij een auto met een handgeschakelde ver-
2. Brake Support systeem ervan uitgaat dat de remmanoeuvre snellingsbak, stopt de motor wanneer de Auto
alleen niet voldoende is om een botsing te voor- Brake de auto tot stilstand heeft gebracht,
3. Auto Brake komen. tenzij u voor die tijd het koppelingspedaal
De volgende tekst licht toe wat de drie functies 3 – Auto Brake weet te bedienen.
doen: In allerlaatste instantie wordt de automatische
remfunctie geactiveerd.
359
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| U kunt een remingreep altijd afbreken hard op Waarschuwingsafstand instellen Safety niet alleen minder vaak waarschuwt, maar
het gaspedaal te trappen. voor City Safety ook minder snel.
City Safety mag dan altijd geactiveerd zijn, u Gebruik waarschuwingsafstand Laat daarom
N.B. kunt wel een waarschuwingsafstand kiezen. alleen in uitzonderingsgevallen, zoals bij sportief
Als City Safety remt, gaan de remlichten bran- rijden.
den. N.B.
City Safety is niet uit te schakelen, maar
Wanneer City Safety ingrijpt en remt, verschijnt wordt bij het starten van de motor/elektrische
op het bestuurdersdisplay de melding dat het aandrijving automatisch geactiveerd en blijft
systeem actief is/was. vervolgens actief tot u de motor/elektrische
aandrijving uitschakelt.
WAARSCHUWING
De waarschuwingsafstand bepaalt de gevoelig-
Pas uw rijstijl niet aan op grond van City
Safety en ga er niet blindelings van uit dat heid van het systeem en de afstand waarbij de
City Safety voor u remt. licht- en geluidssignalen en de rempedaaltrillin-
gen moeten worden gegeven.
Gerelateerde informatie Om een waarschuwingsafstand te kiezen:
• City Safety™ (p. 357) 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe
in het hoofdscherm van het middendisplay.
2. Kies onder Waarschuwing City Safety voor
Laat, Normaal of Vroeg voor het instellen
van de gewenste waarschuwingsafstand.
Als de instelling Vroeg te vaak tot waarschuwin-
gen leidt (wat in bepaalde situaties als hinderlijk
kan worden ervaren), kunt u de waarschuwingsaf-
stand Normaal of Laat kiezen.
Wanneer u vindt dat er te vaak wordt gewaar-
schuwd en de signalen als storend ervaart, kunt u
de waarschuwingsafstand verkleinen zodat City
360
BESTUURDERSONDERSTEUNING
}}
361
BESTUURDERSONDERSTEUNING
362
BESTUURDERSONDERSTEUNING
City Safety kan dankzij de koplampen van de auto Grotere dieren WAARSCHUWING
ook in het donker voetgangers detecteren.
City Safety is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning dat niet altijd alle
WAARSCHUWING grotere dieren kan detecteren en bijvoorbeeld
City Safety is een systeem voor aanvullende moeite heeft met:
bestuurdersondersteuning dat niet altijd alle • slechts gedeeltelijk zichtbare grotere die-
voetgangers kan detecteren en bijvoorbeeld ren;
moeite heeft met:
• grotere dieren die met hun voor- of ach-
• slechts gedeeltelijk zichtbare voetgan-
tereind recht voor de auto staan of bewe-
gers, voetgangers die gekleed gaan in
gen;
kleding die de lichaamscontouren verhult
of voetgangers met een lengte korter dan • grotere dieren die snel rennen of bewe-
80 cm (32 in.); gen;
Ideaalvoorbeeld van wat City Safety als een stilstaand of
• voetgangers bij een gering contrast met langzaam lopend groter dier beschouwt – met herken- • grotere dieren als het contrast met de
de achtergrond – waarschuwingen en bare lichaamscontouren. achtergrond van de dieren gering is –
remingrepen kunnen dan pas laat komen waarschuwingen en remingrepen kunnen
Voor optimale prestaties van het systeem moet dan pas laat komen of helemaal achter-
of helemaal achterwege blijven; de systeemfunctie die verantwoordelijk is voor wege blijven.
• voetgangers die grote voorwerpen dra- identificatie van grotere dieren (zoals een eland
gen. of paard) zo uniform mogelijk informatie over de • kleinere dieren zoals honden en katten.
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u lichaamscontouren ontvangen – wat inhoudt dat U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u
de auto op de juiste wijze bestuurt en vol- het dier recht vanaf de zijkant moet kunnen wor- de auto op de juiste wijze bestuurt en vol-
doende afstand houdt, afhankelijk van de rij- den waargenomen en dat het dier een bewe- doende afstand houdt, afhankelijk van de rij-
snelheid. snelheid.
gingspatroon heeft dat voor het dier als normaal
te beschouwen is.
Gerelateerde informatie
Het systeem kan dieren niet ontdekken, als de
systeemcamera delen van het lichaam van het • City Safety™ (p. 357)
dier niet kan waarnemen.
City Safety kan dankzij de koplampen van de auto
ook in het donker grotere dieren detecteren.
363
BESTUURDERSONDERSTEUNING
City Safety bij kruisend verkeer WAARSCHUWING Beperkingen van City Safety bij
City Safety kan u helpen als uw auto tijdens het kruisend verkeer
afslaan op een kruising het pad van een tegen- • "City Safety bij kruisend verkeer" is een
In bepaalde gevallen kan het voor City Safety
systeem voor aanvullende bestuurderson-
ligger kruist. moeilijk zijn om u te helpen bij een dreigende
dersteuning om de rijveiligheid te verho-
aanrijding met tegemoetkomend kruisend ver-
gen, maar het systeem werkt niet in alle
keer.
verkeers-, weers- en wegomstandighe-
den.
• Waarschuwingen en remingrepen bij een
dreigende aanrijding met tegemoetko-
mende voertuigen komen vaak heel laat.
• Wacht nooit tot u een botswaarschuwing
krijgt of tot City Safety ingrijpt.
• City Safety ontslaat u niet van de plicht
om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
: Gebied waarin City Safety kruisende tegenliggers een passende snelheid en geschikte
kan detecteren.
afstand tot andere weggebruikers en met Wat mogelijk is in de volgende gevallen:
City Safety kan een tegenligger waar u tegenop respect voor de geldende verkeersregels
dreigt te botsen pas detecteren, wanneer de en -bepalingen. • bij gladheid zodat de stabiliteitsregeling ESC
tegenligger in het gebied is waar City Safety het ingrijpt
verloop kan analyseren.
Gerelateerde informatie • tegenliggers worden laat ontdekt
Bovendien moet aan de volgende criteria zijn vol- • City Safety™ (p. 357) • het zicht op tegenliggers wordt ergens door
daan: belemmerd
• de snelheid van uw auto is minimaal 4 km/h • tegenliggers voeren geen koplampen
(3 mph) • tegenliggers rijden onvoorspelbaar en wisse-
• uw auto slaat af naar links op markten met len bijvoorbeeld in een laat stadium snel van
rechtsrijdend verkeer (of naar rechts bij links- rijbaan.
rijdend verkeer)
• de koplampen van de tegenligger branden.
364
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B. City Safety met stuurhulp bij een City Safety kan het volgende detecteren:
uitwijkmanoeuvre • voertuigen
Het systeem maakt gebruik van de camera-
City Safety met stuurhulp kan u helpen om uit te
eenheid van de auto, die een aantal alge-
wijken voor een voertuig/obstakel, wanneer een
• fietsers
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk • voetgangers
botsing niet met een simpele remmanoeuvre te
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
voorkomen is. • grotere dieren.
N.B. WAARSCHUWING
De functie maakt gebruik van de radareen- • De anticiperende functies van City Safety
heid van de auto, die een aantal algemene vormen een systeem voor aanvullende
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
gen van de radareenheid". heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
Gerelateerde informatie standigheden.
• City Safety™ (p. 357) • City Safety ontslaat u niet van de plicht
om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
Uw auto die uitwijkt een passende snelheid en geschikte
afstand tot andere weggebruikers en met
Langzaam rijdend/stilstaand voertuig of respect voor de geldende verkeersregels
obstakel. en -bepalingen.
City Safety grijpt in door uw stuurbeweging te
versterken, nadat u aan een uitwijkmanoeuvre Activeren/deactiveren
bent begonnen – en alleen als u te weinig stuurt City Safety met stuurhulp is niet uit te schakelen
om een botsing te voorkomen. en daarmee altijd geactiveerd.
De versterkte stuuringreep wordt voor een groter
effect gecombineerd met een remingreep. Het Gerelateerde informatie
systeem helpt u na het passeren van het obsta- • City Safety™ (p. 357)
kel ook bij het hervinden van de rechtuitkoers.
365
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Beperkingen van de stuurhulp van City Safety bij ontoereikende via een uitwijkmanoeuvre een botsing te voorko-
City Safety bij een uitwijkmanoeuvre uitwijkmanoeuvre men.
City Safety-stuurhulp kent mogelijk beperkingen City Safety kan u helpen door de auto automa- Als City Safety echter inschat dat u niet kunt uit-
in de volgende situaties, zodat bijv. niet wordt tisch eerder te remmen, wanneer een botsing wijken door verkeer in de aangrenzende rijstro-
ingegrepen: niet met een simpele uitwijkmanoeuvre te voor- ken, kan het systeem u helpen door eerder dan
komen is. normaal een automatische remingreep te starten.
• buiten het snelheidsbereik 50–100 km/h
(30–62 mph) City Safety helpt u door voortdurend na te gaan
• als u zelf een uitwijkmanoeuvre begint of er voldoende "uitwijkmogelijkheden" zijn via de WAARSCHUWING
• als de stuurbekrachtiging met een beperkt aangrenzende rijstroken, als het systeem een • De anticiperende functies van City Safety
vermogen werkt – zoals bij koeling op grond langzaam rijdende of stilstaande voorligger vormen een systeem voor aanvullende
van oververhitting (zie het artikel "Snelheids- mogelijk laat ontdekt. bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
afhankelijke stuurkracht"). heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden.
N.B.
• City Safety ontslaat u niet van de plicht
Het systeem maakt gebruik van de camera- om alert en adequaat te reageren, zodat u
eenheid van de auto, die een aantal alge- de auto altijd op een veilige manier moet
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk blijven besturen, met inachtneming van
'Beperkingen van de camera-eenheid'. een passende snelheid en geschikte
afstand tot andere weggebruikers en met
respect voor de geldende verkeersregels
N.B. en -bepalingen.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene Uw auto (1) "ziet" geen uitwijkmogelijkheid voor voorlig-
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- gers (2) en kan daarom eerder een automatische remin-
gen van de radareenheid". greep verrichten.
Uw auto
Gerelateerde informatie
Langzaam rijdende/stilstaande auto
• City Safety™ (p. 357)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288) City Safety grijpt niet met een automatische
remingreep in, zolang u de mogelijkheid hebt om
366
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Beperkingen van City Safety bij Beperkingen van City Safety Blikveld van gecombineerde camera en
ontoereikende uitwijkmanoeuvre De City Safety kent mogelijk beperkingen in radarsensor
bepaalde situaties. Het blikveld van de camera is beperkt, zodat
N.B. voetgangers, fietsers, grotere dieren en voertui-
Omgeving gen in bepaalde situaties niet kunnen worden
Het systeem maakt gebruik van de camera- geregistreerd of later worden ontdekt dan ver-
Lage voorwerpen
eenheid van de auto, die een aantal alge- wacht.
Hangende voorwerpen zoals vlaggen/wimpels
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
die uitstekende lading markeren of accessoires Vuile voertuigen worden mogelijk later gedetec-
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
zoals verstralers en frontbars die boven de motor- teerd dan andere voertuigen en motoren worden
kap uitsteken zorgen voor functiebeperkingen. in het donker mogelijk later of helemaal niet
N.B. Gladheid gedetecteerd.
De functie maakt gebruik van de radareen- Bij gladheid is de remweg langer waardoor City Als een tekstmelding op het bestuurdersdisplay
heid van de auto, die een aantal algemene Safety minder goed in staat is een aanrijding te aangeeft dat de gecombineerde camera en
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin- voorkomen. In dergelijke situaties zullen het anti- radarsensor geblokkeerd is, houdt dit in dat City
gen van de radareenheid". blokkeerremsysteem en de stabiliteitsregeling Safety moeilijk voetgangers, fietsers, grotere die-
ESC79 zorgen voor een optimale remkracht met ren, auto's of weglijnen vóór de auto kan registre-
behoud van de stabiliteit. ren – daardoor kan City Safety mogelijk minder
Gerelateerde informatie
Tegenlicht goed functioneren.
• City Safety™ (p. 357)
In de felle zon en bij lichtschitteringen alsook het Er verschijnt echter niet altijd een foutmelding bij
gebruik van een zonnebril is het op de voorruit geblokkeerde voorruitsensoren - het is dan ook
geprojecteerde waarschuwingslampje soms belangrijk dat u het gebied van de voorruit vóór
moeilijk te ontdekken. Dat is ook mogelijk als u de gecombineerde camera en radarsensor goed
niet recht vooruit kijkt. schoonhoudt.
Hitte
Bij een hoge interieurtemperatuur door bijvoor- BELANGRIJK
beeld sterke instraling is het mogelijk dat het
Onderhoud en vervanging van onderdelen in
visuele waarschuwingssignaal aan de binnenkant
City Safety mogen uitsluitend door een werk-
van de voorruit mogelijk niet werkt.
plaats worden uitgevoerd - geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.
367
BESTUURDERSONDERSTEUNING
368
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Marktbeperking
City Safety is niet in alle landen beschikbaar. Als
City Safety niet in het menu van het middendis-
play voor Instellingen voorkomt, zit dit systeem
niet op de auto.
Zoekpad op het hoofdscherm van het middendis-
play:
• Instellingen My Car IntelliSafe
Gerelateerde informatie
• City Safety™ (p. 357)
369
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• City Safety™ (p. 357)
370
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Als de RCW bij snelheden onder 30 km/h • een naderende achterligger sneller rijdt dan Gerelateerde informatie
80 km/h (50 mph)
(20 mph) berekent dat uw auto van achteren • Rear Collision Warning (p. 371)
dreigt te worden aangereden, kunnen de gordel- • een aanhangwagen, fietsdrager of iets der-
spanner de veiligheidsgordels van de voorstoelen gelijks wordt aangesloten op het elektrische
aanspannen en wordt het veiligheidssysteem systeem van de auto. De RCW wordt dan
Whiplash Protection System geactiveerd. automatisch gedeactiveerd.
Net voor de aanrijding van achteren kan RCW
ook de bedrijfsrem activeren om te voorkomen N.B.
dat uw auto tijdens de aanrijding wordt gelan- Op sommige markten waarschuwt RCW van-
ceerd. De bedrijfsrem wordt echter alleen geacti- wege plaatselijke verkeersvoorschriften niet
veerd, als uw auto stilstaat. De bedrijfsrem lost met de richtingaanwijzers - in dergelijke
onmiddellijk als het gaspedaal wordt ingedrukt. gevallen is dat deel van de functie daarom
gedeactiveerd.
Gerelateerde informatie
• Beperkingen van Rear Collision Warning
(p. 371)
• Whiplash Protection System (p. 45)
371
BESTUURDERSONDERSTEUNING
372 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie Activeren/deactiveren BLIS Als BLIS bij het uitschakelen van de motor
• Activeren/deactiveren BLIS (p. 373) BLIS82 is te activeren/deactiveren. gedeactiveerd is, is dat na de volgende motor-
start nog steeds zo en zal er geen controlelampje
• Beperkingen van BLIS (p. 374)
branden.
• Aanbevolen onderhoud van BLIS (p. 374)
• Meldingen voor BLIS (p. 376) Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)
* Optie/accessoire. 373
BESTUURDERSONDERSTEUNING
374 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
BELANGRIJK
Reparaties aan de componenten van de
BLIS- en CTA-functies of het spuiten van de
bumper mogen uitsluitend in een werkplaats
worden uitgevoerd. Een erkende Volvo-werk-
plaats wordt aanbevolen.
Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)
• Cross Traffic Alert* (p. 377)
* Optie/accessoire. 375
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• BLIS* (p. 372)
376 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Cross Traffic Alert* CTA is alleen actief als de auto achteruit rolt of in WAARSCHUWING
CTA88 is een hulpmiddel bij BLIS89
om u te de achteruit is gezet.
• Cross Traffic Alert is een systeem voor
waarschuwen voor kruisend verkeer, als u ach- Als CTA detecteert dat er van de zijkant iets aan- aanvullende bestuurdersondersteuning
teruitrijdt met de auto. komt, wordt dit aangegeven met: om de bestuurder te ontlasten en de rij-
• een geluidssignaal - het geluid komt uit de veiligheid te verhogen, maar het systeem
linker of rechter luidspreker, afhankelijk van werkt niet in alle verkeers-, weers- en
waar het object vandaan komt. wegomstandigheden.
• een brandend pictogram in de grafische • Het is altijd aan u als bestuurder om op
PAS90-voorstelling op het display. een veilige en adequate wijze achteruit te
rijden met de auto.
• een pictogram op het hoofdscherm van de
parkeerhulpcamera. • Cross Traffic Alert ontslaat u niet van de
plicht om alert en adequaat te reageren,
zodat u de auto altijd op een veilige
manier moet blijven besturen, met inacht-
neming van een passende snelheid en
geschikte afstand tot andere weggebrui-
Principe voor CTA. kers en met respect voor de geldende
CTA vormt een aanvulling op het BLIS door bij verkeersregels en -bepalingen.
achteruitrijden op kruisend verkeer vanaf de zij-
kant te letten, bijvoorbeeld als u achteruit een Gerelateerde informatie
parkeervak verlaat. • Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert
CTA is bedoeld om in de eerste plaats voertuigen (p. 378)
te ontdekken - in gunstige gevallen kunnen ook • Beperkingen van Cross Traffic Alert (p. 378)
kleinere voorwerpen zoals fietsen en voetgangers Brandend pictogram voor CTA in de grafische PAS90- • Onderhoudsadvies voor Cross Traffic Alert
worden ontdekt. voorstelling91 op het display. (p. 379)
• Meldingen voor Cross Traffic Alert (p. 380)
* Optie/accessoire. 377
BESTUURDERSONDERSTEUNING
378 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Cross Traffic Alert* (p. 377)
* Optie/accessoire. 379
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Cross Traffic Alert* (p. 377)
380 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 381
BESTUURDERSONDERSTEUNING
382 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Samen met het symbool voor Voorbeeld van indirect snelheidsbord100: Het symbool op het bestuurdersdisplay dooft na
de geldende maximumsnelheid ca. 5 minuten en blijft uit tot het volgende snel-
Einde maximumsnelheid.
kan ook een aanvullend heidsspecifieke verkeersbord gepasseerd wordt.
bord100 worden weergegeven,
bijvoorbeeld voor een inhaalver- Aanvullende borden
bod.
Als u een weg met een inrijver-
bod inrijdt met dit bord aan de
Einde snelweg.
desbetreffende zijde, wordt u
gewaarschuwd met een knip-
perend symbool van dit bord100
op het bestuurdersdisplay.
Bij een auto met Sensus Navigation wordt ook
gebruikgemaakt van de kaartinformatie om te
Het symbool op het bestuurdersdisplay dooft na
bepalen of de auto in de verkeerde richting rijdt.
10-30 seconden en blijft uit tot het volgende
U kunt ook een akoestische waarschuwing ont- snelheidsspecifieke verkeersbord gepasseerd Voorbeelden van aanvullende borden100.
vangen bij het negeren van een inrijverbod als wordt.
Audiowaarschuwing verkeersbord geacti- Soms kent een en dezelfde weg verschillende
veerd is - zie "Akoestische waarschuwing active- Gewijzigde maximumsnelheid maximumsnelheden – een aanvullend bord geeft
ren/deactiveren" onder "Verkeersbordinformatie Als u een direct snelheidsbord passeert als een dan aan onder welke omstandigheden de snelhe-
activeren/deactiveren". maximumsnelheid gewijzigd wordt, wordt een den gelden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om
symbool met het corresponderende verkeersborg een gevaarlijke weg bij bijvoorbeeld regen en/of
Einde maximumsnelheid of einde op het bestuurdersdisplay getoond. mist.
autoweg Voorbeeld van een direct snel- Het aanvullende bord met betrekking tot regen
Wanneer RSI een "indirect snelheidsbord" detec- verschijnt alleen als de ruitenwissers zijn geacti-
heidsbord100.
teert, dat aangeeft dat de huidige snelheidslimiet veerd.
eindigt - bijv. bij het einde van de autoweg -
wordt op het bestuurdersdisplay een symbool Als er een aanhangwagen is aangesloten op het
met het corresponderende verkeersbord getoond. elektrische systeem van de auto en u passeert
een snelheidsbord met het onderbord "aanhang-
100De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden. }}
383
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| wagen", dan verschijnt deze snelheid op het Verkeersbordinformatie en Sensus Verkeersbordinformatie met
bestuurdersdisplay. Navigation snelheidswaarschuwing en
Sommige snelheden gelden Bij een auto met Sensus Navigation, wordt er in instellingen
bijvoorbeeld alleen een bepaald de volgende gevallen snelheidsspecifieke infor- De deelfunctie Waarschuwing max. snelheid
traject of op een bepaalde tijd matie opgehaald uit de navigatie-eenheid: van RSI102 is optioneel: u kunt kiezen uit Aan of
van de dag. U wordt hierop • Bij verkeersborden met indirecte snelheidsin- Uit.
geattendeerd met een symbool formatie, zoals borden voor autosnelwegen Waarschuwing max. snelheid waarschuwt u bij
voor een aanvullend bord onder en autowegen en plaatsnaamborden. overschrijding van de geldende maximumsnelheid
het snelheidssymbool. Het aan- of de ingestelde "snelheidslimiet" – als u geen
vullende symbool op het bestuurdersdisplay toont • Als een eerder waargenomen snelheidsbord
vaart mindert, wordt u nogmaals gewaarschuwd.
dan ofwel "DIST", ofwel "TIME". als niet langer geldig wordt gezien en er
geen nieuw bord is gepasseerd. De snelheidswaarschuwing
Een leeg vakje onder het snel- bestaat in een tijdelijk knippe-
heidssymbool100 op het N.B. rend symbool103 op het
bestuurdersdisplay geeft aan bestuurdersdisplay voor de
dat het RSI een bord heeft Op bepaalde markten is de functie verkeers- maximumsnelheid als deze
geregistreerd met aanvullende bordinformatie (RSI) alleen beschikbaar in snelheid wordt overschreden.
informatie over de geldende combinatie met Sensus Navigation.
maximumsnelheid. U krijgt altijd een snelheids-
waarschuwing bij overschrijding
N.B. van de snelheidslimiet voor flit-
Bord voor "Schoolzone" en "Woonerf" spalen die in verband met de
Bij gebruik van navigatie via een app die van
Als het waarschuwingsbord100 flitspaalinformatie geregistreerd
derden is gedownload, wordt geen snelheids-
"Schoolzone" of "Woonerf" is staat.
informatie van eventueel gepasseerde ver-
opgenomen in de kaartgege-
keersborden verstrekt.
vens van het navigatiesys-
teem101, verschijnt op het
bestuurdersdisplay een bord Gerelateerde informatie
van dit type. • Verkeersbordinformatie* (p. 381)
Gerelateerde informatie
• Verkeersbordinformatie* (p. 381)
100De getoonde verkeersborden zijn marktspecifiek - de afbeeldingen in deze handleiding zijn slechts voorbeelden.
101Uitsluitend in auto's met Sensus Navigation.
384 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 385
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Informatie op verkeersbord met Zie voor meer informatie over snelheidswaar- Beperkingen van
informatie over flitspalen schuwingen in verband met flitspalen het hoofd- Verkeersbordinformatie
Auto's met RSI104 en Sensus Navigation* kun- stuk "Informatie op verkeersborden met snel- De verkeersbordinformatie (RSI106) kent moge-
nen op het bestuurdersdisplay informatie geven heidswaarschuwing en instellingen" evenals het lijk beperkingen in bepaalde situaties.
over komende flitspalen. hoofdstuk "Beperkingen van verkeersbordinfor-
matie". Voorbeelden van factoren die de RSI mogelijk
beperken zijn:
N.B. • verbleekte borden
• Om een akoestisch waarschuwingssig- • borden in een bocht
naal te krijgen bij overschrijding van de
maximumsnelheid moet Waarschuwing
• gedraaide of beschadigde borden
max. snelheid zijn geactiveerd en moet • borden die hoog boven het wegdek hangen/
de deelfunctie Audiowaarschuwing staan
verkeersbord in stand Aan staan. Er • borden die gedeeltelijk of geheel verscholen
wordt vervolgens een geluidswaarschu- of slecht geplaatst zijn
wing gegeven als de rijsnelheid de snel- • borden die geheel of gedeeltelijk zijn afge-
heid overschrijdt die RSI op het bestuur- dekt met ijs, sneeuw en/of vuil
dersdisplay toont.
Flitspaalinformatie op het bestuurdersdisplay105. • digitale wegenkaarten107 die niet actueel of
• Informatie met betrekking tot flitspalen
onjuist zijn of geen snelheidsinformatie108
Als de auto een gedetecteerde op de navigatiekaart is niet voor alle
snelheidslimiet overschrijdt ter- bevatten.
markten/regio's beschikbaar.
wijl de snelheidswaarschuwing
geactiveerd is, krijgt u een
snelheidswaarschuwing als de
Gerelateerde informatie
auto een flitspaal nadert, op
voorwaarde dat de navigatie-
• Verkeersbordinformatie* (p. 381)
kaart voor de actuele regio informatie over flit- • Verkeersbordinformatie met snelheidswaar-
spalen bevat. schuwing en instellingen (p. 384)
• Beperkingen van Verkeersbordinformatie
(p. 386)
386 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 387
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| tevens een suggestie voor een mogelijke locatie WAARSCHUWING Driver Alert Control activeren/
om te pauzeren. deactiveren
Neem een waarschuwing van Driver Alert
Als u uw rijgedrag niet corrigeert, krijgt u enige Control altijd serieus, omdat u bij slaperigheid De Driver Alert Control (DAC) is te activeren/
tijd later opnieuw waarschuwingen. uw lichamelijke conditie vaak minder goed deactiveren.
kunt inschatten.
Aan/Uit
WAARSCHUWING Bij een waarschuwing of een gevoel van ver- Om de instellingen te wijzigen voor DAC:
moeidheid:
• Driver Alert Control is een systeem voor 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm
aanvullende bestuurdersondersteuning • Breng de auto zo spoedig mogelijk tot
van het middendisplay.
om de bestuurder te ontlasten en de rij- stilstand om rust te houden.
veiligheid te verhogen, maar het systeem Studies hebben aangetoond dat autorijden bij 2. Kies My Car IntelliSafe Driver Alert
werkt niet in alle verkeers-, weers- en vermoeidheid even gevaarlijk is in het verkeer Control.
wegomstandigheden. als rijden onder invloed van alcohol of andere
stimulerende middelen. 3. Vink Alertheidswaarschuwing aan/uit om
• Gebruik Driver Alert Control niet om lan- DAC te activeren/deactiveren.
ger te blijven rijden dan normaal, maar
plan altijd regelmatig pauzes in en zorg Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
ervoor dat u uitgerust bent. • Driver Alert Control activeren/deactiveren • Driver Alert Control (p. 387)
(p. 388)
• Driver Alert Control ontslaat u niet van de
plicht om alert en adequaat te reageren, • Begeleiding naar parkeerplaats kiezen bij
zodat u de auto altijd op een veilige waarschuwing van Driver Alert Control
manier moet blijven besturen, met inacht- (p. 389)
neming van een passende snelheid en • Beperkingen van Driver Alert Control
geschikte afstand tot andere weggebrui- (p. 389)
kers en met respect voor de geldende
verkeersregels en -bepalingen.
388
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
Een camera tast de zijlijnen van de weg/rijbaan af.
Gerelateerde informatie
• Driver Alert Control (p. 387)
}}
389
BESTUURDERSONDERSTEUNING
390
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Rijbaanassistent grijpt niet in • Symbolen op het bestuurdersdisplay voor de Stuurhulp bij rijbaanassistent
rijbaanassistent (p. 396) Een voorwaarde voor de werking van de stuur-
hulp LKA112 is dat u uw handen aan het stuur
houdt en het systeem controleert dat voortdu-
rend.
Als u uw handen niet aan het
stuur houdt, verschijnt op het
bestuurdersdisplay het vol-
gende symbool samen met een
melding om actief te sturen:
391
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
392
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Rijbaanassistent (p. 389)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
393
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Voorruitsensor Het vermogen van de camera om de rijbaan vóór de auto af te tasten is beperkt.
Sensor afgedekt, zie handleiding
Lane Keeping Aid De stuurhulp van LKA werkt niet als u uw handen niet aan het stuur houdt. Houd uw han-
den aan het stuur.
Sturen
Lane Keeping Aid LKA blijft stand-by staan totdat u de auto weer actief stuurt.
Stand-by tot stuur wordt bekrachtigd
394
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Rijbaanassistent (p. 389)
395
BESTUURDERSONDERSTEUNING
396
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Stuurhulp bij botsgevaar • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken Stuurhulp bij dreigende botsing
De Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen (p. 398) activeren/deactiveren
heeft tot taak het risico te helpen beperken dat • Niveau van stuurhulp bij dreigende bermon- De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze
de auto onbedoeld de eigen rijbaan verlaat en/of gelukken (p. 398) Aan of Uit moet staan.
in botsing komt met een ander voertuig of een Ga als volgt te werk om de functie uit te schake-
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
obstakel door de auto actief terug de eigen rij- activeren/deactiveren (p. 399) len:
baan in te sturen en/of een uitwijkmanoeuvre te
beginnen. • Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe
bermongelukken (p. 399) in het hoofdscherm van het middendisplay.
De Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen • Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing 2. Vink Hulp bij het voorkomen van
omvat drie deelfuncties: (p. 400) aanrijdingen uit.
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken • Stuurhulp bij dreigende botsing met tegen- > Het systeem staat vervolgens uit.
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing liggers activeren/deactiveren (p. 401)
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* • Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende N.B.
tegenliggerbotsing (p. 401)
Na een automatische ingreep verschijnt op het Bij deactivering van Hulp bij het
bestuurdersdisplay een melding dat een derge- • Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* voorkomen van aanrijdingen worden alle
lijke ingreep heeft plaatsgevonden: (p. 402) betrokken deelfuncties uitgeschakeld:
• Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen • Stuurhulp bij dreigende staartbotsing active- • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
Automatische ingreep ren/deactiveren* (p. 403)
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot-
• Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende sing
N.B. staartbotsing (p. 403)
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing*
Het is altijd aan u als bestuurder om de mate Ondanks de mogelijkheid tot deactivering
van stuurhulp te bepalen – de auto kan het wordt geadviseerd om de functie ingescha-
commando nooit overnemen. keld te laten, omdat deze in de meeste geval-
len de rijveiligheid verhoogt.
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij dreigende botsing activeren/ Gerelateerde informatie
deactiveren (p. 397) • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
• Symbolen en meldingen voor de stuurhulp bij
een dreigende botsing (p. 405)
* Optie/accessoire. 397
BESTUURDERSONDERSTEUNING
398
BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire. 399
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| N.B. Stuurhulp bij dreigende Het systeem biedt echter geen stuurhulp bij
tegenliggerbotsing gebruik van de richtingaanwijzers. En als het sys-
De functie maakt gebruik van de radareen- teem detecteert dat u er een actieve rijstijl op na
De deelfunctie kan u helpen, als u wordt afgeleid
heid van de auto, die een aantal algemene houdt, grijpt het systeem iets later in.
en niet merkt dat uw auto de rijbaan dreigt te
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
verlaten en op de verkeerde weghelft belandt. Na een automatische ingreep verschijnt op het
gen van de radareenheid".
bestuurdersdisplay een melding dat een derge-
lijke ingreep heeft plaatsgevonden:
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) • Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen
Automatische ingreep
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
WAARSCHUWING
• De stuurhulp bij gevaar voor tegenligger-
botsing is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden.
De functie kan u helpen om uit te wijken naar de eigen
rijbaan. • De stuurhulp wordt alleen geactiveerd bij
Tegenligger een groot gevaar voor een botsing –
wacht een ingreep van het systeem
Uw auto daarom nooit af.
De functie is in werking binnen het snelheidsbe- • Het systeem ontslaat u niet van de plicht
reik 60-140 km/h (37-87 mph) op wegen met om alert en adequaat te reageren, zodat u
duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen. de auto altijd op een veilige manier moet
blijven besturen, met inachtneming van
Als u de rijbaan dreigt te verlaten en daarbij het een passende snelheid en geschikte
pad van een tegenligger kruist, kan het systeem afstand tot andere weggebruikers en met
u helpen om de auto terug de eigen rijbaan in te respect voor de geldende verkeersregels
sturen. en -bepalingen.
400
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie Stuurhulp bij dreigende botsing met Beperkingen van de stuurhulp bij
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) tegenliggers activeren/deactiveren dreigende tegenliggerbotsing
De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Het systeem kent mogelijk beperkingen in de
Aan of Uit moet staan. volgende situaties, zodat bijv. niet wordt ingegre-
Ga als volgt te werk om de functie uit te schake- pen in de volgende gevallen:
len: • bij kleinere voertuigen zoals motorfietsen
1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe • op wegen waar duidelijk zichtbare rijbaan-
in het hoofdscherm van het middendisplay. markeringen ontbreken
2. Vink Hulp bij het voorkomen van • als uw eigen auto voor het merendeel in de
aangrenzende rijbaan is belandt
aanrijdingen uit.
> Het systeem staat vervolgens uit. • buiten het snelheidsbereik 60–140 km/h
(37–87 mph)
• als de stuurbekrachtiging met een beperkt
N.B. vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
Bij deactivering van Hulp bij het van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
voorkomen van aanrijdingen worden alle afhankelijke stuurkracht").
betrokken deelfuncties uitgeschakeld:
Voorbeelden van andere lastige omstandigheden:
• Stuurhulp bij dreigende bermongelukken
• wegwerkzaamheden
• Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbot-
• winterse wegomstandigheden
sing
• Stuurhulp bij dreigende staartbotsing*
• smalle wegen
}}
* Optie/accessoire. 401
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| N.B. Stuurhulp bij dreigende zer, maar een ander naderend voertuig niet
staartbotsing* opmerkt.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
Het systeem kan u helpen, als u bij een nade- De functie is in werking binnen het snelheidsbe-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
rende achterligger of een voertuig in een dode reik 60-140 km/h (37-87 mph) op wegen met
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
hoek wordt afgeleid en niet merkt dat uw auto duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen.
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
de rijbaan dreigt te verlaten.
Na een automatische ingreep verschijnt op het
bestuurdersdisplay een melding dat een derge-
N.B. lijke ingreep heeft plaatsgevonden:
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene
• Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen
Automatische ingreep
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".
WAARSCHUWING
Gerelateerde informatie • De stuurhulp bij gevaar voor staartbotsin-
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397) gen is een systeem voor aanvullende
bestuurdersondersteuning om de rijveilig-
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288) heid te verhogen, maar het systeem werkt
niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
Het systeem kan u helpen om de auto terug de eigen standigheden.
rijbaan in te sturen.
• De stuurhulp wordt alleen geactiveerd bij
Voertuig in een dode hoek een groot gevaar voor een botsing –
wacht een ingreep van het systeem
Uw auto daarom nooit af.
Als u op het punt staat de rijbaan te verlaten met • Het systeem ontslaat u niet van de plicht
een voertuig in een dode hoek of een snel nade- om alert en adequaat te reageren, zodat u
rende achterligger in een aangrenzende rijstrook, de auto altijd op een veilige manier moet
kan het systeem u helpen om de auto terug de blijven besturen, met inachtneming van
eigen rijbaan in te sturen. een passende snelheid en geschikte
Het systeem kan ook ingrijpen als u de rijbaan afstand tot andere weggebruikers en met
bewust verlaat met geactiveerde richtingaanwij- respect voor de geldende verkeersregels
en -bepalingen.
402 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
}}
* Optie/accessoire. 403
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| N.B.
Het systeem maakt gebruik van de camera-
eenheid van de auto, die een aantal alge-
mene beperkingen heeft, zie hoofdstuk
'Beperkingen van de camera-eenheid'.
N.B.
De functie maakt gebruik van de radareen-
heid van de auto, die een aantal algemene
beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkin-
gen van de radareenheid".
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
• Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
404
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Voorruitsensor Het vermogen van de camera om de rijbaan vóór de auto af te tasten is beperkt.
Sensor afgedekt, zie handleiding
Gerelateerde informatie
• Stuurhulp bij botsgevaar (p. 397)
405
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Hoe korter de afstand tot het obstakel, des te • Aanbevolen onderhoud van de parkeerhulp
korter op elkaar klinken de signalen. Wanneer u (p. 409)
• Symbolen en meldingen voor parkeerhulp
(p. 410)
406 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Aan de zijkanten
}}
407
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)
408 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)
117NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
* Optie/accessoire. 409
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de
storing zo spoedig mogelijk.
Sensoren afgedekt, schoonmaken
vereist
Parkeerhulpsysteem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.
Niet beschikbaar Service vereist
Gerelateerde informatie
• Parkeerhulp* (p. 406)
410 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
118De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
119Bij het inzoomen doven de hulplijnen.
120Niet op alle markten beschikbaar.
}}
* Optie/accessoire. 411
BESTUURDERSONDERSTEUNING
412 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
De achtercamera121 zit boven de kentekenplaat. De parkeerhulpcamera122 aan de voorzijde zit in de De zijcamera's122 zitten in beide buitenspiegels.
grille.
De camera beslaat een breed gebied achter de De zijcamera's kunnen weergeven wat er zich
auto. Bij bepaalde modellen is ook een deel van De frontcamera kan handig zijn bij het invoegen aan de desbetreffende zijde naast de auto
de achterbumper zichtbaar plus een eventuele vanuit een oprit waarbij het zicht naar beide zij- bevindt.
trekhaak. den bijvoorbeeld door heggen beperkt is. De
camera is actief bij snelheden tot 25 km/h Gerelateerde informatie
Voorwerpen op het middendisplay lijken mogelijk (16 mph) – bij hogere snelheden wordt de front- • Parkeerhulpcamera* (p. 411)
over te hellen – dit is volkomen normaal. camera uitgeschakeld.
Als de rijsnelheid een waarde van 50 km/h
(30 mph) niet bereikt en binnen 1 minuut na uit-
schakeling van de frontcamera daalt tot onder
22 km/h (14 mph), wordt de camera opnieuw
geactiveerd.
121NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
122NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
* Optie/accessoire. 413
BESTUURDERSONDERSTEUNING
123De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
414
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Hulplijnen in 360°-aanzicht* Hulplijn voor trekhaak* van een hulplijn voor de virtuele "baan" van de
trekhaak naar de aanhangwagen.
1. Druk op Trekhaak (1).
> De hulplijn voor het vermoedelijk traject
van de trekhaak wordt getoond, terwijl de
hulplijnen van de auto tegelijkertijd
gedoofd worden.
Er zijn niet tegelijkertijd hulplijnen weer te
geven voor de auto en de trekhaak.
2. Druk op Zoomen (2) als u nauwkeurig moet
manoeuvreren.
> Er wordt ingezoomd op de camerabeel-
360°-aanzicht met hulplijnen123.
den.
Met 360°-aanzicht worden - afhankelijk van de
rijrichting - achter, voor en aan de zijkant van de Gerelateerde informatie
auto hulplijnen getoond: • Parkeerhulpcamera* (p. 411)
123De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
* Optie/accessoire. 415
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Sensorveld van parkeerhulp voor De kleur van de velden voor de sensoren achter- Parkeerhulpcamera starten
parkeerhulpcamera uit en vooruit verandert als de afstand tot het De parkeerhulpcamera start automatisch bij
Als de auto uitgerust is met Parkeerhulp wordt obstakel kleiner wordt - van geel, via oranje naar inschakeling van de achteruitversnelling of hand-
voor iedere sensor die een obstakel waarneemt rood. matig bij het bedienen van een van de functiek-
de afstand met gekleurde velden in 360°-aan- Veldkleur achteruit Afstand in meter (feet) noppen van het middendisplay.
zicht weergegeven. en vooruit
Camera-aanzicht tijdens het
Sensorveld achteruit en vooruit
Oranje 0,6-1,5 (2,0-4,9) achteruitrijden
Bij inschakeling van de achteruitversnelling ver-
Oranje 0,4-0,6 (1,3-2,0) schijnt het 360°-aanzicht als dit aanzicht of een
Rood 0-0,4 (0-1,3) van de zijaanzichten het laatst gebruikte aanzicht
was, zo niet dan verschijnt het achteraanzicht.
Sensorvelden naar de zijkanten
De zijvelden worden uitsluitend weergegeven met Aanzicht bij handmatige inschakeling
de kleur oranje. van de camera
Start de parkeerhulpcamera
Veldkleur zijkanten Afstand in meter (feet) met deze knop op het functie-
Oranje 0-0,3 (0-1,0) scherm van het middendisplay.
Op het display verschijnt
Gerelateerde informatie daarna in eerste instantie het
• Parkeerhulpcamera* (p. 411) laatst gebruikte camera-aan-
zicht. Na iedere nieuwe motorstart wordt een eer-
der weergegeven zijaanzicht vervangen door een
360°-aanzicht en een eerder getoond ingezoomd
achteraanzicht wordt vervangen door een stan-
daardachteraanzicht.
124De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
416 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
WAARSCHUWING
Wees bij het verschijnen
van dit symbool extra voor-
zichtig tijdens het achteruit- Er zitten "dode" hoeken tussen de blikvelden van de
rijden met een gemon- camera's.
teerde aanhangwagen, In het 360°-aanzicht kunnen obstakels/voorwer-
fietsdrager of iets dergelijks
die is aangesloten op het pen "verdwijnen" in de overgangen tussen de
elektrische systeem van de auto. afzonderlijke camera's.
Het symbool geeft aan dat de parkeerhulp-
sensoren achter uitgeschakeld zijn, zodat WAARSCHUWING
deze niet waarschuwen voor eventuele obsta- Ook als de dode hoeken op het scherm rela-
kels. tief klein ogen dient u erop te letten dat de
verborgen gebieden in werkelijkheid dusdanig
groot kunnen zijn dat obstakels mogelijk pas
N.B. worden geregistreerd, wanneer de auto de
Fietsdragers of andere accessoires achter op obstakels zeer dicht genaderd is.
de auto kunnen het blikveld van de camera
blokkeren.
}}
* Optie/accessoire. 417
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| Defecte camera kan ertoe leiden dat de beeldweergave ietwat Aanbevolen onderhoud van de
Als een camerasector zwart kan variëren wat lichtsterkte en kwaliteit betreft. parkeerhulpcamera
blijft en het nevenstaande sym- Slechte lichtomstandigheden leveren mogelijk De parkeerhulpcamera's bij de kentekenplaat-
bool bevat, betekent dit dat de een slechtere beeldkwaliteit op. houder achterop, de frontgrille en in de beide
desbetreffende camera defect buitenspiegels vergen enige vorm van onder-
is. Gerelateerde informatie
houd.
• Parkeerhulpcamera* (p. 411)
Maak cameralenzen regelmatig schoon met lauw
Hieronder een voorbeeld.
water en autoshampoo. Wees voorzichtig zodat er
geen krassen op de lens komen.
N.B.
Houd voor optimale werking de cameralens
vrij van vuil, sneeuw en ijs. Dit is vooral van
belang in slechte lichtomstandigheden.
Gerelateerde informatie
• Parkeerhulpcamera* (p. 411)
Lichtomstandigheden
De cameraweergave wordt automatisch aange-
past aan de heersende lichtomstandigheden. Dit
418 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
De camera is defect.
Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de sto-
ring zo spoedig mogelijk.
Sensoren afgedekt, schoonma-
ken vereist
Parkeerhulpsysteem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt
een erkende Volvo-werkplaats.
Niet beschikbaar Service vereist
U kunt meldingen verwijderen door kort te druk- Doe het volgende, als de melding blijft staan: Gerelateerde informatie
ken op de -knop in het midden van de rech- Neem contact op met een werkplaats. Geadvi- • Parkeerhulpcamera* (p. 411)
ter stuurknoppenset. seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
* Optie/accessoire. 419
BESTUURDERSONDERSTEUNING
420 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Achteruit insteken Inparkeren met actieve parkeerhulp PAP is te activeren als na het starten van de
De actieve parkeerhulp (PAP127) helpt u in drie motor aan de volgende criteria is voldaan:
fasen bij het parkeren. De functie kan u ook hel- • Er is geen aanhangwagen aan de auto
pen om uit een parkeervak te rijden. gekoppeld
• De snelheid moet lager zijn dan 30 km/h
N.B. (20 mph).
PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan
u de taak om: N.B.
• goed op de omgeving rond de auto te let- De afstand tussen de auto en parkeervakken
ten moet 0,5–1,5 meter (1,6–5,0 ft) bedragen,
• de instructies op het middendisplay op te wanneer PAP de omgeving aftast op zoek
volgen naar een passende parkeerplek.
Principe voor (achteruit) insteken.
• te schakelen (achteruit/vooruit) – er klikt
Het PAP-systeem parkeert de auto aan de hand een "belsignaal", wanneer u moet scha- Parkeren
van de volgende stappen: kelen PAP parkeert de auto aan de hand van de vol-
1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten. • de snelheid te regelen en daarbij een vei- gende deelmomenten:
2. De auto wordt achteruit/vooruit het parkeer- lige snelheid aan te houden 1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten.
vak in gestuurd en netjes in het midden • te remmen en de auto tot stilstand te 2. De auto wordt achteruit het vak ingestuurd.
geparkeerd door voor-/achteruit te rijden. brengen.
3. De auto wordt netjes in het midden van het
vak geparkeerd - het systeem kan u vragen
N.B. Symbolen, grafische voorstellingen en/of teksten om te schakelen.
Een haaks geparkeerde auto kan niet met op het middendisplay geven aan, wanneer u iets
behulp van de PAP-functie Uitparkeren een moet doen.
parkeervak verlaten - die functie is alleen te
gebruiken voor een parallel geparkeerde auto.
Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
* Optie/accessoire. 421
BESTUURDERSONDERSTEUNING
422
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Achteruit inparkeren Doe het volgende om de auto achteruit in te par- Auto netjes in het midden van het
keren: parkeervak parkeren
1. Controleer of de ruimte achter u vrij is en
schakel de achteruitversnelling in.
2. Rijd langzaam en voorzichtig achteruit en
raak het stuurwiel niet aan – rijd niet sneller
dan zo'n 7 km/h (4 mph).
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken.
N.B.
Fileparkeren.
• Houd uw handen weg van het stuurwiel Fileparkeren.
als de PAP-functie is geactiveerd.
• Let erop dat het stuurwiel niet door iets
wordt gehinderd en vrij kan draaien.
• Wacht voor het beste resultaat totdat het
stuurwiel is uitgedraaid, voordat u achter-
uit/vooruit rijdt.
Achteruit insteken.
Achteruit insteken.
U doet dat als volgt:
}}
423
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| 1. Zet de keuzehendel in stand D. Wacht totdat Uitparkeren met actieve het stuur terugdraaien tot de maximale stuuruit-
het stuur gedraaid is en rijd langzaam vooruit. parkeerhulp slag om uit het parkeervak te kunnen rijden.
2. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het De functie Uitparkeren kan u helpen om een Als PAP oordeelt dat u zonder extra manoeuvres
beeld en de melding op het middendisplay u parkeervak uit te rijden. kunt uitparkeren, wordt de functie uitgeschakeld,
hiertoe verzoeken. N.B. ook al denkt u misschien dat de auto nog in het
parkeervak staat.
3. Schakel in de achteruit en rijd langzaam ach- Het verlaten van een parkeervak met
teruit. Uitparkeren is alleen bestemd voor een Gerelateerde informatie
4. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het parallel geparkeerde auto - het systeem werkt • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
beeld en de melding op het middendisplay u niet voor een haaks geparkeerde auto.
hiertoe verzoeken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd, De functie Uitparkeren is te
waarna met grafische voorstellingen en een mel- activeren in het functiescherm
ding wordt aangegeven dat het insteken is afge- op het middendisplay of in het
rond. U moet mogelijk later corrigeren - alleen u camerascherm.
kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd
staat.
U doet dat als volgt:
BELANGRIJK
1. Tik op de knop Uitparkeren in het functie-
De waarschuwingsafstand is korter, wanneer scherm of in het camerascherm.
de sensoren worden gebruikt door PAP dan
wanneer Park Assist de sensoren gebruikt. 2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke
richting de auto het parkeervak moet verla-
ten.
Gerelateerde informatie
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken. Volg de instructies op
dezelfde manier als bij de parkeerprocedure.
Let erop dat het stuur kan "terugveren" bij het
uitschakelen van de functie. U moet dan mogelijk
424 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Beperkingen van de Actieve WAARSCHUWING Als bestuurder dient u rekening te houden met
parkeerhulp* de volgende beperkingen van de actieve parkeer-
• PAP is een systeem voor aanvullende hulp:
De actieve parkeerhulp PAP128 is niet in staat bestuurdersondersteuning om de
om in alle situaties alles te registreren, zodat er bestuurder te ontlasten, maar het sys- Parkeren afbreken
mogelijke beperkingen gelden voor de werking. teem werkt niet in alle verkeers-, weers- Een parkeerprocedure wordt afgebroken:
en wegomstandigheden.
• als u het stuurwiel aanraakt
• Let daarom in het bijzonder op mensen
• als u te snel met de auto rijdt – sneller dan
en dieren in de buurt van de auto.
7 km/h (4 mph)
• Let erop dat de voorkant van de auto tij-
• als u op Annuleren op het middendisplay
dens het parkeren kan uitzwenken naar
drukt
het tegemoetkomende verkeer.
• bij een ingreep van het antiblokkeerremsys-
• Voorwerpen boven het detectiegebied
teem of de elektronische stabiliteitsregeling,
van de sensoren worden niet meegeno-
bijvoorbeeld als een wiel geen grip meer
men bij het berekenen van de parkeerma-
heeft bij een glad wegdek
noeuvre, waardoor PAP mogelijk te vroeg
het parkeervak indraait – vermijd daarom • als de stuurbekrachtiging met een beperkt
parkeervakken met dergelijke hoge voor- vermogen werkt – zoals bij koeling op grond
werpen. van oververhitting (zie het artikel "Snelheids-
afhankelijke stuurkracht").
• PAP ontslaat u niet van de plicht om alert
en adequaat te reageren, zodat u de auto In voorkomende gevallen laat een melding op het
altijd op een veilige manier moet blijven middendisplay u weten waarom de parkeerproce-
besturen, met inachtneming van een pas- dure is afgebroken.
sende snelheid en geschikte afstand tot
andere weggebruikers en met respect
voor de geldende verkeersregels en -
bepalingen.
* Optie/accessoire. 425
BESTUURDERSONDERSTEUNING
|| BELANGRIJK Er zijn ook een paar details waar u bij het parke- als een geparkeerde auto meer uitsteekt dan
ren op moet letten, bijvoorbeeld: de andere geparkeerde auto's.
Onder bepaalde omstandigheden kan PAP
geen parkeerplaatsen vinden - een reden kan • U moet altijd bepalen of het vak dat PAP • PAP is bedoeld voor inparkeren in rechte
voorstelt zich leent om in te parkeren. straatgedeelten – niet in straatgedeelten met
zijn dat de sensoren worden verstoord door
sterke krommingen of scherpe bochten. Zorg
externe geluidsbronnen, die dezelfde ultra- • Gebruik PAP niet als u sneeuwkettingen of
daarom dat de auto naast het parkeervak
soonfrequenties afgeven als waar het sys- een reservewiel hebt gemonteerd.
staat, wanneer PAP de beschikbare ruimte
teem mee werkt. • Gebruik PAP niet als er lading buiten de auto meet.
Voorbeelden van dergelijke bronnen zijn o.a. uitsteekt.
claxons, natte banden op asfalt, pneumati- • Hevige regen of sneeuwval kan ertoe leiden BELANGRIJK
sche remmen en uitlaatgeluid van motorfiet- dat het parkeervak niet op een juiste manier
sen. wordt gemeten. Bij montage van een andere goedgekeurde
maat velgen en/of banden kan de omtrek van
• Tijdens het zoeken en meten van parkeer- de banden veranderen, zodat de PAP-para-
N.B. vakken kan PAP obstakels die diep in een meters mogelijk moeten worden bijgewerkt.
parkeervak liggen over het hoofd zien. Informeer bij een werkplaats – geadviseerd
Als vuil, ijs en sneeuw de sensoren bedekken,
neemt de functie af en kan meten onmogelijk • In smalle straten zijn niet altijd parkeervakken wordt een erkende Volvo-werkplaats.
worden gemaakt. te vinden, omdat er mogelijk te weinig ruimte
voor manoeuvreren is. Gerelateerde informatie
Uw verantwoordelijkheid • Gebruik goedgekeurde banden129 met de • Actieve parkeerhulp* (p. 420)
juiste bandenspanning - dit is van invloed op
Vergeet niet dat PAP een hulpmiddel is en geen • Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p. 288)
onfeilbaar en volautomatisch systeem. Wees de parkeermogelijkheden van PAP.
daarom altijd voorbereid om de parkeerma- • PAP gaat uit van de onderlinge positie van
noeuvre te onderbreken. de geparkeerde voertuigen – als deze onge-
lukkig geparkeerd staan, kunnen de banden
en velgen van uw auto beschadigd raken bij
contact met de stoeprand.
• Haakse parkeervakken kunnen worden
gemist of ten onrechte worden gedetecteerd,
129Met ‘goedgekeurde banden’ wordt bedoeld: banden van hetzelfde type en merk als die bij levering af fabriek origineel waren gemonteerd.
426 * Optie/accessoire.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
N.B.
Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen
aanleiding geven tot onterechte waarschu-
wingssignalen, tot systeembeperkingen of
ervoor zorgen dat het systeem niet meer
werkt.
Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
* Optie/accessoire. 427
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
• Actieve parkeerhulp* (p. 420)
428 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
STARTEN EN RIJDEN
U gebruikt de transpondersleutel zelf niet bij het Bij het starten van de motor blijft de startmotor
starten van de auto, omdat de auto is uitgerust draaien, totdat de motor aanslaat of totdat de
beveiliging tegen oververhitting in werking treedt.
1 Als de auto rolt, kunt u de motor starten door de startknop rechtsom te draaien.
430 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
WAARSCHUWING
Haal nooit de transpondersleutel uit de auto
tijdens rijden of slepen.
WAARSCHUWING
Neem bij het verlaten van de auto altijd de
transpondersleutel mee en zorg dat het elek-
trische systeem van de auto in contactslot-
stand 0 staat – vooral als er kinderen in de De startknop op de tunnelconsole.
auto achterblijven. Om de auto af te zetten:
– Draai de startknop rechtsom en laat de knop
N.B. weer los – de auto wordt afgezet. De knop
Voor bepaalde motortypen kan het stationaire veert automatisch terug naar de uitgangspo-
toerental bij een koude start duidelijk hoger sitie.
dan normaal zijn. Dit gebeurt om het uitlaat- Als de keuzehendel bij een auto met een auto-
gasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de matische versnellingsbak niet in stand P staat of
normale bedrijfstemperatuur te krijgen waar- als de auto rijdt:
door de uitlaatgasemissies afnemen en het
– Draai de startknop rechtsom en houd de
milieu wordt ontzien.
knop in deze stand vast totdat de auto wordt
afgezet.
Gerelateerde informatie
• Auto afzetten (p. 431)
• Contactslotstanden (p. 432)
}}
431
STARTEN EN RIJDEN
432 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
N.B.
Om stand I of II te realiseren zonder dat de
motor wordt gestart moet u bij het selecteren
van deze contactslotstanden het rempedaal
of bij een auto met een handbak het koppe-
lingspedaal niet bedienen.
433
STARTEN EN RIJDEN
434 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 435
STARTEN EN RIJDEN
• City Safety™ (p. 357) Rempedaal zodat de auto bestuurbaar blijft. Bij activering van
deze functie kunt u trillingen in het rempedaal
• Afdalingsremregeling* (p. 467) Het rempedaal is onderdeel van het remsys-
teem. voelen. Dit is volkomen normaal.
De auto is uitgerust met twee remkringen. Als Wanneer u nadat de auto is aangeslagen het
een van de remkringen beschadigd raakt, neemt rempedaal loslaat, gaat een kortdurende, auto-
de rempedaalweg toe. U moet dan harder op het matische test van het ABS van start. Het is
pedaal trappen voor een normale remwerking. mogelijk dat er op een lage snelheid nóg een
automatische test plaatsvindt. Ook deze test is
De druk die u uitoefent op het rempedaal wordt
mogelijk waarneembaar in de vorm van trillingen
versterkt door de rembekrachtiging.
in het rempedaal.
Antiblokkeerremsysteem
De auto heeft een antiblokkeerremsysteem, Anti-
lock Braking System (ABS), dat kan voorkomen
dat de wielen blokkeren tijdens het remmen
436 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
437
STARTEN EN RIJDEN
438
STARTEN EN RIJDEN
439
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Instelling voor automatische activering van de
parkeerrem (p. 440)
• Bij een storing in de parkeerrem (p. 441)
• Parkeerrem (p. 438)
Handmatig deactiveren • Op een helling parkeren (p. 441)
1. Trap het rempedaal stevig in.
2. Druk de knop in.
> De parkeerrem wordt gelost en het sym-
bool op het bestuurdersdisplay dooft.
440
STARTEN EN RIJDEN
Op een helling parkeren Bij een storing in de parkeerrem Symbolen op het bestuurdersdisplay
Maak altijd gebruik van de parkeerrem bij het Neem contact op met een erkende Volvo-werk- Symbool Betekenis
parkeren op een helling. plaats als het na meerdere pogingen niet lukt om
de parkeerrem te activeren of te deactiveren. Als het symbool knippert, betekent
WAARSCHUWING dit dat er ergens een storing is
Er klinkt een waarschuwingssignaal als u rijdt
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd met de parkeerrem aangetrokken. opgetreden. Zie de melding op het
de parkeerrem. Stand P is bij een automaat bestuurdersdisplay.
niet voldoende om de auto in alle situaties Als u de auto moet parkeren voordat een eventu-
staande te houden. ele storing is verholpen, dient u de wielen net als Storing in remsysteem. Zie de mel-
bij het parkeren op een helling van de trottoir- ding op het bestuurdersdisplay.
Bij het parkeren van de auto op een oplopende band/berm af te draaien en de keuzehendel in
helling: stand P te zetten (of de eerste versnelling in te
schakelen bij een auto met een handgescha- Informatiemelding op het bestuur-
• Draai de wielen van de trottoirband af. kelde versnellingsbak). dersdisplay.
Bij het parkeren van de auto op een aflopende
helling: Lage accuspanning
Als de accuspanning te laag is, kunt u de par-
• Draai de wielen naar de trottoirband toe. keerrem niet aanzetten noch lossen. Sluit een Gerelateerde informatie
Zware belading op oplopende hellingen hulpaccu aan, als de accuspanning te laag is. • Parkeerrem activeren en deactiveren
Bij een zware belading zoals een aanhangwagen (p. 439)
is het mogelijk dat de auto op een steile, oplo- Remblokken vervangen • Startaccu (p. 631)
pende helling achteruitrolt, wanneer de parkeer- Laat de remblokken op de achterwielen vervan-
gen in een werkplaats met het oog op de con- • Serviceprogramma van Volvo (p. 612)
rem automatisch wordt gelost. U kunt dit voorko-
men door tijdens het wegrijden de knop omhoog structie van de elektrische parkeerrem - een
te trekken. Laat de handgreep weer los zodra de erkende Volvo-werkplaats wordt aanbevolen.
koppeling aangrijpt.
Gerelateerde informatie
• Parkeerrem activeren en deactiveren
(p. 439)
441
STARTEN EN RIJDEN
Automatische rem bij stilstand Symbolen op het bestuurdersdisplay Automatische rem bij stilstand
Dankzij de automatische rem bij stilstand (Auto Symbool Betekenis activeren en deactiveren
Hold) kunt u bij stilstand voor verkeerslichten of De automatische rem bij stilstand is te activeren
een kruising het rempedaal loslaten zonder dat Het symbool brandt als het sys- met de knop op de tunnelconsole.
dit gevolgen heeft voor de remwerking. teem het rempedaal gebruikt om
Zodra de auto stilstaat, worden de remmen auto- de auto stil te houden.
matisch geactiveerd. Het systeem kan de auto
staande houden met de bedrijfsrem of de par- Het symbool brandt als het sys-
keerrem en werkt ongeacht hellingspercentage. teem de parkeerrem gebruikt om
Bij het wegrijden worden de remmen automa- de auto stil te houden.
tisch gelost als de bestuurder in de veiligheids-
gordel zit. Gerelateerde informatie
• Automatische rem bij stilstand activeren en
N.B. deactiveren (p. 442)
Bij het afremmen tot stilstand op op- en aflo- • Rempedaal (p. 436)
pende hellingen moet u het rempedaal iets • Parkeerrem (p. 438)
steviger intrappen voordat u het loslaat om er – Met de knop op de tunnelconsole kunt u de
• Hulp tijdens het wegrijden op een helling
functie activeren of deactiveren.
zeker van te zijn dat de auto helemaal stil- (p. 443)
staat. > Een brandend lampje in de knop geeft
aan dat de functie geactiveerd is. Een
geactiveerde functie is een volgende keer
De parkeerrem wordt geactiveerd als:
dat u de auto start opnieuw actief.
• de auto wordt afgezet
• het bestuurdersportier wordt geopend
• de bestuurder de veiligheidsgordel losneemt
• de auto enige tijd (5–10 minuten) stilgestaan
heeft
442
STARTEN EN RIJDEN
Geldt bij uitschakeling Hulp tijdens het wegrijden op een Automatisch remmen na een
Als het systeem actief is en de auto helling aanrijding
staande houdt met het remsysteem De hellingrem, Hill Start Assist (HSA), voorkomt Bij een aanrijding waarbij het activeringsniveau
(symbool A brandt), moet u rempedaal dat de auto achteruitrolt bij het starten op een voor pyrotechnische gordelspanners of airbags
bedienen en tegelijkertijd op de knop oplopende helling. Tijdens het achteruitrijden op wordt bereikt, of als er een aanrijding met groot
drukken om het systeem uit te schakelen. een oplopende helling voorkomt het systeem dat wild wordt gedetecteerd, worden de remmen
• Het systeem blijft uitgeschakeld, totdat u het de auto vooruitrolt. van de auto automatisch geactiveerd. Het sys-
weer activeert. Het systeem zorgt ervoor dat de pedaaldruk teem moet de gevolgen van een eventueel vol-
enkele seconden lang op peil blijft, wanneer u uw gende aanrijding beperken of een volgende aan-
• Bij uitschakeling van het systeem blijft de
voet van het rempedaal naar het gaspedaal ver- rijding geheel voorkomen.
hellingrem (HSA) actief om te voorkomen dat
plaatst.
de auto bij het wegrijden op een oplopende Bij een zware aanrijding bestaat het risico dat de
helling achteruitrolt. De tijdelijke remwerking wordt na enige secon- auto onbestuurbaar raakt. Om te voorkomen dat
den opgeheven of eerder wanneer u wegrijdt. de auto dan tegen een tweede obstakel of voer-
Gerelateerde informatie tuig opbotst of de gevolgen te beperken wordt
De hellingrem is ook beschikbaar als de automa-
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
tische rem bij stilstand (Auto Hold) uitstaat. automatisch de remondersteuning geactiveerd
om de auto veilig te remmen.
Gerelateerde informatie
Tijdens het remmen worden de remlichten en
• Automatische rem bij stilstand (p. 442)
alarmlichten ingeschakeld. Wanneer de auto tot
• Rempedaal (p. 436) stilstand is gekomen, blijven de alarmlichten knip-
peren en de parkeerrem wordt aangezet.
Als afremmen niet geadviseerd wordt, omdat bij-
voorbeeld het risico bestaat dat de auto door
achterliggers geraakt wordt, kunt u het systeem
onderdrukken door het gaspedaal te bedienen.
De functie werkt alleen, als het remsysteem na
de botsing nog intact is.
De remondersteuning is onderdeel van de veilig-
heidssystemen Rear Collision Warning en Blind
Spot Information.
}}
443
STARTEN EN RIJDEN
444 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
WAARSCHUWING
Gebruik altijd de parkeerrem bij parkeren op
een hellende ondergrond - een ingescha-
kelde versnelling is niet voldoende om de
auto in alle situaties vast te houden.
Gerelateerde informatie
Neutraalstand (N) • Versnellingsbak (p. 444)
Op het bestuurdersdisplay staat welke schakel-
• Schakelindicator* (p. 450)
stand er gekozen is:
De handgeschakelde versnellingsbak heeft zes
versnellingen en het schakelpatroon staat op de P, R, N, D of M.
schakelhendel.
In de stand voor handmatig schakelen verschijnt
• Trap het koppelingspedaal tijdens het scha- ook de ingeschakelde versnelling.
kelen altijd zo ver mogelijk in.
• Haal uw voet na het schakelen weer van het
koppelingspedaal af.
Blokkering achteruitversnelling
De blokkering van de achteruitversnelling beperkt
het risico dat u tijdens het vooruitrijden op nor-
}}
* Optie/accessoire. 445
STARTEN EN RIJDEN
3 De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
446
STARTEN EN RIJDEN
Wisselen
U kunt als volgt schakelen:
– Haal een van de paddles naar achteren - in
de richting van het stuurwiel - en laat deze
weer los.
}}
* Optie/accessoire. 447
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
"-": Eerstvolgende lagere versnelling inscha- • Schakelstanden van een automatische ver-
kelen. snellingsbak (p. 445)
"+": Eerstvolgende hogere versnelling • Schakelindicator* (p. 450)
inschakelen.
Bij iedere bediening van de paddles wordt er
geschakeld, tenzij het motortoerental buiten het
toelaatbare bereik komt.
Na iedere schakeling geeft het bestuurdersdis-
play het cijfer van de ingeschakelde versnelling
weer. U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
weer halen tussen de standen N en D. Om de
Systeem uitschakelen hendel in een van de overige standen te zetten,
Handmatig uitschakelen in schakelstand D moet u een blokkering opheffen door op de blok-
– Schakel de stuurpaddles uit door de rechter keerknop op de keuzehendel te drukken.
paddle (+) in de richting van het stuurwiel te Met de blokkeerknop ingedrukt kunt u de hendel
halen en in die stand vast te houden, totdat vooruit of achteruit bewegen tussen de standen
het cijfer voor de ingeschakelde versnelling P, R, N en D.
van het bestuurdersdisplay verdwijnt.
448 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Schakelstanden van een automatische ver-
snellingsbak (p. 445)
Als er niet met de auto kan worden gereden
• Automatische schakelblokkering opheffen zoals het geval is bij een uitgeputte accu, moet u
(p. 449) de keuzehendel in stand N zetten voordat u de
auto kunt verslepen.
Til de rubber mat uit het vak voor de keuze-
hendel. Zoek in de bodem van het vak de
opening met een terugverende knop op.
Steek een smalle schroevendraaier in deze
opening en houd de knop ingedrukt.
Zet de keuzehendel in stand N en laat de
knop los.
449
STARTEN EN RIJDEN
Kickdownfunctie Schakelindicator*
Gebruik de kickdown4 om zo snel mogelijk te De schakelindicator op het bestuurdersdisplay
accelereren zoals bij het inhalen. geeft aan welke versnelling er ingeschakeld is in
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij de de handmatige schakelstand en wanneer u voor
normale volgasstand), schakelt de versnellings- optimale zuinigheid beter kunt schakelen.
bak automatisch terug naar een lagere versnel- Voor een milieubewuste rijstijl in de handmatige
ling. Dit is de zogenoemde kickdown. schakelstand is het belangrijk om de juiste ver-
snelling te kiezen en tijdig te schakelen.
Wanneer u het gaspedaal uit de kickdownstand
loslaat, schakelt de versnellingsbak automatisch Bij een automatische versnellingsbak
op. De schakelindicator toont de actuele versnelling
Beveiligingsfunctie op het bestuurdersdisplay en geeft met een pijl-
Om overtoeren van de motor tegen te gaan is het omhoog de aanbevolen opschakeling aan. Schakelindicator op 8 inch bestuurdersdisplay.
stuurprogramma van de versnellingsbak voorzien
van een terugschakelblokkering.
De versnellingsbak staat geen terugschakeling/
kickdown toe die tot een dusdanig hoog toeren-
tal leidt dat de motor beschadigd kan raken.
Wanneer u bij hoge motortoeren toch probeert
een dergelijke kickdown uit te voeren, gebeurt er
niets. De auto blijft in de oorspronkelijke versnel-
ling rijden.
Bij kickdown kan de auto afhankelijk van het
motortoerental een of meer versnellingen terug-
schakelen. Om schade aan de motor te voorko-
Schakelindicator op 12 inch bestuurdersdisplay*.
men schakelt de auto op wanneer de motor het
maximumtoerental heeft bereikt.
Gerelateerde informatie
• Schakelstanden van een automatische ver-
snellingsbak (p. 445)
4 Alleen mogelijk bij een automatische versnellingsbak.
450 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Rijmodi* (p. 452)
• Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
• Versnellingsbak (p. 444)
* Optie/accessoire. 451
STARTEN EN RIJDEN
Rijmodi* ervoor dat de auto comfortabel aandoet, licht stand onderbroken en wordt er een andere rijmo-
De gekozen rijmodus past de rijeigenschappen stuurt, soepel veert en dat de carrosserie mini- dus geactiveerd.
van de auto aan om de rijbeleving te verbeteren maal beweegt.
In de rijmodus Off road zit er een kompas tussen
en ondersteuning te bieden in bepaalde omstan- Deze rijmodus is de stand voor de certificering de snelheidsmeter en de toerenteller op het
digheden. van de uitstoot van kooldioxide. bestuurdersdisplay.
Dankzij de rijmodi kunt u in uiteenlopende rijom-
ECO
standigheden snel gebruikmaken van de verschil-
• In de rijmodus Eco wordt de auto afgestemd N.B.
lende autosystemen en instellingen. De volgende
op zuiniger en milieuvriendelijker rijden. De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de
systemen worden aangepast voor optimale rijei-
genschappen in de verschillende rijmodi: Deze rijmodus houdt onder meer in dat het start/ openbare weg.
stop-systeem actief is, de bodemvrijheid geringer
• Besturing
is voor een lagere luchtweerstand en dat het
Motor/versnellingsbak5/vierwielaandrijving* N.B.
• effect van bepaalde klimaatinstellingen wordt
• Remmen gereduceerd. Als u de auto uitschakelt in de modus OFF
Het bestuurdersdisplay heeft een ECO-meter ROAD zodat de auto een grote bodemspeling
• Luchtvering* en schokdemping
heeft, zakt het chassis de volgende keer dat u
waarmee u gemakkelijker zuinig kunt rijden.
• Bestuurdersdisplay de auto start omlaag.
OFF ROAD
• Start/Stop-systeem
• Deze stand levert betere rijeigenschappen
• Klimaatinstellingen van de auto op in moeilijk begaanbaar terrein BELANGRIJK
en op slechte wegen. Rijstand OFF ROAD mag niet worden
Kies de rijmodus die zich het beste leent voor de
actuele rijomstandigheden. Let erop dat alle rij- De rijmodus levert een grote bodemspeling op, gebruikt bij rijden met aanhanger zonder aan-
modi niet in alle situaties beschikbaar zijn. de auto stuurt licht en de vierwielaandrijving als- hangercontact. Anders bestaat het risico dat
ook de lagesnelheidsregeling met afdalingsrem- de luchtbalgen beschadigd raken.
Mogelijke rijmodi regeling (Hill Descent Control) zijn actief. Het
COMFORT start/stop-systeem is uitgeschakeld.
• Dit is de normale modus van de auto. Deze rijmodus kan alleen bij lage snelheden wor-
Bij het starten van de auto staat deze in de rijmo- den geactiveerd en de snelheidsmeter laat de
dus Comfort en is het start/stop-systeem geacti- zone voor de maximumsnelheid zien. Als deze
veerd. De aanpassingen in deze stand zorgen snelheid wordt overschreden, wordt de Off road-
452 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
6 De afbeelding is schematisch; afhankelijk van de softwareversie en het model zijn afwijkingen mogelijk.
* Optie/accessoire. 453
STARTEN EN RIJDEN
Rijmodus* wijzigen Als een rijmodus in de lijst grijs gearceerd staat, Rijmodus ECO
De rijmodus is te wijzigen met de bediening op is deze modus niet te selecteren. De rijmodus Eco optimaliseert de rijeigenschap-
de tunnelconsole. pen van de auto om zuiniger en milieuvriendelij-
Gerelateerde informatie
Kies de rijmodus die zich het beste leent voor de ker te kunnen rijden.
actuele rijomstandigheden. Let erop dat alle rij- • Rijmodi* (p. 452)
Gebruik deze rijmodus om brandstof te besparen
modi niet in alle situaties beschikbaar zijn. • Rijmodus ECO activeren en deactiveren met en het milieu te ontzien.
functieknop (p. 457)
Om de rijmodus te wijzigen: De volgende eigenschappen worden aangepast
• Lagesnelheidsregeling* activeren en deacti- bij ritten in de rijmodus ECO:
veren met functieknop (p. 466)
• Schakelpunten7 van de versnellingsbak.
• Afdalingsremregeling* activeren en deactive-
ren met functieknop (p. 468) • Motorregeling en respons van het gaspedaal.
• Het uitrolsysteem Eco Coast7 wordt geacti-
veerd en het afremmen op de motorrem
stopt, wanneer u het gaspedaal loslaat bij
snelheden tussen 65 en 140 km/h
(40 en 87 mph).
• Bepaalde klimaatinstellingen werken met
gereduceerd effect of worden uitgeschakeld.
• De niveauregeling* zorgt voor een geringe
bodemspeling om de luchtweerstand te ver-
1. Druk op de rijmodusknop DRIVE MODE.
lagen.
> Er verschijnt een pop-upmenu op het mid-
dendisplay. • Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer
in een ECO-meter, wat het milieubewustzijn
2. Rol het wiel omhoog of omlaag totdat de vergroot en voordelig rijden bevordert.
gewenste rijmodus gemarkeerd is.
Uitrolsysteem Eco Coast7
3. Druk op de rijmodusknop of rechtstreeks op
Het uitrolsysteem Eco Coast houdt in de praktijk
het touchscreen om uw keuze te bevestigen.
in dat er niet meer op de motor wordt afgeremd
> Op het bestuurdersdisplay verschijnt de om de bewegingsenergie van de auto te benut-
gekozen rijmodus.
454 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
ten om de auto te laten uitrollen. Wanneer u het • de motor en/of versnellingsbak hebben niet een lager verbruik. Voor optimale zuinigheid is
gaspedaal loslaat wordt de versnellingsbak auto- de normale bedrijfstemperatuur. het echter voordeliger om het uitrolsysteem te
matisch losgekoppeld van de motor, die voor een • u zet de keuzehendel vanuit stand D- in de activeren en zo langere stukken te kunnen uitrol-
lager verbruik stationair gaat draaien. stand voor handmatig schakelen. len.
De functie is het beste bruikbaar op plaatsen • de snelheid ligt buiten het interval van Cruisecontrol Eco Cruise
waar u ver kunt uitrollen, bijvoorbeeld op wegen zo'n 65-140 km/h (40-87 mph). Bij gebruik van de cruisecontrol in de rijmodus
die licht aflopen of bij een voorziene snelheids- Eco accelereert en decelereert de auto minder
verlaging, waar u een gebied met een lagere • het hellingspercentage van een aflopende
weg is niet groter dan zo'n 6%. snel dan in de overige rijmodi, wat extra brandstof
maximumsnelheid kunt binnenrollen. bespaart. Dit betekent dat de rijsnelheid iets
• u schakelt handmatig met behulp van de
boven of onder de ingestelde snelheid kan lig-
Uitrolsysteem activeren stuurpaddles*.
Het systeem wordt geactiveerd wanneer u het gen.
gaspedaal helemaal hebt losgelaten in combina- Vrijloopsysteem deactiveren en uitschakelen
Soms is het raadzaam om het systeem tijdelijk te • Bij ritten met een actieve cruisecontrol op
tie met het volgende: een gelijkmatige weg kan de rijsnelheid tij-
deactiveren of uit te schakelen om op de motor
• De rijmodus Eco is geactiveerd. dens het uitrollen afwijken van de ingestelde
te kunnen afremmen. Mogelijke voorbeelden
snelheid.
• de keuzehendel staat in de stand D. daarvan zijn steil aflopende hellingen of net voor-
dat u inhaalt, zodat u dat zo veilig mogelijk kunt • Op een steile oplopende helling daalt de rij-
• de rijsnelheid ligt in het interval van
snelheid totdat u terugschakelt7, waarna een
zo'n 65-140 km/h (40-87 mph). doen.
beperkte acceleratie plaatsvindt om de inge-
• het hellingspercentage van een aflopende Deactiveer het uitrolsysteem als volgt:
stelde snelheid te bereiken.
weg is niet groter dan zo'n 6%. • Bedien het gas- of rempedaal.
• Bij het uitrollen op een aflopende helling kan
Op het bestuurdersdisplay verschijnt COASTING • Zet de keuzehendel in de stand voor hand- de rijsnelheid iets boven of onder de inge-
als het uitrolsysteem gebruikt wordt. matig schakelen. stelde snelheid liggen. Het systeem remt
Beperkingen • Schakel met de stuurpaddles*. normaal af op de motor om de ingestelde
Het uitrolsysteem is niet beschikbaar in de vol- snelheid aan te houden, maar zo nodig wor-
Schakel het uitrolsysteem als volgt uit: den ook de wielremmen aangesproken.
gende gevallen:
• Wissel van rijmodus* of schakel de rijmodus
Eco uit in het functiescherm. ECO-meter op bestuurdersdisplay
De ECO-meter geeft aan hoe zuiniger er wordt
Ook zonder het uitrolsysteem is het mogelijk om gereden:
kortere stukken uit te rollen. En dat draagt bij aan
* Optie/accessoire. 455
STARTEN EN RIJDEN
|| • Bij zuinig rijden laat de meter een lage Druk bij problemen met beslagen ruiten op de
waarde zien met de wijzer in het groene knop voor maximale ontwaseming met normale
gebied. functionaliteit.
• Bij onzuinig rijden, zoals bij krachtig remmen
Gerelateerde informatie
of stevig gas geven, laat de meter een hoge
uitslag zien.
• Rijmodus* wijzigen (p. 454)
De ECO-meter heeft ook een indicator die laat • Rijmodus ECO activeren en deactiveren met
functieknop (p. 457)
zien hoe een referentiebestuurder in dezelfde rij-
omstandigheden met de auto zou rijden. Dit • Rijmodi* (p. 452)
wordt aangegeven met de korte wijzer van de • Zuinig rijden (p. 468)
meter.
• Start/Stop-systeem (p. 457)
ECO-meter op 8 inch bestuurdersdisplay.
Eco-klimaat
In de rijmodus Eco wordt automatisch het Eco-
klimaat voor de passagiersruimte geactiveerd om
het stroomverbruik te beperken.
N.B.
Bij activering van de ECO-functie worden
enkele parameters in de instellingen van de
klimaatregeling gewijzigd en gelden functie-
beperkingen voor bepaalde elektrische ver-
ECO-meter op 12 inch bestuurdersdisplay*. bruikers. Bepaalde instellingen zijn handmatig
te herstellen, maar de volledige functionaliteit
is alleen te verkrijgen door de ECO-functie te
deactiveren of de rijmodus Individual* aan te
passen met maximale functionaliteit op kli-
maatregelingsgebied.
456 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Rijmodus ECO (p. 454)
• Rijmodus* wijzigen (p. 454)
• Rijmodi* (p. 452)
}}
* Optie/accessoire. 457
STARTEN EN RIJDEN
|| Bij een automatische versnellingsbak bij het indrukken van de -knop van de • Er verschijnt geen displaytekst, wanneer het
linker stuurknoppenset. systeem uitstaat.
• Zet de auto stil met het rempedaal en houd
uw voet op het rempedaal. De motor slaat • Houd met uw voet het rempedaal in dezelfde
automatisch af. stand en bedien het gaspedaal. De motor
Bij een handgeschakelde versnellingsbak start automatisch.
• Bedien de koppeling, zet de hendel in de • Op een aflopende helling: Laat het rempe-
neutrale stand en laat het koppelingspedaal daal iets opkomen, zodat de auto begint te
opkomen. De motor slaat automatisch af. rollen. De motor start automatisch na een
geringe snelheidsverhoging.
In de rijmodus Eco of Comfort8 kan de motor
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
automatisch stoppen voordat de auto helemaal
stilstaat. • Met de schakelhendel in de neutrale stand:
Bedien het koppelingspedaal of het gaspe-
Als de adaptieve cruisecontrol of Pilot Assist
daal - de motor start.
geactiveerd is, stopt de motor na zo'n drie secon-
Het systeem is actief en de motor is automatisch afge-
den automatisch. • Op een aflopende helling: Laat het rempe-
zet.
daal iets opkomen, zodat de auto begint te
Autostart rollen. De motor start automatisch na een
Voor autostart geldt het volgende: geringe snelheidsverhoging.
Bij een automatische versnellingsbak Symbolen op het bestuurdersdisplay
• Laat het rempedaal los. De motor start auto- Met 12 inch bestuurdersdisplay*
matisch en u kunt doorrijden. Op een oplo-
• De melding READY verschijnt op de toeren-
pende helling grijpt de hellingrem (HSA) in teller, wanneer het systeem beschikbaar is.
om te voorkomen dat de auto achteruitrolt.
• Een wijzer van de toerenteller staat op
• Wanneer de Auto Hold geactiveerd is, wordt READY, wanneer het systeem actief is en de
de autostart uitgesteld tot het moment van motor automatisch is afgezet.
indrukken van het gaspedaal.
• De melding READY staat grijs gearceerd,
• Wanneer de adaptieve cruisecontrol of Pilot wanneer het systeem niet beschikbaar is.
Assist geactiveerd is, start de motor automa-
tisch bij het intrappen van het gaspedaal of
8 Normale startstand.
458 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
459
STARTEN EN RIJDEN
|| • u maakt grote stuurbewegingen. portier staat open - er moet op de normale • er wordt tijdelijk veel stroom afgenomen of
• de weg is erg steil. manier worden gestart. de capaciteit van de startaccu is onder de
Bij een handgeschakelde versnellingsbak: toelaatbare ondergrens gezakt.
• u ontgrendelt de motorkap.
• De bestuurder zit niet in de gordel. • u bedient het rempedaal met pompende
• bij ritten op grote hoogte waarbij de motor bewegingen.
niet op de bedrijfstemperatuur heeft bereikt. • Er is een versnelling ingeschakeld zonder te
ontkoppelen. • u ontgrendelt de motorkap.
• het ABS is geactiveerd.
• de auto begint te rollen of gaat iets sneller
• bij een krachtige remmanoeuvre (ook zonder Onvrijwillige motorstop bij een rijden als de auto automatisch is afgezet zon-
dat het ABS actief is). handgeschakelde versnellingsbak der helemaal stil te staan.
• de beveiliging tegen oververhitting van de Doe het volgende, als de automatische motor- Het onderstaande geldt bij een automatische
startmotor is in werking getreden door fre- start mislukt en de motor afslaat: versnellingsbak:
quente starts in korte tijd.
1. Controleer of de veiligheidsgordel van de • u hebt de veiligheidsgordel afgedaan met de
• het roetfilter van de uitlaatgasreiniging is ver- bestuurdersstoel goed in de gordelsluiting keuzehendel in stand D of N.
zadigd9. vastzit.
• u zet de keuzehendel van D in stand R of M
• er is een aanhangwagen aangesloten op het 2. Bedien het koppelingspedaal opnieuw – de (±).
elektrische systeem van de auto. motor start automatisch.
Het onderstaande geldt bij een automatische
• u opent het bestuurdersportier met de keu-
3. In bepaalde gevallen moet u de schakelhen- zehendel in stand D - een "belsignaal" en
versnellingsbak: del in de neutrale stand zetten. Er verschijnt een tekstbericht geven aan dat het contact
een melding op het bestuurdersdisplay –
• de versnellingsbak heeft de normale bedrijfs- ingeschakeld is.
temperatuur niet bereikt. volg het gegeven advies.
• de keuzehendel staat in de stand M (±). Autostart zonder dat u het rempedaal WAARSCHUWING
loslaat Open de motorkap niet na een automatische
Autostart werkt niet In de volgende gevallen vindt autostart plaats, motorstop. Zet de motor op de normale wijze
In de volgende gevallen werkt de autostart niet af alvorens de motorkap te openen.
ook al hebt u het rempedaal niet losgelaten:
nadat de motor automatisch werd afgezet:
Bij een automatische versnellingsbak:
• de ruiten beslaan door de hoge luchtvochtig-
heidsgraad in het interieur.
• De bestuurder draagt geen gordel, de keuze- • de omstandigheden in de passagiersruimte
hendel staat in stand P en het bestuurders- wijken af van de ingestelde waarden.
460
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Start/Stop-systeem (p. 457)
• Rijden met Start/Stop-systeem (p. 457)
• Start/Stop-systeem tijdelijk uitschakelen
(p. 459)
461
STARTEN EN RIJDEN
Niveauregeling* en schokdemping regeld op basis van de ondergrond, de mate van lijk van de temperatuur, de wijze van belading,
De niveauregeling van de auto stemt de vering versnelling/vertraging en de vraag of de auto op gebruik van de laadstand of de gekozen rijmodus
en schokdemping van de auto automatisch af op rechte stukken of in bochten rijdt. na het starten.
optimaal comfort en functioneren tijdens het rij- Wanneer er niveauregeling Het niveau kan wellicht ook na enige tijd parke-
den. Er is ook handmatige niveauregeling moge- plaatsvindt, geeft het bestuur- ren nog worden bijgesteld. Dit ter compensatie
lijk om bijvoorbeeld gemakkelijker bagage te dersdisplay dat aan. van eventuele hoogtewijzigingen die zich op
kunnen in- en uitladen of het in- en uitstappen te grond van temperatuurveranderingen in de lucht-
vereenvoudigen. veren kunnen voordoen, wanneer de auto afkoelt.
Luchtvering en schokdemping Bij het transporteren
De systemen zijn afgestemd op de gekozen rij- Het niveau is niet te regelen, wanneer een van de Bij het transport van de auto op een veerboot,
modus en de actuele rijrijsnelheid. Via de luchtve- portieren of de achterklep openstaat. autotrein of autotransporter mag u de spanban-
ring wordt bij hogere snelheden de bodemspeling den alleen rond de banden vastzetten en niet om
van de auto verlaagd om op die manier de lucht- Bij het parkeren andere chassisonderdelen halen. Eventuele wijzi-
weerstand te verlagen en meer stabiliteit te ver- Zorg er bij het parkeren voor dat er boven en gingen in de luchtvering tijdens het transport
krijgen. De schokdemping staat normaal inge- onder de auto voldoende ruimte is, omdat de kunnen de verankering negatief beïnvloeden.
steld op optimaal comfort en wordt continu bijge- bodemspeling bijvoorbeeld kan variëren afhanke-
462 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Vering De prestaties van de niveauregeling zijn tijdelijk gereduceerd op grond van de belasting van het sys-
teem. Als deze melding vaak verschijnt (bijv. meerdere keren per week), neem dan contact op met een
Tijdelijk beperkte prestaties
werkplaatsA.
Storing vering Er is een kritieke storing opgetreden. Stop de auto op een veilige manier, laat de auto afslepen naar
Stop veilig een werkplaatsA.
}}
463
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
• Rijmodi* (p. 452)
464 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Instellingen voor niveauregeling* Activeer de in- en uitstapfunctie via het midden- Lagesnelheidsregeling*
Het niveau van de auto is aan te passen om het display: De lagesnelheidsregeling Low Speed Control
in- en uitladen of in- of uitstappen te vereenvou- 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. (LSC) biedt ondersteuning bij ritten in het terrein
digen. en op een gladde ondergrond en verbetert de
2. Druk op My Car Spiegels en Comfort. rijeigenschappen. U rijdt bijvoorbeeld met een
Schakel de niveauregeling uit wanneer u de auto
3. Kies Veringsregeling Easy Entry en Exit. caravan over een grasveld of met een boottrailer
moet opnemen met een krik om problemen met
op een boothelling.
de automatische niveauregeling te voorkomen. > Wanneer de auto geparkeerd staat en uit-
geschakeld is, zakt de auto omlaag. (De Bij een auto met een rijmodusknop* is deze
Laadstand aanpassen niveauregeling stopt bij het openen van functie geïntegreerd in de rijmodus Off Road.
een portier en bij het openen en sluiten De regeling is aangepast voor terreinritten en
van een portier kan de niveauregeling met voor ritten op lage snelheden (tot zo'n 40 km/h
enige vertraging worden hervat.) Wanneer (25 mph)) met een aanhangwagen achter de
de auto wordt gestart en in beweging auto.
komt, komt de auto omhoog tot de hoogte De lagesnelheidsregeling geeft voorrang aan
voor de gekozen rijmodus. lage versnellingen en vierwielaandrijving wat wiel-
Niveauregeling uitschakelen spin helpt voorkomen en een betere tractie ople-
In bepaalde gevallen moet u de regeling uitscha- vert. Op lage snelheden reageert de motor min-
kelen, zoals wanneer u de auto opneemt op een der snel op het gaspedaal voor een betere rege-
krik*. Het niveauverschil dat ontstaat bij opname ling van de tractie en snelheid.
op een krik kan er anders toe leiden dat de lucht-
De regeling wordt samen met Hill Descent
vering de hoogte aanpast, wat niet wenselijk is.
Control (HDC) geactiveerd om de snelheid op
Gebruik de knoppen in de bagageruimte om de steile, aflopende hellingen met het gaspedaal te
Schakel het systeem uit via het middendisplay:
hoogte van de achterkant van de auto in te stel- kunnen regelen, zodat u het rempedaal minder
len en in- en uitladen of het aan- en loskoppelen 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
vaak hoeft te gebruiken. De regeling maakt het
van een aanhangwagen te vereenvoudigen. mogelijk om op steile en aflopende hellingen een
2. Druk op My Car Parkeerrem en vering.
Instellingen op middendisplay lage en gelijkmatige snelheid aan te houden.
3. Kies Niveauregeling uitschakelen.
Instaphulp
De auto is lager te zetten om gemakkelijker te Gerelateerde informatie
kunnen in- en uitstappen. • Niveauregeling* en schokdemping (p. 462)
• Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
}}
* Optie/accessoire. 465
STARTEN EN RIJDEN
466 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
Afdalingsremregeling* ongeacht het hellingspercentage en zonder dat u functie pas uitgeschakeld bij een snelheid
Afdalingsremregeling, Hill Descent Control daarvoor het rempedaal hoeft te bedienen. Bij van zo'n 40 km/h (25 mph).
(HDC), is een systeem dat op lage snelheden activering van het systeem gaan de remlichten
de remmende werking van de motorrem ver- branden. N.B.
hoogt. Dit betekent dat u op bij steile, aflopende Met het rempedaal kunt u de auto altijd remmen Wanneer het LSC met HDC geactiveerd is,
hellingen vaart kunt meerderen of minderen met en langzamer stapvoets rijden of de auto hele- veranderen het gaspedaalgevoel en de
het gaspedaal, zonder te hoeven bijremmen. maal tot stilstand brengen. motorrespons.
Bij een auto met een rijmodusknop* is deze De regeling wordt samen met de lagesnelheids-
functie geïntegreerd in de rijmodus Off Road. regeling Low Speed Control (LSC) geactiveerd N.B.
en biedt ondersteuning bij ritten in het terrein en
De afdalingsremregeling is aangepast voor ter- De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de
op een gladde ondergrond en verbetert de rijei-
reinritten op lage snelheden en is vooral handig openbare weg.
genschappen. De systemen zijn bestemd voor
bij ritten op steile, aflopende hellingen met een
gebruik op lage snelheden, tot zo'n 40 km/h (25
lastige ondergrond. Omdat u het rempedaal niet
mph).
hoeft te gebruiken, kunt zich volledig richten op N.B.
de besturing. Aandachtspunten bij ritten met De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
geactiveerde HDC hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
WAARSCHUWING • Als u tijdens ritten op een steile aflopende den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
HDC werkt niet in alle situaties, maar is uit- helling het systeem uitschakelt, wordt de wenselijk is.
sluitend bedoeld als een aanvullend hulpmid- remwerking langzaam verlaagd.
del. Bij een automatische versnellingsbak Gerelateerde informatie
Als bestuurder bent u er altijd verantwoorde-
• HDC is te gebruiken in schakelstand D, R en • Afdalingsremregeling* activeren en deactive-
lijk voor dat u de auto op een veilige manier ren met functieknop (p. 468)
bestuurt. in de 1e of 2e versnelling bij handmatig
schakelen. • Rijmodus* wijzigen (p. 454)
Functie • Bij handmatig schakelen is het niet mogelijk • Lagesnelheidsregeling* (p. 465)
om op te schakelen naar de 3e versnelling of
Met hulp van het remsysteem laat de afdalings- • Vierwielaandrijving* (p. 451)
hoger.
remregeling de auto langzaam voor- en achteruit-
rijden. De snelheid is tijdelijk met het gaspedaal Bij een handgeschakelde versnellingsbak
te verhogen. Bij het loslaten van het gaspedaal • HDC remt alleen in de 1e versnelling of in de
wordt de rijsnelheid weer tot stapvoets verlaagd, achteruitversnelling (R). In hogere versnellin-
gen wordt niet actief geremd, ook al wordt de
* Optie/accessoire. 467
STARTEN EN RIJDEN
468 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
• Neem geen spullen in de auto mee die u niet Voorbereidingen voor een lange rit • Rijden tijdens de winter (p. 470)
gebruikt - hoe groter de belading, hoe hoger Voor aanvang van een autovakantie of een lan- • Zuinig rijden (p. 468)
het verbruik. gere autorit is het belangrijk om de functies en
• Instellingen voor automodem (p. 545)
• Rem af op de motor, wanneer dat zonder uitrusting van de auto eens goed te controleren.
gevaar voor medeweggebruikers mogelijk is. Controleer of: • Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
• Lading op het dak en het gebruik van een • de motor naar behoren functioneert en of het
dakbox resulteren in een grotere luchtweer- brandstofverbruik in orde is • Rijden met aanhangwagen (p. 489)
stand waardoor het verbruik toeneemt – ver-
• er wellicht sprake is van lekkage (brandstof, • Pilot Assist (p. 328)
wijder lastdragers die u niet gebruikt. olie of andere vloeistoffen) • Snelheidsbegrenzer (p. 294)
• Rijd niet met open zijruiten.
• de remwerking tijdens het afremmen opti- • Noodreparatieset voor banden (p. 583)
maal is
WAARSCHUWING
• alle gloeilampen werken – pas de koplamp-
Zet de motor nooit af tijdens het rijden (zoals hoogte aan bij een zware belading van de
op een aflopende helling), omdat daarbij auto
belangrijke systemen zoals de stuur- en rem-
bekrachtiging wegvallen. • de profieldiepte van de banden en de span-
ning voldoende zijn. Monteer winterbanden
bij ritten in gebieden met kans op
Gerelateerde informatie besneeuwde of beijzelde wegen.
• Drive-E - schoner rijplezier (p. 30)
• de ladingstoestand van de startaccu is vol-
• Rijmodus ECO (p. 454) doende
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• de wisserbladen in goede staat verkeren
• er een gevarendriehoek en een reflecterend
hesje in de auto aanwezig zijn – in bepaalde
landen is dat wettelijk verplicht.
Gerelateerde informatie
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 683)
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
469
STARTEN EN RIJDEN
Rijden tijdens de winter taccu wordt zwaarder belast bij koud weer en • Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
Bij rijden in de winter is het belangrijk om ook de accucapaciteit neemt af bij vorst. olie (p. 679)
bepaalde controles op de auto uit te voeren, • Giet sproeiervloeistof met antivries in het
zodat u zeker weet dat u er veilig mee kunt rij- sproeiervloeistofreservoir om ijsvorming te
den. voorkomen.
Let voor aanvang van de winter in het bijzonder Nieuwe auto's en gladde wegen
op het volgende: Voor optimale grip bij gevaar voor sneeuw of ijs
• De koelvloeistof van de motor moet 50% gly- adviseert Volvo u om de auto rondom van winter-
col bevatten. Bij een dergelijke concentratie banden te voorzien.
is de motor beschermd tegen bevriezing tot
zo'n –35 °C (–31 °F). Om gezondheidsrisi- N.B.
co's te vermijden is het zaak geen verschil- In sommige landen is het gebruik van winter-
lende soorten glycol met elkaar te mengen. banden verplicht. Banden met spikes zijn niet
• Houd de tank altijd goed gevuld om condens in alle landen toegestaan.
in de brandstoftank tegen te gaan.
• De viscositeit van de motorolie is belangrijk. Oefen onder gecontroleerde omstandigheden om
Wanneer u oliesoorten met een lagere visco- te testen hoe de auto bij gladheid reageert.
siteit (dunnere oliën) gebruikt, slaat de motor
bij koud weer gemakkelijker aan en neemt Gerelateerde informatie
bovendien het brandstofverbruik tijdens de • Winterwielen (p. 581)
koude start af. • Sneeuwkettingen (p. 582)
• Remmen op gepekelde rijbanen (p. 438)
BELANGRIJK
• Remmen op natte rijbanen (p. 437)
Gebruik geen olie met een lage viscositeits-
aanduiding bij zware rijomstandigheden of
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
warm weer. • Startaccu (p. 631)
• Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
• Controleer de algehele conditie en de • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
ladingstoestand van de startaccu. De star-
• Koelvloeistof bijvullen (p. 624)
470
STARTEN EN RIJDEN
11 Alleen vergrendeling en ontgrendeling via de transpondersleutel, het Keyless-systeem of via Volvo On Call is van invloed op de status van de tankvulklep.
* Optie/accessoire. 471
STARTEN EN RIJDEN
Brandstof tanken 3. Steek het mondstuk van het vulpistool in de Geldt voor een auto met verwarming op
De brandstoftank is voorzien van een doploos brandstofvulopening. De vulpijp heeft twee brandstof*
tanksysteem. afdekkingen die te openen zijn. Zorg dat u Gebruik de verwarming op brandstof nooit, wan-
het mondstuk van het vulpistool langs de neer de auto bij een tankstation staat.
Tanken bij een tankstation beide afdekkingen hebt gestoken, voordat u
begint met tanken.
4. Giet de tank niet te vol door het vulpistool na
de eerste afslag uit de vulopening te halen.
> De tank is vol.
N.B.
Een overvolle tank kan bij warm weer over-
stromen.
12 De aanduiding conform de CEN-norm EN16942 zit aan de binnenkant van de tankklep en uiterlijk eind 2018 ook op de desbetreffende brandstofpompen en vulpistolen bij tankstations in heel Europa.
472 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
}}
473
STARTEN EN RIJDEN
474
STARTEN EN RIJDEN
het belangrijk om ook regelmatig ritten op hogere Dieselolie tot startproblemen kan leiden. De verkrijgbare
snelheden te maken om ervoor te zorgen dat de Dieselolie is een brandstoftype dat bestemd is brandstofkwaliteiten moeten zich lenen voor
uitlaatgasreiniging voor benzinemotoren kan voor een auto met een dieselmotor. gebruik in het actuele jaargetijde en klimaatge-
regenereren. Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenom- bied, maar in extreme weersomstandigheden, bij
meerde oliemaatschappijen. Giet nooit brandstof gebruik van verouderde brandstof of bij ritten
• Rijd tussen de tankbeurten in minstens 20
door verschillende klimaatgebieden kan deson-
minuten op de snelweg met snelheden van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De diesel-
olie moet voldoen aan de norm EN 590 of danks uitvlokking optreden.
hoger dan 60 km/h (38 mph).
SS 155435. Dieselmotoren zijn gevoelig voor Het risico van condensatie in de brandstoftank
Gerelateerde informatie verontreinigingen in de brandstof, zoals een te neemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt.
• Benzine (p. 473) hoog gehalte aan zwavel- of metaaldeeltjes.
Houd tijdens het tanken het gebied rond de vul-
Aanduiding pijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakte
De aanduiding conform de CEN-norm EN16942 oppervlakken. Maak als u gemorst hebt het
zit aan de binnenkant van de tankvulklep en uiter- gebied met water en zeep schoon.
lijk eind 2018 ook op de desbetreffende brand-
stofpompen en mondstukken op tankstations in BELANGRIJK
heel Europa.
De dieselolie:
Dit is de aanduiding die geldt voor de huidige
standaardbrandstof in Europa. In een auto met • moet voldoen aan de norm EN 590 en/of
SS 155435;
een dieselmotor is het toegestaan dieselolie te
gebruiken met de volgende aanduiding: • moet een zwavelgehalte hebben van
maximaal 10 mg/kg;
B7 is een dieselsoort met
maximaal 7 vol-% veresterde • mag maximaal 7 vol% FAME13 (B7)
methylvetzuren (FAME). bevatten.
475
STARTEN EN RIJDEN
476
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 477
STARTEN EN RIJDEN
478
STARTEN EN RIJDEN
}}
479
STARTEN EN RIJDEN
|| minder dan 10 % resteert wordt het uiteinde- 3. Vul AdBlue bij van de juiste kwaliteit18.
lijk rood.
Giet het reservoir niet te vul.
Bijvullen
Wanneer het AdBlue-peil te laag dreigt WAARSCHUWING
te worden, gaat een symbool op het Het wordt geadviseerd om bij het tanken van
bestuurdersdisplay branden in combi- AdBlue op een tankstation in eerste instantie
natie met de melding AdBlue-niveau de pomp voor personenauto's te gebruiken.
laag. Bij wijze van alternatief is een AdBlue-pomp
voor zwaardere voertuigen te gebruiken.
1. Open de tankvulklep door lichte druk aan te
brengen op de achterkant van de vulklep.
2. BELANGRIJK
Wees voorzichtig zodat er geen AdBlue op
het lakwerk van de auto terechtkomt. Spoel in
dat geval met een ruime hoeveelheid water,
omdat de vloeistof het lakwerk kan aantasten.
Gerelateerde informatie
• AdBlue® hanteren (p. 478)
• Symbolen en meldingen voor AdBlue®
(p. 481)
Open de blauwe dop op de kleine vulpijp
bestemd door AdBlue. • Bij te vullen hoeveelheid AdBlue® (p. 681)
18 ISO 22241
480
STARTEN EN RIJDEN
AdBlue-dosering Het systeem werkt niet naar behoren. Bezoek een werkplaatsA voor een controle van de werking.
en
AdBlue-kwaliteit
}}
481
STARTEN EN RIJDEN
Startblokkering motor De auto kan niet worden gestart voordat er AdBlue is bijgevuld. Vul de hoeveelheid AdBlue bij die op
en bijv.: Vul minimaal 4 liter het bestuurdersdisplay staat aangegeven of neem contact op met een werkplaatsA.
AdBlue bij Let op het volgende:
• De peilsensor kan de bijgevulde hoeveelheid AdBlue alleen goed registreren, als de auto horizon-
taal staat.
• Na het bijvullen kan het tot 20 seconden duren voordat het systeem is bijgewerkt met de juiste
peilaanduiding.
Startblokkering motor Het systeem werkt niet naar behoren. Bezoek een werkplaatsA voor een controle van de werking.
Service AdBlue-systeem
nodig voor herstart
Gerelateerde informatie
• AdBlue® controleren en bijvullen (p. 479)
• AdBlue® hanteren (p. 478)
• Afspraak maken voor servicebeurt en repara-
tie (p. 614)
482
STARTEN EN RIJDEN
Oververhitting van motor en meer een waarschuwingssymbool gaat bran- Symbolen op het bestuurdersdisplay
aandrijving den en op het bestuurdersdisplay de melding
Symbool Betekenis
In bepaalde omstandigheden, bij zware belas- Transmissie warm Ga langzamer rijden
ting op steile hellingen en warm weer, bestaat om temperatuur te verlagen of Hoge motortemperatuur. Volg het
het gevaar dat de motor en de aandrijflijn over- Transmissie heet Stop veilig, wacht op gegeven advies op.
verhit raken – vooral bij het vervoer van een koelen verschijnt. Volg in dat geval het
zware lading. advies op en matig uw snelheid of breng de
auto op een veilige plek tot stilstand om de Laag peil koelvloeistof. Volg het
• Bij oververhitting is het motorvermogen motor enkele minuten stationair te laten gegeven advies op.
mogelijk tijdelijk beperkt. draaien, zodat de versnellingsbak kan afkoe-
• Verwijder verstralers die voor de grille zitten len.
tijdens ritten bij warm weer. • Bij oververhitting kan de airconditioning zich- De versnellingsbak is heet/overver-
zelf tijdelijk uitschakelen. hit/wordt gekoeld. Volg het gege-
• Als de temperatuur in het koelsysteem van
ven advies op.
de motor te hoog oploopt, gaat een waar- • Na een zware rit moet u de motor niet
schuwingssymbool branden en verschijnt op meteen afzetten, maar nog enige tijd statio-
het bestuurdersdisplay de melding nair laten draaien. Gerelateerde informatie
Motortemperatuur Hoge temperatuur. • Koelvloeistof bijvullen (p. 624)
Stop veilig. Breng de auto in dat geval zo N.B. • Rijden met aanhangwagen (p. 489)
spoedig mogelijk tot stilstand en laat de
motor enkele minuten stationair lopen, zodat Het is normaal dat de koelventilator van de • Voorbereidingen voor een lange rit (p. 469)
deze kan afkoelen. motor een tijdje werkt nadat de motor is uit- • Schakelindicator* (p. 450)
geschakeld.
• Breng de auto tot stilstand en zet de motor
af, als de melding Motortemperatuur Hoge
temperatuur. Zet de motor af of
Motorkoelvloeistof Niveau laag. Zet de
motor af verschijnt.
• Bij oververhitting van de versnellingsbak
wordt een alternatief schakelprogramma
gekozen19. Boven wordt een ingebouwde
beveiligingsfunctie geactiveerd, waarbij onder
* Optie/accessoire. 483
STARTEN EN RIJDEN
– Laad de startaccu dan op door de auto te 3. Als de hulpaccu in een andere auto is
starten en de motor minstens 15 minuten te gemonteerd, moet u de motor van die auto
laten draaien – de startaccu wordt beter afzetten en ervoor zorgen dat de beide auto's
opgeladen tijdens het rijden dan bij stilstand elkaar niet raken.
met een stationair draaiende motor.
484
STARTEN EN RIJDEN
4. Bevestig de ene klem van de rode startkabel 11. Start de motor in de auto met de uitgeputte WAARSCHUWING
aan de pluspool (1) van de hulpaccu. accu.
• De startaccu kan het zeer explosieve
knalgas produceren. Eén enkele vonk,
BELANGRIJK BELANGRIJK
veroorzaakt door een onjuiste aansluiting
Wees voorzichtig bij het aansluiten van de Raak de aansluitingen tussen de kabel en de van een startkabel, kan volstaan om de
startkabels om kortsluiting met andere onder- auto niet aan tijdens het starten. Er bestaat accu tot ontploffing te brengen.
delen in de motorruimte te voorkomen. namelijk gevaar voor vonkvorming.
• Sluit de startkabels niet aan op een com-
ponent va het brandstofsysteem of op
5. Open de afdekking (2) van het positieve 12. Verwijder de startkabels in omgekeerde volg- bewegende onderdelen. Pas op voor hete
starthulppunt. orde - eerst de zwarte kabel en daarna de motoronderdelen.
rode.
6. Bevestig de andere klem van de rode start- • De startaccu bevat tevens zwavelzuur dat
kabel aan het positieve starthulppunt (2). Zorg dat geen van de aansluitklemmen aan ernstige chemische brandwonden kan
de zwarte startkabel contact kan maken met veroorzaken.
7. Bevestig de ene klem van de zwarte startka-
het positie starthulppunt op de auto/de plus- • Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw
bel aan de minpool (3) van de hulpaccu.
pool van de starthulpaccu of met de aange- huid of kleren morst, moet u onmiddellijk
8. Bevestig de andere klem van de zwarte start- sloten klem van de rode startkabel. met grote hoeveelheden water spoelen.
kabel aan het negatieve starthulppunt (4). Neem onmiddellijk contact op met een
9. Controleer of de aansluitklemmen van de arts, als u accuzuur in uw ogen krijgt.
startkabels goed vastzitten om te voorkomen • Rook niet in de buurt van de accu.
dat er tijdens de startpoging vonken ont-
staan.
Gerelateerde informatie
10. Start de motor van de "hulpauto" en laat • Motor starten (p. 430)
deze enkele minuten draaien op een toeren-
tal dat iets hoger ligt dan normaal, • Contactslotstanden (p. 432)
zo'n 1500 omw/min. • Stuurwiel instellen (p. 195)
• Contactslotstand kiezen (p. 433)
485
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK
De trekhaak moet regelmatig worden gerei-
nigd en ingevet om slijtage tegen te gaan.
N.B.
Wanneer een koppeling met trillingsdemper
wordt gebruikt, mag de trekkogel niet worden
gesmeerd.
Dit geldt ook bij montage van een fietsdrager
die rond de trekkogel wordt vastgeklemd.
486 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
}}
* Optie/accessoire. 487
STARTEN EN RIJDEN
|| 2. 3. N.B.
De stroomspaarstand wordt na enige tijd
geactiveerd en het controlelampje dooft. Het
systeem wordt opnieuw geactiveerd door de
achterklep te sluiten en daarna opnieuw te
openen. Dit geldt zowel bij het in- als uitklap-
pen van de trekhaak.
Als het elektrische systeem heeft gedetec-
teerd dat er een aanhanger achter de auto
hangt, stopt het controlelampje met branden.
Druk de knop in en laat hem weer los - drukt Beweeg de trekhaak naar zijn eindpositie.
u te lang, dan kan dat betekenen dat het uit- Daar moet hij worden vastgezet en vergren-
Trekhaak inklappen
klappen niet start. deld - de led brandt permanent oranje.
> De trekhaak klapt uit in een onvergren- > De trekhaak is daarmee klaar voor
BELANGRIJK
delde stand. De led knippert oranje. gebruik.
Zorg dat er geen aansluitcontact of adapter in
WAARSCHUWING WAARSCHUWING de elektrische aansluiting zit bij het inklappen
van de trekhaak.
Druk niet op de knop voor het in- en uitklap- Controleer of de veiligheidskabel van de aan-
pen als er een aanhanger op de trekhaak is hanger in de juiste bevestiging vastzit.
gekoppeld.
N.B.
De trekhaak moet eerst volledig zijn uitge-
klapt voordat deze in de vergrendelde stand
te zetten is. Dit kan enkele seconden duren.
Als de trekhaak niet in de vergrendelde stand
blijft, moet u enkele seconden later opnieuw
proberen.
488
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 489
STARTEN EN RIJDEN
490 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 491
STARTEN EN RIJDEN
|| bilisering dan niet kan bepalen of de slingering Aanhangwagenverlichting in dat geval neemt het mistachterlicht op de aan-
wordt veroorzaakt door de aanhangwagen of controleren hangwagen de functie over. Controleer daarom in
door uzelf. Controleer na het aankoppelen van een aan- deze gevallen bij activering van het mistachter-
hangwagen voor het vertrek of alle lampen op de licht of de aanhangwagen is uitgerust met een
Wanneer de aanhangwagen-
aanhangwagen werken. mistachterlicht om de auto met aanhangwagen
stabilisering werkt, knippert op
op een veilige manier te kunnen besturen.
het bestuurdersdisplay het
symbool ESC. Richtingaanwijzers en remlichten op
aanhangwagen
Als een of meer richtingaanwijzers of remlichten
op de aanhangwagen kapot zijn, verschijnen op
Gerelateerde informatie het bestuurdersdisplay een symbool en een mel-
• Rijden met aanhangwagen (p. 489) ding. De overige verlichting op de aanhangwagen
moet u vóór vertrek handmatig controleren.
• elektronische stabiliteitsregeling (p. 290)
Symbool Melding
Mistachterlicht op de aanhangwagen
Bij aansluiting van een aanhangwagen gaat het
mistachterlicht van de auto mogelijk niet branden,
492
STARTEN EN RIJDEN
}}
* Optie/accessoire. 493
STARTEN EN RIJDEN
|| Een fietsdrager die op de trekhaak is gemon- het zicht naar achteren beperken en tot een Slepen
teerd is van invloed op de rijeigenschappen van hoger brandstofverbruik leiden. Ze zorgen Bij het slepen wordt de auto met behulp van een
de auto, op grond van bijvoorbeeld: ook voor grotere krachten die inwerken op sleepkabel voortgetrokken door een ander voer-
de trekhaak.
• het grotere gewicht van de auto tuig.
• het gereduceerde acceleratievermogen Gerelateerde informatie Ga alvorens te slepen na wat de wettelijk voorge-
• de gereduceerde bodemvrijheid • Trekhaak* (p. 486) schreven maximumsnelheid voor slepen is.
• het gewijzigde remvermogen. Voorbereidingen en slepen
Adviezen voor het vervoer van fietsen
op een fietsdrager BELANGRIJK
Hoe groter de afstand tussen het zwaartepunt Sleep de auto altijd zo dat de wielen in de rij-
van de last en de trekhaakkogel hoe groter de richting draaien.
belasting van de trekhaak.
• Sleep auto's met automatische transmis-
Neem bij het opladen de volgende adviezen in sie niet op een snelheid hoger dan
acht: 80 km/h (50 mph) en niet verder dan 80
km (50 mile).
• Plaats de zwaarste fiets vooraan, zo dicht
mogelijk bij de auto.
• Zorg dat de fietsen symmetrisch zijn opgela- WAARSCHUWING
den en zo dicht mogelijk tegen de auto aan
staan, door bij het vervoer van meerdere fiet- • Controleer voordat u gaat slepen of het
stuurslot eraf is.
sen de fietsen om en om te plaatsen.
• Verwijder losse voorwerpen van de fiets(en) • Contactslotstand II moet geactiveerd zijn
– in contactslotstand I zijn alle airbags
bij het vervoer, zoals een fietsmand, accu of
gedeactiveerd.
kinderzitje. Niet alleen om de krachten te ver-
lagen die inwerken op de trekhaak en fiets- • Zorg dat de transpondersleutel tijdens
drager maar ook om de luchtweerstand te het slepen altijd in de auto aanwezig is.
verlagen die van invloed is op het brandstof-
verbruik.
• Verwijder eventuele fietshoezen. Ze kunnen
de rijeigenschappen negatief beïnvloeden,
494 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
}}
495
STARTEN EN RIJDEN
Voor: Verwijder de afdekking - druk met één Achter: Verwijder de afdekking - druk met
vinger op de markering. een vinger op het artikel met de markering
> De afdekking is horizontaal open te klap- en werk tegelijkertijd de tegenoverliggende BELANGRIJK
pen en vervolgens te verwijderen. kant/hoek los met een muntstuk of iets der-
gelijks. Het is belangrijk het sleepoog goed vast te
schroeven – dat wil zeggen, helemaal tot aan
> De afdekking is horizontaal open te klap-
de aanslag.
pen en vervolgens te verwijderen.
Sleepoog demonteren:
– Draai het sleepoog na gebruik los en leg het
weer op zijn plek.
Plaats de afdekking tot slot weer in de bum-
per terug.
496 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 497
STARTEN EN RIJDEN
498 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
1. Richt de afstandsbediening op de te pro- 3. Laat de knoppen pas los als het led-lampje
grammeren HomeLink®-knop en houd de niet meer langzaam (ca. 1 maal per seconde)
afstandsbediening op zo'n 2–8 cm (1–3 maar snel knippert (ca. 10 maal per
inch) van de knop. Blokkeer het controlesym- seconde) of constant brandt.
bool van HomeLink® niet. > Als het led-lampje constant brandt:
Aanduiding dat de programmering is vol-
Opmerking! Met sommige afstandsbedie-
tooid. Druk voor activering 2 maal op de
ningen is HomeLink® beter te programmeren
geprogrammeerde knop.
op een afstand van zo'n 15–20 cm (6–12
inch). Denk daaraan als er problemen zijn Als het led-lampje snel knippert: De
met programmeren. eenheid die u voor HomeLink® wenst te 4. Zoek de inleerknop26 op de ontvanger voor
programmeren is mogelijk voorzien van bijvoorbeeld de garagedeur op. De knop zit
2. Houd zowel op de afstandsbediening als op
een beveiligingsfunctie zodat extra stap- doorgaans in de buurt van de antennevoet
HomeLink® de knoppen ingedrukt die u wilt
pen vereist zijn. Druk 2 maal op de gepro- op de ontvanger.
programmeren.
grammeerde knop om te controleren of
5. Druk de inleerknop van de ontvanger een-
de programmering gelukt is. Ga anders
maal in en laat hem weer los. De program-
verder met de volgende stap.
mering moet binnen 30 seconden na het
indrukken van de knop worden voltooid.
6. Druk de knop op HomeLink® in die u wilt
programmeren en laat de knop weer los.
Herhaal de procedure van indrukken/vast-
houden/loslaten al naar gelang het model
van de ontvanger één of twee keer.
> Het programmeren is daarmee klaar en
garagedeur, toegangshek en dergelijke
moeten vervolgens geactiveerd worden bij
het indrukken van de geprogrammeerde
knop.
499
STARTEN EN RIJDEN
27 Let erop dat de gratis hulplijn afhankelijk van de provider mogelijk niet beschikbaar is.
500 * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN
* Optie/accessoire. 501
STARTEN EN RIJDEN
502
STARTEN EN RIJDEN
Gerelateerde informatie
• Kompas (p. 501)
• Kompas activeren en deactiveren (p. 502)
* Optie/accessoire. 503
GELUID, MEDIA EN INTERNET
GELUID, MEDIA EN INTERNET
506 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 507
GELUID, MEDIA EN INTERNET
1 Geldt voor een auto met het stuur links. Voor een auto met het stuur rechts: veeg in tegengestelde richting.
508 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Apps downloaden 3. Druk op een bepaalde app om de lijst uit te Apps bijwerken
Wanneer de auto een internetverbinding heeft, vouwen en meer informatie over de app te Wanneer de auto een internetverbinding heeft, is
kunt u ook nieuwe apps downloaden. krijgen. het mogelijk apps bij te werken.
N.B. 4. Kies Installeren om de app van uw keuze te N.B.
downloaden en installeren.
Het downloaden van data kan van invloed zijn Het downloaden van data kan van invloed zijn
op andere diensten die gebruik maken van > Tijdens het downloaden en installeren op andere diensten die gebruik maken van
gegevensuitwisseling, zoals de internetradio. wordt de voortgang aangegeven. gegevensuitwisseling, zoals de internetradio.
Als u deze invloed op andere diensten als Als een bepaalde download niet kan star- Als u deze invloed op andere diensten als
hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden ten, verschijnt een melding. De app blijft hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden
annuleren. Het is ook mogelijk om andere echter op de downloadlijst staan, zodat u annuleren. Het is ook mogelijk om andere
diensten te annuleren of tijdelijk te onderbre- later een nieuwe poging tot downloaden diensten te annuleren of tijdelijk te onderbre-
ken. kunt doen. ken.
Downloaden annuleren
N.B. – Druk op Annuleer om een lopende down- N.B.
load te annuleren.
Let bij het downloaden via een telefoon extra Let bij het downloaden via een telefoon extra
goed op eventuele kosten voor dataverkeer. Let erop dat alleen de download te annuleren is, goed op eventuele kosten voor dataverkeer.
zodat u een eventuele installatiefase niet meer
kunt annuleren zodra deze van start gegaan is. Als bij het bijwerken van een app blijkt dat de
1. Open de app Download Center op het
Gerelateerde informatie desbetreffende app in gebruik is, wordt deze app
appscherm.
opnieuw gestart om de installatie te voltooien.
• Apps (p. 508)
• Apps bijwerken (p. 509)
• Apps verwijderen (p. 510)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
• Systeemupdates hanteren via Download
2. Kies Nieuwe apps om een lijst te openen Center (p. 613)
met de apps die beschikbaar zijn voor instal-
latie in de auto. • Vrije geheugenruimte op harde schijf
(p. 550)
}}
* Optie/accessoire. 509
GELUID, MEDIA EN INTERNET
510 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Gerelateerde informatie
• Radio (p. 510)
• Radiokanaal zoeken (p. 512)
* Optie/accessoire. 511
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Van radioband en radiozender 2. Kies weergave via Zenders, Favorieten, Radiokanaal zoeken
wisselen Genres of Ensembles2. De radio maakt automatisch een kanaallijst met
Hier volgen instructies voor het wisselen van fre- 3. Druk op het gewenste kanaal in de lijst. de best doorkomende radiokanalen binnen het
quentieband, het wisselen van kanaallijst in de actuele gebied.
gekozen radioband en het wisselen van radioka- Favorieten - alleen de gekozen favoriete kana-
naal in de gekozen lijst. len beluisteren.
Genres - uitsluitend radiokanalen beluisteren die
Van radioband wisselen het gekozen genre/programmatype uitzenden,
Open met een vegende beweging het appscherm
bijvoorbeeld pop en klassieke muziek.
op het middendisplay en kies de gewenste radio-
band (zoals FM) of open het appmenu van het Van radiokanaal wisselen in gekozen
bestuurdersdisplay met de rechter knoppenset lijst
van het stuurwiel en maak vervolgens een keuze.
– Druk op of onder het middendis-
Van lijst wisselen op de radioband play of op de rechter stuurknoppenset.
> U springt naar het eerstvolgende alterna-
tief in de gekozen lijst.
Wisselen van radiokanaal in de gekozen lijst kan De zoekopties zijn afhankelijk van de gekozen
ook via het middendisplay. radioband:
512 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Radiofavorieten
Radiofavorieten laten de opge-
slagen favorieten van alle radio-
banden zien.
513
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Bij het verwijderen van een favoriet wordt deze Instellingen voor radio De functie Verkeersinformatie moet tege-
eveneens verwijderd uit de lijst met favorieten van Er zijn diverse radiofuncties te activeren en lijkertijd geactiveerd zijn.
de desbetreffende radioband. deactiveren. - Nieuws : lopende mediaweergave onder-
breken en nieuws doorgeven. De weergave
Gerelateerde informatie Verkeersbericht onderbreken van de voorgaande mediabron wordt hervat
• Radio (p. 510) Een lopende uitzending van bijvoorbeeld een ver- zodra de nieuwsuitzending afgerond is.
• Radio starten (p. 511) keersbericht is tijdelijk te onderbreken door op
- Alarm: lopende mediaweergave onderbre-
• Radiokanaal zoeken (p. 512) van de rechter stuurknoppenset of op
ken en waarschuwingen voor calamiteiten en
Annuleren op het middendisplay te drukken.
• Van radioband en radiozender wisselen rampen doorgeven. De weergave van de
(p. 512) Radiofuncties activeren en deactiveren voorgaande mediabron wordt hervat zodra de
melding afgerond is.
• Stembediening radio en media (p. 145) Veeg het hoofdscherm open en kies
- Verkeersinformatie: lopende mediaweer-
• Instellingen voor radio (p. 514) Instellingen Media gevolgd door de gewen-
ste radioband om de beschikbare functies te gave onderbreken voor informatie over ver-
• Applicatiemenu op bestuurdersdisplay (p. 98)
bekijken. keersproblemen. De weergave van de voor-
gaande mediabron wordt hervat zodra de
AM/FM-radio melding afgerond is.
• Radiotekst weergeven: informatie weerge-
ven over de inhoud van programma's, uitvoe-
rende artiesten en dergelijke.
• Programmanaam bevriezen: kiezen om de
programmaservicenaam niet permanent te
laten scrollen, maar de weergave na 20
seconden te laten bevriezen.
• Kies mededelingen:
- Lokale onderbrekingen: lopende media-
weergave onderbreken voor informatie over
verkeersproblemen in de nabije omgeving.
De weergave van de voorgaande mediabron
wordt hervat zodra de melding afgerond is.
Lokale onderbrekingen is een geografi-
sche begrenzing van Verkeersinformatie.
514
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 515
GELUID, MEDIA EN INTERNET
516 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Gerelateerde informatie
• Digitale radio* (p. 516)
• Radio (p. 510)
• Instellingen voor radio (p. 514) De mediaspeler is te bedienen
vanaf het middendisplay, maar
veel functies zijn ook te bedie-
nen vanaf de rechter stuur-
knoppenset of via stemcom-
mando's.
* Optie/accessoire. 517
GELUID, MEDIA EN INTERNET
2. Start de weergave op de aangesloten media- 3. Druk op de titel van het weer te geven
bron. bestand.
> Het afspelen start.
3. Open de app (iPod, USB) vanuit het app-
scherm. Apple CarPlay
Appscherm. (Algemene afbeelding, de basisapps varië- > Het afspelen start. CarPlay staat in een apart artikel beschreven.
ren per markt en model.)
518 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Android Auto Media regelen en van media onder het middendisplay of op van de rech-
Android Auto staat in een apart artikel beschre- wisselen ter stuurknoppenset.
ven. De weergave van media is te regelen via stem- Van track/nummer wisselen - op de gewenste
bediening, de stuurknoppenset of het midden-
Gerelateerde informatie display.
track op het middendisplay drukken, op of
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren
De mediaspeler is te bedienen onder het middendisplay of op de rechter
(p. 99) stuurknoppenset drukken.
via stembediening, de stuur-
• Radio (p. 510) knoppen of via het middendis- Vooruit-/achteruitspoelen - op de tijdas op het
• Media regelen en van media wisselen play. middendisplay drukken en deze opzij slepen, of
(p. 519) of onder het middendisplay of op de
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524) rechter stuurknoppenset ingedrukt houden.
• Eenheid aansluiten via Bluetooth® (p. 523) Van media wisselen – kies een eerder gebruikte
bron in de app, tik in het appscherm op de
• Apps downloaden (p. 509)
gewenste app of kies met de rechter stuurknop-
• Auto met actieve internetverbinding*
penset via het appmenu .
(p. 541)
Bibliotheek - op de knop
• Video (p. 522)
drukken om af te spelen vanuit
• Apple® CarPlay®* (p. 526) de bibliotheek.
• Android Auto* (p. 529)
• Stembediening radio en media (p. 145)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)
Shuffle - op de knop drukken
Volume – aan de draaiknop onder het middendis- voor een willekeurige afspeel-
play draaien of op van de rechter stuur- volgorde.
knoppenset drukken om het volume te verhogen
of te verlagen.
Afspelen/pauzeren - op de afbeelding van de
desbetreffende track drukken, op de fysieke knop
}}
* Optie/accessoire. 519
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Gerelateerde informatie
• Mediaspeler (p. 517)
• Media zoeken (p. 520)
• Audio-instellingen (p. 506) 1. Druk op .
• Apps (p. 508) > Er verschijnt een zoekscherm met toets-
enbord.
• Gracenote® (p. 521)
2. Voer de zoekterm in.
• Stembediening radio en media (p. 145)
3. Druk op Zoeken.
> De gekoppelde eenheden worden door-
zocht en de treffers verschijnen per cate-
gorie geordend in een lijst.
Veeg overdwars over het scherm om alle catego-
rieën apart te bekijken.
520 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 521
GELUID, MEDIA EN INTERNET
522
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Instellingen voor video Media via Bluetooth® Eenheid aansluiten via Bluetooth®
U kunt de instellingen voor videoweergave wijzi- De mediaspeler in de auto is uitgerust met Verbind een Bluetooth®-apparaat met de auto
gen, bijv. de te hanteren taal. Bluetooth en kan draadloos audiobestanden op om draadloos media af te spelen en een eventu-
Wanneer de videospeler in de stand voor volle- externe Bluetooth-eenheden afspelen zoals ele internetverbinding voor de auto te gebruiken.
dige schermgrootte staat of wanneer u het mobiele telefoons en laptops.
hoofdscherm hebt geopend en op Instellingen De mediaspeler kan audiobestanden op een Hoewel veel moderne telefoons Bluetooth®-tech-
Video drukt, beschikt u over de volgende externe eenheid alleen draadloos afspelen als nologie bieden, zijn niet alle telefoons volledig
opties: Audiotaal, Uit en Ondertitelingstaal. deze eenheid eerst via Bluetooth aan de auto is compatibel met de auto. Zie
gekoppeld. support.volvocars.com voor compatibiliteit.
Gerelateerde informatie U kunt een media-eenheid op dezelfde manier
• Video (p. 522) Gerelateerde informatie
via Bluetooth® aan de auto koppelen als een
• Eenheid aansluiten via Bluetooth® (p. 523)
telefoon.
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533) Gerelateerde informatie
• Media afspelen (p. 518) • Media via Bluetooth® (p. 523)
• Compatibele formaten voor media (p. 549) • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533)
• Media afspelen (p. 518)
523
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Media AUX/USB-poort Eenheid aansluiten via USB-poort • Technische specificaties voor USB-eenhe-
Via de USB-poort is een externe audiobron zoals Via een van de USB-poorten in de auto is een den (p. 550)
een iPod® of mp3-speler aan te sluiten op het externe audiobron zoals een iPod® of mp3-spe- • Apple® CarPlay®* (p. 526)
audiosysteem. ler aan te sluiten op het audiosysteem.
• Android Auto* (p. 529)
Apparaten met oplaadbare batterijen worden Bij gebruik van Apple CarPlay* en Android Auto*
opgeladen, wanneer ze zijn aangesloten via USB moet de telefoon worden aangesloten op de
en het contact in stand I, II staat of de motor USB-poort met een witte omlijsting (als er twee
draait. USB-poorten zijn).
De inhoud van een externe audiobron is sneller
te lezen, als er op deze audiobron alleen compati-
bele bestandsformaten staan. Ook videobestan-
den zijn via de USB-poort weer te geven.
Sommige mp3-spelers werken met hun eigen
bestandssysteem dat niet ondersteund word door
het systeem.
Gerelateerde informatie
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524)
• Media afspelen (p. 518)
• Video (p. 522)
USB-poorten (type A) in de tunnelconsole. Laat de kabel
• Contactslotstanden (p. 432) naar voren toe liggen, zodat deze bij het sluiten van het
klepje niet bekneld raakt.
• Technische specificaties voor USB-eenhe-
den (p. 550) Gerelateerde informatie
• Apple® CarPlay®* (p. 526) • Media afspelen (p. 518)
• Android Auto* (p. 529) • Media AUX/USB-poort (p. 524)
• Mediaspeler (p. 517)
• Technische specificaties voor USB-eenhe-
den (p. 550)
524 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 525
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Instellingen voor tv*7 Apple® CarPlay®* virtuele assistent Siri. Bij lang indrukken van de
U kunt bepaalde instellingen verrichten in het CarPlay biedt u de mogelijkheid om tijdens het stuurknop activeert u de stembediening via
hoofdscherm of tijdens het tv kijken op volledige rijden muziek te beluisteren, te bellen, route- de virtuele assistent Siri en bij kort indrukken
schermgrootte. instructies te ontvangen, sms-berichten te ver- activeert u de stembediening van de auto. Als Siri
Wanneer de tv in de stand voor volledige scherm- sturen/ontvangen en Siri te raadplegen, zonder te snel wordt afgebroken, kunt u de stuurknop
grootte staat of wanneer u het hoofdscherm hebt afgeleid te worden. ingedrukt houden.8.
geopend en op Instellingen Media TV tikt, Door Apple CarPlay te gebruiken stemt u in
CarPlay werkt alleen met
beschikt u over de volgende opties: met het volgende: Apple CarPlay is een
bepaalde Apple-apparaten. Bij
• Ondertitelingstaal auto's zonder CarPlay is de app service van Apple Inc. die valt onder de
achteraf te installeren. Neem voorwaarden van Apple Inc. Volvo Cars is
• Audiotaal
contact op met een Volvo-dea- daarom niet verantwoordelijk voor Apple
Beeldformaat ler om CarPlay te installeren. CarPlay of de functies/applicaties ervan. Bij
Wanneer u op Beeldformaat drukt, kunt u de gebruik van Apple CarPlay, wordt bepaalde
Informatie over de ondersteunde apps en de informatie van uw auto (waaronder de
beeldverhouding voor de tv kiezen.
compatibele telefoons vindt u op de homepage locatie van de auto) doorgegeven aan uw
1. Auto - De tv-beelden worden weergegeven van Apple: www.apple.com/ios/carplay/. Gebruik iPhone. Ten aanzien van Volvo Cars bent u
in de oorspronkelijke beeldverhouding. van apps die niet compatibel zijn met CarPlay kan zelf volledig verantwoordelijk voor uw eigen
2. Automatisch invullen - De tv-beelden wor- er soms toe leiden dat de verbinding tussen gebruik van Apple CarPlay of voor het
den afgestemd op het display, zonder bijsnij- iPhone en de auto wegvalt. Let erop dat Volvo gebruik door iemand anders.
den. niet verantwoordelijk is voor de inhoud van
CarPlay. Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie Bij gebruik van de kaartnavigatie via CarPlay ver- • Apple® CarPlay®* gebruiken (p. 527)
• TV* (p. 525) schijnt de routebegeleiding niet op het bestuur- • Instellingen voor Apple® CarPlay®* (p. 528)
• Tv* gebruiken (p. 525) dersdisplay of het head-updisplay maar alleen op
het middendisplay. • Stembediening (p. 142)
• Compatibele formaten voor media (p. 549)
• Instellingen resetten op middendisplay
• Instellingen resetten op middendisplay De CarPlay-apps zijn te bedienen via het midden- (p. 131)
(p. 131) display, de telefoon of de rechter stuurknoppen-
set (geldt voor bepaalde functies). De apps zijn
tevens te regelen met de stembediening van de
526 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Apple® CarPlay®* gebruiken 4. Neem de voorwaarden door en druk vervol- 4. Druk op de gewenste app.
Om CarPlay te kunnen gebruiken moet u de vir- gens op Accepteren om een verbinding te > De app wordt gestart.
tuele assistent Siri hebben geactiveerd op uw maken.
CarPlay blijft op actief op de achtergrond, als u
telefoon. De telefoon heeft bovendien een inter- > Het deelscherm met CarPlay wordt
vanuit hetzelfde deelscherm een andere app
netverbinding nodig via wifi of het mobiele net- geopend en de compatibele apps ver-
start. Druk op het pictogram CarPlay in het app-
werk. schijnen.
scherm om CarPlay weer in het deelscherm te
5. Druk op de gewenste app. weer te geven.
Een iPhone aansluiten en CarPlay
starten > De app wordt gestart.
Wisselen tussen CarPlay en iPod
CarPlay starten Van CarPlay naar iPod
N.B. CarPlay start als volgt na aansluiting van een 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
iPhone.
CarPlay is alleen te gebruiken als Bluetooth is
uitgeschakeld. Een telefoon of mediaspeler 1. Sluit een iPhone aan op de USB-poort. Bij 2. Ga verder naar Communicatie Apple
die via Bluetooth is verbonden met de auto, is een auto met twee USB-poorten moet u de CarPlay.
dan ook niet beschikbaar als CarPlay actief is. aansluiting met een witte omlijsting gebrui- 3. Vink het vakje uit voor het Apple-apparaat
Om een internetverbinding te maken voor de ken. dat bij aansluiting van de USB-kabel niet lan-
boordapps moet u een alternatieve internet- > Als de instelling voor automatische ger tot automatisch activering van CarPlay
bron gebruiken. Gebruik Wi-Fi of de geïnte- inschakeling is gekozen - de naam van moet leiden.
greerde automodem*. de telefoon verschijnt. 4. Haal de verbinding op de USB-poort los voor
2. Tik op de naam van de telefoon - het deel- het Apple-apparaat en sluit het apparaat
1. Sluit een iPhone aan op de USB-poort. Bij scherm met CarPlay wordt geopend en de weer aan.
een auto met twee USB-poorten moet u de compatibele apps verschijnen. 5. Open de app iPod vanuit het appscherm.
aansluiting met een witte omlijsting gebrui-
ken. 3. Druk op Apple CarPlay op het appscherm,
als het deelscherm met CarPlay niet wordt
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en geopend.
druk vervolgens op OK.
> Het deelscherm met CarPlay wordt
3. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. geopend en de compatibele apps ver-
schijnen.
}}
* Optie/accessoire. 527
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Van iPod naar CarPlay Instellingen voor Apple® CarPlay®* Gerelateerde informatie
1. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. Instellingen voor een Apple-eenheid aangesloten • Apple® CarPlay®* (p. 526)
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en met CarPlay10. • Apple® CarPlay®* gebruiken (p. 527)
druk vervolgens op OK.
Automatisch starten • Instellingen resetten op middendisplay
3. Haal de verbinding op de USB-poort los voor 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. (p. 131)
het Apple-apparaat en sluit het apparaat
weer aan. 2. Ga naar Communicatie Apple CarPlay
> Het deelscherm met Apple CarPlay wordt en kies de instelling:
geopend en de compatibele apps ver- • Vink het vakje aan - CarPlay start automa-
schijnen9. tisch bij aansluiting van de USB-kabel.
Gerelateerde informatie • Vink het vakje uit - CarPlay start niet auto-
matisch bij aansluiting van de USB-kabel.
• Eenheid aansluiten via USB-poort (p. 524)
• De lijst kan maximaal 20 Apple-eenheden bevat-
Apple® CarPlay®* (p. 526)
ten. Wanneer de lijst vol is, wordt bij aansluiting
• Instellingen voor Apple® CarPlay®* (p. 528) van een nieuwe eenheid de oudste aansluiting
• Internetverbinding voor de auto maken via verwijderd.
een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543) Om de lijst te verwijderen moet u de instellingen
• Internetverbinding voor de auto maken via herstellen op het middendisplay (fabrieksinstellin-
automodem (simkaart) (p. 544) gen herstellen).
• Stembediening (p. 142)
Systeemvolumes
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
2. Druk op Geluid Systeemvolumes om
instellingen te verrichten voor het volgende:
• Stembediening
• Navi-stembegeleid.
• Ringtone telefoon
9 Apple, CarPlay, iPhone en iPod zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
10 Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
528 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 529
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Deze automatische activering is uit te schakelen Gerelateerde informatie Android Auto* gebruiken
onder de instellingen. • Android Auto* gebruiken (p. 530) Om de app Android Auto te kunnen gebruiken
• Instellingen voor Android Auto* (p. 531) moet de telefoon zijn aangesloten op de USB-
N.B. poort.
Wanneer er een telefoon gekoppeld is aan Eerste aansluiting van een Android
Android Auto kunt u via Bluetooth muziek 1. Sluit de Android-telefoon aan op de USB-
streamen naar een andere mediaspeler. poort. Bij een auto met twee USB-poorten
Bluetooth is actief bij gebruik van Android moet u de ingang met een witte omlijsting
Auto. gebruiken.
2. Lees de informatie in het pop-upvenster en
Bij gebruik van de kaartnavigatie via Android Auto druk vervolgens op OK.
verschijnt de routebegeleiding niet op het
bestuurdersdisplay of head-updisplay maar alleen 3. Druk op Android Auto op het appscherm.
op het middendisplay. 4. Neem de voorwaarden door en druk vervol-
Android Auto is aan te sturen via het middendis- gens op Accepteren om een verbinding te
play, en wel met de rechter stuurknoppenset of maken.
via stembediening. Bij lang indrukken van de > Het deelscherm met Android Auto wordt
stuurknop activeert u de stembediening en geopend en de compatibele apps ver-
bij kort indrukken deactiveert u deze functie. schijnen.
530 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
* Optie/accessoire. 531
GELUID, MEDIA EN INTERNET
532 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
• Telefoon automatisch verbinden met de auto Telefoon eerste keer verbinden met Alternatief 1 - telefoon zoeken vanuit de
via Bluetooth (p. 535) de auto via Bluetooth auto
• Telefoon handmatig verbinden met de auto Verbind een telefoon met geactiveerde 1. Maak de telefoon identificeerbaar/zichtbaar
via Bluetooth (p. 535) Bluetooth-functie aan de auto, zodat u vervol- via Bluetooth.
gens vanuit de auto kunt bellen, berichten kunt
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop- 2. Om de auto op internet aan te sluiten via de
pelen (p. 536) versturen/ontvangen, draadloos media kunt Bluetooth van de telefoon - activeer via
afspelen en via de telefoon een internetverbin- Bluetooth "internet sharing" (wifi-hotspot) op
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding ding voor de auto kunt maken.
kiezen (p. 536) de telefoon.
Er kunnen twee Bluetooth-apparaten tegelijk zijn
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde- aangesloten, waarbij het ene uitsluitend bestemd 3. Open het deelscherm voor de telefoon.
ren (p. 537) is om draadloos te streamen. De laatst aangeslo- • Als er geen telefoon is aangesloten op de
• Instellingen voor telefoon (p. 540) ten telefoon wordt automatisch verbonden om te auto - druk op Telefoon toevoegen.
kunnen bellen, berichten te kunnen versturen/
• Stembediening (p. 142)
ontvangen, draadloos media te kunnen afspelen • Als er een telefoon is aangesloten op de
• Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren en de telefoon te gebruiken voor een internetver- auto - druk op Wijzigen . Druk in het
(p. 99) binding. Onder instellingen voor Bluetooth- pop-upvenster op Tel. toevoegen.
• Audio-instellingen (p. 506) apparaten kunt u wijzigingen maken in het > Er verschijnt een lijst met de beschikbare
gebruik van de telefoon. Bluetooth-apparaten. Bij identificatie van
• Internetverbinding voor de auto maken via
nieuwe apparaten wordt de lijst bijge-
een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) Wanneer het apparaat eenmaal via Bluetooth
werkt.
verbonden/geregistreerd is, hoeft dit apparaat
niet langer zichtbaar/detecteerbaar te zijn. Acti- 4. Druk op de naam van de te pairen telefoon.
vering van de Bluetooth-functie volstaat. Om de 5. Controleer of de aangegeven cijfercode in de
auto via internet te kunnen aansluiten op internet, auto overeenkomt met die op de telefoon.
moet ook "internet sharing" in de telefoon geac- Accepteer in dat geval op beide punten.
tiveerd zijn. Er kunnen maximaal 20 gepairde
Bluetooth-apparaten in de auto worden opgesla- 6. Accepteer of weiger in de telefoon eventuele
gen. opties voor de contactpersonen en de
berichtfuncties van de telefoon.
U kunt op twee manieren pairen. U zoekt de tele-
foon vanuit de auto of u zoekt de auto vanaf de
telefoon.
}}
533
GELUID, MEDIA EN INTERNET
534
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Telefoon automatisch verbinden • Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoon handmatig verbinden met
met de auto via Bluetooth (p. 541) de auto via Bluetooth
Het is mogelijk om een telefoon automatisch via • Internetverbinding voor de auto maken via Het is mogelijk om een telefoon handmatig via
Bluetooth te verbinden. De telefoon moet een een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) Bluetooth te verbinden. De telefoon moet een
keer eerder met de auto zijn verbonden. keer eerder met de auto zijn verbonden.
• Contactslotstanden (p. 432)
Automatische aansluiting werkt alleen voor de 1. Activeer Bluetooth op de telefoon.
twee laatst gekoppelde telefoons.
Om tegelijkertijd een internetverbinding voor
1. Activeer Bluetooth op de telefoon alvorens de auto tot stand te brengen moet ook 'inter-
de auto in contactslotstand I te zetten. net sharing' (portable/persoonlijke hotspot)
op de telefoon zijn geactiveerd.
Om tegelijkertijd een internetverbinding voor
de auto tot stand te brengen moet ook 'inter- 2. Open het deelscherm voor de telefoon.
net sharing' (portable/persoonlijke hotspot) > Er verschijnt een lijst met de gekoppelde
op de telefoon zijn geactiveerd. telefoons.
2. Zet de auto in contactslotstand I of hoger. 3. Druk op de naam van de te pairen telefoon.
> De telefoon wordt aangesloten. > De telefoon wordt aangesloten.
Gerelateerde informatie Gerelateerde informatie
• Telefoon (p. 532) • Telefoon (p. 532)
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto • Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533) via Bluetooth (p. 533)
• Telefoon handmatig verbinden met de auto • Telefoon automatisch verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 535) via Bluetooth (p. 535)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop- • Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-
pelen (p. 536) pelen (p. 536)
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding • Andere telefoon met Bluetooth-verbinding
kiezen (p. 536) kiezen (p. 536)
• Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde- • Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijde-
ren (p. 537) ren (p. 537)
}}
535
GELUID, MEDIA EN INTERNET
• Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoon met Bluetooth-verbinding Andere telefoon met Bluetooth-
(p. 541) loskoppelen verbinding kiezen
• Internetverbinding voor de auto maken via U kunt een telefoon met een actieve Bluetooth- U kunt een andere telefoon met Bluetooth-ver-
een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543) verbinding loskoppelen van de auto door binding kiezen.
Bluetooth op de telefoon te deactiveren. 1. Open het deelscherm voor de telefoon.
De telefoon wordt automatisch losgekoppeld,
wanneer deze buiten het bereik van de auto 2. Tik op Wijzigen of veeg het hoofd-
komt. Als u de telefoon tijdens een lopend tele- scherm open en tik op Instellingen
foongesprek loskoppelt, kunt u het gesprek via Communicatie Bluetooth-apparaten
de telefoon voortzetten. Apparaat toevoegen.
Gerelateerde informatie > Er verschijnt een lijst met de beschikbare
• Telefoon (p. 532) Bluetooth-apparaten.
536
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Telefoon met Bluetooth-verbinding Telefoonfuncties Het is ook mogelijk om te bellen via de gesprek-
verwijderen Verwerking van gesprekken in de auto voor een kenlijst op het appmenu, dat toegankelijk is via
Telefoons zijn te verwijderen van de lijst met telefoon met Bluetooth-verbinding. de rechter stuurknoppenset .
geregistreerde Bluetooth-eenheden. Ruggespraak
1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
Tijdens lopende gesprekken:
2. Druk op Communicatie Bluetooth- 1. Druk op Voeg gesprek toe.
apparaten.
2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprek-
> Er verschijnt een lijst met de geregi-
kenlijst, de favorieten of de contactenlijst.
streerde Bluetooth-apparaten.
3. Druk op een post/regel in de gesprekkenlijst
3. Druk op de te verwijderen telefoon.
of op voor de contactpersoon in de con-
4. Druk op App. verwijderen en bevestig uw tactenlijst.
keuze.
4. Druk op Wissel gesprek om te wisselen
> De telefoon staat niet langer geregis-
tussen gesprekken.
treerd in de auto.
Algemene afbeelding. Druk op om het lopende gesprek te
5.
Gerelateerde informatie beëindigen.
• Telefoon (p. 532) Bellen
1. Open het deelscherm voor de telefoon. Conferentiegesprek
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto Tijdens ruggespraak:
via Bluetooth (p. 533) 2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprek-
kenlijst, via de contactenlijst of geef het num- 1. Druk op Gesprekken samenv. om de
• Telefoon met Bluetooth-verbinding loskop-
mer aan via de knoppenset. U kunt de con- lopende gesprekken samen te voegen.
pelen (p. 536)
tactenlijst doorzoeken of doorbladeren. Druk
• Andere telefoon met Bluetooth-verbinding
op in de contactenlijst om een contact-
2. Druk op om het gesprek te beëindigen.
kiezen (p. 536)
persoon onder te brengen onder Favorieten. Telefoonoproepen
• Instellingen voor Bluetooth-apparaten Telefoonoproepen verschijnen op het bestuur-
(p. 541) 3. Druk op .
dersdisplay en op het middendisplay. Voer het
4. Druk op om het gesprek te beëindigen. gesprek met de rechter stuurknoppenset of met
het middendisplay.
1. Druk op Antwoorden/Afwijzen.
}}
537
GELUID, MEDIA EN INTERNET
538
GELUID, MEDIA EN INTERNET
12 Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten verzenden via de auto. Kijk voor de compatibiliteit op support.volvocars.com.
* Optie/accessoire. 539
GELUID, MEDIA EN INTERNET
540 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
• Eerder gepairde apparaten - lijst met Als de auto een internetverbinding heeft, is het
gekoppelde eenheden weergeven. mogelijk om de internetverbinding (wifi-hotspot)
Gerelateerde informatie
• Telefoon (p. 532)
• Instellingen voor telefoon (p. 540)
• Auto met actieve internetverbinding*
(p. 541)
• Telefoon eerste keer verbinden met de auto
via Bluetooth (p. 533)
}}
* Optie/accessoire. 541
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| te delen, zodat andere eenheden de internetver- N.B. • Internetverbinding van auto delen via Wi-Fi-
binding kunnen gebruiken13. hotspot (p. 546)
Bij gebruik van Apple CarPlay kunt u alleen
Een symbool op de statusbalk van het midden- een internetverbinding voor de auto maken • Wi-Fi-netwerk verwijderen (p. 547)
display geeft de status weer van de internetver- via Wi-Fi of de automodem*. • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548)
binding.
• Volvo ID (p. 28)
• Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
N.B. ling (p. 548)
Bij gebruik van Android Auto kunt u een inter-
netverbinding voor de auto maken via Wi-Fi,
Bluetooth of de automodem*.
Gerelateerde informatie
• Symbolen op de statusbalk van het midden-
display (p. 119)
N.B.
• Internetverbinding voor de auto maken via
Bij gebruik van internet wordt data overge- een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 543)
bracht (dataverkeer) en dat kan kosten met
zich meebrengen. • Internetverbinding voor de auto maken via
een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543)
Het activeren van dataroaming kan tot ver-
dere kosten leiden. • Internetverbinding voor de auto maken via
automodem (simkaart) (p. 544)
Informeer bij uw provider naar de kosten voor
dataverkeer.
• Apps (p. 508)
• Geen internetverbinding of een slechte ver-
binding (p. 547)
542 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
}}
* Optie/accessoire. 543
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| 7. Gebruikte u eerder een andere methode voor • Geen internetverbinding of een slechte ver- Internetverbinding voor de auto
internetverbinding - bevestig de keuze van binding (p. 547) maken via automodem (simkaart)
een andere verbindingsmethode. • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548) Bij auto's met Volvo On Call* is het mogelijk een
> De auto maakt een verbinding tot stand internetverbinding te maken via de automodem
met het netwerk. en een persoonlijke simkaart (P-SIM).
Let erop dat sommige telefoons de internetver- Bij verbinding via de automodem gebruiken de
binding verbreken, wanneer de verbinding met de Volvo On Call-diensten deze verbinding.
auto is verbroken (zoals wanneer u de auto 1.
ergens parkeert tot de volgende keer dat u hem
nodig hebt). In dat geval moet u bij een volgend
gebruik van de telefoon de "internet sharing"
opnieuw activeren.
Een telefoon die verbinding heeft gemaakt met
de auto wordt opgeslagen voor later gebruik.
Wanneer het maximale aantal opgeslagen tele-
foons (50) is bereikt, wordt de telefoon verwij-
derd die als eerste een verbinding maakte. Om
een lijst met opgeslagen netwerken weer te
geven of opgeslagen netwerken handmatig te
verwijderen, gaat u naar Instellingen
Communicatie Wi-Fi Opgeslagen
Plaats een persoonlijke simkaart in de hou-
netwerken.
der bij de vloer aan de passagierszijde.
De eisen die aan de techniek en beveiliging voor
2. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
de wifi-verbinding worden gesteld staan elders
beschreven. 3. Druk op Communicatie Internet via
automodem.
Gerelateerde informatie
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) 4. Activeer/deactiveer de functie door het vakje
voor Internet via automodem aan/uit te
• Wi-Fi-netwerk verwijderen (p. 547)
vinken.
544 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
5. Gebruikte u eerder een andere methode voor Instellingen voor automodem14 Wijzig pincode - maximaal 4 cijfers aange-
internetverbinding - bevestig de keuze van De auto is uitgerust met een modem die u kunt ven.
een andere verbindingsmethode. gebruiken om de auto met internet te verbinden. Pincode uitschakelen - aangeven of de
6. Geef de pincode van de simkaart aan. U kunt de internetverbinding tevens delen via pincode vereist is voor gebruik van de sim-
> De auto maakt een verbinding tot stand Wi-Fi. kaart.
met het netwerk. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. • Gevraagde code verzenden - bestemd om
bijvoorbeeld het saldo op een chipkaart op te
Gerelateerde informatie 2. Druk op Communicatie Internet via laden of te controleren. Deze functie is
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) automodem en kies instellingen. afhankelijk van de provider.
• Geen internetverbinding of een slechte ver-
• Internet via automodem - aangeven of
binding (p. 547) Gerelateerde informatie
automodem moet worden gebruikt voor inter- • Internetverbinding voor de auto maken via
• Instellingen voor automodem (p. 545) netverbinding. automodem (simkaart) (p. 544)
• Datagebruik - bij het indrukken van Reset • Geen internetverbinding of een slechte ver-
worden de tellers voor de ontvangen en ver- binding (p. 547)
stuurde hoeveelheid gegevens op nul gezet.
• Netwerk
Aanbieder selecteren - netwerkprovider
automatisch of handmatig kiezen.
Roaming - is dit vakje aangevinkt, dan zal de
automodem proberen verbinding te maken
met internet op het moment dat de auto zich
in het buitenland buiten het thuisnetwerk
bevindt. Let erop dat dit tot hoge kosten kan
leiden. Controleer uw roamingovereenkomst
met betrekking tot dataverkeer in het buiten-
land met uw netwerkprovider in uw eigen
land.
• Pincode simkaart
* Optie/accessoire. 545
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Internetverbinding van auto delen De provider (simkaart) moet ondersteuning bie- N.B.
via Wi-Fi-hotspot den voor tethering (delen van de internetverbin-
ding). Het activeren van Wi-Fi-hotspot kan tot ver-
Als de auto een internetverbinding heeft, is het
dere kosten van uw provider leiden.
mogelijk om de internetverbinding te delen, 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm.
zodat andere eenheden de internetverbinding Informeer bij uw provider naar de kosten voor
kunnen gebruiken15. 2. Druk op Communicatie Wi-Fi hotspot dataverkeer.
auto.
3. Druk op Netwerknaam en geeft de wifi-hot- Een symbool op de statusbalk van het midden-
spot een naam. display geeft de status weer van de internetver-
binding.
4. Druk op Wachtwoord en kies een wacht-
woord dat u vervolgens op de te koppelen Druk op Aangesloten apparaten voor een lijst
eenheden moet aangeven. met de op dit moment aangesloten eenheden.
5. Druk op Frequentieband en kies de zend- Gerelateerde informatie
frequentie voor de wifi-hotspot. Let erop dat • Symbolen op de statusbalk van het midden-
de te hanteren frequentieband niet op alle display (p. 119)
markten te specificeren is.
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
6. Activeer/deactiveer de functie door het vakje
voor Wi-Fi hotspot auto aan/uit te vinken. • Geen internetverbinding of een slechte ver-
binding (p. 547)
7. Als Wi-Fi eerder is gebruikt als methode voor
internetverbinding bevestigt u de keuze van
een andere verbindingsmethode.
> Externe eenheden kunnen vervolgens ver-
binding maken met de "internet sharing"
(Wi-Fi-hotspot) van de auto.
546 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
De uitgewisselde hoeveelheid gegevens is afhan- Gerelateerde informatie 2. Ga verder naar Communicatie Wi-Fi
kelijk van de diensten of apps die in de auto wor- • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541) Opgeslagen netwerken.
den gebruikt. Het streamen van audio kan bij- • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 548) 3. Druk op Vergeten voor het te verwijderen
voorbeeld tot een grote hoeveelheid dataverkeer netwerk.
leiden en dat vereist een goede verbinding en
4. Bevestig uw keuze.
signaalsterkte.
> De auto zal vervolgens geen verbinding
Verbinding tussen telefoon en auto tot stand brengen met het desbetreffende
De snelheid van de internetverbinding kan varië- netwerk.
ren afhankelijk van de positie van de telefoon in
de auto. Plaats de telefoon dichter bij het mid- Alle netwerken uit geheugen
dendisplay om de signaalsterkte te verbeteren. verwijderen
Zorg dat de signalen niet worden gehinderd. U kunt alle netwerken in één keer verwijderen
door de fabrieksinstellingen te herstellen. Houd
Verbinding tussen telefoon en er in dat geval rekening mee dat dan de fabrieks-
netwerkprovider instellingen worden hersteld voor alle gebruikers-
De snelheid binnen het mobiele netwerk varieert gegevens en systeeminstellingen.
afhankelijk van de dekking op de actuele locatie.
Een slechtere netwerkdekking is bijvoorbeeld Gerelateerde informatie
mogelijk in tunnels, achter bergen, in diepe dalen • Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
of in gebouwen. De snelheid is ook afhankelijk • Geen internetverbinding of een slechte ver-
van uw overeenkomst met uw teleprovider. binding (p. 547)
• Instellingen resetten op middendisplay
N.B. (p. 131)
Neem bij problemen met de dataoverdracht • Internetverbinding voor de auto maken via
contact op met uw provider. een mobiel apparaat (Wi-Fi) (p. 543)
* Optie/accessoire. 547
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Gerelateerde informatie
• Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisse-
ling (p. 548)
548 * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
549
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Speellijsten 100
Maximumaantal posten in 1 000
een speellijst
Submappen Onbeperkt
Gerelateerde informatie
• Media AUX/USB-poort (p. 524)
550
GELUID, MEDIA EN INTERNET
551
GELUID, MEDIA EN INTERNET
552
GELUID, MEDIA EN INTERNET
STREKT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN <ORGANIZATION> nor the names of its Graphics, Inc. Copyright in any portions created
DE RESULTATEN DIE WORDEN VERKREGEN contributors may be used to endorse or promote by third parties is as indicated elsewhere herein.
VOOR UW GEBRUIK VAN GRACENOTE-SOFT- products derived from this software without All Rights Reserved. Copyright (C) [1991-2000]
WARE OF WELKE GRACENOTE-SERVER DAN specific prior written permission. THIS Silicon Graphics, Inc. All Rights Reserved.
OOK. GRACENOTE IS IN GEEN GEVAL AAN- SOFTWARE IS PROVIDED BY THE COPYRIGHT Permission is hereby granted, free of charge, to
SPRAKELIJK VOOR INDIRECTE OF GEVOLG- HOLDERS AND CONTRIBUTORS "AS IS" AND any person obtaining a copy of this software and
SCHADE, GEDERFDE WINST OF VERLIES VAN ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, associated documentation files (the "Software"),
INKOMSTEN. INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE to deal in the Software without restriction,
IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY including without limitation the rights to use,
© Gracenote, Inc. 2009
AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE copy, modify, merge, publish, distribute,
Sensus software ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE sublicense, and/or sell copies of the Software,
COPYRIGHT OWNER OR CONTRIBUTORS BE and to permit persons to whom the Software is
This software uses parts of sources from clib2 LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, furnished to do so, subject to the following
and Prex Embedded Real-time OS - Source INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR conditions: The above copyright notice including
(Copyright (c) 1982, 1986, 1991, 1993, 1994), CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, the dates of first publication and either this
and Quercus Robusta (Copyright (c) 1990, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF permission notice or a reference to http://
1993), The Regents of the University of SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF oss.sgi.com/projects/FreeB/ shall be included in
California. All or some portions are derived from USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS all copies or substantial portions of the Software.
material licensed to the University of California by INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS",
American Telephone and Telegraph Co. or Unix ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND,
System Laboratories, Inc. and are reproduced CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
herein with the permission of UNIX System (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) LIMITED TO THE WARRANTIES OF
Laboratories, Inc. Redistribution and use in ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A
source and binary forms, with or without THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE PARTICULAR PURPOSE AND
modification, are permitted provided that the POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL
following conditions are met: Redistributions of SILICON GRAPHICS, INC. BE LIABLE FOR ANY
source code must retain the above copyright This software is based in part on the work of the
CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY,
notice, this list of conditions and the following Independent JPEG Group.
WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT,
disclaimer. Redistributions in binary form must This software uses parts of sources from TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT
reproduce the above copyright notice, this list of "libtess". The Original Code is: OpenGL Sample OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE
conditions and the following disclaimer in the Implementation, Version 1.2.1, released January OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE
documentation and/or other materials provided 26, 2000, developed by Silicon Graphics, Inc. The SOFTWARE. Except as contained in this notice,
with the distribution. Neither the name of the Original Code is Copyright (c) 1991-2000 Silicon the name of Silicon Graphics, Inc. shall not be
}}
553
GELUID, MEDIA EN INTERNET
554
GELUID, MEDIA EN INTERNET
THE DATA FILES AND SOFTWARE ARE PERFORMANCE OF THE DATA FILES OR Verklaring van overeenstemming
PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF SOFTWARE.
ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING
Except as contained in this notice, the name of a
BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF
copyright holder shall not be used in advertising
MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A
or otherwise to promote the sale, use or other
PARTICULAR PURPOSE AND
dealings in these Data Files or Software without
NONINFRINGEMENT OF THIRD PARTY
prior written authorization of the copyright holder.
RIGHTS. IN NO EVENT SHALL THE
COPYRIGHT HOLDER OR HOLDERS
INCLUDED IN THIS NOTICE BE LIABLE FOR
ANY CLAIM, OR ANY SPECIAL INDIRECT OR
CONSEQUENTIAL DAMAGES, OR ANY
DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM
LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER
IN AN ACTION OF CONTRACT, NEGLIGENCE
OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT
OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR
}}
555
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Land/
regio
Brazilië:
Este equipamento opera em caráter secundário isto e, náo tem direito a protecão contra interferéncia prejudicial, mesmo tipo, e não pode
causar interferéncia a sistemas operando em caráter primário.
Para consultas, visite: www.anatel.gov.br
EU:
Producent: Mitsubishi Electric Corporation Sanda Works 2-3-33, Miwa, Sanda-city. Hyogo, 669-1513, Japan
Mitsubishi Electric Corporation verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van het type [Audio Navigation Unit] in overeenstemming is met de
Richtlijn 2014/53/EU.
Voor meer informatie, zie support.volvocars.com.
Verenigde
Arabische
Emiraten:
556
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Land/
regio
Kazach-
stan:
Modelnaam: NR-0V
Producent: Mitsubishi Electric Corporation
Exportland: Japan
}}
557
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Land/
regio
China: 1.
■ 使用频率 2.4 - 2.4835 GHz
■ 等效全向辐射 率(EIRP) 天线增益 10dBi 时 ≤100 mW 或≤20 dBm ①
■ 最大 率谱密度 天线增益 10dBi 时 ≤20 dBm / MHz(EIRP) ①
■ 载频容限 20 ppm
■ 帯外发射 率(在 2.4-2.4835GHz 頻段以外) ≤-80 dBm / Hz (EIRP)
■ 杂散发射(辐射) 率(对应载波±2.5 倍信道带宽以外)
• ≤-36 dBm / 100 kHz (30 - 1000 MHz)
• ≤-33 dBm / 100 kHz (2.4 - 2.4835 GHz)
• ≤-40 dBm / 1 MHz (3.4 - 3.53 GHz)
• ≤-40 dBm / 1 MHz (5.725 - 5.85 GHz)
• ≤-30 dBm / 1 MHz (其它 1 - 12.75 GHz)
2.不得擅自更改发射频率 大发射 率(包括额外 装射频 率放大器),不得擅自外接天线或改用其它发射天线
3.使用时不得对各种合法的无线电通信业 产生有害干扰 一旦发现有干扰现象时,应立即停止使用,并采 措施消除干扰后方可继续
使用
4.使用微 率无线电设备,必须忍 各种无线电业 的干扰或工业 科学及医疗应用设备的辐射干扰
5.不得在飞机和机场附近使用
558
GELUID, MEDIA EN INTERNET
Land/
regio
Korea: B 급 기기 (가정용 방송통신기자재)
이 기기는 가정용(B 급) 전자파적합기기로서 주로
가정에서 사용하는 것을 적으로 하며, 든
지역에서 사용할 수 있습니다.
해당 무선설비는 전파혼신 가능성이 있으므로 인명안전과 관련된 서비스는 할 수 없습니다.
Maleisië
This device has been certified under the Communications & Multimedia Act of 1998, Communications and Multimedia (Technical Standards)
Regulations 2000.To retrieve your device’s serial number, please visit (support.volvocars.com) and search for “SIRIM Label Verification”.
Device category: Navigation equipment for vehicle (Bluetooth)
Model: NR-0V
Type Approval No.:
RBAY/18A/1015S(15-4067)
}}
559
GELUID, MEDIA EN INTERNET
|| Land/
regio
Mexico:
Taiwan: 低功率電波輻射性電機管理辦法
第十二條
經型式認證合格之低功率射頻電機,非經許可,公司 商號或使用者均不得擅自
變更頻率 加大功率或變更原設計之特性及功能
第十四條
低功率射頻電機之使用不得影響飛航安全及干擾合法通信;經發現有干擾現象時,應
立停用,改善至無干擾時方得繼續使用 前項合法通信,指依電信法規定作業之無線
電通信 低功率射頻電機須忍受合法通信或工業 科學及醫療用電波輻射性電機設備
之干擾
Gerelateerde informatie
• Audio, media en internet (p. 506)
• Auto met actieve internetverbinding* (p. 541)
• Mediaspeler (p. 517)
• Gracenote® (p. 521)
• Sensus - connectiviteit en entertainment
(p. 34)
560 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
WIELEN EN BANDEN
WAARSCHUWING
• Naarmate er sneller wordt gereden, slijten de
banden ook sneller.
Banden hebben een beperkte houdbaarheidsda-
Een beschadigde band kan voor een oncon-
troleerbare auto zorgen. tum. Na enkele jaren worden de banden hard en • De juiste instelling van de voorwielen is erg
neemt de grip op het wegdek stukje bij beetje af. belangrijk.
Gebruik bij het verwisselen van banden altijd zo • Ongebalanceerde wielen maken banden
Aanbevolen banden nieuw mogelijke banden. Dit geldt in het bijzon- minder zuinig en verslechteren het rijcomfort.
De auto wordt aangeleverd met originele Volvo- der voor winterbanden. De laatste cijfers van de
banden met aan de zijkant het opschrift VOL1. cijferreeks geven de week en het jaar van pro- • De banden moeten tijdens hun hele levens-
Deze banden zijn zorgvuldig afgestemd op de duur dezelfde rotatierichting hebben.
ductie aan. Het is de zogenoemde DOT-code
auto. Bij het verwisselen van banden is het (Department of Transportation) van de band en • Als u van banden wisselt, moeten de banden
daarom belangrijk om erop te letten dat ook de bestaat uit vier cijfers, bijvoorbeeld 0717. Een met het beste profiel op de achterwielen
nieuwe banden voorzien zijn van dit opschrift voor dergelijke band is de 7e week van het jaar 2017 worden gemonteerd om het gevaar voor
het behoud van de rijeigenschappen, het rijcom- geproduceerd. oversturen bij krachtig remmen te beperken.
fort en het brandstofverbruik van de auto. • Als u over trottoirbanden of door diepe gaten
Leeftijd van de banden rijdt, kunt u de banden en/of velgen perma-
Alle banden die ouder zijn dan 6 jaar moet u door nent beschadigen.
een vakman laten controleren, ook al zien ze er
intact uit. Dit omdat het materiaal waarvan ban-
den gemaakt zijn ook veroudert en afgebroken
562
WIELEN EN BANDEN
Bandenrotatie Banden die niet op velgen zijn gemonteerd, moe- Gerelateerde informatie
De auto heeft geen verplichte bandenrotatie. De ten liggend op hun zijkant of rechtopstaand wor- • Bandenspanning controleren (p. 566)
rijstijl, de bandenspanning, het klimaat en de den opgeslagen, maar niet worden opgehangen.
• De draairichting van de banden. (p. 565)
staat van de wegen zijn van invloed op de snel-
heid waarmee de banden verouderen en slijten. BELANGRIJK • Slijtage-indicator van banden (p. 566)
De juiste bandenspanning levert een gelijkmati- • Bandenspanningscontrolesysteem*
Banden moeten worden opgeslagen op een (p. 569)
ger slijtage op.
koele, droge en donkere plaats en mogen
Om verschillen in profieldiepte te voorkomen en nooit worden opgeslagen in de buurt van • Noodreparatieset voor banden (p. 583)
slijtpatronen in de banden tegen te gaan dient u oplosmiddelen, benzine, oliën e.d. • Maataanduiding voor banden (p. 564)
de wielen op de voor- en achteras onderling van
plaats te verwisselen. Verricht de eerste wissel na
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
WAARSCHUWING (p. 686)
zo'n 5000 km (zo'n 3100 miles) en doe dat
daarna om de 10.000 km (zo'n 6200 miles) • De maten van velgen en banden voor uw • Adviezen voor het vervoer van bagage
opnieuw. (p. 598)
Volvo zijn aangegeven om te voldoen aan
Volvo adviseert u contact op te nemen met een strenge eisen als het gaat om stabiliteit
erkende Volvo-werkplaats, als u niet zeker bent en rijeigenschappen. Niet-goedgekeurde
van de profieldiepte. Als er al een duidelijk ver- combinaties van velg- en bandenmaten
schil zit in de slijtage (> 1 mm verschil in profiel- kunnen van negatieve invloed zijn op de
diepte) van de banden, dienen de minst versleten stabiliteit en de rijeigenschappen van de
banden altijd op de achteras te zitten. Slippende auto.
voorwielen zijn gemakkelijker te corrigeren dan • Eventuele schade veroorzaakt door
slippende achterwielen, omdat de auto rechtuit gemonteerde combinaties van velgen/
blijft rijden in plaats van uit te breken met de ach- banden met niet-goedgekeurde maten
terkant waarbij u mogelijk de controle over de vallen niet onder de fabrieksgarantie.
auto verliest. Daarom is belangrijk dat de achter- Volvo aanvaardt geen aansprakelijkheid
wielen nooit vóór de voorwielen grip verliezen. voor overlijden, letsel of kosten die het
gevolg kunnen zijn van dergelijke installa-
Wielen en banden opslaan ties.
Als u complete wielen (banden gemonteerd op
velgen) opslaat, moeten die worden opgehangen
of op hun zijkant op de vloer liggen.
* Optie/accessoire. 563
WIELEN EN BANDEN
2 Onder winterbanden worden zowel banden met als zonder "spikes" verstaan.
564
WIELEN EN BANDEN
565
WIELEN EN BANDEN
566
WIELEN EN BANDEN
}}
* Optie/accessoire. 567
WIELEN EN BANDEN
Gerelateerde informatie
• Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587)
• Goedgekeurde bandenspanningswaarden Op het plaatje staat de aanduiding voor de af
(p. 689) fabriek gemonteerde banden van de auto plus de
maximale belasting en de bandenspanning.
Zuiniger rijden met ECO-bandenspanning
Bij een lichte belading (maximaal 3 inzittenden)
en snelheden tot 160 km/h (100 mph) kunt u
voor brandstofbesparing de ECO-bandenspan-
ning aanhouden. Als u echter uit bent op een
minimum aan rijgeluiden en optimaal rijcomfort
wordt geadviseerd de lagere Comfort-banden-
spanning aan te houden.
568
WIELEN EN BANDEN
* Optie/accessoire. 569
WIELEN EN BANDEN
570 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
}}
* Optie/accessoire. 571
WIELEN EN BANDEN
Status controleren
1. Open de app Auto status op het app-
scherm.
Groene band:
• De bandenspanning is hoger dan de grens-
waarde voor een waarschuwing.
Gele band:
2. Druk op TPMS om de status van de banden
te bekijken. • De bandenspanning is te laag. Stop de auto
en controleer/corrigeer de bandenspan-
ningswaarde door de band onmiddellijk op te
pompen. Kalibreer het systeem na aanpas-
sing van de bandenspanning.
Alle banden geel:
• De bandenspanning van twee of meer ban-
den is te gering. Stop de auto en controleer/
Statusindicatie
corrigeer de bandenspanningswaarden door
De grafische voorstelling op het middendisplay
de banden onmiddellijk op te pompen. Kali-
geeft voor iedere band3 de status aan. breer het systeem na aanpassing van de
bandenspanning.
3 De afbeelding is schematisch. Afhankelijk van de softwareversie en het model zijn afwijkingen mogelijk.
572 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
* Optie/accessoire. 573
WIELEN EN BANDEN
574 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
Gerelateerde informatie
• Gereedschapsset (p. 574) Afsluitbare wielbouten*
In het blok schuimrubber onder de vloer in de
bagageruimte is ruimte om de dop voor de
afsluitbare wielbouten in op te bergen.
}}
* Optie/accessoire. 575
WIELEN EN BANDEN
576 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
1. Plaats een gevarendriehoek en schakel de 4. Plaats wielblokken voor en achter de wielen 8. Bij het opnemen van de auto is het belangrijk
alarmlichten in, als u een wiel moet verwisse- die op de grond blijven staan. Gebruik daar- dat u de krik* of de dragerarmen onder de
len langs een drukke weg. voor bijvoorbeeld grote blokken hout of grote voorziene steunpunten in het onderstel van
stenen. de auto plaatst. Driehoekige markeringen op
2. Haal de parkeerrem aan en schakel stand P
in of schakel de eerste versnelling in bij een 5. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag in de kunststof afdekking geven aan waar de
auto met een handgeschakelde versnellings- kriksteunpunten/hefpunten zitten. Er zitten
de wielsleutel* vast volgens de instructie.
bak. aan beide zijden van de auto twee kriksteun-
punten. Bij elk steunpunt zit een uitsparing
Geldt voor auto's met Besturing voor de krik.
niveauregeling*: Bij een auto met luchtve-
ring moet u de luchtvering uitschakelen,
voordat u de auto opneemt met een krik*.
3. Neem de krik*, de wielsleutel* en het demon-
tagegereedschap voor de kunststof wielbout-
doppen uit het blok schuimrubber.
BELANGRIJK
Schroef het sleepoog zo ver mogelijk in de
wielsleutel*.
6. Verwijder de kunststof boutafdekkingen met 9. Plaats de krik onder het te gebruiken beves-
het demontagegereedschap. tigingspunt op de grond; een stevige onder-
grond die niet glad is.
7. Terwijl de auto nog op de grond staat,
gebruikt u de wielsleutel/het sleepoog om
de wielbouten ½-1 slag los te draaien door
Demontagegereedschap voor kunststof boutafdekkin- omlaag te drukken (en linksom te draaien).
gen.
}}
* Optie/accessoire. 577
WIELEN EN BANDEN
|| 10. Breng de krik omhoog totdat deze goed zit Wiel monteren WAARSCHUWING
en contact maakt met het kriksteunpunt van Instructie voor het monteren van wielen bij het
de auto. Controleer of de kop van de krik (of verwisselen van wielen. • Activeer de parkeerrem en zet de keuze-
de dragerarmen in een werkplaats) goed in hendel in de parkeerstand (P).
N.B.
het steunpunt is (zijn) geplaatst, zodat de • Blokkeer de wielen die op de grond staan
verhoging in het midden van de kop in de De normale krik die bij de auto zit, is alleen met grote houtblokken of grote stenen.
opening in het steunpunt past en of de voet bestemd voor sporadisch en kortstondig
loodrecht onder het steunpunt staat.
• Controleer of de krik onbeschadigd is, of
gebruik zoals bij het verwisselen van een de schroefdraden goed zijn gesmeerd en
lekke band. Hef de auto alleen met een krik of deze vrij van vuil is.
11. Draai de krik zo dat de slinger zo ver mogelijk
die voor het desbetreffende model bestemd
van de zijkant van de auto komt. De armen • Controleer of de krik op een vaste en
is. Als de auto vaker moet worden opgekrikt
van de krik staan dan haaks op de rijrichting vlakke ondergrond staat die niet glad is
of voor langere tijd zoals bij het onderling
van de auto. en niet helt.
roteren van de banden wordt het gebruik van
12. Neem de auto zo ver op dat het wiel van de een garagekrik geadviseerd. Volg in dat geval • De krik moet op de juiste wijze in het
grond komt. Verwijder de wielbouten en til de gebruiksaanwijzing van de desbetreffende kriksteunpunt zijn bevestigd.
het wiel eraf. krik. • Leg nooit iets tussen de krik en de
Gerelateerde informatie ondergrond en evenmin tussen de krik en
het kriksteunpunt van de auto.
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
• Bij het verwisselen van wielen (p. 574) • Laat nooit passagiers in een auto zitten
die op een krik staat.
• Auto opnemen (p. 617)
• Bij het verwisselen van een wiel langs de
• Krik* (p. 575) kant van de weg dienen eventuele passa-
• Gereedschapsset (p. 574) giers op veilige afstand te gaan staan.
• Wiel monteren (p. 578) • Gebruik bij het verwisselen van banden
de krik die bij de auto hoort. Bok de auto
op bij alle andere werkzaamheden.
• Kruip of reik nooit onder een auto die op
een krik staat.
578 * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
}}
* Optie/accessoire. 579
WIELEN EN BANDEN
580
WIELEN EN BANDEN
N.B.
De wettelijke voorschriften voor het gebruik
van banden met spikes verschillen per land.
* Optie/accessoire. 581
WIELEN EN BANDEN
582
WIELEN EN BANDEN
N.B.
Het afdichtmiddel dicht banden met een lek
in het loopvlak effectief af, maar leent zich
Bus met afdichtmiddel
minder goed voor banden met een gat in het
De bus met afdichtmiddel moet worden vervan-
zijvlak. Gebruik de noodreparatieset niet voor
gen als de uiterste gebruiksdatum van de bus is
banden met diepe sneeën, barsten of soort-
verstreken (zie de sticker op de bus). Behandel
gelijke beschadigingen.
de vervangen bus als klein chemisch afval (KCA).
Vervang de bus met afdichtmiddel na gebruik.
N.B. Volvo adviseert u de vervanging te laten uitvoeren
De compressor is bestemd voor noodrepara- door een erkende Volvo-werkplaats.
ties van banden en is goedgekeurd door
Gerelateerde informatie
Volvo.
• Noodreparatieset voor banden gebruiken
(p. 584)
• Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587)
* Optie/accessoire. 583
WIELEN EN BANDEN
584
WIELEN EN BANDEN
• Inademing: Breng het slachtoffer in de 2. Verwijder de sticker met de toegestane maxi- 6. Draai het ventieldopje van de band los en
frisse lucht. Neem bij aanhoudende irrita- mumsnelheid die aan de ene kant van de schroef de ventielaansluiting van de lucht-
tie contact op met een arts. compressor zit. Bevestig de sticker goed slang tot aan de aanslag vast over de draad-
• Doorslikken: Laat het slachtoffer niet bra- zichtbaar aan de binnenkant van de voorruit windingen van het bandventiel.
ken, tenzij medisch personeel dat van u om u eraan te herinneren de toegestane
Controleer of het drukreduceerventiel op de
verlangt. Neem contact op met een arts. maximumsnelheid aan te houden. Rijd na
luchtslang volledig is vastgedraaid.
gebruik van de noodreparatieset voor banden
• Afval: Lever dit materiaal en de verpakkin- nooit sneller dan 80 km/h (50 mph). 7. Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbij-
gen ervan in bij een inzamelingsplaats zijnde 12V-aansluiting en start de auto.
voor gevaarlijk afval. 3. Controleer of de knop in stand 0 (uit) staat
en neem de voedingskabel en de luchtslang
erbij. N.B.
WAARSCHUWING Zorg er bij een actieve compressor voor dat
4. Schroef het oranje deksel van de compressor
• Verwijder de bus niet tijdens het gebruik los en draai de drop van de bus met afdicht- geen van de overige 12V-aansluitingen in
van de noodreparatieset voor banden. middel. gebruik is.
• Verwijder de luchtslang niet tijdens het 5. Schroef de bus tot aan de aanslag in de bus-
gebruik van de noodreparatieset voor houder vast. WAARSCHUWING
banden.
De bus en de bushouder zijn voorzien van Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
een terugdraaiblokkering om te voorkomen achter als de motor draait.
1. Zet de gevarendriehoek op en schakel de
dat er afdichtmiddel weglekt. U kunt een
alarmlichten in, als u een lekke band moet
vastgeschroefde bus niet meer uit de bus-
afdichten langs een drukke weg.
houder losdraaien. De bus is alleen in een
Laat een eventuele spijker of iets dergelijks werkplaats te verwijderen; geadviseerd wordt
in de lekke band zitten. Het lek is zo beter af een erkende Volvo-werkplaats.
te dichten.
WAARSCHUWING
Draai de bus niet los, aangezien deze een
blokkering heeft om lekkage te voorkomen.
}}
585
WIELEN EN BANDEN
|| 8. Schakel de compressor in door de knop in 10. Schakel de compressor uit om de banden- 14. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie min-
stand I (aan) te zetten. spanning van de manometer af te lezen. De stens 3 km (2 miles) af bij een snelheid van
bandenspanning dient minimaal 1,8 bar maximaal 80 km/h (50 mph), zodat het
WAARSCHUWING (22 psi) en maximaal 3,5 bar (51 psi) te afdichtmiddel de band kan afdichten en ver-
bedragen. Laat bij een te hoge bandenspan- richt daarna een tweede controle.
Ga nooit naast de band staan terwijl de com- ning lucht uit de band ontsnappen.
pressor aan het pompen is. Bij barsten, onef-
fenheden en dergelijke dient u de compressor N.B.
onmiddellijk uit te schakelen. Beëindig in dat WAARSCHUWING Tijdens de eerste slagen die de band rond-
geval de rit. Roep pechhulp onderweg in om
Als u de bus in de verkeerde volgorde verwij- draait spuit er afdichtvloeistof uit het gat.
de auto naar een bandenwerkplaats te slepen.
dert, kan er afdichtmiddel weglekken.
Geadviseerd wordt een erkende Volvo-ban-
denwerkplaats.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Houd bij het wegrijden omstanders uit de
N.B. Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar buurt van de auto om te voorkomen dat ze
(22 psi), is het gat in de band te groot. Beëin- afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand
Als de compressor start, kan de druk tot 6 bar dig in dat geval de rit. Roep pechhulp onder- moet minimaal 2 meter bedragen (7 voet).
(88 psi) toenemen. De druk daalt echter na weg in om de auto naar een bandenwerk-
ca. 30 seconden. plaats te slepen. Geadviseerd wordt een
erkende Volvo-bandenwerkplaats. 15. Controle achteraf
9. Vul de band 7 minuten lang met afdichtmid- Sluit de luchtslang aan op het bandventiel en
del. 11. Schakel de compressor uit en koppel de voe- schroef de ventielaansluiting tot aan de aan-
dingskabel los. slag vast over de draadwindingen van het
BELANGRIJK bandventiel. De compressor moet zijn uitge-
12. Schroef de luchtslang los van het bandven-
schakeld.
Laat de compressor niet langer dan tiel en plaats het ventieldopje terug op de
10 minuten achtereen werken – risico van band.
oververhitting. 13. Plaats de beschermdop op de luchtslang om
te voorkomen dat restanten afdichtmiddel
weglekken. Leg de uitrusting in de bagage-
ruimte.
586
WIELEN EN BANDEN
16. Lees de bandenspanning van de manometer WAARSCHUWING Band oppompen met compressor
af. uit reparatieset voor banden
De maximale afstand die mag worden afge-
• Bij een spanning lager dan 1,3 bar legd als banden met afdichtmiddel zijn gevuld De originele banden van de auto zijn op te pom-
(19 psi) is de band niet goed afgedicht. is 200 km (120 miles). pen met de compressor uit de noodreparatieset
Beëindig in dat geval de rit. Roep wegen- voor banden.
hulp in om de auto af te slepen.
N.B. 1. De compressor moet zijn uitgeschakeld. Zorg
• Bij een bandenspanning hoger dan dat de knop in stand 0 (Uit) staat en neem
1,3 bar (19 psi) moet u de band oppom- De compressor is een elektrisch apparaat,
de voedingskabel en de luchtslang erbij.
pen tot de spanning die staat aangegeven zodat u zich dient te houden aan de plaatse-
op de bandenspanningssticker aan de lijke voorschriften voor afvoer. 2. Draai het ventieldopje van de band los en
binnenkant van de portierstijl aan de schroef de ventielaansluiting van de lucht-
bestuurderszijde (1 bar = 100 kPa = slang tot aan de aanslag vast over de draad-
Gerelateerde informatie windingen van het bandventiel.
14,5 psi). Laat bij een te hoge banden- • Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
spanning lucht uit de band ontsnappen. Controleer of het drukreduceerventiel op de
• Noodreparatieset voor banden (p. 583)
luchtslang volledig is vastgedraaid.
N.B. • Band oppompen met compressor uit repara-
tieset voor banden (p. 587) 3. Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbij-
Vervang de bus met afdichtmiddel en de zijnde 12V-aansluiting en start de auto.
slang na gebruik. Volvo adviseert u het ver-
vangen over te laten aan een erkende Volvo- WAARSCHUWING
werkplaats.
Het inademen van uitlaatgassen kan levens-
gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien in
ruimten die afgesloten zijn of onvoldoende
WAARSCHUWING ventilatie hebben.
Controleer de bandenspanning regelmatig.
WAARSCHUWING
Volvo adviseert u de auto naar de dichtstbijzijnde
erkende Volvo-werkplaats te rijden om de Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
beschadigde band te laten vervangen/repareren. achter als de motor draait.
Geef aan het werkplaatspersoneel door dat er
afdichtmiddel in de band zit.
}}
587
WIELEN EN BANDEN
N.B.
• Plaats na het oppompen van een band
altijd het ventieldopje terug om schade aan
het ventiel door grind, vuil e.d. te voorko-
men.
• Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
ventieldopjes kunnen roesten en zijn moei-
lijk los te draaien.
588
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJK-
HEDEN EN INTERIEUR
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
BELANGRIJK
Let er bijvoorbeeld op dat metalen voorwer-
pen als snel krassen maken op glanzende
oppervlakken. Leg geen sleutels, telefoons of
andere dingen op krasgevoelige oppervlak-
Opbergmogelijkheden met bekerhouders, stroomaan- ken.
sluiting(en) en USB-poort in de tunnelconsole.
590 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Tunnelconsole WAARSCHUWING
De tunnelconsole zit tussen de voorstoelen.
Bewaar losse voorwerpen, zoals een mobiele
telefoon, camera, afstandsbediening voor
extra uitrusting e.d., in het dashboardkastje of
andere opbergruimten. Bij krachtig afremmen
of een botsing kunnen deze anders inzitten-
den verwonden.
N.B.
Een van de sensoren voor het alarmsysteem*
zit onder de bekerhouder in de tunnelconsole.
Leg geen parkeergeld, sleutels of andere
metalen voorwerpen in de bekerhouder,
omdat dit ertoe kan leiden dat het alarm
Opbergvak met klep*. De klep is te openen/
afgaat.
sluiten door op de greep te drukken.
Opbergvak met bekerhouders voor bestuur-
der en voorpassagier alsmede een 12V-aan- BELANGRIJK
sluiting. Let er bijvoorbeeld op dat metalen voorwer-
Opbergvak en USB-poort onder de midden- pen als snel krassen maken op glanzende
armsteun. oppervlakken. Leg geen sleutels, telefoons of
Klimaatregeling voor klimaatfuncties ach- andere dingen op krasgevoelige oppervlak-
terin* of opbergvak. ken.
Gerelateerde informatie
• Auto-interieur (p. 590)
• Stroomaansluitingen (p. 592)
• Klimaatregelingsbediening (p. 210)
* Optie/accessoire. 591
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Stroomaansluitingen Middenspanningsaansluiting*
Achter in de tunnelconsole zitten twee 12V-aan-
sluitingen plus een 230V-aansluiting* en in de
kofferbak/bagageruimte zit ook nog een 12V-
aansluiting*.
Neem bij problemen met een stroomaansluiting
contact op met een werkplaats – geadviseerd
wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Elektrische 12V-aansluiting
Statusindicatie
middenspanningsaansluiting
Het led1-lampje van de aansluiting geeft de sta-
12V-aansluiting in tunnelconsole, voorin. tus aan van de aansluiting.
U kunt de 12V-aansluitingen gebruiken voor ver-
schillende accessoires die op een dergelijke
spanning werken, zoals mediaspelers, koelboxen 12V-aansluiting in bagageruimte*.
of mobiele telefoons.
592 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Gerelateerde informatie
• Auto-interieur (p. 590)
• Elektrische aansluitingen gebruiken
(p. 594)
593
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
594 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Trek de afdekking omhoog als de aansluiting • Sluit geen contactdozen, adapters of ver-
lengsnoeren aan op het stopcontact.
niet wordt gebruikt of als de aansluiting zon-
Daardoor zouden de veiligheidsfuncties
der toezicht wordt achtergelaten.
van het stopcontact omzeild kunnen wor-
den.
BELANGRIJK
• Het stopcontact is voorzien van een stop-
Het maximale vermogen is 150 W. contactbeschermer. Let erop dat niemand
in het stopcontact peutert of dit dermate
beschadigt, dat de beschermer niet lan-
ger werkt. Laat kinderen niet zonder toe-
595
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Dashboardkastje vergrendelen en
ontgrendelen*
Het dashboardkastje is te vergrendelen, wanneer
u de auto bijvoorbeeld bij een werkplaats of een
hotel afgeeft. Het dashboardkastje is alleen te
vergrendelen/ontgrendelen met de bijgeleverde
sleutel.
596 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Zonnekleppen
Aan het plafond voor de bestuurder en de voor-
passagier zitten zonnekleppen die omlaag en
indien nodig ook opzij te klappen zijn.
De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië- De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië-
ren. ren.
Dashboardkastje vergrendelen: Koeling activeren
Duw de sleutel in de slotcilinder van het
Koeling deactiveren
dashboardkastje. De afbeelding is schematisch, zodat de vorm kan varië-
Activeer of deactiveer de koeling door de ren.
Draai de sleutel 90 graden rechtsom. –
hendel tot aan de aanslag (in de richting van De spiegelverlichting* gaat automatisch branden
Verwijder de sleutel. interieur/dashboardkastje) te bewegen. als het klepje wordt geopend.
– Houd voor het ontgrendelen de omgekeerde Gerelateerde informatie Op de omlijsting van de spiegel zit een houder
volgorde aan. • Auto-interieur (p. 590) voor bijvoorbeeld kaarten of biljetten.
Koeling* dashboardkastje gebruiken • Privacy locking (p. 279) Gerelateerde informatie
U kunt de koeling van het dashboardkastje
• Auto-interieur (p. 590)
gebruiken om bijvoorbeeld dranken of etenswaar
te koelen. De koeling werkt, wanneer de klimaat-
regeling actief is (dat wil zeggen wanneer de
auto in contactslotstand II staat of wanneer de
motor draait).
* Optie/accessoire. 597
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
598 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
* Optie/accessoire. 599
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
600 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Gerelateerde informatie
Gerelateerde informatie
• Adviezen voor het vervoer van bagage • Adviezen voor het vervoer van bagage
(p. 598)
(p. 598)
• Gewichten (p. 673) • Privacy locking (p. 279)
• Verankeringsogen (p. 601)
* Optie/accessoire. 601
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Bagagerolhoes* monteren en Breng vervolgens het andere uiteinde aan in Deklijst van achterklep monteren
demonteren de uitsparing in het zijpaneel aan de tegen-
In uitgerolde stand voorkomen de bagagerol- overliggende zijde.
hoes en de achterste deklijst inkijk in de bagage- Zorg dat de voorste deklijst omlaagwijst ach-
ruimte. ter de ruggedeelten alvorens de opbergcas-
sette te plaatsen.
Bagagerolhoes monteren
Duw de uiteinden één voor één omlaag. 1. Houd de deklijst in de juiste stand met de
schroefzijde omlaag en pas de pen in de
> Wanneer u een klik hoort en de rode mar- bevestiging aan de ene kant van de achter-
kering op het uiteinde verdwijnt, zit de klep.
bagagerolhoes vast. Ga na of de hoes
Steek het ene uiteinde van de bagagerol- goed vastzit.
hoes in de uitsparing in het zijpaneel van de
bagageruimte.
602 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
2. Buig de deklijst iets bijeen om de pen 1. Trek de bovenste clips recht uit de achterklep Bagagerolhoes hanteren*
gemakkelijker in de bevestiging aan de los. De bagagerolhoes heeft twee gebruiksstanden:
andere kant te kunnen plaatsen. één volledig dekkende stand en een laadstand
3. Duw de bovenste twee clips in de desbetref- waarbij de rolhoes slechts gedeeltelijk uitgerold
fende uitsparingen in de achterklep zodat ze is, zodat u gemakkelijker spullen in en uit de
vastklikken. bagageruimte kunt leggen/nemen.
* Optie/accessoire. 603
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
604
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
WAARSCHUWING
Wanneer de auto rijdt, mag er niemand in de
bagageruimte aanwezig zijn. Dit is om letsel
bij eventueel hard afremmen of een ongeval
te voorkomen.
}}
* Optie/accessoire. 605
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
606 * Optie/accessoire.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
WAARSCHUWING 3. Haak de andere bevestigingshaak van het 4. Montage achterin: Haak, met het net beves-
net vast aan de plafondbevestiging aan de tigd aan de achterste plafondbevestigingen,
Lading in de bagageruimte moet goed wor- tegenoverliggende zijde - de bevestigingsha- de spanbanden van het veiligheidsnet vast in
den vastgezet, ook met een correct gemon- ken met telescoopveren maken het aanbren- de vloerverankeringsogen voor in de bagage-
teerd veiligheidsnet.
gen eenvoudiger. ruimte.
N.B.
Montage achterin.
Bij montage voorin kunt u het veiligheidsrek
het eenvoudigste via een van de achterportie- Montage voorin: Haak, met het net bevestigd
ren aanbrengen. aan de voorste plafondbevestigingen, de
spanbanden vast in de buitenste veranker-
1. Vouw het veiligheidsnet open en zorg dat de ingsogen achter op de stoelrails - dit gaat
gedeelde bovenste stang in het net in uitge- eenvoudiger als u de rugleuningen rechtop
klapte stand geblokkeerd wordt. zet en de stoelen iets verder naar voren zet.
}}
607
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
608
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
Opbergmogelijkheid
De gevarendriehoek zit in de ruimte aan de bin-
nenkant van de achterklep.
609
ONDERHOUD EN SERVICE
ONDERHOUD EN SERVICE
Serviceprogramma van Volvo Gegevensoverdracht tussen auto en Wanneer de auto een Wi-Fi-verbinding heeft, ver-
Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en werkplaats via wifi schijnt het symbool op het middendisplay.
betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil Volvo-werkplaatsen hebben een speciaal wifi-
te houden, dient u de voorschriften van het Ser- netwerk voor beveiligde gegevensoverdracht WAARSCHUWING
viceprogramma van Volvo op te volgen zoals die tussen uw auto en de werkplaats. Dit betekent
Het is niet toegestaan om in de auto te rijden,
omschreven staan in het Service- en garantie- eenvoudigere en effectievere werkplaatsbezoek- wanneer deze aangesloten is op het werk-
boekje van Volvo. jes doordat de overdracht van diagnosegege- plaatsnetwerk en -systeem.
vens en software via het werkplaatsnetwerk kan
Volvo adviseert u om service- en onderhouds- plaatsvinden.
werkzaamheden over te laten aan een erkende Bij een bezoek aan de werkplaats is het mogelijk Gerelateerde informatie
Volvo-werkplaats. Volvo-werkplaatsen beschikken dat de monteur uw auto via wifi met het werk- • Systeemupdates hanteren via Download
over het personeel, het speciale gereedschap en plaatsnetwerk wil verbinden om de auto op sto- Center (p. 613)
de servicehandboeken waardoor zij u een zo ringen te kunnen controleren en software te • Afspraak maken voor servicebeurt en repara-
hoog mogelijke servicekwaliteit kunnen garande- downloaden. De auto kan alleen een verbinding tie (p. 614)
ren. maken met het werkplaatsnetwerk voor een der-
gelijke vorm van communicatie. De auto is met
BELANGRIJK andere woorden alleen te verbinden met het
Om de garantie van Volvo te laten gelden, werkplaatsnetwerk en niet met ander wifi-netwer-
moet u het Service- en garantieboekje con- ken zoals het netwerk thuis.
troleren en volgen.
Handmatige verbinding maken met
werkplaatsnetwerk
Gerelateerde informatie De servicemonteur verricht doorgaans de hand-
• Autostatus (p. 614) matige verbinding. De monteur moet daarbij de
• Afspraak maken voor servicebeurt en repara- knoppen op uw transpondersleutel gebruiken,
tie (p. 614) zodat het belangrijk is dat u een transpondersleu-
tel met knoppen meeneemt tijdens het werk-
• Uitrusting aansluiten op de diagnoseaanslui-
plaatsbezoek. Wanneer de monteur de vergren-
ting van de auto (p. 40)
delingsknop op de transpondersleutel driemaal
• Onderhoud aan klimaatregeling (p. 620) indrukt, maakt de auto via wifi een verbinding met
• Onderhoud van het remsysteem (p. 438) het werkplaatsnetwerk.
• Overzicht motorruimte (p. 621)
612
ONDERHOUD EN SERVICE
1 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht.
2 Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht. }}
* Optie/accessoire. 613
ONDERHOUD EN SERVICE
614 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
* Optie/accessoire. 615
ONDERHOUD EN SERVICE
616 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
}}
* Optie/accessoire. 617
ONDERHOUD EN SERVICE
||
De driehoeken op de kunststof afdekking geven aan waar de kriksteunpunten/hefpunten (rood gemarkeerd) zitten.
Gerelateerde informatie
• Wielen demonteren (p. 576)
• Krik* (p. 575)
• Instellingen voor niveauregeling* (p. 465)
618 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
Motorkap openen en sluiten Haal uw hand van links naar rechts door de WAARSCHUWING
De motorkap opent u met behulp van een hen- opening onder de kap, haal de hendel
omhoog en omlaag om de borghaak van de Beknellingsgevaar! Let op dat de sluitroute
del in het interieur en een hendel onder de kap. onder de motorkap vrij is. Anders bestaat er
kap vrij te geven en til de kap omhoog.
gevaar voor persoonlijk letsel.
Motorkap openen
Waarschuwingen - motorkap niet
gesloten WAARSCHUWING
Als de kap los is gemaakt, gaan het
waarschuwingslampje en de grafische Controleer of de motorkap bij sluiten goed
vergrendelt. De motorkap moet aan weerszij-
voorstelling op het bestuurdersdisplay den hoorbaar ingrijpen.
branden in combinatie met een
geluidssignaal. Als de auto in beweging komt,
klinkt er meerdere keren een geluidssignaal.
N.B.
Als het waarschuwingssymbool brandt of het
waarschuwingssymbool klinkt, ook al is de
Trek aan de hendel bij de pedalen om de kap kap goed dicht, ga dan naar een werkplaats -
te openen vanuit de volledig gesloten positie. geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-
plaats.
Motorkap sluiten
1. Druk de motorkap omlaag totdat deze uit
zichzelf verder zakt. Motorkap niet volledig gesloten. De afbeelding is sche-
matisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen
2. Als de motorkap tegen de motorkapvergren- mogelijk zijn.
deling aan is gekomen, drukt u op de kap om
deze volledig te sluiten.
}}
619
ONDERHOUD EN SERVICE
620
ONDERHOUD EN SERVICE
* Optie/accessoire. 621
ONDERHOUD EN SERVICE
Motorolie Als u de motorolie niet regelmatig controleert Volvo gebruikt verschillende systemen om te
Om de aanbevolen service-intervallen en garan- zodat het peil te laag wordt, is ernstige motor- waarschuwen voor een te laag/hoog oliepeil of
ties te kunnen hanteren dient u een goedge- schade niet uit te sluiten. een te lage oliedruk. Bij motorvarianten met een
keurde motoroliesoort te gebruiken. oliedruksensor wordt gebruikgemaakt van het
BELANGRIJK waarschuwingssymbool voor een lage oliedruk
op het bestuurdersdisplay. Bij varianten
Om aan de vereisten voor de gespecificeerde
met een oliepeilsensor wordt u geïnformeerd via
service-intervallen te voldoen worden alle
motoren in de fabriek gevuld met een speci- een waarschuwingssymbool op het
aal aangepaste, synthetische motorolie. De bestuurdersdisplay en met displayteksten.
oliesoort werd met grote zorg geselecteerd Bepaalde varianten zijn voorzien van allebei.
lettend op de levensduur van de motor, de Neem voor meer informatie contact op met een
startgewilligheid, het brandstofverbruik en de erkende Volvo-werkplaats.
milieu-impact. Houd voor het verversen van de motorolie en het
Om de aanbevolen service-intervallen aan te vervangen van het oliefilter de intervallen aan die
kunnen houden dient u een goedgekeurde staan aangegeven in het Service- en garantie-
motoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleen boekje. Het is toegestaan een oliesoort te
een oliesoort van de voorgeschreven kwaliteit gebruiken met een hogere kwaliteit dan aange-
Volvo adviseert: geven. Voor ritten onder ongunstige omstandig-
en dat zowel bij het bijvullen als bij het verver-
sen van olie. Een negatieve invloed op de heden adviseert Volvo een olie van een hogere
levensduur van de motor, de startgewilligheid, kwaliteit dan de aangegeven.
het brandstofverbruik en de milieu-impact is
Gerelateerde informatie
anders niet uitgesloten.
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623)
Indien u geen motorolie van de voorgeschre-
ven kwaliteit en viscositeit gebruikt, kunnen
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
aan de motor gerelateerde onderdelen • Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
beschadigd raken. Volvo Cars wijst garantie- olie (p. 679)
aanspraken voor dit type schade af.
Volvo adviseert de olie in een erkende Volvo-
werkplaats te laten verversen.
622
ONDERHOUD EN SERVICE
WAARSCHUWING
Mors geen olie op de hete uitlaatspruitstuk-
ken, aangezien er dan brand kan ontstaat.
Grafische weergave van het oliepeil op het middendis-
play.
Oliepeil op het middendisplay bekijken
Vulpijp12.
Wanneer de auto is ingeschakeld, kunt u het N.B.
middendisplay gebruiken om het oliepeil weer te
In sommige gevallen moet olie worden bijgevuld Na het bijvullen of aftappen van olie duurt het
geven middels de elektronische oliepeilsensor.
tussen de servicebeurten door. even voordat het systeem wijzigingen in het
Het is zaak het oliepeil regelmatig te controleren.
oliepeil kan waarnemen. De auto moet zo'n
Aanpassing van het motoroliepeil is niet nodig, ca. 30 km (20 miles) hebben gereden en ver-
voordat er een melding op het bestuurdersdisplay volgens 5 minuten op een vlakke ondergrond
verschijnt. hebben stilgestaan met de motor afgezet,
voordat het weergegeven oliepeil correct is.
WAARSCHUWING
Verschijnt dit symbool in combinatie
met de melding Motoroliepeil
Service vereist, bezoek dan een 1. Open de app Auto status vanuit het app-
werkplaats – geadviseerd wordt een scherm op het middendisplay.
erkende Volvo-werkplaats. Het oliepeil is
mogelijk te hoog. 2. Druk op Status om het oliepeil weer te
geven.
623
ONDERHOUD EN SERVICE
624
ONDERHOUD EN SERVICE
Draai de dop op de kunststof afdekking los. Pak de handgreep van de klep beet en til/
werk de klep los van de kunststof afdekking.
Draai de dop van het expansiereservoir los
Expansiereservoir voor koelsysteem, auto met het stuur Draai de dop van het expansiereservoir los
en vul indien nodig koelvloeistof bij. De koel- rechts. en vul indien nodig koelvloeistof bij. De koel-
vloeistof mag niet hoger staan dan de gele
vloeistof mag niet hoger staan dan de gele
MAX-markering binnen in het expansiereser-
MAX-markering binnen in het expansiereser-
voir.
voir.
Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde
Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde
terug.
terug.
}}
625
ONDERHOUD EN SERVICE
626
ONDERHOUD EN SERVICE
Achterlicht (led15)
Richtingaanwijzers (led)
Achterlicht (led)
Mistachterlicht (led)
Dimlicht
* Optie/accessoire. 627
ONDERHOUD EN SERVICE
Linker koplamp.
1. Verwijder de ronde rubberen afdekking van
de koplamp.
2. Koppel de connector van de gloeilamp los.
3. Haal de gloeilamp los door deze iets omhoog
te duwen en naar buiten toe te trekken.
628
ONDERHOUD EN SERVICE
BELANGRIJK
Raak het glas van de gloeilampen nooit recht-
streeks met uw vingers aan. Vet van uw vin-
gers wordt door de warmte verdampt en zorgt
voor een laagje op de reflector die dan kapot
kan gaan.
Linker koplamp.
1. Haal de gloeilamp los door de lamphouder
omhoog te kantelen en vervolgens recht naar
buiten te trekken.
2. Steek een schroevendraaier tussen de borg-
nok en de kunststof behuizing en werk de
borgnok voorzichtig los.
}}
629
ONDERHOUD EN SERVICE
Dimlicht 55 H7
Groot licht 65 H9
Richtingaanwijzers voor- 24 PWY24W
Linker koplamp.
zijde
1. Trek de lamphouder van de dagrijlichtlamp/
stadslichtlamp recht naar buiten. Dagrijlicht/stadslicht voor 21/5 W21/5W
2. Trek de gloeilamp recht naar buiten toe los. A Watt
630
ONDERHOUD EN SERVICE
631
ONDERHOUD EN SERVICE
Specificaties
Accu H7 AGM H8 AGM
Spanning (V) 12 12
632
ONDERHOUD EN SERVICE
BELANGRIJK
Bij vervanging van de startaccu moet u erop
letten dat u een accu met hetzelfde koude-
startvermogen en van hetzelfde type gebruikt
als de originele accu (zie de sticker op de
accu).
N.B.
De grootte van de startaccubehuizing dient
overeen te komen met de afmetingen van de
originele accu.
633
ONDERHOUD EN SERVICE
634
ONDERHOUD EN SERVICE
KoudestartvermogenA -
170
CCAB (A)
635
ONDERHOUD EN SERVICE
Kofferbak/bagageruimte
Gerelateerde informatie
• Startaccu (p. 631) Gerelateerde informatie
• Hulpaccu (p. 634) • Zekering vervangen (p. 637)
• Zekeringen in bagageruimte (p. 644)
636
ONDERHOUD EN SERVICE
WAARSCHUWING
Gebruik nooit een vreemd voorwerp of een
zekering met meer ampère dan gespecifi-
ceerd om een zekering te vervangen. Dit kan
aanzienlijke schade aan het elektrische sys-
teem veroorzaken en mogelijk tot brand lei-
den.
WAARSCHUWING
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats voor de zekeringen die niet in de
gebruikershandleiding worden genoemd. Als
dat op een verkeerde manier gebeurt, kan dat
ernstige schade aan de elektrische systemen
veroorzaken.
637
ONDERHOUD EN SERVICE
Zekeringen in motorruimte
De zekeringen in de motorruimte beschermen
onder meer de motor- en remfuncties.
638
ONDERHOUD EN SERVICE
Aan de binnenkant van het deksel zit een speci- Functie Functie
AA AA
ale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelij-
ker kunt verwijderen en aanbrengen. Vacuümregelaars; klep; Power 7,5 Startmotor Shunt
In de relais- en zekeringhouder is tevens plaats Pulse-klep (diesel)
Brandstoffilterverwarming (die- 30
voor enkele reservezekeringen. Motorregeleenheid; actuator; 20 sel)
smoorklepeenheid; EGR-klep
Posities - -
(diesel); positiesensor voor turbo
Aan de binnenkant van het deksel zit een sticker
(diesel); klep voor turbocom-
met de positie van de verschillende zekeringen. - -
pressor (benzine)
• De zekeringen 1-13, 18-30, 35-37 en
- -
46-54 zijn van het type "Micro". Motorregeleenheid 5
* Optie/accessoire. 639
ONDERHOUD EN SERVICE
640 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
}}
641
ONDERHOUD EN SERVICE
|| Aan de binnenkant van het deksel zit een speci- Functie Functie
AA AA
ale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelij-
ker kunt verwijderen en aanbrengen. Zonnesensor 5 USB HUB 5
In de relais- en zekeringenhouder in de
- - Knopverlichting; interieurverlichting; 7,5
motorruimte is tevens plaats voor enkele reser-
dimfunctie van achteruitkijkspie-
vezekeringen. - - gel*; gecombineerde regen- en
Posities lichtsensor*; knoppenset in tunnel-
Stuurwieleenheid 5
• De zekeringen 1, 3-21, 23-36, 39-53 en console, in voetenruimte voor ach-
55-59 zijn van het type "Micro". Module voor startknop en voor 5 terbank*; elektrisch bedienbare
bediening, parkeerrem voorstoelen*; bedieningspanelen
• De zekeringen 2, 22, 37-38 en 54 zijn van
op achterportieren; ventilatormo-
het type "MCase" en moet u laten vervangen
Module voor elektrische stuurver- 15 dule voor klimaatregeling links/
in een werkplaats21. warming* echts
Functie AA - - Regeleenheid voor rijhulpsystemen 5
- -
- - Panoramadak met zonnescherm* 20
Elektrische aansluiting in tunnel- 30
- - Head-updisplay* 5
console, in de voetenruimte voor de
achterbank* - - Interieurverlichting 5
- -
Regeleenheid voor klimaatregeling 10 - -
Bewegingsmelder* 5
Stuurslotfout 7,5 Display op plafondconsole (gordel- 5
Mediaspeler 5 waarschuwing/indicatie voor pas-
Diagnoseaansluiting OBDII 10 sagiersairbag voorin)
Bestuurdersdisplay 5
Middendisplay 5 - -
Knoppenset op middenconsole 5
Ventilatormodule voor klimaatrege- 40 Vochtsensor 5
ling voorin
642 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
* Optie/accessoire. 643
ONDERHOUD EN SERVICE
Zekeringen in bagageruimte
De zekeringen in de bagageruimte beschermen
onder meer elektrisch bedienbare stoelen*, air-
bags en gordelspanners.
644 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
645
ONDERHOUD EN SERVICE
646 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
Gerelateerde informatie
• Zekeringen en relais- en zekeringhouders
(p. 636)
• Zekering vervangen (p. 637)
647
ONDERHOUD EN SERVICE
648
ONDERHOUD EN SERVICE
Gerelateerde informatie
• Interieur reinigen (p. 648)
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
(p. 650)
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)
* Optie/accessoire. 649
ONDERHOUD EN SERVICE
650
ONDERHOUD EN SERVICE
ding te gebruiken nadat u hebt gestofzuigd. U Leren bekleding reinigen 3. Bevochtig de vlek overvloedig met de spons
dient vloermatten te reinigen met de door de Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover- en laat de vlek absorberen door de spons
Volvo-dealer geadviseerde producten. zorgingsproducten die door Volvo geadviseerd zonder te schrobben.
worden. Reinig het interieur regelmatig en 4. Droog de vlek na met een zachte handdoek
Gerelateerde informatie
behandel vlekken meteen voor het beste resul- en laat het leer goed drogen.
• Interieur reinigen (p. 648)
taat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een
• Middendisplay reinigen (p. 648) Lederen bekleding beschermen
reinigingsmiddel gebruikt.
1. Breng een leerverzorgingsmiddel aan op een
• Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
doek en breng het middel aan op het leer
(p. 650) Leren bekleding*
De leren bekleding van Volvo is behandeld om de met een lichte cirkelvormige beweging.
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650) bekleding in oorspronkelijke staat te bewaren. 2. Laat 20 minuten drogen.
• Leren bekleding reinigen (p. 651)
Leren bekleding is een natuurproduct dat na ver- Door de lederen bekleding te beschermen is
• Leren stuurwiel reinigen (p. 652) loop van tijd een mooi patina krijgt. Voor het deze beter bestand tegen de invloed van de uv-
• Interieuronderdelen van kunststof, metaal en behoud van de eigenschappen en kleur van het straling van de zon.
hout reinigen (p. 652) leer is regelmatige reiniging en verzorging vereist.
Volvo biedt een universeel leerverzorgingspro- Gerelateerde informatie
duct, Volvo Leather Care Kit/Wipes, waarmee u • Interieur reinigen (p. 648)
leren bekleding kunt reinigen en de bescher- • Middendisplay reinigen (p. 648)
mende laag kunt herstellen, mits u de instructies
opvolgt. • Textielbekleding en hemelbekleding reinigen
(p. 650)
Voor de beste resultaten adviseert Volvo de
beschermende crème een- à viermaal per jaar (zo
• Veiligheidsgordels reinigen (p. 650)
nodig vaker) op te brengen. U kunt Volvo Leather • Vloermatten en inlegmatten reinigen (p. 650)
Care Kit/Wipes verkrijgen bij de Volvo-dealer. • Leren stuurwiel reinigen (p. 652)
Lederen bekleding reinigen • Interieuronderdelen van kunststof, metaal en
1. Breng wat schoonmaakmiddel voor leer aan hout reinigen (p. 652)
op een vochtige spons en knijp erin tot er
schuim gevormd wordt.
2. Bewerk de vlek met de spons in een cirkel-
vormige beweging.
* Optie/accessoire. 651
ONDERHOUD EN SERVICE
652
ONDERHOUD EN SERVICE
Gerelateerde informatie
• Exterieur reinigen (p. 653)
• Met de hand wassen (p. 654)
• Automatische wasstraat (p. 655)
• Hogedrukreinigers (p. 656)
• Wisserbladen reinigen (p. 657)
}}
653
ONDERHOUD EN SERVICE
• Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur Met de hand wassen • Was de auto met een spons, autoshampoo
reinigen (p. 657) Was de auto zodra deze vuil geworden is. De en een ruime hoeveelheid lauw water.
• Velgen reinigen (p. 658) auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het • Reinig de wisserbladen met een lauwe zeep-
• Roestwering (p. 659) vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens oplossing of autoshampoo.
de kans op krassen en houdt u de auto langer
• Droog de auto af met een schoon en zacht
mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met stuk zeemleer of een trekker. Door water-
olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. druppels niet in felle zon te laten opdrogen,
Met de hand wassen verkleint u het risico van watervlekken die
Aandachtspunten voor het wassen van de auto: moeten worden weggepoetst.
• Na het wassen van de auto kan er nog teer
• Was de auto niet in direct zonlicht. Het
uit het asfalt zijn achtergebleven. Gebruik
schoonmaakmiddel of de was kunnen dan
een speciale remover om hardnekkige teer-
indrogen, wat een schurende werking heeft.
vlekken na de autowas te verwijderen.
• Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van
de lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die
WAARSCHUWING
de lak aantasten en deze zeer snel doen ver-
kleuren. Gebruik bijvoorbeeld een zachte tis- Laat de motorreiniging altijd uitvoeren door
sue of een spons die u goed nat hebt een werkplaats. Als de motor warm is, bestaat
er brandgevaar.
gemaakt. U wordt geadviseerd een dergelijke
verkleuring te laten herstellen door een
erkende Volvo-werkplaats. BELANGRIJK
• Spoel de bodem van de auto af, met inbegrip Vuile koplampen werken slechter. Maak ze
van de wielkasten en bumpers. regelmatig schoon, bijvoorbeeld als u tankt.
• Spoel de hele auto af totdat al het losse vuil Gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen,
is verwijderd om het risico van waskrassen te maar water en een niet krassende spons.
beperken. Spuit niet rechtstreeks in de rich-
ting van de sloten.
• Gebruik indien nodig een koudontvetter op
oppervlakken met hardnekkig vuil. Let erop
dat de oppervlakken dan niet door de zon
opgewarmd mogen zijn.
654
ONDERHOUD EN SERVICE
655
ONDERHOUD EN SERVICE
656
ONDERHOUD EN SERVICE
* Optie/accessoire. 657
ONDERHOUD EN SERVICE
658
ONDERHOUD EN SERVICE
Gerelateerde informatie
• Exterieur reinigen (p. 653)
• Poetsen en in de was zetten (p. 653)
• Met de hand wassen (p. 654)
• Automatische wasstraat (p. 655)
• Hogedrukreinigers (p. 656)
• Wisserbladen reinigen (p. 657)
659
ONDERHOUD EN SERVICE
Geringe lakschade herstellen Als de schade niet tot aan het metalen oppervlak 1. Plak een stuk afplaktape over het bescha-
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de (blanke plaat) reikt, kunt u de bijwerklak na reini- digde gebied heen. Trek de tape weer van de
roestwering van de auto en moet daarom regel- ging van het oppervlak direct aanbrengen. lak af om eventuele lakresten te verwijderen.
matig worden gecontroleerd. De meest voorko- Als de beschadiging tot op het metaal (plaat)
mende soorten lakschade zijn bijvoorbeeld N.B. zit, moet een grondlak (primer) worden
steenslagplekken, krassen en plekjes op de Als de lak moet worden hersteld, moet het gebruikt. Bij beschadiging van een kunststof
spatbordranden, portieren en bumpers. oppervlak schoon en droog zijn gemaakt. De oppervlak moet voor een optimaal resultaat
Bij reparatie van lakschade moet de auto schoon temperatuur van het oppervlak moet minimaal een hechtprimer worden gebruikt - spuit wat
en droog zijn en warmer zijn dan 15 °C. 15 °C (60 °F) zijn. primer in de dop van de spuitbus en strijk
dun op.
Geringe lakschade herstellen 2. Vóór het lakken kunt u zo nodig (bij ongelijk-
Om roestvorming te voorkomen moet u lak-
matige randen bijvoorbeeld) plaatselijk licht
schade direct herstellen.
schuren met zeer fijn schuurlinnen. Maak het
oppervlak goed schoon en laat drogen.
N.B.
3. Roer de grondlak (primer) goed door en
Bij lakreparaties moet de lak schoon en droog breng deze met een fijn kwastje, een lucifer
zijn en een temperatuur hebben van minstens of iets dergelijks aan. Werk als de grondlak
15 °C. droog is af met basislak en heldere lak.
Krassen kunt u op de hierboven beschreven
Eventueel benodigde materialen manier herstellen, maar dek ter bescherming de
• Grondlak (primer)23 - voor met kunststof onbeschadigde lak rond de kras af.
beklede bumpers en dergelijke zijn er spuit-
Bijwerkpennen en spuitbussen zijn verkrijgbaar
bussen met speciale hechtprimer verkrijg-
bij de Volvo-dealer.
baar.
• basislak en heldere lak – verkrijgbaar in
spuitbussen of als bijwerkpen/-stift24.
• Afplaktape.
• Fijn schuurlinnen23.
23 Eventueel.
24 Volg de aanwijzingen die bij de verpakking van de bijwerkpen/-stift werden geleverd.
660
ONDERHOUD EN SERVICE
Gerelateerde informatie
• Autolak (p. 659)
• Kleurcodes (p. 661)
Kleurcode exterieur
Til de wisserarm van de ruit en trek het onderste bladge-
Eventuele secundaire kleurcode exterieur deelte naar rechts.
Het is belangrijk dat u de juiste kleur gebruikt.
Gerelateerde informatie
• Autolak (p. 659)
• Geringe lakschade herstellen (p. 660)
}}
661
ONDERHOUD EN SERVICE
|| 1. Pak de wisserarm in het midden beet en • Automatische activering achterruitwisser bij Wisserblad voorruit vervangen
klap deze tot in de blokkeerstand van de ruit achteruitrijden (p. 179) De wisserbladen vegen neerslag van de voor- en
af. • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis- achterruit. In combinatie met sproeiervloeistof
sers* (p. 176) reinigen ze de ruiten voor een goed zicht tijdens
N.B. het rijden. De wisserbladen van de ruitenwissers
• Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
van voor- en achterruit zijn te vervangen.
Wanneer u de wisserarm tot halverwege weg- (p. 177)
klapt bereikt deze een soort aanslag, die voor- • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179) Wisserbladen voorruit vervangen
komt dat de wisserarm weer terugvalt op de
achterruit. Klap de wisserarm tot voorbij de
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
aanslag tijdens het vervangen van het wisser- • Wisserbladen in servicestand (p. 663)
blad. • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
• Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
2. Pak het wisserblad aan de onderkant
beet en draai het rechtsom totdat het blad
loskomt van de arm.
3. Druk het nieuwe wisserblad vast, u moet een
klik horen. Controleer of het goed vastzit.
4. Klap de wisserarm terug.
1. Klap de wisserarm omhoog als deze in de
BELANGRIJK servicestand staat. De servicestand is te acti-
Controleer de bladen regelmatig. Verwaar- veren/deactiveren via het functiescherm van
loosd onderhoud verkort de levensduur van het middendisplay, wanneer de auto stilstaat
de bladen. en de ruitenwissers niet in gebruik zijn.
662 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
Servicestand activeren/deactiveren
Activering/deactivering van de servicestand is
mogelijk als de auto stilstaat en de ruitenwissers
}}
* Optie/accessoire. 663
ONDERHOUD EN SERVICE
|| niet zijn ingeschakeld. De servicestand is te acti- Gerelateerde informatie Vulopening voor sproeiervloeistof
veren/deactiveren via het functiescherm op het • Regensensor gebruiken (p. 176) Om de koplampen en de voor- en achterruit
middendisplay:
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken schoon te houden wordt sproeiervloeistof
Druk op de knop (p. 178) gebruikt. Bij temperaturen onder het vriespunt
Servicestand ruitenwisser. moet sproeiervloeistof met antivries worden
• Automatische activering achterruitwisser bij
gebruikt.
Het controlelampje in de knop achteruitrijden (p. 179)
brandt als de servicestand
geactiveerd is. Bij activering • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwis-
gaan de wissers recht omhoog sers* (p. 176)
staan. Tik nogmaals op • Geheugenfunctie van regensensor gebruiken
Servicestand ruitenwisser om de servicestand (p. 177)
te deactiveren. Het controlelampje in de knop • Achterruitwisser en -sproeier (p. 179)
dooft als de servicestand gedeactiveerd is.
• Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 664)
De wisserarmen verlaten de servicestand ook in • Wisserblad voorruit vervangen (p. 662)
de volgende gevallen:
• Wisserbladen achterruit vervangen (p. 661)
• U activeert de ruitenwissers van de voorruit. • Ruitenwissers gebruiken (p. 175)
• U activeert de ruitensproeiers van de voorruit.
• U activeert de regensensor.
Het sproeiervloeistofreservoir is bij te vullen via
• U rijdt weg met de auto. de opening met de blauwe dop. Het reservoir
wordt gebruikt voor ruitensproeiers, achterruiten-
BELANGRIJK sproeiers en koplampsproeiers*
Als de wisserarmen in de servicestand van de
voorruit af zijn gehaald, moet u ze tegen de N.B.
voorruit terugklappen alvorens de wissers, de
sproeiers of de regensensor te activeren of Wanneer er nog zo’n 1 liter (1 qt) sproeier-
alvorens weg te rijden. Dit om lakschade aan vloeistof in het reservoir zit, verschijnt op het
de motorkap tegen te gaan. bestuurdersdisplay de melding
Sproeiervloeistof Niveau laag, bijvullen
samen met het symbool .
664 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE
BELANGRIJK
Gebruik bij temperaturen onder nul sproeier-
vloeistof met antivries, zodat de vloeistof niet
vastvriest in pomp, reservoir en slangen.
Hoeveelheid:
• Auto's met koplampsproeiers: 5,3 liter (5,6
qts).
• Auto's zonder koplampsproeiers: 3,5 liter
(3,7 qts).
Gerelateerde informatie
• Regensensor gebruiken (p. 176)
• Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken
(p. 178)
• Automatische activering achterruitwisser bij
achteruitrijden (p. 179)
* Optie/accessoire. 665
SPECIFICATIES
SPECIFICATIES
Typeaanduidingen
Op de stickers in en op de auto staan gegevens
als chassisnummer, typeaanduiding, lakcode et
cetera.
Positie van stickers en plaatjes
De afbeelding is schematisch – afhankelijk van de markt en het model zijn afwijkingen mogelijk.
Wanneer u contact opneemt met uw erkende
Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of
accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om
de typeaanduiding, het chassisnummer en het
motornummer bij de hand te hebben.
668
SPECIFICATIES
Sticker voor typeaanduiding, chassisnummer, Sticker A/C-systeem voor auto's met het Sticker voor motorcode en serienummer van
maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcode voor koudemiddel R134a. de motor.
lakwerk en typegoedkeuringsnummer. De sticker
zit op de portierstijl en wordt bij het openen van
het rechter achterportier zichtbaar.
}}
669
SPECIFICATIES
|| N.B.
De in de gebruikershandleiding afgebeelde
stickers hoeven niet per definitie overeen te
komen met de stickers die in of op uw auto
aanwezig zijn. De afbeeldingen zijn alleen
bedoeld om aan te geven hoe de stickers er
in grote lijnen uitzien en waar ze ongeveer zit-
ten. Op de stickers van de auto vindt u de
informatie die op uw auto van toepassing is.
Sticker voor typeaanduiding en serienummer
van de versnellingsbak.
Gerelateerde informatie
• Specificaties van de airconditioning
(p. 681)
670
SPECIFICATIES
Maten
In de tabel ziet u de maten van de auto wat de
lengte, hoogte en dergelijke betreft.
}}
671
SPECIFICATIES
|| Maten mm inch
L Breedte incl. buiten- 2117 83,3
spiegels
M Breedte incl. ingeklapte 1999 78,7
buitenspiegels
A Bij rijklaar gewicht + 1 inzittende. Varieert enigszins afhankelijk
van de bandenmaat, chassisopties et cetera.
B Geldt voor een auto met 17-19 inch velgen.
C Geldt voor een auto met 20 inch velgen.
D Geldt voor een auto met 21 inch velgen.
E Geldt voor een auto met 22 inch velgen.
Gerelateerde informatie
• Gewichten (p. 673)
672
SPECIFICATIES
Gewichten N.B.
Het maximale totaalgewicht staat aangegeven
Het gedocumenteerde rijklare gewicht geldt
op een sticker in de auto.
voor een auto in de basisuitvoering, dus een
Inbegrepen bij het rijklaar gewicht zijn het auto zonder extra uitrusting of opties. Dat
gewicht van de bestuurder, dat van de brandstof- houdt in dat voor elke optie die wordt toege-
tank die voor 90% gevuld is en dat van de reste- voegd, de laadcapaciteit van de auto afneemt
rende oliën/vloeistoffen. met het gewicht van de optie.
Het gewicht van de passagiers en de gemon- Voorbeelden van opties die de laadcapaciteit
teerde accessoires alsmede de kogeldruk (bij verminderen zijn de onderdelen voor de ver-
gebruik van een aanhangwagen) zijn van invloed schillende uitvoeringen (zoals Kinetic/
op het laadvermogen en zijn niet inbegrepen bij Momentum/Summum) en andere opties
het rijklaar gewicht. zoals: trekhaak, lastdrager, dakbox, audiosys- De sticker zit op de portierstijl en wordt bij het openen
teem, verstralers, gps-navigatie, verwarming van het rechter achterportier zichtbaar.
Toelaatbare maximumbelading = totaalgewicht – op brandstof, veiligheidsrek, matten, bagage- Max. totaalgewicht
rijklaar gewicht. rolhoes, elektrisch bedienbare stoelen et
cetera. Max. treingewicht (auto + aanhangwagen)
De auto wegen is een betrouwbare methode Max. voorasdruk
om na te gaan wat het rijklare gewicht van uw
auto is. Max. achterasdruk
Uitrustingsniveau
WAARSCHUWING Max. belasting: Zie typegoedkeuring.
Het rijgedrag van de auto verandert door hoe
zwaar de auto beladen is en hoe de lading is Max. dakbelasting: 100 kg.
geplaatst.
Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Trekgewichten en kogeldruk (p. 674)
673
SPECIFICATIES
Motor MotorcodeA Versnellingsbak Max. gewicht geremde aanhangwagen (kg) Max. kogeldruk (kg)
674
SPECIFICATIES
Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Gewichten (p. 673)
• Rijden met aanhangwagen (p. 489)
• Aanhangwagenstabilisering* (p. 491)
* Optie/accessoire. 675
SPECIFICATIES
Motorspecificaties N.B.
De motorspecificaties (vermogen et cetera) voor
Niet alle motoren zijn verkrijgbaar op alle
de verschillende motoralternatieven staan in de
markten.
onderstaande tabel.
Motor MotorcodeA Vermogen Vermogen Max. nominaal vermo- Max. nominaal vermo- Koppel Aantal cilin-
gen gen ders
(kW bij omw/min) (pk bij omw/min) (Nm bij omw/min)
(kW bij omw/min) (pk bij omw/min)
T4 B4204T44 140/5000 190/5000 156/5000 211/5000 300/1400-4000 4
T5 / T5 AWD B4204T23 187/5500 254/5500 208/5500 282/5500 350/1500–4800 4
T5 / T5 AWD B4204T26 184/5500 250/5500 - - 350/1800-4800 4
T5 AWD B4204T20 183/5500 249/5500 - - 350/1500–4500 4
T6 AWD B4204T27 235/5700 320/5700 - - 400/2200–5400 4
T6 AWD B4204T29 228/5700 310/5700 - - 400/2200-5100 4
D4 AWD D4204T14 140/4250 190/4250 - - 400/1750–2500 4
D5 AWD D4204T23 173/4000 235/4000 - - 480/1750-2250 4
A Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor.
Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
• Specificaties van de koelvloeistof (p. 680)
676
SPECIFICATIES
}}
677
SPECIFICATIES
|| Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
olie (p. 679)
• Motorolie controleren en bijvullen (p. 623)
• Motorolie (p. 622)
678
SPECIFICATIES
Gerelateerde informatie
• Specificaties van de motorolie (p. 677)
• Motorolie (p. 622)
679
SPECIFICATIES
Gerelateerde informatie
• Overzicht motorruimte (p. 621)
680
SPECIFICATIES
Gerelateerde informatie
• Brandstof tanken (p. 472)
681
SPECIFICATIES
682
SPECIFICATIES
}}
683
SPECIFICATIES
||
De brandstofverbruiks- en emissiewaarden in de • De grotere rolweerstand als u kiest voor matie de richtlijnen waar eerder aan gerefereerd
bovenstaande tabel zijn gebaseerd op specifieke andere wielen dan de standaardwielen op de werd.
EU-rijcycli (zie onder), die gelden voor een auto basisuitvoering van het model.
met rijklaar gewicht in standaarduitvoering zonder • De grotere luchtweerstand bij hogere snel- N.B.
extra uitrusting. Afhankelijk van de uitrusting kan heden.
het autogewicht toenemen. Dit alsook de mate Extreme weersomstandigheden, een aange-
van belading van de auto zorgt voor een verho- • De brandstofkwaliteit, de weg- en verkeers- koppelde aanhanger/caravan of ritten op
ging van het brandstofverbruik en de uitstoot van omstandigheden, de weersgesteldheid en de grote hoogte zijn, in combinatie met de
kooldioxide. staat van de auto. brandstofkwaliteit, factoren die het brandstof-
Een combinatie van de hier genoemde voorbeel- verbruik aanzienlijk kunnen doen toenemen.
Er zijn meerdere factoren te bedenken voor een
den kan een aanzienlijk hoger verbruik opleveren.
verhoogd brandstofverbruik ten opzichte van de
tabelwaarden. Bijvoorbeeld: Er zijn grote afwijkingen in het brandstofverbruik
mogelijk ten opzichte van de EU-rijcycli (zie
• Als de auto wordt uitgerust met extra acces-
onder) die gehanteerd worden bij certificering
soires die het gewicht van de auto verhogen.
van de auto en waarop de verbruikscijfers in de
• Uw rijstijl. tabel gebaseerd zijn. Raadpleeg voor meer infor-
684
SPECIFICATIES
685
SPECIFICATIES
686
SPECIFICATIES
}}
687
SPECIFICATIES
|| Gerelateerde informatie
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
(p. 686)
• Goedgekeurde bandenspanningswaarden
(p. 689)
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Maataanduiding voor banden (p. 564)
• Maataanduiding voor wielen (p. 565)
688
SPECIFICATIES
Goedgekeurde N.B.
bandenspanningswaarden
Alle motoren, banden of combinaties daarvan
De goedgekeurde bandenspanningen voor de
zijn niet altijd beschikbaar op alle markten.
verschillende motoralternatieven staan in de
tabel.
235/65 R17 0–160 km/h (0–100 mph) 230 230 270 270 270
235/60 R18
235/55 R19
Alle motoren
255/45 R20 160+ km/h (100+ mph) 250 250 270 270 -
255/40 R21
265/35 R22
Compact reservewiel (Temporary Spare) max. 80 km/h (max. 50 mph) 420 420 420 420 -
A Zuinig rijden.
B In sommige landen wordt de bandenspanning ook wel in bar aangegeven in plaats van in pascal (1 bar = 100 kPa).
Gerelateerde informatie
• Typeaanduidingen (p. 668)
• Bandenspanning controleren (p. 566)
• Goedgekeurde wiel- en bandenmaten
(p. 686)
689
ALFABETISCH REGISTER ALFABETISCH REGISTER
691
ALFABETISCH REGISTER
692
ALFABETISCH REGISTER
693
ALFABETISCH REGISTER
City Safety bij kruisend verkeer 364 uitschakelen 307 DivX® 522
City Safety bij uitblijven van een actieve uit- CTA – Cross Traffic Alert 377, 378, 379, 380 Doorluchtfunctie 241, 269
wijkmanoeuvre 366 CZIP (Clean Zone Interior Package) 202 Doorsteekluik 601
City Safety™ 357, 358, 360, 361, 367, 370 Doorwaaddiepte 471
Claxon 194 Draairichting 565
Clean Zone 201 D Drive-E
Clean Zone Interior Package 202 Dagrijlicht 151 Milieubeleid 30
CO2-uitstoot 683 Dagteller op nul stellen 86 Driver Alert Control 387
bediening 388, 389
Collision Warning 357, 371 Dagtellers 83
Radarsensor 343 Dakbelasting, max. gewicht 673
voetgangersdetectie 361
Dashboardkastje 596
Compact reservewiel 579, 580 E
Data
compact reservewiel 579 ECO-bandenspanning 568, 689
opnemen 37
Condens overdracht tussen auto en werkplaats 612 ECO-klimaat 454
Condens in koplamp 653, 655
Diagnoseaansluiting 40 ECO-stand 454
Condens in koplamp 654, 655, 656, 657 activeren met functieknop 457
Diesel
Connected Car brandstofgebrek 476 Eenheden 128
autogegevens sturen 616
Dieselolie 475 Eerste hulp 608
systeemupdates 613
694
ALFABETISCH REGISTER
695
ALFABETISCH REGISTER
696
ALFABETISCH REGISTER
spraakherkenning 200
K temperatuurregeling 224, 225, 226
L
Kachel 235 ventilatieregeling 222, 223 Laag oliepeil 623
hulpverwarming 237 zones 198 Lading vervoeren
Standverwarming 236 Klimaatregeling 198, 210 algemene informatie 598
Katalysator Achterbank 210 lange lading 599
Bergen 495 middendisplay 210 verankeringsogen 601
Keuzehendelblokkering 448 reparatie 620 Lage accuspanning
deactiveren 449 Klimaatsysteem Startaccu 484
Key tag 241 Koudemiddel 681 Lak
Kilometerstand 83 Klok, instellen 88 kleurcode 661
Koelsysteem lakschade en herstel ervan 659, 660, 661
Kinderslot 271
oververhitting 483 Lampen
Kinderveiligheid 60
Koelvloeistof 680 aanhanger 492
Kinderveiligheidszitje 60, 61, 63, 65 positie 627
Bovenste bevestigingspunten 61 Koelvloeistof, bijvullen 624
specificaties 630
i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten 63 Kompas 501, 502 vervangen 626
onderste bevestigingspunten 62 kalibreren 502
Lane Keeping Aid (LKA) - Rijbaanassis-
plaatsen/monteren 63, 65 Koudemiddel 620 tent 389, 391, 392, 394, 396
plaatsingstabel 67 klimaatsysteem 681
tabel voor i-Size 69 Lastdragers 600
Krik 575
tabel voor ISOFIX 70 Lasthaken 600
Kleurcode, lak 661 Lastindex 564
Kleurcodes 661 Lekke band 583
Klimaat 198 Leren bekleding, reinigingsvoorschriften 651
automatische regeling 217 Licentieovereenkomst 92, 551
gevoelstemperatuur 199
Lichtbundel koplampen
parkeerplaats 227
hoogteregeling 150
sensoren 199
697
ALFABETISCH REGISTER
698
ALFABETISCH REGISTER
699
ALFABETISCH REGISTER
700
ALFABETISCH REGISTER
701
ALFABETISCH REGISTER
Storingsdiagnose van camerasensor 354 de statusbalk van het middendisplay 119 Toeteren 194
parkeerklimaat 234 Toetsenbord 121, 125
Storingzoeken
Adaptieve cruisecontrol 323 Symbolen en meldingen voor hulp bij een taal wijzigen 125
dreigende botsing 405 Toetsensets op stuurwiel 194
Stroombesparingsfunctie 484
Systeemupdates 613 Totaalgewicht 673
Stuurhulp bij botsgevaar 397, 398, 399,
400, 401, 402, 403, 405 Traction Control 290
Stuurhulp bij gevaar voor staartbotsin- Trailer Stability Assist 290, 491
gen 402, 403 T Transmissie 444
Stuurhulp bij gevaar voor tegenliggerbot- Taal 128 Transpondersleutel 241
sing 400, 401 Tanken 479 aansluiten op bestuurdersprofiel 136
Stuurkracht, snelheidsafhankelijk 288 AdBlue 479 Actieradius 246
Stuurkrachtniveau, zie Stuurkracht 288 Bijvullen 472 afneembaar sleutelblad 252
tankklep 471 batterij vervangen 247
Stuurpaddle 194
Telefoon 532 zoekgeraakt 250
Stuurpaddles 447
aansluiten 533 Transpondersleutelsysteem, typegoedkeu-
Stuurslotfout 195 automatisch verbinden 535 ring 256
702
ALFABETISCH REGISTER
TSA, Trailer Stability Assist 491 Veiligheidsgordel 47 Verkeersbordinformatie 381, 382, 384
gordelspanner 49 bediening 382, 384, 385, 386
TSA - Trailer Stability Assist 290
gordelwaarschuwing 50 Beperkingen 386
Tunneldetectie 152 omdoen/afdoen 47 Verkeersinformatie 514
Tv 525 zwangerschap 45
Verlichting
instellingen 526 Veiligheidsnet 606 adaptieve bochtverlichting 156
kijken 525
Veiligheidsrek 605 alarmlichten 158
Typeaanduidingen 668 Approach-verlichting 159
Velg, maten 565
Typegoedkeuring automatische verlichting, interieur 160
Velgen
radarsysteem 349 automatisch groot licht 153
Reinigen 658
transpondersleutelsysteem 256 Bedieningselementen 148, 160, 162
Velgen reinigen 658 bochtverlichting 157
Ventilatie 204, 205 dagrijlicht 151
Stoelen en achterbank 215 Dimlicht 152
U Follow Me Home-verlichting 159
Ventilator
Uitlaatsysteem 477 blaasmonden 205 gloeilampen, specificaties 630
Luchtverdeling 204 Groot licht 153
Uitstoot van kooldioxide 683
Regeling 222, 223 in interieur 160, 162
USB instellingen 149
contact voor aansluiting van media 524 Verankeringsogen
Koplamphoogteregeling 150
bagageruimte 601
lampposities 627
Vergrendelen/ontgrendelen mistachterlicht 157
achterklep 245, 267 mistlamp 156
noodremlichten 158
703
ALFABETISCH REGISTER
704
ALFABETISCH REGISTER
Z
Zekeringen
algemene informatie 636
in bagageruimte 644
in motorruimte 638
onder het dashboardkastje 641
vervangen 637
Zekeringenkastje 636
Zonneklep 597
spiegelverlichting 161
705
ALFABETISCH REGISTER
706
TP 24639 (Dutch), AT 1746, MY18, Copyright © 2000-2017 Volvo Car Corporation