Professional Documents
Culture Documents
308
Toegang tot het instructieboekje
Selecteer:
– de taal,
– het model en de carrosserievariant van uw auto,
TOUCHSCREEN (op basis van beschikbaarheid) – de uitgifteperiode van het instructieboekje die
Kies het tabblad Handleiding in de app overeenkomt met de datum van de 1e tenaamstelling van
Help op het touchscreen. uw auto.
Neem voor werkzaamheden aan uw auto contact op met een lid van het
dealernetwerk van de fabrikant, hierna te noemen “een dealer”, of een
gekwalificeerde werkplaats.
Inhoud
2
Inhoud
3
Overzicht
Middenconsole
4
Overzicht
5
Overzicht
Stickers
Deel "Ergonomie en comfort - Voorzieningen Deel "Praktische informatie - Plug-in
vóór - Draadloze smartphonelader": hybridesysteem":
Deze twee motoren kunnen afzonderlijk of gelijktijdig Deel "Rijden - Elektrische parkeerrem":
werken, afhankelijk van de geselecteerde rijstand en
de rijomstandigheden.
In de stand Electric wordt de auto volledig elektrisch
aangedreven, en in de stand Hybride alleen als er Deel "Rijden - Stop & Start": Deel "In geval van pech - Reservewiel":
weinig vermogen wordt gevraagd. De elektromotor
6
Overzicht
24V
12V
7
Eco-rijden
8
Eco-rijden
interieurfilter vervangen enz.). Houd u aan het ► Zorg ervoor dat de tractiebatterij bijna volledig is
onderhoudsschema van de fabrikant. opgeladen.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: ► Gebruik de functie e-Save niet tijdens het rijden.
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto ► Gebruik de verwarming/airconditioning op een
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar een verstandige manier.
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om de hoeveelheid stikstofoxide tot wettelijke
niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan drie
keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000 km
stabiliseert.
De actieradius optimaliseren (plug-in hybride)
Sluit de auto zo snel mogelijk aan.
Probeer in het gebied ECO op de vermogensmeter
te blijven door gelijkmatig te rijden en de snelheid
niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op tijd
en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel mogelijk af
met de functie voor regeneratief remmen om energie
terug te winnen (vermogensmeter in het gebied
CHARGE).
Laat voordat u wegrijdt het interieur van de auto
voorverwarmen of voorkoelen terwijl de laadkabel is
aangesloten.
Om het verbruik tijdens een rit te optimaliseren:
► Programmeer een bestemming in het GPS-
navigatiesysteem van de auto.
► Selecteer de rijstand Hybride.
9
Instrumentenpaneel
10
Instrumentenpaneel
► Druk op de knop op het uiteinde van de verklikkerlampjes Wanneer een lampje blijft branden
lichtschakelaar om door de verschillende pagina's De waarschuwings- en verklikkerlampjes De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijvingen
te bladeren. (weergegeven als symbolen) informeren de van de waarschuwings- en verklikkerlampjes geven
De nieuwe pagina wordt direct weergegeven. bestuurder over een storing (waarschuwingslampjes) aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen acties
of de werking van een systeem (verklikkerlampjes contact met een gekwalificeerde professional moet
Wanneer er een melding in een tijdelijk
ingeschakelde of uitgeschakelde functie). Bepaalde opnemen.
venster wordt weergegeven, dan kunt u dit
lampjes kunnen op twee manieren (permanent of (1): Zet de auto stil.
venster sluiten door op deze toets te drukken.
knipperend) en/of in verschillende kleuren branden. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
Configureren van weergegeven pagina's Bijbehorende waarschuwingen (2): Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
Pagina's en widgets kunnen worden toegevoegd en Een lampje kan branden in combinatie met een een gekwalificeerde werkplaats.
verwijderd, en de lay-out van pagina's en widgets geluidssignaal en/of een melding op het display. (3): Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
kan worden gewijzigd. Door de weergegeven waarschuwingen te relateren gekwalificeerde werkplaats.
Er kunnen maximaal 5 pagina's worden opgeslagen. aan de werkingstoestand van de auto kan worden
Elke pagina kan 1 of 2 widgets bevatten: bepaald of er sprake is van een normale situatie of
– Met 1 widget, grote weergave in centrale positie. van een storing; zie de beschrijving van ieder lampje
– Met 2 widgets, verkleinde weergave in zijpositie. voor meer informatie.
De kleur voor elke rijstand kan worden aangepast. Bij het aanzetten van het contact
Er wordt een suggestie voor een standaardinstelling
gegeven. Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode
De instelling is ook afgestemd op de sfeerverlichting of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden
(afhankelijk van beschikbaarheid). branden. Deze lampjes moeten doven als de motor
draait.
11
Instrumentenpaneel
Lijst met Kabel aangesloten (Plug-in hybride) Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir bij met
Brandt permanent bij het aanzetten van het de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
waarschuwingslampjes contact. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Rode waarschuwingslampjes De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van Brandt permanent.
de auto. Een storing in het systeem van de
STOP
Brandt permanent bij het aanzetten van het elektronische remdrukregelaar (EBD).
Permanent, in combinatie met een ander
contact, in combinatie met een melding. Voer (1) en dan (2) uit.
waarschuwingslampje, een melding en een
De auto kan niet worden gestart als de laadkabel op Elektrische parkeerrem
geluidssignaal.
de aansluiting van de auto is aangesloten. Brandt permanent.
Een ernstige storing in de motor, het remsysteem,
Koppel de laadkabel los en sluit de klep. De elektrische parkeerrem is aangetrokken.
de stuurbekrachtiging of de automatische
transmissie, of een ernstige elektrische storing. Laadtoestand van de 12V-accu Knippert.
Voer (1) en dan (2) uit. Brandt permanent. Het aantrekken / vrijzetten werkt niet.
Het laadcircuit van de accu werkt niet goed Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke
Te hoge koelvloeistoftemperatuur (bijvoorbeeld door vuile klemmen, of een losse of (horizontale) ondergrond.
Brandt permanent.
afgescheurde dynamoriem). Bij auto's met een handgeschakelde
De temperatuur van de koelvloeistof is te
Voer (1) uit. versnellingsbak: schakel een versnelling in.
hoog.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt, Bij auto's met een automatische transmissie:
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld voordat
beveilig de auto dan op de volgende manier tegen selecteer stand P .
u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het probleem niet
wegrollen: Zet het contact af en voer (2) uit.
verdwijnt.
► Bij een auto met een handgeschakelde Stuurbekrachtiging
Motoroliedruk versnellingsbak: schakel een versnelling in. Brandt permanent in combinatie met een
Brandt permanent. ► Bij een auto met een automatische transmissie: geluidssignaal.
Er is een probleem met het smeersysteem plaats de meegeleverde wielblokken voor en achter Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
van de motor. een van de wielen. Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Voer (1) en dan (2) uit. Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast. Als
Portieren(en) geopend
Storing in het systeem (Plug-in hybride) het waarschuwingslampje niet uit gaat wanneer de
Permanent, in combinatie met een melding
Brandt permanent. motor is gestart, voer (2) uit.
die aangeeft om welk portier het gaat.
Storing in het plug-in hybridesysteem. Remmen Samen met de waarschuwing wordt er een
Voer (1) en vervolgens (2) uit. Brandt permanent. geluidssignaal gegeven als de snelheid hoger is dan
Het remvloeistofpeil in het remcircuit is 10 km/h.
aanzienlijk gedaald. Een portier of de bagageruimte is niet goed
gesloten.
12
Instrumentenpaneel
13
Instrumentenpaneel
14
Instrumentenpaneel
15
Instrumentenpaneel
Brandt permanent. Knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die aangeeft dat de
Het Stop & Start-systeem is automatisch geluidssignaal en een melding dat het motor niet kan worden gestart.
uitgeschakeld. starten van de motor wordt geblokkeerd. De startonderbreker voorkomt dat de motor weer
De volgende keer dat de auto tot stilstand De AdBlue®-tank is leeg: de wettelijk verplichte start (de toegestane rijlimiet is overschreden
komt, wordt de motor niet afgezet bij een startblokkering voorkomt dat de motor kan worden na bevestiging van een storing van het
buitentemperatuur: gestart. emissieregelsysteem).
– lager dan 0 °C. Vul AdBlue® bij om de motor opnieuw te kunnen Start de motor en zie (2).
– hoger dan +35 °C. starten of voer (2) uit. Mistachterlichten
Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie. De tank moet worden bijgevuld met minimaal 10 Brandt permanent.
Knippert en brandt vervolgens permanent, in liter AdBlue®. De lampen zijn ingeschakeld.
combinatie met een melding. SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi) Peugeot Matrix LED Technology 2.0
Er is een storing in het systeem. Permanent wanneer het contact Brandt permanent, in combinatie met een
Voer (3) uit. wordt aangezet, in combinatie met geluidssignaal en een melding.
AdBlue® (BlueHDi) een geluidssignaal en een melding. Er is een storing in de Peugeot Matrix LED
Brandt ongeveer 30 seconden nadat de Er is een storing in het SCR-emissieregelsysteem Technology 2.0-koplampen of de camera
motor is gestart, in combinatie met een gedetecteerd. gedetecteerd.
melding over het aantal kilometers dat u nog kunt Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van Zie (2).
rijden. uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Grootlichtassistent
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km. Het AdBlue®-waarschuwingslampje
Brandt permanent, in combinatie met een
Vul AdBlue® bij. knippert zodra het contact wordt
geluidssignaal en een melding.
Brandt permanent nadat het contact is aangezet, in combinatie met het permanent branden
Er is een storing in een functie of camera
aangezet, in combinatie met een van het waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor,
gedetecteerd.
geluidssignaal en een melding over de actieradius. een geluidssignaal en een melding met betrekking
Voer (2) uit.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100 km. tot de actieradius.
VulAdBlue® meteen bij of voer (3) uit. Afhankelijk van de weergegeven melding kan er Groene verklikkerlampjes
Knippert, in combinatie met een nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat de Stop & Start
geluidssignaal en een melding over de startblokkering wordt geactiveerd. Brandt permanent.
actieradius. Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de motor Wanneer de auto stopt, zet het Stop & Start-
De actieradius is minder dan 100 km. niet kan worden gestart. systeem de motor in de STOP-stand.
U moetAdBlue® bijvullen om te voorkomen dat het Het AdBlue®-waarschuwingslampje
starten wordt geblokkeerd of (3) uitvoeren. knippert zodra het contact is
aangezet, in combinatie met het branden van het
waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor, een
16
Instrumentenpaneel
Knippert tijdelijk.
De STOP-stand is momenteel niet
Bij onvoldoende omgevingslicht branden de
parkeerlichten.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op het rempedaal
1
beschikbaar of de START-stand wordt automatisch Dimlicht Brandt permanent.
geactiveerd. Brandt permanent. Rempedaal niet of onvoldoende stevig
Zie het deel Rijden voor meer informatie. De lampen zijn ingeschakeld. ingetrapt.
Auto klaar om te rijden (Plug-in hybride) Peugeot Matrix LED Technology 2.0 De keuzeschakelaar uit stand P halen bij
Brandt permanent, in combinatie met een Brandt permanent. uitvoeringen met automatische transmissie bij
geluidssignaal als het gaat branden. (grijs) draaiende motor en vóór het uitschakelen van de
De auto is klaar om te rijden. De functie is geactiveerd, maar niet beschikbaar. parkeerrem.
Het controlelampje gaat uit wanneer er een snelheid Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden. e‑SAVE (Plug-in hybride)
van ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer Brandt permanent. Brandt permanent, samen met de
branden als de auto tot stilstand komt. De functie is geactiveerd. gereserveerde actieradius.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem is De functie is geactiveerd.
auto stapt. in werking.
Zitplaats niet bezet / Veiligheidsgordel niet Zie het hoofdstuk Verlichting en zicht voor meer
vastgemaakt informatie. Meters
Brandt permanent. Grootlichtassistent
(grijs) Brandt permanent. Onderhoudsindicator
Een van de passagierszitplaatsen voorin of achterin De functie is via het touchscreen De informatie over onderhoudsbeurten wordt
wordt als niet bezet beschouwd met het contact aan. geactiveerd. aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
Zitplaats bezet / Veiligheidsgordel De ring van de lichtschakelaar staat in de stand (maanden of dagen).
vastgemaakt "AUTO". Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een van
Brandt permanent. Zie het hoofdstuk Verlichting en zicht voor meer deze waarden wordt bereikt.
De bestuurder of een passagier heeft de informatie. De informatie over onderhoudsbeurten wordt op het
veiligheidsgordel vastgemaakt met het contact aan. Blauwe verklikkerlampjes instrumentenpaneel weergegeven. Afhankelijk van
Richtingaanwijzers de uitvoering van de auto:
Grootlicht – De kilometerteller geeft de resterende kilometers
Knippert, met geluidssignaal.
Brandt permanent. tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
De lampen zijn ingeschakeld. of de afgelegde afstand sinds de verstreken
Dagrijverlichting / parkeerlichten
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken -.
Brandt permanent.
Bij voldoende omgevingslicht is de
dagrijverlichting ingeschakeld.
17
Instrumentenpaneel
– Een waarschuwingsmelding geeft de resterende Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan Herinnering onderhoudsinformatie
kilometers en de tijd tot de eerstvolgende uw auto uitvoeren. Service-informatie is toegankelijk met de app
onderhoudsbeurt aan of hoe lang deze is verstreken. Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
Resetten van de onderhoudsindicator ► Selecteer vervolgens Veiligheid > Diagnose.
De weergegeven waarde wordt berekend op
Na elke onderhoudsbeurt moet de
basis van het aantal afgelegde kilometers
en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsindicator worden gereset. Motorolieniveaumeter
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt uitgevoerd: (Afhankelijk van de uitvoering)
onderhoudsbeurt.
► Zet het contact af.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven Een controle van het olieniveau is alleen
als het einde van het onderhoudsinterval in tijd betrouwbaar als de auto op een vlakke
nadert. ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Onderhoudssleutel
Brandt tijdelijk bij het aanzetten van het Te laag olieniveau
contact.
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
de melding "Te laag olieniveau" op het
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
instrumentenpaneel, gaat het waarschuwingslampje
uitgevoerd. ► Houd de knop op het uiteinde van de
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Permanent, bij het aanzetten van het lichtschakelaar ingedrukt.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
contact. ► Zet het contact aan zonder de motor te starten;
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen 1.000 er wordt een tijdelijk displayvenster weergegeven en
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
km worden uitgevoerd. de teller begint terug te tellen.
motorschade ontstaat.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw ► Als =0 op het display wordt weergegeven, wordt
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
auto uitvoeren. er een bevestigingsmelding weergegeven. Laat dan
het controleren van de niveaus.
Onderhoudssleutel knippert de knop op de lichtschakelaar los; het symbool van
de sleutel verdwijnt. Storing in de olieniveaumeter
Knippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van Dit wordt aangegeven met de melding "Ongeldige
Als u de accu na deze handeling wilt
het contact. meting olieniveau" op het instrumentenpaneel.
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
combinatie met het waarschuwingslampje Service.) gekwalificeerde werkplaats.
resetten van de onderhoudsindicator niet
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
geregistreerd.
overschreden.
18
Instrumentenpaneel
19
Instrumentenpaneel
Storing in het SCR-emissieregelsysteem U kunt nog 1.100 km rijden voordat het systeem het
Waarschu- Actie Resterende
starten van de motor blokkeert.
wings- / actieradius Storingsdetectie
controlelam- Laat het systeem door een PEUGEOT-
Als er een storing wordt dealer of door een gekwalificeerde
pjes aan
gedetecteerd, gaan deze werkplaats controleren.
Vul bij. Tussen 2.400 waarschuwingslampjes
km en 800 km branden in combinatie met een Starten geblokkeerd
geluidssignaal en de melding
Vul zo snel Tussen 800 Telkens wanneer het contact wordt aangezet, wordt
"Storing emissieregeling".
mogelijk bij. km en 100 km de melding "Storing emissieregeling: starten
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven geblokkeerd" weergeven.
Bijvullen is Tussen 100 en zodra de storing voor de eerste keer wordt
Om de motor weer te kunnen starten
noodzakelijk; 0 km gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
de kans bestaat van het contact zolang de storing niet is verholpen.
of een gekwalificeerde werkplaats.
dat de motor
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de
niet meer kan
waarschuwing tijdens de volgende rit na de
worden gestart.
zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem. Vermogensmeter (plug-in
De motor kan 0 km hybride)
pas weer starten Storing bevestigd tijdens de toegestane De vermogensmeter geeft in realtime het vermogen
als er minimaal rijfase (tussen 1.100 en 0 km) aan dat van de auto wordt gevraagd.
10 liter AdBlue® Als de storingsmelding na 50 km rijden nog steeds Er zijn 3 zones:
aan de tank is wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-
toegevoegd. systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en
Bijvullen detecteren er wordt een melding weergegeven ("Storing
De bijvuldetectie is mogelijk niet meteen emissieregeling: starten niet meer mogelijk over
zichtbaar na het toevoegen. Soms moet de X km"), met de actieradius in kilometers.
auto enkele minuten rijden voordat de getankte Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
hoeveelheid wordt gedetecteerd. seconden weergegeven. De waarschuwing wordt
opnieuw weergegeven zodra het contact wordt
aangezet.
20
Instrumentenpaneel
21
Instrumentenpaneel
Dimmer dashboardverlichting • Teller voor Stop & Start (Benzine of Diesel). Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt
• Percentage van de huidige rit volledig elektrisch de actieradius opnieuw berekend en weergegeven
Wordt gebruikt om de lichtsterkte van de
gereden (Plug-in hybride). als deze meer dan 100 km bedraagt.
verlichting van het instrumentenpaneel en de
• Kilometerteller (Plug-in hybride). Wanneer tijdens het rijden permanent streepjes
bedieningselementen aan de lichtsterkte buiten aan
– Traject "1" en daarna "2": worden weergegeven in plaats van cijfers, duidt dit
te passen.
• Gemiddelde snelheid. op een storing.
Dit kan worden ingesteld in de app
• Gemiddeld brandstofverbruik. Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
Instellingen > Helderheid van het
• Afgelegde afstand. gekwalificeerde werkplaats.
touchscreen.
► Druk in de categorie "Cockpit" op de schuifbalk
of schuif de schuifbalk naar de gewenste instelling.
Traject resetten Huidig verbruik
► Druk langer dan 2 seconden op de knop (l/100 km, km/l of mijl/gallon)
op het uiteinde van de Berekend over de laatste seconden.
Boordcomputer ruitenwisserschakelaar wanneer het gewenste Deze functie wordt alleen weergegeven bij
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, traject wordt weergegeven. snelheden vanaf 30 km/h.
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.). Traject "1" en "2" zijn onafhankelijk en ze worden op
dezelfde manier gebruikt. Gemiddeld verbruik
Weergave van informatie op (l/100 km, km/l of mijl/gallon)
Begrippen Berekend sinds de laatste nulstelling van de
het instrumentenpaneel trajectgegevens.
De verschillende tabbladen weergeven De actieradius
(km of mijl)
Gemiddelde snelheid
Afstand die u nog met de resterende (km/h of mijl/h)
hoeveelheid brandstof kunt afleggen Berekend sinds de laatste nulstelling van de
(gebaseerd op het gemiddelde verbruik over de trajectgegevens.
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een
Afgelegde afstand
verandering in rijstijl of van het reliëf op de route, (km of mijl)
waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk Berekend sinds de laatste nulstelling van de
► Wanneer u op de toets op het uiteinde van de kan wijzigen. trajectgegevens.
ruitenwisserschakelaar drukt, worden de volgende Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
tabbladen na elkaar weergegeven: worden streepjes weergegeven.
Tijdteller Stop & Start
– Actuele informatie: (minuten / seconden of uren / minuten)
• Actueel verbruik (Benzine of Diesel).
22
Instrumentenpaneel
23
Instrumentenpaneel
informatie over andere toepassingen die hier niet verbruiksstatistieken, geprogrammeerd laden,
worden vermeld. e‑SAVE-functie).
ADAS
Inschakelen / uitschakelen en configureren Energie Inschakelen
van de rijhulpsystemen.
Klimaat Energiestroom
Instellingen voor de temperatuur, luchtstroom Op deze pagina wordt in realtime de werking van het
enzovoort. plug-in hybridesysteem weergegeven. 1. Gemiddeld stroomverbruik voor de huidige rit
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie (kWh / 100 km) en historische waarden:
over de automatische airconditioning met – Weergegeven in blauw: verbruikte energie die
gescheiden regeling. rechtstreeks afkomstig is van de tractiebatterij.
Inschakelen / uitschakelen van de – Weergegeven in groen: energie die wordt
stuurwielverwarming. teruggewonnen tijdens snelheid minderen en
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie 1. Actieve rijstand remmen om de tractiebatterij op te laden.
over de stuurwielverwarming. 2. Benzinemotor 2. Gemiddeld brandstofverbruik voor de huidige rit
Stoelen 3. Elektromotor (l/100 km) en historische waarden (weergegeven in
Inschakelen / uitschakelen en configureren 4. Laadniveau tractiebatterij oranje).
van de comfortfuncties van de stoelen (ventilatie en
De kleur van de energiestromen is afhankelijk van
massage). Laden
de manier van rijden:
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer Op deze pagina kunt u het laden programmeren.
– Blauw: 100% elektrische energie.
informatie over de stoelverwarming, of over de Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
– Wit: energie van de benzinemotor.
multipoint-massagefunctie. over het laden van de tractiebatterij (plug-in
– Groen: terugwinning van energie.
Instellingen hybride).
Belangrijkste instellingen van het Statistieken
audiosysteem, het touchscreen en het digitale e‑SAVE
Op deze pagina worden de statistieken over het
instrumentenpaneel. Met de functie e‑SAVE kan de elektrische energie
verbruik van elektrische energie en brandstof
Inschakelen / uitschakelen en configureren van van de tractiebatterij geheel of gedeeltelijk worden
weergegeven.
de buitenverlichtingsfuncties, de functies die gereserveerd voor later gebruik tijdens de rit
gerelateerd zijn aan de toegang tot de auto en de (bijvoorbeeld om door een stedelijk gebied te rijden
veiligheidsfuncties. of in een milieuzone te rijden waar alleen elektrische
Energie auto's zijn toegestaan).
Toegang tot de functies van het ► Activeer de functie door op ON te drukken;
plug-in hybridesysteem (energiestromen, selecteer daarna de actieradius in de elektrische
24
Instrumentenpaneel
25
Toegang
Elektronische sleutel met defect is, of als de accu leeg is. Zie het betreffende
hoofdstuk voor meer informatie over de
Ontgrendelen van de auto
afstandsbedieningsfunctie Noodprocedures.
en geïntegreerde sleutel Geïntegreerde sleutel De selectieve ontgrendeling
(bestuurdersportier, bagageruimte) kan
Met de sleutel in de afstandsbediening kunt u het
Functies van de volgende (afhankelijk van de uitvoering):
worden ingesteld in de app Instellingen >
afstandsbediening – Het handmatige kinderslot inschakelen /
Voertuig van het touchscreen.
uitschakelen.
Volledige ontgrendeling
– De airbag vóór aan passagierszijde inschakelen /
uitschakelen. ► Als de selectieve ontgrendeling is uitgeschakeld,
– De portieren met de reservefunctie ontgrendelen druk op de ontgrendeltoets.
/ vergrendelen.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier
► Druk op de ontgrendeltoets.
De afstandsbediening kan worden gebruikt om de Het bestuurdersportier en de brandstofvulklep
volgende functies op afstand te regelen (afhankelijk worden ontgrendeld (Benzine of Diesel).
van de uitvoering): Het bestuurdersportier is ontgrendeld (Plug-in
– Ontgrendelen / vergrendelen / supervergrendelen hybride).
van de auto. ► Druk nogmaals op de toets om de andere
– Ontgrendelen / vergrendelen van de portieren en de achterklep te ontgrendelen.
bagageruimte. De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
– Inklappen / uitklappen van de buitenspiegels. worden losgekoppeld.
– Inschakelen / uitschakelen van het alarmsysteem. De volledige of selectieve ontgrendeling en,
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te afhankelijk van de uitvoering, de uitschakeling van
– Lokaliseren van de auto.
verwijderen of terug te plaatsen. het alarm worden bevestigd door het knipperen
– Sluiten van de ruiten.
– Sluiten van het schuif-/kanteldak. Wanneer de ingebouwde sleutel is van de richtingaanwijzers en het branden van de
– Activeren van de elektrische startonderbreker van uitgenomen, dient u deze altijd bij u te dagrijverlichting.
de auto. houden om de betreffende noodprocedures uit te Afhankelijk van de uitvoering worden de
De auto kan met behulp van noodprocedures kunnen voeren. buitenspiegels uitgeklapt.
worden vergrendeld / ontgrendeld, bijvoorbeeld als
de afstandsbediening of de centrale vergrendeling
26
Toegang
27
Toegang
28
Toegang
29
Toegang
Schakel nooit de supervergrendeling in als er Het automatisch inklappen / uitklappen van kunt deze functies weer inschakelen door de auto
zich iemand in de auto bevindt. de buitenspiegels kan op het touchscreen met de afstandsbediening te ontgrendelen en de
worden ingesteld. motor te starten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het spiegels. Elektrische storingen
De elektronische sleutel werkt in
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen sommige gevallen niet goed in de nabijheid
► Druk zachtjes op de portiergreep van het nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte van elektronische apparatuur (zoals mobiele
bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. tijd, zonder de elektronische sleutel van het telefoons (ingeschakeld of in stand-by), laptops
► Druk er binnen 3 seconden nog een keer op om Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem mee en sterke magnetische velden). Als dat het geval
de supervergrendeling van de auto in te schakelen te nemen. is, moet u de elektronische sleutel verder weg
(de richtingaanwijzers gaan even branden om dit te Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen van de elektronische apparatuur houden.
bevestigen). als de sleutel nog in een van de aangegeven
Een dubbel geluidssignaal geeft aan dat de gebieden aanwezig is terwijl de auto niet is
supervergrendeling van de auto niet is ingeschakeld. vergrendeld. Centrale vergrendeling
Advies Om de batterij in de elektronische sleutel en
in de auto opgeladen te houden:
Als een van de portieren of de achterklep – De functie voor ontgrendeling bij nadering
nog open is of als de elektronische sleutel (zone C) schakelt na enkele dagen (ongeveer
van het Sleutelloos instap- en startsysteem- één week) zonder gebruik automatisch over naar
systeem in de auto is achtergebleven, werkt de de ruststand. Gebruik de afstandsbediening of
centrale vergrendeling niet. druk op de handgreep van het bestuurdersportier
om de auto te ontgrendelen. De volgende keer
Als de auto wordt ontgrendeld maar de dat de auto wordt gestart, worden de functies
portieren of de achterklep worden voor automatisch ontgrendelen en vergrendelen Handmatig
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto weer geactiveerd. ► Druk op deze toetsen om de auto (portieren en
automatisch na ongeveer 30 seconden weer – Wanneer de instapverlichting een paar keer achterklep) vanuit het interieur te vergrendelen /
vergrendeld. Het alarm (indien aanwezig) wordt achter elkaar wordt geactiveerd zonder dat de ontgrendelen.
automatisch opnieuw ingeschakeld (als het alarm auto wordt gestart, wordt deze uitgeschakeld.
voor het ontgrendelen was ingeschakeld). – Alle "handsfree" functies schakelen over op De centrale vergrendeling werkt niet als een
de ruststand als ze 21 dagen niet zijn gebruikt. U van de portieren is geopend.
30
Toegang
31
Toegang
32
Toegang
33
Toegang
34
Toegang
D. Met de knop op het dashboard ► Druk twee keer achter elkaar op de knop (D) op
het dashboard.
2
Openen
U kunt het openen of sluiten van de
► Druk lang op de middelste toets (A) van de achterklep op elk moment onderbreken.
elektronische sleutel. Als u nogmaals een van deze methoden gebruikt,
of wordt de beweging onderbroken.
► Druk kort op de knop (B) aan de buitenzijde van
de achterklep terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt. Handsfree-functie (Handsfree
of toegang achterklep)
► Druk twee keer achter elkaar op de knop (D) op
Wanneer u de elektronische sleutel bij u hebt, kan
het dashboard.
met deze functie de elektrisch bedienbare achterklep
De achterklep gaat volledig open worden geopend, gesloten of gestopt met een
(standaardinstelling) of tot de vooraf "schoppende" beweging onder de achterbumper.
opgeslagen positie. De functie "Handsfree openen van de
Als de elektrische werking van de achterklep is achterklep" wordt geconfigureerd in de app
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
► Ga achter de auto ter hoogte van de
acties op een kier gezet.
Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u de kentekenplaat staan en maak een "schoppende"
Wanneer de auto is vergrendeld, wordt de
"schoppende" beweging onder de beweging in de detectiezone "OK".
auto ontgrendeld bij het openen van het
achterbumper maakt. Maak een vloeiende en niet te snelle "schoppende"
kofferdeksel met schakelaar A of B. Als de
Raak het uitlaatsysteem niet aan; het kan nog beweging voorwaarts, waarbij u uw voet verticaal
selectieve ontgrendeling is geactiveerd voordat
warm zijn – kans op brandwonden! van beneden naar boven beweegt. Haal de voet
het kofferdeksel wordt geopend, gaat alleen het
voldoende omhoog en haal hem meteen weer weg.
kofferdeksel open.
Plug-in hybrideauto's De detectie van de "schoppende" beweging
Sluiten Deze functie is niet beschikbaar als de auto wordt bevestigd door het branden van de
is aangesloten. richtingaanwijzers.
► Druk lang op de middelste toets (A) van de
elektronische sleutel. Zijwaartse "schoppende" bewegingen
of werken niet. Als de "schoppende" beweging
► Druk kort op de knop (C) aan de binnenzijde van
de achterklep.
of
35
Toegang
niet is gedetecteerd, wacht dan minimaal 2 Adviezen over de handsfree-functie ► verwijder de elektronische sleutel uit de
seconden voordat u het weer probeert. (Handsfree toegang achterklep) detectiezone als de achterklep is gesloten.
Maak niet meerdere "schoppende" bewegingen Als het systeem niet werkt, controleer dan of de Zie het betreffende deel voor meer informatie
achter elkaar. elektronische sleutel wellicht wordt gestoord door over de trekhaak met eenvoudig afneembare
hoogfrequente signalen (bijvoorbeeld van een trekhaakkogel.
Als de elektrisch bedienbare achterklep niet open
smartphone).
gaat, controleer dan of:
– De functie is geactiveerd.
De functie kan worden uitgeschakeld bij zware Een openingshoek opslaan
regenval en als er een laag sneeuw op de
– u de elektronische sleutel bij u hebt en dat deze U kunt de openingshoek van de elektrisch
achterklep ligt.
zich buiten de auto en in de detectiezone aan de bedienbare achterklep beperken:
De functie werkt wellicht niet correct bij een
achterzijde bevindt. ► open de achterklep handmatig of door op de
prothesebeen.
– de "schoppende" beweging is uitgevoerd in de toets te drukken tot de gewenste hoek.
In sommige gevallen gaat de achterklep mogelijk
detectiezone, dicht genoeg bij de bumper. ► houd toets C of knop B aan de buitenzijde
vanzelf open of dicht, met name:
– u uw voet snel genoeg bij de bumper vandaan langer dan 3 seconden ingedrukt (het opslaan wordt
– bij het vast- of loskoppelen van een aanhanger;
hebt gehaald. bevestigd door een kort geluidssignaal).
– bij het bevestigen of verwijderen van een
Wanneer er een nieuwe stand wordt opgeslagen,
Automatische vergrendeling fietsendrager;
wordt de vorige stand vervangen.
– bij het plaatsen of verwijderen van fietsen op / van
U kunt de auto automatisch vergrendelen met
een fietsendrager; Opslaan is alleen mogelijk vanaf een
behulp van de handsfreefunctie (Handsfree toegang
– wanneer u iets neerzet of optilt achter de auto; openingshoogte groter dan of gelijk aan 1
achterklep).
– wanneer een dier de achterbumper nadert; meter tussen de onderste en bovenste positie
De functie "Handsfree afsluiten van de
– als de auto wordt gewassen; van de achterklep.
achterklep" wordt geconfigureerd in de app
– bij het uitvoeren van onderhoud aan de auto;
Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
– bij het pakken van het reservewiel.
Wanneer de auto is vergrendeld, wordt de Houd de elektronische sleutel uit de buurt van de
Handmatige bediening
auto door het verzoek voor het openen van detectiezone of deactiveer de handsfree-functie om De achterklep kan met de hand worden bewogen,
de achterklep met deze functie ontgrendeld, of dergelijke problemen te voorkomen. zelfs als de elektrische werking ingeschakeld is.
alleen de achterklep wanneer de selectieve De achterklep mag niet bewegen.
Trekhaak
ontgrendeling is geactiveerd, voordat de Met herstel van de elektrische functie
De montage van een trekhaak kan het
achterklep wordt geopend.
detectiesysteem verstoren. De elektrisch bedienbare achterklep kan handmatig
Wanneer de achterklep met de functie Handsfree
Om te voorkomen dat de achterklep ongewenst worden geactiveerd.
toegang achterklep wordt gesloten, kunt u de
opengaat bij het gebruik van de trekhaak:
gehele auto vergrendelen.
36
Toegang
achterklep bij een storing Alarm Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
Deze procedure is alleen nodig in het geval van (Afhankelijk van de uitvoering) alarm niet af als iets of iemand tegen de
een storing van de achterklepmotor. auto aan komt.
37
Toegang
Plug-in hybrideauto's De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45 controlelampje van de toets gaat uit en de
interieurbeveiliging en wegsleepbeveiliging seconden. richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
beperkt of onderbroken zijn tijdens het seconden.
Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer
voorkoelen of voorverwarmen.
de auto automatisch op afstand wordt Na het ontgrendelen met de
vergrendeld. afstandsbediening
Zelfbeveiligingsfunctie
Als de auto automatisch opnieuw wordt
Het systeem controleert of systeemcomponenten vergrendeld (als een van de portieren of de
Deur, achterklep of motorkap
niet goed werken. achterklep niet binnen 30 seconden wordt
Wanneer een portier, een deur, de
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de geopend), wordt ook het alarmsysteem
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare automatisch weer ingeschakeld.
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
de omtrek- en interieurbeveiliging wel na 45
Werkzaamheden aan het alarmsysteem seconden ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats. Schuif-/kanteldak
alleen de omtrekbeveiliging
Als het schuif-/kanteldak open blijft, wordt ingeschakeld
Vergrendelen van de auto met de auto vergrendeld met de omtrekbeveiliging
geactiveerd, maar zonder de interieurbeveiliging
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te voorkomen,
volledig ingeschakeld alarm of wegsleepbeveiliging ingeschakeld. bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
– Het raam staat een klein stukje open.
Inschakelen – De auto wordt gewassen.
Uitschakelen
► Zet het contact af en verlaat de auto. – Er wordt een wiel verwisseld.
► Vergrendel de auto of schakel de ► Druk op een van de ontgrendeltoetsen van de
– De auto wordt gesleept.
supervergrendeling in met de afstandsbediening of afstandsbediening:
– De auto staat op een schip of veerboot.
door op de handgreep van het bestuurdersportier te Kort indrukken.
drukken. Uitschakelen van de interieur- en
Lang indrukken.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert wegsleepbeveiliging
het rode controlelampje van de toets één keer per ► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende of
op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft
ongeveer 2 seconden branden. ► Ontgrendel de auto door op de portiergreep van
branden.
het bestuurdersportier te drukken.
► Verlaat de auto.
38
Toegang
39
Toegang
passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar wordt De elektrische achterruiten kunnen nog altijd Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
losgelaten. worden bediend met de ruitbediening bij de niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op
bestuurderspositie. ernstig letsel!
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of Resetten van de ruitbediening
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of Schuif- / kanteldak
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
Het schuif- / kanteldak bestaat uit een beweegbaar
losgelaten. moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
glazen gedeelte dat over het dak schuift en een
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
sluiten te stoppen. volgende handelingen uitgeschakeld.
geopend. Als het schuif- / kanteldak wordt geopend,
Doe het volgende voor elke ruit:
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog opent automatisch het zonnescherm.
► Blijf aan de schakelaar trekken totdat de ruit
45 seconden nadat het contact is uitgezet, ► Gebruik de knop in de dakconsole om het
volledig is gesloten.
worden bediend. panoramische schuif- / kanteldak te bedienen.
► Laat de schakelaar los en trek er nog minimaal
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
een seconde aan.
het contact aan om deze weer te activeren.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit
Beveiliging tegen beknellen iets tussen de elektrische ruit en de
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat worden geopend. Druk hiervoor op de
gedeeltelijk weer omlaag. betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
Blokkering van de ruitbediening van een van de andere portieren
Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
bedient, moet hij/zij controleren of de ruit zonder
ruitbediening voor de problemen kan worden gesloten. het contact is aangezet (als de laadtoestand van
elektrische achterruiten Het is belangrijk dat passagiers de elektrische de accu voldoende is), bij draaiende motor, in de
ruiten juist gebruiken. STOP-stand van de Stop & Start en tot maximaal 45
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op seconden na het afzetten van het contact.
op toets 5 om de ruitbediening voor de
elektrische achterruiten uit te schakelen, ongeacht kinderen. Voorzorgsmaatregelen
hun positie. Let goed op passagiers en/of andere personen
die aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met Steek uw hoofd of armen niet door het
Het rode lampje van de toets gaat branden.
de elektronische sleutel worden gesloten. schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt
- kans op ernstig letsel!
40
Toegang
41
Toegang
Resetten
Resetten is nodig als de accu weer is aangesloten,
bij een storing in het schuif- / kanteldak of wanneer
het dak schokkerig beweegt.
► Controleer of de beweging van het schuif-
/ kanteldak niet wordt belemmerd en of de
afdichtingen schoon zijn.
► Houd het voorste deel van de toets
ingedrukt om het schuif- / kanteldak te
sluiten, met het contact aangezet.
Het schuif- / kanteldak sluit stap voor stap. Wanneer
het volledig is gesloten, gaat het iets open of dicht.
► Laat de toets 1 seconde na het einde van de
beweging los.
42
Ergonomie en comfort
43
Ergonomie en comfort
44
Ergonomie en comfort
45
Ergonomie en comfort
46
Ergonomie en comfort
47
Ergonomie en comfort
48
Ergonomie en comfort
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
Automatisch kantelen van
buitenspiegels bij achteruitrijden
3
(parkeren, smalle garage, enz.). Afhankelijk van de uitvoering kan met deze functie
► Kantel de spiegel richting de auto. het spiegelglas van de spiegels automatisch omlaag
worden gekanteld om het achteruit inparkeren te
Elektrisch inklappen vereenvoudigen.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
elektrisch inklapbaar. terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van de het detecteren van het niveau van het buitenlicht
spiegels naar de grond gericht. en van het licht dat van achteren op de auto valt
► Zorg dat het contact is aangezet
Het spiegelglas van beide spiegels keert terug naar zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en
en zet schakelaar A vanuit de auto
de oorspronkelijke stand: nachtstand kan worden geschakeld.
in de middelste stand.
► Beweeg schakelaar A naar – Enkele seconden nadat er uit de Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren
achteren. achteruitversnelling is geschakeld. wordt het spiegelglas automatisch helderder
– Wanneer er sneller dan 10 km/h wordt gereden. als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
► Vergrendel de auto van buitenaf. – Als de motor wordt afgezet. Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met Het systeem kan in de app Instellingen > de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking
behulp van schakelaar A, worden ze niet Voertuig van het touchscreen worden is of als er voorwerpen op de bagageafdekking
automatisch uitgeklapt als de auto wordt ingeschakeld / uitgeschakeld. zijn geplaatst.
ontgrendeld.
Elektrochromatische
Elektrisch uitklappen
binnenspiegel
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► Van binnenuit: zet schakelaar A met aangezet
contact in de middelste stand en beweeg deze
daarna naar achteren.
49
Ergonomie en comfort
50
Ergonomie en comfort
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand Verwarming en ventilatie
► Trek de handgreep (2) voor het ontgrendelen van
de rugleuning naar u toe.
terugzetten Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
De rugleuning (3) wordt volledig op de zitting Controleer eerst of de buitenste buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de
neergeklapt. veiligheidsgordels goed verticaal langs de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Links wordt de hendel ook gebruikt voor het vergrendelingsogen van de rugleuningen zijn
Bedieningselementen
neerklappen van het middelste deel van de geplaatst.
rugleuning. Afhankelijk van de uitvoering zijn bepaalde
bedieningselementen beschikbaar in de app
51
Ergonomie en comfort
Klimaat op het touchscreen en / via het Advies hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
bedieningspaneel op de middenconsole. interieur even te ventileren.
Luchtverdeling Het ventilatie- en Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
airconditioningssysteem gebruiken is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
► Let erop dat de uitstroomopening onder wordt ververst.
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en Bij condensvorming door gebruik van de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven airconditioning kan er water onder uit de
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar auto lekken. Dit is volkomen normaal.
het interieur.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet
Onderhoud van het ventilatie- en
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
airconditioningssysteem
automatische airconditioningssysteem.
► Controleer regelmatig de staat van het
► Zet de airconditioning minstens één tot twee
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
vervangen.
systeem in goede staat te houden.
We raden aan om een samengesteld
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
additief biedt bescherming tegen vervuilende
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
gassen en onaangename geuren.
ontwasemen van de voorruit Wanneer er een zware lading op een steile
► Voor een juiste werking van het
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
airconditioningssysteem moet u het laten
ontwasemen van de zijruiten vóór gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden
controleren volgens de aanbevelingen in het
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen
onderhoudsschema van de fabrikant.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste heeft en meer sleepkracht biedt.
ventilatieroosters
Stop & Start
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en Rijd niet te lang met de ventilatie
De verwarmings- en
voorpassagier uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
airconditioningssystemen werken alleen als de
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
motor draait.
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
Als de auto lange tijd in de zon heeft behouden.
gestaan en de temperatuur in het interieur
52
Ergonomie en comfort
53
Ergonomie en comfort
Temperatuursynchronisatie Gebruik instellingen AUTO NORMAAL en AUTO ► Druk op een van de toetsen (2) om de
HARD om ervoor te zorgen dat passagiers op de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
De temperatuurinstelling aan de kant van de
achterbank zich comfortabel voelen. ► Druk op een van de toetsen (2) (ventilator) of
bestuurder wordt toegepast op de kant van de
beweeg uw vinger horizontaal over het scherm om
passagier. Om de toevoer van koude lucht in de auto
de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
► Druk op toets 6-SYNC om de functie in of uit te bij koud weer en een koude motor te
Het is ook mogelijk om rechtstreeks op een van de
schakelen. beperken neemt de luchtopbrengst geleidelijk toe
waarden te drukken.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt.
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling Als de temperatuur in de auto bij het instappen Het airconditioningssysteem
aan zijn/haar kant bedient. veel lager of hoger is dan de ingestelde uitschakelen
comfortwaarde, heeft het geen zin om de Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt,
Automatische airconditioning ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste stopt de ventilatie.
Deze automatische stand zorgt voor een optimale temperatuur sneller te bereiken. Het systeem "OFF" wordt naast de ventilator weergegeven.
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en corrigeert het temperatuurverschil automatisch
luchtverdeling in het interieur, op basis van het en zo snel mogelijk.
Regeling van de luchtverdeling
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5-AUTO om de automatische ► Druk op de toetsen 3 om de luchtstroomverdeling
stand van het airconditioningssysteem in of uit te
Handmatige instellingen in het interieur aan te passen.
schakelen. van de automatische Voorruit en zijruiten
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
airconditioning Middelste ventilatieroosters en
Het is mogelijk om een of meerdere van deze zijventilatieroosters
De intensiteit van de automatische airconditioning
functies handmatig in te stellen terwijl het systeem Voetenruimte
kan worden geregeld door een van de volgende
de andere functies automatisch blijft regelen:
instellingen te kiezen:
– Regeling van de luchtopbrengst. Er wordt een animatie geactiveerd om de
– AUTO ZACHT: voor een aangename en stille
– Regeling van de luchtverdeling. aanwezigheid van geblazen lucht in de aangegeven
werking door de luchtopbrengst te beperken.
Het controlelampje van de toets "AUTO" gaat uit richting weer te geven.
– AUTO NORMAAL: voor het beste compromis
wanneer een instelling is gewijzigd. U kunt de drie toetsen tegelijkertijd indrukken voor
tussen een comfortabele temperatuur en een stille
► Druk nogmaals op toets 5-AUTO om de een gelijkmatige luchtverdeling in het interieur.
werking (standaardinstelling).
automatische airconditioning opnieuw in te
– AUTO HARD: voor een dynamische en efficiënte
luchtverdeling.
schakelen. Clean Cabin-functie
Druk om de AUTO-stand te wijzigen herhaaldelijk op Omvat de functies AQS (Air Quality System) en
Regeling van de luchtstroom Clean Air.
toets 5-AUTO.
Afhankelijk van de uitvoering:
54
Ergonomie en comfort
55
Ergonomie en comfort
56
Ergonomie en comfort
Programmeren
Kies het tabblad Voorcondition. in de app
Met de MYPEUGEOT APP-app kan het
programmeren ook met een smartphone
Voorzieningen vóór 3
worden uitgevoerd.
Klimaat op het touchscreen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
► Druk op + om een programma toe te voegen.
over de op afstand bedienbare aanvullende
► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
functies.
de gewenste dagen. Druk op OK.
► Druk op ON om dit programma te activeren. Het is normaal dat de ventilator tijdens het
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45 voorverwarmen / -koelen geluid maakt.
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze Auto's uitgerust met een alarmsysteem
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna Afhankelijk van de uitvoering kunnen de
gehandhaafd. interieurbeveiliging en wegsleepbeveiliging
beperkt of onderbroken zijn tijdens het
voorkoelen of voorverwarmen.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het 1. Zonneklep
contact is afgezet en de auto is vergrendeld. 2. Muntenhouder (afhankelijk van de uitvoering)
– Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, 3. Dashboardkastje met verlichting
Dit controlelampje gaat permanent branden als dan wordt de functie alleen geactiveerd als de 4. Portiervakken
er een cyclus voor voorverwarming / -koeling laadtoestand van de tractiebatterij meer dan 20% is. 5. Opbergruimte of draadloze smartphonelader
is geprogrammeerd. Het knippert als de – Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, 6. Voorste USB-aansluiting / 12V-aansluiting
voorverwarming / -koeling bezig is. er een herhaald programma is geactiveerd 7. Bekerhouder
(bijvoorbeeld van maandag tot en met vrijdag) 8. Opbergruimte of opbergvak voor een
U kunt meerdere programma's instellen.
en er twee cycli voor voorverwarmen/-koelen zijn smartphone
Elk programma wordt in het systeem
uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt 9. Armsteun vóór met opbergvak (afhankelijk van
opgeslagen.
het programma gestopt. de uitvoering)
We raden u aan om een programma te starten
Voorste USB-aansluiting (afhankelijk van de
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten
uitvoering)
om de elektrische actieradius te optimaliseren.
10. USB-aansluitingen achter (afhankelijk van de
uitvoering)
57
Ergonomie en comfort
58
Ergonomie en comfort
59
Ergonomie en comfort
– Verwijder het apparaat en probeer het een Sluiten – Subwoofer met Power FlowerTM-technologie
kwartier later nog eens. met hoge excursie en drievoudige spoel: volle,
Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op gecontroleerde weergave van lage frequenties.
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats. Matten
Middenarmsteun voor Bevestigen
De armsteun bevat een opbergvak, waarvan
de verlichting in werking treedt zodra het wordt
geopend (afhankelijk van de uitvoering).
Openen
► Klap de twee delen van het deksel terug.
FOCAL® Hifi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL® kunt u genieten van een
puur en verfijnd geluid in de auto: Gebruik bij het monteren aan de bestuurderszijde
– Middelste luidspreker met polyglass-technologie: alleen de bevestigingsogen in de mat (een klik
onderdompeling en spatialisatie van geluid. betekent een goede vergrendeling).
► Til de hendel onder het deksel op. De overige matten worden gewoon op de
– Woofers / midrange luidsprekers, polyglass-
Het deksel opent in twee delen. vloerbedekking gelegd.
technologie en TMD (Tuned Mass Damping):
balans, dynamica en precisie van geluid.
Verwijderen / terugplaatsen
– Aluminium TNF-tweeter met omgekeerde kegel:
optimale geluidsverspreiding, gedetailleerde hoge ► Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen:
tonen. schuif de bestuurdersstoel naar achteren en maak
– Actieve 12-kanaalsversterker - 690 W met de bevestigingen los.
versterkte technologie van Klasse D: aanzienlijk ► Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en
geluidsvermogen altijd beschikbaar ondanks het druk deze omlaag om hem te bevestigen.
lage energieverbruik. ► Controleer of de mat goed vastzit.
60
Ergonomie en comfort
Skiluik (berline)
Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren
van lange voorwerpen.
Openen
► Zet de armsteun achter omlaag en open het luik
Leeslampjes door de hendel omlaag te trekken.
► Bedien de betreffende schakelaar terwijl Bij de SW-uitvoering is het skiluik vervangen door
het contact is aangezet. het neerklappen van de middelste rugleuning.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
Zorg ervoor dat niets tegen de plafonniers Elke USB-aansluiting is uitsluitend bestemd voor de de achterbank, met name de middelste rugleuning.
aankomt. voeding en het opladen van draagbare apparatuur.
61
Ergonomie en comfort
Voorzieningen SW
bagageruimte
Berline
Haaienvinantenne
1. Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
Achter in het dak bevindt zich een ventilatierooster 3. Opbergruimte net
voor het koelen van de haaienvinantenne. 4. Sjorogen
Eventueel ventilatiegeluid dat u hoort, met het 5. Harde mat voor de bagageruimte of gedeelde
contact aan of bij draaiende motor, is normaal. mat voor de bagageruimte (plug-in hybride)
6. Opbergruimte onder de mat
1. Bagageafdekking
2. Hendels voor neerklappen zitplaatsen achter
3. Tassenhaak
4. 12V-aansluiting
Verlichting bagageruimte
5. Opbergruimtenet
62
Ergonomie en comfort
6. Sjorogen
7. Harde mat met 2 standen voor de bagageruimte
Verwijderen
3
of gedeelde mat voor de bagageruimte (plug-in
hybride)
8. Opbergruimte onder de mat
63
Ergonomie en comfort
► Rol het scherm uit totdat het vastklikt aan de Achter de voorstoelen Achter de achterbank
stijlen van de bagageruimte.
64
Ergonomie en comfort
Opbergbak
Vastzetten in de opgetilde stand: ► Til de harde vloerplaat van de bagageruimte
► Til de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot de zover mogelijk op of til de gedeelde mat van de
bagageafdekking. bagageruimte op (afhankelijk van de uitvoering) voor
► Haak deze in de gekantelde positie in de steunen toegang tot de opbergbak.
aan de zijkant om hem te bevestigen. ► Bij de vloerplaat met 2 posities (SW) tilt u de
plaat zo ver mogelijk op of tilt u de afdekking aan de
12 V-accessoireaansluiting achterkant van de bagageruimte op voor toegang tot
► Til, wanneer u een 12 V-accessoire (maximaal de opbergbakken.
vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje op en De afdekking achterin de bagageruimte is ook
sluit een geschikte adapter aan. toegankelijk via de zitplaatsen van de tweede
► Zet het contact aan. zitrij als de rugleuningen van de achterbank zijn
neergeklapt.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:
65
Verlichting en zicht
66
Verlichting en zicht
67
Verlichting en zicht
68
Verlichting en zicht
69
Verlichting en zicht
70
Verlichting en zicht
Peugeot Matrix LED De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
De nominale verlichting van de koplampen wordt
weer ingesteld zodra de auto niet meer door het
Technology 2.0 Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat systeem wordt gedetecteerd.
de verlichting over op de stand "automatische Als het systeem is geselecteerd, maar het
Raadpleeg de algemene adviezen voor verlichting". display op het instrumentenpaneel en de
automatische verlichtingssystemen voor waarschuwingen niet beschikbaar zijn, dan gaat het
Wij raden u aan om de functie uit te
meer informatie. controlelampje grijs branden.
schakelen bij mist of sneeuw, of wanneer de
Alleen beschikbaar bij uitvoeringen met Full LED- ruiten sterk zijn beslagen. Achterligger
koplampen met de functie Matrix Beam. De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer
Dit systeem past automatisch het grootlicht aan op het systeem dichte mist detecteert of wanneer
basis van de rijomstandigheden, zodat een optimale de mistlampen handmatig worden ingeschakeld.
verlichting voor de bestuurder blijft behouden zonder Het controlelampje op het instrumentenpaneel
dat andere weggebruikers worden verblind. dooft dan.
71
Verlichting en zicht
Tegenligger ► U kunt de functie weer inschakelen door het Wanneer u de auto in een wasstraat was,
dimlicht / grootlicht handmatig weer in te schakelen. kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
Storing opmerken. U hoeft de ruitenwissers niet te
Bij een storing in de adaptieve vervangen.
koplampverlichting of de camera wordt dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
weergegeven, samen met een geluidssignaal en
Met intervalstand
een melding. ruitenwissers
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Wanneer er een tegenligger nadert, gaan alleen de door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
lampsegmenten gericht op dit voertuig uit, zodat
er een soort tunnel ontstaat terwijl u het voertuig Dek de regen- / lichtsensor midden aan de
nadert. bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
Een verlicht gebied binnenrijden
gekoppelde functies worden dan niet meer
Wanneer u een verlicht gebied binnenrijdt geregeld.
(bijvoorbeeld een stad), dan worden de
lampsegmenten geleidelijk uitgeschakeld van buiten
naar binnen en wordt het dimlicht ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar Met automatische
Een verlicht gebied verlaten ruitenwissers
De lampsegmenten gaan geleidelijk branden binnen Voordat u de ruitenwissers onder winterse
naar buiten en de normale koplampen worden weer omstandigheden gaat gebruiken, moet u
ingeschakeld. sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf Schakel de ruitenwissers niet in op een
de verlichting omschakelen. droge voorruit. Bij zeer hoge of lage Ruitenwissers vóór
► Schakel het dimlicht / grootlicht handmatig in om temperaturen moet u controleren of de
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
de functie te onderbreken. ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
De verlichting gaat over op de stand "automatische voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
verlichting".
72
Verlichting en zicht
Bij een automatische airconditioning zorgt Als het contact is afgezet terwijl de
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie ruitenwisser achter is ingeschakeld, dan
elke beweging van de
automatisch verlaagd als de snelheid van moet u de ring bedienen om de ruitenwissers in
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
de auto lager is dan 5 km/h. te schakelen nadat het contact is aangezet (tenzij
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan het contact minder dan 1 minuut was afgezet).
in het interieur komen.
10 km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie Bij de eerste keer draaien van de ring naar de
(snel of normaal) weer aangehouden. ruitensproeierstand maakt de ruitenwisser één
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg wisbeweging. Als de ring dan in de stand voor de
Eén keer wissen is; kans op beschadiging van de intervalstand blijft staan, maakt de ruitenwisser
ruitenwisserbladen. achter een wisbeweging onafhankelijk van die
Met de ruitenwisserschakelaar in de stand:
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen van de voorruitenwissers en de snelheid van de
► INT of de stand AUTO trek de schakelaar kort
risico is van bevriezing van de vloeistof op de auto.
naar u toe en laat de schakelaar dan los.
► 0 druk kort op de schakelaar en laat deze los. voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
Als u deze ingedrukt houdt, gaat de ruitenwisser met afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die Achteruitversnelling
de normale wissnelheid continu wissen. geschikt zijn voor zeer lage temperaturen. Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
Vul nooit bij met water. moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
73
Verlichting en zicht
74
Verlichting en zicht
75
Verlichting en zicht
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het ► Reinig de achterruit met behulp van
verplaatsen - kans op beschadiging van de ruitensproeiervloeistof.
voorruit! ► Bepaal de positie van de arm waarop het
wisserblad is bevestigd.
► Reinig de voorruit met behulp van een ► Haal het versleten wisserblad los door het naar
reinigingsmiddel voor autoruiten. de achterruit te trekken en te verwijderen.
Gebruik geen waterafstotende producten ► Monteer het nieuwe wisserblad in dezelfde
van het type "Rain X". positie als de arm en klem deze vast.
► Houd de arm nogmaals vast bij het starre
► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
los en verwijder het. achterruit.
► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
Zorg dat de arm in de juiste positie wordt
de ruitenwisserarm.
aangebracht - kans op schade!
► Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
► Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
76
Veiligheid
77
Veiligheid
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd. Het systeem eCall (SOS) is een gratis
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt. Dit contact gaat automatisch via de sensoren die in openbare dienst.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als de auto zijn geïntegreerd of door op de toets (1) te
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een drukken.
versnelling vooruit of achteruit. Afhankelijk van het land van verkoop komt het
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. systeem eCall (SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 enz.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en afhankelijk van de technische beperkingen
van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
78
Veiligheid
79
Veiligheid
aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te stabiliteitsprogramma (ESP) Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het
rempedaal voelen; dit is normaal.
laten controleren en eventueel configureren. In Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de
een land waar meerdere talen worden gesproken volgende systemen: Als dit waarschuwingslampje blijft branden,
kunnen de diensten worden geconfigureerd voor – Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische duidt dit op een storing in het ABS.
gebruik van de officiële nationale taal naar keuze. remdrukregelaar (EBD). De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en
– Noodremassistentie (BAS). met een matige snelheid.
Om technische redenen, zoals het – Post Collision Safety Brake (PCSB). Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
verbeteren van de kwaliteit van – Antispinregeling (ASR). door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
telematicadiensten voor klanten, behoudt de – Dynamische stabiliteitsregeling (DSC). Als dit waarschuwingslampje samen met de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig – Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM). waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat
moment het telematicasysteem in de auto te branden, in combinatie met een melding en een
wijzigen. geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.
* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
80
Veiligheid
81
Veiligheid
Het ASR-systeem wordt automatisch weer We raden het gebruik van winter- of all season- gegevens en aanhangergewichten of het
ingeschakeld telkens als het contact wordt aangezet banden aan om ervoor te zorgen dat deze kentekenbewijs van uw auto.
of als er een snelheid van meer dan 50 km/h wordt systemen ook onder winterse omstandigheden Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
bereikt goed blijven werken. Alle vier de wielen over veilig rijden met een trekhaak.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h moet handmatig moeten worden voorzien van banden die zijn
opnieuw worden ingeschakeld. goedgekeurd voor uw auto. Storing
Alle bandenspecificaties staan op de banden-/ Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
Storing laksticker vermeld. Zie het betreffende hoofdstuk op het instrumentenpaneel branden, in
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje voor meer informatie over de identificatie. combinatie met een melding en een geluidssignaal.
op het instrumentenpaneel branden, in Verlaag de snelheid en rijd voorzichtig wanneer u
combinatie met een melding en een geluidssignaal. verder wilt rijden met de aanhanger.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Aanhangerstabiliteitscontrole Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. (TSA) door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
ASR/DSC Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit Het stabiliteitscontrolesysteem voor de
Deze systemen zorgen voor meer veiligheid systeem de kans op slingeren van de auto en de aanhanger biedt extra veiligheid onder
tijdens het rijden. Dat betekent echter niet dat aanhanger. normale rijomstandigheden, wanneer de
de bestuurder meer risico's mag nemen of hard aanbevelingen voor gebruik van aanhangers en
Werking
mag rijden. de geldende wetgeving in uw land in acht worden
In situaties die tot gladheid kunnen leiden (regen, Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als het genomen. Dit moet de bestuurder niet
sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de wielen hun contact wordt aangezet. aanmoedigen om extra risico's te nemen, zoals
grip verliezen groter. Het is voor uw veiligheid dus Het elektronische stabiliteitssysteem (ESC) moet op een onjuiste manier een aanhanger gebruiken
van het grootste belang dat de systemen altijd storingsvrij zijn. (bijvoorbeeld met te veel belasting, een te hoge
zijn ingeschakeld, zeker als de omstandigheden De rijsnelheid moet tussen 60 en 160 km/h liggen. kogeldruk, versleten banden, banden met een
gevaarlijker worden. Als het systeem detecteert dat de aanhanger lage bandenspanning of een defect remsysteem)
Deze systemen kunnen alleen goed werken slingert, worden de remmen ingeschakeld of te snel rijden.
als de aanbevelingen van de fabrikant met om de aanhanger te stabiliseren en wordt indien In bepaalde gevallen neemt het systeem niet
betrekking tot de wielen (banden en velgen), nodig het motorvermogen verlaagd om de snelheid waar dat de aanhanger gaat slingeren, vooral
onderdelen van het remsysteem en elektronische van de auto te verlagen (dit waarschuwingslampje met een lichte aanhanger.
onderdelen, en de montageprocedures die door op het instrumentenpaneel gaat knipperen en de Wanneer u op een glad of slecht wegdek
een PEUGEOT-dealer worden toegepast worden remlichten gaan branden). rijdt, kan het systeem niet voorkomen dat de
gevolgd. Zie voor meer informatie over gewichten en aanhanger slingert.
aanhangergewichten het deel Technische
82
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
gordelspanners worden geactiveerd, kan er wat
onschadelijke rook en een knal uit komen, als
De veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen
zijn voorzien van een gordelspanner en een 5
gevolg van de activering van de pyrotechnische spankrachtbegrenzer.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een lading in het systeem.
oprolautomaat die de lengte van de riem In alle gevallen gaat het controlelampje van de Omdoen
automatisch aanpast aan de lichaamsbouw van de airbag branden. ► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gebruiker. De veiligheidsgordel wordt automatisch Laat het gordelsysteem na een aanrijding gordelsluiting.
opgerold als hij niet wordt gebruikt. controleren en eventueel vervangen door ► Controleer of de veiligheidsgordel goed is
De oprolautomaten zijn voorzien van een een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde vastgemaakt door even aan de gordel te trekken.
automatische blokkeerinrichting die in werking treedt werkplaats.
bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop Losmaken
slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te trekken Veiligheidsgordels vóór ► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een
stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanner
pyrotechnische gordelspanner en een progressieve Waarschuwingen losgemaakte
spankrachtbegrenzer.
Dit systeem verbetert de veiligheid bij een frontale / niet vastgemaakte
aanrijding of een aanrijding van opzij. Veiligheidsgordels achter veiligheidsgordel
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt ingeschakeld.
Progressieve spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden wordt
getrokken, op basis van het postuur, en verhoogt 1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
daarmee de veiligheid. linksvoor
Iedere zitplaats achter heeft een 2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
In het geval van een aanrijding
driepuntsveiligheidsgordel met een oprolautomaat. rechtsvoor
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en
linksachter
onafhankelijk van de airbags afgaan. Wanneer de
83
Veiligheid
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel het betreffende waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of Voor een juiste werking van de gordelsluiting
middenachter 5) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h moet u voor het vastmaken van de gordel
5. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 controleren of er geen vreemde voorwerpen
rechtsachter minuten in combinatie met een geluidssignaal. aanwezig zijn in de sluiting.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden Controleer zowel voor als na het gebruik van de
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s) totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt. gordel of deze goed is opgerold.
losgemaakt / niet vastgemaakt Als het contact aan staat en de bestuurder of Controleer na het neerklappen of verstellen van
Dit lampje gaat rood branden op zowel het een passagier zijn of haar veiligheidsgordel een stoel of de achterbank of de gordel zich op
instrumentenpaneel als het display met heeft vastgemaakt, gaat het betreffende de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels, waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of 5) groen branden
als het systeem heeft gedetecteerd dat een van op het display. Omdoen
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is Als het systeem detecteert dat een van de De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
vastgemaakt. passagierszitplaatsen voorin of achterin niet bekken worden geplaatst.
Waarschuwing niet vastgemaakte bezet is met het contact aan, gaat het betreffende De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
veiligheidsgordel vóór waarschuwingslampje (2, 3, 4 or 5) grijs branden op van de schouder worden geplaatst.
Als het contact aan staat en de bestuurder of het display. Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt, Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of worden aangepast om de positie van de
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven veiligheidsgordel af te stellen.
2) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer Voor een effectieve werking van de
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 30 seconden branden en gaan dan uit. veiligheidsgordel:
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
– dient deze strak om het lichaam te worden
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood Advies gedragen.
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
– moet deze in een vloeiende beweging naar
Waarschuwing veiligheidsgordel achter Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
niet vastgemaakt te controleren of alle passagiers hun
gedraaid raakt.
Als het contact aan staat en een van de passagiers veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
– mag deze door niet meer dan één persoon
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, vastgemaakt.
worden gedragen.
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3, 4 of Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
– mag deze geen beschadigingen of rafels
5) gedurende 1 minuut rood branden. de reistijd en de plaats waar u in de auto zit.
vertonen.
Waarschuwing veiligheidsgordel Wissel de gordelsluitingen van de
– mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
losgemaakt veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder zijn dan niet voldoende effectief.
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat
84
Veiligheid
85
Veiligheid
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
Dit systeem beschermt de bestuurder en passagier zijruiten.
Dit systeem beschermt de bestuurder en de
voorin bij een ernstige frontale aanrijding om de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen Storing
De bestuurdersairbag is in het stuurwiel ingebouwd
de heup en de schouder, te verkleinen. Bij een storing gaan deze
en de passagiersairbag in het dashboard boven het
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de waarschuwingslampjes op het
dashboardkastje.
rugleuning, aan de portierzijde. instrumentenpaneel branden. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
Activering
Activering werkplaats om het systeem te laten controleren.
De airbags worden opgeblazen, behalve de
De zijairbags worden geactiveerd aan één zijde bij De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
een ernstige aanrijding van opzij tegen een deel van aanrijding niet worden geactiveerd.
uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale aanrijding
de of de gehele impactzone (B). Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A).
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de borstkas over de kop slaan kan het zijn dat de
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
van de inzittende en het betreffende portierpaneel. airbags niet worden geactiveerd.
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
Bij een aanrijding van achteren of een frontale
voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze
naar voren wordt geslingerd.
Window-airbags aanrijding worden de zijairbags niet geactiveerd.
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste achterpassagier) te
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
86
Veiligheid
87
Veiligheid
Het wordt aanbevolen om kinderen op de Verwijder de hoofdsteun voordat u – de sleutels binnen bereik van de kinderen
achterzitplaatsen van het voertuig te een kinderzitje met rugleuning op een achter in de auto.
vervoeren: passagierszitplaats bevestigt.
– tot 3 jaar "met de rug in de rijrichting". Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
– vanaf 3 jaar "met het gezicht in de voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
Kinderzitje achterin
rijrichting". bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Met het gezicht of de rug in de rijrichting
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel correct
is bevestigd en aangetrokken. Plaatsen van een zittingverhoger
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de Het bovenste gedeelte van de
steun goed contact maakt met de vloer. veiligheidsgordel moet over de schouder van het
kind liggen zonder de hals te raken.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een Controleer of de heupgordel goed over de
auto is bevestigd, kan de veiligheid van het bovenbenen van het kind ligt.
kind bij een ongeval in gevaar komen. Gebruik een zittingverhoger met rugleuning
Controleer of er geen veiligheidsgordel of voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het de schouder. ► Zet de voorstoel van de auto naar voren en zet
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in de rugleuning rechtop, zodat de benen van het kind
gevaar kunnen brengen. Extra beveiliging in een kinderzitje met het gezicht of de rug in de
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje Gebruik de kinderbeveiliging om te rijrichting de voorstoel van de auto niet raken.
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden voorkomen dat de portieren en de portierruiten ► Controleer of de rugleuning van een kinderzitje
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van achter per ongeluk geopend worden. met het gezicht in de rijrichting zich zo dicht mogelijk
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet verder tegen de rugleuning van de zitplaats achter in de
worden beperkt. dan voor 1/3 deel worden geopend. auto is geplaatst en het optimaal raakt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel Plaats zonneschermen op de achterportierruiten
Middelste zitplaats achter
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is Laat uit veiligheidsoverwegingen nooit: Een kinderzitje met steun mag nooit op de
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig – een kind alleen en zonder toezicht in de auto middelste zitplaats achter worden bevestigd.
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel achter;
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar – een kind of een dier in een auto achter
voren schuiven. wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de
zon staat;
88
Veiligheid
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
"Met de rug in de rijrichting"
5
► Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand U moet zich aan het volgende voorschrift houden,
en helemaal naar achteren, met de rugleuning De airbag vóór aan passagierszijde moet dat ook op de waarschuwingssticker aan beide
rechtop. worden uitgeschakeld als u een kinderzitje zijden van de zonneklep aan passagierszijde wordt
“met de rug in de rijrichting” op de voorstoel vermeld:
"Gezicht in de rijrichting" plaatst. Wanneer u dat niet doet, dan kan het
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de
kind ernstig of dodelijk letsel oplopen als de
rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is
airbag wordt opgeblazen.
INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag
kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND
RAKEN.
89
Veiligheid
ernstig of dodelijk gewond raken wanneer de ► Draai de sleutel in de stand "ON" om de airbag
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
airbag wordt geactiveerd. weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet: L5
Auto's zonder schakelaar voor het uit-/ Dit waarschuwingslampje gaat branden en "RÖMER KIDFIX 2R"
inschakelen blijft branden om aan te geven dat de airbag Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van uw
Het is ten strengste verboden om een is uitgeschakeld. auto worden bevestigd.
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de Of Het kind wordt beschermd door de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer 1 veiligheidsgordel.
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de minuut branden om aan te geven dat de Alleen geschikt voor plaatsing op de buitenste
airbag! airbag is ingeschakeld. zitplaatsen achter.
De hoofdsteun van de stoel moet worden
Aanbevolen kinderzitjes verwijderd.
De airbag vóór aan passagierszijde uit- Kinderzitjes die met een
of inschakelen driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar zich vastgemaakt.
aan de zijkant van het dashboard.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
L6
"GRACO Booster"
Het kind wordt beschermd door de
L1
veiligheidsgordel.
"RÖMER Baby-Safe"
Alleen geschikt voor plaatsing op de
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
voorpassagiersstoel of op de buitenste
zitplaatsen achter.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
90
Veiligheid
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen Raadpleeg het overzicht voor meer
die worden aangegeven door een markering: informatie over de bevestiging van
– Twee ringen (A) tussen de rugleuning en de zitting Dit systeem voorkomt dat het kinderzitje naar voren ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
van de stoel. kantelt bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
Aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
veilig, degelijk en snel in de auto worden
gemonteerd. Raadpleeg de montage-instructies van de
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER: fabrikant voor het aanbrengen en
► Verwijder de hoofdsteun van de zitplaats waarop verwijderen van het kinderzitje.
u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de hoofdsteun
op (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
weer is verwijderd). "RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis"
► Voer de riem van het kinderzitje achter de (lengtecategorie: E)
rugleuning van de zitplaats langs, tussen de
Deze ringen bevinden zich achter ritssluitingen. openingen voor de pennen van de hoofdsteun door. Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
De 2 vergrendelingen van ISOFIX-kinderzitjes ► Maak de haak van de bovenste riem aan ring B
worden hieraan verankerd. vast.
– Eén ring (B) aan de achterzijde van de stoel wordt ► Trek de bovenste riem strak.
de TOP TETHER genoemd en is bedoeld om zitjes
Voordat u een ISOFIX-kinderzitje op de
met een bovenste riem te bevestigen.
linkerzitplaats van de achterbank plaatst,
moet u eerst de middelste veiligheidsgordel
achter naar het midden van de auto verplaatsen
zodat deze gordel normaal gebruikt kan blijven
worden.
91
Veiligheid
"RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis" "RÖMER Duo Plus ISOFIX" "RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: E) (lengtecategorie: B1) (lengtecategorie: B1)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg. Groep 1: van 9 tot 18 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit kinderzitje wordt met de rug in de rijrichting Alleen geschikt voor plaatsing met het gezicht in
geplaatst met behulp van een ISOFIX-basis die de rijrichting.
aan de ogen (A) wordt bevestigd. Het wordt aan de ringen (A) en (B), en met de
De basis is voorzien van een in hoogte bovenste riem, de TOP TETHER, bevestigd.
verstelbare steun die op de vloer van de auto Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
rust. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-
een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het bevestigingspunten. In dat geval moet het zitje
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van
zitplaats van de auto bevestigd. de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo
af dat de voeten van het kind de rugleuning niet
kunnen raken.
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) moeten worden bevestigd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
– een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestigingsring B.
– of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size-kinderzitjes geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen.
92
Veiligheid
Stoelnummer 5
Voorstoelen Achterbank
(d) (d)
1 3 4 5 6
3 1 4 5 6
Plaats geschikt voor een universeel (a) nee ja (f) (i) ja (f) (j) ja ja (e) ja
kinderzitje
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitje nee nee ja nee ja
Plaats voorzien van een Top Tether-haak nee nee ja nee ja
Kinderzitje van het type reiswieg nee nee nee nee nee
ISOFIX-kinderzitje met de rug in de rijrichting nee nee nee R3 (g) (h) nee R3 (g) (h)
ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de nee nee F3 nee F3
rijrichting
Kinderzitje met zitverhoger nee B3 B3 nee B3
Regels: – Een plaats die geschikt is voor F3 is ook geschikt (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
– Een plaats die geschikt is voor i-Size is ook voor F2X en F2. auto's met de veiligheidsgordel kan worden
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2. – Een plaats die geschikt is voor B3 is ook geschikt bevestigd.
– Een plaats die geschikt is voor R3 is ook geschikt voor B2.
voor R1 en R2.
93
Veiligheid
(b) Wanneer u een kinderzitje met de rug in de dat met de veiligheidsgordel wordt bevestigd met de
rijrichting op deze plaats wilt installeren, rug en/of het gezicht in de rijrichting (U), voor alle
dan moet de airbag vóór aan passagierszijde lengtes en gewichtsgroepen.
worden uitgeschakeld ("OFF"). Plaatsen die geschikt zijn voor het installeren
van een kinderzitje met de veiligheidsgordel
(c) Op deze plaats mag alleen een kinderzitje met en universeel goedgekeurd met het gezicht in de
het gezicht in de rijrichting worden geplaatst rijrichting (UF) alleen voor de groepen 1, 2 en 3.
wanneer de airbag vóór aan passagierszijde is Plaats goedgekeurd voor het plaatsen van
ingeschakeld ("ON"). een i-Size-kinderzitje.
(d) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering de Plaatsen waar geen kinderzitje met steun
wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje kan worden geplaatst.
op deze zitplaats bevestigt. Aanwezigheid van een Top Tether-
verankeringspunt aan de achterzijde van de
(e) Plaats een kinderzitje met steun nooit op de rugleuning zodat een universeel ISOFIX-kinderzitje
middelste zitplaats achter. kan worden gemonteerd.
(f) Stel een stoel met hoogteverstelling in op ISOFIX-kinderzitje met de rug in de
de hoogste stand en zet deze volledig naar rijrichting:
achteren. – R1: ISOFIX-kinderzitje voor een baby.
– R2: ISOFIX-kinderzitje met kleiner formaat.
(g) Zet de bestuurdersstoel in de hoogste stand. – R3: ISOFIX-kinderzitje met groot formaat.
(h) Zet de passagiersstoel in de middelste stand ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de
van de verstelling in lengterichting. rijrichting:
– F2X: ISOFIX-kinderzitje voor peuters.
(i) Voor een universeel kinderzitje met de rug – F2: ISOFIX-kinderzitje met lagere hoogte.
in de rijrichting en/of met het gezicht in de Belangrijk
– F3: ISOFIX-kinderzitje met volledige hoogte.
rijrichting (U) uit de groep 0, 0+, 1, 2 of 3. Plaatsen waar geen kinderzitje mag worden
Zitverhoger:
geïnstalleerd.
(j) Voor een universeel kinderzitje met het gezicht Airbag vóór aan passagierszijde
in de rijrichting (UF) uit de groep 1, 2 of 3. – B2: lage zitverhoger.
uitgeschakeld.
– B3: hoge zitverhoger.
Airbag vóór aan passagierszijde
Plaats waar geen ISOFIX-kinderzitje mag
ingeschakeld.
worden geplaatst.
Plaatsen die geschikt zijn voor het installeren
van een universeel goedgekeurd kinderzitje
94
Veiligheid
Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep kan
worden geopend.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren (aangegeven door een label op de
carrosserie).
Inschakelen / uitschakelen
95
Rijden
96
Rijden
97
Rijden
Starten / afzetten van de ► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens het
Plug-in hybrideauto starten
motor rempedaal in.
► Trap het rempedaal helemaal in en druk
ongeveer 2 seconden op de toets START/STOP.
► Druk op toets "START/STOP"; houd het pedaal
De elektronische sleutel moet zich in het ► Houd uw voet op het pedaal totdat dit
ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.
interieur bevinden. controlelampje gaat branden om aan te
Dieselmotoren
De elektronische sleutel wordt ook in de geven dat het plug-in hybridesysteem is
Bij temperaturen onder nul en / of bij een koude
bagageruimte gedetecteerd. ingeschakeld (bevestigd door een geluidssignaal).
motor kan alleen worden gestart wanneer het
Als de elektronische sleutel niet wordt controlelampje voorgloeien is gedoofd. Wanneer u de parkeerstand wilt
gedetecteerd, wordt er een melding Als dit waarschuwingslampje gaat branden uitschakelen, wacht dan totdat het
weergegeven. nadat u op de toets "START/STOP" hebt controlelampje READY gaat branden.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de motor gedrukt:
kan worden gestart of gestopt. Het systeem start standaard in de stand Electric.
► Houd het pedaal volledig ingetrapt en druk niet
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte Afhankelijk van verschillende parameters
nogmaals op de toets "START/STOP" voordat de
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure voor (laadniveau batterij of buitentemperatuur) bepaalt
motor is aangeslagen.
starten/afzetten". het systeem of het nodig is om de benzinemotor te
Als er aan een van de voorwaarden voor het starten
starten.
niet wordt voldaan, wordt er altijd een melding
U kunt de rijstand op elk gewenst moment wijzigen
Starten weergegeven.
met de keuzeschakelaar.
In sommige gevallen geeft een melding aan dat
het stuurwiel heen en weer moet worden bewogen Wanneer de auto in de elektrische stand
terwijl u de toets "START/STOP" ingedrukt houdt om start, maakt de auto geen geluid.
de stuurkolom te ontgrendelen. Let met name op voetgangers en fietsers,
omdat zij de auto wellicht niet aan komen horen,
Benzinemotoren
ondanks het geluidssignaal voor voetgangers.
Bij een benzinemotor kunt u na een koude
start 2 minuten lang duidelijke motortrillingen
voelen (bij verhoogd stationair toerental). Dit Uitschakelen
komt door het voorverwarmen van de katalysator.
► Schakel alleen de snelheidsregelaar of Drive
Assist Plus uit (afhankelijk van de uitvoering).
► Zet bij een auto met een handgeschakelde Als de motor afslaat, laat u het ► Trek de parkeerrem aan om de auto op zijn
versnellingsbak de versnellingshendel in de koppelingspedaal los en trapt u het plaats te houden.
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig vervolgens weer helemaal in. De motor wordt
in. dan automatisch weer gestart.
98
Rijden
99
Rijden
Als de elektronische sleutel niet wordt gedetecteerd Bij een lege accu werkt de elektrische
of zich niet meer in de detectiezone bevindt, parkeerrem niet meer.
verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel Als de parkeerrem niet is ingeschakeld bij een
wanneer een portier wordt gesloten of bij een poging auto met een handgeschakelde versnellingsbak,
om de motor af te zetten. moet u uit veiligheidsoverwegingen een
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5 versnelling inschakelen om te voorkomen dat de
seconden ingedrukt om het afzetten van de motor te auto wegrolt.
bevestigen. Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij een
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan auto met een automatische transmissie, moet u
contact op met een PEUGEOT-dealer of een Altijd met draaiende motor: uit veiligheidsoverwegingen de meegeleverde
gekwalificeerde werkplaats. ► Trek de parkeerrem aan door kort aan de wielblokken tegen een van de wielen plaatsen
bedieningshendel te trekken. om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Noodprocedure voor het ► Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
uitschakelen van de motor te duwen terwijl u het rempedaal intrapt. een gekwalificeerde werkplaats.
100
Rijden
101
Rijden
102
Rijden
103
Rijden
Schakelaars op en rondom het B1...8 Automatisch geselecteerde versnelling Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
stuurwiel vooruit met de functie regeneratief remmen
ingeschakeld
(Afhankelijk van de uitvoering)
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling Bij snelheden lager dan 5 km/h wordt bij het
In stand M of D kan de bestuurder met de
vooruit openen van het bestuurdersportier de stand
schakelflippers aan de stuurkolom schakelen.
P ingeschakeld - kans op plotseling remmen!
Met de flippers is het niet mogelijk om de Bij volledig elektrisch rijden wordt de ingeschakelde
neutraalstand of de achteruitversnelling in te versnelling niet aangegeven.
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van Plaats bij een lege accu altijd het (de) met
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
de transmissie nog enkele seconden weergegeven het boordgereedschap meegeleverde
op het instrumentenpaneel. wielblok(ken) tegen een van de wielen om de
auto op zijn plaats te houden.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van Bijzonderheden van de automatische
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden stand
uitgevoerd.
De transmissie selecteert de versnelling die
Als de motor draait en het rempedaal moet worden
de beste prestaties levert op basis van de
ingetrapt om de stand te kunnen wijzigen, wordt een
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
► Beweeg flipper "+" of "-" kort naar u toe om naar waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel
van de auto en de rijstijl.
een hogere of lagere versnelling te schakelen. weergegeven.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
Informatie op het Als bij draaiende motor en vrijgezette
parkeerrem stand R, D of M wordt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
instrumentenpaneel geselecteerd, zet de auto zich in beweging versnelling totdat de motor het maximumtoerental
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen. bereikt.
status van de transmissie op het instrumentenpaneel Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
weergegeven: rempedaal. Hierdoor kan de transmissie worden schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
P Parkeren beschadigd! dit toelaten.
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand Bijzonderheden van de handbediende
Als u het bestuurdersportier opent terwijl
D1...8 Automatisch geselecteerde versnelling stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
stand
vooruit geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld. De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
104
Rijden
105
Rijden
106
Rijden
107
Rijden
Werking instrumentenpaneel branden, in combinatie met een Het systeem past de schakelinstructies aan
melding. de rijomstandigheden (zoals helling,
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of belasting) en de rijstijl (zoals gevraagd vermogen,
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. accelereren, remmen) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
108
Rijden
109
Rijden
– Met de transmissie in stand D of M: als het De auto slaat af in de STOP-stand. Het bandenspanningscontrolesysteem is
rempedaal wordt losgelaten. Alle waarschuwingslampjes op het een hulpmiddel en vervangt de
– Met de transmissie in stand N en het rempedaal instrumentenpaneel gaan branden bij een storing. waakzaamheid van de bestuurder niet.
niet ingetrapt: als de transmissie in stand D of ► Zet het contact af en start vervolgens de motor Ondanks dit systeem moet u de bandenspanning
M wordt gezet. met de sleutel of de toets START/STOP. regelmatig controleren (ook die van het
– Met de transmissie in stand P en het rempedaal reservewiel). Doe dit vooral voordat u een lange
ingetrapt: als de transmissie in stand R, N, D of 12V-accu rit gaat maken.
M wordt gezet. Auto's met het Stop & Start-systeem zijn Rijden met een te lage bandenspanning, vooral
– Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. voorzien van een speciale 12V-accu. onder zware omstandigheden (zware belading,
Laat alle werkzaamheden alleen door een hoge snelheden, een lange rit):
Bijzonderheden PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde – heeft een negatief effect op de wegligging,
De motor wordt automatisch opnieuw gestart als werkplaats uitvoeren – verlengt de remweg,
er weer aan de voorwaarden voor de werking is – veroorzaakt vroegtijdige slijtage van de
voldaan en in de volgende gevallen: banden,
– De Sport-mode uitschakelen (afhankelijk van de Bandenspannings- – verhoogt het energieverbruik.
uitvoering).
– Bij een handgeschakelde versnellingsbak: als de
controlesysteem
De voorgeschreven bandenspanning voor
rijsnelheid hoger wordt dan 4 km/h. Dit systeem waarschuwt de bestuurder wanneer een de auto vindt u op de sticker met de
– Bij een automatische transmissie in stand N: als of meerdere banden spanning verliezen. bandenspanningswaarden.
de rijsnelheid hoger wordt dan 1 km/h. Het systeem waarschuwt alleen wanneer de auto Zie het betreffende deel voor meer informatie
In deze gevallen knippert dit controlelampje rijdt, niet wanneer deze stilstaat. over de identificatie van de auto.
een paar seconden en gaat daarna uit. Het vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren
van de wielen met de referentiewaarden die elke
Bandenspanning controleren
Storingen keer nadat de banden op spanning zijn gebracht
De bandenspanning moet maandelijks
Bij een storing in het systeem knippert dit of na het verwisselen van een wiel moeten
worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn
waarschuwingslampje op het worden gereset.
(de auto staat langer dan een uur stil of er is
instrumentenpaneel enige tijd en gaat het Het houdt rekening met de laatste waarde die tijdens
minder dan 10 km met een gematigde snelheid
vervolgens permanent branden, in combinatie met het verzoek tot resetten zijn opgeslagen. Het is
gereden).
de weergave van een melding. daarom van groot belang dat de bandenspanning
Onder andere omstandigheden moet de
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of tijdens het resetten juist is. De bestuurder is hiervoor
bandenspanning ten opzichte van de op de
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. verantwoordelijk.
sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden
verhoogd.
110
Rijden
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet te worden gereset
Wanneer er te langzaam wordt gereden,
dan werkt het controlesysteem mogelijk niet
Wanneer de auto stilstaat, kan het systeem
worden gereset in de app
6
als er sneeuwkettingen worden gemonteerd of optimaal. Instellingen>Voertuig van het touchscreen.
verwijderd. De waarschuwing wordt niet meteen geactiveerd ► Selecteer vervolgens Veiligheid >
wanneer de bandenspanning plotseling Bandenspanning instellen.
daalt of bij een klapband. Het kan namelijk ► Druk op JA om te bevestigen.
Waarschuwing te lage enkele minuten duren om de waarden van de Er klinkt een geluidssignaal en er wordt een melding
bandenspanning snelheidssensoren van de wielen te analyseren. weergegeven om aan te geven dat het resetten is
U krijgt deze waarschuwing als dit De waarschuwing kan vertraagd worden gelukt.
waarschuwingslampje blijft branden in weergegeven bij snelheden lager dan 40 km/h of
combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk bij een sportieve rijstijl. Storing
van de uitvoering, een melding. Bij een storing gaan deze
► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd De waarschuwing blijft actief tot het systeem waarschuwingslampjes op het
plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. wordt gereset. instrumentenpaneel branden.
► Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige Er verschijnt een melding in combinatie met een
plaats. geluidssignaal.
Resetten De bandenspanning wordt dan niet meer
Een te lage bandenspanning is niet altijd ► Elke keer als u een of meerdere banden op gecontroleerd.
aan de band te zien. spanning hebt gebracht en na het verwisselen Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Beperk u daarom niet alleen tot een visuele van een of meerdere wielen, moet u het systeem door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
controle. resetten.
Niet-standaard of ruimtebesparend
► Als u een compressor hebt (bijvoorbeeld die van Controleer voordat u het systeem gaat reservewiel
de bandenreparatieset), controleer dan de spanning resetten of de spanning van de vier banden Wanneer dit type reservewiel wordt gebruikt, kan
van de vier banden als deze zijn afgekoeld. overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van het zijn dat de bandenspanning niet meer wordt
► Rijd voorzichtig met lage snelheid verder als het de auto en de waarden op de sticker met de gecontroleerd.
niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te bandenspanningen is. In dat geval gaat het storingslampje branden
voeren. Controleer de bandenspanning van de vier dat weer zal doven wanneer het wiel is
► Gebruik bij een lekke band de banden voordat u de resetprocedure uitvoert. vervangen door een wiel dat even groot is als de
bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk Het systeem geeft geen advies als de andere wielen, de spanning van de banden is
van de uitvoering). bandenspanning bij het resetten onjuist is. gecontroleerd en indien nodig aangepast en het
systeem is gereset.
111
Rijden
Rij- en Parkeerhulpsystemen
Tijdens het manoeuvreren moet de
vuil, beslagen, bevroren, bedekt met sneeuw,
beschadigd of bedekt met een sticker is.
parkeerhulpsystemen - bestuurder met name met de buitenspiegels de Bij vochtige en koude weersomstandigheden
Algemene adviezen omgeving van de auto in de gaten houden. moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Bij slecht zicht (bijvoorbeeld door onvoldoende
Ondanks de aanwezigheid van rij- en Radar(s) straatverlichting, zware regenval, dikke mist
parkeerhulpsystemen moet de bestuurder De radar(s), samen met bijbehorende of sneeuwval), verblinding (door bijvoorbeeld
altijd alert blijven. functies, werkt/werken mogelijk minder goed als koplampen van een tegenligger, een
De bestuurder moet zich altijd aan de er zich vuil heeft verzameld (bijvoorbeeld modder laaghangende zon, weerspiegelingen op een
verkeersregels houden, moet onder alle of ijs), bij slechte weersomstandigheden (zoals nat wegdek, bij het verlaten van een tunnel,
omstandigheden de auto in zijn macht bij zware regen of sneeuw), als de detectiezone afwisseling van licht en schaduw) kan de detectie
hebben en moet te allen tijde in staat zijn is afgedekt met stickers of andere voorwerpen, of mogelijk niet goed werken.
om de controle weer over te nemen. De als de bumpers zijn beschadigd. Wanneer de voorruit wordt vervangen, neem
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan de Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of dan contact op met een PEUGEOT-dealer
weersomstandigheden, het verkeer en de staat een gekwalificeerde werkplaats voordat de voor- of gekwalificeerde werkplaats om de camera
van de weg. of achterbumper wordt gespoten of de lak ervan opnieuw te laten kalibreren; de werking van de
Het is de verantwoordelijkheid van de wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de bijbehorende rijhulpsystemen kan anders worden
bestuurder om het verkeer en de afstand en werking van de radar(s) beïnvloeden. verstoord.
de relatieve snelheid van andere voertuigen Plak geen stickers of andere voorwerpen op de
in de gaten te houden en om te anticiperen op detectiezones op de voor- en achterbumper, Overige camera’s
handelingen van andere weggebruikers voordat omdat het bijbehorende systeem dan mogelijk De beelden van de camera('s) op het
de richtingaanwijzer wordt gebruikt en er van niet goed werkt. touchscreen of het instrumentenpaneel kunnen
rijstrook wordt gewisseld. door het terrein worden vervormd.
Deze systemen maken het niet mogelijk dat Bij de aanwezigheid van schaduwzones, bij
natuurkundige wetten worden overschreden. zonnig weer of bij onvoldoende omgevingslicht
kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
Rijhulpsystemen zijn.
De bestuurder moet beide handen op De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in
het stuurwiel houden, altijd de binnen- en Rijhulpcamera werkelijkheid zijn.
buitenspiegels gebruiken, altijd de voeten dicht Deze camera en bijbehorende functies
bij de pedalen houden en iedere twee uur pauze werken mogelijk minder goed of helemaal niet
nemen. als het gedeelte van de voorruit vóór de camera
112
Rijden
Sensoren
De werking van de sensoren en de
Matten / pedaalbekledingen
Het gebruik van matten of
Het stuurwiel is voorzien van een hands-on-
detectiesysteem om te voorkomen dat de bestuurder
6
bijbehorende functies kan worden verstoord door pedaalbekledingen die niet door PEUGEOT de aandacht verliest.
omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld luidruchtige zijn goedgekeurd, kan de werking van de Het is verboden om het stuurwiel te bedekken of er
voertuigen en machines (zoals vrachtwagens of snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar iets aan vast te maken.
drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode hinderen.
Tijdens het manoeuvreren moet de
bladeren op de weg, of bij beschadigde bumpers Voorkomt dat de pedalen blijven hangen:
bestuurder altijd de omgeving van de auto in
en spiegels. – Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
de gaten houden en de gehele manoeuvre
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling – Leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
controleren.
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
De bestuurder moet altijd het gebruik van een
de sensoren mogelijk vuil zijn. Snelheidseenheden systeem dat deel uitmaakt van Drive Assist
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde Als u in een ander land bent, controleer 2.0 controleren.
van de auto kan de sensorinstellingen dan of de eenheid van snelheid die door het Wanneer het Lane Positioning Assist-systeem
verstoren, wat niet altijd door het systeem wordt instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of met Drive Assist Plus wordt gebruikt, detecteert
vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen km/h), overeenkomt met de in het land geldende het systeem ook de aanwezigheid van handen.
hierdoor incorrect zijn. eenheid.
De sensoren detecteren geen obstakels die te Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door
laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, Er kunnen storingen in de werking van het
het instrumentenpaneel gebruikte eenheid van
palen, draadhekken) zijn. systeem optreden als:
snelheid zodat deze overeenkomt met de ter
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden – Het stuurwiel is afgedekt.
plaatse geldende eenheid.
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer – De bestuurder dikke handschoenen
Neem bij twijfel contact op met een PEUGEOT-
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het (bijvoorbeeld skihandschoenen) draagt.
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
detectiebereik van de sensoren bevinden. Wanneer de aanwezigheid van handen op het
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen stuurwiel niet goed kan worden gedetecteerd,
wordt Drive Assist 2.0 niet geactiveerd of wordt
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Stuurwiel met deze na een paar seconden uitgeschakeld.
hands-on-detectiesysteem
Onderhoud Het is verboden om mechanische
(met Drive Assist 2.0) antidiefstalapparaten op het stuurwiel aan te
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig. brengen. Hierdoor kan het beschadigd raken!
Raadpleeg de algemene adviezen over
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit tijdens het gebruik van de rij- en
het wassen van de auto op minimaal 30 cm van parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
de radar, sensoren en camera's.
113
Rijden
114
Rijden
115
Rijden
116
Rijden
117
Rijden
en knippert "OK?" om te vragen of dit als de nieuwe De borden langs of boven de weg hebben Stuurkolomschakelaars
snelheid moet worden ingesteld. altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven borden.
Bij een verschil van minder dan 5 km/h
De borden moeten voldoen aan de regels van
tussen de ingestelde snelheid en de door de
het Verdrag van Wenen voor verkeersborden.
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "OK?" niet weergegeven.
Inschakelen / uitschakelen
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
Dit kan worden ingesteld in de app
verschillende snelheden worden weergegeven.
ADAS van het touchscreen.
► Druk op 3-OK om de nieuwe ingestelde snelheid
te bevestigen.
Het display keert terug naar de vorige weergave. Snelheidsbegrenzer
Uitgebreide Raadpleeg de algemene adviezen over
1. Selectie snelheidsbegrenzer
verkeersbordherkenning het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie. 2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
Raadpleeg voor meer informatie de inschakelen/onderbreken
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de 3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
algemene adviezen over het gebruik van
bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt. 4. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
de rij- en parkeerhulpsystemen.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden inschakelen
ingeschakeld. Gebruiken van de door de functie
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is Verkeersbordherkenning voorgestelde snelheid
30 km/h.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
over de functie Verkeersbordherkenning.
contact opgeslagen in het geheugen.
Dit aanvullende systeem herkent deze
verkeersborden en toont ze op het
instrumentenpaneel.
Wanneer u een dergelijk bord nadert, wordt het
betreffende symbool op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De geselecteerde weergavemodus moet "Rijden"
zijn.
118
Rijden
Informatie op het
instrumentenpaneel
► Druk weer op 2-I I> om de werking van de functie
tijdelijk te onderbreken.
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
6
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
Als de ingestelde snelheid langere tijd lager
weergegeven.
dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Instellen van de ► Druk het gaspedaal volledig in.
snelheidslimiet De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
snelheidsbegrenzer in te schakelen. ► Laat het gaspedaal los om weer terug te keren
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de naar een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
huidige snelheid van de auto: Wanneer de snelheid niet door handelingen van de
► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te bestuurder wordt overschreden (zoals bij rijden op
verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog/ een steile helling), klinkt direct een geluidssignaal.
omlaag. Bij een steile afdaling of bij het krachtig
5. Indicatie snelheidsbegrenzer geselecteerd ► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen/te indrukken van het gaspedaal kan de
6. Indicatie snelheidsbegrenzer ingeschakeld verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt. snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
(groen) / onderbroken (grijs) Als de functie is geactiveerd, kan de waarde ingestelde snelheid wordt overschreden.
7. Ingestelde snelheid van de snelheidslimiet worden gewijzigd met de Gebruik indien nodig de remmen om de
8. Snelheid voorgesteld door de functie snelheid die wordt voorgesteld door de functie rijsnelheid van de auto te verlagen.
Verkeersbordherkenning (afhankelijk van de Verkeersbordherkenning weergegeven op het
uitvoering) instrumentenpaneel: Wanneer de rijsnelheid van de auto is gedaald tot
– Wanneer u het bord passeert: de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer
Inschakelen / onderbreken ► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op weer; de ingestelde snelheid wordt dan weer zonder
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw te knipperen weergegeven.
► Druk op 1-LIMIT om de snelheidsbegrenzer te
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
selecteren; de functie wordt onderbroken (grijs).
weergegeven. Uitschakelen
► Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
– Wanneer u het bord bent gepasseerd: ► Druk op 1-LIMIT: de informatie over de
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt snelheidsbegrenzer wordt niet langer weergegeven.
dan op 2-I I> of 4-OK om de snelheidsbegrenzer in
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
te schakelen (groen).
bevestigen.
119
Rijden
120
Rijden
121
Rijden
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of Het systeem selecteren of het
die niet al te veel afwijkt van de actuele door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
selecteren ongedaan maken
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
Drive Assist Plus
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van Alleen beschikbaar op uitvoeringen met een
de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de automatische transmissie.
snelheid die wordt voorgesteld door de functie Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
Verkeersbordherkenning weergegeven op het corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
instrumentenpaneel: Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie in
– Wanneer u het bord passeert: ASSIST
combinatie met Lane Positioning Assist.
► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op Deze twee functies moeten ingeschakeld en
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw ► Druk deze toets herhaaldelijk in totdat de Drive
storingsvrij zijn.
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel Assist Plus-modus op het instrumentenpaneel wordt
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
weergegeven. weergegeven.
informatie over de Adaptieve snelheidsregelaar en
– Wanneer u het bord bent gepasseerd: ► Na een paar seconden wordt de Drive Assist
de Lane Positioning Assist.
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt Plus-modus geselecteerd. De miniweergave
weergegeven om het verzoek tot opslaan te Het systeem assisteert de bestuurder door Rijhulpsystemen wordt op het instrumentenpaneel
bevestigen. in te grijpen op de besturing, te accelereren weergegeven.
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde en te remmen binnen de natuurkundige limieten
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel elementen van de infrastructuur of voertuigen in
weergegeven. de buurt van de auto kunnen niet goed worden De kleur van de symbolen die het stuurwiel en de
gedetecteerd of slecht worden geïnterpreteerd zijmarkeringen vertegenwoordigen, hangt af van de
Uitschakelen door de camera en de radar. Dit kan leiden tot werkingsstatus van het systeem:
onverwachtse koerswijzigingen, het uitblijven van (grijs)
► Druk op 1: de informatie over de
een stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van Er is aan een of meerdere
snelheidsregelaar wordt niet langer weergegeven.
het accelereren of remmen. werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
Storing gepauzeerd.
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik (groen)
plaats van de ingestelde snelheid knipperende op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
streepjes weergegeven die vervolgens permanent alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde het systeem is actief.
oranje gaan branden. richting als uw auto rijden. (oranje)
122
Rijden
123
Rijden
124
Rijden
125
Rijden
126
Rijden
Storing
– Kruisende voertuigen. Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
– Tegemoetkomende voertuigen. – Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto plaats van de ingestelde snelheid streepjes (oranje)
In de volgende situaties moet de bestuurder het en de voorligger. weergegeven.
systeem onderbreken: Om de storing te bevestigen, gaat dit
De camera en / of de radar kunnen
waarschuwingslampje branden, in
sommige voertuigen op de weg
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
(bijvoorbeeld een vrachtwagen) slecht
127
Rijden
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of die het stuurwiel en de rijstrookmarkeringen Regeling
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. vertegenwoordigen.
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
De kleur van de symbolen hangt af van de
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, worden
Lane Positioning Assist werkingsstatus van het systeem:
(grijs)
de symbolen groen weergegeven: het systeem
begeleidt de auto door middel van kleine
Er is aan een of meerdere
Raadpleeg de algemene adviezen over stuurbewegingen en houdt deze op de door de
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
het gebruik van de rij- en bestuurder gekozen positie binnen de rijstrook. Deze
gepauzeerd.
parkeerhulpsystemen voor meer informatie. positie hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
(groen)
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
De bestuurder kan op elk moment de positie van
het systeem is actief.
de auto wijzigen door het stuurwiel te gebruiken
(oranje)
en deze positie te behouden tot het systeem deze
Storing in het systeem.
heeft overgenomen. Als de gekozen positie te ver
Als de bestuurder het systeem een tijd niet meer
uit het midden ligt, kan deze automatisch weer
wil gebruiken, kan hij of zij het uitschakelen door
worden gecorrigeerd. Het systeem past de nieuw
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en nogmaals op de toets ASSIST te drukken (bevestigd
opgegeven positie toe.
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen wanneer de miniweergave voor Rijhulpsystemen
positie binnen de rijstrook. van het instrumentenpaneel verdwijnt). Het systeem pauzeren /
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die De status van het systeem wordt onderbreken
boven aan de voorruit is geplaatst. opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en De bestuurder moet meteen actie
hoofdwegen. ondernemen als hij denkt dat de
Werkingsvoorwaarden verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
Inschakelen / uitschakelen – Adaptieve snelheidsregelaar actief. vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
Het Lane Positioning Assist-systeem wordt – ESP in werkende staat. werking van het systeem tijdelijk te onderbreken.
automatisch ingeschakeld nadat de stand Drive – ASR-systeem ingeschakeld. Wanneer door het intrappen van het rempedaal
Assist Plus is geselecteerd. – Er wordt geen aanhanger gedetecteerd. het Adaptieve snelheidsregelaar-systeem wordt
Zie het betreffende deel voor meer informatie over – Er wordt geen noodreservewiel gebruikt. onderbroken, wordt ook de werking van het
de Drive Assist Plus. – De auto wordt niet blootgesteld aan een sterke systeem onderbroken.
De selectie wordt bevestigd door de weergave zijdelingse acceleratie.
van de symbolen op het instrumentenpaneel – Richtingaanwijzers uit bij activering van het Als het systeem vaststelt dat de bestuurder
systeem. het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,
128
Rijden
(grijs) / (grijs)
ASSIST of OK Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.
(groen) / (groen)
ASSIST Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).
(groen) / (groen)
129
Rijden
(grijs) / (grijs)
ASSIST of OK Drive Assist Plus op stand-by.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane Positioning
Assist.
(groen) / (grijs)
ASSIST of I I> Drive Assist Plus onderbroken.
Snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.
(grijs) / (grijs)
Meldingen Rijsituaties
"Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het stuurwiel verkeerd
(in blauw kader) of onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
"Houd het stuurwiel vast" De Lane Positioning Assist wordt uitgeschakeld of spoedig uitgeschakeld.
(in oranje kader)
"Houd het stuurwiel vast" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positioning Assist.
(in rood kader)
130
Rijden
131
Rijden
► Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde voor melding "OK?" wordt op het instrumentenpaneel De bestuurder moet het stuurwiel correct
het wisselen van rijstrook in, waarbij al dan niet het weergegeven. vasthouden.
punt van weerstand van de lichtschakelaar wordt Zodra het halfautomatisch van rijstrook wisselen
overschreden. begint, leidt het systeem de auto met kleine
De bestuurder kan op elk moment de controle over stuurbewegingen naar de beoogde rijstrook.
de auto weer overnemen: U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
– Door de richtingaanwijzer uit te schakelen als de
auto de lijn nog niet heeft overschreden.
Het wisselen van rijstrook onderbreken
– Door het stuurwiel stevig vast te houden.
– Door de pedalen te gebruiken. Het is mogelijk dat er tijdens het wisselen
Zie het betreffende deel voor meer informatie over van rijstrook niet meer aan de noodzakelijke
de richtingaanwijzers. voorwaarden voor de werking van het systeem
wordt voldaan.
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met ► Controleer de omgeving en druk op 2-OK om
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor naar een andere rijbaan te gaan.
voetgangers en fietsers. De melding "Blijf alert" wordt weergegeven als
– De lijn die de rijstroken van elkaar scheidt, moet herinnering dat de bestuurder verantwoordelijk voor Als dit gebeurt voordat een van de wielen over de lijn
duidelijk genoeg zijn om door het systeem te kunnen de manoeuvre is. tussen twee rijstroken is gegaan, laat het systeem
worden herkend. de auto weer naar de oorspronkelijke rijstrook gaan
– Het systeem is afhankelijk van de positie en (bevestigd door een melding over de annulering
de snelheid van andere voertuigen om veilig van van manoeuvre op het instrumentenpaneel en een
rijstrook te kunnen wisselen. geluidssignaal). Het systeem wordt dan automatisch
– Drive Assist 2.0 ingeschakeld. uitgeschakeld.
– Lane Positioning Assist ingeschakeld. Het systeem zorgt er vervolgens voor dat de auto
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/h. van rijstrook wisselt.
Wanneer er van rijstrook is gewisseld, wordt het
Toegestaan verzoek om van systeem automatisch uitgeschakeld en neemt de
rijstrook te wisselen Lane Positioning Assist het over.
Als dit gebeurt wanneer het wisselen van rijstrook
Als de richtingaanwijzer voorbij het punt van
Wanneer aan de benodigde voorwaarden is voldaan is gestart, dan vraagt het systeem de bestuurder
weerstand is gezet, moet de bestuurder deze
en de richtingaanwijzer wordt gebruikt, wordt de om meteen weer de controle over de auto over
terugzetten.
te nemen (bevestigd met een melding op het
132
Rijden
Meldingen en waarschuwingen
De werkelijke volgorde van de weergave van de meldingen of waarschuwingen kan afwijken.
Display Aanwijzingen
Systeem wacht op selectie.
133
Rijden
Display Aanwijzingen
Bevestigingsverzoek voor het wisselen van rijstrook.
134
Rijden
135
Rijden
136
Rijden
137
Rijden
Deze functie wordt ook het automatische Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar. Verschillende scenario's bij afslaan
noodremsysteem genoemd en grijpt na de Als het automatische noodremsysteem wordt
De baan van een ander voertuig kruisen
waarschuwing met geluidssignaal in als de gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
bestuurder het rempedaal niet snel genoeg intrapt. moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
Het systeem is bedoeld om de snelheid van de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
de aanrijding te beperken of een aanrijding te voorkomen dat de auto wegrolt.
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt. Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
Bij een snelheid lager dan 30 km/h kan het
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
automatische noodremsysteem de auto tot
wordt gebracht.
volledige stilstand vertragen.
Anders (bij uitvoeringen met alleen een camera) De bestuurder kan het automatische
kan de snelheid worden verlaagd tot maximaal noodremsysteem op elk gewenst moment
25 km/h. uitschakelen door een ferme stuurbeweging te Het systeem kan in werking treden als de auto bij
Bij uitvoeringen met camera en radar kan maken (ontwijkende manoeuvre) en/of het het afslaan een ander tegemoetkomend voertuig in
de snelheidsverlaging wordt uitgebreid naar gaspedaal stevig in te trappen. de naastgelegen rijstrook detecteert als:
50 km/h, als beide sensoren de dreiging kunnen – De richtingaanwijzer aan de betreffende zijde is
waarnemen. Het rempedaal kan zwaar voelen en iets ingeschakeld.
trillen als deze functie actief is. – Uw auto op het punt staat de baan van het andere
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, voertuig te kruisen.
Werking – De rijsnelheid tussen de 5 en 20 km/h ligt.
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
Het systeem werkt onder de volgende – Er een kans is op een aanrijding aan de zijde van
geactiveerd.
omstandigheden: het andere voertuig.
– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer
er een voetganger of fietser wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer
er een stilstaand voertuig wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert
(gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
138
Rijden
De baan van een voetganger kruisen controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
De functie omvat het systeem "Waarschuwing voor
bestuurder" en het systeem "Waarschuwing voor
6
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt. bestuurder via camera".
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld
op het instrumentenpaneel branden, in
om de bestuurder wakker te houden of te
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
slaap valt.
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
Als deze waarschuwingslampjes
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als
gaan branden nadat de motor is
hij / zij vermoeid is.
afgezet en weer gestart, neem dan contact op met
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
Het systeem kan in werking treden wanneer u met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
geval elke 2 uur.
uw auto links of rechts wilt afslaan en het systeem werkplaats om het systeem te laten controleren.
een overstekende voetganger detecteert als: Deze waarschuwingslampjes gaan
– De voetganger voor de auto langs loopt. op het instrumentenpaneel en/of op Inschakelen / uitschakelen
– De voetganger duidelijk door de sensoren kan het display met waarschuwingslampjes voor de Standaard wordt de functie automatisch
worden gedetecteerd. veiligheidsgordels of de airbag vóór aan ingeschakeld als de motor wordt gestart.
– De omgeving door de sensoren kan worden passagierszijde branden om aan te geven dat de De instellingen kunnen worden gewijzigd via
gedetecteerd (zoals helderheid en contrast / veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de ADAS op het touchscreen.
achtergrond). passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
– De rijsnelheid tussen de 5 en 25 km/h ligt. uitvoering). Het automatische remsysteem is Waarschuwing voor
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
Storing vastgemaakt.
bestuurder
Dit waarschuwingslampje gaat op het Het systeem geeft een waarschuwing zodra
het detecteert dat de bestuurder langer dan
instrumentenpaneel branden, als de werking
van het automatische remsysteem is verminderd of
Systeem voor detecteren twee uur heeft gereden met een snelheid van meer
beperkt. van onoplettendheid dan 70 km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft
Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te genomen.
nemen met een werkplaats. Raadpleeg voor meer informatie de Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht algemene adviezen over het gebruik van bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding de rij- en parkeerhulpsystemen. geluidssignaal.
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en
139
Rijden
140
Rijden
141
Rijden
ON Als het systeem tijdens het corrigeren van de koers detecteert dat de correctie onvoldoende
is en dat er een doorgetrokken streep zal worden overschreden, dan wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat hij ter aanvulling op de actie van het systeem zelf de koers zal moeten
corrigeren.
Als het stuurwiel niet correct wordt vastgehouden, klinkt er een waarschuwingssignaal en wordt
"Houd het stuurwiel vast" er een melding weergegeven totdat de koers is gecorrigeerd of de bestuurder het stuurwiel weer
of "Blijf op uw rijstrook" goed vasthoudt.
(afhankelijk van de uitvoering) De duur van de geluidswaarschuwingen zal toenemen als er snel na elkaar meerdere correcties
worden uitgevoerd. De waarschuwing zal uiteindelijk permanent worden weergegeven totdat de
bestuurder reageert.
142
Rijden
143
Rijden
– Het verkeer stroomt vloeiend door. De werking van het systeem kan tijdelijk Het systeem detecteert de nabijheid van obstakels
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal en worden belemmerd door bepaalde (bijvoorbeeld voetganger, voertuig, boom, hek) met
het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek. weersomstandigheden (zoals zware regenval, de hulp van de sensoren in de bumper en geeft
hagel of extreme temperatuurschommelingen). deze aan.
Werkingslimieten Vooral het rijden op een nat wegdek of het
In de volgende gevallen wordt er geen van een droog wegdek op een nat wegdek Parkeerhulp achter
waarschuwing gegeven: terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo ► Schakel de achteruitversnelling in om het
– Wanneer stilstaande objecten (zoals geparkeerde kan een wolk waterdruppels in de dode hoek systeem te activeren (bevestigd door een
auto's, vangrails, lantaarnpalen) aanwezig zijn. worden aangezien voor een voertuig). geluidssignaal).
– Bij tegemoetkomende voertuigen. Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer uit de
– Als de achterbumper van de auto is beschadigd. de radars niet met modder, sneeuw of ijs bedekt achteruitversnelling wordt geschakeld.
zijn.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, Geluidssignalen
Plak geen stickers of andere zaken op het
te laat of op het verkeerde moment worden
gedeelte van de buitenspiegels waar de
gegeven.
controlelampjes zitten of op de detectiezones op
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet
de achterbumper, omdat de dodehoekbewaking
de bestuurder altijd goed opletten. Kijk altijd goed
dan mogelijk niet goed werkt.
in de spiegels en kijk over uw schouder voordat u
naar een andere rijstrook gaat, om een aanrijding
te voorkomen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
Parkeerhulp Dit systeem signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de sensoren
of een gekwalificeerde werkplaats voordat de die zich in de baan van de auto, zoals bepaald door
Raadpleeg voor meer informatie de
achterbumper wordt gespoten of de lak ervan de stand van het stuurwiel, bevinden.
algemene adviezen over het gebruik van
wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de
de rij- en parkeerhulpsystemen.
werking van de radars beïnvloeden.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden en wordt
er een melding weergegeven.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of In het weergegeven voorbeeld worden, afhankelijk
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. van de uitvoering, alleen de obstakels die zich in het
144
Rijden
145
Rijden
Werkingslimieten Werkingsprincipe
Bij zware belading van de bagageruimte kan de
hoek van de auto de afstandsmetingen verstoren.
Storing
Als er een storing optreedt wanneer u
de achteruitversnelling inschakelt,
dan gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Bij een storing knippert dit controlelampje Het scherm is in 3 delen opgedeeld met een Tijdens manoeuvres met een lage snelheid filmt de
ongeveer 10 seconden als de zijmenu, de omgeving zoals die door de camera camera de directe omgeving van de auto.
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. wordt geregistreerd en een weergave van bovenaf In realtime wordt een beeld van bovenaf van de auto
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of gezien van de directe omgeving van de auto. en de directe omgeving van de auto gecreëerd (en
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. De informatie van de parkeerhulpsensoren vult het weergegeven op de zijkant van het scherm) terwijl
beeld van bovenaf aan. de auto rijdt.
146
Rijden
Inschakelen/uitschakelen
Schakel de achteruitversnelling in om de camera in
De obstakels kunnen verder weg lijken dan
ze in werkelijkheid zijn.
Panoramische weergave 6
Tijdens het manoeuvreren moet u de zijkanten
te schakelen.
van de auto via de buitenspiegels in de gaten
Het systeem wordt uitgeschakeld:
houden.
– Als er uit de achteruitversnelling wordt
De parkeersensoren geven ook extra informatie
geschakeld.
over het gebied rondom de auto.
– Als op het kruis in de linkerbovenhoek van het
touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave Met de panoramische weergave kunt u een
Automatisch ingezoomde parkeerplaats in de achteruitversnelling verlaten
waarbij u op de nadering van voertuigen,
weergave voetgangers of fietsers kunt anticiperen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het zijmenu.
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op
het scherm. Visiopark 3
De camera achter registreert de omgeving tijdens De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de auto
het manoeuvreren om een samengesteld beeld weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen Lees voor meer informatie de algemene
van bovenaf van de achterzijde van de auto en van zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel. adviezen over het gebruik van de rij- en
zijn nabije omgeving te creëren zodat de obstakels De rode lijn (2) geeft een afstand van 30 cm vanaf parkeerhulpsystemen.
rondom de auto goed zichtbaar zijn. de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen (3) en
(4) een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m. Met dit systeem kunt u de directe omgeving van uw
Met behulp van de sensoren op de achterbumper
Deze weergave is automatisch beschikbaar of door auto op het touchscreen bekijken met behulp van
wordt de automatisch ingezoomde weergave
deze te selecteren in het zijmenu. camera's die aan de voorzijde en achterzijde en
weergegeven wanneer de auto obstakels op de rode
onder de buitenspiegels van de auto zijn geplaatst.
lijn (minder dan 30 cm) tijdens de manoeuvre nadert.
Deze weergave is alleen automatisch beschikbaar.
147
Rijden
Het type weergave kan tijdens de manoeuvre altijd Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
worden gewijzigd. geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het (afhankelijk van de uitvoering).
afzetten van het contact. ► De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
ruitensproeier van de achterruit wordt ingeschakeld.
Werkingsprincipe
Gereconstrueerd beeld
Instellingen
Via dit menu in het zijmenu kunt u de
De camera's worden ingeschakeld en een
volgende handelingen uitvoeren:
reconstructie van een weergave van bovenaf van
– het volume van het geluidssignaal aanpassen.
uw auto in zijn directe omgeving wordt op het
– de helderheid aanpassen.
Het scherm is in 4 delen opgedeeld met twee touchscreen weergegeven.
– het contrast aanpassen.
zijmenu's, de door de camera's geregistreerde Rechtstreekse weergave
beelden en een weergave van de directe omgeving
van de auto van bovenaf gezien.
Inschakelen / uitschakelen
De informatie van de parkeerhulpsensoren vult het Automatisch
beeld van bovenaf aan. Wanneer de motor draait en de auto stilstaat, wordt
Afhankelijk van de weergavehoek die in het de weergave achter automatisch via de camera
menu links is gekozen, biedt het systeem achter weergegeven als de achteruitversnelling
specifieke visuele ondersteuning voor bepaalde wordt ingeschakeld.
rijomstandigheden, zoals het oprijden van een De beelden van de voorzijde, achterzijde en Wanneer de motor draait en de auto langzamer rijdt
onoverzichtelijk kruispunt of het manoeuvreren in zijkanten worden automatisch in de weergave van dan 16 km/h, wordt de weergave vóór automatisch
gebieden met verminderd zicht. bovenaf van de auto opgenomen. via de camera vóór weergegeven als een versnelling
Voor de achterzijde of voorzijde zijn diverse Elke weergave kan ook rechtstreeks worden wordt ingeschakeld.
weergaven gebaseerd op de door de camera's getoond door de betreffende zone te selecteren. Handmatig
geregistreerde beelden beschikbaar: De weergave van de voorzijde kan worden
– Automatisch ingezoomde weergave. ► In de app ADAS van het touchscreen
geselecteerd in een versnelling vooruit tot een
– Standaardweergave. selecteert u Functies>Panoramische
snelheid van 16 km/h.
– Panoramische weergave. camera
Afhankelijk van de omstandigheden kiest het De montage van een sneeuwscherm kan de Het systeem wordt uitgeschakeld:
systeem de beste weergave (standaard of weergave van de beelden van de camera – Automatisch voor de achterzijde wanneer uit de
automatische zoom). aan de voorzijde verstoren. achteruitversnelling wordt geschakeld.
– Automatisch voor de voorzijde wanneer de
snelheid hoger is dan ongeveer 16 km/h.
148
Rijden
149
Rijden
Het geselecteerde gebied wordt geel en de Het systeem detecteert obstakels die zich in de weergave voor de Parkeerhulp of de
zijweergave verschijnt in het midden van het voortbewegen met een snelheid van meer dan 3 verschillende weergaven van de functies Visiopark 1
scherm. km/h op een maximale afstand van 40 m. of Visiopark 3 (afhankelijk van de uitvoering).
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de Het systeem werkt naast de parkeerhulp Visiopark Het symbool wordt samen met een geluidssignaal
gehele manoeuvre te gebruiken. 1 of de functies Visiopark 3 (afhankelijk van de weergegeven als de auto achteruit rijdt.
uitvoering). Een obstakel nadert de dode hoek
Werkingslimieten
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk
niet:
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld – Bij het trekken van een aanhanger.
terwijl de motor draait of als er achteruit wordt – Wanneer een fietsendrager op een trekhaak is
gereden met een snelheid van maximaal gemonteerd.
10 km/h, waarschuwt dit systeem voor naderende – Bij extreme temperatuursveranderingen.
obstakels (zoals voetgangers, fietsers, voertuigen, – Als de achterbumper is beschadigd.
vrachtwagens en motorfietsen) in de dode hoeken – Verzamelen of uitsteken van externe elementen
achter de auto, met behulp van de radars die in de (zoals modder, vorst en sneeuw), aangebrachte
bumper zijn gemonteerd. Wanneer een naderend object wordt gedetecteerd, stickers.
knippert het symbool 1 of 2 op het touchscreen,
150
Rijden
Storing
Wanneer er zich een storing voordoet bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
tijdens het achteruitrijden of wanneer de bestuurder
het systeem probeert in te schakelen, gaat dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden, wordt een melding weergegeven en klinkt
er een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
151
Peugeot & TotalEnergies,
een samenwerking in het teken van
prestaties!
TotalEnergies en Peugeot werken al ruim 25 jaar samen en hebben de
grenzen van prestaties in sportwedstrijden met historische
overwinningen in enduranceraces of rally’s verlegd. Vandaag zetten de
twee merken hun gezamenlijke avontuur in de motorsport voort met
deelname aan de 24 uur van Le Mans en de FIA World Endurance
Championship in de categorie Hybrid Hypercar. Talloze uitdagingen
waarvoor Peugeot uitsluitend de high-tech Quartz-smeermiddelen
aanbeveelt om de motoren gedurende de levensduur te smeren.
TotalEnergies voorziet Peugeot-voertuigen daarom van Quartz-
smeermiddelen, van de eerste keer vullen in de fabriek tot in de
goedgekeurde werkplaatsen van de dealernetwerken, zodat ze elke dag
weer optimaal werken. Peugeot & TotalEnergies: officiële partners in
prestaties!
153
Praktische informatie
Veilig tanken: ► Draai de vuldop linksom, verwijder deze en Deze voorziening, die in de tankopening is
► Zet altijd de motor uit. plaats deze in de houder op de vulklep (afhankelijk ingebouwd, is zichtbaar zodra u de vuldop
van de uitvoering). verwijdert.
► Steek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om Werking
spatten te voorkomen).
► Vul de brandstoftank.
Vul niet meer bij nadat het vulpistool drie keer
is afgeslagen, anders kunnen er storingen
► Open de vulklep, druk langer dan 2 seconden op optreden.
de toets voor het openen van de klep of druk met de ► Plaats de vuldop terug en draai deze rechtsom
auto ontgrendeld op de achterzijde van de vulklep (afhankelijk van de uitvoering).
(afhankelijk van de uitvoering). ► Druk de brandstofvulklep dicht.
Plug-in hybrideauto's Uw auto is voorzien van een katalysator die de
Als u op de toets op het dashboard drukt, hoeveelheid schadelijke stoffen in de uitlaatgassen
kan het enkele minuten duren voordat de vulklep vermindert.
wordt geopend. Er klinkt een geluid wanneer de Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije Wanneer u bij een dieseluitvoering een
vulklep opent. benzine worden gebruikt. benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt
Als de klep vastzit, houd de toets op het Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije dit tegengehouden door een klep. Daardoor blijft
dashboard dan langer dan 3 seconden ingedrukt. benzine worden getankt. het pistool vergrendeld en kan er dus niet getankt
worden.
► Kies de juiste brandstof bij het tankstation (deze Als u per ongeluk verkeerde brandstof
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken, maar
staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van voor de auto tankt, moet de
kies een dieseltankpistool.
de brandstofvulklep van de auto). brandstoftank eerst worden afgetapt en weer
worden gevuld met de correcte brandstof De tankbeveiligingsvoorziening voorkomt
voordat de motor kan worden gestart. niet dat er met een jerrycan wordt bijgevuld,
ongeacht het type brandstof.
154
Praktische informatie
155
Praktische informatie
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige Deze bevindt zich in de bagageruimte. – Gebruik geen generator om de tractiebatterij
plaats en zet het contact af. De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk van de auto op te laden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of van de rijstijl, de route, het gebruik van de
een gekwalificeerde werkplaats. verwarmings- en airconditioningssystemen, en Bij schade aan de tractiebatterij
de veroudering van de componenten van de Het is ten strengste verboden om zelf
Bij het wassen van de auto tractiebatterij. werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Controleer voordat u de auto gaat wassen De veroudering van de tractiebatterij is Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
altijd of de laadklep goed is gesloten. afhankelijk van diverse factoren, zoals de dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid
Was de auto niet tijdens het opladen van de klimaatomstandigheden en de afgelegde afstand. dan grondig af met water en raadpleeg zo snel
tractiebatterij. mogelijk een arts.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
PEUGEOT raadt het volgende aan om de
Wassen met hogedrukspuit een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
actieradius van uw auto en de
Het is nadrukkelijk verboden om met een te laten controleren.
duurzaamheid van de tractiebatterij te
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde handhaven:
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders – Laad de tractiebatterij van uw elektrische auto De tractiebatterij afdanken
schade aan elektrische componenten kan niet elke dag volledig op (laad de tractiebatterij zo De tractiebatterij gaat gedurende de levensduur van
ontstaan. vaak mogelijk tot maximaal 80% op). de auto mee als de aanbevelingen van PEUGEOT
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer – Laat de batterij nooit helemaal leeglopen. worden gevolgd.
u de carrosserie wast. – Zet de auto niet weg als de auto langere tijd Wanneer de batterij moet worden vervangen, neem
niet zal worden gebruikt (langer dan 12 uur) contact op met de PEUGEOT-dealer voor informatie
Zorg dat er geen water of stof in de terwijl het laadniveau van de tractiebatterij laag over het afdanken ervan. Wanneer de batterij op de
laadaansluiting of laadstekker komt - kans of hoog is. Een goed laadniveau ligt tussen 20 verkeerde manier wordt afgedankt, bestaat de kans
op elektrocutie of brand! en 40%. van ernstige brandwonden, elektrische schokken en
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte – Laad de auto niet te vaak door snelladen op. schade aan het milieu.
handen aansluiten of loskoppelen - kans op – Zorg dat de auto niet langer dan 24 uur wordt In overeenstemming met de voorschriften zorgt
elektrocutie! blootgesteld aan temperaturen lager dan -30 °C PEUGEOT ervoor dat deze component een tweede
en hoger dan +60 °C. leven krijgt of wordt gerecycled, in samenwerking
– Laad de auto niet op bij temperaturen onder
Tractiebatterij nul (behalve als de auto langer dan 20 minuten
met gekwalificeerde bedrijven.
156
Praktische informatie
Status van de
lichtgeleiders
Betekenis
om te controleren of de laadkabel ook met lokale
elektrische installaties kan worden gebruikt. 7
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep gekwalificeerde werkplaats om de juiste laadkabel(s)
wordt geopend te verkrijgen.
Blauw, Geprogrammeerd laden
Identificatielabels op laadaansluitingen
permanent
/ stekkers
Groen, Laden bezig Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
knipperend lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
Groen, Laden voltooid over welk apparaat moet worden gebruikt.
permanent
157
Praktische informatie
Verschillende laadtypes
Type kabel Compatibiliteit Specificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde regeleenheid Standaard stopcontact (afhankelijk van het land). Laden beperkt tot maximaal 10 A.
158
Praktische informatie
Wallbox-snellader.
De geschatte laadtijd wordt op het Kabel voor opladen via een normaal Zie de gebruikersinstructies van de snellader
instrumentenpaneel aangegeven als de stopcontact (type 2) voor het gebruik ervan.
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk van Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd is
diverse factoren, zoals de buitentemperatuur of en intact blijft.
kwaliteit van het stroomnet. Een beschadigde kabel mag u niet meer
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is, gebruiken. Neem in dat geval contact op met
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk kan werkplaats om de kabel te laten vervangen.
toenemen. De tractiebatterij kan mogelijk niet
volledig opladen. Snellader (type 3)
U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
159
Praktische informatie
Regeleenheid (mode 2) – Als de zekering is gesprongen, neem dan contact 6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
op met een elektricien om te controleren of uw te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
elektrische systeem geschikt is en om eventuele die kunnen worden gerepareerd - vervang de
reparaties uit te voeren. laadkabel als deze beschadigd is.
– Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de 7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
laadkabel dan niet meer en neem contact op met 8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde verlengsnoer, een multistekker, een
werkplaats. omvormeradapter of een beschadigd
Label regeleenheid - Aanbevelingen stopcontact.
Lees voor gebruik het instructieboekje. 9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
POWER
laden door de auto met de afstandsbediening te
Groen: elektrische verbinding tot stand
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
gebracht; het laden kan beginnen.
11. Deze laadkabel bevat onderdelen die
CHARGE 1. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel elektrische bogen of vonken kunnen
Knippert groen: bezig met laden of kunnen er brand, schade aan eigendommen veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
voorverwarming geactiveerd. en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie ontvlambare dampen.
Brandt permanent groen: laden voltooid. ontstaan! 12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
FAULT 2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact, merk PEUGEOT.
Rood: storing; laden niet toegestaan of beschermd door een aardlekschakelaar van 13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer of 30 mA. stopcontact steken of eruit halen.
alle aansluitingen in orde zijn en of de elektrische 3. Gebruik altijd een stopcontact met zekering, 14. Forceer de stekker niet als deze op de
installatie niet defect is. geschikt voor de stroomsterkte van het aansluiting van de auto is vergrendeld.
Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan elektrische circuit.
contact op met een PEUGEOT-dealer of een 4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
gekwalificeerde werkplaats. door het stopcontact, de stekker en de kabels
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact worden gedragen.
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden. 5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
Als er geen controlelampjes gaan branden, beschadigd is.
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact:
160
Praktische informatie
161
Praktische informatie
162
Praktische informatie
163
Praktische informatie
Opladen via een normaal stopcontact (type 2) Versneld opladen (mode 3) ► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
164
Praktische informatie
165
Praktische informatie
166
Praktische informatie
167
Praktische informatie
168
Praktische informatie
169
Praktische informatie
170
Praktische informatie
Sneeuwkettingen Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
Onder winterse omstandigheden verbeteren
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van
op een vlakke ondergrond stil.
de auto.
Onderste scherm ► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel
► Steek een vinger in de buitenste hoek onderaan Uitsluitend de voorwielen mogen van wielblokken voor of achter de wielen om te
van het onderste scherm. sneeuwkettingen worden voorzien. Een voorkomen dat de auto wegglijdt.
171
Praktische informatie
172
Praktische informatie
173
Praktische informatie
Dieselmotor Laat het betreffende circuit bij een sterk gedaald Controleer het peil met de oliepeilindicator op het
niveau door een PEUGEOT-dealer of door een instrumentenpaneel terwijl het contact is
gekwalificeerde werkplaats controleren. ingeschakeld (bij auto's met elektrische meter) of
met de peilstok.
De vloeistoffen moeten voldoen aan de
Het is normaal dat u tussen twee
eisen die de fabrikant stelt aan vloeistoffen
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
voor de motor van de auto.
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km te
controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de motor Gebruik nooit additieven in de motorolie om
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en te voorkomen dat de motor en
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof de koelventilator kan ieder moment aanslaan emissieregeling minder betrouwbaar werken.
2. Reservoir motorkoelvloeistof (zelfs bij afgezet contact).
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu / zekeringen
Controle met de oliepeilstok
5. Afzonderlijk massapunt (-) Afgewerkte producten Zie de afbeelding van onder de motorkap voor de
6. Zekeringkast locatie van de peilstok.
Vermijd langdurig huidcontact met ► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
7. Luchtfilter
afgewerkte olie en andere vloeistoffen. helemaal naar buiten.
8. Olievuldop
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en ► Veeg het uiteinde van de peilstok af met een
9. Oliepeilstok
schadelijk voor de gezondheid. schone, niet-pluizende doek.
Dieselbrandstofsysteem
Dit systeem staat onder zeer hoge druk. Gooi afgewerkte olie en andere
Laat alle werkzaamheden alleen door een vloeistoffen niet in het riool, in het water of
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde op de grond.
werkplaats uitvoeren Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en
Niveaus controleren trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren:
Controleer regelmatig alle hieronder aangegeven Motorolie het oliepeil is juist als het tussen de merktekens A
niveaus volgens het onderhoudsschema van Het peil moet worden gecontroleerd nadat de (max) en B (min) ligt.
de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders motor minimaal 30 minuten uitgeschakeld is Start de motor niet wanneer het peil staat:
aangegeven. geweest en op een vlakke ondergrond staat.
174
Praktische informatie
Motorolie bijvullen
Koelvloeistof er een vloeistof met antivries (geschikt voor de
temperatuur) worden gebruikt om de componenten
Het is normaal dat de koelvloeistof tussen
Zie de betreffende afbeelding van de motorruimte van het systeem (pomp, tank, kanalen, verstuivers)
twee onderhoudsbeurten moet worden
voor de locatie van de motorolievuldop. te beschermen.
bijgevuld.
► Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand
koelvloeistof bijvult. (kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
veroorzaken).
Bij te weinig koelvloeistof kan er ernstige schade
► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens
aan de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
markering "MAX" staat, maar nooit erboven.
Dieselbrandstofadditief
► Vul indien nodig bij.
► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
Als het peil zich dicht bij of onder de markering (dieseluitvoering met
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen. roetfilter)
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht. Wanneer het minimumpeil in het
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
additiefreservoir van het roetfilter is bereikt,
De indicatie van het oliepeil dat op het Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom
gaat dit waarschuwingslampje permanent branden,
instrumentenpaneel wordt weergegeven na het afzetten van de motor ten minste één uur
in combinatie met een geluidssignaal en een
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.
waarschuwingsmelding.
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.
175
Praktische informatie
176
Praktische informatie
177
Praktische informatie
178
Praktische informatie
179
Praktische informatie
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is, ► Laat het rempedaal los en zet het contact weer bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
wat wordt bevestigd met de melding aan. vrijgezet.
"Vul AdBlue bij: Starten niet mogelijk", dan ► Druk het rempedaal in en duw op de hendel om In de vrijloop kan het audiosysteem niet worden
moet u minimaal 10 liter bijvullen. de parkeerrem uit te schakelen. bijgewerkt (melding weergegeven op het
De bijvuldetectie is mogelijk niet meteen ► Laat het rempedaal los en schakel het contact instrumentenpaneel).
zichtbaar na het toevoegen. Soms moet de uit.
auto enkele minuten rijden voordat de getankte Terug naar de normale werking Na 15 minuten of terug naar de normale
hoeveelheid wordt gedetecteerd. werking.
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
► Houd het rempedaal ingetrapt, start de motor en
Met automatische transmissie selecteer stand P.
Vrijloop EAT8 en elektrische Sleutelloos instap- en startsysteem
In bepaalde situaties moet de auto in de Trap het rempedaal niet in terwijl u het
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen, parkeerrem contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
op een testbank, in een automatische wasstraat /
180
Praktische informatie
181
Praktische informatie
Stof de met textiel beklede delen regelmatig – Suiker- en/of alcoholhoudende dranken: Leder
af met een droge doek of zachte borstel of schoonmaken met lauw water, of citroensap als
Leder is een natuurproduct. Verzorg het op de juiste
verwijder het stof met een stofzuiger. de vlek niet verdwijnt.
manier zodat het lang meegaat.
Veeg de met textiel beklede delen één keer per – Haargel, koffie, tomatensaus, azijn:
Het moet worden beschermd en onderhouden met
jaar schoon met een schone, vochtige doek. Laat schoonmaken met lauw water en citroensap.
een speciaal product voor leder, zodat het soepel
de bekleding een nacht drogen en borstel de Gebruik bij vaste stoffen een zachte borstel of
blijft en zijn oorspronkelijke uiterlijk behoudt.
bekleding vervolgens af met een zachte borstel. stofzuiger.
Gebruik bij vloeistoffen een vochtig Gebruik geen onderhoudsproducten die niet
Vlekken verwijderen microvezeldoekje en droog daarna met een geschikt zijn voor het schoonmaken van
ander doekje. leder (zoals oplosmiddel, reinigingsmiddel,
Wrijf niet over de vlek, omdat de vlek anders wasbenzine of pure alcohol).
groter kan worden of het vuil door het Gebruik geen bleek- of ontkleuringsproducten
oppervlak kan dringen. Alcantara® (zoals perchloorethyleen).
Alcantara® is een elegant, praktisch materiaal dat Wanneer u onderdelen reinigt die gedeeltelijk van
Reageer meteen door de vlek van buiten zeer slijtvast is en eenvoudig is te onderhouden. leder zijn, zorg dan dat u de andere materialen
naar binnen te verkleinen. niet beschadigt met het speciale product voor
Gebruik geen doekjes of absorberend
Verwijder vuil zo veel mogelijk met een lepel of leder.
papier met print.
spatel en verwijder vloeistof zo veel mogelijk met Gebruik geen stoomreinigers.
absorberend papier. Veeg altijd eerst resten weg voordat u
vetvlekken of vloeistoffen verwijdert.
Verwijder stof regelmatig met een droge
Te gebruiken product/procedure Veeg voordat u begint met schoonmaken de
doek, zachte borstel of stofzuiger van delen
afhankelijk van het type vlek: resten weg die het leder kunnen beschadigen.
van Alcantara®.
– Vet, olie en inkt: schoonmaken met een Gebruik daarvoor een doek die is bevochtigd met
Reinig de Alcantara®, zonder te hard te wrijven,
pH-neutraal schoonmaakmiddel. gedemineraliseerd water en vervolgens goed is
met een witte, katoenen, iets bevochtigde doek.
– Braaksel: schoonmaken met bruiswater. uitgeknepen.
– Bloed: meel over de vlek strooien en laten Als u wilt weten welke producten en methodes u Maak het leder schoon, maar veeg daarbij niet
drogen. Daarna verwijderen met een iets voor verschillende soorten vlekken kunt gebruiken, te hard; gebruik een zachte doek die u vochtig
vochtige doek. zie dan het deel "Stof - Vlekken verwijderen". hebt gemaakt met zeepwater of een pH-neutraal
– Modder: laten drogen en daarna met een iets Ga voor informatie naar de officiële website voor product.
vochtige doek verwijderen. Alcantara®: www.alcantara.com. Droog het af met een zachte, droge doek.
– Taart, chocolade, ijs: schoonmaken met lauw
water.
182
In geval van pech
Gevarendriehoek
Deze reflecterende en inklapbare voorziening moet
Uitvouwen en plaatsen van de
gevarendriehoek
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over tanken en de
8
tankbeveiliging (Diesel).
langs de kant van de weg worden geplaatst bij pech
of schade aan de auto. ► Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
► Wacht ongeveer 1 minuut en zet het contact af.
Voordat u uit de auto stapt
► Start de motor.
Schakel de alarmknipperlichten in en
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
doe het veiligheidsvest aan. Zet dan de
startpoging en herhaal de procedure.
gevarendriehoek in elkaar en plaats deze.
Opbergruimte Boordgereedschap
Gereedschapsset die bij de auto wordt geleverd.
Berline De samenstelling ervan is afhankelijk van de
In het opbergvak onder de vloerbekleding van uitrusting van uw auto:
de bagageruimte is een speciale opbergruimte Zie de bovenstaande afbeelding voor uitvoeringen – Bandenreparatieset.
voorzien. met een originele gevarendriehoek. – Reservewiel.
SW Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
Dit gereedschap is specifiek voor de auto en
de instructies voor het uitvouwen in de
Er bevindt zich een vak in de binnenbekleding van kan afhankelijk van de uitvoering verschillen.
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
de achterklep. Gebruik het niet voor andere doeleinden.
► Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd
u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.
Toegang tot de
Brandstoftank leeg (diesel) gereedschapsset
Bij een auto met dieselmotor moet het Het gereedschap bevindt zich in de bagageruimte,
brandstofsysteem worden ontlucht als de onder de vloerplaat.
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem, is het van groot belang om minimaal 5 liter
diesel in de brandstoftank te gieten.
183
In geval van pech
SW Met bandenreparatieset
Uitvoeringen met een harde vloerplaat in de
bagageruimte
► Open de bagageruimte.
► Til de harde vloerplaat in de bagageruimte op.
► Plaats de haak van de vloerplaat in de bovenste
vergrendeling van de achterklep.
Uitvoeringen met gedeelde mat in de
bagageruimte (plug-in hybride)
► Open de bagageruimte.
► Klap de gedeelde mat van de bagageruimte Met reservewiel
Berline volledig uit door aan de handgreep te trekken.
Uitvoeringen met een vloerplaat met 2
posities in de bagageruimte (SW)
Het gereedschap is ook bereikbaar via de stoelen
van de 2e zitrij, door de rugleuning van de
achterbank te kantelen.
► Open de bagageruimte.
► Til de afdekking op met het koord aan de
achterkant van de bagageruimte.
of
► Plaats de verplaatsbare vloerplaat van de
bagageruimte in de hoogste stand.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor
► Til de verstelbare vloerplaat in de bagageruimte
het verwisselen van een wiel met een
op en haak deze in de gekantelde positie in de
beschadigde of lekke band.
steunen aan de zijkant om hem te bevestigen.
Gebruik geen andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de door de
fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.
184
In geval van pech
Bandenreparatieset
4. Een 12 V-compressor, een flacon afdichtmiddel
en een sticker met de snelheidslimiet Gebruik de link om video's met uitleg te
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning bekijken: http://q-r.to/bagGl9
brengen van een band.
1. Blok om de auto tegen wegrollen te beveiligen Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
(afhankelijk van de uitvoering) over de bandenreparatieset.
2. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het
Uitvoeringen met reservewiel
dashboardkastje) (afhankelijk van de uitvoering)
U kunt de band tijdelijk repareren met een
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
behulp van de wielsleutel worden verwijderd.
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
3. Afneembaar sleepoog
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
Zie het betreffende deel voor meer informatie over van een band te repareren.
het slepen van de auto en het gebruik van het
De compressor kan via de 12 V-aansluiting
afneembare sleepoog.
lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
5. Wielsleutel
Hiermee kunt u de wielbouten verwijderen. Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
6. Krik met geïntegreerde slinger worden gebruikt om de compressor aan te
Hiermee kan de auto worden opgekrikt. sluiten.
185
In geval van pech
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of
schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
► Schakel de compressor in door de schakelaar
niet uit de band.
in de stand "I" te zetten, totdat de bandenspanning
► Parkeer de auto zonder het verkeer te 2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
belemmeren en schakel de parkeerrem in. in de band gespoten; maak de slang gedurende
► Volg de veiligheidsinstructies ► Rol de slang uit die onder de compressor is deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, opgeborgen. spatten).
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving ► Sluit de slang van de compressor aan op het
Als er na ongeveer 7 minuten geen
in het land waar u rijdt. ventiel van de lekke band en zet deze stevig vast.
bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
► Zet het contact af.
band niet met de bandenreparatieset worden
186
In geval van pech
187
In geval van pech
Berline
188
In geval van pech
189
In geval van pech
190
In geval van pech
191
In geval van pech
192
In geval van pech
1.
2.
Richtingaanwijzers (led)
Remlichten / parkeerlichten (led)
Zekeringen 12V-accu('s) 8
3. Parkeerlichten (led) Een zekering vervangen
Laat alle werkzaamheden alleen door
Loodstartaccu's
4. Mistlampen (P21W)
5. Achteruitrijlichten (W16W) een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Deze accu's bevatten schadelijke stoffen
werkplaats uitvoeren (zwavelzuur en lood).
Achteruitrijlichten / mistlampen Wanneer een zekering door een derde partij Ze moeten conform de regelgeving worden
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in afgevoerd en mogen nooit samen met
de auto ontstaan. huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
Montage van elektrische accessoires inzamelpunt.
Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
montage van zowel de standaarduitrusting als handelingen aan de accu uitvoert.
eventuele opties. Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een goed geventileerde ruimte, ver van open
Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van de een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
achterbumper worden vervangen. elektrische voorzieningen of accessoires in de risico van brand of explosie uit te sluiten.
► Verwijder de bevestigingsschroef of -schroeven auto monteert of laat monteren. Was na afloop uw handen.
uit de toegangsklep onder de bumper met een
Torx-schroevendraaier. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten Elektronische regeleenheden /
► Maak de toegangsklep los. die voortvloeien uit storingen veroorzaakt koplampen met ledtechnologie
► Draai de gloeilamphouder een kwartslag en door het repareren van de auto of het oplossen Sluit de minkabel nooit aan op het metalen
verwijder deze. van storingen die zijn ontstaan door de montage deel van elektronische regeleenheden of op de
► Voor de mistlamp: draai de gloeilamp een kwart van accessoires die niet door PEUGEOT zijn achterzijde van de koplampen.
slag en vervang deze. geleverd of aanbevolen, of die niet zijn Kans op defecte elektronische regeleenheden
► Voor het achteruitrijlicht: trek de gloeilamp eruit gemonteerd in overeenstemming met de en/of koplampen!
en vervang deze. aanbevelingen. Dit geldt met name als het Sluit deze aan op een extern aardingspunt dat
Raak de uitlaat niet aan als u de gloeilamp gezamenlijke stroomverbruik van de extra speciaal hiervoor is bedoeld.
kort na het uitschakelen van het contact uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
vervangt - kans op brandwonden!
193
In geval van pech
Bevroren accu Met benzine- / dieselmotoren de accu van een andere auto) en startkabels of met
Probeer nooit om een bevroren accu te een startbooster.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
laden - Risico op explosie!
het starten van de motor met behulp van startkabels Start de motor nooit als er een acculader is
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
of voor het laden van een lege accu. aangesloten.
dan door een PEUGEOT-dealer of een
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.
gekwalificeerde werkplaats controleren op Toegang tot de accu Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
beschadigingen van de inwendige delen en op
De accu bevindt zich onder de motorkap. spanning van 12 V en een capaciteit minimaal
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
gelijk aan die van de lege accu heeft.
giftig en corrosief zuur).
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
Automatische transmissie ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
Probeer de motor nooit te starten door de uit.
auto aan te duwen. Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
Symbolen ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
Geen vonken of open vuur, niet roken.
motor.
Voor toegang tot de pluspool (+):
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen ► Ontgrendel de motorkap door de
kunnen blindheid en letsel veroorzaken. ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
Houd de accu van de auto buiten het bereik veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
van kinderen. ► Open de motorkap.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat Pluspool (+) met snelsluiting.
blindheid of ernstige brandwonden kan Minpool (-).
veroorzaken. De minpool van de accu is niet bereikbaar en
Zie de handleiding voor meer informatie. daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn. Starten van de motor met een hulpaccu ► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
en startkabels omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor ► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of de ontladen accu (A) (bij het gebogen metalen
194
In geval van pech
195
In geval van pech
► Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen Weer aansluiten van de plusklem (+) is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
uit (zoals audiosysteem, ruitenwissers en lampen). laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
► Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Bij motoren van plug-in
Accupoolklem met snelsluiting
hybrideauto's
Het plug-in hybridesysteem heeft twee hulpaccu's:
Loskoppelen van de plusklem (+) een voorin en een middenin de auto.
De 12V-accu's vervangen
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
► Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog. Een ander voertuig met startkabels
► Plaats de geopende accupoolklem (B) op de starten
pluspool (+). Start een ander voertuig niet (met startkabels) via
► Druk de accupoolklem (B) volledig omlaag. de 12V-accu's van de auto.
► Beweeg de hendel (A) omlaag om de
accupoolklem (B) vast te zetten.
► Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic Toegang tot de 12V-accu's
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje kapje terug op de pluspool (+). Voor
van de pluspool (+) op. Forceer de hendel niet wanneer u erop De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
accupoolklem B te ontgrendelen. deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
► Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem te nogmaals uit.
verwijderen.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer
starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
Voor toegang tot de pluspool (+):
196
In geval van pech
197
In geval van pech
► Schakel alle stroomverbruikers uit (zoals • Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog.
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting). • Plaats de geopende accupoolklem (B) op de
► Zet het contact uit en wacht totdat het pluspool (+).
controlelampje READY uit gaat. • Druk de accupoolklem (B) volledig omlaag.
► Wacht 4 minuten. • Beweeg de hendel (A) omlaag om de
accupoolklem (B) vast te zetten.
Keer de volgorde van de stappen voor het
Centrale accu:
ontkoppelen en aansluiten van de
► Koppel aansluiting (-) aan met de zwarte
12V-accu's niet om - kans op onherstelbare
snelsluitende aansluiting
schade!
Na het opnieuw aansluiten
► Koppel aansluiting (+) los door de zwarte
snelsluitende aansluiting los te koppelen: van de accu
• Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
accupoolklem B te ontgrendelen. contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
• Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem te voordat u de motor start, zodat de elektronische
verwijderen. systemen kunnen worden geïnitialiseerd.
Loskoppelen Wanneer er zich na deze handeling kleine
Aansluiten
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
Centrale accu: Accu voorin: met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
► Koppel aansluiting (-) los met de zwarte werkplaats.
snelsluitende aansluiting Aan de hand van het betreffende deel moet u
Accu voorin: bepaalde uitrustingselementen resetten:
– Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
– Schuif- / kanteldak.
– Elektrische ruitbediening.
– Datum en tijd.
– Voorkeuzezenders.
198
In geval van pech
Verbrandingsmotor / Automaat
Hybride 2WD
199
In geval van pech
2WD: tweewielaandrijving.
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel dat u contact opneemt met een professioneel bedrijf dat gebruikmaakt van
autoambulances (behalve bij een handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het gereedschap Als dit voorschrift niet wordt opgevolgd,
kunnen bepaalde onderdelen (remsysteem,
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
aandrijving enz.) beschadigd raken en werkt de
over toegang tot het gereedschap.
rembekrachtiger na het starten van de motor
mogelijk niet meer.
Slepen van de auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
Automatische transmissie
voorzijde:
Sleep de auto nooit met de aangedreven
wielen op de grond terwijl de motor is afgezet.
Slepen van een andere auto ► Maak het afdekplaatje los door op de hoek
► Maak het afdekplaatje los door op de hoek linksboven te drukken.
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
linksboven te drukken. ► Beweeg het afdekplaatje omlaag.
achterzijde:
► Verwijder het afdekplaatje door het omlaag te Voor het slepen van een andere auto:
bewegen. ► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
Voor het slepen van uw auto: ► Bevestig de sleepstang.
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag. ► Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's
► Bevestig de sleepstang. in.
► Zet de versnellingsbak in de neutraalstand. ► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.
200
Technische gegevens
201
Technische gegevens
202
Technische gegevens
* Alleen Australië.
203
Technische gegevens
204
Technische gegevens
205
Technische gegevens
Afmetingen (mm) SW
206
Technische gegevens
207
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
208
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
209
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
In deze modus kan de auto alle benodigde geeft onder de voorwaarden van commerciële en verdwijnt deze melding wanneer het land is
persoonsgegevens naar buiten de auto verzenden contracten (verbonden alarm). geselecteerd. Veeg op het touchscreen met een
voor elk geldige en beschikbare verbonden diensten. vinger van boven naar beneden om alle meldingen
Professionele doeleinden weer te geven.
Persoonsgegevens die nodig zijn om de
Als de auto voor bedrijfsdoeleinden of onder Er moet een land worden geselecteerd om de
verbonden diensten te gebruiken, worden
de voorwaarden van specifieke contracten (zoals beschikbare internetapplicaties te kunnen gebruiken.
naar de betreffende serviceproviders gestuurd.
bedrijfswagenpark of in dienst van de overheid) Druk op de "Instellingen"-app.
"Gegevens delen" wordt gebruikt, zijn bepaalde privacymodi niet
In deze modus kan de auto alle benodigde beschikbaar voor de gebruiker op het scherm, Selecteer "Connected Services" in de lijst.
gegevens naar buiten de auto verzenden voor afhankelijk van de gegevens die voor de dienst Kies het land.
elke geldige en beschikbare verbonden dienst, moeten worden gedeeld.
met uitzondering van geolocatiegegevens (zoals Wanneer u het voor de eerste keer gebruikt
gps-coördinaten). Wanneer u de modus wilt wijzigen, veeg omlaag via een verbonden mobiel apparaat, maakt
vanaf het bovenste rand van het touchscreen, voor het systeem een koppeling met uw profiel. Het
Sommige verbonden diensten werken het weergeven van alle instellingen. verbonden mobiele apparaat dient als
mogelijk niet goed zonder de Druk op deze toets en selecteer de gekozen toegangssleutel tot opgeslagen persoonlijke
geolocatiegegevens van de auto. modus. De modus wordt uitgelicht. informatie. Schakel eerst de Bluetooth®-functie van
OF het mobiele apparaat in.
Deze modus kan niet worden gebruikt voor Druk op de "Instellingen"-app. Selecteer de gewenste applicatie. Indien nodig wordt
de noodoproepfunctie of voor specifieke om authenticatie gevraagd. Deze authenticatie wordt
diensten waarvoor de gebruiker toestemming Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst. opgeslagen voor toekomstig gebruik via het mobiele
geeft onder de voorwaarden van commerciële Selecteer "Privacy-instellingen". apparaat dat verbonden is met het huidige profiel.
contracten (verbonden alarm). Als het mobiele apparaat niet verbonden is met het
Kies de modus. huidige profiel, of als het Gast-profiel wordt gebruikt,
"Privémodus"
wordt bij elk gebruik gevraagd om authenticatie.
Deze modus staat niet toe dat de auto
Wanneer het "Gast"-profiel wordt gebruikt,
persoonsgegevens naar buiten de auto verzendt. Internetportal wordt voor elk gebruik om een identificatie
De verbonden diensten werken alleen in de Wanneer de auto is aangeschaft en de internetportal gevraagd.
auto zelf en hebben beperkte functies. voor het eerst wordt gebruikt, wordt de gebruiker
gevraagd om het land van verblijf te selecteren om
Deze modus kan niet worden gebruikt voor de internetportal te kunnen gebruiken.
de noodoproepfunctie of voor specifieke Als er geen land wordt geselecteerd, wordt de
diensten waarvoor de gebruiker toestemming melding opgeslagen in het meldingencentrum
210
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
211
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Er wordt een pagina weergegeven die in 2 delen is Een pagina toevoegen EenWidget verwijderen
verdeeld. Om een pagina toe te voegen drukt u op Om een Widget naar de prullenbak te
U kunt op elk moment op de toets HOME drukken "Pagina" links op het scherm. verplaatsen houdt u deze ingedrukt en
om deze pagina af te sluiten. Druk op de pijl Terug om terug te keren naar versleept u hem naar de prullenbak.
de vorige pagina.
Het scherm personaliseren Personalisering i-Toggles
Druk op het potlood in het "Aanraakscherm EenWidget verwijderen
(afhankelijk van de uitvoering)
aanpassen"-gedeelte. Om een Widget naar de prullenbak te
U ziet nu hoe de verschillende widgets op de verplaatsen houdt u deze ingedrukt en Open op het middelste scherm de pagina met de
beginpagina (HOME) zijn georganiseerd. versleept u hem naar de prullenbak. toets die u wilt toevoegen.
Een Widget is een verkleind venster van Deze snelkoppelingen worden gebruikt voor
een app of dienst.
Het instrumentenpaneel toegang tot een app (pagina voor
personaliseren bijvoorbeeld de airconditioning of radio) of om
Druk op het potlood in het "Informatie voor een handeling uit te voeren (zoals de
Een Widget toevoegen temperatuur op 21° instellen of een
de bestuurder aanpassen"-gedeelte.
Om een Widget toe te voegen drukt u op geselecteerde contactpersoon uit het
De aanpassing van de organisatie van de
"Widget" links op het scherm. telefoonboek bellen).
verschillende Widget wordt in realtime op het
Of
instrumentenpaneel weergegeven. Houd de snelkoppeling die u wilt vervangen
Druk op een van deze toetsen op het
scherm. Een Widget is een verkleind venster van ingedrukt.
Selecteer de gewenste Widget. een app of dienst. Er wordt een venster op het middelste scherm
Druk op de pijl Terug om terug te keren naar weergegeven met daarop alle beschikbare
de vorige pagina. snelkoppelingen in vakjes.
Een Widget toevoegen U krijgt ook een melding over de volgende stap die
De widgets op een beginpagina Om een Widget toe te voegen drukt u op u moet doen.
organiseren (HOME) "Widget" links op het scherm. Selecteer de nieuwe gewenste snelkoppeling. Deze
Of wordt gekopieerd in i-Toggles en vervangt de eerder
Wanneer u een Widget wilt verplaatsen, houdt u
Druk op een van deze toetsen op het geselecteerde snelkoppeling. U wordt ook met een
deze ingedrukt en sleept u hem naar de gewenste
scherm. melding geïnformeerd.
locatie.
Selecteer de gewenste Widget. Druk op deze toets of de hoofdtoets "Thuis"
Druk op de pijl Terug om terug te keren naar om deze functie af te sluiten.
de vorige pagina.
212
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Stuurkolomschakelaars
Spraakbediening:
Media: vorige / volgende nummer. Bladeren in de
lijsten.
Gesproken commando's
(afhankelijk van de uitvoering)
10
Telefoon: bladeren door het oproepenlogboek van Gebruiken van de spraakherkenning van het
Kort indrukken: gesproken commando's van de telefoon. systeem of van de smartphone via het systeem.
het systeem (afhankelijk van de uitvoering). Kort drukken: valideer een selectie. Als er geen Telefoon
Lang indrukken, gesproken commando's van de sprake is van een selectie: weergeven van de lijsten. Telefoon niet verbonden: toegang tot het
smartphone die met het systeem is verbonden menu om een telefoon te verbinden.
door middel van Bluetooth® of Mirror Screen®
(Apple® CarPlay®/Android Auto). Applicaties Telefoon verbonden: toegang tot het
oproepenlogboek, de contacten en de
Geluidsvolume verhogen. Druk op de startpagina op deze toets om het telefooninstellingen.
overzicht van de apps te openen. Twee verbonden telefoons: toegang tot de inhoud
Geluidsvolume verlagen. van de telefoon met prioriteit met de mogelijkheid
Door lang op de toets voor het verlagen Druk op elke willekeurige pagina met drie of
om de prioriteit van de telefoon te wijzigen.
van het geluidsvolume te drukken, wordt het geluid meer vingers op het touchscreen om het
Instellingen
gedempt. overzicht van de apps te openen.
Belangrijkste instellingen van het
Schakel het geluid weer in door op één van de twee audiosysteem, het touchscreen en het digitale
Help
volumetoetsen te drukken. instrumentenpaneel.
Toegang tot het instructieboekje en bekijken
Inkomende oproep (kort indrukken): oproep
van de trainingsvideo's.
aannemen.
Tijdens gesprek (kort indrukken): ophangen.
Media
Selecteren van een geluidsbron of
Gesproken commando's
Inkomende oproep (lang indrukken): oproep
radiozender.
weigeren.
Mirror Screen® Eerste handelingen
Geen gesprek bezig(kort indrukken): het
Smartphone verbonden via Mirror Screen®: (afhankelijk van de uitvoering)
oproepenlogboek openen van de telefoon die
toegang tot de geprojecteerde weergave van
via Bluetooth® is verbonden. De spraakherkenning biedt een keuze uit minimaal
Apple®CarPlay® of Android Auto.
Mirror Screen® verbonden (kort indrukken): de 17 talen (Frans, Duits, Engels (VK), Engels (VS),
Smartphone niet verbonden: toegang tot het menu
geprojecteerde weergave van de telefoonapp van Arabisch, Braziliaans, Chinees, Spaans, Hebreeuws,
om een smartphone te verbinden.
uw Mirror Screen®-apparaat openen. Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees,
Navigatie
Radio: automatisch zoeken naar de Russisch, Zweeds, Turks) die via het mobiele
(afhankelijk van de uitvoering)
vorige / volgende zender (in de lijst netwerk beschikbaar zijn en overeenkomen met de
Invoeren van instellingen voor het navigatiesysteem
met radiozenders gesorteerd op naam of gekozen taal die eerder in het systeem is ingesteld.
en kiezen van een bestemming.
frequenties).
De in real time beschikbare diensten gebruiken,
afhankelijk van de uitvoering.
213
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Het systeem ondersteunt twee talen die worden De spraakherkenning openen – Vraag de andere passagiers om stil te zijn
gebruikt wanneer er wordt gereden in gebieden die voordat u gesproken commando's geeft.
Gesproken commando's kunnen worden
niet door een mobiel netwerk worden gedekt.
gebruikt op elke schermpagina op Voorbeeld van een gesproken commando
Deze talen, die ingebouwde talen worden genoemd,
voorwaarde dat er geen andere functies actief zijn voor de airconditioning:
zijn in het systeem gedownload.
die prioriteit hebben (achteruitrijden, noodoproep of "zet de ventilator harder"
Als de gekozen taal niet is gedownload, verschijnt
pechhulpoproep, telefoongesprek of wanneer de "Zet de airconditioning aan"
er een melding op het scherm zodra het mobiele
spraakherkenning van een andere smartphone al "ik heb het te heet"
netwerk voor het eerst geen verbinding meer heeft
wordt gebruikt). Voorbeeld van een gesproken commando
en wordt aangeboden om de taal te downloaden.
De spraakherkenning kan als volgt worden geopend: voor radio en media:
Download deze nieuwe taal van tevoren via het
► Zeg "OK Peugeot". "Ik wil naar michael jackson luisteren"
Wi-Fi-netwerk om deze in alle gebieden te kunnen
Of "schakel over naar radio"
gebruiken (zet het contact aan zonder de motor te
► Druk op de toets op het stuurwiel. "stem af op 88.5"
starten).
Of
Voer de downloadprocedure uit die op het scherm Gesproken commando's voor media zijn
► Druk op de toets op het touchscreen.
wordt weergegeven. alleen beschikbaar met een
Wanneer deze nieuwe taal wordt gedownload, Houd rekening met het volgende om ervoor USB-verbinding.
wordt de ingebouwde taal die het minst is gebruikt, te zorgen dat het systeem uw gesproken
verwijderd. commando's altijd herkent: Voorbeeld van een gesproken commando
– Spreek met een normale stem de woorden voor de navigatie:
Informatie - Het systeem natuurlijk en volledig uit, zonder uw stem te "navigeer naar huis"
gebruiken verheffen.
– Na het openen van de spraakherkenning
"Leid me naar daniëlles huis"
"zoek openbare parkeergelegenheid in de buurt"
Wanneer gesproken commando's zijn
met de toets op het stuurwiel of de toets op
ingeschakeld, moet u uw commando na het Geef, afhankelijk van het land, de
het touchscreen moet u altijd wachten op de
geluidssignaal geven. bestemmingsinstructies (het adres) op in de
pieptoon (geluidssignaal) voordat u begint
Voor commando's in verschillende fasen vindt taal die voor het systeem is geconfigureerd.
te praten. Er klinkt geen piep wanneer de
interactie met het systeem plaats om het eerste
spraakherkenning met "OK Peugeot" wordt Voorbeeld van een gesproken commando
verzoek te voltooien.
geopend. voor de telefoon:
Sommige commando's worden na 7 seconden
– Voor een optimale werking raden wij u aan om "bel de mobiel van matthijs"
automatisch gevalideerd.
de ruiten en het schuif- / kanteldak (afhankelijk "bel 071 5467563"
Als het systeem uw commando niet kan uitvoeren,
van de uitvoering) te sluiten om geluiden van "Bel jonas"
wordt dit aangegeven door een gesproken bericht
buiten te voorkomen. Schakel ook de ventilatie
en een melding op het scherm.
uit.
214
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
215
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
216
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Wi-Fi-verbinding Apparaatbeheer Het kan zijn dat sommige apparaten die net
Voor elk apparaat dat al via een draadloze uit het systeem zijn verwijderd om een
Het systeem heeft een externe Wi-Fi-
verbinding (Bluetooth® of draadloze Mirror Screen®- verbinding vragen. Weiger dit verzoek.
verbindingsmodus voor het uitvoeren van
systeemupdates. verbinding) verbonden is met het systeem, kan
een favoriete verbindingsmodus worden ingesteld
Druk op de "Instellingen"-app.
(afhankelijk van de functies die het apparaat kan Mirror Screen®
Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst. ondersteunen). Wanneer een profiel is gekozen, is
het dus mogelijk om in te stellen of een apparaat Wanneer een smartphone via Mirror
Selecteer "Wi-Fi".
verbonden moet worden via een draadloze Screen® is verbonden, worden de locatie
Bluetooth®-verbinding of een draadloze Mirror van de auto en bepaalde gegevens over de auto
Schakel "Wi-Fi" in of uit.
Screen®-verbinding wanneer het systeem wordt naar de smartphone gestuurd (zoals merk, stuur
Het systeem gaat zoeken naar Wi-Fi-
gestart. links of rechts, dag-/nachtmodus en rijsnelheid).
netwerken in de omgeving. Dit kan een paar
seconden duren. Druk op de "Instellingen"-app.
Selecteer het Wi-Fi-netwerk waarmee u verbinding Apple® CarPlay®-verbinding
wilt maken en voer het wachtwoord in. Selecteer "Connectiviteit" in de lijst.
Selecteer "Apparaten" om een lijst met voor smartphones
Bescherm uw systeem door alleen gekoppelde apparaten weer te geven. Er kan één Apple® CarPlay®-smartphone worden
verbinding te maken met netwerken die Druk op deze toets om de verbinding van verbonden door middel van een USB-kabel of via
voldoende zijn beschermd. Versleutelingsniveau een apparaat te beheren. een draadloze verbinding.
WPA2, gelijkwaardig aan het beveiligingsniveau Kies een verbindingstype en bevestig deze keuze
voor thuisgebruik, is vereist. Schakel eerst de Siri®-functie op uw
door op "TOEPASSEN" te drukken.
Apple®-smartphone in.
Een netwerk dat al met het systeem is Een apparaat verwijderen Als het apparaat geen verbinding kan maken,
controleer dan op de website van Apple of het
verbonden, wordt automatisch opnieuw Druk op de "Instellingen"-app.
apparaat compatibel is met de functie.
verbonden zodra het systeem het netwerk
Als het probleem aanhoudt, verwijder alle
detecteert en de Wi-Fi-functie is ingeschakeld. Selecteer "Connectiviteit" in de lijst.
opgeslagen verbindingen op de smartphone en
217
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
in het systeem voordat u een nieuwe verbinding Schakel eerst de CarPlay®-functie van de Android Auto-verbinding voor
maakt. smartphone in.
Klik in het menu Bluetooth op de "i" naast de
smartphones
Bij de verbinding via de kabel moet u de functie relevante auto en schakel CarPlay in. Er kan slechts één Android Auto-smartphone
CarPlay in het menu Instellingen, Bluetooth van Druk op de "Instellingen"-app. worden verbonden door middel van een USB-kabel
uw smartphone uitschakelen. of via een draadloze verbinding.
Klik in het menu Bluetooth op de "i" naast de Selecteer "Connectiviteit" in de lijst. Installeer eerst de app "Android Auto" via
relevante auto en schakel CarPlay uit. Selecteer "Apparaten" om het apparaat de "Play Store" op uw smartphone.
Sluit de smartphone aan op het systeem met weer te geven dat moet worden verbonden Voor de "Android Auto"-functie is een
behulp van de USB-aansluiting die met Apple®CarPlay®. compatibele smartphone nodig.
compatibel is met Mirror Screen. Als het apparaat al via Bluetooth® met het systeem Als het apparaat geen verbinding kan maken,
Apple® CarPlay® wordt automatisch gestart een paar is verbonden, selecteert u de apparaatinstellingen controleer dan op de website van Android Auto of
seconden nadat de USB-verbinding tot stand is in de lijst van bekende apparaten en kiest u het apparaat compatibel is met de functie.
gekomen. In sommige gevallen moet uw apparaat Apple®CarPlay® als de modus voor draadloze Als het probleem aanhoudt, verwijder alle
ontgrendeld worden. verbinding. opgeslagen verbindingen op de smartphone en
De smartphone wordt opgeladen als deze via een Als het apparaat niet eerder met het systeem in het systeem voordat u een nieuwe verbinding
USB-kabel is aangesloten. verbonden is geweest, moet het worden gekoppeld maakt.
Bij de verbinding via kabel moet u voorkomen dat (zie het hoofdstuk "Bluetooth®-verbinding"). Voor een optimale draadloze verbinding raden
de kabel loskomt, vooral wanneer u door tolpoorten Het systeem detecteert of de smartphone we aan om uw smartphone uit de buurt van
rijdt. compatibel is met Apple en stelt voor om deze te andere Wi-Fi-netwerken te houden waarmee
Er is slechts één USB-socket voor de Mirror verbinden na het koppelingsproces.CarPlay automatisch verbinding kan worden gemaakt.
Screen®-verbinding (Apple®CarPlay®); zie Om de smartphone een volgende keer automatisch
het hoofdstuk "Ergonomie en comfort te verbinden, moet de Bluetooth® op uw apparaat Bij verbinding via de kabel moet u de draadloze
- Voorzieningen". zijn ingeschakeld. Android Auto-functie, in het menu Instellingen,
Voor de beste prestaties raden wij u aan Zodra de verbinding tot stand is gekomen, Android Auto in de app van uw smartphone
om de originele USB-kabels (bij voorkeur zo drukt u op deze toets om de interface uitschakelen.
kort mogelijke kabels) van uw apparaten te "Apple®CarPlay®" weer te geven. Sluit de smartphone aan op het systeem met
gebruiken. Houd de toets op het stuurwiel ingedrukt om behulp van de USB-aansluiting die
de gesproken commando's van de compatibel is met Mirror Screen®.
De draadloze verbinding van een Apple® CarPlay®- smartphone in te schakelen. Android Auto wordt een paar seconden nadat
smartphone kan worden gestart via het menu de USB-verbinding tot stand is gekomen
"Apparaten". gestart. Voor de eerste verbinding moet een
218
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
219
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Druk op de "Media"-app. Het oplichten van de schuifbalk bevestigt dat de Audio streamen
functie is geactiveerd.
Met de streamingfunctie kunt u naar de audiostream
Selecteer het "Afspelen"-tabblad in de lijst.
luisteren die afkomstig is van de smartphone(s) die
Druk op de toets "Favoriete radiozenders". De frequentieband wijzigen is (zijn) verbonden via Bluetooth®, USB (iPod®-type)
Druk op de "Media"-app. of Mirror Screen®.
Het opslaan vindt plaats door kort of lang op
Stel eerst het volume van het draagbare apparaat af
een van deze toetsen te drukken, of lang te Selecteer het "Afspelen"-tabblad in de lijst. (op een hoog geluidsniveau).
drukken op een al opgeslagen favoriete radiozender Druk op deze toets om de frequentieband Stel dan het geluidsvolume van het systeem in.
die vervolgens vervangen wordt. (FM - AM - DAB) te wijzigen, afhankelijk van Als het afspelen niet start, kan het zijn dat u
Druk op deze toets om terug te keren naar het land van verkoop. het afspelen van de audio moet starten via de
de vorige pagina.
smartphone.
Verkeersinformatieberichten Bediening verloopt via het externe apparaat of via de
Radiozenders automatisch inschakelen aanraaktoetsen van het systeem.
opzoeken Deze functie geeft prioriteit aan de Als streaming eenmaal is gestart, wordt uw
Via de toepassing "Media". waarschuwingsmeldingen van de smartphone als een geluidsbron
Druk op de "Media"-app. Verkeersinformatieberichten. Voor een correcte beschouwd.
werking van deze functie is een goede ontvangst
Selecteer het "Zenders"-tabblad in de lijst. van een radiozender nodig die deze berichten
Er wordt automatisch gezocht. uitzendt. Zodra een verkeersinformatiebericht Een nummer afspelen
Wanneer u de schakelaars op of rondom het wordt uitgezonden, wordt de radiozender waar Druk op de "Media"-app.
stuurwiel gebruikt, drukt u op deze toets. op dat moment naar wordt geluisterd automatisch
Er wordt automatisch gezocht. onderbroken voor het verkeersinformatiebericht. Druk wanneer er meerdere apparaten zijn
Zodra het bericht is afgelopen, wordt de normale verbonden op deze toets om een apparaat te
Radiozender volgen radiouitzending hervat. selecteren.
inschakelen Druk op de "Media"-app. Wanneer het apparaat is verbonden, kunt u door de
Voor een betere ontvangst wijzigt het systeem bestanden bladeren door op de toets "Afspeellijst"
Selecteer het "Instellingen"-tabblad in de lijst. of "Bibliotheek" te drukken.
automatisch de frequentie.
Schakel "Verkeersbericht" in. Kort indrukken: naar het vorige /
Druk op de "Media"-app.
volgende nummer gaan.
Het oplichten van de schuifbalk bevestigt dat de Lang indrukken: snel vooruit / achteruit spoelen in
Selecteer het "Instellingen"-tabblad in de lijst.
functie is geactiveerd. een nummer.
Schakel "Radiozender volgen" in.
220
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
221
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
222
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
223
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Inhoud
Druk op Inhoud.
224
Registratie van autogegevens en privacy
225
Registratie van autogegevens en privacy
reparatiewerkzaamheden of op uw verzoek worden of een MP3-speler). Gegevens die u zelf hebt veranderen is afhankelijk van de betreffende app en
gereset. ingevoerd, kunnen op elk moment worden gewist. van het besturingssysteem op uw smartphone.
De gegevens kunnen op uw verzoek ook naar een
Comfort- en locatie buiten de auto worden gestuurd, vooral bij Online diensten
infotainment-functies gebruik van online diensten in overeenstemming Als uw auto met een draadloos netwerk is
met de geselecteerde instellingen. verbonden, kunnen gegevens worden uitgewisseld
Comfort- en gepersonaliseerde instellingen kunnen
tussen de auto en andere systemen. Verbinding
in de auto worden opgeslagen en op elk moment
aangepast of opnieuw ingesteld worden.
Integratie van een Smartphone met een draadloos netwerk is mogelijk via een
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto (zoals Android Auto® of zender in uw auto of een mobiel apparaat dat u
hebt verbonden (zoals een smartphone). De online
kan dit het volgende omvatten: Apple®CarPlay®) diensten kunnen via deze draadloze verbinding
– Instellingen voor de positie van stoel en stuurwiel.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto worden gebruikt. Deze omvatten online diensten en
– Instellingen voor chassis en airconditioning.
kunt u uw smartphone of een ander mobiel apps die door de fabrikant en andere leveranciers
– Gepersonaliseerde instellingen, zoals de
apparaat aansluiten in de auto, zodat het met aan u zijn geleverd.
interieurverlichting.
de geïntegreerde bedieningsfuncties van de
U kunt uw eigen gegevens in het audio- en
telematicasysteem van de auto invoeren, als
auto kan worden bediend. Beelden en geluid Exclusieve diensten
van de smartphone kunnen via het audio- en Met betrekking tot de online diensten van de
onderdeel van de geselecteerde functies.
telematicasysteem worden verstuurd. Tegelijkertijd fabrikant worden de betreffende functies door
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
wordt er specifieke informatie naar uw smartphone de fabrikant in een geschikt medium beschreven
kan dit het volgende omvatten:
gestuurd. Afhankelijk van het type integratie omvat (bijvoorbeeld in het instructieboekje of op de
– Multimediagegevens zoals muziek, video's of
dit gegevens zoals locatie, dag-/nachtmodus en website van de fabrikant). Voor online diensten
foto's die met een geïntegreerd multimediasysteem
andere algemene informatie over de auto. Zie de kunnen persoonsgegevens worden gebruikt.
moeten worden gelezen.
gebruikersinstructies voor de auto of het audio- en Gegevens worden voor dit doeleinde via een
– Gegevens uit het adresboek voor gebruik met
telematicasysteem voor meer informatie. veilige verbinding uitgewisseld, bijvoorbeeld via
een geïntegreerd handsfree-systeem of een
Met het integreren van een smartphone kunt speciale computersystemen van de fabrikant.
geïntegreerd navigatiesysteem.
u de apps op de telefoon gebruiken, zoals een Het verzamelen, verwerken en gebruiken van
– Ingevoerde bestemmingen.
navigatie-app of muziekspeler. Er is geen andere persoonsgegevens voor de ontwikkeling van
– Gegevens over het gebruik van online diensten.
integratie tussen de smartphone en de auto mogelijk diensten worden uitsluitend uitgevoerd op basis van
Deze gegevens voor de comfort- en infotainment-
en dit geldt met name voor directe toegang tot wettelijke autorisatie, bijvoorbeeld bij een wettelijk
functies kunnen lokaal in de auto worden
autogegevens. Hoe de gegevens daarna worden verplicht noodoproepsysteem, of op basis van een
opgeslagen of op een apparaat dat u in de auto hebt
verwerkt, wordt bepaald door de leverancier van de contract of andere overeenkomst.
aangesloten (zoals een smartphone, een USB-stick
gebruikte app. De mogelijkheid om instellingen te U kunt de diensten en functies activeren en
deactiveren (sommige zijn oplaadbaar) en in
226
Registratie van autogegevens en privacy
227
Index
12V-accu 172, 176, 193, 193–197 Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 81 Boordgereedschap 183–185
Apps 23, 25 Brandstof 153
Autogegevens 10, 225 Brandstofadditief 175–176
A
Automatische ruitenwissers 74 Brandstofniveaumeter 153
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, Brandstoftank 153–154
Aanhanger 82, 165 automatische 103–105, 108, 177, 194 Brandstof tanken 153–154
Aanhangergewichten 201–202, 204–205 Automatisch inschakelen verlichting 68 Brandstoftank leeg (diesel) 183
ABS 80 Automatisch noodremsysteem 135–138 Brandstofverbruik 20
Accessoires 77 Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 153–154
Accu laden 194–195, 197 Buitenlandse reizen 71
B
Achterklep 33 Buitenspiegels 143
Achterlichten 192 Buitenverlichting 69
Achteruitrijcamera 112, 146–147 Bagageruimte 33–34, 36
Achteruitrijlicht 192–193 Banden 177, 207
C
Actieradius AdBlue® 19, 176 Banden oppompen 177, 207
Active LED Vision 68, 71 Bandenreparatieset 184–185
Active Safety Brake 135–138 Bandenspanning 177, 186, 207 Carrosserie 181
Adaptieve snelheidsregelaar 116–117, 122–123 Bandenspanningscontrole (met set) 185, 187 Carrosserie-onderhoud 181
AdBlue® 19, 178 Bandenspanning te laag (detectie) 110 Centrale vergrendeling 30
AdBlue® bijvullen 179 Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, CHECK 21
AdBlue®-reservoir 179 batterij 32 Claxon 78
Afmetingen 206 Batterij afstandsbediening vervangen ~ Configuratie van de auto 10, 23
Afstandsbediening 26–31 Afstandsbediening, batterij vervangen 32 Connectiviteit 222
Afstellen van de koplamphoogte 68 Beladen 169–170 Contact 99, 222
Afzetten van de motor 98 Benzinemotor 107, 174, 202 Contact aangezet 99
Airbags 85, 87, 89 Bergingsauto of trailer (slepen) 199 Controlelampjes 11–12
Airbags vóór 86–87, 90 Bijvullen AdBlue® 176, 179 Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
Alarmknipperlichten 77, 183 BlueHDi 19, 176, 183 controle 18
Alarmsysteem 37–38 Bluetooth (handsfree set) 216 Controlepaneel 157–158, 160, 163
Allesdragers 169–170 Bluetooth (telefoon) 216–217 Controles 174–175, 176–178
Antiblokkeersysteem (ABS) 80 Bluetooth-verbinding 216–217
Antidiefstalsysteem/Startblokkering 28 Boordcomputer 22
228
Index
D
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Grootlicht 70
Electronic Brake Force Distribution (EBD) 80 Grootlichtassistent 70
Dagteller 21 Elektronische sleutel 29–30
Datum (instellen) 223 Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,
H
Detectie obstakels 144 elektronische 97
Detectie te lage bandenspanning ~ Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 80, 82
Bandenspanning, detectie 110, 186 Energiestromen 24 Halfautomatisch veranderen van rijstrook 131
De tractiebatterij laden 160 e-Save-functie (energiereserve) 24 Halogeenlampen 68
Diagnose auto 21 ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma) 80 Handgeschakelde versnellingsbak ~
Dieselmotor 153, 174, 183, 204 Versnellingsbak, handgeschakeld 102, 108, 177
Digitaal instrumentenpaneel 10 Handsfree achterklep 35–36
F
Dimmer dashboardverlichting ~ Handsfree set 216
Dashboardverlichting (dimmer) 22 Handsfree toegang 35–36
Display instrumentenpaneel 10 Favoriete rijfuncties 114 Hill-Holder ~ Hill Start Assist 107–108
Dodehoekbewaking met groot bereik 143 Flacon AdBlue® 179 Hoogspanning 155
Drive Assist Plus 122–123 Follow me home-verlichting 69 Hulpoproep 78–79
Dynamische noodrem 101–102 Follow me home verlichting ~ Follow-me-home- Hybridemotor 24, 172, 199, 205
verlichting 69
Frequentie (radio) 220
E I
G
Eco-mode 172 Identificatiegegevens 207
Eco-mode ~ Eco-modus 172 Identificatieplaatjes constructeur 207
ECO-stand 106 Geluidssignaal stil voertuig (plug-in hybride) 78 Identificatie (stickers) 207
Electronic Stability Program (ESC) 81 Geluidssignaal voor voetgangers Infraroodcamera 112
Elektrisch bedienbare achterklep 34–36 (plug-in hybride) 78 Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem, Geprogrammeerd laden 24, 164 (inhoud) 153
elektrisch bediend 100–102, 177 Geprogrammeerd laden (plug-in hybride) 24–25, Instapverlichting 69
Elektrische automatische transmissie 156, 162 Instellen van de uitrustingen 10, 23
(hybride) 103 Gereedschap 183–185 Instrumentenpaneel 10, 22, 113
Elektromotor 107, 155, 205 Gevarendriehoek 183 Instrumentenpanelen 10
Elektronische remdrukregelaar (REF) 80 Gewichten 201 Interieurfilter 176
229
Index
Interieurfilter (vervangen) 176 Laadkabel (plug-in hybride) 157–158, 163 Motoren 201–202, 204
ISOFIX (bevestigingen) 90, 92, 94 Laadniveaumeter (plug-in hybride) 21 Motorkap 173
ISOFIX bevestigingen 90, 92, 94 Laadstekker (plug-in hybride) 156, 162–164 Motorkapsteun 173
ISOFIX kinderzitjes 90–92, 94 Laadtoestand van de tractiebatterij 24 Motorolie 174
Laden accu ~ Accu laden 194–195, 197 Motorolieniveaumeter 18
Laden tractiebatterij 160
K
Laden via een normaal stopcontact 160
N
Lader voor versneld laden (wallbox) 157–158
Keyless entry and start 26, 28–29, 98 Lak 181, 207
Kilometerteller 21 Lampen (vervangen) 191–192 Netaansluiting (standaardstekker) 157–158
Kinderbeveiliging 95 Lampen vervangen 191–192 Niveau AdBlue® 176
Kinderen 84, 90–92 Lane Departure Warning System 140 Niveau brandstofadditief diesel ~
Kinderen (veiligheid) 95 Lane Keeping System 122–123, 128–129 Brandstofaddititiefniveau 175–176
Kinderzitjes 84, 87–90 Leder (onderhoud) 182 Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 19, 175
Kinderzitjes (conventioneel) 90, 92, 94 LED-verlichting 67, 192 Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 175
Kinderzitjes i-Size 92, 94 Lekke band 185–186, 188 Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Klep laadaansluiting Lichtschakelaar 66–67 Ruitensproeiervloeistofniveau 73, 175
(plug-in hybride) 156, 162–164 Logboek waarschuwingsmeldingen 21 Niveaus controleren 174–175
Klep van de laadaansluiting 164 Lokaliseren van de auto 27 Niveaus en controles 174–176
Kleurcode lak 207 Luchtfilter 176 Noodbediening achterklep 33
Klokje (instellen) 223 Luchtfilter (vervangen) 176 Noodbediening portieren 31
Koelvloeistof 175 Noodoproep ~ Urgence-oproep 78–79
Koelvloeistoftemperatuur 19 Noodprocedure afzetten van de motor 99–100
Koelvloeistoftemperatuurmeter 19
M
Noodprocedure starten 99, 194
Kofferdeksel sluiten 29, 33 Noodremassistentie ~ Brake Assist
Koplampverstelling 68 Matten 113 System (BAS) 81, 137
Krik 184–185, 188 Milieu 32 Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
Mistachterlicht 66, 193 System (BAS) 81
Mobiele app 24–25, 162, 164
L
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren 169–170
Laadkabel 160 Motor 178
230
Index
O
Opschakelindicator 108 Recuperatief remmen (vertragen door
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 202, remmen op de motor) 105
Oliefilter 176 204–205 Regelmatige controles ~ Controles 176–177
Oliefilter (vervangen) 176 Overzicht van het verbruik 24–25 Regelmatig onderhoud 113, 176, 178
Olieniveau 18, 174 Regeneratie roetfilter 176
Oliepeilstok 18, 174 Registratie van voertuigdata en privacy 225
P
Olieverbruik 174 Reinigen (adviezen) 156, 180–182
Onder de motorkap ~ Motorruimte 172–174 Rembekrachtigingsysteem 80–81
Onderhoud (adviezen) 156, 180 Parkeerhulp 144 Remblokken 177
Onderhoudsadviezen 156, 180 Parkeerhulp achter 144 Remlichten 192
Onderhoudscontroles 17, 176, 178 Parkeerhulp achter met grafische weergave en Remmen 105, 177
Onderhoudsindicator 17 geluidssignalen 144 Remschijven 177
Ontgrendelen 26, 29 Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 112 Remvloeistof 175
Ontgrendelen achterklep 27, 29 Parkeerhulp vóór 145 Reservewiel 177, 184–185, 188
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte Parkeerlichten 67, 192 Reservoir ruitensproeiers ~
ontgrendelen 27, 29 Persoonlijke instellingen 10, 25 Ruitensproeierreservoir 175
Ontgrendelen portieren ~ Portieren Portieren 33 Resetten bandenspanningscontrolesysteem 111
ontgrendelen 30–31 Portieren sluiten 29–30, 33 Resetten van het traject 22
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur Post Collision Safety Brake 81 Richtingaanwijzers 67, 192
ontgrendelen 30 Profielen 209 Rijadviezen 96–97
Ontluchten brandstofsysteem ~ Programmeerbare verwarming 25 Rijden 96–97, 113
Brandstofsysteem ontluchten 183 Proximity Keyless Entry and Start 28 Rijhulpcamera (waarschuwingen) 112
Op afstand bedienbare functies 164 Pyrotechnische gordelspanners 84 Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 112
Op afstand bedienbare functies Rijstanden 106
(plug-in hybride) 24–25 Rijstrookcontrolesystemen 80
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte Rijverlichting 66, 69
openen 29, 33 R Roetfilter 175–176
Openen motorkap ~ Motorkap, openen 172–173 Radar (waarschuwingen) 112 Ruitbediening 39
Openen portieren ~ Portieren openen 29, 33 Radio 219 Ruitensproeier achter 73
Oplaadbaar hybridesysteem 6, 24, 98, 107, 155 Radiozender 219 Ruitensproeiers 73
Opladen via normaal stopcontact READY (verklikkerlampje) 172 Ruitensproeiers vóór 73
(plug-in hybride) 163–164 Rear Traffic Alert 150 Ruitenwisser achter 73
231
Index
S
Sport-stand 106–107 Touchscreen 23–25
Starten 194 Tractiebatterij opladen (plug-in hybride) 20, 155,
Schuif-/kanteldak 40–41 Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 153 162–164
SCR (Selective Catalytic Reduction) 20, 178 Starten / Stoppen van de auto 98 Tractiebatterij (plug-in hybride) 21, 155–156, 162
SCR-systeem 20, 178 Starten van de auto 98, 104 Trailer Stability Management (TSM) 82
Selectiehendel 103–105 Starten van de motor 98 Trekhaak 82, 165
Selectiehendel handgeschakelde Stickers 181 Trekhaak met afneembare kogel 166–169
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch Stickerset 181
bediende versnellingsbak 102 Stilzetten van de auto 98, 104–105
Stoelen achter ~ Achterbank 88
U
Sensoren (waarschuwingen) 113
Serienummer auto 207 Stop & Start 22, 108–110, 153, 172, 176, 196
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Streaming audio Bluetooth 220 Uitgebreide verkeersbordherkenning 118
Bandreparatieset 184–187 Stuurkolomschakelaars 104 Uitschakelen airbag passagier ~
Signalering onoplettendheid 139–140 Stuurwiel 113 Passagiersairbag uitschakelen 86, 89–90
Slepen 199–200 Supervergrendeling 27, 29
Slepen van de auto 199–200 Synchroniseren afstandsbediening 32
Slepen van een auto 199–200 Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Sleutel 26, 28, 31 Afstandsbediening synchroniseren 32 V
Sleutel met afstandsbediening 26, 97 Veiligheidsgordels 83–84, 90
Sleutel niet herkend 99–100 Veiligheidsgordels achter 83
Smartphone 24–25
T
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 86–92
Sneeuwkettingen 111, 171 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Sneeuwscherm 170 Tankbeveiliging 154 Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) 86–92
Sneeuwschermen 170 Technische gegevens 202, 204–205 Verbruikscijfers 24
Snelheidsbegrenzer 116–119 Te laag brandstofniveau 153 Vergrendelen 27–29
232
Index
Z
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje 83
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel Zekeringen 193
(lampje) 83 Zekeringen vervangen 193
Verlichting met Full LED-technologie 68, 71 Zij-airbags 86–87
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting 67 Zijspots 69
Vermogen 20 Zonder gereedschap afneembare kogel 166–169
Vermogensmeter (plug-in hybride) 20 Zonnescherm 40–41
Versnellingshendel 102
Verversen 174
Vervuiling van het roetfilter (diesel) 176
Visiopark 147
Visiopark 1 146
Voorverwarming/-koeling interieur
(plug-in hybride) 25
Vrijloop activeren 180
W
Waarschuwing kans op aanrijding 135–137
Waarschuwing oplettendheid bestuurder 139–140
Waarschuwing vergeten verlichting 66
Wallbox (plug-in hybride) 157–158, 163
Wassen 113
Wassen (adviezen) 156, 180–181
Wiel demonteren 189–190
233
Bijlage
234
Bijlage
235
Automobiles PEUGEOT verklaart dat er in overeenstemming met de voorschriften van de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken
wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat er recyclebare materialen worden gebruikt voor de productie van producten die door het bedrijf worden
verkocht.
Reproductie en vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, zijn streng verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.
Gedrukt in de EU
09-22
NE. 22.P5.0070
*22.P5.0070*