You are on page 1of 260

INSTRUCTIEBOEKJE

308
Toegang tot het instructieboekje

MOBIELE APPS ONLINE


Installeer de MYPEUGEOT APP-app (inhoud is offline Bekijk of download het instructieboekje via het volgende
beschikbaar). adres:
Ook beschikbaar in de app Scan MyPeugeot App. http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
Scan deze QR-code voor directe
toegang.

Selecteer:
– de taal,
– het model en de carrosserievariant van uw auto,
TOUCHSCREEN (op basis van beschikbaarheid) – de uitgifteperiode van het instructieboekje die
Kies het tabblad Handleiding in de app overeenkomt met de datum van de 1e tenaamstelling van
Help op het touchscreen. uw auto.

U kunt op verschillende manieren zoeken naar de


gewenste informatie. Met dit symbool wordt de meest recente
Uit veiligheidsoverwegingen is deze app niet informatie aangeduid.
toegankelijk als de auto harder dan 5 km/h rijdt.
Welkom Legenda
Veiligheidswaarschuwing
Wij danken u voor uw keuze voor de Peugeot 308.
Dit boekje bevat alle belangrijke informatie en adviezen die u nodig hebt om Aanvullende informatie
optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw auto.
Wij adviseren u om dit boekje aandachtig door te lezen, evenals het garantie- en
onderhoudsboekje. Milieubeschermingsfunctie
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de
specifieke kenmerken voor het land waar uw auto verkocht is, slechts van een Auto's met stuur links
deel van de uitrusting in dit boekje zijn voorzien.
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend.
Automobiles PEUGEOT behoudt zich het recht voor om de technische kenmerken, Auto's met stuur rechts
uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit document aan te
passen. Locatie van uitrusting / toets, aangeduid met een
Overhandig dit instructieboekje bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar. zwart gebied

Neem voor werkzaamheden aan uw auto contact op met een lid van het
dealernetwerk van de fabrikant, hierna te noemen “een dealer”, of een
gekwalificeerde werkplaats.
Inhoud

Overzicht ■ Ergonomie en comfort 3 Veiligheid 5


Zitpositie  43 Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
Voorstoelen  44 veiligheid  77
Eco-rijden ■ Het stuurwiel verstellen  47 Alarmknipperlichten  77
Stuurwielverwarming  48 Claxon  78
Spiegels  48 Geluidssignaal voor voetgangers (plug-in hybride)  78
Instrumentenpaneel 1 Achterbank  50 Noodoproep of pechhulpoproep  78
Informatie voor de bestuurder  10 Verwarming en ventilatie  51 Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)  80
Digitale instrumentenpanelen  10 Automatische airconditioning met gescheiden Veiligheidsgordels  83
Waarschuwings- en verklikkerlampjes  11 regeling  53 Airbags  85
Meters  17 Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste Kinderzitjes  87
Handmatige controle  21 zijruiten  56 De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen  89
Kilometerteller  21 Ontwasemen - ontdooien achterruit  56 ISOFIX-kinderzitjes  90
Boordcomputer  22 Voorruitverwarming  56 i-Size-kinderzitjes  92
10 inch touchscreen  23 Voorverwarming / -koeling (plug-in hybride)  56 Kinderzitjes plaatsen  92
i-Toggles  25 Voorzieningen vóór  57 Kinderbeveiliging  95
Op afstand bedienbare extra functies Plafonniers  61
(plug-in hybride)  25 Sfeerverlichting  61
Voorzieningen achter  61 Rijden 6
Voorzieningen in de bagageruimte  62 Rijadviezen  96
Toegang 2 Starten / afzetten van de motor  98
Elektronische sleutel met afstandsbedieningsfunctie Plug-in hybrideauto starten  98
en geïntegreerde sleutel  26 Verlichting en zicht 4 Elektrische parkeerrem  100
Sleutelloos instap- en startsysteem met Lichtschakelaar  66 Handgeschakelde versnellingsbak  102
nabijheidssensor  28 Richtingaanwijzers  67 Automatische transmissie  103
Centrale vergrendeling  30 Hoogteverstelling van de koplampen  68 Rijstanden  106
Noodprocedures  31 Automatisch inschakelen van de koplampen  68 Hill Start Assist  107
Portieren  33 Follow me home- en instapverlichting  69 Schakelindicator  108
Achterklep  33 Automatische verlichtingssystemen - Algemene Stop & Start  108
Elektrisch bedienbare achterklep (SW)  34 aanbevelingen  69 Bandenspanningscontrolesysteem  110
Alarm  37 Grootlichtassistent  70 Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
Elektrische ruitbediening  39 Peugeot Matrix LED Technology 2.0  71 adviezen  112
Schuif- / kanteldak  40 Ruitenwisserschakelaar  72 Stuurwiel met hands-on-detectiesysteem  113
Intervalstand ruitenwissers  74 Snelkoppelingen voor rijhulpsystemen  114
Automatische stand ruitenwissers  74 Verkeersbordherkenning  114
Ruitenwisserbladen vervangen  75 Snelheidsbegrenzer  118

2
Inhoud

Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen  120 Onderhoudstips  180 Telefoon  221


Snelheidsregelaar  120 Instellingen  222
Drive Assist Plus  122 Help  223
Drive Assist 2.0  123 In geval van pech 8
Adaptieve snelheidsregelaar  123 Gevarendriehoek  183
Lane Positioning Assist  128 Brandstoftank leeg (diesel)  183 Registratie van autogegevens en privacy 11
Halfautomatisch veranderen van rijstrook  131 Boordgereedschap  183
Active Safety Brake met Waarschuwing bij kans op Bandenreparatieset  185
aanrijding en Intelligente noodremassistentie  135 Reservewiel  188 Index ■
Systeem voor detecteren van onoplettendheid  139 Een lamp vervangen  191
Active Lane Departure Warning  140 Zekeringen  193
Dodehoekbewaking met groot bereik  143 12V-accu  193 Bijlage ■
Parkeerhulp  144 De auto slepen  199
Visiopark 1  146
Visiopark 3  147
Verkeerswaarschuwing achter  150 Technische gegevens 9
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten  201
Praktische informatie7 Benzinemotoren  202
Compatibiliteit van brandstoffen  153 Dieselmotoren  204
Tanken  153 Motoren van plug-in hybrides  205
Tankbeveiliging (diesel)  154 Afmetingen  206
Plug-in hybridesysteem  155 Identificatie  207
De tractiebatterij opladen (plug-in hybride)  162
Trekhaak  165
Trekhaak met afneembare kogel  166 PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT 10
Dakdragers  169 i-Connect
Sneeuwschermen  170 De eerste stappen  208
Sneeuwkettingen  171 Aanpassen  211
Eco-stand  172 Stuurkolomschakelaars  213
Motorkap  172 Applicaties  213
Onder de motorkap  173 Gesproken commando's  213
Niveaus controleren  174 Navigatie  215
Controles  176 Connectiviteit  216
AdBlue® (BlueHDi)  178 Mirror Screen  217
Vrijloop  180 Media  219

3
Overzicht

Presentatie 1. Noodoproep / pechhulpoproep 1. 10 inch touchscreen


Schuif-/kanteldak 2. Centraal schakelaarpaneel
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen alleen
Alarm 3. Opbergruimte of draadloze oplader voor
ter informatie. De aanwezigheid en de locatie van
Plafonnier / leeslampjes vóór smartphone
bepaalde elementen kunnen variëren afhankelijk
2. Display met waarschuwingslampjes voor 4. Starten / afzetten van de motor met START/
van de uitvoering of het uitrustingsniveau.
veiligheidsgordels en airbag vóór aan STOP
Cockpit passagierszijde 5. Opbergruimte
Binnenspiegel USB-aansluiting
3. Instrumentenpaneel 12V-aansluiting
4. Schakelaarpaneel aan de zijkant / muntenbakje Bekerhouder
5. Zekeringkast 6. Versnellingsbak / transmissie
6. Motorkap openen 7. Keuzeschakelaar rijstand
7. Buitenspiegels 8. Elektrische parkeerrem
Elektrische ruitbediening 9. Opbergruimte / opbergruimte smartphone
Centrale vergrendeling
8. Middenarmsteun voor Schakelaars op of rondom het stuurwiel
USB-aansluitingen
9. Airbag vóór aan passagierszijde
10. Dashboardkastje

Middenconsole

4
Overzicht

1. Lichtschakelaar / richtingaanwijzers / F. Indrukken: weergeven favoriete radiozender / Centraal schakelaarpaneel


pagina display instrumentenpaneel / media
onderhoudsindicator Omhoog / omlaag: selecteren van vorige /
2. Bediening ruitenwissers / ruitensproeier / volgende zender / medium / smartphone
boordcomputer Indrukken: keuze bevestigen
3. Schakelflippers automatische transmissie G. Volume verhogen / verlagen
4. Bediening snelheidsbegrenzer / H. Opnemen / ophangen
snelheidsregelaar / Adaptieve snelheidsregelaar Toegang tot het oproeplogboek van de
/ Drive Assist Plus of Drive Assist 2.0 Telefoon-app
A. Ingestelde snelheid verhogen / verlagen I. Kort indrukken: gesproken commando's van het
Weergeven en instellen van de afstand tot de systeem
voorligger (Adaptieve snelheidsregelaar) Lang indrukken: gesproken commando's van de 1. Bediening automatisch airconditioningssysteem
B. Snelheidsregelaar in-/uitschakelen smartphone / toets HOME
Adaptieve snelheidsregelaar in-/uitschakelen / of
Drive Assist Plus Schakelaarpaneel aan de zijkant toets i-Toggles/HOME
C. Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar 2. Bediening audiosysteem
inschakelen / onderbreken met de opgeslagen 3. Snelkoppelingen voor rijhulpsystemen
snelheid 4. Toegang tot de Klimaat-app
Bevestiging van het wegrijden van de auto 5. Voorruitontwaseming
nadat deze automatisch tot stilstand is gebracht 6. Luchtrecirculatie in het interieur
(Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie) 7. Achterruitverwarming
D. Snelheidsbegrenzer in-/uitschakelen 8. Automatische airconditioning uitschakelen
E. Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar 9. Alarmknipperlichten
activeren met de opgeslagen snelheid 1. Hoogteverstelling van de koplampen met
De snelheid gebruiken die wordt voorgesteld led-technologie
door de Verkeersbordherkenning -functie 2. Elektrisch bedienbare achterklep
3. Voorruitverwarming
5. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde 4. Stuurwielverwarming
6. Bediening audiosysteem 5. Openen van de brandstofvulklep
6. Controlelampje voorverwarmen / voorkoelen

5
Overzicht

Plug-in hybridesysteem ondersteunt de benzinemotor bij het starten en


accelereren.
Deel "Praktische informatie - Compatibiliteit van
brandstoffen":
Het elektrisch vermogen wordt geleverd door een
oplaadbare tractiebatterij.

Stickers
Deel "Ergonomie en comfort - Voorzieningen Deel "Praktische informatie - Plug-in
vóór - Draadloze smartphonelader": hybridesysteem":

Delen "Verlichting en zicht - Lichtschakelaar" en


"In geval van pech - Een gloeilamp vervangen":
1. Benzinemotor
2. Elektromotor
3. Tractiebatterij Deel "Praktische informatie - De tractiebatterij
4. 12V-accu's voor accessoires opladen (Plug-in hybride)":
5. Elektrische automatische transmissie, 8
versnellingen (e-EAT8) Deel "Veiligheid - Kinderzitjes - De airbag vóór Deel "Praktische informatie - Motorkap":
6. Klep van de laadaansluiting aan passagierszijde uitschakelen":
7. Brandstofvulklep
8. Keuzeschakelaar rijstand
9. Kabel voor opladen via een normaal stopcontact
Deel "Veiligheid - ISOFIX-bevestigingen": Deel "In geval van pech - Bandenreparatieset":
De plug-in hybridetechnologie combineert
twee energiebronnen: de benzinemotor en de
elektromotor die de voorwielen aandrijven. i-Size TOP TETHER

Deze twee motoren kunnen afzonderlijk of gelijktijdig Deel "Rijden - Elektrische parkeerrem":
werken, afhankelijk van de geselecteerde rijstand en
de rijomstandigheden.
In de stand Electric wordt de auto volledig elektrisch
aangedreven, en in de stand Hybride alleen als er Deel "Rijden - Stop & Start": Deel "In geval van pech - Reservewiel":
weinig vermogen wordt gevraagd. De elektromotor

6
Overzicht

Deel "In geval van pech- 12V-accu('s)":

24V

12V

7
Eco-rijden

Eco-rijden vrijloop gebruiken door uw voet langzaam helemaal


van het gaspedaal te halen om zo brandstof te
Sluit als passagier zo weinig mogelijk multimedia-
apparaten (voor bijvoorbeeld films, muziek of
Door in de dagelijkse praktijk een aantal besparen. spelletjes) aan om het energieverbruik te beperken.
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u de Koppel alle draagbare apparatuur los als u de auto
energieverbruik van zijn auto (brandstof en / of snelheidsregelaar inschakelen. verlaat.
elektriciteit) en de CO2-uitstoot optimaliseren.
Gebruik de elektrische voorzieningen op de Beperk de oorzaken van een hoger
Het gebruik van de versnellingsbak / juiste manier brandstofverbruik
transmissie optimaliseren
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in het Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto: plaats
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde interieur hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo de ventilatieroosters voordat u de airconditioning dicht mogelijk bij de achterbank.
snel mogelijk naar de tweede versnelling. Schakel inschakelt. Beperk de belading en de luchtweerstand van
bij het accelereren bij voorkeur snel over naar een Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50 km/h, uw auto (onder meer door dakdragers, imperiaal,
hogere versnelling. maar laat de ventilatieroosters geopend. fietsendrager en aanhanger). Gebruik bij voorkeur
Met een automatische transmissie kunt u het Maak gebruik van alle voorzieningen die de een dakkoffer voor het vervoer van bagage op het
beste de automatische modus gebruiken. Trap het temperatuur in het interieur kunnen verlagen. dak.
gaspedaal niet heel diep of plotseling in. Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste Verwijder de dakdragers en het imperiaal na gebruik.
De schakelindicator adviseert u de versnelling temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een Vervang de winterbanden na de winter zo snel
te kiezen die het best geschikt is voor de automatische airconditioning). mogelijk door zomerbanden.
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op het Schakel de achterruitverwarming en de Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
instrumentenpaneel zo snel mogelijk op. ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn, als
Bij een auto met een automatische transmissie Controleer de bandenspanning regelmatig (bij koude
deze niet automatisch worden geregeld.
wordt de schakelindicator alleen in de handmatige banden) en houd u daarbij aan de bandenspanning
Schakel de stoelverwarming en het verwarmde
stand weergegeven. die staat vermeld op de sticker op de sponning van
stuurwiel zo snel mogelijk uit.
het bestuurdersportier.
Kies voor een soepele rijstijl Pas uw gebruik van de (mist)verlichting aan het
Controleer de bandenspanning met name:
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur zicht aan, in overeenstemming met de geldende
– voorafgaand aan een lange rit;
af op de motor in plaats van het rempedaal te wetgeving in het land waar u rijdt.
– bij de wisseling van de seizoenen;
gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Laat de motor vooral 's winters (behalve onder zeer
– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Op deze manier verlaagt u het energieverbruik winterse omstandigheden: bij temperaturen lager
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen van
en de CO2-emissies, en neemt het algemene dan -23 °C) na het starten niet stationair draaien. De
een aanhanger of caravan (indien van toepassing)
geluidsniveau van het verkeer af. auto warmt onder het rijden veel sneller op.
niet.
Bij een EAT8-transmissie kunt u met de Laat uw auto regelmatig onderhouden
selectiehendel in stand D, behalve in stand Sport, de (motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en

8
Eco-rijden

interieurfilter vervangen enz.). Houd u aan het ► Zorg ervoor dat de tractiebatterij bijna volledig is
onderhoudsschema van de fabrikant. opgeladen.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: ► Gebruik de functie e-Save niet tijdens het rijden.
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto ► Gebruik de verwarming/airconditioning op een
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar een verstandige manier.
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om de hoeveelheid stikstofoxide tot wettelijke
niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan drie
keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000 km
stabiliseert.
De actieradius optimaliseren (plug-in hybride)
Sluit de auto zo snel mogelijk aan.
Probeer in het gebied ECO op de vermogensmeter
te blijven door gelijkmatig te rijden en de snelheid
niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op tijd
en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel mogelijk af
met de functie voor regeneratief remmen om energie
terug te winnen (vermogensmeter in het gebied
CHARGE).
Laat voordat u wegrijdt het interieur van de auto
voorverwarmen of voorkoelen terwijl de laadkabel is
aangesloten.
Om het verbruik tijdens een rit te optimaliseren:
► Programmeer een bestemming in het GPS-
navigatiesysteem van de auto.
► Selecteer de rijstand Hybride.

9
Instrumentenpaneel

Informatie voor de De informatie op de pagina Personalisering is als


volgt:
bestuurder – Energiestromen (Plug-in hybride).
– Actueel gebruikt medium.
Instrumentenpaneel
– Rijhulpsystemen (zoals Uitgebreide
Het instrumentenpaneel geeft alle informatie over de verkeersbordherkenning).
status van de diverse systemen van de auto die de – Navigatie (afhankelijk van de uitvoering).
bestuurder nodig heeft. – Motortemperaturen (Benzine of Diesel).
Deze informatie wordt in de vorm van – Toerenteller (Benzine of Diesel).
waarschuwings- en controlelampjes, en meldingen
aangegeven. Informatie op het
Het instrumentenpaneel is een volledig digitaal
scherm.
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C) (Benzine of instrumentenpaneel
Diesel) De informatie op het instrumentenpaneel (zoals
Kilometerteller (km of mijl) (Benzine of Diesel) waarschuwingslampjes en indicatoren) kan een
Digitale Indicator laadniveau tractiebatterij en actieradius vaste of wisselende locatie hebben, afhankelijk van
instrumentenpanelen (km of mijl) (Plug-in hybride)
2. Schakelindicator (pijl en aanbevolen versnelling)
de pagina of het geactiveerde rijhulpsysteem.
Voor functies die een controlelampje voor zowel
Digitale instrumentenpanelen zijn van het type Stand selectiehendel en ingeschakelde de ingeschakelde status als de uitgeschakelde
head-up of 3D head-up. versnelling bij automatische transmissie status hebben, is slechts één specifieke positie
Ze kunnen worden aangepast met een systeem van Snelheidsmeter (km/h of mijl/h) beschikbaar.
pagina's en widgets. 3. Weergave van verkeersborden met een
Afhankelijk van de weergegeven pagina wordt snelheidslimiet Schermtaal en eenheden
bepaalde informatie verborgen of anders Rijhulpsysteem in verkleinde weergave (als de Deze zijn afhankelijk van de instellingen van
gepresenteerd. functie actief is) het touchscreen.
4. Toerenteller (omw/min) (Benzine of Diesel) Wanneer u reist naar een land met een
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand andere officiële eenheid voor de afstanden en
Normaal) snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph), moet
Vermogensmeter (Plug-in hybride) u de configuratie van de eenheden wijzigen.
READY-controlelampje (Plug-in hybride)
Weer te geven pagina kiezen
5. Brandstofniveaumeter en resterende actieradius
(km of mijl) Standaard zijn er pagina's in het instrumentenpaneel
opgeslagen.

10
Instrumentenpaneel

De instellingen kunnen worden gewijzigd via


Instellingen > Aanpassingen op het
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie. 1
touchscreen.
Zie voor meer informatie het betreffende hoofdstuk Continu brandend
over Personalisering - Instrumentenpaneel in de waarschuwingslampje
beschrijving van de audio- en telematicasystemen.
Als er een rood of oranje waarschuwingslampje gaat
branden, is er een storing die verder moet worden
Waarschuwings- en onderzocht.

► Druk op de knop op het uiteinde van de verklikkerlampjes Wanneer een lampje blijft branden
lichtschakelaar om door de verschillende pagina's De waarschuwings- en verklikkerlampjes De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijvingen
te bladeren. (weergegeven als symbolen) informeren de van de waarschuwings- en verklikkerlampjes geven
De nieuwe pagina wordt direct weergegeven. bestuurder over een storing (waarschuwingslampjes) aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen acties
of de werking van een systeem (verklikkerlampjes contact met een gekwalificeerde professional moet
Wanneer er een melding in een tijdelijk
ingeschakelde of uitgeschakelde functie). Bepaalde opnemen.
venster wordt weergegeven, dan kunt u dit
lampjes kunnen op twee manieren (permanent of (1): Zet de auto stil.
venster sluiten door op deze toets te drukken.
knipperend) en/of in verschillende kleuren branden. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
Configureren van weergegeven pagina's Bijbehorende waarschuwingen (2): Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
Pagina's en widgets kunnen worden toegevoegd en Een lampje kan branden in combinatie met een een gekwalificeerde werkplaats.
verwijderd, en de lay-out van pagina's en widgets geluidssignaal en/of een melding op het display. (3): Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
kan worden gewijzigd. Door de weergegeven waarschuwingen te relateren gekwalificeerde werkplaats.
Er kunnen maximaal 5 pagina's worden opgeslagen. aan de werkingstoestand van de auto kan worden
Elke pagina kan 1 of 2 widgets bevatten: bepaald of er sprake is van een normale situatie of
– Met 1 widget, grote weergave in centrale positie. van een storing; zie de beschrijving van ieder lampje
– Met 2 widgets, verkleinde weergave in zijpositie. voor meer informatie.
De kleur voor elke rijstand kan worden aangepast. Bij het aanzetten van het contact
Er wordt een suggestie voor een standaardinstelling
gegeven. Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode
De instelling is ook afgestemd op de sfeerverlichting of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden
(afhankelijk van beschikbaarheid). branden. Deze lampjes moeten doven als de motor
draait.

11
Instrumentenpaneel

Lijst met Kabel aangesloten (Plug-in hybride) Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir bij met
Brandt permanent bij het aanzetten van het de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
waarschuwingslampjes contact. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Rode waarschuwingslampjes De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van Brandt permanent.
de auto. Een storing in het systeem van de
STOP
Brandt permanent bij het aanzetten van het elektronische remdrukregelaar (EBD).
Permanent, in combinatie met een ander
contact, in combinatie met een melding. Voer (1) en dan (2) uit.
waarschuwingslampje, een melding en een
De auto kan niet worden gestart als de laadkabel op Elektrische parkeerrem
geluidssignaal.
de aansluiting van de auto is aangesloten. Brandt permanent.
Een ernstige storing in de motor, het remsysteem,
Koppel de laadkabel los en sluit de klep. De elektrische parkeerrem is aangetrokken.
de stuurbekrachtiging of de automatische
transmissie, of een ernstige elektrische storing. Laadtoestand van de 12V-accu Knippert.
Voer (1) en dan (2) uit. Brandt permanent. Het aantrekken / vrijzetten werkt niet.
Het laadcircuit van de accu werkt niet goed Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke
Te hoge koelvloeistoftemperatuur (bijvoorbeeld door vuile klemmen, of een losse of (horizontale) ondergrond.
Brandt permanent.
afgescheurde dynamoriem). Bij auto's met een handgeschakelde
De temperatuur van de koelvloeistof is te
Voer (1) uit. versnellingsbak: schakel een versnelling in.
hoog.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt, Bij auto's met een automatische transmissie:
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld voordat
beveilig de auto dan op de volgende manier tegen selecteer stand P .
u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het probleem niet
wegrollen: Zet het contact af en voer (2) uit.
verdwijnt.
► Bij een auto met een handgeschakelde Stuurbekrachtiging
Motoroliedruk versnellingsbak: schakel een versnelling in. Brandt permanent in combinatie met een
Brandt permanent. ► Bij een auto met een automatische transmissie: geluidssignaal.
Er is een probleem met het smeersysteem plaats de meegeleverde wielblokken voor en achter Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
van de motor. een van de wielen. Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Voer (1) en dan (2) uit. Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast. Als
Portieren(en) geopend
Storing in het systeem (Plug-in hybride) het waarschuwingslampje niet uit gaat wanneer de
Permanent, in combinatie met een melding
Brandt permanent. motor is gestart, voer (2) uit.
die aangeeft om welk portier het gaat.
Storing in het plug-in hybridesysteem. Remmen Samen met de waarschuwing wordt er een
Voer (1) en vervolgens (2) uit. Brandt permanent. geluidssignaal gegeven als de snelheid hoger is dan
Het remvloeistofpeil in het remcircuit is 10 km/h.
aanzienlijk gedaald. Een portier of de bagageruimte is niet goed
gesloten.

12
Instrumentenpaneel

Veiligheidsgordels losgemaakt of niet


vastgemaakt
Waarschuwingslampje Service brandt
permanent en onderhoudssleutel
► Trek aan de elektrische parkeerrem en houd
deze 7 tot 15 seconden aangetrokken, totdat het 1
Permanent of knipperend, samen van een knippert, en brandt vervolgens permanent. controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
toenemend geluidssignaal. Het interval voor de onderhoudsbeurt is branden.
Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of overschreden. Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan
weer losgemaakt. Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel op de volgende wijze tegen wegrollen:
Oranje waarschuwingslampjes mogelijk uitvoeren. ► Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren. ► Bij auto's met een handgeschakelde
Service versnellingsbak: schakel een versnelling in.
Remmen
Brandt tijdelijk in combinatie met een ► Bij auto's met een automatische transmissie:
Brandt permanent.
melding. selecteer P en plaats de meegeleverde wielblokken
Er is een kleine storing in het remsysteem
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd voor en achter een van de wielen.
gedetecteerd.
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat Zie (2).
Rijd voorzichtig.
branden.
Voer (3) uit. Automatische functies uitgeschakeld
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
Storing (met elektrische parkeerrem) (elektrische parkeerrem)
van de melding op het instrumentenpaneel.
Permanent, in combinatie met de Brandt permanent.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen, zoals het
melding "Storing parkeerrem". De functies "automatisch inschakelen"
vervangen van de batterij in de afstandsbediening.
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor (bij het afzetten van de motor) en "automatisch
Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing in
draait. uitschakelen" (bij het wegrijden) zijn uitgeschakeld.
het bandenspanningscontrolesysteem.
Als de parkeerrem niet handmatig kan worden in- en Als automatisch inschakelen / uitschakelen niet
Brandt permanent, in combinatie met een
uitgeschakeld, dan is de hendel van de elektrische meer mogelijk is:
melding.
parkeerrem defect. ► Start de motor.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
De automatische functies moeten te allen tijde ► Gebruik de hendel om de elektrische parkeerrem
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
worden gebruikt: ze worden automatisch weer in te schakelen.
branden.
geactiveerd bij een storing in de hendel. ► Laat het rempedaal volledig los.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
Zie (2). ► Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de richting
van de melding op het instrumentenpaneel en voer
Permanent, in combinatie met voor uitschakelen.
vervolgens (3) uit.
de melding "Storing ► Laat de hendel los.
Permanent, in combinatie met de melding
parkeerrem". ► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
"Storing parkeerrem".
De elektrische parkeerrem is defect; de handmatige ► Trek de hendel 2 seconden in de richting voor
De functie automatisch uitschakelen van de
en elektrische functies werken mogelijk niet meer. inschakelen.
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden: ► Laat de hendel en het rempedaal los.
Zie (2).

13
Instrumentenpaneel

Antiblokkeersysteem (ABS) Knippert. Reset het controlesysteem na het aanpassen van de


Brandt permanent. De regeling van het DSC- / ASR-systeem bandenspanning.
Een storing in het antiblokkeersysteem. wordt ingeschakeld bij minder grip of afwijken van Het waarschuwingslampje voor te
De auto kan normaal remmen. de rijbaan. lage bandenspanning knippert en
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3). Brandt permanent. brandt vervolgens permanent, en
Stuurbekrachtiging Een storing in het DSC- / ASR-systeem. waarschuwingslampje Service brandt permanent.
Permanent. Zie (3). Er is een storing in het
Er is sprake van een kleine storing in de Storing noodremassistentie (bij elektrische bandenspanningscontrolesysteem.
stuurbekrachtiging. parkeerrem) Het systeem kan geen lage bandenspanning meer
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3). Permanent, in combinatie met de aangeven.
melding "Storing parkeerrem". Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk en
Zelfdiagnosesysteem motor
De noodremassistentie werkt niet optimaal. zie (3).
Knippert.
Een storing in het Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is, Parkeerhulp
motormanagementsysteem. schakel de functie handmatig uit of zie (3). Permanent, in combinatie met een melding
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken. Hill Start Assist op het scherm en een geluidssignaal.
U moet (2) uitvoeren. Brandt permanent, in combinatie met De functie is uitgeschakeld.
Brandt permanent. de melding "Storing in Brandt permanent, in combinatie met
Een storing in de emissieregeling. antiterugrolsysteem". het waarschuwingslampje Service,
Het waarschuwingslampje moet uit gaan als de Er is een storing in het systeem. een melding en een geluidssignaal.
motor draait. Zie (3). Er is een storing in het systeem.
Voer direct (3) uit. Voer (3) uit.
Post Collision Safety Brake
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) / Brandt permanent, in Voorgloeien (diesel)
antispinregeling (ASR) combinatie met het Brandt tijdelijk
Brandt permanent. waarschuwingslampje Service, een melding en een (tot ongeveer 30 seconden bij lage
De functie is uitgeschakeld. geluidssignaal. temperaturen).
De functie DSC / ASR wordt automatisch weer Er is een storing in het systeem. Wanneer het contact wordt aangezet, als de
ingeschakeld als de motor opnieuw wordt gestart en Voer snel (3) uit. weersomstandigheden en de motortemperatuur dit
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h. noodzakelijk maken.
Bandenspanning te laag
Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan de functie Wacht met starten totdat het waarschuwingslampje
Brandt permanent.
handmatig weer worden ingeschakeld. uit gaat.
De bandenspanning van een of meerdere
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat, wordt
banden is te laag.
de motor onmiddellijk gestart wanneer u:
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

14
Instrumentenpaneel

– bij een auto met een handgeschakelde


versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt
Laag brandstofniveau
Brandt permanent, in combinatie met een
Brandt permanent.
Het systeem wordt tijdelijk
1
houdt. geluidssignaal en een melding. uitgeschakeld omdat de bestuurder en/of
– bij een auto met een automatische transmissie het Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 voorpassagier (afhankelijk van de uitvoering)
rempedaal ingetrapt houdt. liter brandstof in de tank (reservevoorraad). zijn gedetecteerd, maar de bijbehorende
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de Zolang er geen brandstof wordt getankt, wordt deze veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
knop START/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt waarschuwing iedere keer herhaald wanneer het Active Lane Departure Warning
houdt. contact wordt aangezet, en met een toenemende Brandt permanent.
Airbags frequentie naarmate het brandstofniveau verder zakt Het systeem is automatisch uitgeschakeld of
Brandt permanent, in combinatie met en de nul nadert. in de wachtstand gezet.
het waarschuwingslampje Service en Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege Knippert.
een melding. brandstoftank te voorkomen. De auto dreigt een onderbroken
Een van de airbags of pyrotechnische Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg is; rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
gordelspanners is defect. hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Voer (3) uit. injectiesysteem beschadigd raken. Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert dan
Airbag vóór aan passagierszijde (ON) Waarschuwing bij kans op aanrijding / Active de koers van de auto als het merkt dat de kans
Brandt permanent. Safety Brake bestaat dat een rijstrookmarkering of wegrand wordt
De passagiersairbag vóór is geactiveerd. Brandt permanent, in combinatie met een overschreden (afhankelijk van de uitvoering).
De schakelaar is in de stand "ON" gezet. melding. Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in Het systeem is via het touchscreen uitgeschakeld. Permanent, in combinatie met een
de rijrichting" op de voorpassagiersstoel - risico Knippert. melding en een geluidssignaal.
op zwaar letsel! Het systeem activeert en remt de auto kort af Er is een storing in het systeem.
om de snelheid te verlagen. Voer (3) uit.
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)
Zie het deel Rijden voor meer informatie. Stop & Start
Brandt permanent.
Brandt permanent, in combinatie met een Brandt permanent, in combinatie met een
De airbag vóór aan passagierszijde is
melding en een geluidssignaal. melding.
uitgeschakeld.
Er is een storing in het systeem. Het Stop & Start-systeem is handmatig
De schakelaar is in de stand "OFF" gezet.
Zie (3). uitgeschakeld.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
Brandt permanent. De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
Er is een storing in het systeem. wordt de motor niet afgezet.
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden Activeer het systeem opnieuw via het touchscreen.
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).

15
Instrumentenpaneel

Brandt permanent. Knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die aangeeft dat de
Het Stop & Start-systeem is automatisch geluidssignaal en een melding dat het motor niet kan worden gestart.
uitgeschakeld. starten van de motor wordt geblokkeerd. De startonderbreker voorkomt dat de motor weer
De volgende keer dat de auto tot stilstand De AdBlue®-tank is leeg: de wettelijk verplichte start (de toegestane rijlimiet is overschreden
komt, wordt de motor niet afgezet bij een startblokkering voorkomt dat de motor kan worden na bevestiging van een storing van het
buitentemperatuur: gestart. emissieregelsysteem).
– lager dan 0 °C. Vul AdBlue® bij om de motor opnieuw te kunnen Start de motor en zie (2).
– hoger dan +35 °C. starten of voer (2) uit. Mistachterlichten
Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie. De tank moet worden bijgevuld met minimaal 10 Brandt permanent.
Knippert en brandt vervolgens permanent, in liter AdBlue®. De lampen zijn ingeschakeld.
combinatie met een melding. SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi) Peugeot Matrix LED Technology 2.0
Er is een storing in het systeem. Permanent wanneer het contact Brandt permanent, in combinatie met een
Voer (3) uit. wordt aangezet, in combinatie met geluidssignaal en een melding.
AdBlue® (BlueHDi) een geluidssignaal en een melding. Er is een storing in de Peugeot Matrix LED
Brandt ongeveer 30 seconden nadat de Er is een storing in het SCR-emissieregelsysteem Technology 2.0-koplampen of de camera
motor is gestart, in combinatie met een gedetecteerd. gedetecteerd.
melding over het aantal kilometers dat u nog kunt Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van Zie (2).
rijden. uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Grootlichtassistent
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km. Het AdBlue®-waarschuwingslampje
Brandt permanent, in combinatie met een
Vul AdBlue® bij. knippert zodra het contact wordt
geluidssignaal en een melding.
Brandt permanent nadat het contact is aangezet, in combinatie met het permanent branden
Er is een storing in een functie of camera
aangezet, in combinatie met een van het waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor,
gedetecteerd.
geluidssignaal en een melding over de actieradius. een geluidssignaal en een melding met betrekking
Voer (2) uit.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100 km. tot de actieradius.
VulAdBlue® meteen bij of voer (3) uit. Afhankelijk van de weergegeven melding kan er Groene verklikkerlampjes
Knippert, in combinatie met een nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat de Stop & Start
geluidssignaal en een melding over de startblokkering wordt geactiveerd. Brandt permanent.
actieradius. Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de motor Wanneer de auto stopt, zet het Stop & Start-
De actieradius is minder dan 100 km. niet kan worden gestart. systeem de motor in de STOP-stand.
U moetAdBlue® bijvullen om te voorkomen dat het Het AdBlue®-waarschuwingslampje
starten wordt geblokkeerd of (3) uitvoeren. knippert zodra het contact is
aangezet, in combinatie met het branden van het
waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor, een

16
Instrumentenpaneel

Knippert tijdelijk.
De STOP-stand is momenteel niet
Bij onvoldoende omgevingslicht branden de
parkeerlichten.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op het rempedaal
1
beschikbaar of de START-stand wordt automatisch Dimlicht Brandt permanent.
geactiveerd. Brandt permanent. Rempedaal niet of onvoldoende stevig
Zie het deel Rijden voor meer informatie. De lampen zijn ingeschakeld. ingetrapt.
Auto klaar om te rijden (Plug-in hybride) Peugeot Matrix LED Technology 2.0 De keuzeschakelaar uit stand P halen bij
Brandt permanent, in combinatie met een Brandt permanent. uitvoeringen met automatische transmissie bij
geluidssignaal als het gaat branden. (grijs) draaiende motor en vóór het uitschakelen van de
De auto is klaar om te rijden. De functie is geactiveerd, maar niet beschikbaar. parkeerrem.
Het controlelampje gaat uit wanneer er een snelheid Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden. e‑SAVE (Plug-in hybride)
van ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer Brandt permanent. Brandt permanent, samen met de
branden als de auto tot stilstand komt. De functie is geactiveerd. gereserveerde actieradius.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem is De functie is geactiveerd.
auto stapt. in werking.
Zitplaats niet bezet / Veiligheidsgordel niet Zie het hoofdstuk Verlichting en zicht voor meer
vastgemaakt informatie. Meters
Brandt permanent. Grootlichtassistent
(grijs) Brandt permanent. Onderhoudsindicator
Een van de passagierszitplaatsen voorin of achterin De functie is via het touchscreen De informatie over onderhoudsbeurten wordt
wordt als niet bezet beschouwd met het contact aan. geactiveerd. aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
Zitplaats bezet / Veiligheidsgordel De ring van de lichtschakelaar staat in de stand (maanden of dagen).
vastgemaakt "AUTO". Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een van
Brandt permanent. Zie het hoofdstuk Verlichting en zicht voor meer deze waarden wordt bereikt.
De bestuurder of een passagier heeft de informatie. De informatie over onderhoudsbeurten wordt op het
veiligheidsgordel vastgemaakt met het contact aan. Blauwe verklikkerlampjes instrumentenpaneel weergegeven. Afhankelijk van
Richtingaanwijzers de uitvoering van de auto:
Grootlicht – De kilometerteller geeft de resterende kilometers
Knippert, met geluidssignaal.
Brandt permanent. tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
De lampen zijn ingeschakeld. of de afgelegde afstand sinds de verstreken
Dagrijverlichting / parkeerlichten
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken -.
Brandt permanent.
Bij voldoende omgevingslicht is de
dagrijverlichting ingeschakeld.

17
Instrumentenpaneel

– Een waarschuwingsmelding geeft de resterende Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan Herinnering onderhoudsinformatie
kilometers en de tijd tot de eerstvolgende uw auto uitvoeren. Service-informatie is toegankelijk met de app
onderhoudsbeurt aan of hoe lang deze is verstreken. Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
Resetten van de onderhoudsindicator ► Selecteer vervolgens Veiligheid > Diagnose.
De weergegeven waarde wordt berekend op
Na elke onderhoudsbeurt moet de
basis van het aantal afgelegde kilometers
en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsindicator worden gereset. Motorolieniveaumeter
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt uitgevoerd: (Afhankelijk van de uitvoering)
onderhoudsbeurt.
► Zet het contact af.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven Een controle van het olieniveau is alleen
als het einde van het onderhoudsinterval in tijd betrouwbaar als de auto op een vlakke
nadert. ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Onderhoudssleutel
Brandt tijdelijk bij het aanzetten van het Te laag olieniveau
contact.
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
de melding "Te laag olieniveau" op het
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
instrumentenpaneel, gaat het waarschuwingslampje
uitgevoerd. ► Houd de knop op het uiteinde van de
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Permanent, bij het aanzetten van het lichtschakelaar ingedrukt.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
contact. ► Zet het contact aan zonder de motor te starten;
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen 1.000 er wordt een tijdelijk displayvenster weergegeven en
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
km worden uitgevoerd. de teller begint terug te tellen.
motorschade ontstaat.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw ► Als =0 op het display wordt weergegeven, wordt
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
auto uitvoeren. er een bevestigingsmelding weergegeven. Laat dan
het controleren van de niveaus.
Onderhoudssleutel knippert de knop op de lichtschakelaar los; het symbool van
de sleutel verdwijnt. Storing in de olieniveaumeter
Knippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van Dit wordt aangegeven met de melding "Ongeldige
Als u de accu na deze handeling wilt
het contact. meting olieniveau" op het instrumentenpaneel.
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
combinatie met het waarschuwingslampje Service.) gekwalificeerde werkplaats.
resetten van de onderhoudsindicator niet
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
geregistreerd.
overschreden.

18
Instrumentenpaneel

Bij een storing in de elektrische


motorolieniveaumeter wordt het
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
Handmatige weergave van de
actieradius
1
motorolieniveau niet meer gecontroleerd. koelvloeistofniveau. Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt niet
Bij een storing in het systeem moet u het automatisch weergegeven.
motorolieniveau met de peilstok in de Zie het betreffende hoofdstuk voor meer Informatie over de actieradius is toegankelijk
motorruimte controleren. informatie over het controleren van de via de app Instellingen > Voertuig op het
Zie het betreffende deel voor meer informatie niveaus. touchscreen.
over het controleren van de niveaus. ► Selecteer vervolgens Veiligheid > Diagnose.

AdBlue®- Benodigde maatregelen vanwege te


Koelvloeistof-
actieradiusindicatoren weinig AdBlue®
temperatuurmeter
(BlueHDi) De volgende waarschuwingslampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust met
reservevoorraad die goed is voor een actieradius
een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt
van 2.400 km.
gecombineerd met het SCR-emissieregelsysteem
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren
(Selective Catalytic Reduction) voor de
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir
nabehandeling van de uitlaatgassen. Deze kunnen
moet bijvullen om te voorkomen dat de motor
niet functioneren zonder AdBlue®-vloeistof.
niet meer kan worden gestart. Zie het hoofdstuk
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
Waarschuwings- en controlelampjes voor
is aangesproken (tussen 2400 en 0 km), gaat bij
informatie over de weergegeven meldingen.
het aanzetten van het contact een verklikkerlampje
Bij draaiende motor:
branden en wordt een melding weergegeven die Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
– In zone A is de temperatuur in orde.
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met
– In zone B is de temperatuur te hoog. Het
rijden voordat het opnieuw starten van de motor name over het bijvullen ervan.
bijbehorende waarschuwingslampje en het
automatisch wordt geblokkeerd.
waarschuwingslampje STOP branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding Het wettelijk verplichte
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal. startblokkeringssysteem wordt automatisch
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige geactiveerd zodra het AdBlue®-reservoir leeg is.
plaats stil. De motor kan weer worden gestart nadat
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. AdBlue® is bijgevuld tot het minimale niveau.

19
Instrumentenpaneel

Storing in het SCR-emissieregelsysteem U kunt nog 1.100 km rijden voordat het systeem het
Waarschu- Actie Resterende
starten van de motor blokkeert.
wings- / actieradius Storingsdetectie
controlelam- Laat het systeem door een PEUGEOT-
Als er een storing wordt dealer of door een gekwalificeerde
pjes aan
gedetecteerd, gaan deze werkplaats controleren.
Vul bij. Tussen 2.400 waarschuwingslampjes
km en 800 km branden in combinatie met een Starten geblokkeerd
geluidssignaal en de melding
Vul zo snel Tussen 800 Telkens wanneer het contact wordt aangezet, wordt
"Storing emissieregeling".
mogelijk bij. km en 100 km de melding "Storing emissieregeling: starten
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven geblokkeerd" weergeven.
Bijvullen is Tussen 100 en zodra de storing voor de eerste keer wordt
Om de motor weer te kunnen starten
noodzakelijk; 0 km gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
de kans bestaat van het contact zolang de storing niet is verholpen.
of een gekwalificeerde werkplaats.
dat de motor
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de
niet meer kan
waarschuwing tijdens de volgende rit na de
worden gestart.
zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem. Vermogensmeter (plug-in
De motor kan 0 km hybride)
pas weer starten Storing bevestigd tijdens de toegestane De vermogensmeter geeft in realtime het vermogen
als er minimaal rijfase (tussen 1.100 en 0 km) aan dat van de auto wordt gevraagd.
10 liter AdBlue® Als de storingsmelding na 50 km rijden nog steeds Er zijn 3 zones:
aan de tank is wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-
toegevoegd. systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en
Bijvullen detecteren er wordt een melding weergegeven ("Storing
De bijvuldetectie is mogelijk niet meteen emissieregeling: starten niet meer mogelijk over
zichtbaar na het toevoegen. Soms moet de X km"), met de actieradius in kilometers.
auto enkele minuten rijden voordat de getankte Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
hoeveelheid wordt gedetecteerd. seconden weergegeven. De waarschuwing wordt
opnieuw weergegeven zodra het contact wordt
aangezet.

20
Instrumentenpaneel

POWER Hoge vermogensvraag, waarbij het


gecombineerde vermogen van de
Laadniveaumeter (plug-in
hybride)
– Actieradius van de AdBlue® voor het SCR-
systeem (BlueHDi-diesel).
1
benzinemotor en de elektromotor – Actuele waarschuwingen.
wordt gebruikt. Deze informatie verschijnt ook automatisch
De cursor bevindt zich in deze zone elke keer wanneer u het contact aanzet.
tijdens meer dynamische rijfasen,
wanneer hoge prestaties worden
gevraagd. Kilometerteller
ECO Optimaal energiegebruik De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van
(verbrandings- of elektromotor). de auto aan.
De cursor staat in deze zone tijdens Als het contact is aangezet, wordt altijd de
elektrisch rijden en wanneer de Het laadniveau van de tractiebatterij en de totale afstand weergegeven. Deze waarde
benzinemotor optimaal wordt gebruikt. resterende actieradius in de elektrische rijstand wordt nog 30 seconden na het afzetten van het
Dit is mogelijk bij een geschikte rijstijl. worden permanent weergegeven wanneer het contact weergegeven. Ook wordt deze waarde
Een symbool geeft de drempel aan contact aan staat. weergegeven als het bestuurdersportier wordt
waarbij de benzinemotor wordt gestart. De weergegeven actieradius is afhankelijk geopend, en als de auto wordt vergrendeld of
Door het accelereren te beperken kan van het gebruik van de auto (rijstijl en ontgrendeld.
de bestuurder in de elektrische rijstand snelheid), de buitentemperatuur en de Wanneer u in het buitenland rijdt, moet u
blijven. geactiveerde comfortuitrusting. mogelijk de afstandseenheden (mijl of km)
CHARGE Terugwinning van energie voor
aanpassen: de weergegeven snelheid moet in de
het gedeeltelijk opladen van de
tractiebatterij. Handmatige controle officiële eenheid van het land worden
aangegeven (mijl/h of km/h).
De cursor bevindt zich in deze zone Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren
U kunt deze eenheid via het configuratiemenu
wanneer de auto vaart vermindert: worden gecontroleerd en kan het logboek met
van het scherm aanpassen terwijl de auto
wanneer u uw voet van het gaspedaal waarschuwingen worden weergegeven.
stilstaat.
haalt of remt. De test wordt gestart in de app Instellingen>
Voertuig van het touchscreen.
► Selecteer vervolgens Veiligheid > Diagnose. Plug-in hybrideauto's
De volgende gegevens worden op het De kilometerteller kan alleen worden
instrumentenpaneel weergegeven: weergegeven via de boordcomputer.
– Bandenspanning. Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
– Motoroliepeil (afhankelijk van de motoruitvoering). informatie over de boordcomputer.
– Onderhoudsinterval.

21
Instrumentenpaneel

Dimmer dashboardverlichting • Teller voor Stop & Start (Benzine of Diesel). Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt
• Percentage van de huidige rit volledig elektrisch de actieradius opnieuw berekend en weergegeven
Wordt gebruikt om de lichtsterkte van de
gereden (Plug-in hybride). als deze meer dan 100 km bedraagt.
verlichting van het instrumentenpaneel en de
• Kilometerteller (Plug-in hybride). Wanneer tijdens het rijden permanent streepjes
bedieningselementen aan de lichtsterkte buiten aan
– Traject "1" en daarna "2": worden weergegeven in plaats van cijfers, duidt dit
te passen.
• Gemiddelde snelheid. op een storing.
Dit kan worden ingesteld in de app
• Gemiddeld brandstofverbruik. Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
Instellingen > Helderheid van het
• Afgelegde afstand. gekwalificeerde werkplaats.
touchscreen.
► Druk in de categorie "Cockpit" op de schuifbalk
of schuif de schuifbalk naar de gewenste instelling.
Traject resetten Huidig verbruik
► Druk langer dan 2 seconden op de knop (l/100 km, km/l of mijl/gallon)
op het uiteinde van de Berekend over de laatste seconden.
Boordcomputer ruitenwisserschakelaar wanneer het gewenste Deze functie wordt alleen weergegeven bij
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, traject wordt weergegeven. snelheden vanaf 30 km/h.
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.). Traject "1" en "2" zijn onafhankelijk en ze worden op
dezelfde manier gebruikt. Gemiddeld verbruik
Weergave van informatie op (l/100 km, km/l of mijl/gallon)
Begrippen Berekend sinds de laatste nulstelling van de
het instrumentenpaneel trajectgegevens.
De verschillende tabbladen weergeven De actieradius
(km of mijl)
Gemiddelde snelheid
Afstand die u nog met de resterende (km/h of mijl/h)
hoeveelheid brandstof kunt afleggen Berekend sinds de laatste nulstelling van de
(gebaseerd op het gemiddelde verbruik over de trajectgegevens.
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een
Afgelegde afstand
verandering in rijstijl of van het reliëf op de route, (km of mijl)
waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk Berekend sinds de laatste nulstelling van de
► Wanneer u op de toets op het uiteinde van de kan wijzigen. trajectgegevens.
ruitenwisserschakelaar drukt, worden de volgende Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
tabbladen na elkaar weergegeven: worden streepjes weergegeven.
Tijdteller Stop & Start
– Actuele informatie: (minuten / seconden of uren / minuten)
• Actueel verbruik (Benzine of Diesel).

22
Instrumentenpaneel

Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert


een teller hoe lang de STOP-stand tijdens een
Zet de auto uit veiligheidsoverwegingen
altijd stil voordat u handelingen uitvoert
kunt u net als bij een smartphone met uw vinger
door de tekst bladeren.
1
traject is geactiveerd. die uw volledige aandacht vragen. Contextmenu tonen / verbergen
De tijdteller wordt gereset telkens wanneer het Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de
contact wordt aangezet. auto rijdt. Terugkeren naar de vorige pagina
► Voor het wijzigen van de status van een

10 inch touchscreen Adviezen


functie drukt u op de betreffende beschrijving (de
wijziging wordt bevestigd doordat de schuifbalk naar
Dit systeem biedt toegang tot: Deze adviezen zijn van toepassing op het rechts / links wordt verplaatst: functie ingeschakeld /
– Tijd en buitentemperatuur. touchscreen en op de i-Toggles (afhankelijk van de uitgeschakeld).
– Bediening van het verwarmings-/ uitvoering). Toegang tot aanvullende informatie over de
airconditioningssysteem en weergave van de Het touchscreen en de i-Toggles zijn capacitieve functie
instellingen. touchscreens. Toegang tot de parameters van de functie
– Instellingen van rijhulpsystemen, comfort- en Houd geen puntige voorwerpen tegen het
veiligheidsfuncties, audioapparatuur en het digitale touchscreen. Snelkoppelingen toevoegen / verwijderen
instrumentenpaneel. Raak het touchscreen niet aan met vochtige vingers.
– Instellingen van functies die specifiek zijn voor ► Gebruik een schone, zachte doek om het Kort indrukken, contact uit: systeem aan / uit.
plug-in hybrideauto's. touchscreen te reinigen. Kort indrukken, contact aan: geluid dempen
– Weergave van de parkeerhulpsystemen. / herstellen.
– Interactief instructieboekje. Belangrijkste Lang indrukken, contact aan: start stand-bymodus
– Trainingsvideo's (bijv. schermbeheer, bedieningselementen (geluid dempen, schermen en klokweergave uit).
rijhulpsystemen, spraakherkenning). Draaien: volume instellen.
Toegang tot een van de beginpagina's
– Bediening van audioapparatuur en telefoon met
Terugkeren naar de eerste beginpagina
weergave van de bijbehorende informatie.
Directe toegang tot de Klimaat-app
Apps
– Connected Services en weergave van de Druk op deze toets om het overzicht van de
bijbehorende informatie. apps te openen.
Directe toegang tot de snelkoppelingen
– Bediening van het navigatiesysteem en weergave
voor rijhulpsystemen Druk op elke willekeurige pagina met drie
van de bijbehorende informatie (afhankelijk van de
► Veeg omlaag vanaf de bovenste rand van het vingers op het touchscreen om het overzicht
uitvoering).
touchscreen om een lijst met verkorte instellingen te van de apps te openen.
– Spraakherkenning (afhankelijk van de uitvoering).
openen (zoals Helderheid, Diagnose).
► Afhankelijk van de pagina's die op het scherm Zie de hoofdstukken waarin de audio- en
worden weergegeven (met of zonder contextmenu) telematicasystemen worden beschreven voor

23
Instrumentenpaneel

informatie over andere toepassingen die hier niet verbruiksstatistieken, geprogrammeerd laden,
worden vermeld. e‑SAVE-functie).
ADAS
Inschakelen / uitschakelen en configureren Energie Inschakelen
van de rijhulpsystemen.
Klimaat Energiestroom
Instellingen voor de temperatuur, luchtstroom Op deze pagina wordt in realtime de werking van het
enzovoort. plug-in hybridesysteem weergegeven. 1. Gemiddeld stroomverbruik voor de huidige rit
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie (kWh / 100 km) en historische waarden:
over de automatische airconditioning met – Weergegeven in blauw: verbruikte energie die
gescheiden regeling. rechtstreeks afkomstig is van de tractiebatterij.
Inschakelen / uitschakelen van de – Weergegeven in groen: energie die wordt
stuurwielverwarming. teruggewonnen tijdens snelheid minderen en
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie 1. Actieve rijstand remmen om de tractiebatterij op te laden.
over de stuurwielverwarming. 2. Benzinemotor 2. Gemiddeld brandstofverbruik voor de huidige rit
Stoelen 3. Elektromotor (l/100 km) en historische waarden (weergegeven in
Inschakelen / uitschakelen en configureren 4. Laadniveau tractiebatterij oranje).
van de comfortfuncties van de stoelen (ventilatie en
De kleur van de energiestromen is afhankelijk van
massage). Laden
de manier van rijden:
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer Op deze pagina kunt u het laden programmeren.
– Blauw: 100% elektrische energie.
informatie over de stoelverwarming, of over de Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
– Wit: energie van de benzinemotor.
multipoint-massagefunctie. over het laden van de tractiebatterij (plug-in
– Groen: terugwinning van energie.
Instellingen hybride).
Belangrijkste instellingen van het Statistieken
audiosysteem, het touchscreen en het digitale e‑SAVE
Op deze pagina worden de statistieken over het
instrumentenpaneel. Met de functie e‑SAVE kan de elektrische energie
verbruik van elektrische energie en brandstof
Inschakelen / uitschakelen en configureren van van de tractiebatterij geheel of gedeeltelijk worden
weergegeven.
de buitenverlichtingsfuncties, de functies die gereserveerd voor later gebruik tijdens de rit
gerelateerd zijn aan de toegang tot de auto en de (bijvoorbeeld om door een stedelijk gebied te rijden
veiligheidsfuncties. of in een milieuzone te rijden waar alleen elektrische
Energie auto's zijn toegestaan).
Toegang tot de functies van het ► Activeer de functie door op ON te drukken;
plug-in hybridesysteem (energiestromen, selecteer daarna de actieradius in de elektrische

24
Instrumentenpaneel

stand die moet worden gereserveerd (10 km, 20


km) of het volledige actieradius MAX).
Als de auto langere tijd in zonlicht staat, dan
kan het touchscreen heel heet worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de identificatie.
1
De activering van de functie wordt bevestigd Wacht een paar minuten voordat u het systeem
Netwerkbereik
door het branden van dit controlelampje op gebruikt.
Zorg ervoor dat uw auto zich bevindt in een
het instrumentenpaneel en de weergave van de
gebied met dekking van een mobiel netwerk
energiereserve in kilometers of mijlen.
wanneer u op afstand bedienbare functies wilt
► Wanneer u de energiereserve wilt gebruiken, Op afstand bedienbare gebruiken.
kiest u de rijstand Electric met de keuzeschakelaar.
extra functies (plug-in Wanneer deze dekking er niet is, kan uw
Als de gevraagde actieradius de smartphone niet met de auto communiceren
beschikbare actieradius overschrijdt (niet hybride) (bijvoorbeeld in een ondergrondse
aanbevolen), begint de verbrandingsmotor de (Afhankelijk van het land waarin de auto wordt parkeergarage). De app geeft dan een melding
tractiebatterij op te laden tot de gevraagde verkocht) dat er geen verbinding met de auto kan worden
drempelwaarde is bereikt. Hierdoor neemt het gemaakt.
brandstofverbruik sterk toe.
De volgende functies zijn
beschikbaar in de app
i-Toggles MYPEUGEOT APP, die
Dit systeem is een extra touchscreen dat aan toegankelijk is vanaf een
het PEUGEOT i-Connect Advanced is gekoppeld. smartphone:
Het is bedoeld om een gepersonaliseerde weergave – Beheer van het opladen van de tractiebatterij
van snelkoppelingen naar apps of instellingen te (geprogrammeerd laden).
geven. – Beheer van het voorverwarmen of -koelen.
Standaard wordt u naar de belangrijkste apps – De laadtoestand en de actieradius van de auto
geleid: Media, Klimaat, Navigatie, Telefoon, Mirror aflezen.
Screen enz.
Installatieprocedure
De snelkoppelingen kunnen worden vervangen door:
radiozenders, temperatuurinstellingen, opgeslagen ► Download de app MYPEUGEOT APP vanaf de
bestemming, opgeslagen contactpersonen, voor uw smartphone geschikte online store.
opgeslagen smartphones enz. ► Maak een account aan.
Zie voor meer informatie over Personalisering - ► Voer het VIN-nummer van de auto in (dat staat
i-Toggles het betreffende deel in de beschrijving op het kentekenbewijs).
van de audio- en telematicasystemen.

25
Toegang

Elektronische sleutel met defect is, of als de accu leeg is. Zie het betreffende
hoofdstuk voor meer informatie over de
Ontgrendelen van de auto
afstandsbedieningsfunctie Noodprocedures.
en geïntegreerde sleutel Geïntegreerde sleutel De selectieve ontgrendeling
(bestuurdersportier, bagageruimte) kan
Met de sleutel in de afstandsbediening kunt u het
Functies van de volgende (afhankelijk van de uitvoering):
worden ingesteld in de app Instellingen >
afstandsbediening – Het handmatige kinderslot inschakelen /
Voertuig van het touchscreen.
uitschakelen.
Volledige ontgrendeling
– De airbag vóór aan passagierszijde inschakelen /
uitschakelen. ► Als de selectieve ontgrendeling is uitgeschakeld,
– De portieren met de reservefunctie ontgrendelen druk op de ontgrendeltoets.
/ vergrendelen.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier
► Druk op de ontgrendeltoets.
De afstandsbediening kan worden gebruikt om de Het bestuurdersportier en de brandstofvulklep
volgende functies op afstand te regelen (afhankelijk worden ontgrendeld (Benzine of Diesel).
van de uitvoering): Het bestuurdersportier is ontgrendeld (Plug-in
– Ontgrendelen / vergrendelen / supervergrendelen hybride).
van de auto. ► Druk nogmaals op de toets om de andere
– Ontgrendelen / vergrendelen van de portieren en de achterklep te ontgrendelen.
bagageruimte. De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
– Inklappen / uitklappen van de buitenspiegels. worden losgekoppeld.
– Inschakelen / uitschakelen van het alarmsysteem. De volledige of selectieve ontgrendeling en,
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te afhankelijk van de uitvoering, de uitschakeling van
– Lokaliseren van de auto.
verwijderen of terug te plaatsen. het alarm worden bevestigd door het knipperen
– Sluiten van de ruiten.
– Sluiten van het schuif-/kanteldak. Wanneer de ingebouwde sleutel is van de richtingaanwijzers en het branden van de
– Activeren van de elektrische startonderbreker van uitgenomen, dient u deze altijd bij u te dagrijverlichting.
de auto. houden om de betreffende noodprocedures uit te Afhankelijk van de uitvoering worden de
De auto kan met behulp van noodprocedures kunnen voeren. buitenspiegels uitgeklapt.
worden vergrendeld / ontgrendeld, bijvoorbeeld als
de afstandsbediening of de centrale vergrendeling

26
Toegang

Selectief ontgrendelen en openen van de


achterklep
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering,
de inschakeling van het alarm worden bevestigd
► Druk binnen 3 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van de
2
Selectief ontgrendelen van de achterklep is door het branden van de richtingaanwijzers en auto in te schakelen (de richtingaanwijzers gaan kort
standaard uitgeschakeld en elektrische bediening is dagrijverlichting. knipperen om dit te bevestigen).
standaard ingeschakeld. Afhankelijk van de uitvoering worden de Voor auto's met het Sleutelloos instap- en
► Houd deze toets ingedrukt.om de buitenspiegels ingeklapt. startsysteem met nabijheidssensor-systeem
bagageruimte te ontgrendelen en, afhankelijk geeft een dubbel geluidssignaal aan dat de
Als een van de portieren of de achterklep
van de uitvoering, automatisch openen van de supervergrendeling van de auto niet is ingeschakeld.
niet goed is gesloten, kan de auto niet
achterklep te activeren. Sluiten van de ruiten en het schuif- / kanteldak
worden vergrendeld. Als de auto echter is
Wanneer de selectieve ontgrendeling van de Er klinkt een geluidssignaal voordat de beweging
uitgerust met een alarmsysteem, dan wordt dit na
achterklep is geactiveerd, blijven de portieren en de begint.
ongeveer 45 seconden ingeschakeld.
brandstofvulklep vergrendeld. ► Als u de ruiten en, afhankelijk van de uitvoering,
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep is het schuif- / kanteldak helemaal wilt sluiten, druk
of de achterklep worden vervolgens niet
uitgeschakeld, wordt de auto bij het indrukken van langer dan 2 seconden op de vergrendeltoets.
geopend, dan wordt de auto automatisch na
de toets volledig ontgrendeld. ► Druk nog een keer op de toets op het stoppen
ongeveer 30 seconden weer vergrendeld. Als
te sluiten.
Als de elektrische werking van de achterklep de auto is uitgerust met een alarmsysteem, dan
is uitgeschakeld, wordt de achterklep bij het wordt dit automatisch weer ingeschakeld. Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten en
indrukken van de toets op een kier gezet. het schuif- / kanteldak niet door voorwerpen
U moet de achterklep weer sluiten om de auto te of personen wordt gehinderd.
Supervergrendeling
kunnen vergrendelen. Als u bij een uitvoering met alarmsysteem
de ruiten en / of het schuif- / kanteldak bij het
verlaten van de auto op een kier wilt laten staan,
De auto vergrendelen Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u eerst de interieurbeveiliging van het
alarmsysteem uitschakelen.
werken de binnenportiergrepen niet. Ook
Zie het betreffende deel voor meer informatie
worden de toetsen van de centrale vergrendeling
Afhankelijk van de uitvoering kan het over het alarmsysteem.
in de auto uitgeschakeld.
geluidssignaal voor vergrendeling worden De claxon blijft werken.
ingesteld in de app Instellingen > Voertuig van het Schakel nooit de supervergrendeling in als er Lokaliseren van de auto
touchscreen. zich iemand in de auto bevindt.
Met deze functie kunt u uw vergrendelde auto op
Normale vergrendeling ► Druk op de vergrendeltoets. afstand herkennen, door:
– De richtingaanwijzers knipperen ongeveer 10
► Druk op de vergrendeltoets.
seconden.

27
Toegang

– De lampen van de buitenspiegels gaan branden. Haal uit veiligheidsoverwegingen altijd de


– De plafonniers gaan branden. contactsleutel uit het contactslot of neem de
► Druk op deze toets. elektronische sleutel mee als u de auto verlaat,
zelfs wanneer dit voor korte duur is.

Advies Bij het aanschaffen van een gebruikte


auto
Afstandsbediening
Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer in
De afstandsbediening is een gevoelig
het elektronische geheugen van de auto opslaan,
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
zodat u zeker weet dat de sleutels in uw bezit de
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
enige sleutels zijn waarmee de auto kan worden
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt Zone A: instapverlichting bij het naderen van de
gestart.
ontgrendelen. auto (2 tot 5 meter van de auto).
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening Zone B: automatische vergrendeling bij het van de
wanneer u buiten het bereik van de auto auto vandaan lopen (ongeveer 2 meter van de auto).
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de Sleutelloos instap- en Zone C: automatische ontgrendeling bij het naderen
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
startsysteem met van de auto (1 tot 2 meter van de auto).
De automatische functies kunnen worden
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel nabijheidssensor ingesteld in de app Instellingen >
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact is Dit is een Sleutelloos instap- en Voertuig van het touchscreen.
uitgeschakeld. startsysteem-systeem.
Hiermee wordt de auto automatisch vergrendeld Ontgrendelen van de auto
Diefstalbeveiliging / ontgrendeld door de elektronische sleutel te
Pas de elektronische startblokkering niet detecteren.
aan, omdat er dan storingen kunnen ontstaan. Als de bestuurder de elektronische sleutel bij zich
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot niet om heeft, wordt de auto ontgrendeld zodra hij / zij de
de sleutel te verwijderen en aan het stuurwiel te auto nadert en vergrendeld als hij / zij bij de auto
draaien om het stuurslot te activeren. vandaan loopt.
Sleuteldetectiezones:
Vergrendelen van de auto
Wanneer de portieren onder het rijden De selectieve ontgrendeling
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in (bestuurdersportier, bagageruimte) kan
noodgevallen lastig in de auto komen.

28
Toegang

worden ingesteld in de app Instellingen >


Voertuig van het touchscreen.
Het werkt:
► Automatisch, wanneer de bestuurder het
Normale vergrendeling
2
bestuurdersportier nadert en de automatische
Volledig ontgrendelen functies zijn geactiveerd.
De auto (portieren en bagageruimte) worden ► Of door zachtjes op de portiergreep van het
ontgrendeld: bestuurdersportier te drukken.
Met de portieren en de achterklep gesloten wordt de
► Automatisch, als de bestuurder zone C nadert en Het bestuurdersportier en de brandstofvulklep
auto vergrendeld:
de automatische functies zijn geactiveerd. worden ontgrendeld (Benzine of Diesel).
► Automatisch, als de bestuurder zone B verlaat en
► Of door zachtjes op de portiergreep van het Het bestuurdersportier is ontgrendeld (Plug-in
de automatische functies zijn geactiveerd.
bestuurdersportier of de knop van de achterklep te hybride).
► Of door zachtjes op de portiergreep van het
drukken. ► In de auto kunt u alle portieren en de achterklep
bestuurdersportier te drukken.
De ontgrendeling en, afhankelijk van de ontgrendelen met de toets van de centrale
De vergrendeling wordt bevestigd door het branden
uitvoering, uitschakeling van het alarmsysteem ontgrendeling of door een van de portieren te
van de richtingaanwijzers en door een dubbel
worden bevestigd door het knipperen van openen.
geluidssignaal als de auto wordt vergrendeld
de richtingaanwijzers en het branden van de
wanneer de bestuurder van de auto vandaan loopt.
dagrijverlichting. Selectieve ontgrendeling van de
Afhankelijk van de uitvoering worden de achterklep Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer
buitenspiegels uitgeklapt. De achterklep wordt automatisch ontgrendeld als u de auto automatisch op afstand wordt
de achterkant van de auto nadert. vergrendeld (de richtingaanwijzers gaan niet
Als de elektronische sleutel langer dan 15
► Druk op de schakelaar van de achterklep om branden).
minuten in de buurt van de auto blijft (zones
deze te openen.
A, B of C) zonder dat er iets wordt gedaan, dan De auto kan niet worden vergrendeld als de
De portieren blijven vergrendeld.
worden de automatische functies uitgeschakeld. elektronische sleutel in de auto is achtergebleven.
Gebruik de afstandsbediening of druk op de
handgreep van het bestuurdersportier om de
De auto vergrendelen Supervergrendeling
auto te ontgrendelen of te vergrendelen. Afhankelijk van de uitvoering kan het
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen of geluidssignaal voor vergrendeling worden
ontgrendelen met de portierhandgrepen, houd de ingesteld in de app Instellingen > Voertuig van het
elektronische sleutel dan dichterbij en herhaal de touchscreen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
handeling. werken de binnenportiergrepen niet. Ook
worden de toetsen van de centrale vergrendeling
in de auto uitgeschakeld.
Selectieve ontgrendeling De claxon blijft werken.
Bestuurdersportier

29
Toegang

Schakel nooit de supervergrendeling in als er Het automatisch inklappen / uitklappen van kunt deze functies weer inschakelen door de auto
zich iemand in de auto bevindt. de buitenspiegels kan op het touchscreen met de afstandsbediening te ontgrendelen en de
worden ingesteld. motor te starten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het spiegels. Elektrische storingen
De elektronische sleutel werkt in
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen sommige gevallen niet goed in de nabijheid
► Druk zachtjes op de portiergreep van het nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte van elektronische apparatuur (zoals mobiele
bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. tijd, zonder de elektronische sleutel van het telefoons (ingeschakeld of in stand-by), laptops
► Druk er binnen 3 seconden nog een keer op om Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem mee en sterke magnetische velden). Als dat het geval
de supervergrendeling van de auto in te schakelen te nemen. is, moet u de elektronische sleutel verder weg
(de richtingaanwijzers gaan even branden om dit te Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen van de elektronische apparatuur houden.
bevestigen). als de sleutel nog in een van de aangegeven
Een dubbel geluidssignaal geeft aan dat de gebieden aanwezig is terwijl de auto niet is
supervergrendeling van de auto niet is ingeschakeld. vergrendeld. Centrale vergrendeling
Advies Om de batterij in de elektronische sleutel en
in de auto opgeladen te houden:
Als een van de portieren of de achterklep – De functie voor ontgrendeling bij nadering
nog open is of als de elektronische sleutel (zone C) schakelt na enkele dagen (ongeveer
van het Sleutelloos instap- en startsysteem- één week) zonder gebruik automatisch over naar
systeem in de auto is achtergebleven, werkt de de ruststand. Gebruik de afstandsbediening of
centrale vergrendeling niet. druk op de handgreep van het bestuurdersportier
om de auto te ontgrendelen. De volgende keer
Als de auto wordt ontgrendeld maar de dat de auto wordt gestart, worden de functies
portieren of de achterklep worden voor automatisch ontgrendelen en vergrendelen Handmatig
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto weer geactiveerd. ► Druk op deze toetsen om de auto (portieren en
automatisch na ongeveer 30 seconden weer – Wanneer de instapverlichting een paar keer achterklep) vanuit het interieur te vergrendelen /
vergrendeld. Het alarm (indien aanwezig) wordt achter elkaar wordt geactiveerd zonder dat de ontgrendelen.
automatisch opnieuw ingeschakeld (als het alarm auto wordt gestart, wordt deze uitgeschakeld.
voor het ontgrendelen was ingeschakeld). – Alle "handsfree" functies schakelen over op De centrale vergrendeling werkt niet als een
de ruststand als ze 21 dagen niet zijn gebruikt. U van de portieren is geopend.

30
Toegang

Bij vergrendeling / supervergrendeling


van buitenaf
Noodprocedures ► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde
of achterzijde om de auto te ontgrendelen of
2
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de vergrendelen.
supervergrendeling van buitenaf is ingeschakeld,
Sleutels, afstandsbediening of
Als de auto is uitgerust met een
knippert het controlelampje in de vergrendeltoets elektronische sleutel verloren alarmsysteem, wordt het alarm niet
en werken de toetsen niet. Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw ingeschakeld bij het vergrendelen met de sleutel.
► Als de auto is vergrendeld, trek dan aan de legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
binnenportiergreep van een van de portieren om naar een PEUGEOT-dealer. sirene bij het openen van de deur. De sirene
de auto te ontgrendelen. De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de stopt als het contact wordt ingeschakeld.
► Als de supervergrendeling is ingeschakeld, transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
moet u de afstandsbediening, het Sleutelloos sleutel kan worden besteld.
instap- en startsysteem-systeem of de Centrale vergrendeling werkt
geïntegreerde sleutel gebruiken om de auto te De auto volledig met de niet
ontgrendelen.
sleutel ontgrendelen/ Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
vergrendelen – Storing in de centrale vergrendeling.
Automatisch (beveiliging Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– Accu losgekoppeld of leeg.
tegen agressie) – De batterij van de afstandsbediening is leeg. Bij een storing in het centrale-
De portieren en de achterklep worden tijdens het – Een storing in de afstandsbediening. vergrendelingssysteem moet de accu
rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid – De accu van de auto is leeg. worden losgekoppeld, zodat de auto volledig is
hoger dan 10 km/h). – De auto staat in een gebied met sterke vergrendeld.
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of elektromagnetische straling.
weer inschakelen: In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
Portier linksvoor
► Druk op de vergrendeltoets totdat er ter
bevestiging een melding wordt weergegeven. In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk ► Steek de sleutel in het slot en en draai deze naar
verhelpen door de afstandsbediening te resetten. de voor- of achterkant van de auto om het portier te
Vervoer van lange of grote voorwerpen vergrendelen en ontgrendelen.
Zie de betreffende hoofdstukken.
Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om met geopende achterklep en Overige portieren/deuren
vergrendelde portieren te kunnen rijden. Anders
Ontgrendelen
hoort u de sloten terugspringen telkens wanneer
de auto harder dan 10 km/h rijdt en wordt er een ► Trek aan de binnenportiergreep.
waarschuwing weergegeven. ► Steek de sleutel in het portierslot.

31
Toegang

Vergrendelen Batterijtype: CR2032 / 3 V. Wanneer de batterij wordt ingeslikt, kunnen er in


slechts 2 uur ernstige inwendige brandwonden
ontstaan, die dodelijk kunnen zijn.
Als batterijen zijn ingeslikt of elders in het lichaam
zijn gestoken, moet u onmiddellijk medische hulp
inroepen.
Bewaar nieuwe en gebruikte batterijen buiten het
bereik van kinderen.
Als het batterijvakje niet goed sluit, mag u het
product niet meer gebruiken en moet u het buiten
bereik van kinderen houden.

► Open de portieren. Risico van explosie als de batterij door een


► Wip het deksel met een kleine schroevendraaier
► Controleer of de kinderbeveiliging van de verkeerd type wordt vervangen!
bij de uitsparing los en zet het deksel omhoog.
achterportieren niet is geactiveerd. Vervang de batterij door hetzelfde type.
► Verwijder de lege batterij.
Zie het betreffende hoofdstuk.
► Plaats de nieuwe batterij en let goed op de plus-
► Steek de sleutel voorzichtig in het slot van het Risico van explosie of lekkage van
en minkant. Steek de batterij eerst in de contacten in
portierslotmechanisme en draai het slot een achtste ontvlambare vloeistof of gas!
de hoek en klik het deksel daarna erop.
omwenteling naar de buitenkant van het portier. U mag dit product niet gebruiken, opbergen of
► Synchroniseer de afstandsbediening.
► Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de plaatsen in een omgeving met een zeer hoge
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
auto goed is vergrendeld. temperatuur of bij een zeer lage druk door een
informatie over het synchroniseren van de
zeer grote hoogte.
De batterij vervangen afstandsbediening.
Probeer een gebruikte batterij niet te verbranden,
Er wordt een melding op het instrumentenpaneel Gooi batterijen van de afstandsbediening te verbrijzelen of door te zagen / knippen.
weergegeven zodra de batterij moet worden niet weg: ze bevatten metalen die
vervangen. schadelijk zijn voor het milieu. Lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt. De afstandsbediening resetten
Na het vervangen van de batterij of bij een storing
Deze apparatuur bevat een knoopcelbatterij. moet de afstandsbediening mogelijk worden gereset.
Slik de batterij niet in. Kans op chemische
brandwonden!

32
Toegang

Portieren Als de selectieve ontgrendeling is


geactiveerd, moet de elektronische sleutel
2
zich bij de achterzijde van de auto bevinden.
Openen
De achterklep is niet geschikt voor de
Van buitenaf
bevestiging van een fietsendrager.
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem zich in de detectiezone Sluiten van de achterklep
bevindt, trekt u aan de portierhandgreep. ► Trek de achterklep omlaag met behulp van de
handgrepen aan de binnenzijde van de klep.
Van binnenuit ► Laat de handgrepen los en duw de achterklep
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen. ► Trek aan de binnenportiergreep van een portier; dicht.
► Houd de elektronische sleutel tegen de de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Bij een storing of wanneer de achterklep
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het Als de selectieve ontgrendeling is lastig opent en sluit, moet u de auto
contact hebt aangezet. geactiveerd: onmiddellijk door een PEUGEOT-dealer of in een
► Zet bij een auto met een handgeschakelde – Wanneer het bestuurdersportier wordt gekwalificeerde werkplaats laten nakijken om te
versnellingsbak de versnellingshendel in de geopend, wordt alleen het bestuurdersportier voorkomen dat het probleem verergert en de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was achterklep plotseling dicht valt, waarbij ernstig
in. ontgrendeld). letsel kan ontstaan.
► Bij een auto met een automatische – Wanneer een van de passagiersportieren
transmissie: trap met de selectiehendel in stand P wordt geopend, wordt de auto volledig
op het rempedaal. ontgrendeld. Noodbediening
► Zet het contact aan door op de toets START/ Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
STOP te drukken. storing van de centrale vergrendeling de achterklep
Als de storing na het resetten niet is verholpen,
neem zo snel mogelijk contact op met een
Achterklep mechanisch ontgrendeld worden.

PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Ontgrendelen


werkplaats. Openen van de achterklep ► Klap de achterbank naar voren om bij het slot in
► Druk op de middelste knop van de achterklep de bagageruimte te komen.
wanneer de auto is ontgrendeld, of wanneer de
elektronische sleutel zich in de detectiezone bevindt.
► Open de achterklep.

33
Toegang

Controleer of er voldoende ruimte achter de de elektrisch bedienbare achterklep automatisch


auto is om de elektrisch bedienbare uitgeschakeld.
achterklep te openen.
Bij gebruik van een niet door PEUGEOT
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager
moet de werking van de elektrisch bedienbare
achterklep worden uitgeschakeld.

► Steek een kleine schroevendraaier in de opening


A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
Elektrische bediening
► Verplaats de nok naar links. De elektrische bediening van de achterklep
kan worden ingesteld in de app
Vergrendeling na het sluiten Instellingen > Voertuig van het touchscreen.
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt
deze weer vergrendeld als het probleem niet is
Steek uw vinger nooit in het
verholpen.
vergrendelingssysteem van de elektrisch
bedienbare achterklep – kans op ernstig letsel!
Elektrisch bedienbare
achterklep (SW) Om letsel door beknelling vóór en tijdens het
openen en sluiten van de elektrisch
(Afhankelijk van de uitvoering) bedienbare achterklep te voorkomen:
De elektrisch bedienbare achterklep mag alleen – moet u erop letten dat niemand zich in de buurt
worden geopend of gesloten als de auto stilstaat. van de achterzijde van de auto bevindt.
– houdt u de achterpassagiers in de gaten, met
name kinderen. U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:
Fietsendrager / trekhaak A. Met de elektronische sleutel van het Sleutelloos
instap- en startsysteem-systeem
De elektrisch bedienbare achterklep is niet geschikt
B. Met de knop aan de buitenzijde van de
voor de bevestiging van een fietsendrager.
achterklep
Als er een fietsendrager op de trekhaak is
C. Met de knop aan de binnenzijde van de
bevestigd en de kabel ervan is aangesloten op de
achterklep
aanhangeraansluiting, dan wordt de werking van

34
Toegang

D. Met de knop op het dashboard ► Druk twee keer achter elkaar op de knop (D) op
het dashboard.
2
Openen
U kunt het openen of sluiten van de
► Druk lang op de middelste toets (A) van de achterklep op elk moment onderbreken.
elektronische sleutel. Als u nogmaals een van deze methoden gebruikt,
of wordt de beweging onderbroken.
► Druk kort op de knop (B) aan de buitenzijde van
de achterklep terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt. Handsfree-functie (Handsfree
of toegang achterklep)
► Druk twee keer achter elkaar op de knop (D) op
Wanneer u de elektronische sleutel bij u hebt, kan
het dashboard.
met deze functie de elektrisch bedienbare achterklep
De achterklep gaat volledig open worden geopend, gesloten of gestopt met een
(standaardinstelling) of tot de vooraf "schoppende" beweging onder de achterbumper.
opgeslagen positie. De functie "Handsfree openen van de
Als de elektrische werking van de achterklep is achterklep" wordt geconfigureerd in de app
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
► Ga achter de auto ter hoogte van de
acties op een kier gezet.
Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u de kentekenplaat staan en maak een "schoppende"
Wanneer de auto is vergrendeld, wordt de
"schoppende" beweging onder de beweging in de detectiezone "OK".
auto ontgrendeld bij het openen van het
achterbumper maakt. Maak een vloeiende en niet te snelle "schoppende"
kofferdeksel met schakelaar A of B. Als de
Raak het uitlaatsysteem niet aan; het kan nog beweging voorwaarts, waarbij u uw voet verticaal
selectieve ontgrendeling is geactiveerd voordat
warm zijn – kans op brandwonden! van beneden naar boven beweegt. Haal de voet
het kofferdeksel wordt geopend, gaat alleen het
voldoende omhoog en haal hem meteen weer weg.
kofferdeksel open.
Plug-in hybrideauto's De detectie van de "schoppende" beweging
Sluiten Deze functie is niet beschikbaar als de auto wordt bevestigd door het branden van de
is aangesloten. richtingaanwijzers.
► Druk lang op de middelste toets (A) van de
elektronische sleutel. Zijwaartse "schoppende" bewegingen
of werken niet. Als de "schoppende" beweging
► Druk kort op de knop (C) aan de binnenzijde van
de achterklep.
of

35
Toegang

niet is gedetecteerd, wacht dan minimaal 2 Adviezen over de handsfree-functie ► verwijder de elektronische sleutel uit de
seconden voordat u het weer probeert. (Handsfree toegang achterklep) detectiezone als de achterklep is gesloten.
Maak niet meerdere "schoppende" bewegingen Als het systeem niet werkt, controleer dan of de Zie het betreffende deel voor meer informatie
achter elkaar. elektronische sleutel wellicht wordt gestoord door over de trekhaak met eenvoudig afneembare
hoogfrequente signalen (bijvoorbeeld van een trekhaakkogel.
Als de elektrisch bedienbare achterklep niet open
smartphone).
gaat, controleer dan of:
– De functie is geactiveerd.
De functie kan worden uitgeschakeld bij zware Een openingshoek opslaan
regenval en als er een laag sneeuw op de
– u de elektronische sleutel bij u hebt en dat deze U kunt de openingshoek van de elektrisch
achterklep ligt.
zich buiten de auto en in de detectiezone aan de bedienbare achterklep beperken:
De functie werkt wellicht niet correct bij een
achterzijde bevindt. ► open de achterklep handmatig of door op de
prothesebeen.
– de "schoppende" beweging is uitgevoerd in de toets te drukken tot de gewenste hoek.
In sommige gevallen gaat de achterklep mogelijk
detectiezone, dicht genoeg bij de bumper. ► houd toets C of knop B aan de buitenzijde
vanzelf open of dicht, met name:
– u uw voet snel genoeg bij de bumper vandaan langer dan 3 seconden ingedrukt (het opslaan wordt
– bij het vast- of loskoppelen van een aanhanger;
hebt gehaald. bevestigd door een kort geluidssignaal).
– bij het bevestigen of verwijderen van een
Wanneer er een nieuwe stand wordt opgeslagen,
Automatische vergrendeling fietsendrager;
wordt de vorige stand vervangen.
– bij het plaatsen of verwijderen van fietsen op / van
U kunt de auto automatisch vergrendelen met
een fietsendrager; Opslaan is alleen mogelijk vanaf een
behulp van de handsfreefunctie (Handsfree toegang
– wanneer u iets neerzet of optilt achter de auto; openingshoogte groter dan of gelijk aan 1
achterklep).
– wanneer een dier de achterbumper nadert; meter tussen de onderste en bovenste positie
De functie "Handsfree afsluiten van de
– als de auto wordt gewassen; van de achterklep.
achterklep" wordt geconfigureerd in de app
– bij het uitvoeren van onderhoud aan de auto;
Instellingen > Voertuig op het touchscreen.
– bij het pakken van het reservewiel.
Wanneer de auto is vergrendeld, wordt de Houd de elektronische sleutel uit de buurt van de
Handmatige bediening
auto door het verzoek voor het openen van detectiezone of deactiveer de handsfree-functie om De achterklep kan met de hand worden bewogen,
de achterklep met deze functie ontgrendeld, of dergelijke problemen te voorkomen. zelfs als de elektrische werking ingeschakeld is.
alleen de achterklep wanneer de selectieve De achterklep mag niet bewegen.
Trekhaak
ontgrendeling is geactiveerd, voordat de Met herstel van de elektrische functie
De montage van een trekhaak kan het
achterklep wordt geopend.
detectiesysteem verstoren. De elektrisch bedienbare achterklep kan handmatig
Wanneer de achterklep met de functie Handsfree
Om te voorkomen dat de achterklep ongewenst worden geactiveerd.
toegang achterklep wordt gesloten, kunt u de
opengaat bij het gebruik van de trekhaak:
gehele auto vergrendelen.

36
Toegang

► Met de bagageruimte geopend: beweeg de


achterklep iets in de sluitingsrichting om het
Als de storing wordt veroorzaakt door de accu,
wordt aanbevolen deze opnieuw op te laden of te
2
elektrisch sluiten te activeren. vervangen bij gesloten achterklep.
► Met de bagageruimte deels geopend: beweeg In deze situatie is wellicht veel kracht nodig om de
de achterklep iets in de openingsrichting om het achterklep te sluiten.
elektrisch openen te activeren. ► Sluit de achterklep voorzichtig (zo langzaam
Zonder herstel van de elektrische functie mogelijk) zonder hem dicht te slaan door op het
midden van de achterklep te duwen.
► Beweeg de achterklep zo langzaam en vloeiend
mogelijk. Sluit de achterklep niet door op een van de
Ondersteuning van de gasveren is niet meer zijkanten te duwen, dit kan schade Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
beschikbaar als de elektrisch bedienbare achterklep veroorzaken! diefstal.
handmatig wordt geopend en gesloten. Het is Omtrekbeveiliging
daarom normaal dat u weerstand ondervindt bij het
openen en sluiten.
Gebruiksvoorschriften Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
Bij oververhitting van de motor Onder winterse omstandigheden bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Als de achterklep herhaaldelijk wordt Voorkom bedieningsproblemen door Interieurbeveiliging
geopend en gesloten, kan het voorkomen dat de sneeuw van de achterklep te verwijderen voordat
Het systeem controleert op bewegingen in het
elektromotor te warm wordt waardoor elektrische deze automatisch wordt geopend.
interieur.
bediening tijdelijk niet meer mogelijk is. Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
Laat de elektromotor minimaal 10 minuten Bij het wassen van de auto als iets of iemand het interieur binnendringt of als
afkoelen voordat u een manoeuvre uitvoert. Als u de auto in een automatische wasstraat iets of iemand in de auto beweegt.
Bedien de achterklep handmatig als u niet zo laat wassen, vergeet dan niet om de auto eerst te
Wegsleepbeveiliging
lang wilt wachten. vergrendelen en uit de buurt van de auto te lopen
om te voorkomen dat de achterklep per ongeluk Het systeem controleert op veranderingen in de
wordt geopend. stand van de auto.
Handmatig sluiten van Het alarm gaat af wanneer de auto wordt opgetild of
de elektrisch bedienbare verplaatst.

achterklep bij een storing Alarm Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
Deze procedure is alleen nodig in het geval van (Afhankelijk van de uitvoering) alarm niet af als iets of iemand tegen de
een storing van de achterklepmotor. auto aan komt.

37
Toegang

Plug-in hybrideauto's De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45 controlelampje van de toets gaat uit en de
interieurbeveiliging en wegsleepbeveiliging seconden. richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
beperkt of onderbroken zijn tijdens het seconden.
Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer
voorkoelen of voorverwarmen.
de auto automatisch op afstand wordt Na het ontgrendelen met de
vergrendeld. afstandsbediening
Zelfbeveiligingsfunctie
Als de auto automatisch opnieuw wordt
Het systeem controleert of systeemcomponenten vergrendeld (als een van de portieren of de
Deur, achterklep of motorkap
niet goed werken. achterklep niet binnen 30 seconden wordt
Wanneer een portier, een deur, de
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de geopend), wordt ook het alarmsysteem
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare automatisch weer ingeschakeld.
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
de omtrek- en interieurbeveiliging wel na 45
Werkzaamheden aan het alarmsysteem seconden ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats. Schuif-/kanteldak
alleen de omtrekbeveiliging
Als het schuif-/kanteldak open blijft, wordt ingeschakeld
Vergrendelen van de auto met de auto vergrendeld met de omtrekbeveiliging
geactiveerd, maar zonder de interieurbeveiliging
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te voorkomen,
volledig ingeschakeld alarm of wegsleepbeveiliging ingeschakeld. bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
– Het raam staat een klein stukje open.
Inschakelen – De auto wordt gewassen.
Uitschakelen
► Zet het contact af en verlaat de auto. – Er wordt een wiel verwisseld.
► Vergrendel de auto of schakel de ► Druk op een van de ontgrendeltoetsen van de
– De auto wordt gesleept.
supervergrendeling in met de afstandsbediening of afstandsbediening:
– De auto staat op een schip of veerboot.
door op de handgreep van het bestuurdersportier te Kort indrukken.
drukken. Uitschakelen van de interieur- en
Lang indrukken.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert wegsleepbeveiliging
het rode controlelampje van de toets één keer per ► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende of
op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft
ongeveer 2 seconden branden. ► Ontgrendel de auto door op de portiergreep van
branden.
het bestuurdersportier te drukken.
► Verlaat de auto.

38
Toegang

► Vergrendel de auto meteen met de


afstandsbediening of het Sleutelloos instap- en
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Sleutelloos instap- en
ontgrendelen met het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem. 2
startsysteem-systeem. startsysteem-systeem, gaat het rode controlelampje
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het in de toets knipperen om aan te geven dat het alarm Storing
rode controlelampje in de toets knippert één keer tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
per seconde. met knipperen als het contact wordt aangezet. permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
Deze uitschakelprocedure moet elke keer
na het afzetten van het contact opnieuw
Storing afstandsbediening is.
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen: Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
worden uitgevoerd.
► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
het portier linksvoor.
Opnieuw inschakelen van de interieur-
en wegsleepbeveiliging
► Open het portier; het alarm gaat af.
► Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
Elektrische ruitbediening
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto controlelampje in de toets gaat uit.
met de afstandsbediening of het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem te ontgrendelen. De auto vergrendelen zonder
Het controlelampje in de toets gaat uit. het alarm in te schakelen
► Schakel alle beveiligingsvoorzieningen opnieuw ► Vergrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in door de auto met de afstandsbediening of het in de afstandsbediening) in het slot van het portier
Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem te linksvoor.
vergrendelen.
Het rode controlelampje in de toets knippert weer Automatisch inschakelen van 1. Linksvoor
één keer per seconde.
het alarm 2. Rechtsvoor
Afgaan van het alarm (Afhankelijk van de uitvoering) 3. Linksachter
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2 4. Rechtsachter
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte 5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening bij
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
is gesloten. de achterbank
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven ► Om het afgaan van het alarm bij het openen
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld totdat het van een portier of de achterklep te voorkomen, Handmatige bediening
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat. moet u eerst op de ontgrendeltoets van de ► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
afstandsbediening drukken of moet u de auto aan de schakelaar zonder het weerstandspunt te

39
Toegang

passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar wordt De elektrische achterruiten kunnen nog altijd Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
losgelaten. worden bediend met de ruitbediening bij de niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op
bestuurderspositie. ernstig letsel!
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of Resetten van de ruitbediening
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of Schuif- / kanteldak
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
Het schuif- / kanteldak bestaat uit een beweegbaar
losgelaten. moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
glazen gedeelte dat over het dak schuift en een
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
sluiten te stoppen. volgende handelingen uitgeschakeld.
geopend. Als het schuif- / kanteldak wordt geopend,
Doe het volgende voor elke ruit:
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog opent automatisch het zonnescherm.
► Blijf aan de schakelaar trekken totdat de ruit
45 seconden nadat het contact is uitgezet, ► Gebruik de knop in de dakconsole om het
volledig is gesloten.
worden bediend. panoramische schuif- / kanteldak te bedienen.
► Laat de schakelaar los en trek er nog minimaal
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
een seconde aan.
het contact aan om deze weer te activeren.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit
Beveiliging tegen beknellen iets tussen de elektrische ruit en de
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat worden geopend. Druk hiervoor op de
gedeeltelijk weer omlaag. betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
Blokkering van de ruitbediening van een van de andere portieren
Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
bedient, moet hij/zij controleren of de ruit zonder
ruitbediening voor de problemen kan worden gesloten. het contact is aangezet (als de laadtoestand van
elektrische achterruiten Het is belangrijk dat passagiers de elektrische de accu voldoende is), bij draaiende motor, in de
ruiten juist gebruiken. STOP-stand van de Stop & Start en tot maximaal 45
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op seconden na het afzetten van het contact.
op toets 5 om de ruitbediening voor de
elektrische achterruiten uit te schakelen, ongeacht kinderen. Voorzorgsmaatregelen
hun positie. Let goed op passagiers en/of andere personen
die aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met Steek uw hoofd of armen niet door het
Het rode lampje van de toets gaat branden.
de elektronische sleutel worden gesloten. schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt
- kans op ernstig letsel!

40
Toegang

Bedien het schuif- / kanteldak niet als er


dakdragers zijn gemonteerd - kans op
vervolgens over het dak. Elke tussenstand is
mogelijk.
De toets bedienen
► Wanneer u voorbij het weerstandspunt van
2
ernstige schade! de toets drukt, wordt het dak volledig geopend of
Voordat u de bedieningstoets van het
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare gesloten.
schuif- / kanteldak bedient, moet u
glazen deel van het schuif- / kanteldak. ► En wanneer u nog een keer op de toets drukt,
controleren of de beweging niet door voorwerpen
of personen wordt belemmerd. stopt de beweging.
Als het dak door regen of het wassen van de Let vooral goed op als kinderen het schuif- / ► Wanneer de toets ingedrukt wordt gehouden
auto nat is geworden, wacht dan totdat het kanteldak bedienen. (zonder voorbij het weerstandspunt te gaan), dan
volledig droog is voordat u het dak bedient. Als u het schuif- / kanteldak bedient en er iets stopt het glas als de toets wordt losgelaten.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is vastzit, dan kunt u de beweging van het dak ► Schuif- / kanteldak gesloten: druk de toets één
bedekt - Kans op beschadiging! stoppen door op de betreffende bedieningstoets keer in zonder het weerstandspunt te passeren om
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak te drukken. het dak in de gedeeltelijk geopende positie te zetten.
sneeuw- of ijsvrij te maken. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de ► Wanneer het schuif- / kanteldak gedeeltelijk open
passagiers het schuif- / kanteldak op de juiste is: wanneer u één keer op het voorste deel van de
Controleer regelmatig de staat van de manier gebruiken. toets drukt, zonder voorbij het weerstandspunt te
rubbers van het schuif- / kanteldak Wanneer u de stand van het schuif- / kanteldak gaan, sluit het dak volledig.
(aanwezigheid van vuil, dode bladeren enz). handmatig aanpast, kan het gebeuren dat de Het schuif- / kanteldak en de ruiten kunnen
Als u de auto in een wasstraat of met een beveiliging tegen beknellen niet meer goed werkt. worden gesloten door de
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan Voer een reset uit. vergrendelingstoets van de afstandsbediening
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de
ingedrukt te houden.
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm van Beveiliging tegen beknellen Druk nog een keer op de knop op de beweging
de rubbers. Als het dak tijdens het sluiten op een obstakel stuit, te stoppen.
wordt de beweging automatisch omgedraaid.
Laat de auto nooit achter met geopend dak. Het zonnescherm openen / sluiten
Het schuif- / kanteldak openen/sluiten
► Wanneer u het schuif- / kanteldak wilt openen, ► U kunt het zonnescherm openen door de
bedient u het deel van de toets dat naar achteren is handgreep naar achteren te trekken totdat de
Werking gericht. gewenste positie wordt bereikt.
Wanneer u het schuif- / kanteldak volledig opent, ► Wanneer u het schuif- / kanteldak wilt sluiten, ► U kunt het zonnescherm sluiten door de
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar bedient u het deel van de toets dat naar voren is handgreep naar voren te duwen totdat de gewenste
de gedeeltelijk geopende positie en schuift het gericht. positie wordt bereikt.

41
Toegang

Resetten
Resetten is nodig als de accu weer is aangesloten,
bij een storing in het schuif- / kanteldak of wanneer
het dak schokkerig beweegt.
► Controleer of de beweging van het schuif-
/ kanteldak niet wordt belemmerd en of de
afdichtingen schoon zijn.
► Houd het voorste deel van de toets
ingedrukt om het schuif- / kanteldak te
sluiten, met het contact aangezet.
Het schuif- / kanteldak sluit stap voor stap. Wanneer
het volledig is gesloten, gaat het iets open of dicht.
► Laat de toets 1 seconde na het einde van de
beweging los.

42
Ergonomie en comfort

Zitpositie Zorg er bij het verstellen van de stoel in


lengterichting voor dat u de pedalen volledig kunt
Passagierszijde
3
intrappen zonder uw benen geheel te strekken.
Juiste zitpositie De afstand tussen de knieën en het dashboard moet
Een goede rijhouding zorgt voor meer comfort en minstens 10 cm zijn, zodat u eenvoudig toegang
bescherming voor de bestuurder. hebt tot de bediening op het dashboard.
Ook het zicht rondom en de bereikbaarheid van de Zet de rugleuning zo recht mogelijk; kantel deze
bedieningsfuncties worden hierdoor geoptimaliseerd. nooit verder dan 25°.
Bepaalde stoelafstellingen die in dit hoofdstuk De juiste stand van de hoofdsteun is als de
worden beschreven, zijn afhankelijk van het bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van
uitrustingsniveau en het land waar de auto is de bovenzijde van het hoofd bevindt.
verkocht. Stel de lengte van de zitting af zodat uw
bovenbenen goed worden ondersteund. Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
Bestuurdersstoel Stel de lendensteun af op de vorm van de bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
wervelkolom. rugleuning steunen.
Stel het bereik van het stuurwiel zo af dat het Zorg bij het verstellen van de stoel in de
minstens 25 cm van het borstbeen is verwijderd en u lengterichting voor een afstand van ten minste
het met uw armen licht gebogen kunt vasthouden. 25 cm tot het dashboard.
Stel de hoogte van het stuurwiel af zodat het De juiste stand van de hoofdsteun is als de
stuurwiel het zicht op de informatie van het bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van
instrumentenpaneel niet belemmert. de bovenzijde van het hoofd bevindt.

Verstel de stoel uit veiligheidsoverwegingen Voordat u gaat rijden


uitsluitend als de auto staat geparkeerd. Stel de buitenspiegels en de binnenspiegel af om de
dode hoeken te minimaliseren.
Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
Elektrisch verstelbare stoelen Doe uw veiligheidsgordel om: plaats het
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
Zet het contact aan om de afstellingen uit schoudergedeelte van de gordel in het midden van
rugleuning steunen.
te voeren. uw schouder en trek het heupgedeelte goed aan ter
Wijzig de hoogte van de zitting zodat uw ogen op
hoogte van uw bekken.
gelijke hoogte zijn met het midden van de voorruit.
Controleer of alle passagiers hun gordel goed
Het hoofd moet zich minimaal 10 cm van het dak
hebben omgedaan.
bevinden.

43
Ergonomie en comfort

Elektrisch verstelbare buitenspiegels Hoofdsteunen vóór Een hoofdsteun terugplaatsen


Zet het contact aan om de afstellingen uit ► Steek de pennen van de hoofdsteun in de
te voeren. In hoogte verstellen geleiders van de betreffende rugleuning.
► Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
Tijdens het rijden ► Druk het ontgrendelknopje (A) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
Houd een goede zitpositie aan en houd het stuurwiel
► Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
met beide handen vast op 'kwart over negen', zodat
u op elk moment alle bedieningsfuncties binnen Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
handbereik hebt. verwijderd. Deze moeten zijn geplaatst en
goed zijn afgesteld voor de betreffende
Verstel de stoelen en het stuurwiel nooit
inzittende.
tijdens het rijden. Omhoog:
Houd uw voeten altijd op de vloer. ► Trek de hoofdsteun omhoog in de gewenste
positie; u voelt dat de hoofdsteun in positie klikt. Handmatig verstellen
Omlaag:
Voorstoelen ► Afhankelijk van de uitrusting drukt u het Verstellen in lengterichting
ontgrendelknopje (A) of de toets (B) in. Houd het
Zorg er bij het naar achteren schuiven van knopje ingedrukt en zet ondertussen de hoofdsteun
de stoel voor dat de beweging van de stoel omhoog.
niet kan worden gehinderd door personen of
De hoofdsteun is goed afgesteld wanneer
voorwerpen.
de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant
Kans op bekneld raken van de achterpassagiers
van het hoofd.
of op blokkeren van de stoel als grote
voorwerpen op de vloer achter de stoel zijn
geplaatst. Een hoofdsteun verwijderen ► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
► Laat de stang los om de stoel in de betreffende
aanslag.
positie te vergrendelen.
► Druk de pal (A) in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en trek de hoofdsteun omhoog.
► Berg de hoofdsteun veilig op.

44
Ergonomie en comfort

Hoogte ► Draai aan de knop om de lendensteun in de


gewenste stand te zetten.
Hoogte en hoek van de zitting
3
Lengte van de zitting

► Trek de hendel omhoog voor omhoog zetten


of duw deze omlaag voor omlaag zetten totdat de ► Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog
gewenste stand is bereikt. of omlaag voor de gewenste hoogte.
► Trek de handgreep naar voren om de zitting te ► Duw de voorzijde van de schakelaar omhoog of
Rugleuninghoek ontgrendelen en beweeg vervolgens het voorste omlaag om de zitting in de gewenste hoek te zetten.
deel van de zitting naar voren of naar achteren.
Rugleuninghoek
Elektrisch verstellen
Verstellen in lengterichting

► Draai de knop voor de gewenste hoek.

Lendensteun ► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren.

► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren


om de stoel in lengterichting in de gewenste stand
te zetten.

45
Ergonomie en comfort

Lendensteun Zitposities opslaan Contact aan of draaiende motor


► Druk op toets 1 of 2 om de betreffende zitpositie
Deze functie, die is gekoppeld aan de elektrisch
op te roepen.
verstelbare bestuurdersstoel, biedt de mogelijkheid
Er klinkt een geluidssignaal wanneer de stoelpositie
om twee standen van de bestuurdersstoel in het
volledig is aangepast.
geheugen op te slaan. Dit vergemakkelijkt het
U kunt de beweging onderbreken door op de toets
instellen van de stoel als de auto regelmatig door
M, 1 of 2 te drukken of door één van de schakelaars
een andere bestuurder wordt gebruikt.
van de stoelverstelling te bedienen.
Het slaat de elektrisch afgestelde posities van de
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het rijden.
stoel en de buitenspiegels op.
Met deze schakelaar kan de lendensteun zowel in Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is tot
diepte als in hoogte worden versteld. ongeveer 45 seconden na het afzetten van het
► Houd het voorste of het achterste contact mogelijk.
gedeelte van de schakelaar ingedrukt om de
mate van steun voor de lendenen te vergroten of te Stoelverwarming
verkleinen.
► Houd het bovenste of onderste gedeelte van Zonder i-Toggles
de schakelaar ingedrukt om de lendensteun te
Aan / uit
verhogen of te verlagen. Met de toetsen 1 / 2 / M
► Stap in de auto en zet het contact aan.
Verstellen van het zitgedeelte ► Zet uw stoel en de buitenspiegels in de gewenste
De elektrische verstelling is aanwezig op ‘AGR’ stand.
gecertificeerde handmatig verstelbare stoelen. ► Druk op toets M en vervolgens binnen 4
seconden op toets 1 of 2.
Het opslaan wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand. ► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel controlelampjes gaat branden.
► Houd het voorste of achterste gedeelte van de niet gehinderd wordt door voorwerpen of ► U kunt de verwarming uitschakelen door op de
toets ingedrukt om het voorste deel van de zitting personen. toets te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
omhoog of omlaag te bewegen.

46
Ergonomie en comfort

De status van het systeem wordt opgeslagen bij het


afzetten van het contact.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming
wordt afgeraden voor personen met een
Wanneer u niets doet, wordt de oorspronkelijke
pagina weer weergegeven. 3
gevoelige huid. De status van de functie wordt niet opgeslagen bij
Met i-Toggles Personen die warmte niet goed kunnen voelen het afzetten van het contact.
Inschakelen / uitschakelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen Instellingen wijzigen
brandwonden krijgen.
Kies het tabblad Stoelen in de app ► Selecteer de betreffende stoel op de pagina
Voorkom als volgt schade aan het
Stoelen op het touchscreen. Massage.
verwarmingselement en kortsluiting:
► Selecteer de bestuurders- of de passagiersstoel. ► Selecteer een massage-intensiteit uit de drie
– Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
De betreffende pagina wordt weergegeven met de verschillende niveaus: "1" (Zacht), "2" (Normaal) of
– Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op
meest recent opgeslagen instellingen. "3" (Hard).
de stoel staan.
Als de instellingen in orde zijn, drukt u erop ► Selecteer een andere soort massage uit de
– Mors geen vloeistoffen op de stoel.
om de functie in de Stoelen-app in of uit te beschikbare soorten massage.
– Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
schakelen. De wijzigingen worden direct doorgevoerd en
vochtig is.
Wanneer u niets doet, wordt de oorspronkelijke worden opgeslagen wanneer het contact wordt
pagina weer weergegeven. afgezet.
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij Meerkeuzemassagefunctie Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt een één
het afzetten van het contact. Systeem waarbij kan worden gekozen uit uur durende massagecyclus gestart, bestaande
Instellingen wijzigen verschillende massagesoorten en waarbij de uit sessies van 6 minuten massage en 3 minuten
intensiteit van de massage kan worden ingesteld. pauze.
► Selecteer de betreffende stoel op de pagina
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de Aan het einde van de cyclus stopt het systeem
Stoelen.
STOP-stand van het Stop & Start-systeem. automatisch.
► Selecteer een intensiteit uit de drie verschillende
niveaus: "1" (Zacht), "2" (Normaal) of "3" (Hard). Inschakelen / uitschakelen
De instellingen worden opgeslagen bij het afzetten Kies het tabblad Massage in de app Het stuurwiel verstellen
van het contact. Stoelen op het touchscreen.
Gebruik de functie niet als de stoel niet ► Selecteer de bestuurders- of de passagiersstoel.
wordt gebruikt. De betreffende pagina wordt weergegeven met de
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk. meest recent opgeslagen instellingen.
Als de stoel en het interieur een prettige Als de instellingen in orde zijn, drukt u erop
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie om de functie in de Stoelen-app in of uit te
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het schakelen.
energieverbruik.

47
Ergonomie en comfort

► Trek aan de hendel om het stuurwiel te Stel de buitenspiegels om


ontgrendelen terwijl de auto stilstaat. veiligheidsredenen zo af dat de dode hoek
► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een zo klein mogelijk is.
optimale zithouding. De objecten die u in de spiegel ziet zijn dichterbij
► Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te dan ze lijken. Houd hiermee rekening om de
vergrendelen. afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat. Afstellen
► Druk bij draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door het
PEUGEOT i-Cockpit®
branden / doven van het controlelampje).
De informatie op het instrumentenpaneel
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
is zichtbaar boven het stuurwiel, voor meer
motor wordt afgezet.
veiligheid en rijcomfort.
Met i-Toggles
Stel de hoogte van het stuurwiel af zodat het
Kies het tabblad Stoelen en stuur in de app
stuurwiel het zicht op het instrumentenpaneel niet
Klimaat op het touchscreen.
belemmert.
Druk om de functie in of uit te schakelen.

De functie wordt opgeslagen bij het afzetten van de


Stuurwielverwarming motor.
Bij koud weer verwarmt deze functie het ronde
gedeelte van het stuurwiel.
U kunt de functie activeren wanneer de
Spiegels
buitentemperatuur lager is dan 20 °C. ► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om de
Zonder i-Toggles Buitenspiegels juiste buitenspiegel te selecteren.
► Duw schakelaar B in de vier richtingen om de
Ontwasemen / ontdooien spiegel af te stellen.
Het ontwasemen / ontdooien van de ► Zet schakelaar A weer in de middenstand.
buitenspiegels werkt gelijktijdig met de
achterruitverwarming.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de achterruitverwarming.

48
Ergonomie en comfort

Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
Automatisch kantelen van
buitenspiegels bij achteruitrijden
3
(parkeren, smalle garage, enz.). Afhankelijk van de uitvoering kan met deze functie
► Kantel de spiegel richting de auto. het spiegelglas van de spiegels automatisch omlaag
worden gekanteld om het achteruit inparkeren te
Elektrisch inklappen vereenvoudigen.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
elektrisch inklapbaar. terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van de het detecteren van het niveau van het buitenlicht
spiegels naar de grond gericht. en van het licht dat van achteren op de auto valt
► Zorg dat het contact is aangezet
Het spiegelglas van beide spiegels keert terug naar zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en
en zet schakelaar A vanuit de auto
de oorspronkelijke stand: nachtstand kan worden geschakeld.
in de middelste stand.
► Beweeg schakelaar A naar – Enkele seconden nadat er uit de Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren
achteren. achteruitversnelling is geschakeld. wordt het spiegelglas automatisch helderder
– Wanneer er sneller dan 10 km/h wordt gereden. als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
► Vergrendel de auto van buitenaf. – Als de motor wordt afgezet. Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met Het systeem kan in de app Instellingen > de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking
behulp van schakelaar A, worden ze niet Voertuig van het touchscreen worden is of als er voorwerpen op de bagageafdekking
automatisch uitgeklapt als de auto wordt ingeschakeld / uitgeschakeld. zijn geplaatst.
ontgrendeld.
Elektrochromatische
Elektrisch uitklappen
binnenspiegel
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► Van binnenuit: zet schakelaar A met aangezet
contact in de middelste stand en beweeg deze
daarna naar achteren.

Het automatisch inklappen / uitklappen van


de buitenspiegels kan worden ingesteld in
de app Instellingen > Voertuig van het
touchscreen.
Klap de spiegels in voordat u de auto laat
wassen in een automatische wasstraat.

49
Ergonomie en comfort

Achterbank Een hoofdsteun terugplaatsen Verplaats de rugleuningen uitsluitend


wanneer de auto stilstaat.
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de
Hoofdsteunen achter geleiders van de betreffende rugleuning.
Eerste handelingen:
► Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
► Zet de hoofdsteunen omlaag of verwijder ze
► Druk het ontgrendelknopje (A) in om de
wanneer u zware ladingen vervoert.
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
► Zet de armsteun achter omhoog.
Ga nooit rijden met passagiers op de ► Schuif waar nodig de voorstoelen naar voren.
achterbank als de hoofdsteunen zijn ► Controleer of er geen persoon of voorwerp
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn (zoals kleding of bagage) in de buurt is en u de
geplaatst en in de hoge stand staan. rugleuningen ongehinderd kunt neerklappen.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en de ► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels vlak
hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen zijn op de rugleuning liggen.
niet uitwisselbaar.
Bij het neerklappen van de rugleuning gaat
De hoofdsteunen hebben twee standen:
de betreffende zitting iets omlaag.
– Een hoge stand, voor als er iemand op de stoel
zit:
De rugleuningen neerklappen Om een vlakke laadvloer te verkrijgen is het
raadzaam de uitneembare laadvloer in de
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
hoogste stand te zetten.
aanslag.
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld, is de rode
– Een lage stand (opgeborgen stand), voor als er
indicator zichtbaar in de handgreep.
niemand op de stoel zit:
► Druk het ontgrendelknopje (A) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag. Vanuit het passagierscompartiment
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Ontgrendel de rugleuning met de hendel (1).
► Kantel de rugleuning iets naar voren. Beide delen van de rugleuning kunnen op een of
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de twee manieren worden ontgrendeld:
aanslag. – Met een handgreep 1 aan de buitenzijde van de
► Druk vervolgens het ontgrendelknopje (A) in om rugleuning.
de hoofdsteun te ontgrendelen en zet hem helemaal – Met een hendel 2 op het zijpaneel van de
omhoog. bagageruimte (SW).

50
Ergonomie en comfort

► Druk de handgreep (1) voor het ontgrendelen


van de rugleuning in.
Middelste rugleuning (SW)
Het middelste deel van de rugleuning kan
3
onafhankelijk van de zijdelen omlaag worden
geklapt.

► Zet de rugleuning rechtop (3) en druk hem stevig


in de vergrendeling.
► Controleer of de rode indicator van de handgreep
► Beweeg de rugleuning (3) naar voren tot hij plat (1) niet meer zichtbaar is.
ligt. ► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
► Controleer van tevoren of de armsteun achter klem zitten.
Vanuit de bagageruimte (SW) niet is neergeklapt en of de middelste hoofdsteun
Let op: als de rugleuning niet goed is
niet omhoog staat.
vergrendeld, komt de veiligheid van de
► Trek vanuit het interieur of vanuit de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in
bagageruimte aan de riem voor ontgrendelen.
gevaar.
► Klap de rugleuning op de zitting.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
► Bij het terugplaatsen moet u de rugleuning
voren worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
helemaal omhoog zetten totdat deze is vergrendeld.

De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand Verwarming en ventilatie
► Trek de handgreep (2) voor het ontgrendelen van
de rugleuning naar u toe.
terugzetten Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
De rugleuning (3) wordt volledig op de zitting Controleer eerst of de buitenste buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de
neergeklapt. veiligheidsgordels goed verticaal langs de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Links wordt de hendel ook gebruikt voor het vergrendelingsogen van de rugleuningen zijn
Bedieningselementen
neerklappen van het middelste deel van de geplaatst.
rugleuning. Afhankelijk van de uitvoering zijn bepaalde
bedieningselementen beschikbaar in de app

51
Ergonomie en comfort

Klimaat op het touchscreen en / via het Advies hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
bedieningspaneel op de middenconsole. interieur even te ventileren.
Luchtverdeling Het ventilatie- en Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
airconditioningssysteem gebruiken is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
► Let erop dat de uitstroomopening onder wordt ververst.
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en Bij condensvorming door gebruik van de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven airconditioning kan er water onder uit de
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar auto lekken. Dit is volkomen normaal.
het interieur.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet
Onderhoud van het ventilatie- en
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
airconditioningssysteem
automatische airconditioningssysteem.
► Controleer regelmatig de staat van het
► Zet de airconditioning minstens één tot twee
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
vervangen.
systeem in goede staat te houden.
We raden aan om een samengesteld
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
additief biedt bescherming tegen vervuilende
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
gassen en onaangename geuren.
ontwasemen van de voorruit Wanneer er een zware lading op een steile
► Voor een juiste werking van het
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
airconditioningssysteem moet u het laten
ontwasemen van de zijruiten vóór gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden
controleren volgens de aanbevelingen in het
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen
onderhoudsschema van de fabrikant.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste heeft en meer sleepkracht biedt.
ventilatieroosters
Stop & Start
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en Rijd niet te lang met de ventilatie
De verwarmings- en
voorpassagier uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
airconditioningssystemen werken alleen als de
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
motor draait.
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
Als de auto lange tijd in de zon heeft behouden.
gestaan en de temperatuur in het interieur

52
Ergonomie en comfort

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer


informatie over het Stop & Start-systeem.
6. Synchronisatie van de temperatuur voor
bestuurder / passagier voorin
3
7. Alleen AQS-functie of Clean Cabin (afhankelijk
Plug-in hybrideauto's van de uitvoering).
Intensief gebruik van de airconditioning 8. Ontwasemen / ontdooien voorruit en voorste
beperkt de actieradius van de auto in de zijruiten
elektrische modus. 9. Luchtrecirculatie in het interieur
10. Maximale werking airco (afhankelijk van de
uitvoering)
Ventilatie bij aangezet contact
11. Achterruitverwarming
Bij aangezet contact kunt u het ventilatiesysteem 12. Systeem uitschakelen
gebruiken om de luchtstroom (2) en de
Zonder i-Toggles
luchtverdeling (3) gedurende een bepaalde tijd in het
interieur te regelen. Deze tijd is afhankelijk van de Temperatuurregeling
laadtoestand van de accu. De bestuurder en voorpassagier kunnen de
Deze functie geldt niet voor de airconditioning. temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.

Automatische De weergegeven waarde heeft betrekking op een


bepaald comfortniveau en niet op een exacte
airconditioning met temperatuur.

gescheiden regeling Afhankelijk van de uitvoering:


► Draai een van de knoppen (1) naar + of - om de
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem waarde te verhogen of te verlagen.
automatisch ingeschakeld en worden de ► Druk op een van de toetsen (1) (+ of -) of beweeg
temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het uw vinger in verticale richting over het scherm om de
Met i-Toggles
interieur automatisch geregeld. waarde te verhogen of te verlagen.
1. Temperatuurregeling
Dit systeem werkt bij draaiende motor, maar de Door Laag of Hoog te selecteren kunt u de
2. Regeling luchtstroom
aanjager en bedieningsfuncties ervan blijven werken minimum- en maximumwaarden overschrijden.
3. Regeling luchtverdeling
bij ingeschakeld contact. We raden u aan om het verschil tussen de
4. Airconditioning aan / uit
Druk op de toets van de Klimaat-app om de instellingen links en rechts op maximaal 3 °C te
5. Automatische airconditioning aan / uit en
pagina met de bedieningstoetsen van het houden.
instelling (AUTO ZACHT/AUTO NORMAAL/
systeem weer te geven.
AUTO HARD)

53
Ergonomie en comfort

Temperatuursynchronisatie Gebruik instellingen AUTO NORMAAL en AUTO ► Druk op een van de toetsen (2) om de
HARD om ervoor te zorgen dat passagiers op de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
De temperatuurinstelling aan de kant van de
achterbank zich comfortabel voelen. ► Druk op een van de toetsen (2) (ventilator) of
bestuurder wordt toegepast op de kant van de
beweeg uw vinger horizontaal over het scherm om
passagier. Om de toevoer van koude lucht in de auto
de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
► Druk op toets 6-SYNC om de functie in of uit te bij koud weer en een koude motor te
Het is ook mogelijk om rechtstreeks op een van de
schakelen. beperken neemt de luchtopbrengst geleidelijk toe
waarden te drukken.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt.
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling Als de temperatuur in de auto bij het instappen Het airconditioningssysteem
aan zijn/haar kant bedient. veel lager of hoger is dan de ingestelde uitschakelen
comfortwaarde, heeft het geen zin om de Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt,
Automatische airconditioning ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste stopt de ventilatie.
Deze automatische stand zorgt voor een optimale temperatuur sneller te bereiken. Het systeem "OFF" wordt naast de ventilator weergegeven.
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en corrigeert het temperatuurverschil automatisch
luchtverdeling in het interieur, op basis van het en zo snel mogelijk.
Regeling van de luchtverdeling
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5-AUTO om de automatische ► Druk op de toetsen 3 om de luchtstroomverdeling
stand van het airconditioningssysteem in of uit te
Handmatige instellingen in het interieur aan te passen.
schakelen. van de automatische Voorruit en zijruiten
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
airconditioning Middelste ventilatieroosters en
Het is mogelijk om een of meerdere van deze zijventilatieroosters
De intensiteit van de automatische airconditioning
functies handmatig in te stellen terwijl het systeem Voetenruimte
kan worden geregeld door een van de volgende
de andere functies automatisch blijft regelen:
instellingen te kiezen:
– Regeling van de luchtopbrengst. Er wordt een animatie geactiveerd om de
– AUTO ZACHT: voor een aangename en stille
– Regeling van de luchtverdeling. aanwezigheid van geblazen lucht in de aangegeven
werking door de luchtopbrengst te beperken.
Het controlelampje van de toets "AUTO" gaat uit richting weer te geven.
– AUTO NORMAAL: voor het beste compromis
wanneer een instelling is gewijzigd. U kunt de drie toetsen tegelijkertijd indrukken voor
tussen een comfortabele temperatuur en een stille
► Druk nogmaals op toets 5-AUTO om de een gelijkmatige luchtverdeling in het interieur.
werking (standaardinstelling).
automatische airconditioning opnieuw in te
– AUTO HARD: voor een dynamische en efficiënte
luchtverdeling.
schakelen. Clean Cabin-functie
Druk om de AUTO-stand te wijzigen herhaaldelijk op Omvat de functies AQS (Air Quality System) en
Regeling van de luchtstroom Clean Air.
toets 5-AUTO.
Afhankelijk van de uitvoering:

54
Ergonomie en comfort

► Druk op toets 7 om de functie in / uit te


schakelen.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt,
► Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen (bevestigd door branden/doven
3
AQS-functie van het lampje).
maar alleen als de ruiten zijn gesloten:
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
Deze functie gebruikt een – Het systeem verlaagt 's zomers de temperatuur in
systeem terug naar de instellingen van vóór de
buitenluchtvervuilingssensor en activeert het interieur.
inschakeling.
automatisch de luchtrecirculatie in het interieur – Het systeem zorgt er in de winter voor dat de
ruiten bij temperaturen hoger dan 3 °C sneller
wanneer een bepaald vervuilingsniveau in de
worden ontwasemd.
Airconditioningssysteem
buitenlucht wordt gedetecteerd.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt ► Druk op toets 4-A/C om de airconditioning in of uitschakelen
de recirculatie van de interieurlucht automatisch uit te schakelen. ► Druk op toets 12-OFF.
uitgeschakeld. Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, gaat Het controlelampje van de toets gaat branden
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes het controlelampje in de toets branden of verandert en alle andere controlelampjes van het
te detecteren. "A/C" van kleur (afhankelijk van de uitvoering). airconditioningssysteem gaan uit.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld als Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu
De airconditioning werkt niet als de
de ruitensproeiers van de voorruit worden gebruikt of uitgeschakeld.
luchtstroom is uitgeschakeld.
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna
is dan 5 °C om te voorkomen dat de voorruit en de toevoer van buitenlucht weer in.
zijruiten beslaan. Het uitschakelen van de airconditioning kan Luchtrecirculatie in het
Clean Air-functie
Deze functie gebruikt een
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van
de ruiten).
interieur
interieurluchtvervuilingssensor en detecteert fijnstof De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit
en zijruiten beslaan.
(bijvoorbeeld sigarettenrook, schimmel of bacteriën).
Het regelen van de luchtrecirculatie in het interieur
Maximale stand van de Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
zorgt ervoor dat de lucht in het interieur binnen airconditioning wordt het interieur beschermd tegen luchtjes en
slechts een paar minuten wordt gezuiverd door de Deze functie stelt automatisch de temperatuur op vervuilende stoffen van buitenaf en kan de gewenste
lucht door een hoogwaardig interieurfilter te laten de laagste stand in, stuurt de luchtstroom naar de binnentemperatuur sneller worden bereikt.
stromen. middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, ► Druk op deze toets om de functie in of uit
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een stelt de luchtopbrengst op maximaal in en schakelt, te schakelen (bevestigd door branden /
gekwalificeerde werkplaats om het hoogwaardig indien nodig, de luchtrecirculatie in het interieur in. doven van het controlelampje).
interieurfilter te laten vervangen wanneer de
luchtkwaliteit lijkt te zijn verminderd.

55
Ergonomie en comfort

De functie wordt automatisch ingeschakeld


als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt
Achterruitverwarming Het kan zowel bij wegrijden als onder het rijden
worden gebruikt.
of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait. Inschakelen / uitschakelen
Afhankelijk van de uitvoering worden de

Ontwasemen - ontdooien buitenspiegels ook ontwasemd/ontdooid.


► Druk op deze toets om de functie in of uit
voorruit en voorste zijruiten te schakelen (bevestigd door het branden /
doven van het controlelampje).
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
De functie kan worden geactiveerd ongeacht de
snel te ontwasemen of te ontdooien.
buitentemperatuur.
► Druk op deze toets om de functie in of uit
De werkingsduur is afhankelijk van de
te schakelen (bevestigd door branden/doven
buitentemperatuur.
van het lampje).
Het ontwasemen / ontdooien wordt automatisch ► Druk met draaiende motor op deze toets om de
In deze stand worden de airconditioning, de
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
luchtopbrengst en de luchttoevoer automatisch
voorkomen. controlelampje).
geregeld en wordt de ventilatie optimaal verdeeld
tussen de voorruit en zijruiten. De werkingsduur is afhankelijk van de
De luchtopbrengst kan handmatig worden Voorruitverwarming buitentemperatuur.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld om
aangepast zonder deze stand uit te schakelen.
een te hoog energieverbruik te voorkomen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is
de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is. Voorverwarming / -koeling
(plug-in hybride)
Onder winterse omstandigheden moet u
Met deze functie kunt u de temperatuur in het
sneeuw of ijs van de voorruit rond de
interieur zo programmeren dat een vooraf bepaalde
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
temperatuur die niet kan worden gewijzigd
Anders kan apparatuur die de camera gebruikt Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat de
(ongeveer 21 °C) is bereikt voordat u in de auto
mogelijk niet goed werken. volledige voorruit wordt verwarmd; het is een
stapt. U kunt de dagen en tijden hiervoor instellen.
aanvulling op het Automatisch programma Zicht
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
dat elementen weghaalt die het zicht kunnen
wordt opgeladen.
belemmeren (zoals dauw, mist, ijs of sneeuw), dat
zich aan beide zijden van de voorruit bevindt.

56
Ergonomie en comfort

Programmeren
Kies het tabblad Voorcondition. in de app
Met de MYPEUGEOT APP-app kan het
programmeren ook met een smartphone
Voorzieningen vóór 3
worden uitgevoerd.
Klimaat op het touchscreen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
► Druk op + om een programma toe te voegen.
over de op afstand bedienbare aanvullende
► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
functies.
de gewenste dagen. Druk op OK.
► Druk op ON om dit programma te activeren. Het is normaal dat de ventilator tijdens het
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45 voorverwarmen / -koelen geluid maakt.
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze Auto's uitgerust met een alarmsysteem
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna Afhankelijk van de uitvoering kunnen de
gehandhaafd. interieurbeveiliging en wegsleepbeveiliging
beperkt of onderbroken zijn tijdens het
voorkoelen of voorverwarmen.

Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het 1. Zonneklep
contact is afgezet en de auto is vergrendeld. 2. Muntenhouder (afhankelijk van de uitvoering)
– Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, 3. Dashboardkastje met verlichting
Dit controlelampje gaat permanent branden als dan wordt de functie alleen geactiveerd als de 4. Portiervakken
er een cyclus voor voorverwarming / -koeling laadtoestand van de tractiebatterij meer dan 20% is. 5. Opbergruimte of draadloze smartphonelader
is geprogrammeerd. Het knippert als de – Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, 6. Voorste USB-aansluiting / 12V-aansluiting
voorverwarming / -koeling bezig is. er een herhaald programma is geactiveerd 7. Bekerhouder
(bijvoorbeeld van maandag tot en met vrijdag) 8. Opbergruimte of opbergvak voor een
U kunt meerdere programma's instellen.
en er twee cycli voor voorverwarmen/-koelen zijn smartphone
Elk programma wordt in het systeem
uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt 9. Armsteun vóór met opbergvak (afhankelijk van
opgeslagen.
het programma gestopt. de uitvoering)
We raden u aan om een programma te starten
Voorste USB-aansluiting (afhankelijk van de
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten
uitvoering)
om de elektrische actieradius te optimaliseren.
10. USB-aansluitingen achter (afhankelijk van de
uitvoering)

57
Ergonomie en comfort

Zonneklep ► Steek een 12V-accessoire (met een maximaal


nominaal vermogen van 120 W) met een geschikte
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
adapter in de aansluiting.
staat. De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden (afhankelijk van de uitvoering). Houd rekening met het maximale vermogen
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor om te voorkomen dat het accessoire
het opbergen van pasjes. beschadigd raakt.

Dashboardkastje Het aansluiten van elektrische apparatuur


► Beweeg de handgreep omhoog om het die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
dashboardkastje te openen. Op de USB-aansluitingen kunt u draagbare
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
Als het contact aan is, is het dashboardkastje apparatuur aansluiten.
leiden tot storingen in de werking van de
verlicht wanneer het geopend is. De USB-aansluiting aan de voorzijde
elektrische systemen van de auto, zoals een
Afhankelijk van de uitvoering heeft het ook een van de middenconsole kan ook
slechte radio-ontvangst of storingen in de
afsluitbare ventilatieopening. Via deze opening wordt worden gebruikt om een smartphone via Android
weergave van de displays.
dezelfde gekoelde lucht als die voor het interieur Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat u bepaalde
aangevoerd. apps van uw smartphone via het touchscreen kunt
USB-aansluitingen gebruiken.
Rijd nooit met een geopend Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
Deze symbolen bepalen waarvoor de USB-
dashboardkastje als er iemand op de gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
aansluiting kan worden gebruikt:
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan dit apparaat.
Voeding en opladen.
letsel tot gevolg hebben. Deze apps kunnen met de schakelaars op en
Hetzelfde, maar ook het uitwisselen van rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
12 V-accessoireaansluiting multimediagegevens met het audiosysteem. van het audiosysteem worden beheerd.
Hetzelfde, maar ook met apps op uw Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting
smartphone op het touchscreen. wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.

58
Ergonomie en comfort

Zie de delen over de audio- en


telematicasystemen voor meer informatie over
onderbroken als er een portier wordt geopend of als
het contact wordt uitgeschakeld.
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de werking
3
het gebruik van deze apparatuur. van de lader aan.
Opladen
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een apparaat Status van Betekenis
Draadloze smartphonelader in het midden plaatsen. controlelampje
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het gevonden.
controlelampje van de lader groen branden. Laden voltooid.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen. Groen, Detectie van een compatibel
permanent apparaat.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere Laden bezig.
apparaten tegelijkertijd op te laden.
Knipperend Detectie van een
Met dit systeem kunt u apparaten zoals een oranje vreemd voorwerp in het
smartphone draadloos opladen volgens het principe Zorg dat er geen metalen voorwerpen (zoals
oplaadgedeelte.
van magnetische inductie, in overeenstemming met munten, sleutels of afstandsbediening van
Apparaat niet goed
de norm Qi 1.1. de auto) in het laadgedeelte liggen tijdens het
gecentreerd op het
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel opladen van een apparaat - kans op
laadgedeelte.
zijn met de norm Qi of moet zijn voorzien van een oververhitting of onderbreking van het opladen!
compatibele hoes of houder. Permanent Storing in de accumeter van
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door oranje het draagbare apparaat.
de fabrikant is goedgekeurd. Temperatuur van batterij
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool apparaat te hoog.
Qi. Storing in de lader.
Wanneer apparaten langere tijd worden
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
gebruikt in combinatie met draadloos laden,
Start-systeem in de STOP-stand staat.
kunnen sommige smartphones overschakelen op
Het opladen wordt aangestuurd door de Als het controlelampje permanent oranje brandt:
een thermische beveiliging, waardoor sommige
smartphone. – Verwijder het apparaat en plaats het opnieuw in
functies worden geblokkeerd.
Bij het Sleutelloos instap- en startsysteem- het midden van het oplaadgedeelte.
systeem kan de werking van de lader kort worden of

59
Ergonomie en comfort

– Verwijder het apparaat en probeer het een Sluiten – Subwoofer met Power FlowerTM-technologie
kwartier later nog eens. met hoge excursie en drievoudige spoel: volle,
Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op gecontroleerde weergave van lage frequenties.
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats. Matten
Middenarmsteun voor Bevestigen
De armsteun bevat een opbergvak, waarvan
de verlichting in werking treedt zodra het wordt
geopend (afhankelijk van de uitvoering).

Openen
► Klap de twee delen van het deksel terug.

FOCAL® Hifi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL® kunt u genieten van een
puur en verfijnd geluid in de auto: Gebruik bij het monteren aan de bestuurderszijde
– Middelste luidspreker met polyglass-technologie: alleen de bevestigingsogen in de mat (een klik
onderdompeling en spatialisatie van geluid. betekent een goede vergrendeling).
► Til de hendel onder het deksel op. De overige matten worden gewoon op de
– Woofers / midrange luidsprekers, polyglass-
Het deksel opent in twee delen. vloerbedekking gelegd.
technologie en TMD (Tuned Mass Damping):
balans, dynamica en precisie van geluid.
Verwijderen / terugplaatsen
– Aluminium TNF-tweeter met omgekeerde kegel:
optimale geluidsverspreiding, gedetailleerde hoge ► Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen:
tonen. schuif de bestuurdersstoel naar achteren en maak
– Actieve 12-kanaalsversterker - 690 W met de bevestigingen los.
versterkte technologie van Klasse D: aanzienlijk ► Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en
geluidsvermogen altijd beschikbaar ondanks het druk deze omlaag om hem te bevestigen.
lage energieverbruik. ► Controleer of de mat goed vastzit.

60
Ergonomie en comfort

Om te voorkomen dat de pedalen blijven


hangen:
Sfeerverlichting
De sfeerverlichting geeft een zachte, gekleurde
Armsteun achter 3
– Gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het gebruik verlichting in het interieur wanneer er weinig licht is.
van deze bevestigingen is verplicht. Standaard is de kleur van de sfeerverlichting
– Leg nooit meerdere matten boven op elkaar. gekoppeld aan dat van de schermen, afhankelijk van
Bij gebruik van niet door PEUGEOT de geselecteerde rijstand.
goedgekeurde matten kunnen de bediening U kunt deze functie in- en uitschakelen en de
van de pedalen en de werking van de lichtsterkte ervan aanpassen via
snelheidsregelaar/-begrenzer worden gehinderd. Instellingen > Helderheid op het touchscreen.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van twee De kleur wordt geselecteerd via Instellingen >
bevestigingen onder de stoel. Aanpassingen op het touchscreen.
De armsteun bevat twee bekerhouders.
De bekerhouders hebben een verwijderbare
Voorzieningen achter verkleiner die kan worden gebruikt op basis van de
Plafonniers diameter van de gebruikte blikjes en bekers.
USB-aansluitingen In de penhouder kan ook een smartphone worden
geplaatst.

Skiluik (berline)
Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren
van lange voorwerpen.
Openen
► Zet de armsteun achter omlaag en open het luik
Leeslampjes door de hendel omlaag te trekken.
► Bedien de betreffende schakelaar terwijl Bij de SW-uitvoering is het skiluik vervangen door
het contact is aangezet. het neerklappen van de middelste rugleuning.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
Zorg ervoor dat niets tegen de plafonniers Elke USB-aansluiting is uitsluitend bestemd voor de de achterbank, met name de middelste rugleuning.
aankomt. voeding en het opladen van draagbare apparatuur.

61
Ergonomie en comfort

Voorzieningen SW

bagageruimte
Berline

► Steek de voorwerpen vanuit de bagageruimte


door het skiluik.

Haaienvinantenne

1. Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
Achter in het dak bevindt zich een ventilatierooster 3. Opbergruimte net
voor het koelen van de haaienvinantenne. 4. Sjorogen
Eventueel ventilatiegeluid dat u hoort, met het 5. Harde mat voor de bagageruimte of gedeelde
contact aan of bij draaiende motor, is normaal. mat voor de bagageruimte (plug-in hybride)
6. Opbergruimte onder de mat

1. Bagageafdekking
2. Hendels voor neerklappen zitplaatsen achter
3. Tassenhaak
4. 12V-aansluiting
Verlichting bagageruimte
5. Opbergruimtenet

62
Ergonomie en comfort

6. Sjorogen
7. Harde mat met 2 standen voor de bagageruimte
Verwijderen
3
of gedeelde mat voor de bagageruimte (plug-in
hybride)
8. Opbergruimte onder de mat

Aan de sjorogen kunt u verschillende


soorten bagagenetten of geschikte banden
bevestigen om bagage op zijn plaats te houden.
Neem voor meer informatie contact op met ► Bij de bagageruimte met een harde vloerplaat
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde moet u eerst de 2 afdekkingen aan beide zijden van
werkplaats. de wielkast verwijderen.
Bevestigen
Bagageafdekscherm (SW) ► Duw knop B naar binnen en til het
bagageafdekscherm eerst aan het rechter uiteinde
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen op, daarna aan het linker uiteinde en verwijder het.
voorwerpen op de afdekking van de Opbergruimte
laadruimte in gevaarlijke projectielen veranderen.
De bagageafdekking kan in een uitsparing onder de
vloer van de bagageruimte worden opgeborgen.
Oprollen
– diagonaal met een harde vloerplaat in de
bagageruimte.
– kruislings met een vloerplaat in de bagageruimte
(2 standen).

► Plaats het uiteinde links van het


oprolmechanisme in de uitsparing (1) achter de
► Trek de hendel naar u toe; de bagageafdekking zitplaats linksachter.
wordt automatisch opgerold. ► Duw knop B naar binnen en bevestig het
Flap A kan tegen de rugleuningen van de oprolmechanisme in de uitsparing (2) rechts.
achterbank worden gepositioneerd. ► Laat de knop los om het bagageafdekscherm te
bevestigen.

63
Ergonomie en comfort

► Rol het scherm uit totdat het vastklikt aan de Achter de voorstoelen Achter de achterbank
stijlen van de bagageruimte.

Bagagenet voor hoge


belading (SW)

► Klap de achterbank neer. ► Verwijder de bagageafdekking.


► Steek de uiteinden van de stang een voor een in ► Steek de uiteinden van de stang een voor een in
de bevestigingspunten in het dak. de bevestigingspunten in het dak.
► Bevestig de riemen van het net aan de onderste ► Bevestig de riemen van het net aan de onderste
verankeringspunten, die zich op de bevestigingen ringen op elk zijpaneel van de bagageruimte.
van de achterbank bevinden. ► Span het net met behulp van de riemen.
► Span het net met behulp van de riemen.
Dit verwijderbare net, dat aan de specifieke Vloerplaat bagageruimte, 2
bovenste en onderste bevestigingen wordt
vastgemaakt, zorgt ervoor dat de auto tot aan het standen (SW)
dak kan worden beladen: (Afhankelijk van de uitvoering)
– achter de voorstoelen (zitrij 1) wanneer de De vloerplaat met 2 standen kan met behulp van
achterbank is neergeklapt, de steunen aan de zijkant in twee standen worden
– achter de achterbank (zitrij 2) wanneer de gezet, waarmee u de bagageruimte naar wens kunt
bagageafdekking is verwijderd. indelen:
– Hoogste stand (maximaal 100 kg): met de
Het beschermt de inzittenden bij plotseling
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
remmen.
laadvloer tot aan de voorstoelen.
– Laagste stand (maximaal 150 kg): maximale
inhoud van de bagageruimte.

64
Ergonomie en comfort

Bij bepaalde uitvoeringen kan de


verplaatsbare vloerplaat niet in de laagste
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
– Een gevarendriehoek.
– Een bandenreparatieset met gereedschapsset. 3
stand worden gezet. zoals een lader met USB-aansluitingen, kan – Een reservewiel met gereedschapsset.
leiden tot storingen in de werking van de – De laadkabels van de tractiebatterij (Plug-in
Hoogteverstelling: elektrische systemen van de auto, zoals een hybride).
► Trek de vloerplaat met behulp van de middelste slechte radio-ontvangst of storingen in de De bagageafdekking kan ook hierin worden
handgreep omhoog en naar u toe en gebruik weergave van de displays. opgeborgen (SW).
vervolgens de steunen aan de zijkant om de
vloerplaat te verplaatsen.
► Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren om Verlichting bagageruimte
deze in de gewenste stand te zetten. De verlichting gaat automatisch branden zodra de
achterklep wordt geopend en gaat automatisch uit
zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt, hangt
af van de situatie:
– Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
– In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.
– Bij draaiende motor: onbeperkt.

Opbergbak
Vastzetten in de opgetilde stand: ► Til de harde vloerplaat van de bagageruimte
► Til de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot de zover mogelijk op of til de gedeelde mat van de
bagageafdekking. bagageruimte op (afhankelijk van de uitvoering) voor
► Haak deze in de gekantelde positie in de steunen toegang tot de opbergbak.
aan de zijkant om hem te bevestigen. ► Bij de vloerplaat met 2 posities (SW) tilt u de
plaat zo ver mogelijk op of tilt u de afdekking aan de
12 V-accessoireaansluiting achterkant van de bagageruimte op voor toegang tot
► Til, wanneer u een 12 V-accessoire (maximaal de opbergbakken.
vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje op en De afdekking achterin de bagageruimte is ook
sluit een geschikte adapter aan. toegankelijk via de zitplaatsen van de tweede
► Zet het contact aan. zitrij als de rugleuningen van de achterbank zijn
neergeklapt.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:

65
Verlichting en zicht

Lichtschakelaar In de stand "AUTO" of als alleen de parkeerlichten


zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal met het
alleen worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval
(de regels kunnen per land verschillen).
grootlicht geven door de lichtschakelaar naar u toe Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
Hoofdverlichting te trekken. zodra deze niet meer nodig is.

Display Uitschakelen van de verlichting bij het


Het branden van het betreffende controlelampje afzetten van het contact
op het instrumentenpaneel geeft aan dat de Als u het contact afzet, worden alle lichten
geselecteerde verlichting is ingeschakeld. automatisch uitgeschakeld, behalve de
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit dimlichten als de automatische "follow me
waarschuwingslampje permanent branden, home"-verlichting is geactiveerd.
wordt er een melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
De verlichting inschakelen na het
Automatische verlichting / dagrijverlichting
afzetten van het contact
Mistlampen achter Als u de lichtschakelaar weer wilt activeren, draai
Alleen parkeerlichten Deze functie werkt alleen als het dimlicht of de ring in de stand AUTO en vervolgens in de
het grootlicht is ingeschakeld. gewenste stand.
Dimlicht of grootlicht
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
Overschakelen van dim- naar grootlicht waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar de
► Draai de ring naar voren / naar achteren om
eco-modus).
deze functies in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld ("AUTO"), blijven de mistlampen en Onder bepaalde weersomstandigheden
het dimlicht branden. (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
Het inschakelen van de mistverlichting is koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen verboden bij helder weer of regen, zowel verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
van dim- naar grootlicht en terug. overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag

66
Verlichting en zicht

Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van


ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
– Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand "AUTO" bij
weinig omgevingslicht of in stand "Parkeerlicht" of
Parkeerlichten
(Afhankelijk van de uitvoering)
4
oplopen! "Dim- / grootlicht").
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
Bij de dagrijverlichting geven de leds meer inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van
licht. het verkeer.
► Binnen één minuut na het afzetten van het
contact moet u de lichtschakelaar omhoog of
Richtingaanwijzers omlaag zetten, afhankelijk van de zijde van het
verkeer (wanneer u rechts parkeert, moet u de
lichtschakelaar bijvoorbeeld omlaag zetten om de
verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
Reizen naar het buitenland geluidssignaal en gaat het controlelampje
Auto's met handmatige hoogteafstelling van van de betreffende richtingaanwijzer op het
de koplampen: instrumentenpaneel branden.
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een ► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om
land waar het verkeer aan de andere kant van de parkeerlichten uit te schakelen.
de weg rijdt, moeten de dimlichten worden
afgesteld om te voorkomen dat tegemoetkomend ► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
verkeer wordt verblind. Neem contact op met omhoog, voorbij het zware punt.
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan
werkplaats.
20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld,
neemt het knippergeluid bij een snelheid van
Dagrijverlichting / meer dan 80 km/h automatisch toe.
Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voorzijde van de auto gaan Drie keer knipperen
automatisch branden wanneer de motor wordt ► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
gestart. zonder deze door de weerstand te drukken. De
Ze hebben de volgende functies: betreffende richtingaanwijzers knipperen drie keer.
– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand "AUTO" De helderheid van de dagrijverlichting neemt af
bij voldoende omgevingslicht). wanneer de richtingaanwijzers aan zijn.

67
Verlichting en zicht

Hoogteverstelling van de Automatische Peugeot Storing


koplampen Matrix LED Technology Bij een storing in de regen-/lichtsensor gaat
de verlichting van de auto branden en gaat
2.0koplampverstelling dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
Handmatige verstelling van de Dit systeem past automatisch de hoogte van de branden in combinatie met een geluidssignaal en /
koplampen koplampen aan de lading van de auto aan. of een melding.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
op het instrumentenpaneel branden, in door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet de koplampen in de laagste stand. Dek de regen-/lichtsensor midden aan de
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of bovenzijde van de voorruit achter de
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
Raak de Peugeot Matrix LED Technology geregeld.
2.0-koplampen niet aan - gevaar van
elektrocutie!
Stel de hoogte van de koplampen af op basis van Bij mist of sneeuw kan de regen-/lichtsensor
de belading van uw auto om verblinding van andere ten onrechte voldoende licht waarnemen.
weggebruikers te voorkomen. De verlichting wordt dan niet automatisch
0 (Basisinstelling) Automatische verlichting ingeschakeld.
Alleen bestuurder of bestuurder + Wanneer de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
voorpassagier staat en de regen- / zonnesensor weinig buitenlicht De binnenkant van de voorruit kan beslaan
1 5 personen detecteert, dan worden de parkeerlichten en het en ervoor zorgen dat de regen-/lichtsensor
2 5 personen + lading in de bagageruimte dimlicht automatisch ingeschakeld, onder dat niet goed werkt.
3 Alleen bestuurder + lading in de de bestuurder iets hoeft te doen. Ze kunnen ook Bij vochtige en koude weersomstandigheden
bagageruimte gaan branden als er regen wordt waargenomen; moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
4 5 6 Niet gebruikt de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of nadat de
ruitenwissers zijn gestopt.

68
Verlichting en zicht

Follow me home- en Instapverlichting Werkingslimieten


In de volgende gevallen kan het systeem
4
instapverlichting Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig
omgevingslicht is en de functie Automatische
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
verlichting is geactiveerd, schakelt dit systeem
Follow me home-verlichting automatisch het volgende in:
– Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
Automatisch – Buiten: parkeerlichten, dimlichten en
– Als de voorruit vóór de camera vuil, beslagen
instapverlichting buitenspiegels.
Met de ring van de lichtschakelaar in de stand of afgedekt (bijvoorbeeld door een sticker) is.
– Binnen: plafonniers en verlichting beenruimte.
"AUTO" en bij weinig licht gaat het dimlicht – Als er reflecterende borden of reflectoren van
automatisch branden wanneer het contact wordt
afgezet.
Instapverlichting veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:
U kunt de follow me home-verlichting buitenspiegels – Weggebruikers die geen verlichting voeren,
inschakelen / uitschakelen en de duur ervan Deze lampen verlichten de grond bij de zoals voetgangers.
aanpassen in de app Instellingen > Voertuig van voorportieren zodat u gemakkelijker kunt instappen. – Auto's met verborgen verlichting (als u
het touchscreen. De instapverlichting wordt automatisch bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op de
Handmatig ingeschakeld: snelweg rijdt).
– als de auto wordt ontgrendeld. – Auto's die zich aan de top of de voet van een
– als een van de portieren wordt geopend. steile helling, in een bocht of op een zijweg
– als er een verzoek van de afstandsbediening bevinden.
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de auto.
Deze gaan ook branden in combinatie met de Onderhoud
instapverlichting en de "follow me home"-verlichting. Reinig de voorruit, met name het gedeelte
De verlichting dooft na 30 seconden automatisch. vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
Automatische ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
schakelen. verlichtingssystemen - regelmatig ontwasemen.
De handbediende "follow me home"-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
Algemene aanbevelingen Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
van de auto liggen omdat de camera daardoor
uitgeschakeld. Automatische verlichtingssystemen gebruiken een
kan worden afgedekt.
detectiecamera, die zich bovenaan de voorruit
bevindt.

69
Verlichting en zicht

Grootlichtassistent Dit systeem is een hulpsysteem bij het


rijden.
– De dimlichten blijven branden. Op
het instrumentenpaneel gaan deze
Raadpleeg de algemene adviezen voor De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor controlelampjes branden.
automatische verlichtingssystemen voor de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing De functie wordt uitgeschakeld als de
meer informatie. van de verlichting aan de lichtsterkte van de mistlampen worden ingeschakeld of het systeem
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het omstandigheden met slecht zicht detecteert (zoals
Als de ring van de lichtschakelaar in de naleven van de verkeersregels. mist, zware regenval of sneeuw).
stand "AUTO" staat en de functie op het Wanneer de mistlampen worden uitgeschakeld of
touchscreen is ingeschakeld, dan schakelt Het systeem werkt bij snelheden hoger dan wanneer het zicht verbetert, dan wordt de functie
dit systeem automatisch tussen dimlicht 25 km/h. automatisch weer ingeschakeld.
en grootlicht, afhankelijk van de licht- en Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt Dit controlelampje gaat uit als de functie
verkeersomstandigheden, met behulp van een deze functie niet meer. wordt uitgeschakeld.
camera boven aan de voorruit.
Pauze
Inschakelen / uitschakelen De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
Dit kan worden ingesteld in de app de verlichting omschakelen.
Instellingen > Voertuig van het ► Schakel de koplampen handmatig tussen
touchscreen. dimlicht en grootlicht om de functie te onderbreken.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het Als de controlelampjes "AUTO" en "Dimlicht"
afzetten van het contact. branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
Als de controlelampjes "AUTO" en "Grootlicht"
als het dichte mist detecteert.
branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.
► U kunt de functie weer inschakelen door weer
Werking handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
In een zeer donkere omgeving en als de schakelen.
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch Storing
branden. Op het instrumentenpaneel Bij een storing van het systeem of de camera
gaan deze controlelampjes branden. gaat dit waarschuwingslampje op het
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of gebruik instrumentenpaneel branden, samen met een
van het grootlicht door de verkeerssituatie niet geluidssignaal en een melding.
mogelijk is:

70
Verlichting en zicht

Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of


door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Deze functie kan worden ingesteld in de app
Instellingen > Voertuig van het
De modules van de koplampen worden geleidelijk
in- en uitgeschakeld, segment voor segment, 4
touchscreen. afhankelijk van de gedetecteerde rijomstandigheden.

Peugeot Matrix LED De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
De nominale verlichting van de koplampen wordt
weer ingesteld zodra de auto niet meer door het
Technology 2.0 Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat systeem wordt gedetecteerd.
de verlichting over op de stand "automatische Als het systeem is geselecteerd, maar het
Raadpleeg de algemene adviezen voor verlichting". display op het instrumentenpaneel en de
automatische verlichtingssystemen voor waarschuwingen niet beschikbaar zijn, dan gaat het
Wij raden u aan om de functie uit te
meer informatie. controlelampje grijs branden.
schakelen bij mist of sneeuw, of wanneer de
Alleen beschikbaar bij uitvoeringen met Full LED- ruiten sterk zijn beslagen. Achterligger
koplampen met de functie Matrix Beam. De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer
Dit systeem past automatisch het grootlicht aan op het systeem dichte mist detecteert of wanneer
basis van de rijomstandigheden, zodat een optimale de mistlampen handmatig worden ingeschakeld.
verlichting voor de bestuurder blijft behouden zonder Het controlelampje op het instrumentenpaneel
dat andere weggebruikers worden verblind. dooft dan.

De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk


Reizen naar het buitenland
voor de verlichting van zijn auto, voor de
Auto's uitgerust met de functie Peugeot
aanpassing van de verlichting aan de lichtsterkte
Matrix LED Technology 2.0: Wanneer u een voertuig van achteren nadert, gaan
van de omgeving, het zicht en het verkeer, en
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land alleen de lampsegmenten gericht op het voertuig
voor het naleven van de verkeersregels.
waar het verkeer aan de andere kant van de weg voor u uit, waardoor er een soort tunnel ontstaat die
rijdt, dan moet de functie worden uitgeschakeld ervoor zorgt dat de bestuurder niet verblind wordt.
Het systeem is actief vanaf een snelheid
om te voorkomen dat tegenliggers wordt verblind.
van 40 km/h en wordt gedeactiveerd als de
snelheid daalt tot onder de 20 km/h.
Werking
Inschakelen / uitschakelen Het systeem detecteert de rijomstandigheden (zoals
helderheid, lichten van tegenliggers of achterliggers
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand
en bochten in de weg) met behulp van een camera
"AUTO".
en past de straal van de koplampen daarop aan.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
controlelampje branden.

71
Verlichting en zicht

Tegenligger ► U kunt de functie weer inschakelen door het Wanneer u de auto in een wasstraat was,
dimlicht / grootlicht handmatig weer in te schakelen. kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
Storing opmerken. U hoeft de ruitenwissers niet te
Bij een storing in de adaptieve vervangen.
koplampverlichting of de camera wordt dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
weergegeven, samen met een geluidssignaal en
Met intervalstand
een melding. ruitenwissers
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Wanneer er een tegenligger nadert, gaan alleen de door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
lampsegmenten gericht op dit voertuig uit, zodat
er een soort tunnel ontstaat terwijl u het voertuig Dek de regen- / lichtsensor midden aan de
nadert. bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
Een verlicht gebied binnenrijden
gekoppelde functies worden dan niet meer
Wanneer u een verlicht gebied binnenrijdt geregeld.
(bijvoorbeeld een stad), dan worden de
lampsegmenten geleidelijk uitgeschakeld van buiten
naar binnen en wordt het dimlicht ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar Met automatische
Een verlicht gebied verlaten ruitenwissers
De lampsegmenten gaan geleidelijk branden binnen Voordat u de ruitenwissers onder winterse
naar buiten en de normale koplampen worden weer omstandigheden gaat gebruiken, moet u
ingeschakeld. sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf Schakel de ruitenwissers niet in op een
de verlichting omschakelen. droge voorruit. Bij zeer hoge of lage Ruitenwissers vóór
► Schakel het dimlicht / grootlicht handmatig in om temperaturen moet u controleren of de
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
de functie te onderbreken. ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
De verlichting gaat over op de stand "automatische voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
verlichting".

72
Verlichting en zicht

Wissen op normale snelheid (matige


neerslag)
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Ruitenwisser achter 4
Intervalstand ruitenwissers
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
of
Automatische stand ruitenwissers De ruitensproeiers voor de voorruit zijn in de
punt van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
► Draai aan de ring om het symbool van de
Uitschakelen Er bevindt zich een extra spuitmond onder
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
het middelste punt van de arm aan de
Uit
Handmatig bestuurderszijde.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele
Intervalstand ruitenwissers
lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit
Als het contact is afgezet, kunnen de
gesproeid. Dit verbetert het zicht en zorgt dat er
ruitenwissers iets bewegen aan de Ruitensproeier / -wisser
minder ruitensproeiervloeistof wordt gebruikt.
onderkant van de voorruit.

Bij een automatische airconditioning zorgt Als het contact is afgezet terwijl de
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie ruitenwisser achter is ingeschakeld, dan
elke beweging van de
automatisch verlaagd als de snelheid van moet u de ring bedienen om de ruitenwissers in
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
de auto lager is dan 5 km/h. te schakelen nadat het contact is aangezet (tenzij
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan het contact minder dan 1 minuut was afgezet).
in het interieur komen.
10 km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie Bij de eerste keer draaien van de ring naar de
(snel of normaal) weer aangehouden. ruitensproeierstand maakt de ruitenwisser één
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg wisbeweging. Als de ring dan in de stand voor de
Eén keer wissen is; kans op beschadiging van de intervalstand blijft staan, maakt de ruitenwisser
ruitenwisserbladen. achter een wisbeweging onafhankelijk van die
Met de ruitenwisserschakelaar in de stand:
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen van de voorruitenwissers en de snelheid van de
► INT of de stand AUTO trek de schakelaar kort
risico is van bevriezing van de vloeistof op de auto.
naar u toe en laat de schakelaar dan los.
► 0 druk kort op de schakelaar en laat deze los. voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
Als u deze ingedrukt houdt, gaat de ruitenwisser met afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die Achteruitversnelling
de normale wissnelheid continu wissen. geschikt zijn voor zeer lage temperaturen. Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
Vul nooit bij met water. moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.

73
Verlichting en zicht

Dit kan worden ingesteld in de app De regendetectiefunctie gebruikt een regen- /


Instellingen > Voertuig van het zonnesensor middenboven op de voorruit, achter de
touchscreen. achteruitkijkspiegel.

Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit Onder bepaalde weersomstandigheden


ligt of als er een fietsendrager op de De eerste (bovenste) stand is het langste interval (bijvoorbeeld bij mist, ijs, sneeuw of
trekhaak is gemonteerd, schakel dan de tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij lichte projecties op zoute wegen) moet de bestuurder
automatische werking van de achterruitenwisser regen. mogelijk overschakelen op handmatige
uit via de app Instellingen > Voertuig van het De laatste (onderste) stand is het kortste interval bediening.
touchscreen. tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij zware
regen.
Wanneer de ring van een hogere stand naar Inschakelen / uitschakelen
Ruitensproeier achter een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de Inschakelen:
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in ruitenwissers ter bevestiging. ► Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO.
deze stand. ► Draai de ring om de gevoeligheid van de sensor
Als het contact langer dan 1 minuut is aan te passen.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
afgezet met de ruitenwisserschakelaar in Een wissercyclus bevestigt samen met een melding
de ring wordt gedraaid.
stand INT, 1 of 2, en het contact weer wordt dat het verzoek wordt verwerkt.
Na het sproeien wordt er nog een laatste
aangezet: ► Voor uitschakelen zet u de
wisbeweging gemaakt.
– het systeem werkt zodra de rijsnelheid hoger ruitenwisserschakelaar in een andere stand dan
Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
dan 10 km/h wordt en de buitentemperatuur lager stand 0.
geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
dan +3 °C is.
(afhankelijk van de uitvoering).
► De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
– het systeem werkt meteen als de De gevoeligheid aanpassen
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
ruitensproeier van de achterruit wordt ingeschakeld.

Intervalstand ruitenwissers Automatische ruitenwissers


voorruit voorruit
In de intervalstand kan de bestuurder In de stand AUTO werken de ruitenwissers van De eerste stand (boven) is de laagste gevoeligheid
wisserfrequentie aanpassen door de ring in een van de voorruit automatisch en worden ze aangepast van de sensor.
de 5 beschikbare standen te zetten. aan de regenval, op basis van de ingestelde De laatste stand (onder) is de hoogste gevoeligheid
gevoeligheid van de sensor. van de sensor.
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe sneller het systeem
reageert en de wisserfrequentie verhoogt.

74
Verlichting en zicht

Wanneer de ring van een hogere stand naar


een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit 4
ruitenwissers ter bevestiging. ► Zet het contact aan en bedien de
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
Als het contact langer dan 1 minuut is ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
afgezet met de ruitenwisserschakelaar in de oorspronkelijke stand te zetten.
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
stand AUTO, en het contact weer wordt
aangezet:
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Ruitenwisserbladen
– het systeem werkt, afhankelijk van de vervangen
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, zodra Voor een goede werking van de
de rijsnelheid hoger dan 10 km/h wordt en de ruitenwissers raden wij u het volgende aan: Aan de voorzijde verwijderen/monteren
buitentemperatuur lager dan +3 °C is. – er voorzichtig mee om te gaan.
– het systeem werkt meteen, afhankelijk van de – ze regelmatig te reinigen met zeepsop.
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, als de – Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is. karton tegen de voorruit te houden.
– ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.
Schakel de automatische ruitenwissers uit
Voordat u een wisserblad van de voorruit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
demonteert
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
Storing ► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u
Bij een storing in de automatische werking van de af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
ruitenwissers werken deze in de intervalstand. beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of Wanneer u de wisserhendel direct na het
Pak de ruitenwisserarmen niet vast bij de
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. uitschakelen van het contact bedient, gaan de
sproeierkoppen.
wisserbladen in een verticale positie staan.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op
► U kunt vervolgens de gewenste procedure
onherstelbare schade.
uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.

75
Verlichting en zicht

Laat de ruitenwissers niet los tijdens het ► Reinig de achterruit met behulp van
verplaatsen - kans op beschadiging van de ruitensproeiervloeistof.
voorruit! ► Bepaal de positie van de arm waarop het
wisserblad is bevestigd.
► Reinig de voorruit met behulp van een ► Haal het versleten wisserblad los door het naar
reinigingsmiddel voor autoruiten. de achterruit te trekken en te verwijderen.
Gebruik geen waterafstotende producten ► Monteer het nieuwe wisserblad in dezelfde
van het type "Rain X". positie als de arm en klem deze vast.
► Houd de arm nogmaals vast bij het starre
► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
los en verwijder het. achterruit.
► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
Zorg dat de arm in de juiste positie wordt
de ruitenwisserarm.
aangebracht - kans op schade!
► Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
► Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.

Verwijderen / aanbrengen aan de


achterzijde

► Houd de arm bij het starre gedeelte vast en zet


deze zo ver mogelijk omhoog.

76
Veiligheid

Algemene aanbevelingen elektronische systemen in de auto, uitsluitend


voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
Alarmknipperlichten 5
met betrekking tot de of een gekwalificeerde werkplaats waar de
veiligheid beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
Verwijder de stickers niet die op de kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
verschillende plaatsen van uw auto zijn De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
aangebracht. Ze bevatten gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de – Wijzigingen of aanpassingen die niet door
identificatie van de auto. PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die ► Wanneer u op deze toets drukt, gaan alle
niet volgens de technische voorschriften van de richtingaanwijzers knipperen.
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen Ze werken ook als het contact is afgezet.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan
van de commerciële garantie.
de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
Automatisch inschakelen van
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, Monteren van als accessoire geleverde de alarmknipperlichten
alcoholtests, een set reservelampen, radiocommunicatiezenders Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
reservezekeringen, een brandblusser, een Voordat u een radiocommunicatiezender automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde met buitenantenne monteert, moet u bij van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
van de auto enz. het PEUGEOT-netwerk de technische alarmknipperlichten uit.
gegevens (frequentieband, maximaal Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke toets te drukken.
Monteren van elektrische accessoires:
installatievoorschriften) van de voor montage
– Het monteren van elektrische
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
uitrustingselementen of accessoires die niet
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
onder een artikelnummer in het assortiment
EG).
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken. Conformiteitsverklaring voor
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer radioapparatuur
informatie over het aanbod aan accessoires met De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
een artikelnummer. website Website van het merk:
– Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de

77
Veiligheid

Claxon Noodoproep of Het systeem eCall (SOS) is standaard geactiveerd.


► Wanneer u handmatig een noodoproep wilt
pechhulpoproep maken, houd de toets (1) langer dan 2 seconden
ingedrukt.
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.
► Wanneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
1. eCall (SOS) autogegevens worden verzonden en blijft branden
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
2. ASSISTANCE wanneer de communicatie tot stand is gebracht.

Geluidssignaal voor eCall (SOS)


Wanneer de sensoren in de auto een ernstig
ongeval detecteren, bijvoorbeeld door de
voetgangers (plug-in Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien elektronische eenheid airbags, wordt er
hybride) van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
automatisch een noodoproep gedaan.

Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd. Het systeem eCall (SOS) is een gratis
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt. Dit contact gaat automatisch via de sensoren die in openbare dienst.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als de auto zijn geïntegreerd of door op de toets (1) te
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een drukken.
versnelling vooruit of achteruit. Afhankelijk van het land van verkoop komt het
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. systeem eCall (SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 enz.

* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en afhankelijk van de technische beperkingen
van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.

78
Veiligheid

Werking van het systeem


– Het systeem werkt goed als het controlelampje bij
Parlement en de Europese Raad, en is
specifiek bedoeld om de belangen van het
auto's, die noodzakelijk zijn voor de normale
werking van het systeem, worden opgeslagen.
5
het aanzetten van het contact een paar seconden onderwerp van de gegevens te beschermen, in Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
brandt en vervolgens uit gaat. overeenstemming met Artikel 6 (1) d) AVG. wordt het gegevenslogbestand maximaal 13 uur
– Het controlelampje knippert rood: de noodbatterij De verwerking van persoonsgegevens is strikt opgeslagen.
is leeg. Deze is na een paar minuten rijden weer beperkt tot de vereisten van de functie eCall
opgeladen. (SOS) die wordt gebruikt met het noodnummer Toegang tot gegevens
– Het controlelampje brandt permanent rood: voor Europa, 112. U hebt het recht op toegang tot gegevens
er is een storing in het systeem. De nood- en De functie eCall (SOS) kan alleen de volgende en kunt waar nodig een verzoek indienen
pechhulpdiensten werken mogelijk niet. gegevens van de auto verzamelen en verwerken: voor het rectificeren, wissen of beperking bij
– Als het controlelampje niet gaat branden VIN-nummer, type voertuig (personenauto of verwerking van persoonsgegevens die niet
wanneer het contact wordt aangezet, is er ook een bedrijfsauto), type brandstof of aandrijflijn, de drie worden verwerkt in overeenstemming met
systeemstoring. meest recente locaties en rijrichting, het aantal de bepalingen van de AVG. Derden waaraan
Neem zo snel mogelijk contact op met een passagiers en een logbestand met tijdstempel gegevens bekend zijn gemaakt, worden op de
gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich van de automatische activering van het systeem. hoogte gebracht bij het rectificeren, wissen of
blijft voordoen. De verwerkte gegevens worden ontvangen beperken in overeenstemming met de AVG, tenzij
door noodoproepcentra die door de relevante dit onmogelijk is of buitensporige inspanningen
Een storing in het systeem betekent niet dat nationale autoriteiten zijn aangewezen in het vereist.
de auto niet meer kan rijden. gebied waarin zij zich bevinden, met ontvangst U hebt ook het recht om een klacht in te dienen
op prioriteit en verwerking van oproepen naar het bij de relevante gegevensbeschermingsautoriteit.
Wanneer een geïntegreerd systeem wordt noodnummer 112. Als u uw bovengenoemde rechten wilt laten
bijgewerkt, dan is de functie eCall (SOS) gelden, neem dan via e-mail contact met ons op
niet beschikbaar. Gegevensopslag via: privacyrights@stellantis.com.
Gegevens in het geheugen van het systeem Ga voor informatie over uw contactgegevens
Gegevensverwerking zijn alleen buiten het systeem toegankelijk als er naar onze website en bekijk het privacy- en
De verwerking van persoonsgegevens een oproep wordt gemaakt. Het systeem is niet cookie-beleid op de website van het merk.
door de functie eCall (SOS) voldoet aan het traceerbaar en wordt bij normaal gebruik niet
kader voor bescherming van persoonsgegevens continu in de gaten gehouden.
volgens Verordening 2016/679 (Algemene De gegevens in het interne geheugen van het
verordening gegevensbescherming (AVG)) systeem worden automatisch en continu gewist.
en Richtlijn 2002/58/EC van het Europees Alleen de drie meest recente locaties van de

79
Veiligheid

ASSISTANCE Tijdens een update van het geïntegreerde Antiblokkeersysteem (ABS) /


telematicasysteem van de auto is het
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ASSISTANCE-systeem niet beschikbaar.
elektronische remdrukregelaar
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd
met een spraakbericht*).
(EBD)
► Wanneer u deze toets meteen opnieuw indrukt, Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
wordt de oproep geannuleerd. Connect Packs met het Pack SOS & rijgedrag van de auto tijdens het remmen en zorgen
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina ervoor dat u de auto beter onder controle hebt in
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel op de landelijke website over aanvullende bochten, vooral op slechte of natte wegen.
er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie) diensten. Het ABS voorkomt dat de wielen bij een noodstop
tussen uw auto en PEUGEOT. Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze blokkeren.
Dit kunt u instellen in de app Instellingen van het diensten voor informatie over het Pack SOS & De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt de
touchscreen. Assistance. remdruk op elk afzonderlijk wiel.
► Wanneer er in een noodgeval moet worden
Wanneer u uw auto niet bij een dealer geremd, trap het pedaal dan stevig in en houd
aangesloten bij het PEUGEOT-
dealernetwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
Elektronisch die druk vast.

aanwezigheid van deze diensten bij een dealer te stabiliteitsprogramma (ESP) Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het
rempedaal voelen; dit is normaal.
laten controleren en eventueel configureren. In Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat de
een land waar meerdere talen worden gesproken volgende systemen: Als dit waarschuwingslampje blijft branden,
kunnen de diensten worden geconfigureerd voor – Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische duidt dit op een storing in het ABS.
gebruik van de officiële nationale taal naar keuze. remdrukregelaar (EBD). De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig en
– Noodremassistentie (BAS). met een matige snelheid.
Om technische redenen, zoals het – Post Collision Safety Brake (PCSB). Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
verbeteren van de kwaliteit van – Antispinregeling (ASR). door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
telematicadiensten voor klanten, behoudt de – Dynamische stabiliteitsregeling (DSC). Als dit waarschuwingslampje samen met de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig – Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM). waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat
moment het telematicasysteem in de auto te branden, in combinatie met een melding en een
wijzigen. geluidssignaal, dan is er een storing in de EBD.

* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.

80
Veiligheid

Zet de auto stil.


Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
Het systeem werkt niet als de auto de remfunctie
na een aanrijding niet automatisch kan activeren
remmen van de aangedreven wielen te bedienen
om te voorkomen dat een of meerdere wielen
5
en zet het contact af. of uitvoeren, wat kan gebeuren bij zeer gaan spinnen. Bovendien verbetert dit systeem de
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een ernstige aanrijdingen of in andere specifieke koersstabiliteit van de auto.
gekwalificeerde werkplaats. aanrijdingsscenario's. Als er een verschil is tussen de koers van de auto
De automatische remfunctie kan worden omzeild en de door de bestuurder gewenste koers, grijpt de
Wanneer de wielen (banden en velgen)
door het rem- of gaspedaal in te trappen. dynamische stabiliteitsregeling automatisch in op
moeten worden vervangen, zorg er dan voor
het motorkoppel en remt een of meerdere wielen af
dat er wielen worden gemonteerd die voor uw Werkingsvoorwaarden zodat de auto weer de juiste koers volgt, in zoverre
auto zijn goedgekeurd.
Het systeem werkt als er aan de volgende dit binnen de natuurkundige wetten mogelijk is.
voorwaarden wordt voldaan: Deze systemen worden automatisch geactiveerd
Na een aanrijding – Airbags of pyrotechnische gordelspanners zijn zodra de motor wordt gestart.
Laat het systeem door een PEUGEOT- door de aanrijding geactiveerd. Deze systemen worden geactiveerd bij een
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats – Remsystemen en elektrische functies blijven probleem met de grip of de koers van de
controleren. continu in werking tijdens en na een aanrijding. auto (het waarschuwingslampje knippert op het
– De bestuurder heeft het rempedaal of gaspedaal instrumentenpaneel).
Noodremassistentie (BAS) niet ingetrapt.
Uitschakelen / weer inschakelen
Dit systeem beperkt de afstand bij een noodstop Storing In uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
door de remdruk te optimaliseren.
Bij een storing gaat een van de auto vastzit in de modder of sneeuw, of als de
Het wordt geactiveerd in verhouding tot de snelheid
deze waarschuwingslampjes auto in mul zand rijdt) kan het nuttig zijn om de DSC-
waarmee het rempedaal wordt ingedrukt. Het
op het instrumentenpaneel branden, in combinatie / ASR-systemen uit te schakelen zodat de wielen
systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
met het waarschuwingslampje voor service, een kunnen spinnen en weer grip krijgen.
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit
melding en een geluidssignaal. Schakel het systeem weer in zodra er weer
van het remmen wordt vergroot.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of voldoende grip is.
Post Collision Safety Brake door een gekwalificeerde werkplaats controleren. Het ASR-systeem is uitgeschakeld /
ingeschakeld in de toepassing ADAS op het
(PCSB) Antispinregeling touchscreen.
Als er een ongeval wordt waargenomen, remt de (ASR) / Dynamische Het uit- / inschakelen van het ASR-systeem
auto automatisch af na de aanrijding. Dit systeem wordt bevestigd door het branden / doven
beperkt de kans op verdere aanrijdingen als de stabiliteitscontrole (DSC) van het controlelampje op het instrumentenpaneel
bestuurder niet reageert. De antispinregeling (of tractieregeling) optimaliseert en een melding.
de tractie door het motorkoppel te regelen en de

81
Veiligheid

Het ASR-systeem wordt automatisch weer We raden het gebruik van winter- of all season- gegevens en aanhangergewichten of het
ingeschakeld telkens als het contact wordt aangezet banden aan om ervoor te zorgen dat deze kentekenbewijs van uw auto.
of als er een snelheid van meer dan 50 km/h wordt systemen ook onder winterse omstandigheden Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
bereikt goed blijven werken. Alle vier de wielen over veilig rijden met een trekhaak.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h moet handmatig moeten worden voorzien van banden die zijn
opnieuw worden ingeschakeld. goedgekeurd voor uw auto. Storing
Alle bandenspecificaties staan op de banden-/ Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
Storing laksticker vermeld. Zie het betreffende hoofdstuk op het instrumentenpaneel branden, in
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje voor meer informatie over de identificatie. combinatie met een melding en een geluidssignaal.
op het instrumentenpaneel branden, in Verlaag de snelheid en rijd voorzichtig wanneer u
combinatie met een melding en een geluidssignaal. verder wilt rijden met de aanhanger.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Aanhangerstabiliteitscontrole Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. (TSA) door een gekwalificeerde werkplaats controleren.

ASR/DSC Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit Het stabiliteitscontrolesysteem voor de
Deze systemen zorgen voor meer veiligheid systeem de kans op slingeren van de auto en de aanhanger biedt extra veiligheid onder
tijdens het rijden. Dat betekent echter niet dat aanhanger. normale rijomstandigheden, wanneer de
de bestuurder meer risico's mag nemen of hard aanbevelingen voor gebruik van aanhangers en
Werking
mag rijden. de geldende wetgeving in uw land in acht worden
In situaties die tot gladheid kunnen leiden (regen, Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als het genomen. Dit moet de bestuurder niet
sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de wielen hun contact wordt aangezet. aanmoedigen om extra risico's te nemen, zoals
grip verliezen groter. Het is voor uw veiligheid dus Het elektronische stabiliteitssysteem (ESC) moet op een onjuiste manier een aanhanger gebruiken
van het grootste belang dat de systemen altijd storingsvrij zijn. (bijvoorbeeld met te veel belasting, een te hoge
zijn ingeschakeld, zeker als de omstandigheden De rijsnelheid moet tussen 60 en 160 km/h liggen. kogeldruk, versleten banden, banden met een
gevaarlijker worden. Als het systeem detecteert dat de aanhanger lage bandenspanning of een defect remsysteem)
Deze systemen kunnen alleen goed werken slingert, worden de remmen ingeschakeld of te snel rijden.
als de aanbevelingen van de fabrikant met om de aanhanger te stabiliseren en wordt indien In bepaalde gevallen neemt het systeem niet
betrekking tot de wielen (banden en velgen), nodig het motorvermogen verlaagd om de snelheid waar dat de aanhanger gaat slingeren, vooral
onderdelen van het remsysteem en elektronische van de auto te verlagen (dit waarschuwingslampje met een lichte aanhanger.
onderdelen, en de montageprocedures die door op het instrumentenpaneel gaat knipperen en de Wanneer u op een glad of slecht wegdek
een PEUGEOT-dealer worden toegepast worden remlichten gaan branden). rijdt, kan het systeem niet voorkomen dat de
gevolgd. Zie voor meer informatie over gewichten en aanhanger slingert.
aanhangergewichten het deel Technische

82
Veiligheid

Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
gordelspanners worden geactiveerd, kan er wat
onschadelijke rook en een knal uit komen, als
De veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen
zijn voorzien van een gordelspanner en een 5
gevolg van de activering van de pyrotechnische spankrachtbegrenzer.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een lading in het systeem.
oprolautomaat die de lengte van de riem In alle gevallen gaat het controlelampje van de Omdoen
automatisch aanpast aan de lichaamsbouw van de airbag branden. ► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gebruiker. De veiligheidsgordel wordt automatisch Laat het gordelsysteem na een aanrijding gordelsluiting.
opgerold als hij niet wordt gebruikt. controleren en eventueel vervangen door ► Controleer of de veiligheidsgordel goed is
De oprolautomaten zijn voorzien van een een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde vastgemaakt door even aan de gordel te trekken.
automatische blokkeerinrichting die in werking treedt werkplaats.
bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop Losmaken
slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te trekken Veiligheidsgordels vóór ► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een
stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanner
pyrotechnische gordelspanner en een progressieve Waarschuwingen losgemaakte
spankrachtbegrenzer.
Dit systeem verbetert de veiligheid bij een frontale / niet vastgemaakte
aanrijding of een aanrijding van opzij. Veiligheidsgordels achter veiligheidsgordel
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt ingeschakeld.
Progressieve spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden wordt
getrokken, op basis van het postuur, en verhoogt 1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
daarmee de veiligheid. linksvoor
Iedere zitplaats achter heeft een 2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
In het geval van een aanrijding
driepuntsveiligheidsgordel met een oprolautomaat. rechtsvoor
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en
linksachter
onafhankelijk van de airbags afgaan. Wanneer de

83
Veiligheid

4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel het betreffende waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of Voor een juiste werking van de gordelsluiting
middenachter 5) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h moet u voor het vastmaken van de gordel
5. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 controleren of er geen vreemde voorwerpen
rechtsachter minuten in combinatie met een geluidssignaal. aanwezig zijn in de sluiting.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden Controleer zowel voor als na het gebruik van de
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s) totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt. gordel of deze goed is opgerold.
losgemaakt / niet vastgemaakt Als het contact aan staat en de bestuurder of Controleer na het neerklappen of verstellen van
Dit lampje gaat rood branden op zowel het een passagier zijn of haar veiligheidsgordel een stoel of de achterbank of de gordel zich op
instrumentenpaneel als het display met heeft vastgemaakt, gaat het betreffende de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels, waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of 5) groen branden
als het systeem heeft gedetecteerd dat een van op het display. Omdoen
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is Als het systeem detecteert dat een van de De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
vastgemaakt. passagierszitplaatsen voorin of achterin niet bekken worden geplaatst.
Waarschuwing niet vastgemaakte bezet is met het contact aan, gaat het betreffende De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
veiligheidsgordel vóór waarschuwingslampje (2, 3, 4 or 5) grijs branden op van de schouder worden geplaatst.
Als het contact aan staat en de bestuurder of het display. Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt, Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of worden aangepast om de positie van de
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven veiligheidsgordel af te stellen.
2) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer Voor een effectieve werking van de
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2 30 seconden branden en gaan dan uit. veiligheidsgordel:
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
– dient deze strak om het lichaam te worden
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood Advies gedragen.
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
– moet deze in een vloeiende beweging naar
Waarschuwing veiligheidsgordel achter Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
niet vastgemaakt te controleren of alle passagiers hun
gedraaid raakt.
Als het contact aan staat en een van de passagiers veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
– mag deze door niet meer dan één persoon
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, vastgemaakt.
worden gedragen.
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3, 4 of Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
– mag deze geen beschadigingen of rafels
5) gedurende 1 minuut rood branden. de reistijd en de plaats waar u in de auto zit.
vertonen.
Waarschuwing veiligheidsgordel Wissel de gordelsluitingen van de
– mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
losgemaakt veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder zijn dan niet voldoende effectief.
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat

84
Veiligheid

Aanbevelingen voor kinderen


Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
Airbags of een volgend ongeval), worden de airbags niet
meer geactiveerd.
5
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een
geschikt kinderzitje.
Algemene informatie
Het systeem is speciaal ontworpen om de Detectiezones bij aanrijdingen
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
kind gedragen worden. veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen
Laat een kind tijdens het rijden nooit op schoot en de middelste zitplaatsen achterin bij ernstige
zitten. aanrijdingen te verhogen. De airbags vullen
Zie het betreffende deel voor meer informatie de werking van de veiligheidsgordels met
over kinderzitjes. spankrachtbegrenzers aan.
Elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de frontale en zijdelingse krachten
Onderhoud A. Impactzone vóór
waaraan de detectiezones bij een aanrijding worden
Vanwege de wettelijke B. Impactzone opzij
blootgesteld:
veiligheidsvoorschriften moeten alle
– Bij een ernstige aanrijding worden de airbags
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels Wanneer een of meerdere airbags worden
onmiddellijk geactiveerd en verhogen deze de
worden uitgevoerd door een PEUGEOT-dealer geactiveerd, veroorzaakt de pyrotechnische
bescherming van de inzittenden van de auto;
of een gekwalificeerde werkplaats, om te lading in het systeem een geluid en een kleine
direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de
garanderen dat de werkzaamheden volgens de hoeveelheid rook.
airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de
voorschriften worden uitgevoerd. De rook is niet schadelijk, maar kan irriterend zijn
inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto voor personen die hier gevoelig voor zijn.
– Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van
regelmatig controleren door een PEUGEOT- De knal die bij het afgaan van een of meerdere
achteren en in sommige gevallen bij over de kop
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, vooral airbags wordt geproduceerd, kan het gehoor
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden
als de gordels beschadigingen vertonen. gedurende een korte periode enigszins
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of verminderen.
veiligheidsgordels bescherming.
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard
PEUGEOT-dealers.
van het obstakel en de snelheid van de auto op het
moment van de aanrijding.

De airbags werken alleen als het contact


is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als er een
tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde

85
Veiligheid

Airbags vóór Zijairbags beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding


door de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd
te verkleinen.
De window-airbags zijn in de stijlen en
hemelbekleding aangebracht.

Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
Dit systeem beschermt de bestuurder en passagier zijruiten.
Dit systeem beschermt de bestuurder en de
voorin bij een ernstige frontale aanrijding om de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen Storing
De bestuurdersairbag is in het stuurwiel ingebouwd
de heup en de schouder, te verkleinen. Bij een storing gaan deze
en de passagiersairbag in het dashboard boven het
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de waarschuwingslampjes op het
dashboardkastje.
rugleuning, aan de portierzijde. instrumentenpaneel branden. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
Activering
Activering werkplaats om het systeem te laten controleren.
De airbags worden opgeblazen, behalve de
De zijairbags worden geactiveerd aan één zijde bij De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
een ernstige aanrijding van opzij tegen een deel van aanrijding niet worden geactiveerd.
uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale aanrijding
de of de gehele impactzone (B). Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A).
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de borstkas over de kop slaan kan het zijn dat de
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
van de inzittende en het betreffende portierpaneel. airbags niet worden geactiveerd.
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
Bij een aanrijding van achteren of een frontale
voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze
naar voren wordt geslingerd.
Window-airbags aanrijding worden de zijairbags niet geactiveerd.
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste achterpassagier) te

* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.

86
Veiligheid

Advies Airbags vóór


Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
5
Houd u aan de onderstaande en laat uw handen niet op het stuurwielkussen werkplaats uitvoeren
veiligheidsvoorschriften voor een rusten.
maximale effectiviteit van de airbags. De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet op Window-airbags
Ga normaal en rechtop zitten. het dashboard laten rusten. Bevestig nooit iets op of aan de
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze Rook niet in de auto. Als de airbag wordt hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
goed is geplaatst. opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder de handgrepen aan het dak niet.
inzittenden en de airbags (zoals kinderen, dieren Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in
of voorwerpen), en bevestig niets in de buurt of de stuurwielbekleding en sla er niet op.
de baan van de airbags, omdat dit voor letsel kan
zorgen als de airbags afgaan.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op het
stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
Kinderzitjes
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp van het afgaan van de airbags letsel veroorzaken. De regelgeving met betrekking tot het
uw auto, vooral niet in de directe omgeving van
vervoer van kinderen verschilt per land.
de airbags. Zijairbags Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden Gebruik alleen goedgekeurde stoelhoezen
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of die compatibel zijn met deze airbags. Neem voor Volg voor een optimale veiligheid de volgende
lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de informatie over stoelhoezen die geschikt zijn voor adviezen op:
armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag uw auto contact op met een PEUGEOT-dealer. – Conform de Europese wetgeving dienen kinderen
wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets over de jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter
enkele milliseconden) en loopt vervolgens rugleuning van de stoelen (zoals kleding): dit zou in goedgekeurde, voor het lichaamsgewicht
even snel leeg, waarbij de warme gassen via bij het activeren van de airbags kunnen leiden tot geschikte kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
de daarvoor bestemde openingen naar buiten verwondingen aan armen of borstkas. ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden
stromen. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel vervoerd.
Laat de airbagsystemen na een aanrijding of zitten. – Volgens de statistieken is de achterbank van
diefstal van uw auto controleren. De portierpanelen van de voorportieren bevatten uw auto de veiligste plaats voor het vervoeren
Laat alle werkzaamheden alleen door een de zijdelingse schoksensoren van de auto. van een kind.
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Schade aan het portier of het uitvoeren van – Kinderen lichter dan 9 kg moeten met de rug
werkplaats uitvoeren werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) die in de rijrichting in het voertuig worden geplaatst,
niet aan de voorschriften voldoen, kan ertoe op de voorstoel of een achterzitplaats van het
leiden dat deze sensoren niet meer goed werken. voertuig.
In dat geval werken de zijairbags mogelijk niet!

87
Veiligheid

Het wordt aanbevolen om kinderen op de Verwijder de hoofdsteun voordat u – de sleutels binnen bereik van de kinderen
achterzitplaatsen van het voertuig te een kinderzitje met rugleuning op een achter in de auto.
vervoeren: passagierszitplaats bevestigt.
– tot 3 jaar "met de rug in de rijrichting". Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
– vanaf 3 jaar "met het gezicht in de voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
Kinderzitje achterin
rijrichting". bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Met het gezicht of de rug in de rijrichting
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel correct
is bevestigd en aangetrokken. Plaatsen van een zittingverhoger
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de Het bovenste gedeelte van de
steun goed contact maakt met de vloer. veiligheidsgordel moet over de schouder van het
kind liggen zonder de hals te raken.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een Controleer of de heupgordel goed over de
auto is bevestigd, kan de veiligheid van het bovenbenen van het kind ligt.
kind bij een ongeval in gevaar komen. Gebruik een zittingverhoger met rugleuning
Controleer of er geen veiligheidsgordel of voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het de schouder. ► Zet de voorstoel van de auto naar voren en zet
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in de rugleuning rechtop, zodat de benen van het kind
gevaar kunnen brengen. Extra beveiliging in een kinderzitje met het gezicht of de rug in de
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje Gebruik de kinderbeveiliging om te rijrichting de voorstoel van de auto niet raken.
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden voorkomen dat de portieren en de portierruiten ► Controleer of de rugleuning van een kinderzitje
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van achter per ongeluk geopend worden. met het gezicht in de rijrichting zich zo dicht mogelijk
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet verder tegen de rugleuning van de zitplaats achter in de
worden beperkt. dan voor 1/3 deel worden geopend. auto is geplaatst en het optimaal raakt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel Plaats zonneschermen op de achterportierruiten
Middelste zitplaats achter
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is Laat uit veiligheidsoverwegingen nooit: Een kinderzitje met steun mag nooit op de
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig – een kind alleen en zonder toezicht in de auto middelste zitplaats achter worden bevestigd.
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel achter;
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar – een kind of een dier in een auto achter
voren schuiven. wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de
zon staat;

88
Veiligheid

Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
"Met de rug in de rijrichting"
5

► Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand U moet zich aan het volgende voorschrift houden,
en helemaal naar achteren, met de rugleuning De airbag vóór aan passagierszijde moet dat ook op de waarschuwingssticker aan beide
rechtop. worden uitgeschakeld als u een kinderzitje zijden van de zonneklep aan passagierszijde wordt
“met de rug in de rijrichting” op de voorstoel vermeld:
"Gezicht in de rijrichting" plaatst. Wanneer u dat niet doet, dan kan het
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de
kind ernstig of dodelijk letsel oplopen als de
rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is
airbag wordt opgeblazen.
INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag
kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND
RAKEN.

De airbag vóór aan


passagierszijde uitschakelen
De voorpassagiersairbag moet ingeschakeld
zijn.

Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan


passagierszijde
Airbag passagierszijde UIT

Schakel voor de veiligheid van uw kind de


airbag vóór aan passagierszijde ALTIJD uit
als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
op de voorstoel plaatst. Anders kan het kind

89
Veiligheid

ernstig of dodelijk gewond raken wanneer de ► Draai de sleutel in de stand "ON" om de airbag
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
airbag wordt geactiveerd. weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet: L5
Auto's zonder schakelaar voor het uit-/ Dit waarschuwingslampje gaat branden en "RÖMER KIDFIX 2R"
inschakelen blijft branden om aan te geven dat de airbag Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van uw
Het is ten strengste verboden om een is uitgeschakeld. auto worden bevestigd.
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de Of Het kind wordt beschermd door de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer 1 veiligheidsgordel.
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de minuut branden om aan te geven dat de Alleen geschikt voor plaatsing op de buitenste
airbag! airbag is ingeschakeld. zitplaatsen achter.
De hoofdsteun van de stoel moet worden
Aanbevolen kinderzitjes verwijderd.
De airbag vóór aan passagierszijde uit- Kinderzitjes die met een
of inschakelen driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar zich vastgemaakt.
aan de zijkant van het dashboard.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.

L6
"GRACO Booster"
Het kind wordt beschermd door de
L1
veiligheidsgordel.
"RÖMER Baby-Safe"
Alleen geschikt voor plaatsing op de
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
voorpassagiersstoel of op de buitenste
zitplaatsen achter.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg

Bij afgezet contact: ISOFIX-bevestigingen


► Steek de sleutel in de schakelaar voor de airbag De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust
en draai deze in de stand "OFF" om de airbag uit te met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:
schakelen.

90
Veiligheid

Wanneer een kinderzitje niet goed in een


auto is bevestigd, kan de veiligheid van het
5
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Houd u nauwgezet aan de montagevoorschriften
die in de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje
worden aangegeven.

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen Raadpleeg het overzicht voor meer
die worden aangegeven door een markering: informatie over de bevestiging van
– Twee ringen (A) tussen de rugleuning en de zitting Dit systeem voorkomt dat het kinderzitje naar voren ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
van de stoel. kantelt bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
Aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
veilig, degelijk en snel in de auto worden
gemonteerd. Raadpleeg de montage-instructies van de
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER: fabrikant voor het aanbrengen en
► Verwijder de hoofdsteun van de zitplaats waarop verwijderen van het kinderzitje.
u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de hoofdsteun
op (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
weer is verwijderd). "RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis"
► Voer de riem van het kinderzitje achter de (lengtecategorie: E)
rugleuning van de zitplaats langs, tussen de
Deze ringen bevinden zich achter ritssluitingen. openingen voor de pennen van de hoofdsteun door. Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
De 2 vergrendelingen van ISOFIX-kinderzitjes ► Maak de haak van de bovenste riem aan ring B
worden hieraan verankerd. vast.
– Eén ring (B) aan de achterzijde van de stoel wordt ► Trek de bovenste riem strak.
de TOP TETHER genoemd en is bedoeld om zitjes
Voordat u een ISOFIX-kinderzitje op de
met een bovenste riem te bevestigen.
linkerzitplaats van de achterbank plaatst,
moet u eerst de middelste veiligheidsgordel
achter naar het midden van de auto verplaatsen
zodat deze gordel normaal gebruikt kan blijven
worden.

91
Veiligheid

"RÖMER Baby-Safe met ISOFIX-basis" "RÖMER Duo Plus ISOFIX" "RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: E) (lengtecategorie: B1) (lengtecategorie: B1)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg. Groep 1: van 9 tot 18 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit kinderzitje wordt met de rug in de rijrichting Alleen geschikt voor plaatsing met het gezicht in
geplaatst met behulp van een ISOFIX-basis die de rijrichting.
aan de ogen (A) wordt bevestigd. Het wordt aan de ringen (A) en (B), en met de
De basis is voorzien van een in hoogte bovenste riem, de TOP TETHER, bevestigd.
verstelbare steun die op de vloer van de auto Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
rust. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-
een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het bevestigingspunten. In dat geval moet het zitje
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van
zitplaats van de auto bevestigd. de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo
af dat de voeten van het kind de rugleuning niet
kunnen raken.

i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) moeten worden bevestigd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
– een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestigingsring B.
– of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size-kinderzitjes geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen.

Universele, ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes plaatsen


In overeenstemming met de Europese regelgeving toont dit overzicht de mogelijkheden voor het bevestigen van universeel goedgekeurde kinderzitjes (a) met de
veiligheidsgordel en van de grootste ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes op plaatsen in de auto die zijn voorzien van ISOFIX-verankeringspunten.

92
Veiligheid

Stoelnummer 5
Voorstoelen Achterbank
(d) (d)
1 3 4 5 6

3 1 4 5 6

Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld "OFF" Ingeschakeld "ON"


(b) (c)

Plaats geschikt voor een universeel (a) nee ja (f) (i) ja (f) (j) ja ja (e) ja
kinderzitje
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitje nee nee ja nee ja
Plaats voorzien van een Top Tether-haak nee nee ja nee ja

Kinderzitje van het type reiswieg nee nee nee nee nee
ISOFIX-kinderzitje met de rug in de rijrichting nee nee nee R3 (g) (h) nee R3 (g) (h)
ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de nee nee F3 nee F3
rijrichting
Kinderzitje met zitverhoger nee B3 B3 nee B3
Regels: – Een plaats die geschikt is voor F3 is ook geschikt (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
– Een plaats die geschikt is voor i-Size is ook voor F2X en F2. auto's met de veiligheidsgordel kan worden
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2. – Een plaats die geschikt is voor B3 is ook geschikt bevestigd.
– Een plaats die geschikt is voor R3 is ook geschikt voor B2.
voor R1 en R2.

93
Veiligheid

(b) Wanneer u een kinderzitje met de rug in de dat met de veiligheidsgordel wordt bevestigd met de
rijrichting op deze plaats wilt installeren, rug en/of het gezicht in de rijrichting (U), voor alle
dan moet de airbag vóór aan passagierszijde lengtes en gewichtsgroepen.
worden uitgeschakeld ("OFF"). Plaatsen die geschikt zijn voor het installeren
van een kinderzitje met de veiligheidsgordel
(c) Op deze plaats mag alleen een kinderzitje met en universeel goedgekeurd met het gezicht in de
het gezicht in de rijrichting worden geplaatst rijrichting (UF) alleen voor de groepen 1, 2 en 3.
wanneer de airbag vóór aan passagierszijde is Plaats goedgekeurd voor het plaatsen van
ingeschakeld ("ON"). een i-Size-kinderzitje.
(d) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering de Plaatsen waar geen kinderzitje met steun
wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje kan worden geplaatst.
op deze zitplaats bevestigt. Aanwezigheid van een Top Tether-
verankeringspunt aan de achterzijde van de
(e) Plaats een kinderzitje met steun nooit op de rugleuning zodat een universeel ISOFIX-kinderzitje
middelste zitplaats achter. kan worden gemonteerd.
(f) Stel een stoel met hoogteverstelling in op ISOFIX-kinderzitje met de rug in de
de hoogste stand en zet deze volledig naar rijrichting:
achteren. – R1: ISOFIX-kinderzitje voor een baby.
– R2: ISOFIX-kinderzitje met kleiner formaat.
(g) Zet de bestuurdersstoel in de hoogste stand. – R3: ISOFIX-kinderzitje met groot formaat.
(h) Zet de passagiersstoel in de middelste stand ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de
van de verstelling in lengterichting. rijrichting:
– F2X: ISOFIX-kinderzitje voor peuters.
(i) Voor een universeel kinderzitje met de rug – F2: ISOFIX-kinderzitje met lagere hoogte.
in de rijrichting en/of met het gezicht in de Belangrijk
– F3: ISOFIX-kinderzitje met volledige hoogte.
rijrichting (U) uit de groep 0, 0+, 1, 2 of 3. Plaatsen waar geen kinderzitje mag worden
Zitverhoger:
geïnstalleerd.
(j) Voor een universeel kinderzitje met het gezicht Airbag vóór aan passagierszijde
in de rijrichting (UF) uit de groep 1, 2 of 3. – B2: lage zitverhoger.
uitgeschakeld.
– B3: hoge zitverhoger.
Airbag vóór aan passagierszijde
Plaats waar geen ISOFIX-kinderzitje mag
ingeschakeld.
worden geplaatst.
Plaatsen die geschikt zijn voor het installeren
van een universeel goedgekeurd kinderzitje

94
Veiligheid

Zie de tabel "Universele, ISOFIX- en i-Size-


kinderzitjes plaatsen" voor het afstellen van de
5
stoel.

Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep kan
worden geopend.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren (aangegeven door een label op de
carrosserie).

Inschakelen / uitschakelen

► Draai de ingebouwde sleutel voor inschakelen


helemaal:
• Draai naar rechts op het achterportier links.
• Draai naar links op het achterportier rechts.
► Voor uitschakelen draait u deze in de
tegenovergestelde richting.

95
Rijden

Rijadviezen Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem.


Risico op oververhitting en beschadiging
neutraalstand of in stand N of P, afhankelijk van
het type versnellingsbak.
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder van het remsysteem!
alle omstandigheden goed op.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de
► Let goed op uw omgeving en houd uw handen
Parkeer de auto nooit of laat de motor auto achter.
op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op
nooit draaien op een brandbare
onverwachte situaties.
ondergrond (zoals droog gras en dode
► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op
bladeren).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
Rijden op een overstroomde
situaties waarbij u moet remmen en houd afstand
van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.
erg warm en blijft ook na het afzetten van de weg
motor nog enkele minuten warm. Brandgevaar! Probeer het rijden over overstroomde wegen
► Zet de auto stil wanneer u handelingen wilt
uitvoeren waarvoor u uw aandacht nodig hebt (zoals zo veel mogelijk te vermijden. Het water kan
voor het veranderen van instellingen). Rijd nooit op oppervlakken die met de verbrandingsmotor, de elektromotor, de
► Bij lange ritten is het raadzaam om elke 2 uur vegetatie zijn bedekt (zoals hoog gras, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw
pauze te nemen. dode bladeren, gewassen en vuil), zoals op auto ernstig beschadigen.
een akker, een plattelandsweg die met
Belangrijk! struiken is dichtgegroeid of bermen met veel
gras.
Laat de motor nooit stationair draaien in Deze vegetatie kan tegen het uitlaatsysteem
een slecht geventileerde, afgesloten of andere systemen van de auto die zeer heet
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige worden komen. Brandgevaar!
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Risico op
vergiftiging met dodelijke afloop! Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in het Wanneer u genoodzaakt bent om over een
interieur laat liggen die in zonlicht als een overstroomd weggedeelte te rijden:
Laat de motor bij zeer winterse vergrootglas kunnen fungeren en brand kunnen ► Controleer of het water nergens meer dan 15 cm
omstandigheden (temperaturen lager dan veroorzaken. Kans op brand of schade aan diep is en houd daarbij rekening met de golven die
-23 °C) gedurende 4 minuten stationair draaien oppervlakken in de auto! kunnen worden veroorzaakt door andere gebruikers.
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede ► Schakel de functie Stop & Start uit.
werking en de levensduur van de mechanische Laat de auto nooit onbewaakt met ► Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
onderdelen van uw auto (de motor en de draaiende motor achter. Als u uw auto met te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
transmissie). draaiende motor moet verlaten, trek dan de 10 km/h.
parkeerrem aan en zet de versnellingsbak in de ► Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.

96
Rijden

Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt


gelaten, rem dan meerdere keren licht af zodra de
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verlaag de snelheid en het motortoerental zodat
er minder warmte wordt gegenereerd. 6
verkeerssituatie dat toelaat om de remschijven en ► Let voortdurend op de temperatuur van de
remblokken te drogen. ► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger koelvloeistof.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht Als dit waarschuwingslampje gaat
dan contact op met een PEUGEOT-dealer of een mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst branden in combinatie met het
gekwalificeerde werkplaats. bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder mogelijk en zet de motor af.
Trekken van een aanhanger deze te overschrijden.
Remsysteem
Banden
Wanneer de auto met een aanhanger rijdt, Remmen op de motor wordt aangeraden om
wordt de auto zwaarder belast en moet u ► Controleer de bandenspanning van de auto en oververhitting van de remmen te beperken. Met
extra voorzichtig zijn. de aanhanger en breng deze indien nodig op de een aangekoppelde aanhanger heeft de auto een
juiste waarde. langere remweg.
Overschrijd nooit het maximaal toegestane Verlichting Zijwind
aanhangergewicht. ► Controleer de verlichting van de aanhanger en Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer last
Op hoogte: verlaag het maximale de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto. heeft van de wind.
aanhangergewicht met 10% voor elke extra 1000
De parkeerhulp wordt automatisch
meter; door de lagere luchtdichtheid op grote
hoogte nemen de motorprestaties af.
uitgeschakeld om een geluidssignaal te Diefstalbeveiliging
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om een wordt gebruikt.
Elektronische startblokkering
aanhanger te trekken als deze minstens De sleutels bevatten een code die door de auto
1000 kilometer heeft gereden. moet worden herkend voordat deze kan worden
Tijdens het rijden gestart.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij Koeling Bij een storing in het systeem wordt er een melding
u aan om de motor 1 tot 2 minuten stationair weergegeven en start de motor niet.
Het trekken van een aanhanger op een helling
te laten draaien voordat u de motor afzet, zodat Neem contact op met een PEUGEOT-dealer.
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
de motor sneller kan afkoelen.
Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van
het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe met
het motortoerental.

97
Rijden

Starten / afzetten van de ► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens het
Plug-in hybrideauto starten
motor rempedaal in.
► Trap het rempedaal helemaal in en druk
ongeveer 2 seconden op de toets START/STOP.
► Druk op toets "START/STOP"; houd het pedaal
De elektronische sleutel moet zich in het ► Houd uw voet op het pedaal totdat dit
ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.
interieur bevinden. controlelampje gaat branden om aan te
Dieselmotoren
De elektronische sleutel wordt ook in de geven dat het plug-in hybridesysteem is
Bij temperaturen onder nul en / of bij een koude
bagageruimte gedetecteerd. ingeschakeld (bevestigd door een geluidssignaal).
motor kan alleen worden gestart wanneer het
Als de elektronische sleutel niet wordt controlelampje voorgloeien is gedoofd. Wanneer u de parkeerstand wilt
gedetecteerd, wordt er een melding Als dit waarschuwingslampje gaat branden uitschakelen, wacht dan totdat het
weergegeven. nadat u op de toets "START/STOP" hebt controlelampje READY gaat branden.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de motor gedrukt:
kan worden gestart of gestopt. Het systeem start standaard in de stand Electric.
► Houd het pedaal volledig ingetrapt en druk niet
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte Afhankelijk van verschillende parameters
nogmaals op de toets "START/STOP" voordat de
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure voor (laadniveau batterij of buitentemperatuur) bepaalt
motor is aangeslagen.
starten/afzetten". het systeem of het nodig is om de benzinemotor te
Als er aan een van de voorwaarden voor het starten
starten.
niet wordt voldaan, wordt er altijd een melding
U kunt de rijstand op elk gewenst moment wijzigen
Starten weergegeven.
met de keuzeschakelaar.
In sommige gevallen geeft een melding aan dat
het stuurwiel heen en weer moet worden bewogen Wanneer de auto in de elektrische stand
terwijl u de toets "START/STOP" ingedrukt houdt om start, maakt de auto geen geluid.
de stuurkolom te ontgrendelen. Let met name op voetgangers en fietsers,
omdat zij de auto wellicht niet aan komen horen,
Benzinemotoren
ondanks het geluidssignaal voor voetgangers.
Bij een benzinemotor kunt u na een koude
start 2 minuten lang duidelijke motortrillingen
voelen (bij verhoogd stationair toerental). Dit Uitschakelen
komt door het voorverwarmen van de katalysator.
► Schakel alleen de snelheidsregelaar of Drive
Assist Plus uit (afhankelijk van de uitvoering).
► Zet bij een auto met een handgeschakelde Als de motor afslaat, laat u het ► Trek de parkeerrem aan om de auto op zijn
versnellingsbak de versnellingshendel in de koppelingspedaal los en trapt u het plaats te houden.
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig vervolgens weer helemaal in. De motor wordt
in. dan automatisch weer gestart.

98
Rijden

► Zet bij een auto met een handgeschakelde


versnellingsbak de versnellingshendel bij voorkeur
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
6
in de neutraalstand.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur stand P of N.
► Druk op de toets "START/STOP".
► Controleer bij een plug-in hybrideauto voordat u
de auto verlaat of het controlelampje READY niet ► Houd de afstandsbediening tegen de
brandt. noodsleutellezer.
De automatische transmissie wordt vergrendeld in ► Zet bij een auto met een handgeschakelde
stand P. versnellingsbak de versnellingshendel in de
In sommige gevallen is het nodig om aan neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig
het stuurwiel te draaien om de stuurkolom te in.
vergrendelen. Wanneer de elektronische sleutel zich in het interieur ► Selecteer bij een auto met een automatische
bevindt, kunt u op de toets "START/STOP" drukken transmissie stand P en trap vervolgens het
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet
zonder een van de pedalen in te trappen om het rempedaal in.
afgezet.
contact aan te zetten zonder de motor te starten. ► Druk op de toets "START/STOP".
► Druk nogmaals op deze toets om het contact af De motor wordt gestart.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging Noodprocedure voor het afzetten van de
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
Sleutel niet herkend motor
auto kunnen verliezen!
Noodprocedure voor het starten
Laat de elektronische sleutel nooit in de
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
auto achter als u de auto verlaat.
waarmee de motor kan worden gestart als
het systeem de sleutel niet waarneemt in de
detectiezone of als de batterij van de elektronische
sleutel leeg is.

99
Rijden

Als de elektronische sleutel niet wordt gedetecteerd Bij een lege accu werkt de elektrische
of zich niet meer in de detectiezone bevindt, parkeerrem niet meer.
verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel Als de parkeerrem niet is ingeschakeld bij een
wanneer een portier wordt gesloten of bij een poging auto met een handgeschakelde versnellingsbak,
om de motor af te zetten. moet u uit veiligheidsoverwegingen een
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5 versnelling inschakelen om te voorkomen dat de
seconden ingedrukt om het afzetten van de motor te auto wegrolt.
bevestigen. Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij een
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan auto met een automatische transmissie, moet u
contact op met een PEUGEOT-dealer of een Altijd met draaiende motor: uit veiligheidsoverwegingen de meegeleverde
gekwalificeerde werkplaats. ► Trek de parkeerrem aan door kort aan de wielblokken tegen een van de wielen plaatsen
bedieningshendel te trekken. om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Noodprocedure voor het ► Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
uitschakelen van de motor te duwen terwijl u het rempedaal intrapt. een gekwalificeerde werkplaats.

Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd Standaard is de automatische werking geactiveerd.


worden uitgeschakeld (zelfs tijdens het rijden). Deze automatische werking kan in bepaalde
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5 situaties worden uitgeschakeld.
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra
Controlelampje
de auto stilstaat. Dit controlelampje gaat branden op zowel het
instrumentenpaneel als de bediening om te
bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
Elektrische parkeerrem combinatie met de melding "Parkeerrem
Controleer voordat u de auto verlaat of de
In de automatische stand trekt dit systeem de aangetrokken".
parkeerrem is aangetrokken: de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
controlelampjes voor de parkeerrem op het
zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt. de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de
instrumentenpaneel en de hendel moeten
melding "Parkeerrem vrijgegeven".
permanent branden.
Het controlelampje knippert in reactie op een
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
verzoek om de parkeerrem handmatig in of uit te
er een geluidssignaal en wordt er een melding
schakelen.
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.

100
Rijden

Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze


zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Het controlelampje van de hendel gaat knipperen
om het verzoek te bevestigen.
STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt
ingeschakeld.
6
Wanneer de auto staat geparkeerd op Automatische werking In de automatische stand kan de
een steile helling, de auto zwaar beladen parkeerrem op elk moment handmatig met
is of als een aanhanger wordt getrokken Automatisch vrijzetten de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak draait Controleer eerst of de motor draait en het
u de wielen naar de stoeprand toe en schakelt u bestuurdersportier is gesloten.
een versnelling in. De elektrische parkeerrem wordt automatisch Bijzonderheden
Bij een automatische transmissie draait u geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
de wielen naar de stoeprand toe en zet u de Bij een handgeschakelde versnellingsbak De auto met draaiende motor op zijn
transmissie in stand P. ► Trap het koppelingspedaal volledig in en schakel plaats houden
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, mag de eerste versnelling of de achteruitversnelling in. Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende
het hellingspercentage bij het parkeren niet hoger ► Geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen. motor op zijn plaats te houden.
zijn dan 12%. Bij een automatische transmissie
► Trap het rempedaal in. De auto parkeren met vrijgezette
► Selecteer stand D, M of R. parkeerrem
Handbediende werking ► Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u
Handmatig vrijzetten Als de rem niet automatisch wordt vrijgezet, af om de parkeerrem aan te trekken.
controleer dan of de voorportieren goed zijn Voorkom dat de auto wegrolt door de
Contact aan of draaiende motor:
gesloten. versnellingsbak in een versnelling te zetten of
► Trap het rempedaal in.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.
de hendel. Als de auto stilstaat met draaiende motor,
trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De Bij een auto met een automatische
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem kan dan worden vrijgezet. transmissie wordt stand P automatisch
parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een
geselecteerd als het contact wordt afgezet. De
melding weergegeven.
wielen zijn dan geblokkeerd.
Automatisch aantrekken
Zie het betreffende deel voor meer informatie
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
Handmatig aantrekken over de vrijloop.
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
Bij stilstaande auto:
► Trek kort aan de hendel. De parkeerrem wordt niet automatisch Bij een automatische transmissie: als u het
aangetrokken als de auto afslaat of de bestuurdersportier opent terwijl stand N is

101
Rijden

ingeschakeld, dan klinkt er een geluidssignaal en


wordt stand P ingeschakeld. Het geluidssignaal
Noodremfunctie Handgeschakelde
stopt wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
versnellingsbak
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
Automatische werking (indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd Inschakelen van de 5e of de 6e
uitschakelen
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem versnelling
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel ► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk naar
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen.
zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger de hendel wordt losgelaten.
of bij slepen, moet de automatische werking van het De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de Wanneer u dit niet doet, dan kan de
systeem worden uitgeschakeld. auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief versnellingsbak permanent beschadigd
► Start de motor. is. raken (per ongeluk schakelen naar de 3e of 4e
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te Bij een storing in het systeem van de versnelling).
trekken als deze is vrijgezet. noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem
► Laat het rempedaal volledig los.
► Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden
defect" op het instrumentenpaneel.
De achteruitversnelling
Bij een storing in de ABS- en
ingedrukt in de richting voor het vrijzetten. DSC-systemen, aangegeven door het inschakelen
► Laat de hendel los. branden van een of beide waarschuwingslampjes op
► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt. het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
► Trek de hendel 2 seconden in de richting voor auto niet meer worden gegarandeerd.
inschakelen. ► Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel door de hendel van de elektrische parkeerrem
gaat branden om te bevestigen dat de herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de
automatische functies zijn uitgeschakeld. auto volledig tot stilstand is gekomen.
► Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden ► Trek de ring onder de knop omhoog en beweeg
aangetrokken en vrijgezet. de versnellingshendel eerst naar links en dan naar
► Herhaal deze procedure voor het inschakelen voren.
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het Schakel de achteruitversnelling alleen in als
instrumentenpaneel). de auto stilstaat en de motor stationair
draait.

102
Rijden

Voor uw veiligheid en om het starten van de


motor te vergemakkelijken:
Impulskeuzeschakelaar
transmissie
M. Rijden in de handmatige stand (Benzine / Diesel)
Druk op deze toets om de handmatige stand in
6
► Zet de versnellingshendel altijd in de te schakelen.
neutraalstand. De bestuurder kan schakelen met de
► Druk het koppelingspedaal in. schakelflippers.
B. Rijden in de automatische stand met de functie
regeneratief remmen (Plug-in hybride)
Automatische transmissie Druk op deze toets om de functie regeneratief
remmen in te schakelen.
Met benzine-/dieselmotoren De transmissie regelt ook het remmen wanneer
het gaspedaal is losgelaten.
Automatische transmissie met 8 versnellingen met
impulskeuzeschakelaar. De transmissie biedt ook ► Druk in stand N met het rempedaal ingetrapt de
de mogelijkheid handmatig te schakelen met de keuzeschakelaar zonder het punt van weerstand te
schakelflippers aan de stuurkolom. P. Auto Park passeren:
Druk op deze toets om de parkeerstand in te • Naar voren: stand R is geselecteerd.
Bij motoren van plug-in schakelen. • naar achteren om stand D te selecteren.
hybrideauto's Parkeren van de auto: de voorwielen worden Laat de selectiehendel na elke keer duwen
geblokkeerd. helemaal los zodat deze weer terugkeert naar de
Automatische transmissie met 8 versnellingen,
R. Achteruitversnelling oorspronkelijke positie.
een impulskeuzeschakelaar en een functie voor
regeneratief remmen. N. Neutraal stand Bijzonderheden
Met uitzondering van de handbediende stand en de Om de auto in de vrijloop te zetten en te kunnen Om stand N over te slaan (snel van D naar R gaan
functie regeneratief remmen is de werking gelijk aan verplaatsen met het contact afgezet. en weer terug):
die van andere EAT8-transmissies. Zie het betreffende hoofdstuk voor meer ► In stand R duwt u naar achteren tot voorbij het
informatie over de vrijloop. weerstandspunt om stand D te selecteren.
D. Rijden in de automatische stand ► In stand D duwt u naar voren tot voorbij het
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling weerstandspunt om stand R te selecteren.
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de ► Om terug te keren naar stand N duwt u deze
belading van de auto. zonder het punt van weerstand te passeren.

103
Rijden

Schakelaars op en rondom het B1...8 Automatisch geselecteerde versnelling Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
stuurwiel vooruit met de functie regeneratief remmen
ingeschakeld
(Afhankelijk van de uitvoering)
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling Bij snelheden lager dan 5 km/h wordt bij het
In stand M of D kan de bestuurder met de
vooruit openen van het bestuurdersportier de stand
schakelflippers aan de stuurkolom schakelen.
P ingeschakeld - kans op plotseling remmen!
Met de flippers is het niet mogelijk om de Bij volledig elektrisch rijden wordt de ingeschakelde
neutraalstand of de achteruitversnelling in te versnelling niet aangegeven.
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van Plaats bij een lege accu altijd het (de) met
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
de transmissie nog enkele seconden weergegeven het boordgereedschap meegeleverde
op het instrumentenpaneel. wielblok(ken) tegen een van de wielen om de
auto op zijn plaats te houden.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van Bijzonderheden van de automatische
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden stand
uitgevoerd.
De transmissie selecteert de versnelling die
Als de motor draait en het rempedaal moet worden
de beste prestaties levert op basis van de
ingetrapt om de stand te kunnen wijzigen, wordt een
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
► Beweeg flipper "+" of "-" kort naar u toe om naar waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel
van de auto en de rijstijl.
een hogere of lagere versnelling te schakelen. weergegeven.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
Informatie op het Als bij draaiende motor en vrijgezette
parkeerrem stand R, D of M wordt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
instrumentenpaneel geselecteerd, zet de auto zich in beweging versnelling totdat de motor het maximumtoerental
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen. bereikt.
status van de transmissie op het instrumentenpaneel Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
weergegeven: rempedaal. Hierdoor kan de transmissie worden schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
P Parkeren beschadigd! dit toelaten.
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand Bijzonderheden van de handbediende
Als u het bestuurdersportier opent terwijl
D1...8 Automatisch geselecteerde versnelling stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
stand
vooruit geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld. De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.

104
Rijden

Regeneratief remmen (remfunctie)


De functie voor regeneratief remmen bootst het
Regeneratief remmen met het rempedaal
Er kan ook energie worden teruggewonnen
ingeschakeld; zo niet, schakel de parkeerrem dan
handmatig in. 6
afremmen op de motor na en laat de auto afremmen door het rempedaal in te trappen om de De betreffende controlelampjes op de
zonder dat de bestuurder het rempedaal hoeft in tractiebatterij gedeeltelijk op te laden; dit heeft keuzeschakelaar van de transmissie en op
te trappen. Wanneer de bestuurder het gaspedaal geen effect op het aangegeven laadniveau. de hendel van de elektrische parkeerrem, en de
loslaat, vertraagt de auto sneller. controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
De energie die wordt teruggewonnen bij het
loslaten van het gaspedaal wordt gebruikt om de
De auto starten
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden.
► Trap het rempedaal volledig in. Storing in de transmissie
► Start de motor. Dit waarschuwingslampje gaat branden, in
Het gedeeltelijk opladen heeft geen effect ► Beweeg, met uw voet op het rempedaal, de combinatie met een geluidssignaal en een
op het aangegeven laadniveau. keuzeschakelaar een of twee keer naar achteren om melding.
de automatische stand D te selecteren of naar voren Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
De auto remt af, maar de remlichten gaan om de achteruitversnelling R in te schakelen. gekwalificeerde werkplaats.
niet branden. ► Laat het rempedaal los. Rijd niet sneller dan 100 km/h waar dat is
► Geef geleidelijk gas om de elektrische toegestaan.
► Druk vanuit stand D op toets B om de functie in parkeerrem automatisch vrij te zetten.
of uit te schakelen. Overschakelen van de transmissie op het
De auto begint onmiddellijk te rijden.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door noodprogramma
B. Automatische transmissie Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij Probeer de motor nooit te starten door de De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M
het afzetten van het contact. auto aan te duwen. is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een volledig opgeladen tractiebatterij of De auto afzetten achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
extreme temperaturen) kan de mate van Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
Storing in de selectiehendel
De bestuurder moet goed op het verkeer letten In stand N wordt stand P echter na een vertraging Kleine storing
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal van 5 seconden ingeschakeld (tijd om de Dit waarschuwingslampje gaat branden, in
kunnen intrappen. vrijloopstand in te schakelen). combinatie met een melding en een
Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld geluidssignaal.
en of de elektrische parkeerrem automatisch is Rijd voorzichtig.

105
Rijden

Ga naar een PEUGEOT-dealer of een Sport


gekwalificeerde werkplaats. Auto met een handgeschakelde versnellingsbak: in
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes deze stand is een meer dynamische rijstijl mogelijk
van de selectiehendel niet meer branden, maar door aanpassing van de stuurbekrachtiging, de
wordt de status van de transmissie nog wel op het respons op het gaspedaal en de mogelijkheid om
instrumentenpaneel weergegeven. de dynamische instellingen van de auto op het
Ernstige storing instrumentenpaneel weer te geven.
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in Met een automatische transmissie: deze stand
combinatie met een melding. maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk door
aanpassing van de stuurbekrachtiging, de response
Zet de auto stil. op het gaspedaal, het schakelen, weergave van
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een ► Druk op de schakelaar om de standen op het de dynamische instellingen van de auto op het
veilige plaats en zet het contact af. instrumentenpaneel weer te geven. instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering)
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of ► Druk nogmaals op de schakelaar om de stand en het in- / uitschakelen van de displaykleur
een gekwalificeerde werkplaats. te wijzigen. (afhankelijk van de uitvoering).
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde Bij het selecteren van de Sport-modus wordt de
stand geactiveerd en wordt deze op het Stop & Start-functie uitgeschakeld.
Rijstanden instrumentenpaneel weergegeven (behalve in de
Vrijloop-stand
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van stand Normaal).
Afhankelijk van de uitvoering of motor kan
de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
Met benzine-/dieselmotoren bij een auto met een EAT8-transmissie in stand
D (behalve in stand Sport) de vrijloop worden
worden geselecteerd: Wanneer het contact wordt aangezet, wordt geactiveerd door het gaspedaal geleidelijk
standaard de rijstand Normaal geselecteerd. volledig los te laten. Hierdoor kan brandstof
Normaal worden bespaard.
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld. Het is normaal dat het motortoerental daalt
(toerenteller geeft het stationaire toerental aan,
Eco
minder geluid van de motor).
Deze stand vermindert het energieverbruik door de
prestaties van de verwarming en de airconditioning
te verlagen zonder deze uit te schakelen.

106
Rijden

Bij motoren van plug-in


hybrideauto's
temperatuur voldoende stijgt, kan het zijn dat de
stand Electric tijdelijk niet beschikbaar is
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden op een
6
(natuurlijk fenomeen van verdunning van
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt brandstof in de olie). De melding "Elektrische helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
standaard de rijstand Electric geselecteerd. modus niet beschikbaar: automatische die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het
Electric werking bezig" wordt dan op het gaspedaal verplaatsen.
instrumentenpaneel weergegeven. Het systeem is alleen actief onder de volgende
In deze stand rijdt de auto 100% elektrisch. De voorwaarden:
maximumsnelheid is ongeveer 135 km/h. Wanneer u de normale elektrische werking weer
wilt inschakelen, moet u ongeveer 80 km onder – De auto staat volledig stil met het rempedaal
Als de stand Electric bij het starten van de ingedrukt.
auto door de omstandigheden niet kan worden "snelwegomstandigheden" of ongeveer 200 km
binnen de bebouwde kom rijden. – Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
geactiveerd of gehandhaafd, wordt de melding – Het bestuurdersportier is gesloten.
"Elektrische stand momenteel niet beschikbaar" Dit fenomeen veroorzaakt geen mechanische of
op het instrumentenpaneel weergegeven. De auto elektrische schade. Tijdens de levensduur van de Verlaat de auto niet in de korte periode dat
gaat automatisch over op de stand Hybride. auto kan dit meerdere keren voorkomen. de Hill Start Assist in werking is.
Activeringsvoorwaarden Als iemand uit de auto moet stappen terwijl de
– De laadtoestand van de tractiebatterij is
Hybride motor draait, trek dan de parkeerrem handmatig
voldoende. Het wordt daarom aanbevolen om Wordt gebruikt om het brandstofverbruik van de aan. Controleer vervolgens of het controlelampje
de auto na elke rit op te laden. De stand Electric auto te optimaliseren door beide typen motoren van de parkeerrem en het controlelampje P in de
is beschikbaar zolang de laadtoestand van de afwisselend of gelijktijdig te gebruiken, afhankelijk hendel van de elektrische parkeerrem permanent
tractiebatterij voldoende is. van de rijomstandigheden en de rijstijl. branden.
– Buitentemperatuur tussen ongeveer -5°C en In de stand Hybride is het mogelijk om in de
45°C. 100% elektrische stand te rijden als het laadniveau De functie Hill Start Assist kan niet worden
Handmatig de stand verlaten van de batterij voldoende is en er matig wordt uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
► Trap het gaspedaal volledig in, of geaccelereerd. wordt aangetrokken om de auto op zijn plaats te
► Selecteer een andere stand. Sport houden, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Wanneer u de auto langere tijd niet hebt Maakt dynamischer rijden mogelijk om te profiteren
gebruikt (meerdere maanden), kan het van de maximale prestaties van de auto.
voorkomen dat de benzinemotor wordt gestart, Er wordt elektrisch vermogen gebruikt om
zelfs als de tractiebatterij is opgeladen. de benzinemotor te ondersteunen zolang de
tractiebatterij voldoende is opgeladen.
Wanneer de verbrandingsmotor meerdere
keren wordt gestart zonder dat de

107
Rijden

Werking instrumentenpaneel branden, in combinatie met een Het systeem past de schakelinstructies aan
melding. de rijomstandigheden (zoals helling,
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of belasting) en de rijstijl (zoals gevraagd vermogen,
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. accelereren, remmen) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:

Schakelindicator – De eerste versnelling in te schakelen.


– de achteruitversnelling in te schakelen.
(Afhankelijk van de motor)
Dit systeem is ontwikkeld om het brandstofverbruik
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze
even op zijn plaats gehouden wanneer de
te verminderen door de meest geschikte versnelling
aan te bevelen.
Stop & Start
bestuurder het rempedaal loslaat: De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
– Als de eerste versnelling of de neutraalstand Werking af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
is geselecteerd bij een handgeschakelde opstoppingen enzovoort). De motor wordt
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
versnellingsbak. automatisch opnieuw gestart (START-stand) als u
uitvoering van de auto kan het systeem u adviseren
– Als stand D of M is geselecteerd bij een weer weg wilt rijden.
één of meer versnellingen op te schakelen.
automatische transmissie. De functie is perfect afgestemd op gebruik in de stad
De schakeladviezen hoeft u echter niet op te volgen.
en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder
De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk
uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename
altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte
rust in het interieur tijdens het wachten.
en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd
De functie heeft geen invloed op de werking van
zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen
belangrijke functies van de auto, zoals met name het
van een schakeladvies van het systeem.
remsysteem.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld.

Bij auto's met een automatische transmissie Uitschakelen / weer inschakelen


Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
werkt dit systeem alleen in de handbediende De functie wordt standaard ingeschakeld als het
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
stand. contact wordt aangezet.
de auto even op zijn plaats gehouden als de
Dit kan worden ingesteld in de app
bestuurder het rempedaal loslaat. De informatie wordt in de vorm van een pijl in
ADAS van het touchscreen.
combinatie met het nummer van de
Storing geadviseerde versnelling op het instrumentenpaneel
of
Directe toegang tot de snelkoppelingen voor
Bij een storing gaan deze weergegeven.
rijhulpsystemen.
waarschuwingslampjes op het

108
Rijden

De weergave van een melding op het


instrumentenpaneel bevestigt de wijziging van de
Werking
Belangrijkste voorwaarden voor gebruik
Bijzonderheden
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan de
6
status.
voorwaarden voor de werking is voldaan en in de
Als de functie wordt uitgeschakeld terwijl de motor – Het bestuurdersportier moet zijn gesloten.
volgende gevallen:
in de STOP-stand staat, wordt deze direct opnieuw – De veiligheidsgordel van de bestuurder moet zijn
– Op een steile helling (omhoog of omlaag).
gestart. vastgemaakt.
– Als de auto sinds de laatste start (met de sleutel
Bijbehorende controlelampjes – Het laadniveau van de accu moet voldoende zijn.
of de START/STOP-toets) niet sneller dan 10 km/h
– De temperatuur van de motor moet binnen het
Functie geactiveerd: motor in stand-by heeft gereden.
nominale werkingsbereik liggen.
(STOP-stand) – Sport-modus geselecteerd (afhankelijk van de
– De buitentemperatuur moet tussen 0 °C en 35 °C
Functie uitgeschakeld of storing uitvoering).
liggen.
– Als de motor moet draaien om het interieur op een
De motor in stand-by (STOP-stand) aangename temperatuur te houden.
Motorkap openen
zetten – Als de ontwaseming is ingeschakeld.
Schakel het Stop & Start-systeem altijd
In deze gevallen knippert dit controlelampje
uit als u handelingen onder de motorkap wilt De motor wordt automatisch in de stand-by-stand
een paar seconden en gaat daarna uit.
uitvoeren, om letsel door het automatisch gezet als de bestuurder aangeeft te willen stoppen:
opnieuw starten van de motor te voorkomen. – Bij een auto met een handgeschakelde Nadat de motor is gestart, is de STOP-stand
versnellingsbak: met de versnellingshendel in de niet beschikbaar zolang de auto nog geen
neutraalstand en het koppelingspedaal losgelaten. snelheid van 8 km/h heeft bereikt.
– Bij een auto met een automatische
transmissie: als u met de selectiehendel in stand Tijdens parkeermanoeuvres werkt de
D of M het rempedaal intrapt totdat de auto stopt STOP-stand niet enkele seconden na het
Rijden op een overstroomde weg of met de selectiehendel in stand N terwijl de auto schakelen uit de achteruitversnelling of het
Schakel het Stop & Start-systeem uit stilstaat. draaien van het stuurwiel.
wanneer u over een overstroomde weg moet Tijdteller
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer Een tijdteller houdt bij hoe lang de stand-bystand De motor opnieuw starten (START-stand)
rijadviezen, met name over het rijden op tijdens de rit is gebruikt. Elke keer wanneer u het De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra
overstroomde wegen. contact inschakelt, wordt de tijdteller weer op nul de bestuurder aangeeft weg te willen rijden:
gezet. Bij een handgeschakelde versnellingsbak: als het
koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.
Bij een automatische transmissie:

109
Rijden

– Met de transmissie in stand D of M: als het De auto slaat af in de STOP-stand. Het bandenspanningscontrolesysteem is
rempedaal wordt losgelaten. Alle waarschuwingslampjes op het een hulpmiddel en vervangt de
– Met de transmissie in stand N en het rempedaal instrumentenpaneel gaan branden bij een storing. waakzaamheid van de bestuurder niet.
niet ingetrapt: als de transmissie in stand D of ► Zet het contact af en start vervolgens de motor Ondanks dit systeem moet u de bandenspanning
M wordt gezet. met de sleutel of de toets START/STOP. regelmatig controleren (ook die van het
– Met de transmissie in stand P en het rempedaal reservewiel). Doe dit vooral voordat u een lange
ingetrapt: als de transmissie in stand R, N, D of 12V-accu rit gaat maken.
M wordt gezet. Auto's met het Stop & Start-systeem zijn Rijden met een te lage bandenspanning, vooral
– Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. voorzien van een speciale 12V-accu. onder zware omstandigheden (zware belading,
Laat alle werkzaamheden alleen door een hoge snelheden, een lange rit):
Bijzonderheden PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde – heeft een negatief effect op de wegligging,
De motor wordt automatisch opnieuw gestart als werkplaats uitvoeren – verlengt de remweg,
er weer aan de voorwaarden voor de werking is – veroorzaakt vroegtijdige slijtage van de
voldaan en in de volgende gevallen: banden,
– De Sport-mode uitschakelen (afhankelijk van de Bandenspannings- – verhoogt het energieverbruik.
uitvoering).
– Bij een handgeschakelde versnellingsbak: als de
controlesysteem
De voorgeschreven bandenspanning voor
rijsnelheid hoger wordt dan 4 km/h. Dit systeem waarschuwt de bestuurder wanneer een de auto vindt u op de sticker met de
– Bij een automatische transmissie in stand N: als of meerdere banden spanning verliezen. bandenspanningswaarden.
de rijsnelheid hoger wordt dan 1 km/h. Het systeem waarschuwt alleen wanneer de auto Zie het betreffende deel voor meer informatie
In deze gevallen knippert dit controlelampje rijdt, niet wanneer deze stilstaat. over de identificatie van de auto.
een paar seconden en gaat daarna uit. Het vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren
van de wielen met de referentiewaarden die elke
Bandenspanning controleren
Storingen keer nadat de banden op spanning zijn gebracht
De bandenspanning moet maandelijks
Bij een storing in het systeem knippert dit of na het verwisselen van een wiel moeten
worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn
waarschuwingslampje op het worden gereset.
(de auto staat langer dan een uur stil of er is
instrumentenpaneel enige tijd en gaat het Het houdt rekening met de laatste waarde die tijdens
minder dan 10 km met een gematigde snelheid
vervolgens permanent branden, in combinatie met het verzoek tot resetten zijn opgeslagen. Het is
gereden).
de weergave van een melding. daarom van groot belang dat de bandenspanning
Onder andere omstandigheden moet de
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of tijdens het resetten juist is. De bestuurder is hiervoor
bandenspanning ten opzichte van de op de
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. verantwoordelijk.
sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden
verhoogd.

110
Rijden

Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet te worden gereset
Wanneer er te langzaam wordt gereden,
dan werkt het controlesysteem mogelijk niet
Wanneer de auto stilstaat, kan het systeem
worden gereset in de app
6
als er sneeuwkettingen worden gemonteerd of optimaal. Instellingen>Voertuig van het touchscreen.
verwijderd. De waarschuwing wordt niet meteen geactiveerd ► Selecteer vervolgens Veiligheid >
wanneer de bandenspanning plotseling Bandenspanning instellen.
daalt of bij een klapband. Het kan namelijk ► Druk op JA om te bevestigen.
Waarschuwing te lage enkele minuten duren om de waarden van de Er klinkt een geluidssignaal en er wordt een melding
bandenspanning snelheidssensoren van de wielen te analyseren. weergegeven om aan te geven dat het resetten is
U krijgt deze waarschuwing als dit De waarschuwing kan vertraagd worden gelukt.
waarschuwingslampje blijft branden in weergegeven bij snelheden lager dan 40 km/h of
combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk bij een sportieve rijstijl. Storing
van de uitvoering, een melding. Bij een storing gaan deze
► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd De waarschuwing blijft actief tot het systeem waarschuwingslampjes op het
plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. wordt gereset. instrumentenpaneel branden.
► Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige Er verschijnt een melding in combinatie met een
plaats. geluidssignaal.
Resetten De bandenspanning wordt dan niet meer
Een te lage bandenspanning is niet altijd ► Elke keer als u een of meerdere banden op gecontroleerd.
aan de band te zien. spanning hebt gebracht en na het verwisselen Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
Beperk u daarom niet alleen tot een visuele van een of meerdere wielen, moet u het systeem door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
controle. resetten.
Niet-standaard of ruimtebesparend
► Als u een compressor hebt (bijvoorbeeld die van Controleer voordat u het systeem gaat reservewiel
de bandenreparatieset), controleer dan de spanning resetten of de spanning van de vier banden Wanneer dit type reservewiel wordt gebruikt, kan
van de vier banden als deze zijn afgekoeld. overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van het zijn dat de bandenspanning niet meer wordt
► Rijd voorzichtig met lage snelheid verder als het de auto en de waarden op de sticker met de gecontroleerd.
niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te bandenspanningen is. In dat geval gaat het storingslampje branden
voeren. Controleer de bandenspanning van de vier dat weer zal doven wanneer het wiel is
► Gebruik bij een lekke band de banden voordat u de resetprocedure uitvoert. vervangen door een wiel dat even groot is als de
bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk Het systeem geeft geen advies als de andere wielen, de spanning van de banden is
van de uitvoering). bandenspanning bij het resetten onjuist is. gecontroleerd en indien nodig aangepast en het
systeem is gereset.

111
Rijden

Rij- en Parkeerhulpsystemen
Tijdens het manoeuvreren moet de
vuil, beslagen, bevroren, bedekt met sneeuw,
beschadigd of bedekt met een sticker is.
parkeerhulpsystemen - bestuurder met name met de buitenspiegels de Bij vochtige en koude weersomstandigheden
Algemene adviezen omgeving van de auto in de gaten houden. moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Bij slecht zicht (bijvoorbeeld door onvoldoende
Ondanks de aanwezigheid van rij- en Radar(s) straatverlichting, zware regenval, dikke mist
parkeerhulpsystemen moet de bestuurder De radar(s), samen met bijbehorende of sneeuwval), verblinding (door bijvoorbeeld
altijd alert blijven. functies, werkt/werken mogelijk minder goed als koplampen van een tegenligger, een
De bestuurder moet zich altijd aan de er zich vuil heeft verzameld (bijvoorbeeld modder laaghangende zon, weerspiegelingen op een
verkeersregels houden, moet onder alle of ijs), bij slechte weersomstandigheden (zoals nat wegdek, bij het verlaten van een tunnel,
omstandigheden de auto in zijn macht bij zware regen of sneeuw), als de detectiezone afwisseling van licht en schaduw) kan de detectie
hebben en moet te allen tijde in staat zijn is afgedekt met stickers of andere voorwerpen, of mogelijk niet goed werken.
om de controle weer over te nemen. De als de bumpers zijn beschadigd. Wanneer de voorruit wordt vervangen, neem
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan de Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of dan contact op met een PEUGEOT-dealer
weersomstandigheden, het verkeer en de staat een gekwalificeerde werkplaats voordat de voor- of gekwalificeerde werkplaats om de camera
van de weg. of achterbumper wordt gespoten of de lak ervan opnieuw te laten kalibreren; de werking van de
Het is de verantwoordelijkheid van de wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de bijbehorende rijhulpsystemen kan anders worden
bestuurder om het verkeer en de afstand en werking van de radar(s) beïnvloeden. verstoord.
de relatieve snelheid van andere voertuigen Plak geen stickers of andere voorwerpen op de
in de gaten te houden en om te anticiperen op detectiezones op de voor- en achterbumper, Overige camera’s
handelingen van andere weggebruikers voordat omdat het bijbehorende systeem dan mogelijk De beelden van de camera('s) op het
de richtingaanwijzer wordt gebruikt en er van niet goed werkt. touchscreen of het instrumentenpaneel kunnen
rijstrook wordt gewisseld. door het terrein worden vervormd.
Deze systemen maken het niet mogelijk dat Bij de aanwezigheid van schaduwzones, bij
natuurkundige wetten worden overschreden. zonnig weer of bij onvoldoende omgevingslicht
kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
Rijhulpsystemen zijn.
De bestuurder moet beide handen op De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in
het stuurwiel houden, altijd de binnen- en Rijhulpcamera werkelijkheid zijn.
buitenspiegels gebruiken, altijd de voeten dicht Deze camera en bijbehorende functies
bij de pedalen houden en iedere twee uur pauze werken mogelijk minder goed of helemaal niet
nemen. als het gedeelte van de voorruit vóór de camera

112
Rijden

Sensoren
De werking van de sensoren en de
Matten / pedaalbekledingen
Het gebruik van matten of
Het stuurwiel is voorzien van een hands-on-
detectiesysteem om te voorkomen dat de bestuurder
6
bijbehorende functies kan worden verstoord door pedaalbekledingen die niet door PEUGEOT de aandacht verliest.
omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld luidruchtige zijn goedgekeurd, kan de werking van de Het is verboden om het stuurwiel te bedekken of er
voertuigen en machines (zoals vrachtwagens of snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar iets aan vast te maken.
drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode hinderen.
Tijdens het manoeuvreren moet de
bladeren op de weg, of bij beschadigde bumpers Voorkomt dat de pedalen blijven hangen:
bestuurder altijd de omgeving van de auto in
en spiegels. – Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
de gaten houden en de gehele manoeuvre
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling – Leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
controleren.
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
De bestuurder moet altijd het gebruik van een
de sensoren mogelijk vuil zijn. Snelheidseenheden systeem dat deel uitmaakt van Drive Assist
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde Als u in een ander land bent, controleer 2.0 controleren.
van de auto kan de sensorinstellingen dan of de eenheid van snelheid die door het Wanneer het Lane Positioning Assist-systeem
verstoren, wat niet altijd door het systeem wordt instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of met Drive Assist Plus wordt gebruikt, detecteert
vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen km/h), overeenkomt met de in het land geldende het systeem ook de aanwezigheid van handen.
hierdoor incorrect zijn. eenheid.
De sensoren detecteren geen obstakels die te Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door
laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, Er kunnen storingen in de werking van het
het instrumentenpaneel gebruikte eenheid van
palen, draadhekken) zijn. systeem optreden als:
snelheid zodat deze overeenkomt met de ter
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden – Het stuurwiel is afgedekt.
plaatse geldende eenheid.
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer – De bestuurder dikke handschoenen
Neem bij twijfel contact op met een PEUGEOT-
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het (bijvoorbeeld skihandschoenen) draagt.
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
detectiebereik van de sensoren bevinden. Wanneer de aanwezigheid van handen op het
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen stuurwiel niet goed kan worden gedetecteerd,
wordt Drive Assist 2.0 niet geactiveerd of wordt
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Stuurwiel met deze na een paar seconden uitgeschakeld.
hands-on-detectiesysteem
Onderhoud Het is verboden om mechanische
(met Drive Assist 2.0) antidiefstalapparaten op het stuurwiel aan te
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig. brengen. Hierdoor kan het beschadigd raken!
Raadpleeg de algemene adviezen over
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit tijdens het gebruik van de rij- en
het wassen van de auto op minimaal 30 cm van parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
de radar, sensoren en camera's.

113
Rijden

Snelkoppelingen voor ► Druk op deze toets om het tabblad


Snelkoppelingen meteen te openen.
Verkeersbordherkenning
rijhulpsystemen Raadpleeg voor meer informatie de
De volledige lijst met beschikbare rijhulpsystemen Meervoudige uitschakeling algemene adviezen over het gebruik van
staat op het tabblad Functies. Het is mogelijk om tegelijkertijd meerdere de rij- en parkeerhulpsystemen.
De rijhulpsystemen zijn rechtstreeks toegankelijk om hulpfuncties voor de bestuurder uit te schakelen.
ze snel in te schakelen / uit te schakelen. Dat wordt in twee stappen gedaan:
Standaard zijn er al rijhulpsystemen op het tabblad – Eerst moet u alle functies selecteren die u wilt
Snelkoppelingen opgeslagen (zoals Stop & Start, uitschakelen.
Active Lane Departure Warning). – Daarna moet u al deze functies tegelijkertijd
Andere rijhulpsystemen kunnen op het tabblad uitschakelen.
worden toegevoegd of van het tabblad worden De functies selecteren
verwijderd.
► Druk op deze toets op het dashboard om
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS >
de tabbladen ADAS weer te geven.
Functies van het touchscreen.
► Selecteer het tabblad Functies. Dit systeem geeft de ter plaatse geldende
► Druk op de toets die hoort bij het
► Druk op deze toets om de lijst van maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel
betreffende rijhulpsysteem:
beschikbare functies weer te geven. met behulp van:
• Gevuld symbool: de functie is toegevoegd op
► Selecteer de functies die u wilt uitschakelen – Door de camera gedetecteerde verkeersborden
het tabblad Snelkoppelingen.
(bijvoorbeeld Stop‑start, Rijstrookassistent, met een snelheidslimiet.
• Leeg symbool: de functie is van het tabblad
Automatisch remsysteem (Active Safety Brake)). – Informatie over snelheidslimieten uit de
Snelkoppelingen verwijderd.
► Druk op deze toets om terug te keren kaartgegevens van het navigatiesysteem.
► Controleer de wijziging op het tabblad
naar de vorige pagina. – Door de camera gedetecteerde borden die een erf
Snelkoppelingen.
Het systeem slaat op welke functies u wilt aangeven.
uitschakelen.
Deze functies uitschakelen
► Houd deze toets op het
dashboard ingedrukt.
Alle eerder geselecteerde functies worden
uitgeschakeld totdat de auto weer wordt gestart (dit
wordt met een geluidssignaal bevestigd).

114
Rijden

Bord gedetecteerd Voorgestelde


snelheid (berekend)
Gedetecteerd
verkeersbord
Weergave van de
snelheid die bij
Gedetecteerd
verkeersbord
Weergave van de
snelheid die bij
6
met aanvullende het verkeersbord met aanvullende het verkeersbord
Begin erfzone Zonder PEUGEOT
informatie met aanvullende informatie met aanvullende
Voorbeeld: i-Connect Advanced
informatie hoort informatie hoort
20 km/h of 10
mph (afhankelijk Snelheidslimiet bij Als de Snelheidslimiet voor 90 km/h (bijvoorbeeld)
van de voor het regen ruitenwisserschakelaar auto's waarvan het
instrumentenpaneel Voorbeelden: in de stand "interval" maximaal toelaatbare
gebruikte eenheid) of "automatisch voertuiggewicht
Met PEUGEOT wissen" staat (zodat lager dan 3,5 ton is
i-Connect Advanced de regensensor is
Weergave van de geactiveerd):
snelheid die geldt in 110 km/h Snelheidslimiet bij Als de
het land waar u zich (bijvoorbeeld) sneeuw buitentemperatuur
bevindt. Voorbeeld: lager dan 3 °C is:
Snelheidslimiet bij Als er een
– Bepaalde verkeersborden met aanvullende het trekken van een goedgekeurde 30 km/h (bijvoorbeeld)
informatie die door de camera worden gedetecteerd. aanhanger trekhaak op de auto is met een
gemonteerd: "sneeuwvlok"-symbool
90 km/h (bijvoorbeeld) Snelheidslimiet op 30 km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor 70 km/h (bijvoorbeeld) bepaalde tijden van met een
een bepaalde afstand de dag "klok"-symbool
Voorbeeld: Voorbeeld:

De kaarten van navigatiesystemen moeten


regelmatig worden vernieuwd om
nauwkeurige informatie over snelheidslimieten
van het systeem te ontvangen.

115
Rijden

De eenheid voor de snelheidslimieten (km/h Informatie op het Werkingslimieten


of mph) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u
instrumentenpaneel Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
de snelheidslimiet overschrijdt.
kracht kunnen zijn:
Het systeem kan in een ander land alleen goed
– Luchtvervuiling.
werken als de eenheid van de snelheid die
1. Weergave van de gedetecteerde snelheidslimiet – Trekken van een aanhanger.
voor het instrumentenpaneel wordt gebruikt
of – Rijden met een noodreservewiel of
overeenkomt met die van het land waar u rijdt.
2. Weergave van het einde van de snelheidslimiet sneeuwkettingen.
– Rijden met een band die met de
De verkeersbordherkenning is een bandenreparatieset is gerepareerd.
rijhulpsysteem; het kan zijn dat het systeem – Beginnende bestuurders.
niet altijd de juiste snelheidslimiet weergeeft. Het systeem geeft de snelheidslimiet mogelijk niet
De snelheidslimietborden langs of boven de weg weer wanneer binnen een vooraf ingestelde tijd
hebben altijd prioriteit boven de door het systeem geen bord met snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
weergegeven snelheidslimieten. Het systeem is actief, maar detecteert geen
en in de volgende gevallen:
Het systeem is bedoeld voor het detecteren van snelheidslimiet.
– Verkeersborden die afgeschermd, beschadigd of
borden die aan de regels van het Verdrag van vervormd zijn, of die niet aan de norm voldoen.
Wenen voor verkeersborden voldoen. – Verouderde of onjuiste kaartgegevens.

Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor Adviezen voor de ingestelde


vrachtwagens, worden niet weergegeven. Zodra de snelheidslimiet wordt gedetecteerd, geeft snelheid
De op het instrumentenpaneel weergegeven het systeem de waarde weer. De bestuurder kan de snelheid die wordt
snelheidslimiet wordt bijgewerkt wanneer u een
weergegeven door het Verkeersbordherkenning-
snelheidslimietbord voor auto's (lichte voertuigen)
systeem selecteren als ingestelde snelheid voor de
passeert.
snelheidsbegrenzer, snelheidsregelaar of adaptieve
snelheidsregelaar met de toets OK.
Inschakelen / uitschakelen Als de auto bij een voorgestelde maximumsnelheid
Als er regen wordt gedetecteerd, stelt het systeem
Standaard wordt het systeem automatisch een snelheid voor aan de bestuurder die lager
deze voor het eerst met meer dan 5 km/h ligt dan de afgelezen snelheid of de snelheid uit
ingeschakeld als de motor wordt gestart. overschrijdt (bijvoorbeeld 95 km/h), dan wordt de
Dit kan worden ingesteld in de app de kaartgegevens; deze snelheid is beter op de
snelheid 10 seconden knipperend weergegeven weersomstandigheden afgestemd (op de snelweg is
ADAS van het touchscreen. (afhankelijk van de uitvoering).

116
Rijden

de voorgestelde snelheid bijvoorbeeld 110 km/h in


plaats van 130 km/h).
Stuurkolomschakelaars Zonder adviezen vooraf voor de ingestelde
snelheid
6
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer,
snelheidsregelaar of Adaptieve
snelheidsregelaar.

Adviezen vooraf voor de ingestelde snelheid


Wanneer Drive Assist 2.0 is ingeschakeld, detecteert Met adviezen vooraf voor de ingestelde snelheid
het systeem het volgende bord met snelheidslimiet, 4. Huidige ingestelde snelheid
geeft het op de achtergrond weer en stelt deze 5. Vraag voor opslaan snelheid
nieuwe snelheid als ingestelde snelheid voor. 6. Huidige gedetecteerde snelheidslimiet
Wanneer deze is opgeslagen: 7. Volgende gedetecteerde snelheidslimiet
– Als de ingestelde snelheid lager is dan de vorige 1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer
snelheid, gaat de auto langzamer rijden om met 2. Selecteren van de snelheidsregelaar
Werkingsvoorwaarden
deze nieuwe snelheid te rijden wanneer het bord 3. De ingestelde snelheid opslaan
– In aanmerking komende wegen: wegen met
wordt bereikt.
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
– Als de ingestelde snelheid hoger is dan de vorige Informatie op het instrumentenpaneel voetgangers en fietsers.
snelheid, gaat de auto sneller rijden om met deze
– Drive Assist 2.0 ingeschakeld.
nieuwe snelheid te rijden wanneer het bord wordt
– Rijsnelheid tussen 0 en 180 km/h.
gepasseerd.
– Stuurwiel wordt correct vastgehouden door de
bestuurder.

Opslaan van de snelheid opslaan


► Schakel de snelheidsbegrenzer 1-LIMIT of
snelheidsregelaar 2 in.
De informatie gerelateerd aan de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar wordt
weergegeven.
Wanneer een nieuwe snelheidslimiet wordt
gedetecteerd, geeft het systeem de waarde weer

117
Rijden

en knippert "OK?" om te vragen of dit als de nieuwe De borden langs of boven de weg hebben Stuurkolomschakelaars
snelheid moet worden ingesteld. altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven borden.
Bij een verschil van minder dan 5 km/h
De borden moeten voldoen aan de regels van
tussen de ingestelde snelheid en de door de
het Verdrag van Wenen voor verkeersborden.
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "OK?" niet weergegeven.
Inschakelen / uitschakelen
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
Dit kan worden ingesteld in de app
verschillende snelheden worden weergegeven.
ADAS van het touchscreen.
► Druk op 3-OK om de nieuwe ingestelde snelheid
te bevestigen.
Het display keert terug naar de vorige weergave. Snelheidsbegrenzer
Uitgebreide Raadpleeg de algemene adviezen over
1. Selectie snelheidsbegrenzer
verkeersbordherkenning het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie. 2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
Raadpleeg voor meer informatie de inschakelen/onderbreken
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de 3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
algemene adviezen over het gebruik van
bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt. 4. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsbegrenzer
de rij- en parkeerhulpsystemen.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden inschakelen
ingeschakeld. Gebruiken van de door de functie
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is Verkeersbordherkenning voorgestelde snelheid
30 km/h.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
over de functie Verkeersbordherkenning.
contact opgeslagen in het geheugen.
Dit aanvullende systeem herkent deze
verkeersborden en toont ze op het
instrumentenpaneel.
Wanneer u een dergelijk bord nadert, wordt het
betreffende symbool op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De geselecteerde weergavemodus moet "Rijden"
zijn.

118
Rijden

Informatie op het
instrumentenpaneel
► Druk weer op 2-I I> om de werking van de functie
tijdelijk te onderbreken.
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde
6
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel
Als de ingestelde snelheid langere tijd lager
weergegeven.
dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Instellen van de ► Druk het gaspedaal volledig in.
snelheidslimiet De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
snelheidsbegrenzer in te schakelen. ► Laat het gaspedaal los om weer terug te keren
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de naar een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
huidige snelheid van de auto: Wanneer de snelheid niet door handelingen van de
► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te bestuurder wordt overschreden (zoals bij rijden op
verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog/ een steile helling), klinkt direct een geluidssignaal.
omlaag. Bij een steile afdaling of bij het krachtig
5. Indicatie snelheidsbegrenzer geselecteerd ► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen/te indrukken van het gaspedaal kan de
6. Indicatie snelheidsbegrenzer ingeschakeld verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt. snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
(groen) / onderbroken (grijs) Als de functie is geactiveerd, kan de waarde ingestelde snelheid wordt overschreden.
7. Ingestelde snelheid van de snelheidslimiet worden gewijzigd met de Gebruik indien nodig de remmen om de
8. Snelheid voorgesteld door de functie snelheid die wordt voorgesteld door de functie rijsnelheid van de auto te verlagen.
Verkeersbordherkenning (afhankelijk van de Verkeersbordherkenning weergegeven op het
uitvoering) instrumentenpaneel: Wanneer de rijsnelheid van de auto is gedaald tot
– Wanneer u het bord passeert: de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer
Inschakelen / onderbreken ► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op weer; de ingestelde snelheid wordt dan weer zonder
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw te knipperen weergegeven.
► Druk op 1-LIMIT om de snelheidsbegrenzer te
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
selecteren; de functie wordt onderbroken (grijs).
weergegeven. Uitschakelen
► Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
– Wanneer u het bord bent gepasseerd: ► Druk op 1-LIMIT: de informatie over de
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt snelheidsbegrenzer wordt niet langer weergegeven.
dan op 2-I I> of 4-OK om de snelheidsbegrenzer in
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
te schakelen (groen).
bevestigen.

119
Rijden

Storing de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of


vastgehouden.
Snelheidsregelaar
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
plaats van de ingestelde snelheid knipperende Raadpleeg voor meer informatie de
streepjes weergegeven die vervolgens permanent Hoger dan de ingestelde snelheid algemene adviezen over het gebruik van
oranje gaan branden. U kunt tijdelijk harder rijden dan de de rij- en parkeerhulpsystemen en het
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of ingestelde snelheid door op het gaspedaal hoofdstuk Specifieke adviezen voor de
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. te drukken (de geprogrammeerde snelheid snelheidsregelaar.
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de Met behulp van dit systeem kan de
Snelheidsregelaar - ingestelde snelheid (wanneer deze snelheid weer bestuurder met een ingestelde constante
Specifieke adviezen wordt bereikt, stopt de weergave van de snelheid snelheid rijden zonder het gaspedaal te gebruiken.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
met knipperen).
ingeschakeld.
De snelheidsregelaar garandeert niet dat de
De auto moet met een snelheid van ten minste
wettelijke maximumsnelheid wordt Werkingslimieten
40 km/h rijden.
nageleefd en dat een veilige afstand tussen Gebruik het systeem nooit in de volgende
Bij een auto met een handgeschakelde
voertuigen wordt aangehouden. De bestuurder situaties:
versnellingsbak de versnelling die is ingeschakeld.
blijft verantwoordelijk voor zijn/haar rijgedrag. – In een stedelijk gebied met overstekende
Bij een auto met een automatische transmissie moet
Gebruik voor ieders veiligheid de voetgangers.
stand D zijn geselecteerd of minimaal de tweede
snelheidsregelaar alleen als de verkeerssituatie – In druk verkeer (behalve uitvoeringen met de
versnelling in stand M zijn ingeschakeld.
het toelaat dat met een constante snelheid functie Stop & Go).
gereden kan worden en dat een veilige afstand – Op bochtige of steile wegen. Bij een auto met de functie Stop & Start blijft
kan worden bewaard. – Op gladde of overstroomde wegen. de snelheidsregelaar na het schakelen
Blijf alert wanneer de snelheidsregelaar is – Bij slechte weersomstandigheden. actief, ongeacht het type versnellingsbak.
ingeschakeld.Wanneer u een van de toetsen – Wanneer het zicht voor de bestuurder slecht is.
voor het wijzigen van de ingestelde snelheid – Bij rijden op een racecircuit. Na het afzetten van het contact worden alle
ingedrukt houdt, kan de rijsnelheid plotseling – Op een testbank. ingestelde snelheden gewist.
veranderen. – Bij het gebruik van een noodreservewiel.
Op een steile afdaling kan de snelheidsregelaar – Bij het gebruik van sneeuwkettingen of
niet voorkomen dat de auto de ingestelde sneeuwsokken.
snelheid overschrijdt. Rem indien nodig om de
rijsnelheid te verlagen.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat

120
Rijden

Stuurkolomschakelaars Informatie op het


instrumentenpaneel
► Wanneer u op toets 2-I I> drukt, wordt de functie
tijdelijk onderbroken.
6
► Wanneer u opnieuw op 2-I I>, 3 of 4-OK drukt,
wordt de snelheidsregelaar weer ingeschakeld
(groen).

De werking van de snelheidsregelaar wordt


in de volgende gevallen ook tijdelijk
onderbroken:
– Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt.
– Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
– Wanneer de neutraalstand wordt geselecteerd
of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
1. Selectie snelheidsregelaar – Wanneer het koppelingspedaal langer dan 5
2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsregelaar seconden wordt ingetrapt.
inschakelen/onderbreken – Wanneer de elektrische parkeerrem wordt
3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen (als 5. Indicatie snelheidsregelaar geselecteerd gebruikt.
snelheidsregelaar is ingeschakeld) 6. Indicatie snelheidsregelaar ingeschakeld (groen)
Inschakelen van de snelheidsregelaar / onderbroken (grijs)
7. Ingestelde snelheid
Ingestelde snelheid wijzigen
met de laatst opgeslagen snelheid (als
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
snelheidsregelaar is uitgeschakeld) 8. Snelheid voorgesteld door de
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
4. Inschakelen van de snelheidsregelaar met de Verkeersbordherkenning functie (afhankelijk van
huidige snelheid van de auto:
laatst opgeslagen snelheid de uitvoering)
► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/te
Gebruiken van de door het
verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog/
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid. Inschakelen / onderbreken omlaag.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie ► Druk op toets 1 om de snelheidsregelaar te ► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen/te
over de functie Verkeersbordherkenning. selecteren; de functie werkt nog niet (grijs). verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
► Beweeg 3 omhoog / omlaag of druk op 4-OK
Wanneer u 3 lang omhoog/omlaag gedrukt
om de snelheidsregelaar in te schakelen en een
houdt, verandert de rijsnelheid heel snel.
ingestelde snelheid op te slaan zodra de auto de
gewenste snelheid heeft bereikt (groen).

121
Rijden

Stel om veiligheidsredenen een snelheid in Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of Het systeem selecteren of het
die niet al te veel afwijkt van de actuele door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
selecteren ongedaan maken
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
Drive Assist Plus
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van Alleen beschikbaar op uitvoeringen met een
de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de automatische transmissie.
snelheid die wordt voorgesteld door de functie Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
Verkeersbordherkenning weergegeven op het corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
instrumentenpaneel: Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie in
– Wanneer u het bord passeert: ASSIST
combinatie met Lane Positioning Assist.
► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op Deze twee functies moeten ingeschakeld en
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw ► Druk deze toets herhaaldelijk in totdat de Drive
storingsvrij zijn.
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel Assist Plus-modus op het instrumentenpaneel wordt
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
weergegeven. weergegeven.
informatie over de Adaptieve snelheidsregelaar en
– Wanneer u het bord bent gepasseerd: ► Na een paar seconden wordt de Drive Assist
de Lane Positioning Assist.
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt Plus-modus geselecteerd. De miniweergave
weergegeven om het verzoek tot opslaan te Het systeem assisteert de bestuurder door Rijhulpsystemen wordt op het instrumentenpaneel
bevestigen. in te grijpen op de besturing, te accelereren weergegeven.
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde en te remmen binnen de natuurkundige limieten
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel elementen van de infrastructuur of voertuigen in
weergegeven. de buurt van de auto kunnen niet goed worden De kleur van de symbolen die het stuurwiel en de
gedetecteerd of slecht worden geïnterpreteerd zijmarkeringen vertegenwoordigen, hangt af van de
Uitschakelen door de camera en de radar. Dit kan leiden tot werkingsstatus van het systeem:
onverwachtse koerswijzigingen, het uitblijven van (grijs)
► Druk op 1: de informatie over de
een stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van Er is aan een of meerdere
snelheidsregelaar wordt niet langer weergegeven.
het accelereren of remmen. werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
Storing gepauzeerd.
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik (groen)
plaats van de ingestelde snelheid knipperende op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
streepjes weergegeven die vervolgens permanent alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde het systeem is actief.
oranje gaan branden. richting als uw auto rijden. (oranje)

122
Rijden

Storing in het systeem.


► Druk deze toets weer herhaaldelijk in totdat
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
6
de OFF-modus op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
► Na een paar seconden wordt de selectie van de
Adaptieve snelheidsregelaar Hiervoor gebruikt het systeem een camera boven
Drive Assist Plus-modus ongedaan gemaakt. De aan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering,
Raadpleeg voor meer informatie de een radar in de voorbumper.
miniweergave Rijhulpsystemen wordt niet langer
algemene adviezen over het gebruik van
weergegeven. Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik
de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Specifieke adviezen voor de op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
Drive Assist 2.0 snelheidsregelaar. alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Dit systeem regelt de snelheid en corrigeert de koers Met behulp van dit systeem wordt automatisch
van de auto automatisch door de volgende functies de door de bestuurder ingestelde snelheid Als de bestuurder een richtingaanwijzer
te combineren: aangehouden (opgeslagen snelheid), terwijl er inschakelt bij het inhalen van een langzamer
– Drive Assist Plus met Adaptieve cruise control met voldoende afstand (ingesteld door de bestuurder) voertuig, staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
Stop&Go-functie en Lane Positioning Assist. tot de voorligger wordt gehouden. Dit systeem regelt dat u de voorligger dichter nadert om het inhalen
– Halfautomatisch veranderen van rijstrook. automatisch het accelereren en decelereren van de te vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
– Advies vooraf voor de ingestelde snelheid. auto. wordt hierbij niet overschreden.
Raadpleeg de betreffende gedeelten voor meer Als de auto is uitgerust met een handgeschakelde
informatie over deze functies. versnellingsbak, kan het systeem de snelheid van
Of het systeem beschikbaar is, hangt af van het land de auto verlagen tot 30 km/h.
waar u rijdt. Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
Dit systeem dient alleen te worden gebruikt op remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
snelwegen en hoofdwegen. gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.

Het systeem selecteren of het De remlichten gaan branden als de auto


langzamer gaat rijden omdat het systeem
selecteren ongedaan maken ingrijpt.
Dit kan worden ingesteld in de app Het systeem functioneert niet wanneer het
ADAS van het touchscreen. remlicht defect is.
► Selecteer het Functies-tabblad en selecteer
Drive Assist of maak de selectie hiervan ongedaan.

123
Rijden

Stuurkolomschakelaars Informatie op het ► Na een paar seconden wordt de modus


Snelheidsregelaar geselecteerd. De miniweergave
instrumentenpaneel Rijhulpsystemen wordt weergegeven (grijs) en de
snelheidsregelaar kan worden ingeschakeld.
Snelheidsregelaar inschakelen
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak moet de snelheid van de auto
tussen 30 en 180 km/h liggen.
Bij een auto met een automatische transmissie
moet de snelheid van de auto tussen 0 en 180 km/h
liggen.
Het systeem kan worden ingeschakeld, afhankelijk
van de volgende omstandigheden:
1. Selecteren/deselecteren van alleen de – Het bestuurdersportier is gesloten.
snelheidsregelaar of de Drive Assist Plus – De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel
(afhankelijk van de uitvoering) 5. Snelheidsregelaar ingeschakeld (groen)/ vastgemaakt.
2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsregelaar onderbroken (grijs) – Tweede versnelling of hoger ingeschakeld bij de
inschakelen/onderbreken 6. Ingestelde snelheid handgeschakelde versnellingsbak.
Bevestiging van herstarten van de auto na 7. Snelheid voorgesteld door de functie – Stand D van de automatische transmissie is
automatische stop (uitvoering met Stop & Verkeersbordherkenning geselecteerd.
Start-functie) 8. Auto op zijn plaats gehouden (uitvoering met – Parkeerrem vrijgezet.
3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen (als Stop&Go-functie) – Of de auto stilstaat met het rempedaal ingetrapt.
snelheidsregelaar is ingeschakeld) 9. Instelling afstand tot voorligger Een melding OK ? wordt weergegeven als er aan
Inschakelen adaptieve snelheidsregelaar (als 10. Door het systeem gedetecteerde positie van alle voorwaarden voor activering wordt voldaan.
snelheidsregelaar is uitgeschakeld) het voertuig ► Druk op 4-OK: de huidige snelheid wordt
Weergave en instelling van de afstand tot de de ingestelde snelheid (minimaal 30 km/h) en
de snelheidsregelaar wordt direct geactiveerd
voorligger Gebruik (weergegeven in het groen).
4. Inschakelen adaptieve snelheidsregelaar
Gebruiken van de door de functie Het systeem selecteren Ingestelde snelheid wijzigen
Verkeersbordherkenning voorgestelde snelheid ► Druk met draaiende motor herhaaldelijk De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van de
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie op 1-ASSIST totdat de modus Snelheidsregelaar op huidige snelheid van de auto:
over de functie Verkeersbordherkenning. het instrumentenpaneel wordt weergegeven.

124
Rijden

► Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen / te


verlagen, beweegt u 3 herhaaldelijk kort omhoog /
– Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
Wanneer de snelheidsregelaar is
onderbroken en de bestuurder deze
6
omlaag. – Wanneer de neutraalstand wordt geselecteerd of opnieuw probeert in te schakelen, wordt de
► Om in stappen van +/- 5 km/h te verhogen / te de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. melding "Inschakelen geweigerd,
verlagen, houdt u 3 omhoog / omlaag gedrukt. – Wanneer de snelheid van de auto lager is dan omstandigheden ongeschikt" tijdelijk
30 km/h bij een handgeschakelde versnellingsbak. weergegeven als opnieuw inschakelen niet
Wanneer u 3 lang omhoog / omlaag gedrukt
– Wanneer de kans op het afslaan van de motor mogelijk is (er wordt niet aan de voorwaarden
houdt, verandert de rijsnelheid heel snel.
bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt voldaan).
Als de functie is geactiveerd, kan de waarde van gedetecteerd.
de ingestelde snelheid worden gewijzigd met de – Wanneer het koppelingspedaal langer dan 10 De geprogrammeerde snelheid wijzigen met
snelheid die wordt voorgesteld door de functie seconden wordt ingetrapt. de functie Verkeersbordherkenning
Verkeersbordherkenning weergegeven op het – Wanneer de elektrische parkeerrem wordt ► Druk op 4-OK om de door de functie op het
instrumentenpaneel: gebruikt. instrumentenpaneel weergegeven snelheid te
– Wanneer u het bord passeert: – Wanneer de veiligheidsgordel wordt losgemaakt. accepteren en druk vervolgens nog een keer op de
► Druk op 4-OK om de voorgestelde snelheid op – Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend. toets om te bevestigen.
te slaan. Deze waarde wordt direct als de nieuw ► Druk op 2-I I> of 4-OK om de snelheidsregelaar
weer in te schakelen. Als de geselecteerde snelheid veel verschilt
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet de van de huidige rijsnelheid, is een sterke
weergegeven.
bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden acceleratie of deceleratie voelbaar.
– Wanneer u het bord bent gepasseerd:
► Druk op 4-OK. De melding "OK?" wordt en vervolgens het systeem opnieuw inschakelen
door sneller dan 30 km/h te rijden en 2-I I> of 4-OK De afstand tot de voorligger wijzigen
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen. in te drukken. ► Druk op 3 om de drempelwaarden van de
► Druk opnieuw op 4-OK om de voorgestelde Wanneer een auto met een automatische afstandsinstelling ("Ver", "Normaal" of "Dichtb.")
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde waarde transmissie door remmen tot stilstand is gebracht weer te geven en druk herhaaldelijk kort op omhoog/
voor de snelheid wordt op het instrumentenpaneel en de auto door de verkeerssituatie niet binnen omlaag om een drempelwaarde te selecteren.
weergegeven. 3 seconden weer kan wegrijden, drukt u op 2-I I> of Na enkele seconden wordt de instelling
trapt u het gaspedaal in om weg te rijden. geaccepteerd en in het geheugen opgeslagen bij het
De snelheidsregelaar onderbreken / hervatten
afzetten van het contact.
► Druk op 2-I I> of trap het rempedaal in. Het De snelheidsregelaar blijft actief na het
De bestuurder moet voldoende afstand houden tot
symbool "I I>" wordt weergegeven als er aan alle schakelen, ongeacht het type
de voorligger.
voorwaarden voor activering wordt voldaan. versnellingsbak.
De snelheidsregelaar kan ook als volgt worden
onderbroken:

125
Rijden

De ingestelde snelheid tijdelijk overschrijden ► Remmen of accelereren, afhankelijk van de


Snelheidsregelaar is geselecteerd, situatie.
► Trap het gaspedaal in. Het systeem wordt wacht op bevestiging voor
onderbroken zolang de auto accelereert. Wanneer (rood)
inschakeling. "Neem controle over de auto over"
het gaspedaal wordt losgelaten, knippert de Er is voldaan aan alle
ingestelde snelheid als de huidige rijsnelheid hoger ► Neem onmiddellijk de controle over de auto
werkingsvoorwaarden. over: het systeem kan niet correct reageren op de
is dan de ingestelde snelheid.
(grijs) huidige rijsituatie.
Selectie van het systeem ongedaan maken
"Inschakelen geweigerd, omstandigheden
► Druk herhaaldelijk op 1-ASSIST totdat de Snelheidsregelaar onderbroken,
ongeschikt"
OFF-modus op het instrumentenpaneel wordt maar kan niet opnieuw worden
Het systeem weigert om de snelheidsregelaar in
weergegeven. ingeschakeld.
te schakelen omdat er niet aan de noodzakelijke
► Na een paar seconden wordt de selectie van de Er is niet voldaan aan alle
voorwaarden is voldaan.
modus Snelheidsregelaar ongedaan gemaakt. De werkingsvoorwaarden.
Stop & Go-functie
miniweergave voor Rijhulpsystemen verdwijnt. (grijs) / (grijs)
Het systeem heeft de auto volledig
Meldingen en Snelheidsregelaar is onderbroken,
tot stilstand gebracht.
wacht op bevestiging voor
waarschuwingen inschakeling. (groen) / (groen)
Er is voldaan aan alle Binnen 3 seconden rijdt de auto weer geleidelijk en
De werkelijke volgorde van de weergave
werkingsvoorwaarden. automatisch weg.
van de meldingen of waarschuwingen kan
afwijken. (grijs) / (grijs) Na meer dan 3 seconden stilstaan moet de
bestuurder gas geven of op 2-I I> drukken om weg
Snelheidsregelaar actief, voertuig te rijden.
Snelheidsregelaar is geselecteerd, gedetecteerd.
maar kan niet worden Als de bestuurder geen actie onderneemt
ingeschakeld. (groen) / (groen) nadat de auto tot stilstand is gebracht, wordt
Er is niet voldaan aan alle de elektrische parkeerrem automatisch na
Snelheidsregelaar is onderbroken
werkingsvoorwaarden. ongeveer 5 minuten aangetrokken.
na een korte acceleratie door de
(grijs) bestuurder.
Gedurende de fase dat de auto stilstaat
(groen) / (grijs)
gelden de volgende aanbevelingen:
(oranje)
– De bestuurder mag de auto niet verlaten.
"Neem controle over de auto over"
– De bagageruimte mag niet worden geopend.

126
Rijden

– Laat geen passagiers in- of uitstappen.


– Schakel de achteruitversnelling niet in.
waarnemen of interpreteren en dit kan leiden tot
een onjuiste inschatting van de afstand waardoor
6
ten onrechte wordt versneld of geremd.
Let bij het wegrijden van de auto op fietsers,
voetgangers of dieren. Deze worden niet Let vooral op:
door het systeem gedetecteerd. – Bij de aanwezigheid van motorfietsen en
De bestuurder moet op de omgeving letten. bij het invoegen van voertuigen.
– Bij het rijden op een bochtige weg. – Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een
– Bij het naderen van een rotonde. brug rijdt.
Werkingslimieten
De snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's
Gebruik het systeem niet:
nachts, bij droog weer en matige regen.
– Na een klap tegen de voorruit ter hoogte
Het systeem kan met bepaalde situaties niet
van de camera of een klap tegen de voorbumper.
omgaan; de bestuurder moet dan de controle over
– Als een van de remlichten niet werkt.
de auto weer overnemen.
Situaties weer het systeem geen rekening mee – Bij het rijden achter een smal voertuig.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
houdt: Schakel het systeem weer in zodra de
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
– Voetgangers, fietsers, dieren. omstandigheden dit toelaten.
– Als de auto een aanhanger trekt of wordt
– Stilstaande voertuigen (bijvoorbeeld bij Situaties waarin de bestuurder wordt verzocht
gesleept.
verkeersopstoppingen of defecte voertuigen). om meteen de controle over te nemen:
– Als de voorkant van de auto is aangepast
– De voorligger remt zeer sterk af.
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers of
het overspuiten van de voorbumper).
– Als de werking van de radar wordt gehinderd.

Storing
– Kruisende voertuigen. Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
– Tegemoetkomende voertuigen. – Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto plaats van de ingestelde snelheid streepjes (oranje)
In de volgende situaties moet de bestuurder het en de voorligger. weergegeven.
systeem onderbreken: Om de storing te bevestigen, gaat dit
De camera en / of de radar kunnen
waarschuwingslampje branden, in
sommige voertuigen op de weg
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
(bijvoorbeeld een vrachtwagen) slecht

127
Rijden

Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of die het stuurwiel en de rijstrookmarkeringen Regeling
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. vertegenwoordigen.
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
De kleur van de symbolen hangt af van de
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, worden
Lane Positioning Assist werkingsstatus van het systeem:
(grijs)
de symbolen groen weergegeven: het systeem
begeleidt de auto door middel van kleine
Er is aan een of meerdere
Raadpleeg de algemene adviezen over stuurbewegingen en houdt deze op de door de
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
het gebruik van de rij- en bestuurder gekozen positie binnen de rijstrook. Deze
gepauzeerd.
parkeerhulpsystemen voor meer informatie. positie hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
(groen)
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
De bestuurder kan op elk moment de positie van
het systeem is actief.
de auto wijzigen door het stuurwiel te gebruiken
(oranje)
en deze positie te behouden tot het systeem deze
Storing in het systeem.
heeft overgenomen. Als de gekozen positie te ver
Als de bestuurder het systeem een tijd niet meer
uit het midden ligt, kan deze automatisch weer
wil gebruiken, kan hij of zij het uitschakelen door
worden gecorrigeerd. Het systeem past de nieuw
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en nogmaals op de toets ASSIST te drukken (bevestigd
opgegeven positie toe.
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen wanneer de miniweergave voor Rijhulpsystemen
positie binnen de rijstrook. van het instrumentenpaneel verdwijnt). Het systeem pauzeren /
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die De status van het systeem wordt onderbreken
boven aan de voorruit is geplaatst. opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en De bestuurder moet meteen actie
hoofdwegen. ondernemen als hij denkt dat de
Werkingsvoorwaarden verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
Inschakelen / uitschakelen – Adaptieve snelheidsregelaar actief. vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
Het Lane Positioning Assist-systeem wordt – ESP in werkende staat. werking van het systeem tijdelijk te onderbreken.
automatisch ingeschakeld nadat de stand Drive – ASR-systeem ingeschakeld. Wanneer door het intrappen van het rempedaal
Assist Plus is geselecteerd. – Er wordt geen aanhanger gedetecteerd. het Adaptieve snelheidsregelaar-systeem wordt
Zie het betreffende deel voor meer informatie over – Er wordt geen noodreservewiel gebruikt. onderbroken, wordt ook de werking van het
de Drive Assist Plus. – De auto wordt niet blootgesteld aan een sterke systeem onderbroken.
De selectie wordt bevestigd door de weergave zijdelingse acceleratie.
van de symbolen op het instrumentenpaneel – Richtingaanwijzers uit bij activering van het Als het systeem vaststelt dat de bestuurder
systeem. het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,

128
Rijden

dan geeft het systeem een aantal


waarschuwingen die steeds dringender worden.
Automatisch onderbreken
Bij onderbreking van het systeem klinkt een
Onderbreking door de bestuurder
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
6
Als de bestuurder niet reageert, wordt het specifiek geluidssignaal. – Te stevig vasthouden van het stuurwiel of
systeem uitgeschakeld. – Activering van het ESP-systeem. dynamische stuurmanoeuvre.
– Rijstrook onvoldoende gedetecteerd. In dit geval – Intrappen van het rempedaal (met een pauze
Als de werking wordt onderbroken omdat kan de functie Active Lane Departure Warning tot gevolg totdat de snelheidsregelaar weer wordt
het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg de controle overnemen totdat er weer aan de ingeschakeld) of het gaspedaal (onderbreking
wordt vastgehouden, moet het systeem weer werkingsvoorwaarden van het systeem wordt zolang het pedaal wordt ingetrapt).
worden ingeschakeld door opnieuw op de toets voldaan. – Onderbreken van het Adaptieve
ASSIST te drukken. snelheidsregelaar-systeem.
– Uitschakelen van het ASR-systeem.

Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen


In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren bij de belangrijkste rijsituaties. De werkelijke volgorde van de weergave van deze
waarschuwingen kan afwijken.
Schakelaars op en rondom het Symbolen Aanwijzingen
stuurwiel
ASSIST of I I> Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.

(grijs) / (grijs)
ASSIST of OK Snelheidsregelaar actief.
Drive Assist Plus uitgeschakeld.

(groen) / (groen)
ASSIST Drive Assist Plus ingeschakeld.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie geactiveerd).

(groen) / (groen)

129
Rijden

Schakelaars op en rondom het Symbolen Aanwijzingen


stuurwiel
I I> Drive Assist Plus onderbroken door de bestuurder.

(grijs) / (grijs)
ASSIST of OK Drive Assist Plus op stand-by.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane Positioning
Assist.
(groen) / (grijs)
ASSIST of I I> Drive Assist Plus onderbroken.
Snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.

(grijs) / (grijs)

Meldingen Rijsituaties
"Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het stuurwiel verkeerd
(in blauw kader) of onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
"Houd het stuurwiel vast" De Lane Positioning Assist wordt uitgeschakeld of spoedig uitgeschakeld.
(in oranje kader)
"Houd het stuurwiel vast" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positioning Assist.
(in rood kader)

Werkingslimieten In de volgende situaties werkt het systeem mogelijk


niet of voert het onjuiste stuurcorrecties uit:
– Bij verblinding (verlichting van een tegenligger,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
Het systeem kan een waarschuwing geven – Wanneer de bestuurder dikke handschoenen uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw
wanneer de auto op een lange, rechte weg draagt (bij Drive Assist 2.0). en licht).
rijdt met een effen wegdek, zelfs als de – Bij slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek, – Wanneer het gedeelte van de voorruit vóór de
bestuurder denkt dat hij het stuurwiel goed sneeuw, regen, mist). camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
vasthoudt. sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker is.

130
Rijden

– Wanneer rijstrookmarkeringen zijn beschadigd,


deels niet zichtbaar zijn door sneeuw of modder, of
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
te houden en de handen op het stuurwiel te
houden.
6
bij meerdere rijstrookmarkeringen (weggedeelte met Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of De bestuurder moet meteen actie ondernemen
werkzaamheden, wegdekovergangen). door een gekwalificeerde werkplaats controleren. als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
– Bij het rijden in een scherpe bocht. wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel
– Bij het rijden op bochtige wegen.
– Bij werkzaamheden aan de weg.
Halfautomatisch veranderen te bewegen om de werking van het systeem
tijdelijk te onderbreken.
Kans op ongewenst activeren van rijstrook Elk gebruik van het rempedaal of het gaspedaal
waardoor de adaptieve snelheidsregelaar wordt
(met Drive Assist 2.0) onderbroken, zorgt er ook voor dat het systeem
Het systeem moet in de volgende gevallen
worden uitgeschakeld: wordt uitgeschakeld.
Raadpleeg de algemene adviezen over
– Wanneer een wiel wordt vervangen, of
het gebruik van de rij- en
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een
wiel worden uitgevoerd.
parkeerhulpsystemen voor meer informatie. Het systeem selecteren
– Wanneer de auto wordt gebruikt om Het systeem assisteert de bestuurder bij het Twee mogelijkheden:
een aanhanger te trekken, of wanneer een wisselen van rijstrook. – Wanneer de auto al op een geschikte weg rijdt,
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd, Hiervoor wordt de camera boven aan de voorruit, de selecteert de bestuurder het systeem door het Drive
vooral wanneer de aanhanger niet op de radar aan de voorzijde en de vier hoekradars in de Assist 2.0-systeem in te schakelen.
trekhaakaansluiting is aangesloten of de trekhaak bumpers gebruikt. – Of, als de bestuurder Drive Assist Plus al gebruikt,
niet is goedgekeurd. suggereert de auto wanneer deze op een geschikte
Het stuurwiel is voorzien van een weg rijdt om het systeem te selecteren door de toets
– Bij slechte weersomstandigheden.
hands-on-detectiesysteem om te voorkomen OK in te drukken.
– Op wegen met weinig grip (risico op
dat de bestuurder de aandacht verliest.
aquaplaning, sneeuw, gladheid).
– Bij wegwerkzaamheden en bij tolpoorten.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer Inschakelen / uitschakelen
informatie over het hands-on-detectiesysteem.
– Bij rijden op een circuit.
– Op een testbank.
Het systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd waakzaam
Storing moet blijven. De bestuurder blijft verantwoordelijk
Bij een storing gaat het voor het rijden en dient de omgeving in de gaten
waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het

131
Rijden

► Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde voor melding "OK?" wordt op het instrumentenpaneel De bestuurder moet het stuurwiel correct
het wisselen van rijstrook in, waarbij al dan niet het weergegeven. vasthouden.
punt van weerstand van de lichtschakelaar wordt Zodra het halfautomatisch van rijstrook wisselen
overschreden. begint, leidt het systeem de auto met kleine
De bestuurder kan op elk moment de controle over stuurbewegingen naar de beoogde rijstrook.
de auto weer overnemen: U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
– Door de richtingaanwijzer uit te schakelen als de
auto de lijn nog niet heeft overschreden.
Het wisselen van rijstrook onderbreken
– Door het stuurwiel stevig vast te houden.
– Door de pedalen te gebruiken. Het is mogelijk dat er tijdens het wisselen
Zie het betreffende deel voor meer informatie over van rijstrook niet meer aan de noodzakelijke
de richtingaanwijzers. voorwaarden voor de werking van het systeem
wordt voldaan.
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met ► Controleer de omgeving en druk op 2-OK om
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor naar een andere rijbaan te gaan.
voetgangers en fietsers. De melding "Blijf alert" wordt weergegeven als
– De lijn die de rijstroken van elkaar scheidt, moet herinnering dat de bestuurder verantwoordelijk voor Als dit gebeurt voordat een van de wielen over de lijn
duidelijk genoeg zijn om door het systeem te kunnen de manoeuvre is. tussen twee rijstroken is gegaan, laat het systeem
worden herkend. de auto weer naar de oorspronkelijke rijstrook gaan
– Het systeem is afhankelijk van de positie en (bevestigd door een melding over de annulering
de snelheid van andere voertuigen om veilig van van manoeuvre op het instrumentenpaneel en een
rijstrook te kunnen wisselen. geluidssignaal). Het systeem wordt dan automatisch
– Drive Assist 2.0 ingeschakeld. uitgeschakeld.
– Lane Positioning Assist ingeschakeld. Het systeem zorgt er vervolgens voor dat de auto
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/h. van rijstrook wisselt.
Wanneer er van rijstrook is gewisseld, wordt het
Toegestaan verzoek om van systeem automatisch uitgeschakeld en neemt de
rijstrook te wisselen Lane Positioning Assist het over.
Als dit gebeurt wanneer het wisselen van rijstrook
Als de richtingaanwijzer voorbij het punt van
Wanneer aan de benodigde voorwaarden is voldaan is gestart, dan vraagt het systeem de bestuurder
weerstand is gezet, moet de bestuurder deze
en de richtingaanwijzer wordt gebruikt, wordt de om meteen weer de controle over de auto over
terugzetten.
te nemen (bevestigd met een melding op het

132
Rijden

instrumentenpaneel en een geluidssignaal) en wordt


het systeem automatisch uitgeschakeld.
wordt voldaan, dan worden de lijnen in oranje op het
instrumentenpaneel aangegeven.
Het systeem houdt de auto op de oorspronkelijke
rijstrook. Het systeem wordt uitgeschakeld en het
6
halfautomatisch wisselen van rijstrook wordt niet
Geweigerd verzoek om van uitgevoerd.
rijstrook te wisselen
Wanneer u de richtingaanwijzer bedient of op 2-OK
drukt en er niet aan de noodzakelijke voorwaarden

Meldingen en waarschuwingen
De werkelijke volgorde van de weergave van de meldingen of waarschuwingen kan afwijken.
Display Aanwijzingen
Systeem wacht op selectie.

(grijs) / (ononderbroken grijs)/(grijs)


Verzoek om het systeem te selecteren.

(grijs) / (ononderbroken groen)/(groen)


Systeem geselecteerd.

(groen) / (ononderbroken groen)/(groen)

133
Rijden

Display Aanwijzingen
Bevestigingsverzoek voor het wisselen van rijstrook.

(groen) / (onderbroken groen)/(groen)


Wisselen van rijstrook wordt uitgevoerd.

(groen) / (onderbroken groen)/(groen)


Het wisselen van rijstrook wordt geweigerd als de richtingaanwijzer wordt bediend of er op 2-OK
wordt gedrukt.

(groen) / (ononderbroken oranje)/(groen)


(oranje) Onderbreking door de bestuurder. In de volgende situaties werkt het systeem mogelijk
“Rijstrookwissel onderbroken: blijf in uw (rood) niet:
rijstrook” "Neem controle over de auto over" – Wanneer de bestuurder dikke handschoenen
Het systeem kan in de huidige rijsituatie niet worden Het systeem kan in de huidige rijsituatie niet worden draagt.
gebruikt. gebruikt. – Bij slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek,
Rem, accelereer of gebruik het stuurwiel, afhankelijk Rem, accelereer of gebruik het stuurwiel, afhankelijk sneeuw, regen, mist).
van de omstandigheden. van de omstandigheden. – Bij verblinding (verlichting van een tegenligger,
(blauw) laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
"Rijstrookwissel geannuleerd" Werkingslimieten uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw
Verder gebruik van de systemen: Lane Positioning Het systeem mag alleen op rijbanen worden en licht).
Assist en Adaptieve snelheidsregelaar. gebruikt.
of

134
Rijden

– Wanneer het gedeelte van de voorruit vóór de


camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
dan geeft het systeem een aantal
waarschuwingen die steeds dringender worden.
– Vermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de ernst van de
6
sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker is. Als de bestuurder niet reageert, wordt het aanrijding te beperken.
– Wanneer rijstrookmarkeringen zijn beschadigd, systeem uitgeschakeld.
Bij een snelheid lager dan 30 km/h kan het
deels niet zichtbaar zijn door sneeuw of modder, of
automatische noodremsysteem de auto tot
bij meerdere rijstrookmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegdekovergangen).
Storing volledige stilstand vertragen.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje Anders (bij uitvoeringen met alleen een camera)
– Bij het rijden in een scherpe bocht.
op het instrumentenpaneel branden, in kan de snelheid worden verlaagd tot maximaal
– Bij het rijden op bochtige wegen.
combinatie met een melding en een geluidssignaal. 25 km/h.
– Bij werkzaamheden aan de weg.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of Bij uitvoeringen met camera en radar kan
Het systeem mag in de volgende situaties door een gekwalificeerde werkplaats controleren. de snelheidsverlaging wordt uitgebreid naar
niet worden gebruikt: 50 km/h, als beide sensoren de dreiging kunnen
– Wanneer een wiel wordt vervangen, of waarnemen.
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een Active Safety Brake met
wiel worden uitgevoerd.
– Wanneer de auto wordt gebruikt om
Waarschuwing bij kans op Het systeem houdt tevens rekening met

een aanhanger te trekken, of wanneer een aanrijding en Intelligente motorfietsen.


Het kan ook bij dieren reageren. Dieren (vooral
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet op de
noodremassistentie dieren kleiner dan 0,5 m) en voorwerpen op de
weg worden niet altijd gedetecteerd.
trekhaakaansluiting is aangesloten of de trekhaak Raadpleeg voor meer informatie de
niet is goedgekeurd. algemene adviezen over het gebruik van Dit systeem heeft drie functies:
– Bij slechte weersomstandigheden. de rij- en parkeerhulpsystemen. – Waarschuwing bij kans op aanrijding.
– Op wegen met weinig grip (risico op – Intelligente noodremassistentie (iEBA).
aquaplaning, sneeuw, gladheid). – Active Safety Brake (automatisch
– Ongewone omstandigheden, zoals bij noodremsysteem).
wegwerkzaamheden, in tolgebieden of op
noodrijbanen.
– Bij rijden op een circuit. Dit systeem:
– Op een testbank. – Waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met de voorligger, een
voetganger of een fietser.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder
het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt,

135
Rijden

waarschuwingslampje in combinatie met een Het systeem wordt in de volgende gevallen


melding. automatisch uitgeschakeld:
– Er is een reservewiel met een te kleine
Werkingsvoorwaarden en diameter gedetecteerd.
-beperkingen – Er is een storing met de rempedaalschakelaar
of met het remlicht links of rechts gedetecteerd.
De auto rijdt voorwaarts zonder aanhanger.
– Er is een storing in de sensoren, of in het
Het remsysteem is in werking.
elektronische of in het remsysteem gedetecteerd.
De auto is voorzien van een multifunctionele ASR-systeem ingeschakeld.
– Er is een aanhanger gedetecteerd door de
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
trekhaak van de auto (met een stekker).
uitvoering, een radar in de voorbumper. Stabiele snelheid op wegen met geen of weinig
– Er is een ernstige aanrijding (bijvoorbeeld
bochten.
Ondanks dit systeem moet de bestuurder een aanrijding waarbij de airbag is geactiveerd)
Dit waarschuwingslampje gaat op het
altijd blijven opletten. gedetecteerd.
instrumentenpaneel branden zonder
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
aanvullende melding, om aan te geven dat het
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren. Wanneer de detectiewerking is afgenomen
automatische remsysteem niet beschikbaar is.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder of tijdelijk niet beschikbaar is door factoren
Dit is normaal en betekent dat er aan een
om de verkeersomstandigheden continu in de in de omgeving, dan wordt er geen indicatie voor
voorwaarde niet is voldaan en waarvoor u geen
gaten te houden, in overeenstemming met de de bestuurder aangegeven (omdat de bestuurder
contact hoeft op te nemen met een werkplaats.
geldende rijvoorschriften. niets hoeft te doen).
In situaties met het contact aan waarbij automatisch
remmen een risico vormt, raden wij aan om het
Zodra het systeem een mogelijke aanrijding systeem via de functie voor de parkeerhulp op het Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
waarneemt, bereidt het systeem het touchscreen uit te schakelen, bijvoorbeeld: de remlichten niet goed werken.
remcircuit voor. U kunt hierbij wat geluid horen en – Bij lange voorwerpen op dakdragers.
de snelheid van de auto kan iets afnemen. – In een autowasstraat. De bestuurder mag de auto niet te zwaar
– Er wordt onderhoud uitgevoerd (zoals het belasten (binnen de limieten van het
Uitschakelen / Inschakelen verwisselen van een band of werkzaamheden in de maximaal toegestane combinatiegewicht en
motorruimte). hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Standaard wordt het systeem automatisch
– De auto is op een rollenbank in een werkplaats
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
geplaatst.
Dit kan worden ingesteld in de app
– De auto wordt gesleept.
ADAS van het touchscreen.
– Na schade aan de voorruit ter hoogte van de
Het uitschakelen van het systeem wordt
detectiecamera.
aangegeven door het branden van dit

136
Rijden

Waarschuwing bij kans op


aanrijding
(oranje)
Niveau 1: waarschuwing door middel van
ook meer waarschuwingen, als de wettelijke
veiligheidsafstand niet wordt aangehouden.
6
alleen visuele signalen die aangeeft dat de afstand U kunt de instellingen naar een van de andere
Deze functie waarschuwt de bestuurder bij een risico tot de voorligger zeer klein is. twee instellingen veranderen om minder
van een aanrijding met de voorligger, of met een De melding "Voertuig dichtbij" wordt weergegeven. waarschuwingen te krijgen.
voetganger of fietser. (rood)
Niveau 2: waarschuwing door middel van
Activeringsdrempel voor de visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat
Intelligente
waarschuwing wijzigen een aanrijding dreigt. noodremassistentie (iEBA)
De drempelwaarde voor activering bepaalt de De melding "Remmen!" wordt weergegeven. Deze functie zorgt ervoor dat de auto verder
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico van Niveau 3: er kan een klein beetje worden geremd, vertraagt als de bestuurder niet hard genoeg remt
een aanrijding waarschuwt. waarmee het risico van de aanrijding wordt om een aanrijding te voorkomen.
► In de app ADAS van het touchscreen bevestigd (optioneel). Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
selecteert u Functies>Automatisch rempedaal intrapt.
Wanneer een voertuig te snel wordt
remsysteem.
genaderd, kan er meteen een waarschuwing
► Selecteer een van de 3 vooraf ingestelde
van niveau 2 worden gegeven.
Active Safety Brake
drempelwaarden: "Veraf", "Medium" of "Dichtbij".
Belangrijk: de waarschuwing van niveau
De geselecteerde drempelwaarde wordt opgeslagen
1 is afhankelijk van de geselecteerde
bij het afzetten van het contact.
activeringsdrempel. Deze reageert alleen op
Werking bewegende voertuigen. De functie wordt bij
lagere snelheden automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
risico op een aanrijding en de door de
bestuurder geselecteerde activeringsdrempel Het kan gebeuren dat waarschuwingen voor
voor de waarschuwing, kunnen meerdere aanrijdingen niet, te laat of op het verkeerde
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en op moment worden gegeven.
het instrumentenpaneel worden weergegeven. Daarom moet u altijd de controle over de auto
Het systeem houdt rekening met de dynamica van behouden zodat u op elk moment kunt ingrijpen
de auto, het verschil in snelheid met uw eigen auto om een aanrijding te voorkomen.
en het voorwerp waar de auto tegenaan zou kunnen
rijden en de werking van de auto (bijvoorbeeld Als u "Veraf" op het touchscreen selecteert,
werking op de pedalen en het stuurwiel) om de dan waarschuwt het systeem eerder.
waarschuwing op het juiste moment te geven. Hierdoor neemt de veiligheid toe, maar krijgt u

137
Rijden

Deze functie wordt ook het automatische Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar. Verschillende scenario's bij afslaan
noodremsysteem genoemd en grijpt na de Als het automatische noodremsysteem wordt
De baan van een ander voertuig kruisen
waarschuwing met geluidssignaal in als de gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
bestuurder het rempedaal niet snel genoeg intrapt. moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
Het systeem is bedoeld om de snelheid van de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
de aanrijding te beperken of een aanrijding te voorkomen dat de auto wegrolt.
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt. Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
Bij een snelheid lager dan 30 km/h kan het
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
automatische noodremsysteem de auto tot
wordt gebracht.
volledige stilstand vertragen.
Anders (bij uitvoeringen met alleen een camera) De bestuurder kan het automatische
kan de snelheid worden verlaagd tot maximaal noodremsysteem op elk gewenst moment
25 km/h. uitschakelen door een ferme stuurbeweging te Het systeem kan in werking treden als de auto bij
Bij uitvoeringen met camera en radar kan maken (ontwijkende manoeuvre) en/of het het afslaan een ander tegemoetkomend voertuig in
de snelheidsverlaging wordt uitgebreid naar gaspedaal stevig in te trappen. de naastgelegen rijstrook detecteert als:
50 km/h, als beide sensoren de dreiging kunnen – De richtingaanwijzer aan de betreffende zijde is
waarnemen. Het rempedaal kan zwaar voelen en iets ingeschakeld.
trillen als deze functie actief is. – Uw auto op het punt staat de baan van het andere
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, voertuig te kruisen.
Werking – De rijsnelheid tussen de 5 en 20 km/h ligt.
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
Het systeem werkt onder de volgende – Er een kans is op een aanrijding aan de zijde van
geactiveerd.
omstandigheden: het andere voertuig.
– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer
er een voetganger of fietser wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer
er een stilstaand voertuig wordt gedetecteerd.
– De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert
(gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.

138
Rijden

De baan van een voetganger kruisen controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
De functie omvat het systeem "Waarschuwing voor
bestuurder" en het systeem "Waarschuwing voor
6
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt. bestuurder via camera".
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld
op het instrumentenpaneel branden, in
om de bestuurder wakker te houden of te
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
slaap valt.
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
Als deze waarschuwingslampjes
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als
gaan branden nadat de motor is
hij / zij vermoeid is.
afgezet en weer gestart, neem dan contact op met
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
Het systeem kan in werking treden wanneer u met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
geval elke 2 uur.
uw auto links of rechts wilt afslaan en het systeem werkplaats om het systeem te laten controleren.
een overstekende voetganger detecteert als: Deze waarschuwingslampjes gaan
– De voetganger voor de auto langs loopt. op het instrumentenpaneel en/of op Inschakelen / uitschakelen
– De voetganger duidelijk door de sensoren kan het display met waarschuwingslampjes voor de Standaard wordt de functie automatisch
worden gedetecteerd. veiligheidsgordels of de airbag vóór aan ingeschakeld als de motor wordt gestart.
– De omgeving door de sensoren kan worden passagierszijde branden om aan te geven dat de De instellingen kunnen worden gewijzigd via
gedetecteerd (zoals helderheid en contrast / veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de ADAS op het touchscreen.
achtergrond). passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
– De rijsnelheid tussen de 5 en 25 km/h ligt. uitvoering). Het automatische remsysteem is Waarschuwing voor
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
Storing vastgemaakt.
bestuurder
Dit waarschuwingslampje gaat op het Het systeem geeft een waarschuwing zodra
het detecteert dat de bestuurder langer dan
instrumentenpaneel branden, als de werking
van het automatische remsysteem is verminderd of
Systeem voor detecteren twee uur heeft gereden met een snelheid van meer
beperkt. van onoplettendheid dan 70 km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft
Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te genomen.
nemen met een werkplaats. Raadpleeg voor meer informatie de Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht algemene adviezen over het gebruik van bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding de rij- en parkeerhulpsystemen. geluidssignaal.
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en

139
Rijden

Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de


waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt
ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te
detecteren.
Active Lane Departure
stilgezet. Hiervoor gebruikt het systeem een camera die Warning
Het systeem wordt gereset als aan een van de boven aan de voorruit is geplaatst.
volgende voorwaarden is voldaan: Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen Raadpleeg voor meer informatie de
– De auto staat langer dan 15 minuten stil met (snelheden hoger dan 70 km/h). algemene adviezen over het gebruik van
draaiende motor. Bij een waarschuwing op het eerste niveau wordt de rij- en parkeerhulpsystemen.
– Het contact is enkele minuten afgezet geweest. de bestuurder gewaarschuwd door de melding
Het systeem corrigeert de koers van de auto door
– De veiligheidsgordel van de bestuurder is "Voorzichtig!", samen met een geluidssignaal.
de bestuurder te waarschuwen zodra het een risico
losgemaakt en het portier is geopend. Na drie waarschuwingen van het eerste niveau
op het ongewenst verlaten van de rijstrook of het
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
Zodra de snelheid lager is dan 70 km/h, rijden richting een berm of vluchtstrook detecteert
met de melding "Doorrijden risicovol: las een
gaat het systeem over in de wachtstand. (afhankelijk van de uitvoering).
rustpauze in", in combinatie met een harder
De rijtijd wordt weer geteld als de snelheid hoger Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
geluidssignaal.
dan 70 km/h is. boven aan de voorruit is geplaatst en die de
Onder bepaalde omstandigheden (slecht rijstrookmarkeringen op de grond en de wegranden
wegdek of harde windstoten) kan het herkent (afhankelijk van de uitvoering).
Waarschuwing voor systeem waarschuwingen geven zonder dat er Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
bestuurder via camera sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder. autowegen.

Het systeem werkt in de volgende situaties


mogelijk minder goed of helemaal niet:
– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet
zichtbaar (bijvoorbeeld door sneeuw of modder of
dode bladeren) of meerdere rijstrookmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden). Werkingsvoorwaarden
– geringe afstand tot de voorligger (geen – Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/u.
detectie van wegmarkeringen). – Weg voorzien van een middenstreep.
– smalle, bochtige wegen. – Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
– Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
Het systeem beoordeelt de waakzaamheid,
– ESP ingeschakeld en in werking.
moeheid en mate van afleiding van de
bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto

140
Rijden

Het systeem assisteert de bestuurder


uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
Werking
Zodra het systeem een risico op het ongewenst
De bestuurder kan de correctie voorkomen
door het stuurwiel stevig vast te houden
6
dreigt te verlaten. Het zorgt niet dat de auto een (bijvoorbeeld tijdens een uitwijkmanoeuvre).
overschrijden van een van de rijstrookmarkeringen
veilige afstand of snelheid aanhoudt en grijpt ook De correctie wordt meteen onderbroken als de
op de grond of een rand van de rijbaan (zoals een
niet in op het remsysteem van de auto. richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
berm) detecteert, voert het een koerswijziging uit om
De bestuurder moet het stuurwiel met beide
de auto weer binnen de rijstrook te brengen. Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
handen vasthouden, zodat hij of zij de controle
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
behoudt wanneer de omstandigheden ervoor
voelen. uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
zorgen dat het systeem niet meer kan ingrijpen
Dit waarschuwingslampje knippert afwijking van de koers als gewild en worden er geen
(bijvoorbeeld als de middelste rijstrookmarkering
gedurende de koerscorrectie. correcties uitgevoerd.
op het wegdek niet meer zichtbaar is).

Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen


In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen en meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
De werkelijke volgorde waarin de meldingen worden weergegeven kan afwijken.
Status functie Display Aanwijzingen
OFF Functie uitgeschakeld.

ON Geen. Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:


– Snelheid lager dan 65 km/h.
– Geen rijstrookmarkering gedetecteerd.
– ESP bezig met een ingreep.
– "Sportieve" rijstijl.
ON Functie automatisch uitgeschakeld / in stand-by (zoals detectie van een aanhanger, gebruik van
het bij de auto geleverde noodreservewiel of storing).

ON Geen. Rijstrookmarkering gedetecteerd.


Snelheid hoger dan 65 km/h.

141
Rijden

Status functie Display Aanwijzingen


ON Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te
worden. De bestuurder houdt het stuurwiel vast.

ON Als het systeem tijdens het corrigeren van de koers detecteert dat de correctie onvoldoende
is en dat er een doorgetrokken streep zal worden overschreden, dan wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat hij ter aanvulling op de actie van het systeem zelf de koers zal moeten
corrigeren.
Als het stuurwiel niet correct wordt vastgehouden, klinkt er een waarschuwingssignaal en wordt
"Houd het stuurwiel vast" er een melding weergegeven totdat de koers is gecorrigeerd of de bestuurder het stuurwiel weer
of "Blijf op uw rijstrook" goed vasthoudt.
(afhankelijk van de uitvoering) De duur van de geluidswaarschuwingen zal toenemen als er snel na elkaar meerdere correcties
worden uitgevoerd. De waarschuwing zal uiteindelijk permanent worden weergegeven totdat de
bestuurder reageert.

Werkingslimieten – In een bocht wordt de binnenste


rijstrookmarkering overschreden.
– Te weinig afstand tot de voorligger (waardoor
de rijstrookmarkeringen mogelijk niet worden
Het systeem gaat in de volgende gevallen
– Bij het rijden in een scherpe bocht. gedetecteerd).
automatisch over in de wachtstand:
– Wanneer de bestuurder niet reageert op een – Smalle, bochtige wegen.
– ESP uitgeschakeld of bezig met een ingreep.
correctie.
– De snelheid is lager dan 65 km/h of hoger dan
– Versmalde rijstrook gedetecteerd.
180 km/h. Kans op ongewenst activeren
– Aansluiten stekker op een aanhanger. Het systeem werkt in de volgende situaties Het systeem moet in de volgende gevallen worden
– Detectie van het gebruik van een noodreservewiel mogelijk minder goed of helemaal niet: uitgeschakeld:
(dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom – Onvoldoende contrast tussen het wegdek en – Wanneer een wiel wordt vervangen, of wanneer
is het raadzaam de functie in dat geval uit te de wegrand (bijvoorbeeld schaduw). er werkzaamheden in de buurt van een wiel worden
schakelen). – Wegmarkeringen zijn versleten, niet uitgevoerd.
– Detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het zichtbaar door sneeuw of modder, of – Wanneer de auto wordt gebruikt om
rempedaal of gaspedaal. meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met een aanhanger te trekken, of wanneer een
– Rijden over rijstrookmarkering. werkzaamheden enz.). fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
– Inschakelen van de richtingaanwijzers. vooral wanneer de aanhanger niet is aangesloten

142
Rijden

op de trekhaakaansluiting of de trekhaak niet is


goedgekeurd.
Dodehoekbewaking met 6
– Wanneer de weg in slechte staat of erg oneffen is, groot bereik
of wanneer er weinig grip is (risico op aquaplaning,
sneeuw, gladheid). Raadpleeg voor meer informatie de
– Bij slechte weersomstandigheden. algemene adviezen over het gebruik van
– Bij rijden op een circuit. de rij- en parkeerhulpsystemen.
– Op een testbank. In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig
zich bevindt, brandt dan een waarschuwingslampje:
Uitschakelen / Inschakelen – Permanent, meteen wanneer een ander voertuig
Standaard wordt het systeem automatisch zich in de dode hoek bevindt of op een naastgelegen
ingeschakeld als de motor wordt gestart. rijstrook nadert.
Dit kan worden ingesteld in de app – Knipperend, na ongeveer 1 seconde wanneer de
ADAS van het touchscreen. richtingaanwijzer wordt gebruikt.
of
Directe toegang tot de snelkoppelingen voor
Inschakelen/uitschakelen
rijhulpsystemen. Dit kan worden ingesteld in de app
Het uitschakelen wordt bevestigd door het Dit systeem waarschuwt de bestuurder voor ADAS van het touchscreen.
branden van dit controlelampje op het voertuigen die snel van achteren naderen op Wanneer de auto wordt gestart, gaat er in elke
instrumentenpaneel. naastgelegen rijstroken (vanaf ongeveer 75 m) en spiegel een waarschuwingslampje branden om aan
voor de aanwezigheid van een voertuig in de dode te geven dat het systeem is geactiveerd.
Storing hoeken van de auto, met behulp van de hoekradars De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
in de achterbumper. afzetten van het contact.
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het Dit systeem detecteert voertuigen zoals Het systeem wordt automatisch
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een auto's, vrachtwagens en motoren in de dode uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met
melding en een geluidssignaal. hoeken van de auto of andere gebieden die de een door PEUGEOT goedgekeurde trekhaak.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of bestuurder niet zien.
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
– Wanneer u een voertuig inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 15 km/h is.

143
Rijden

– Het verkeer stroomt vloeiend door. De werking van het systeem kan tijdelijk Het systeem detecteert de nabijheid van obstakels
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal en worden belemmerd door bepaalde (bijvoorbeeld voetganger, voertuig, boom, hek) met
het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek. weersomstandigheden (zoals zware regenval, de hulp van de sensoren in de bumper en geeft
hagel of extreme temperatuurschommelingen). deze aan.
Werkingslimieten Vooral het rijden op een nat wegdek of het
In de volgende gevallen wordt er geen van een droog wegdek op een nat wegdek Parkeerhulp achter
waarschuwing gegeven: terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo ► Schakel de achteruitversnelling in om het
– Wanneer stilstaande objecten (zoals geparkeerde kan een wolk waterdruppels in de dode hoek systeem te activeren (bevestigd door een
auto's, vangrails, lantaarnpalen) aanwezig zijn. worden aangezien voor een voertuig). geluidssignaal).
– Bij tegemoetkomende voertuigen. Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer uit de
– Als de achterbumper van de auto is beschadigd. de radars niet met modder, sneeuw of ijs bedekt achteruitversnelling wordt geschakeld.
zijn.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, Geluidssignalen
Plak geen stickers of andere zaken op het
te laat of op het verkeerde moment worden
gedeelte van de buitenspiegels waar de
gegeven.
controlelampjes zitten of op de detectiezones op
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet
de achterbumper, omdat de dodehoekbewaking
de bestuurder altijd goed opletten. Kijk altijd goed
dan mogelijk niet goed werkt.
in de spiegels en kijk over uw schouder voordat u
naar een andere rijstrook gaat, om een aanrijding
te voorkomen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
Parkeerhulp Dit systeem signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de sensoren
of een gekwalificeerde werkplaats voordat de die zich in de baan van de auto, zoals bepaald door
Raadpleeg voor meer informatie de
achterbumper wordt gespoten of de lak ervan de stand van het stuurwiel, bevinden.
algemene adviezen over het gebruik van
wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de
de rij- en parkeerhulpsystemen.
werking van de radars beïnvloeden.

Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden en wordt
er een melding weergegeven.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of In het weergegeven voorbeeld worden, afhankelijk
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. van de uitvoering, alleen de obstakels die zich in het

144
Rijden

gestreepte gebied bevinden door het geluidssignaal


gesignaleerd.
Als de auto het obstakel zeer dicht is genaderd,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
6
De bestuurder wordt via een onderbroken Het controlelampje brandt als de functie is
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van Parkeerhulp vóór uitgeschakeld.
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de Dit kan in de app ADAS op het touchscreen
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert. parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij worden ingesteld.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel een rijsnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto Als de functie is uitgeschakeld, gaat dit
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt het een obstakel wordt gedetecteerd. controlelampje op het instrumentenpaneel
geluidssignaal ononderbroken. De werking van de parkeerhulp vóór wordt branden.
U hoort via de luidspreker (rechts of links) aan welke onderbroken als de auto langer dan drie De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
zijde van de auto het obstakel zich bevindt. seconden stilstaat terwijl een versnelling vooruit afzetten van het contact.
is ingeschakeld, als er geen obstakel meer wordt
Het geluidssignaal instellen
gedetecteerd of als de auto harder dan 10 km/h rijdt.
Door op deze toets te drukken wordt
het venster geopend waarop u het Het geluid uit de luidspreker (voor of achter)
volume van het geluidssignaal kunt instellen. geeft de positie van het obstakel ten
opzichte van de auto aan (voor of achter).
Grafische weergave
Uitschakelen / Inschakelen
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt De parkeerhulp achter wordt automatisch
verkocht) uitgeschakeld wanneer er een aanhanger of
Afhankelijk van de uitvoering kunt u de toets op fietsendrager wordt gekoppeld aan een trekhaak
de middenconsole en / of in de app ADAS op het die volgens de voorschriften van de fabrikant is
touchscreen gebruiken. gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een aanhanger
weergeven aan de achterzijde van het beeld van
Dit is een aanvulling op het geluidssignaal, waarbij de auto.
geen rekening worden gehouden met de rijrichting
van de auto. Dit systeem geeft met balken op het
Wanneer de auto wordt gestart, zijn de
scherm de afstand tussen het obstakel en de auto
grafische weergave en de geluidssignalen
aan (wit: veraf, oranje: in de buurt en rood: heel
van de parkeerhulpsystemen pas beschikbaar
dichtbij).
nadat het touchscreen is opgestart.

145
Rijden

Werkingslimieten Werkingsprincipe
Bij zware belading van de bagageruimte kan de
hoek van de auto de afstandsmetingen verstoren.

Storing
Als er een storing optreedt wanneer u
de achteruitversnelling inschakelt,
dan gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Bij een storing knippert dit controlelampje Het scherm is in 3 delen opgedeeld met een Tijdens manoeuvres met een lage snelheid filmt de
ongeveer 10 seconden als de zijmenu, de omgeving zoals die door de camera camera de directe omgeving van de auto.
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. wordt geregistreerd en een weergave van bovenaf In realtime wordt een beeld van bovenaf van de auto
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of gezien van de directe omgeving van de auto. en de directe omgeving van de auto gecreëerd (en
door een gekwalificeerde werkplaats controleren. De informatie van de parkeerhulpsensoren vult het weergegeven op de zijkant van het scherm) terwijl
beeld van bovenaf aan. de auto rijdt.

Visiopark 1 Er zijn diverse weergaven beschikbaar:


– Automatisch ingezoomde weergave.
Deze weergave is handig om de auto recht in te
parkeren en om de obstakels in de directe omgeving
– Standaardweergave. van de auto te zien. Dit beeld verdwijnt automatisch
Raadpleeg de algemene adviezen over
– Panoramische weergave. als de auto langere tijd stilstaat.
het gebruik van de rij- en
Afhankelijk van de omstandigheden kiest het Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
systeem de beste weergave (standaard of geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
Wanneer bij draaiende motor de achteruitversnelling automatische zoom). (afhankelijk van de uitvoering).
wordt ingeschakeld, geeft dit systeem beelden van Het type weergave kan tijdens de manoeuvre altijd ► De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
de directe omgeving van de auto op het touchscreen worden gewijzigd. ruitensproeier van de achterruit wordt ingeschakeld.
weer met behulp van een camera aan de achterzijde De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
van de auto. afzetten van het contact. Instellingen
Via dit menu in het zijmenu kunt u de
volgende handelingen uitvoeren:
– het volume van het geluidssignaal aanpassen.
– de helderheid aanpassen.
– het contrast aanpassen.

146
Rijden

Inschakelen/uitschakelen
Schakel de achteruitversnelling in om de camera in
De obstakels kunnen verder weg lijken dan
ze in werkelijkheid zijn.
Panoramische weergave 6
Tijdens het manoeuvreren moet u de zijkanten
te schakelen.
van de auto via de buitenspiegels in de gaten
Het systeem wordt uitgeschakeld:
houden.
– Als er uit de achteruitversnelling wordt
De parkeersensoren geven ook extra informatie
geschakeld.
over het gebied rondom de auto.
– Als op het kruis in de linkerbovenhoek van het
touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave Met de panoramische weergave kunt u een
Automatisch ingezoomde parkeerplaats in de achteruitversnelling verlaten
waarbij u op de nadering van voertuigen,
weergave voetgangers of fietsers kunt anticiperen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het zijmenu.
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op
het scherm. Visiopark 3
De camera achter registreert de omgeving tijdens De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de auto
het manoeuvreren om een samengesteld beeld weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen Lees voor meer informatie de algemene
van bovenaf van de achterzijde van de auto en van zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel. adviezen over het gebruik van de rij- en
zijn nabije omgeving te creëren zodat de obstakels De rode lijn (2) geeft een afstand van 30 cm vanaf parkeerhulpsystemen.
rondom de auto goed zichtbaar zijn. de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen (3) en
(4) een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m. Met dit systeem kunt u de directe omgeving van uw
Met behulp van de sensoren op de achterbumper
Deze weergave is automatisch beschikbaar of door auto op het touchscreen bekijken met behulp van
wordt de automatisch ingezoomde weergave
deze te selecteren in het zijmenu. camera's die aan de voorzijde en achterzijde en
weergegeven wanneer de auto obstakels op de rode
onder de buitenspiegels van de auto zijn geplaatst.
lijn (minder dan 30 cm) tijdens de manoeuvre nadert.
Deze weergave is alleen automatisch beschikbaar.

147
Rijden

Het type weergave kan tijdens de manoeuvre altijd Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
worden gewijzigd. geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het (afhankelijk van de uitvoering).
afzetten van het contact. ► De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
ruitensproeier van de achterruit wordt ingeschakeld.
Werkingsprincipe
Gereconstrueerd beeld
Instellingen
Via dit menu in het zijmenu kunt u de
De camera's worden ingeschakeld en een
volgende handelingen uitvoeren:
reconstructie van een weergave van bovenaf van
– het volume van het geluidssignaal aanpassen.
uw auto in zijn directe omgeving wordt op het
– de helderheid aanpassen.
Het scherm is in 4 delen opgedeeld met twee touchscreen weergegeven.
– het contrast aanpassen.
zijmenu's, de door de camera's geregistreerde Rechtstreekse weergave
beelden en een weergave van de directe omgeving
van de auto van bovenaf gezien.
Inschakelen / uitschakelen
De informatie van de parkeerhulpsensoren vult het Automatisch
beeld van bovenaf aan. Wanneer de motor draait en de auto stilstaat, wordt
Afhankelijk van de weergavehoek die in het de weergave achter automatisch via de camera
menu links is gekozen, biedt het systeem achter weergegeven als de achteruitversnelling
specifieke visuele ondersteuning voor bepaalde wordt ingeschakeld.
rijomstandigheden, zoals het oprijden van een De beelden van de voorzijde, achterzijde en Wanneer de motor draait en de auto langzamer rijdt
onoverzichtelijk kruispunt of het manoeuvreren in zijkanten worden automatisch in de weergave van dan 16 km/h, wordt de weergave vóór automatisch
gebieden met verminderd zicht. bovenaf van de auto opgenomen. via de camera vóór weergegeven als een versnelling
Voor de achterzijde of voorzijde zijn diverse Elke weergave kan ook rechtstreeks worden wordt ingeschakeld.
weergaven gebaseerd op de door de camera's getoond door de betreffende zone te selecteren. Handmatig
geregistreerde beelden beschikbaar: De weergave van de voorzijde kan worden
– Automatisch ingezoomde weergave. ► In de app ADAS van het touchscreen
geselecteerd in een versnelling vooruit tot een
– Standaardweergave. selecteert u Functies>Panoramische
snelheid van 16 km/h.
– Panoramische weergave. camera
Afhankelijk van de omstandigheden kiest het De montage van een sneeuwscherm kan de Het systeem wordt uitgeschakeld:
systeem de beste weergave (standaard of weergave van de beelden van de camera – Automatisch voor de achterzijde wanneer uit de
automatische zoom). aan de voorzijde verstoren. achteruitversnelling wordt geschakeld.
– Automatisch voor de voorzijde wanneer de
snelheid hoger is dan ongeveer 16 km/h.

148
Rijden

– Als op het kruis in de linkerbovenhoek van het


touchscreen wordt gedrukt.
De parkeersensoren geven ook extra informatie
over het gebied rondom de auto.
Panoramische weergave 6
Automatisch ingezoomde
Standaardweergave
weergave

Met de panoramische weergave achter of voor


kunt u een parkeerplaats verlaten waarbij u op de
nadering van voertuigen, voetgangers of fietsers
kunt anticiperen.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het gebied
De camera vóór of achter neemt tijdens de Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
achter of voor uw auto op het scherm worden
manoeuvre de omgeving op om een weergave vóór gehele manoeuvre te gebruiken.
weergegeven.
of achter van bovenaf gezien van de auto in zijn Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
De blauwe lijnen (aan de achterzijde) / oranje lijnen
directe omgeving te maken. Op deze manier kan selecteren in het zijmenu links.
(aan de voorzijde) (1) geven de breedte van de auto
de auto langs de obstakels in de buurt van de auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
worden gemanoeuvreerd. zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
Zijweergaven
Met behulp van de sensoren op de voor- of De rode lijn (2) geeft een afstand van 30 cm vanaf Met de zijweergave links/rechts kunt u de omgeving
achterbumper wordt de automatisch ingezoomde de achter- of voorbumper aan; de twee blauwe lijnen aan elke kant van de auto bekijken (zoals een
weergave weergegeven wanneer de auto een (aan de achterzijde) / oranje lijnen (aan de voorzijde) trottoir, een lage muur of een ander voertuig dat
obstakel op de rode lijn (minder dan 30 cm) tijdens (3 en 4) geven een afstand van respectievelijk 1 m naast de auto is geparkeerd).
de manoeuvre nadert. en 2 m aan.
Deze weergave is alleen automatisch beschikbaar. Deze weergave is automatisch beschikbaar of door
Afhankelijk van de uitvoering kan deze worden in- / deze te selecteren in het zijmenu links.
uitgeschakeld in de app ADAS van het touchscreen.

De obstakels kunnen verder weg lijken dan


ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de zijkanten ► Selecteer de betreffende weergave in de
van de auto via de buitenspiegels in de gaten weergave van bovenaf van de auto.
houden.

149
Rijden

Het geselecteerde gebied wordt geel en de Het systeem detecteert obstakels die zich in de weergave voor de Parkeerhulp of de
zijweergave verschijnt in het midden van het voortbewegen met een snelheid van meer dan 3 verschillende weergaven van de functies Visiopark 1
scherm. km/h op een maximale afstand van 40 m. of Visiopark 3 (afhankelijk van de uitvoering).
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de Het systeem werkt naast de parkeerhulp Visiopark Het symbool wordt samen met een geluidssignaal
gehele manoeuvre te gebruiken. 1 of de functies Visiopark 3 (afhankelijk van de weergegeven als de auto achteruit rijdt.
uitvoering). Een obstakel nadert de dode hoek

Verkeerswaarschuwing Zie de betreffende hoofdstukken voor meer


informatie over de parkeerhulp, Visiopark 1 of de
aan de rechter- / linkerzijde of aan
beide zijden van de auto.
achter functies Visiopark 3. Bij een storing in deze visuele weergavefuncties
of het touchscreen, of wanneer de bestuurder de
De bestuurder moet voor en tijdens de
Raadpleeg voor meer informatie de weergave van deze functies op het touchscreen
volledige manoeuvre op de omgeving letten.
algemene adviezen over het gebruik van uitschakelt, wordt de detectie van een naderend
Rijd langzaam en voorzichtig achteruit als u
de rij- en parkeerhulpsystemen. obstakel nog steeds aangegeven door een
weinig of geen zicht hebt.
geluidssignaal wanneer de auto achteruit rijdt.

Werkingsprincipe Inschakelen / uitschakelen


Dit kan worden ingesteld in de app
ADAS van het touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.

Werkingslimieten
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk
niet:
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld – Bij het trekken van een aanhanger.
terwijl de motor draait of als er achteruit wordt – Wanneer een fietsendrager op een trekhaak is
gereden met een snelheid van maximaal gemonteerd.
10 km/h, waarschuwt dit systeem voor naderende – Bij extreme temperatuursveranderingen.
obstakels (zoals voetgangers, fietsers, voertuigen, – Als de achterbumper is beschadigd.
vrachtwagens en motorfietsen) in de dode hoeken – Verzamelen of uitsteken van externe elementen
achter de auto, met behulp van de radars die in de (zoals modder, vorst en sneeuw), aangebrachte
bumper zijn gemonteerd. Wanneer een naderend object wordt gedetecteerd, stickers.
knippert het symbool 1 of 2 op het touchscreen,

150
Rijden

Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet,


te laat of op het verkeerde moment worden
6
gegeven. Daarom moet u altijd de controle over
uw auto behouden zodat u op elk moment kunt
ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.

Wanneer de achterbumper opnieuw wordt


gespoten, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats;
bepaalde types lak kunnen de werking van de
radars verstoren.

Storing
Wanneer er zich een storing voordoet bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
tijdens het achteruitrijden of wanneer de bestuurder
het systeem probeert in te schakelen, gaat dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden, wordt een melding weergegeven en klinkt
er een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.

151
Peugeot & TotalEnergies,
een samenwerking in het teken van
prestaties!
TotalEnergies en Peugeot werken al ruim 25 jaar samen en hebben de
grenzen van prestaties in sportwedstrijden met historische
overwinningen in enduranceraces of rally’s verlegd. Vandaag zetten de
twee merken hun gezamenlijke avontuur in de motorsport voort met
deelname aan de 24 uur van Le Mans en de FIA World Endurance
Championship in de categorie Hybrid Hypercar. Talloze uitdagingen
waarvoor Peugeot uitsluitend de high-tech Quartz-smeermiddelen
aanbeveelt om de motoren gedurende de levensduur te smeren.
TotalEnergies voorziet Peugeot-voertuigen daarom van Quartz-
smeermiddelen, van de eerste keer vullen in de fabriek tot in de
goedgekeurde werkplaatsen van de dealernetwerken, zodat ze elke dag
weer optimaal werken. Peugeot & TotalEnergies: officiële partners in
prestaties!

Houd uw motor langer jong!

Quartz Ineo Xtra First 0W-20 is een zeer hoogwaardig smeermiddel


dat het resultaat is van de samenwerking tussen de R&D-teams van
Peugeot en TotalEnergies. De innovatieve technologie verlengt de
levensduur van uw motor, terwijl uw brandstofverbruik en dus de CO2-
emissies aanzienlijk dalen. Het product is nu verkrijgbaar in een nieuwe
verpakking* die van 50% gerecycled materiaal is gemaakt en 100%
recyclebaar is.
* 1 l & 5 l geproduceerd in Europa
Praktische informatie

Compatibiliteit van Diesel bij lage


buitentemperaturen
melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat
branden, bevat de tank nog ongeveer 6 liter
7
brandstoffen brandstof.
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt,
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen wordt dit waarschuwingslampje telkens
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is weergegeven wanneer het contact wordt
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor ingeschakeld, samen met een melding en een
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol. minimaal 50% gevuld te houden. geluidssignaal. Onder het rijden worden deze
Bij temperaturen beneden -15 °C is het beter om de melding en het geluidssignaal steeds vaker herhaald
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om terwijl het brandstofniveau naar 0 gaat.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 problemen bij het starten te voorkomen. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot met een lege tank strandt.
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het Reizen naar het buitenland Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe, Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw over een lege brandstoftank (diesel).
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder auto beschadigen.
"Zware omstandigheden" vallen. Een pijltje bij het waarschuwingslampje
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
geeft aan aan welke zijde de
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
brandstofvulklep zich bevindt.
octaangetal, specifieke commerciële benaming
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940. enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen. Stop & Start
Het gebruik van elk ander type (bio) Tank nooit als de motor in de STOP-stand
Neem voor meer informatie contact op met uw
brandstof ( bijvoorbeeld zuivere of verdunde staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
dealer.
plantaardige of dierlijke olie, stookolie) is
nadrukkelijk verboden – kans op schade aan de
motor en het brandstofcircuit! Tanken Tanken
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 52 liter Er moet minimaal 10 liter brandstof wordt getankt,
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan (Benzine of Diesel) of 40 liter (Plug-in hybride). anders wordt dit niet op de brandstofniveaumeter
de norm B715001(Benzine) of B715000 Reservevolume: ongeveer 6 liter. weergegeven.
(Diesel) zijn toegestaan. Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
Laag brandstofniveau aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
Als de brandstoftank bijna leeg is,
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
gaat dit waarschuwingslampje op het
brandstofcircuit.
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een

153
Praktische informatie

Veilig tanken: ► Draai de vuldop linksom, verwijder deze en Deze voorziening, die in de tankopening is
► Zet altijd de motor uit. plaats deze in de houder op de vulklep (afhankelijk ingebouwd, is zichtbaar zodra u de vuldop
van de uitvoering). verwijdert.
► Steek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om Werking
spatten te voorkomen).
► Vul de brandstoftank.
Vul niet meer bij nadat het vulpistool drie keer
is afgeslagen, anders kunnen er storingen
► Open de vulklep, druk langer dan 2 seconden op optreden.
de toets voor het openen van de klep of druk met de ► Plaats de vuldop terug en draai deze rechtsom
auto ontgrendeld op de achterzijde van de vulklep (afhankelijk van de uitvoering).
(afhankelijk van de uitvoering). ► Druk de brandstofvulklep dicht.
Plug-in hybrideauto's Uw auto is voorzien van een katalysator die de
Als u op de toets op het dashboard drukt, hoeveelheid schadelijke stoffen in de uitlaatgassen
kan het enkele minuten duren voordat de vulklep vermindert.
wordt geopend. Er klinkt een geluid wanneer de Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije Wanneer u bij een dieseluitvoering een
vulklep opent. benzine worden gebruikt. benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt
Als de klep vastzit, houd de toets op het Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije dit tegengehouden door een klep. Daardoor blijft
dashboard dan langer dan 3 seconden ingedrukt. benzine worden getankt. het pistool vergrendeld en kan er dus niet getankt
worden.
► Kies de juiste brandstof bij het tankstation (deze Als u per ongeluk verkeerde brandstof
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken, maar
staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van voor de auto tankt, moet de
kies een dieseltankpistool.
de brandstofvulklep van de auto). brandstoftank eerst worden afgetapt en weer
worden gevuld met de correcte brandstof De tankbeveiligingsvoorziening voorkomt
voordat de motor kan worden gestart. niet dat er met een jerrycan wordt bijgevuld,
ongeacht het type brandstof.

Tankbeveiliging (diesel) Reizen naar het buitenland


(Afhankelijk van het land van verkoop.) De tankpistolen voor het tanken van diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een kunnen per land verschillen, waardoor kan een
dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine tankbeveiliging op de auto ervoor kan zorgen dat
te tanken. tanken niet mogelijk is.

154
Praktische informatie

Wanneer u naar het buitenland reist, raden wij u


aan om bij een PEUGEOT-dealer na te vragen
letsel en zelfs een dodelijke elektrische schok
veroorzaken.
toestemming hebben om deze werkzaamheden
uit te voeren.
7
of de auto geschikt is voor de apparatuur in de Schade aan hoogspanningscomponenten is Schade aan de auto of de tractiebatterij kan
landen die u bezoekt. niet zichtbaar en daarom raadt PEUGEOT het leiden tot lekkage van giftige gassen of vloeistof,
volgende aan: direct of later. PEUGEOT raadt het volgende aan:
– Raak de componenten niet aan, beschadigd – Bij een incident moet u altijd bij de brandweer
Plug-in hybridesysteem en onbeschadigd, en zorg dat sieraden of andere en nooddiensten melden dat de auto is voorzien
metalen voorwerpen niet in aanraking komen met van een tractiebatterij.
deze componenten. – Raak vloeistoffen die uit de tractiebatterij
Elektrisch systeem – Werk nooit aan de oranje lekken nooit aan.
Het elektrische circuit van het plug-in hoogspanningskabels of aan andere – Adem gassen die uit de tractiebatterij komen
hybridesysteem is te herkennen aan de oranje hoogspanningscomponenten die zijn gemarkeerd niet in, want deze zijn giftig.
kabels. De componenten ervan zijn gemarkeerd met met het label Elektrische risico. Werkzaamheden – Blijf niet in de buurt van de auto staan bij
het volgende symbool: aan het hoogspanningssysteem moeten worden een incident of ongeval, want de gassen die
uitgevoerd door gekwalificeerde personen in vrijkomen zijn ontvlambaar en kunnen brand
gekwalificeerde werkplaatsen, die toestemming veroorzaken.
hebben om deze werkzaamheden uit te voeren.
– De oranje hoogspanningskabels mogen nooit
worden beschadigd, aangepast of verwijderd, of
losgekoppeld van het hoogspanningsnetwerk.
De aandrijflijn van het plug-in – De klep van de tractiebatterij mag nooit worden
hybridesysteem gebruikt een spanning van geopend, aangepast of verwijderd.
240 tot 400 V. Het systeem kan heet zijn als het – Werk nooit met snij- of vormgereedschap,
of warmtebronnen in de buurt van Dit label mag alleen door de brandweer en
contact is aangezet en vlak nadat het is
hoogspanningscomponenten en -kabels. onderhoudsdiensten worden gebruikt bij
uitgeschakeld.
Wanneer het vloeistofniveau in het koelreservoir werkzaamheden aan de auto.
Neem de waarschuwingsmeldingen op de labels,
laag is, mag het alleen worden bijgevuld in een Andere personen mogen het apparaat op dit
vooral op de klep in de laadaansluiting, in acht.
gekwalificeerde werkplaats door opgeleide label niet aanraken.
mensen, waarbij moet worden gecontroleerd of
Spanning van een hoogspanningssysteem
de tractiebatterij niet lekt. Bij een aanrijding of beschadiging aan
is gevaarlijk en kan brandwonden of ander
Werkzaamheden aan het hoogspanningssysteem de onderzijde van de auto
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerde In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
personen in gekwalificeerde werkplaatsen, die tractiebatterij ernstig beschadigd raken.

155
Praktische informatie

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige Deze bevindt zich in de bagageruimte. – Gebruik geen generator om de tractiebatterij
plaats en zet het contact af. De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk van de auto op te laden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of van de rijstijl, de route, het gebruik van de
een gekwalificeerde werkplaats. verwarmings- en airconditioningssystemen, en Bij schade aan de tractiebatterij
de veroudering van de componenten van de Het is ten strengste verboden om zelf
Bij het wassen van de auto tractiebatterij. werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Controleer voordat u de auto gaat wassen De veroudering van de tractiebatterij is Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
altijd of de laadklep goed is gesloten. afhankelijk van diverse factoren, zoals de dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid
Was de auto niet tijdens het opladen van de klimaatomstandigheden en de afgelegde afstand. dan grondig af met water en raadpleeg zo snel
tractiebatterij. mogelijk een arts.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
PEUGEOT raadt het volgende aan om de
Wassen met hogedrukspuit een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
actieradius van uw auto en de
Het is nadrukkelijk verboden om met een te laten controleren.
duurzaamheid van de tractiebatterij te
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde handhaven:
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders – Laad de tractiebatterij van uw elektrische auto De tractiebatterij afdanken
schade aan elektrische componenten kan niet elke dag volledig op (laad de tractiebatterij zo De tractiebatterij gaat gedurende de levensduur van
ontstaan. vaak mogelijk tot maximaal 80% op). de auto mee als de aanbevelingen van PEUGEOT
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer – Laat de batterij nooit helemaal leeglopen. worden gevolgd.
u de carrosserie wast. – Zet de auto niet weg als de auto langere tijd Wanneer de batterij moet worden vervangen, neem
niet zal worden gebruikt (langer dan 12 uur) contact op met de PEUGEOT-dealer voor informatie
Zorg dat er geen water of stof in de terwijl het laadniveau van de tractiebatterij laag over het afdanken ervan. Wanneer de batterij op de
laadaansluiting of laadstekker komt - kans of hoog is. Een goed laadniveau ligt tussen 20 verkeerde manier wordt afgedankt, bestaat de kans
op elektrocutie of brand! en 40%. van ernstige brandwonden, elektrische schokken en
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte – Laad de auto niet te vaak door snelladen op. schade aan het milieu.
handen aansluiten of loskoppelen - kans op – Zorg dat de auto niet langer dan 24 uur wordt In overeenstemming met de voorschriften zorgt
elektrocutie! blootgesteld aan temperaturen lager dan -30 °C PEUGEOT ervoor dat deze component een tweede
en hoger dan +60 °C. leven krijgt of wordt gerecycled, in samenwerking
– Laad de auto niet op bij temperaturen onder
Tractiebatterij nul (behalve als de auto langer dan 20 minuten
met gekwalificeerde bedrijven.

In de Li-ion-tractiebatterij (lithiumion) wordt de


elektrische energie voor het aandrijven van de auto
heeft gereden) of hoger dan +30 °C. Klep van de laadaansluiting
– Gebruik de tractiebatterij van de auto niet om De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan de
opgeslagen. energie te genereren. zijkant linksachter van de auto.

156
Praktische informatie

Status van de
lichtgeleiders
Betekenis
om te controleren of de laadkabel ook met lokale
elektrische installaties kan worden gebruikt. 7
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep gekwalificeerde werkplaats om de juiste laadkabel(s)
wordt geopend te verkrijgen.
Blauw, Geprogrammeerd laden
Identificatielabels op laadaansluitingen
permanent
/ stekkers
Groen, Laden bezig Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
knipperend lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
Groen, Laden voltooid over welk apparaat moet worden gebruikt.
permanent

1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd Rood, Storing


laden permanent
2. Controlelampje ter bevestiging dat de
laadstekker in de laadaansluiting is vergrendeld. Bij een schok (zelfs een lichte schok) tegen
Permanent rood: laadstekker goed geplaatst en de klep van de laadaansluiting mag deze
vergrendeld. niet meer worden gebruikt.
Knipperend rood: laadstekker niet goed geplaatst U mag de laadaansluiting niet demonteren of
of vergrendelen niet mogelijk. aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
3. Laadaansluiting Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
4. Lichtgeleiders een gekwalificeerde werkplaats.

De identificatielabels geven het volgende aan:


Laadkabels, aansluitingen en
laders
De tractiebatterij kan met verschillende soorten
kabels worden opgeladen.
De bij de auto meegeleverde laadkabel is geschikt
voor gebruik met de elektrische installaties van het
land waar de auto is verkocht. Wanneer u naar het
buitenland reist, raadpleeg dan de volgende tabellen

157
Praktische informatie

Identificatielabel Locatie Configuratie Voedingstype / spanningsbereik


Laadaansluiting (zijde auto) TYPE 2 AC
C < 480 Vrms

Laadstekker (zijde lader) TYPE 2 AC


C < 480 Vrms

Verschillende laadtypes
Type kabel Compatibiliteit Specificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde regeleenheid Standaard stopcontact (afhankelijk van het land). Laden beperkt tot maximaal 10 A.

Stopcontact van het type "Green'Up". Laden beperkt tot maximaal 16 A.

Identificatielabel (C) op de laadaansluiting (zijde auto).

158
Praktische informatie

Type kabel Compatibiliteit Specificaties 7


Laadkabel type 3 Aansluiting voor snellader. Laden beperkt tot maximaal 32 A.

Wallbox-snellader.

Identificatielabels (C) op de laadaansluiting (zijde auto)


en op de stekker (zijde lader).

De geschatte laadtijd wordt op het Kabel voor opladen via een normaal Zie de gebruikersinstructies van de snellader
instrumentenpaneel aangegeven als de stopcontact (type 2) voor het gebruik ervan.
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk van Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd is
diverse factoren, zoals de buitentemperatuur of en intact blijft.
kwaliteit van het stroomnet. Een beschadigde kabel mag u niet meer
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is, gebruiken. Neem in dat geval contact op met
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk kan werkplaats om de kabel te laten vervangen.
toenemen. De tractiebatterij kan mogelijk niet
volledig opladen. Snellader (type 3)
U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!

159
Praktische informatie

Regeleenheid (mode 2) – Als de zekering is gesprongen, neem dan contact 6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
op met een elektricien om te controleren of uw te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
elektrische systeem geschikt is en om eventuele die kunnen worden gerepareerd - vervang de
reparaties uit te voeren. laadkabel als deze beschadigd is.
– Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de 7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
laadkabel dan niet meer en neem contact op met 8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde verlengsnoer, een multistekker, een
werkplaats. omvormeradapter of een beschadigd
Label regeleenheid - Aanbevelingen stopcontact.
Lees voor gebruik het instructieboekje. 9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
POWER
laden door de auto met de afstandsbediening te
Groen: elektrische verbinding tot stand
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
gebracht; het laden kan beginnen.
11. Deze laadkabel bevat onderdelen die
CHARGE 1. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel elektrische bogen of vonken kunnen
Knippert groen: bezig met laden of kunnen er brand, schade aan eigendommen veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
voorverwarming geactiveerd. en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie ontvlambare dampen.
Brandt permanent groen: laden voltooid. ontstaan! 12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
FAULT 2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact, merk PEUGEOT.
Rood: storing; laden niet toegestaan of beschermd door een aardlekschakelaar van 13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer of 30 mA. stopcontact steken of eruit halen.
alle aansluitingen in orde zijn en of de elektrische 3. Gebruik altijd een stopcontact met zekering, 14. Forceer de stekker niet als deze op de
installatie niet defect is. geschikt voor de stroomsterkte van het aansluiting van de auto is vergrendeld.
Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan elektrische circuit.
contact op met een PEUGEOT-dealer of een 4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
gekwalificeerde werkplaats. door het stopcontact, de stekker en de kabels
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact worden gedragen.
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden. 5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
Als er geen controlelampjes gaan branden, beschadigd is.
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact:

160
Praktische informatie

Label regeleenheid - Status van


controlelampjes Status van
controlelampje
Status van
controlelampje
7
Status van Aan Knippert
controlelampje
Uit

POWER CHARGE FAULT Pictogram Beschrijving


Niet aangesloten op de voedingsbron of het stroomnet
levert geen stroom.

De regeleenheid voert momenteel een zelftest uit.

(groen) (groen) (rood)


Alleen aangesloten op het stroomnet of op het
stroomnet en de elektrische auto (EV), maar er wordt
niet opgeladen.
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische
auto (EV)
De elektrische auto wordt opgeladen of is bezig met
(groen) (groen)
de voorverwarming/-koeling van het interieur.

Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische


auto (EV)
De elektrische auto wacht op opladen of de elektrische
(groen) (groen)
auto is opgeladen.

161
Praktische informatie

POWER CHARGE FAULT Pictogram Beschrijving


Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid worden
(rood)
gecontroleerd door een PEUGEOT-dealer voordat de
auto weer wordt opgeladen.
De regeleenheid staat in de diagnosestand.

(groen) (groen) (rood)


Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor meer informatie.

De tractiebatterij opladen – Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele


seconden duren).
Lounge-stand
Wanneer de auto is aangesloten, kan het
(plug-in hybride) – Laadsnelheid (toegevoegde actieradius per uur in contact worden aangezet en kunnen bepaalde
mijl of km). functies zoals de audio- en telematicasystemen
Werkingsprincipe Nadat het instrumentenpaneel in stand-by is en de airconditioning een paar uur worden
gegaan, kan deze informatie opnieuw worden gebruikt.
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt opladen,
weergegeven door de auto te ontgrendelen of een
moet u de laadprocedure zonder onderbrekingen
portier te openen. Laag laadniveau / Rijden
volgen totdat de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan direct beginnen U kunt de voortgang van het laden ook in de Wanneer de auto rijdt terwijl het laadniveau
(standaard) of op een geprogrammeerd tijdstip. gaten houden met de MYPEUGEOT van de tractiebatterij te laag is, kan de auto
Het geprogrammeerd laden kan via het APP-app. stilvallen, met ongevallen of ernstig letsel tot
touchscreen of de MYPEUGEOT APP-app Zie het betreffende hoofdstuk voor meer gevolg. Zorg er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
worden ingesteld. informatie over de op afstand bedienbare voldoende is opgeladen.
Als de auto is aangesloten, wordt de volgende aanvullende functies.
informatie weergegeven op het instrumentenpaneel: Laag laadniveau / Parkeren
– Laadtoestand tractiebatterij (%). Als de buitentemperatuur lager dan 0
– Resterende actieradius (km of mijl). graden is, raden wij u aan om de auto niet enkele

162
Praktische informatie

uren met een laag laadniveau (minder dan 20%)


buiten te parkeren.
geïmplanteerde elektronische medische apparaat
om na te vragen of het apparaat gegarandeerd
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd,
7
werkt in een omgeving die voldoet aan de richtlijnen wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld
Auto langer dan 1 maand in opslag van de ICNIRP. en wordt het laden voortgezet.
Wanneer de auto langere tijd niet wordt Bij twijfel: blijf tijdens het opladen niet in de auto of Voer nooit werkzaamheden uit onder de
gebruikt (langer dan 4 weken) zonder de in de nabijheid van de auto, de laadkabel of de lader, motorkap:
mogelijkheid om op te laden bij het starten, zorgt zelfs niet voor korte tijd. – Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs
de zelfontlading dat de auto niet kan worden 1 uur nadat het laden is beëindigd - kans op
Voorafgaand aan het laden
gestart als het laadniveau van de tractiebatterij brandwonden!
Afhankelijk van de situatie:
laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder – De ventilator kan op elk moment inschakelen -
► Laat een elektricien controleren of de
nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij kans op snijwonden of verstikking!
elektrische installatie voldoet aan de geldende
20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele normen en geschikt is voor het opladen van de
weken niet gaat gebruiken. auto. Na het laden
Sluit de laadkabel niet aan. ► Laat een voor de auto geschikt specifiek Controleer of de laadklep is gesloten.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een stopcontact of een voor de auto geschikte lader Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u voor versneld laden (wallbox) monteren door een zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
de auto op een plek met extreme temperaturen professionele elektricien. kabel nat wordt of in water terechtkomt!
stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken). Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
Zie het deel 12V-accu (plug-in hybride) voor de
procedure voor het loskoppelen van de accu.
meegeleverd. Laadprocedure
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Aansluiten
Voorzorgsmaatregelen werkplaats.
► Controleer of de selectiehendel in stand P staat
Plug-in hybrideauto's zijn ontwikkeld in en het contact is afgezet voordat u begint met laden,
overeenstemming met de richtlijnen voor Tijdens het laden anders is het laden niet mogelijk.
blootstellingslimieten voor elektromagnetische Uit veiligheidsoverwegingen start de ► Druk op de achterkant van de klep van de
velden, zoals uitgegeven door de International motor niet als de laadkabel is aangesloten op laadaansluiting om deze te openen en controleer of
Commission on Non-Ionizing Radiation de laadaansluiting van de auto. Er wordt een er geen vreemd materiaal op de laadaansluiting van
Protection (ICNIRP - Richtlijnen 1998). waarschuwing op het instrumentenpaneel de auto aanwezig is.
Dragers van pacemakers of vergelijkbare weergegeven. De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
apparaten moeten een arts raadplegen over Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen of wordt opgeladen, dan stopt het laden.
contact opnemen met de fabrikant van hun

163
Praktische informatie

Opladen via een normaal stopcontact (type 2) Versneld opladen (mode 3) ► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.

Als de selectieve ontgrendeling van de


portieren is geactiveerd, druk dan twee keer
op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening
om de laadstekker los te koppelen.

Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te


► Volg de gebruikersinstructies van de snellader bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
(wallbox). ► Verwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto. Als het laden is beëindigd, gaan het groene
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het controlelampje CHARGE op de regeleenheid en de
knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep. groene lichtgeleiders in de klep permanent branden.
► Sluit de laadkabel aan de kant van het
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. ► Na het loskoppelen plaatst u de beschermkap
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
aansluitingen in orde zijn. laadaansluiting.
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om ► Haal de laadkabel aan de zijde van de
groene controlelampje POWER branden.
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is. regeleenheid uit het normale stopcontact.
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van Versneld opladen (type 3)
de auto.
Loskoppelen
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd door
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door de snellader (wallbox) en gaan de lichtgeleiders in
het knipperen van de groene lichtgeleiders de klep permanent groen branden.
in de klep en het knipperen van het groene ► Plaats na het loskoppelen de beschermkap
controlelampje CHARGE op de regeleenheid. terug op de laadstekker en sluit de klep van de
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. laadaansluiting.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
aansluitingen in orde zijn. laadaansluiting: Geprogrammeerd laden
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om ► Als de auto is vergrendeld, moet u deze Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is. ontgrendelen. ingesteld op rond middernacht.

164
Praktische informatie

Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd


worden aangepast.
zeespiegel komt. Trek daarom voor elke 1000 m
hoogte 10% van het maximale aanhangergewicht af.
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
7
Instellingen Gebruik een trekhaak en de betreffende
► Kies het tabblad Opladen in de app bedrading die door PEUGEOT zijn Wanneer u accessoires aan de trekhaak
Energie op het touchscreen. goedgekeurd. Laat de trekhaak door een bevestigt (zoals een fietsendrager of
► Stel de begintijd voor het laden in. PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde bagageplateau):
► Druk op OK. werkplaats monteren. – Houd u aan de maximaal toegestane
De instelling wordt in het systeem opgeslagen. Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer kogeldruk.
U kunt het geprogrammeerd laden ook wordt gemonteerd, moet de montage altijd – Vervoer niet meer dan 4 gewone fietsen of 2
instellen met een smartphone, via de volgens de voorschriften van de fabrikant worden elektrische fietsen.
MYPEUGEOT APP-app. uitgevoerd. Wanneer u fietsen op een fietsendrager op een
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie Belangrijk: als de auto met een elektrisch trekhaak laadt, plaats dan de zwaarste fietsen
over de op afstand bedienbare aanvullende bedienbare achterklep en de functie Handsfree het dichtst bij de auto.
functies. toegang achterklep is uitgerust en voorzien
van een trekhaak die niet door een PEUGEOT- Houd u aan de ter plaatse geldende
Inschakelen
dealer is gemonteerd, dan is het van essentieel regelgeving.
► Na het instellen van het geprogrammeerd laden
belang dat u naar een PEUGEOT-dealer
sluit u uw auto aan op de gewenste laadapparatuur.
of gekwalificeerde werkplaats gaat om het Auto met elektrisch bedienbare
► Druk binnen een minuut op deze toets in
detectiesysteem opnieuw te laten kalibreren - achterklep met handsfree-functie
de klep om het geprogrammeerd laden te
kans op storing in de functie Handsfree toegang (Handsfree toegang achterklep)
activeren (bevestigd door het blauw branden van de
achterklep. Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare
lichtgeleiders).
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden achterklep ongewenst opengaat bij het gebruik
automatisch uitgeschakeld wanneer er een van de trekhaak:
Trekhaak goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt. – Schakel deze functie van tevoren uit in de
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer configuratietoepassing van de auto.
Verdeling van de lading
informatie over het rijden met een aanhanger en – Of verwijder de elektronische sleutel uit de
► Verdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig,
de functie Aanhangerstabiliteitscontrole. detectiezone als de achterklep is gesloten is.
plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te Houd u aan het maximale
overschrijden. aanhangergewicht dat op het
Door lagere luchtdichtheid nemen de prestaties van kentekenbewijs van uw auto, op het
de motor af als men op grotere hoogte boven de

165
Praktische informatie

Trekhaak met afneembare Als de kogel niet is vergrendeld, kan de


aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
kogel
Tijdens het gebruik
Overzicht Ontgrendel nooit het systeem terwijl
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan een aanhanger is aangekoppeld of een
zonder gereedschap worden gemonteerd en A. Vergrendelde stand (groene markering staat bagageplateau op de trekhaakkogel is
verwijderd. tegenover witte markering); de draaiknop maakt gemonteerd.
contact met de kogel (geen speling). Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat treingewicht van de auto.
tegenover witte markering); de draaiknop Neem altijd de maximaal toegestane belasting
maakt geen contact met de kogel (speling van op de trekhaak in acht; als deze belasting wordt
ongeveer 5 mm). overschreden, kan de trekhaak losraken van de
auto - kans op een ongeval!
Zie het betreffende deel voor meer Controleer voordat u gaat rijden de afstelling van
informatie over veilig gebruik van de de koplampen en controleer of de verlichting van
trekhaak. de aanhanger correct functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
Vóór elk gebruik informatie over de hoogteverstelling van de
Controleer of de kogel goed is vergrendeld. koplampen.
1. Bevestigingssteun
2. Beschermdop Doe dit door het volgende te controleren:
3. Aansluiting – het groene merkteken op de draaiknop valt Na het gebruik
4. Veiligheidsoog samen met het witte merkteken op de kogel; Wanneer u zonder aanhanger of
5. Afneembare kogel – de draaiknop maakt contact met de kogel bagageplateau rijdt, verwijder dan de
6. Draaiknop voor vergrendeling / ontgrendeling (stand A); trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
7. Slot met sleutel – het slot is vergrendeld en de sleutel is de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
8. Label voor het noteren van belangrijke verwijderd; de draaiknop kan niet meer worden verlichting goed zichtbaar zijn. De aansluiting
referenties bediend; moet omhoog worden gezet om schade aan de
– de kogel mag absoluut niet in de uitrusting onder het rijden te voorkomen.
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en trek
eraan om dit te controleren.

166
Praktische informatie

Monteren van de kogel 7

► Controleer of het mechanisme correct is


vergrendeld en het groene merkteken van de
draaiknop samenvalt met het witte merkteken van
de trekhaakkogel (stand A).
► Verwijder onder de achterbumper de ► Vergrendel het slot (7) met de sleutel.
beschermdop (2) van de steun (1). ► Verwijder de sleutel. De sleutel kan niet worden
► Steek het uiteinde van de trekhaakkogel (5) in de verwijderd als het slot is ontgrendeld. ► Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.
steun (1) en beweeg deze omhoog; de kogel wordt ► Beweeg het kapje omlaag om het slot te ► Maak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.
automatisch vergrendeld. beschermen. ► Maak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog (4) van de steun.
► Beweeg de aansluiting (3) omlaag om deze in de
gewenste stand te zetten.
► Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting (3) van de
steun aan te sluiten.

► De draaiknop (6) draait een kwart slag linksom;


houd uw handen uit de buurt van de knop!

167
Praktische informatie

Verwijderen van de kogel ► Ontgrendel het slot met de sleutel.


► Houd de trekhaakkogel (5) stevig met één hand
vast; trek met uw andere hand aan de draaiknop
(6) en draai hem zo ver mogelijk rechtsom; laat de
draaiknop niet los.

► Plaats de beschermdop (2) terug op de steun (1).


► Pak de stekker van de aanhanger, draai hem een ► Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes, zodat de
kwart slag en trek hem uit de aansluiting (3) van de kogel geen beschadigingen kan oplopen en niet vuil
steun. kan worden.
► Beweeg de aansluiting (3) naar boven om hem
op te bergen. Opbergruimte
► Maak de veiligheidskabel van de aanhanger los ► Verwijder de kogel via de basis van de steun (1).
Deze procedure moet worden overwogen voor
uit het veiligheidsoog (4) van de steun. ► Laat de draaiknop los; deze wordt automatisch
uitvoeringen zonder speciale opbergruimte in de
► Maak de aanhanger los van de trekhaakkogel. in de ontgrendelde stand vergrendeld: het rode
bagageruimte.
► Plaats de beschermkap terug over de merkteken van de draaiknop valt samen met het
trekhaakkogel. witte merkteken van de kogel (stand B).

► Til het kapje op voor toegang tot het slot.


► Steek de sleutel in het slot (7).

168
Praktische informatie

Dakdragers Directe montage op het dak 7


Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om uitsluitend
voor uw auto goedgekeurde dakdragers te
gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die bij de dakdragers wordt
meegeleverd.

Maximale belasting op de dakdragers, bij


Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
een maximale laadhoogte van 40 cm
verankeringspunten in het dakframe. Als de
(behalve fietsendrager): 80 kg.
De kogel is met een band aan de ring in de portieren zijn gesloten, zijn deze punten niet
Deze waarde kan veranderen; controleer de
bagageruimte bevestigd. zichtbaar.
maximaal toegestane belasting in de handleiding
De band moet met 2 lussen rond de kogel worden De bevestigingen van de dakdragers hebben een
van de dakdragers.
bevestigd en daarna in de ring worden gestoken. tapeind dat in de opening van elk bevestigingspunt
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger dan 40
moet worden gestoken.
Onderhoud cm aan de rijomstandigheden aan om schade

De correcte werking van het systeem is alleen


aan de dakdragers en de bevestigingsspunten op
Bevestigen op de dakrails
het dak te voorkomen.
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon Raadpleeg de landelijke wetgeving met (SW)
blijven. betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die
Voordat de auto met een hogedrukreiniger wordt langer zijn dan de auto.
schoongemaakt, moet de kogel worden verwijderd
en moet de beschermdop op de steun zijn
aangebracht.

Werkzaamheden aan de trekhaak


Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
U moet de dakdragers bevestigen ter hoogte van de
merktekens op de dakrails.

169
Praktische informatie

Voorschriften Deze afneembare voorziening voorkomt


Verdeel de lading gelijkmatig om te opeenhoping van sneeuw rond de koelventilator van
voorkomen dat een van de zijden wordt de radiateur.
overbelast. Het bestaat uit twee delen voor het bovenste
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij gedeelte van de grille, een middelste deel en twee
het dak. andere delen voor het onderste gedeelte.
Zet de lading goed vast.
Bij problemen met monteren /
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
verwijderen
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door de
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
belading worden beïnvloed.
een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval voor
elke rit. Controleer voordat u begint of de motor is
uitgeschakeld en de koelventilator is
gestopt. Het is noodzakelijk om de bevestigingen te
verwijderen:
Het is belangrijk dat u ze verwijdert bij: – Gemarkeerd met 2 voor alle uitvoeringen, behalve
– een buitentemperatuur hoger dan 10 °C. GT.
– het trekken van een aanhanger. – Gemarkeerd met 1 voor alle GT-uitvoeringen.
– een snelheid hoger dan 120 km/h. ► Gebruik een stanleymes om de bijbehorende
bevestigingen te verwijderen en volg daarbij de groef
op de binnenkant van het scherm.
Eerste installatie
Schuif-/kanteldak Het type grille is afhankelijk van de uitvoering van Bevestigen
Open het schuif-/kanteldak niet bij gebruik de auto.
van de dakdragers - Kans op ernstige schade! De onderste schermen zijn geschikt voor alle
uitvoeringen.
De bovenste en middelste schermen kunnen worden
Sneeuwschermen aangepast op basis van de uitvoering van de auto.

(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt


verkocht)
Alleen beschikbaar voor voertuigen met dieselmotor.

170
Praktische informatie

Onderste / bovenste schermen


► Plaats een van de onderste schermen aan de
► Trek de eenheid naar u toe om deze los te
maken.
noodreservewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
7
betreffende zijde van de grille in de onderbumper en
lijn het uit rond de kentekenplaathouder. Neem de geldende wetgeving in uw land in
► Steek de bevestigingslipjes in de bumper totdat acht met betrekking tot het gebruik van
ze allemaal goed zijn bevestigd. sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
► Controleer of het geheel goed is bevestigd door snelheid.
op de hoeken ervan te drukken.
Bovenste scherm Gebruik alleen kettingen die speciaal zijn bedoeld
Herhaal de stappen voor het andere onderste
► Druk op de bovenste bevestigingsnokken om ze voor het type velg dat op uw auto is gemonteerd:
scherm en daarna voor de bovenste schermen in de
los te maken van het scherm.
grille van de bovenbumper, door ze uit te lijnen met Maat van de af Maximale afmeting
► Kantel het bovenste scherm voorzichtig omlaag.
de bovenkant van de grille. fabriek gemonteerde van de schakels
► Trek de eenheid naar u toe om deze los te
Middelste scherm banden
maken.
► Plaats het middelste scherm onder het 205/55 R16 9 mm
merkembleem. 205/60 R16 9 mm
► Steek de bevestigingslipjes in de bumper totdat
ze allemaal goed zijn bevestigd. 215/50 R17 9 mm
► Controleer of het geheel goed is bevestigd door 225/45 R17 9 mm
op de hoeken ervan te drukken. Voor het middelste scherm
► Druk op de bovenste bevestigingsnokken om ze 225/40 R18 Polaire PSGB 60
Verwijderen los te maken van de grille. Neem voor meer informatie contact op met
► Trek de eenheid naar u toe om deze los te een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
maken. werkplaats.

Sneeuwkettingen Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
Onder winterse omstandigheden verbeteren
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van
op een vlakke ondergrond stil.
de auto.
Onderste scherm ► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel
► Steek een vinger in de buitenste hoek onderaan Uitsluitend de voorwielen mogen van wielblokken voor of achter de wielen om te
van het onderste scherm. sneeuwkettingen worden voorzien. Een voorkomen dat de auto wegglijdt.

171
Praktische informatie

► Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de


aanwijzingen van de fabrikant.
Activering van de modus Spaarfase
Er wordt een melding weergegeven als de eco- Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde functies
► Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
mode wordt geactiveerd: de actieve functies worden van de auto afhankelijk van de laadtoestand van de
van maximaal 50 km/h rijden.
in stand-by gezet. accu.
► Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen. Als u op dat moment aan het telefoneren Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
bent, kunt u het gesprek nog ongeveer 10 de airconditioning en achterruitverwarming,
We raden u aan om het monteren van tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
minuten via het handsfree systeem van het
sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge laadtoestand van de accu.
audiosysteem voortzetten.
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat. Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen Afsluiten van de eco-mode toelaat.
zonder sneeuw, omdat de banden van de De door de eco-mode uitgeschakelde functies
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
worden automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart.
Motorkap
of geen enkel deel van de kettingen of Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start dan
Stop & Start
bevestigen de velg raakt. de motor en laat deze draaien:
Voordat u werkzaamheden onder de
– Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5
motorkap uitvoert, moet u het contact afzetten
minuten te kunnen gebruiken.
om te voorkomen dat de motor automatisch weer
Eco-mode – Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30
wordt gestart.
minuten te kunnen gebruiken.
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
van bepaalde functies bij afgezet contact om te in de bladen van de koelventilator of in bepaalde
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
voorkomen dat de accu ontladen raakt. bewegende componenten kunnen komen - kans
opgeladen.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een op verstikking en ernstig letsel!
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van de
aantal elektrische functies zoals het audio-
motor om de accu bij te laden.
en telematicasysteem, het dimlicht en de
interieurverlichting in totaal nog maximaal ongeveer Als de accu leeg is, kan de motor niet
30 minuten gebruiken. gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu. Plug-in hybrides
Voordat er werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet u eerst
het contact uitzetten en de laadstekker eruit

172
Praktische informatie

trekken als deze is aangesloten. Verder moet


u controleren of het controlelampje READY op
Openen Sluiten
► Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
7
het instrumentenpaneel niet brandt en moet u 4
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
minuten wachten – kans op ernstig letsel!
► Controleer of hij vergrendeld is.

In verband met de aanwezigheid van


elektrische componenten onder de
motorkap, wordt geadviseerd om blootstelling
aan water (regen, wassen,enz.) te beperken.

Door de plaats van de hendel kan de


motorkap niet worden geopend zolang het Onder de motorkap
voorportier links is gesloten. ► Open het portier linksvoor.
► Trek de binnenhendel aan de onderzijde van de De afgebeelde motor dient slechts als voorbeeld.
portiersponning naar u toe. De plaats van de volgende componenten kan
Wees bij warme motor voorzichtig met het verschillen:
bedienen van de veiligheidshaak en de – Luchtfilter.
motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik – Oliepeilstok.
de beschermde zone. – Olievuldop.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
Benzinemotor
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.

Koelen van de motor als deze wordt


afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
► Duw de externe veiligheidsvergrendeling
die in de propeller van de ventilator kunnen
omhoog en breng de motorkap omhoog.
komen!
► Neem de motorkapsteun uit de houder en
bevestig deze in de uitsparing om de motorkap
geopend te houden.

173
Praktische informatie

Dieselmotor Laat het betreffende circuit bij een sterk gedaald Controleer het peil met de oliepeilindicator op het
niveau door een PEUGEOT-dealer of door een instrumentenpaneel terwijl het contact is
gekwalificeerde werkplaats controleren. ingeschakeld (bij auto's met elektrische meter) of
met de peilstok.
De vloeistoffen moeten voldoen aan de
Het is normaal dat u tussen twee
eisen die de fabrikant stelt aan vloeistoffen
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
voor de motor van de auto.
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km te
controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de motor Gebruik nooit additieven in de motorolie om
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en te voorkomen dat de motor en
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof de koelventilator kan ieder moment aanslaan emissieregeling minder betrouwbaar werken.
2. Reservoir motorkoelvloeistof (zelfs bij afgezet contact).
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu / zekeringen
Controle met de oliepeilstok
5. Afzonderlijk massapunt (-) Afgewerkte producten Zie de afbeelding van onder de motorkap voor de
6. Zekeringkast locatie van de peilstok.
Vermijd langdurig huidcontact met ► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
7. Luchtfilter
afgewerkte olie en andere vloeistoffen. helemaal naar buiten.
8. Olievuldop
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en ► Veeg het uiteinde van de peilstok af met een
9. Oliepeilstok
schadelijk voor de gezondheid. schone, niet-pluizende doek.
Dieselbrandstofsysteem
Dit systeem staat onder zeer hoge druk. Gooi afgewerkte olie en andere
Laat alle werkzaamheden alleen door een vloeistoffen niet in het riool, in het water of
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde op de grond.
werkplaats uitvoeren Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en
Niveaus controleren trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren:
Controleer regelmatig alle hieronder aangegeven Motorolie het oliepeil is juist als het tussen de merktekens A
niveaus volgens het onderhoudsschema van Het peil moet worden gecontroleerd nadat de (max) en B (min) ligt.
de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders motor minimaal 30 minuten uitgeschakeld is Start de motor niet wanneer het peil staat:
aangegeven. geweest en op een vlakke ondergrond staat.

174
Praktische informatie

– boven markering A; neem contact op met


een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan een
doek om brandwonden te voorkomen en draai de
7
werkplaats. dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
– onder markering B; vul onmiddellijk motorolie bij. Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
bevinden. Wanneer dit niet het geval is, controleer of
het vereiste peil.
Eigenschappen van de olie de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden
Ruitensproeiervloeistof
ververst. Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
motor en voldoet aan de aanbevelingen in het
onderhoudsschema dat bij de auto is geleverd
Reinig de dop voordat u deze verwijdert om
(of verkrijgbaar is bij uw PEUGEOT-dealer en bij
bij te vullen. Gebruik alleen DOT4- Type vloeistof
gekwalificeerde werkplaatsen).
remvloeistof die in een ongeopende verpakking De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt gebruikt,
zit. klaar mengsel.
kan de garantie bij een defecte motor vervallen.
In de winter (bij temperaturen onder nul) moet

Motorolie bijvullen
Koelvloeistof er een vloeistof met antivries (geschikt voor de
temperatuur) worden gebruikt om de componenten
Het is normaal dat de koelvloeistof tussen
Zie de betreffende afbeelding van de motorruimte van het systeem (pomp, tank, kanalen, verstuivers)
twee onderhoudsbeurten moet worden
voor de locatie van de motorolievuldop. te beschermen.
bijgevuld.
► Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand
koelvloeistof bijvult. (kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
veroorzaken).
Bij te weinig koelvloeistof kan er ernstige schade
► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens
aan de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
markering "MAX" staat, maar nooit erboven.
Dieselbrandstofadditief
► Vul indien nodig bij.
► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
Als het peil zich dicht bij of onder de markering (dieseluitvoering met
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen. roetfilter)
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht. Wanneer het minimumpeil in het
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
additiefreservoir van het roetfilter is bereikt,
De indicatie van het oliepeil dat op het Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom
gaat dit waarschuwingslampje permanent branden,
instrumentenpaneel wordt weergegeven na het afzetten van de motor ten minste één uur
in combinatie met een geluidssignaal en een
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.
waarschuwingsmelding.
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.

175
Praktische informatie

Bijvullen 12V-accu geven, moet het twee keer zo vaak worden


Dit additief moet snel worden bijgevuld. vervangen.
De accu is onderhoudsvrij.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een Controleer wel regelmatig of de
gekwalificeerde werkplaats. accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen
Oliefilter
zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of Laat bij het olie verversen ook het oliefilter
AdBlue® (BlueHDi) de aansluitingen schoon zijn. vervangen.
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer Roetfilter (diesel)
informatie en de te nemen Als het roetfilter verstopt begint te raken,
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
voorzorgsmaatregelen voordat u gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk
over de indicatoren en met name de indicatoren
werkzaamheden aan de 12V-accu uitvoert. branden, in combinatie met een
voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de waarschuwingsmelding.
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden Uitvoeringen met Stop & Start zijn voorzien Regenereer het roetfilter zodra de
gestart. van een 12 V-loodaccu met speciale verkeersomstandigheden dit toelaten door ongeveer
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie technologie en specificaties. 15 minuten met een snelheid van minimaal 60 km/h
over AdBlue® (BlueHDi) en met name de toevoer Deze accu mag uitsluitend worden vervangen en een motortoerental van minimaal 2.500 omw/min
van AdBlue. door een PEUGEOT-dealer of door een te rijden (totdat het waarschuwingslampje uit gaat).
gekwalificeerde werkplaats. Als u geen snelheid van 60 km/h kunt bereiken,

Controles laat de motor dan ongeveer 15 minuten


stationair draaien en rijd dan 15 minuten met een
Zie voor het controleren van deze onderdelen het
Interieurfilter motortoerental van meer dan 2.500 omw/min.
onderhoudsschema van de fabrikant voor uw motor, Als de omgeving en het gebruik (veel stof,
veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding Zet de motor pas uit als het filter volledig is
tenzij anders aangegeven.
geven, moet het twee keer zo vaak worden geregenereerd; bij herhaalde intervallen kan
Laat de controles eventueel uitvoeren door
vervangen. de kwaliteit van de motorolie vroegtijdig afnemen.
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
We raden u niet aan om het filter te regenereren
werkplaats. Een verstopt interieurfilter kan de prestaties terwijl de auto stilstaat.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT van de airconditioning verstoren en
aanbevolen producten of gelijkwaardige onaangename geuren veroorzaken.
Als er langere tijd met een zeer lage
kwaliteitsproducten. snelheid wordt gereden of de motor
Voor een optimale werking van belangrijke Luchtfilter langdurig stationair draait, kan er in uitzonderlijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en gevallen waterdamp uit de uitlaat komen als u
Als de omgeving en het gebruik (veel stof,
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding

176
Praktische informatie

gas geeft. Deze emissies hebben geen invloed


op het rijgedrag en het milieu.
paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij
te maken.
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
7
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Nieuwe auto
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een Het rijden met versleten of beschadigde banden
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een
gekwalificeerde werkplaats voor informatie vermindert de remwerking en heeft een negatieve
brandlucht ruiken. Dit is volkomen normaal.
over het controleren van de slijtage van de invloed op het wegligging. Controleer de staat
remschijven. van de banden (loopvlak en flanken) en de
Handgeschakelde velgen regelmatig, en controleer dan ook of de

versnellingsbak Elektrische parkeerrem ventieldoppen nog aanwezig zijn.


Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter in Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
De transmissie is onderhoudsvrij (olie loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
het geval van een storing het systeem
verversen niet noodzakelijk). minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
mogelijk worden vervangen.
Automatische transmissie gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
De transmissie is onderhoudsvrij (olie Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
verversen niet noodzakelijk). meer informatie over de elektrische de levensduur van de banden, het draaien van de
parkeerrem. banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
Remblokken snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
Velgen en banden wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
De bandenspanning van alle banden,
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan gebeuren en achteras, anders kan het elektronische
inclusief het reservewiel, moet worden
dat u de remblokken vaker tussen twee stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het juiste
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
onderhoudsbeurten moeten laten controleren. moment ingrijpen.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een Markeer altijd de draairichting van de banden die
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
zijn versleten. of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
of onder winterse omstandigheden ijs sticker aangegeven waarden aanhouden.
herkennen aan dit symbool op de flanken.
vormen op de remschijven en remblokken: de
Bij een te lage bandenspanning neemt het
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een
energieverbruik toe. Wanneer de spanning

177
Praktische informatie

Schokdempers SCR-systeem er automatisch een voorziening geactiveerd die


voorkomt dat de motor kan starten.
Het is voor bestuurders lastig om te weten Met behulp van een vloeistof die AdBlue wordt
®
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
wanneer de schokdempers zijn versleten. genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
wordt stilgezet.
op de wegligging en de remprestaties. en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan gezondheid en het milieu).
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of De AdBlue® bevindt zich in een specifiek Bevriezing van AdBlue®
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren. reservoir van ongeveer 15 liter. AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km ongeveer -11 °C.
Distributie- en accessoiresets rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op Het SCR-systeem is voorzien van een
De distributie- en accessoiresets worden deze afstand heeft. verwarmingssysteem voor het AdBlue®-reservoir
gebruikt vanaf het moment dat de motor Wanneer u met de resterende hoeveelheid waardoor u ook in zeer koude omstandigheden
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is nog maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden kunt blijven rijden.
normaal dat ze in de loop der tijd slijten. totdat het reservoir helemaal leeg is en de auto
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
Zie de betreffende delen voor meer vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
informatie over de waarschuwings- en dat het minimumniveau is bereikt.
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
controlelampjes en bijbehorende
Voor een goede werking van het
waarschuwingen of de lampjes.
AdBlue (BlueHDi)
® SCR-systeem:
– Gebruik alleen AdBlue®-vloeistof die aan de
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
norm ISO 22241 voldoet.
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij voorkomt een wettelijk verplichte
– Als AdBlue® niet in de originele verpakking
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor wordt gestart.
– Verdun AdBlue® nooit met water.
de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de
dat de prestaties afnemen of het brandstofverbruik auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij AdBlue® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer
toeneemt, om het milieu zo min mogelijk te belasten niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet. of een gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij
en om aan de Euro 6-norm te voldoen. Wanneer er een storing in het SCR-systeem tankstations met AdBlue®-pompen die speciaal voor
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact personenauto's zijn bedoeld.
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt

178
Praktische informatie

Voorschriften voor opslag


AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
met ammoniak werken irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
elektronische sleutel in het interieur te
houden.
7
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij Zet vervolgens het contact aan en start na 10
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om seconden wachten de motor.
kinderen, in de originele flacon.
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
► Druk op de toets "START/STOP" om de motor
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
Procedure af te zetten.
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur vlakke en horizontale ondergrond staat.
volledig is ontdooid. Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur
van de auto hoger is dan -11 °C. Als het kouder
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
is, bevriest de AdBlue® waardoor u het niet in het
auto.
reservoir kunt gieten. Laat de auto enkele uren op
een warmere plaats staan en vul vervolgens het
Gebruiksvoorschriften reservoir bij.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel. linksom en verwijder de dop.
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
► Met een verpakking AdBlue®: controleer eerst
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
de uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een zorgvuldig de instructies op het etiket voordat u de
u de huid wassen met kraanwater en zeep. Als
andere plaats is gemorst, spoel deze dan inhoud van de verpakking in het AdBlue-reservoir
de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen dan
onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg van de auto giet.
onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15
met een vochtige doek. ► Bij een AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Raadpleeg een arts bij een blijvend branderig gevoel
verwijderd met een spons en warm water.
of blijvende irritatie. Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan reservoir met te veel vloeistof vult:
met schoon water en drink vervolgens een ruime Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld – Vul 10 tot 13 liter bij met behulp van
hoeveelheid water. nadat het reservoir leeg is geraakt, dient AdBlue®-verpakkingen.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het – Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico contact aanzet, zonder het bestuurdersportier eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
van het vrijkomen van ammoniakdampen niet te openen, de auto te ontgrendelen en de Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
worden uitgesloten: adem deze niet in. Dampen AdBlue® of meer bij tussentijds vullen registreren.

179
Praktische informatie

Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is, ► Laat het rempedaal los en zet het contact weer bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
wat wordt bevestigd met de melding aan. vrijgezet.
"Vul AdBlue bij: Starten niet mogelijk", dan ► Druk het rempedaal in en duw op de hendel om In de vrijloop kan het audiosysteem niet worden
moet u minimaal 10 liter bijvullen. de parkeerrem uit te schakelen. bijgewerkt (melding weergegeven op het
De bijvuldetectie is mogelijk niet meteen ► Laat het rempedaal los en schakel het contact instrumentenpaneel).
zichtbaar na het toevoegen. Soms moet de uit.
auto enkele minuten rijden voordat de getankte Terug naar de normale werking Na 15 minuten of terug naar de normale
hoeveelheid wordt gedetecteerd. werking.
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
► Houd het rempedaal ingetrapt, start de motor en
Met automatische transmissie selecteer stand P.
Vrijloop EAT8 en elektrische Sleutelloos instap- en startsysteem
In bepaalde situaties moet de auto in de Trap het rempedaal niet in terwijl u het
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen, parkeerrem contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
op een testbank, in een automatische wasstraat /

start de motor waardoor u de procedure opnieuw


(wasstand), of bij transport per trein of over zee). moet uitvoeren.
Laat de auto nooit onbeheerd achter als Procedure voor het activeren van de vrijloop
deze in de vrijloop staat. Terwijl de auto met draaiende motor stilstaat:
► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt. Onderhoudstips
Met handgeschakelde ► Houd de modus N op de drukknop geselecteerd.
► Druk ongeveer 1 seconde op de toets START/ Algemene aanwijzingen
versnellingsbak en elektrische STOP om de motor uit te schakelen (ter bevestiging Houd u aan de volgende aanbevelingen om
parkeerrem gaan de controlelampjes P en N knipperen). beschadiging van de auto te voorkomen.
► Laat het rempedaal los om het contact in te
Buitenkant
/

schakelen en de elektrische parkeerrem vrij te


geven. Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
Voor vrijgeven motorruimte - kans op schade aan
Er wordt een melding op het
► Zet de transmissie met draaiende motor en instrumentenpaneel weergegeven om te elektrische componenten!
ingetrapt rempedaal in de neutraalstand. Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
► Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact temperaturen.
uit.

180
Praktische informatie

Wanneer u de auto in een autowasstraat


wast, vergrendel dan alle portieren en,
Binnenkant Gebruik een zachte doek met zeepwater of
een pH-neutraal product.
7
afhankelijk van de uitvoering, haal de Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit Neem de carrosserie met een schone
elektronische sleutel uit de detectiezone en een waterslang of hogedrukreiniger om de microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang binnenkant te reinigen. Breng poetsmiddel aan op een schone en droge
achterklep) uit. Bekers of andere open houders met vloeistof auto.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, kunnen lekken, met kans op schade aan het Neem de instructies die op het product worden
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm instrumentenpaneel en de bedieningselementen vermeld in acht.
van de auto (vooral wanneer u gebieden met op het dashboard en de middenconsole. Wees
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen altijd voorzichtig! Stickers
reinigt). Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
(Afhankelijk van de uitvoering)
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën andere displays door ze voorzichtig met een
bevatten die de lak van uw auto kunnen zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen Gebruik geen hogedrukspuit om de auto te
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep, producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen) wassen - kans op schade of loslaten van de
insectenafscheidingen, pollen en teer). of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans stickers!
Afhankelijk van de omgeving moet u de op schade!
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in Gebruik een slang met grote diameter
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
Carrosserie (temperatuur tussen 25 °C en 40 °C).
Richt de waterstraal haaks op het oppervlak dat
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer Hoogglanslak moet worden gereinigd.
corrosief zijn. Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer Gebruik nooit schurende producten,
of gekwalificeerde werkplaats voor advies oplosmiddelen, benzine of olie om de
over het verwijderen van hardnekkige vlekken carrosserie te reinigen. Textiel
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals Gebruik nooit een schuursponsje om lastige Delen van het dashboard, de portierpanelen en de
verwijdermiddelen voor teer en insecten). vlekken te verwijderen - kans op krassen in de stoelen kunnen met textiel zijn bekleed.
Laat lakschade bij voorkeur repareren door lak! Onderhoud
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
werkplaats. schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen. Gebruik geen agressieve
reinigingsproducten (zoals alcohol,
oplosmiddel of ammoniak).
Gebruik geen stoomreinigers - kans op
verminderde hechting van de stoffen!

181
Praktische informatie

Stof de met textiel beklede delen regelmatig – Suiker- en/of alcoholhoudende dranken: Leder
af met een droge doek of zachte borstel of schoonmaken met lauw water, of citroensap als
Leder is een natuurproduct. Verzorg het op de juiste
verwijder het stof met een stofzuiger. de vlek niet verdwijnt.
manier zodat het lang meegaat.
Veeg de met textiel beklede delen één keer per – Haargel, koffie, tomatensaus, azijn:
Het moet worden beschermd en onderhouden met
jaar schoon met een schone, vochtige doek. Laat schoonmaken met lauw water en citroensap.
een speciaal product voor leder, zodat het soepel
de bekleding een nacht drogen en borstel de Gebruik bij vaste stoffen een zachte borstel of
blijft en zijn oorspronkelijke uiterlijk behoudt.
bekleding vervolgens af met een zachte borstel. stofzuiger.
Gebruik bij vloeistoffen een vochtig Gebruik geen onderhoudsproducten die niet
Vlekken verwijderen microvezeldoekje en droog daarna met een geschikt zijn voor het schoonmaken van
ander doekje. leder (zoals oplosmiddel, reinigingsmiddel,
Wrijf niet over de vlek, omdat de vlek anders wasbenzine of pure alcohol).
groter kan worden of het vuil door het Gebruik geen bleek- of ontkleuringsproducten
oppervlak kan dringen. Alcantara® (zoals perchloorethyleen).
Alcantara® is een elegant, praktisch materiaal dat Wanneer u onderdelen reinigt die gedeeltelijk van
Reageer meteen door de vlek van buiten zeer slijtvast is en eenvoudig is te onderhouden. leder zijn, zorg dan dat u de andere materialen
naar binnen te verkleinen. niet beschadigt met het speciale product voor
Gebruik geen doekjes of absorberend
Verwijder vuil zo veel mogelijk met een lepel of leder.
papier met print.
spatel en verwijder vloeistof zo veel mogelijk met Gebruik geen stoomreinigers.
absorberend papier. Veeg altijd eerst resten weg voordat u
vetvlekken of vloeistoffen verwijdert.
Verwijder stof regelmatig met een droge
Te gebruiken product/procedure Veeg voordat u begint met schoonmaken de
doek, zachte borstel of stofzuiger van delen
afhankelijk van het type vlek: resten weg die het leder kunnen beschadigen.
van Alcantara®.
– Vet, olie en inkt: schoonmaken met een Gebruik daarvoor een doek die is bevochtigd met
Reinig de Alcantara®, zonder te hard te wrijven,
pH-neutraal schoonmaakmiddel. gedemineraliseerd water en vervolgens goed is
met een witte, katoenen, iets bevochtigde doek.
– Braaksel: schoonmaken met bruiswater. uitgeknepen.
– Bloed: meel over de vlek strooien en laten Als u wilt weten welke producten en methodes u Maak het leder schoon, maar veeg daarbij niet
drogen. Daarna verwijderen met een iets voor verschillende soorten vlekken kunt gebruiken, te hard; gebruik een zachte doek die u vochtig
vochtige doek. zie dan het deel "Stof - Vlekken verwijderen". hebt gemaakt met zeepwater of een pH-neutraal
– Modder: laten drogen en daarna met een iets Ga voor informatie naar de officiële website voor product.
vochtige doek verwijderen. Alcantara®: www.alcantara.com. Droog het af met een zachte, droge doek.
– Taart, chocolade, ijs: schoonmaken met lauw
water.

182
In geval van pech

Gevarendriehoek
Deze reflecterende en inklapbare voorziening moet
Uitvouwen en plaatsen van de
gevarendriehoek
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over tanken en de
8
tankbeveiliging (Diesel).
langs de kant van de weg worden geplaatst bij pech
of schade aan de auto. ► Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
► Wacht ongeveer 1 minuut en zet het contact af.
Voordat u uit de auto stapt
► Start de motor.
Schakel de alarmknipperlichten in en
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
doe het veiligheidsvest aan. Zet dan de
startpoging en herhaal de procedure.
gevarendriehoek in elkaar en plaats deze.

Opbergruimte Boordgereedschap
Gereedschapsset die bij de auto wordt geleverd.
Berline De samenstelling ervan is afhankelijk van de
In het opbergvak onder de vloerbekleding van uitrusting van uw auto:
de bagageruimte is een speciale opbergruimte Zie de bovenstaande afbeelding voor uitvoeringen – Bandenreparatieset.
voorzien. met een originele gevarendriehoek. – Reservewiel.
SW Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
Dit gereedschap is specifiek voor de auto en
de instructies voor het uitvouwen in de
Er bevindt zich een vak in de binnenbekleding van kan afhankelijk van de uitvoering verschillen.
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
de achterklep. Gebruik het niet voor andere doeleinden.
► Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd
u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.
Toegang tot de
Brandstoftank leeg (diesel) gereedschapsset
Bij een auto met dieselmotor moet het Het gereedschap bevindt zich in de bagageruimte,
brandstofsysteem worden ontlucht als de onder de vloerplaat.
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem, is het van groot belang om minimaal 5 liter
diesel in de brandstoftank te gieten.

183
In geval van pech

SW Met bandenreparatieset
Uitvoeringen met een harde vloerplaat in de
bagageruimte
► Open de bagageruimte.
► Til de harde vloerplaat in de bagageruimte op.
► Plaats de haak van de vloerplaat in de bovenste
vergrendeling van de achterklep.
Uitvoeringen met gedeelde mat in de
bagageruimte (plug-in hybride)
► Open de bagageruimte.
► Klap de gedeelde mat van de bagageruimte Met reservewiel
Berline volledig uit door aan de handgreep te trekken.
Uitvoeringen met een vloerplaat met 2
posities in de bagageruimte (SW)
Het gereedschap is ook bereikbaar via de stoelen
van de 2e zitrij, door de rugleuning van de
achterbank te kantelen.
► Open de bagageruimte.
► Til de afdekking op met het koord aan de
achterkant van de bagageruimte.
of
► Plaats de verplaatsbare vloerplaat van de
bagageruimte in de hoogste stand.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor
► Til de verstelbare vloerplaat in de bagageruimte
het verwisselen van een wiel met een
op en haak deze in de gekantelde positie in de
beschadigde of lekke band.
steunen aan de zijkant om hem te bevestigen.
Gebruik geen andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de door de
fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.

184
In geval van pech

De krik voldoet aan de Europese regelgeving


zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
Met bandenreparatieset 7. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van de
8
EG over machines. uitvoering)
De krik is onderhoudsvrij. Voor het verwijderen van de wieldop bij stalen
velgen of de naafdop bij lichtmetalen velgen.
Beschikbaar gereedschap Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het reservewiel.

Bandenreparatieset
4. Een 12 V-compressor, een flacon afdichtmiddel
en een sticker met de snelheidslimiet Gebruik de link om video's met uitleg te
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning bekijken: http://q-r.to/bagGl9
brengen van een band.

1. Blok om de auto tegen wegrollen te beveiligen Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
(afhankelijk van de uitvoering) over de bandenreparatieset.
2. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het
Uitvoeringen met reservewiel
dashboardkastje) (afhankelijk van de uitvoering)
U kunt de band tijdelijk repareren met een
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
behulp van de wielsleutel worden verwijderd.
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
3. Afneembaar sleepoog
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
Zie het betreffende deel voor meer informatie over van een band te repareren.
het slepen van de auto en het gebruik van het
De compressor kan via de 12 V-aansluiting
afneembare sleepoog.
lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
5. Wielsleutel
Hiermee kunt u de wielbouten verwijderen. Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
6. Krik met geïntegreerde slinger worden gebruikt om de compressor aan te
Hiermee kan de auto worden opgekrikt. sluiten.

185
In geval van pech

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor ► Controleer of de schakelaar van de compressor


meer informatie over de gereedschapsset. in stand "O" staat.
► Rol de elektrische kabel, die onder de
Op deze sticker staat de bandenspanning compressor is opgeborgen, volledig uit.
aangegeven. ► Sluit de stekker van de compressor aan op de
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer 12V-aansluiting in de auto.
informatie over de identificatie, vooral dit label. ► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.

► Verwijder het transparante dopje van de fles met


afdichtmiddel.
Als de spanning van één of meer banden is De sticker met snelheidslimiet moet in de
► Til het transparante klepje op voordat u de fles
aangepast, moet het auto vlak bij de bestuurder worden geplakt
met afdichtmiddel op de compressor plaatst.
bandenspanningscontrolesysteem worden om hem / haar te herinneren aan het feit dat er
► Draai de fles afdichtmiddel om en schroef deze
gereset. met een gerepareerde band wordt gereden.
een kwartslag op de compressor.
Raadpleeg de desbetreffende ► Haal het dopje van het ventiel van de lekke band ► Zet het contact aan.
rubriek voor meer informatie over het en bewaar het op een schone plaats.
bandenspanningscontrolesysteem.

Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of
schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
► Schakel de compressor in door de schakelaar
niet uit de band.
in de stand "I" te zetten, totdat de bandenspanning
► Parkeer de auto zonder het verkeer te 2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
belemmeren en schakel de parkeerrem in. in de band gespoten; maak de slang gedurende
► Volg de veiligheidsinstructies ► Rol de slang uit die onder de compressor is deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, opgeborgen. spatten).
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving ► Sluit de slang van de compressor aan op het
Als er na ongeveer 7 minuten geen
in het land waar u rijdt. ventiel van de lekke band en zet deze stevig vast.
bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
► Zet het contact af.
band niet met de bandenreparatieset worden

186
In geval van pech

gerepareerd; neem contact op met een


PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
► Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
8
werkplaats om u verder te helpen. afdichtmiddel het lek kan dichten. ► Controleer of de schakelaar van de compressor
► Zet de auto stil en controleer de reparatie en in stand "O" staat.
► Zet de schakelaar in stand "O". de bandenspanning met de set: ► Rol de elektrische kabel, die onder de
► Haal de stekker van de compressor uit de • Als de bandenspanning niet goed is, neem compressor is opgeborgen, volledig uit.
12V-aansluiting in de auto. contact op met een PEUGEOT-dealer om de ► Sluit de stekker van de compressor aan op de
► Verwijder de set. band te laten vervangen. 12V-aansluiting in de auto.
► Vervang de dop op het ventiel. • Als de bandenspanning goed is, rijd dan nog ► Zet het contact aan.
► Verwijder de flacon met afdichtmiddel en berg ongeveer 5 kilometer bij een matige snelheid ► Schakel de compressor in door de schakelaar
deze op. (tussen 20 en 60 km/h) en stop dan weer om in de stand "I" te zetten en breng de band op de
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken de bandenspanning en dus of de band goed is spanning die op de bandenspanningssticker van de
en irriterend voor de ogen. gerepareerd met de set te controleren. auto wordt aangegeven. U kunt de bandenspanning
Houd het middel buiten het bereik van kinderen. verlagen door op de zwarte knop op de slang van
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat de compressor te drukken, bij de aansluiting op het
dan 200 km met een band die met dit type
op de flacon vermeld. ventiel.
set is gerepareerd.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever U moet contact opnemen met een PEUGEOT- Als er na 7 minuten nog geen
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel dealer of gekwalificeerde werkplaats om de bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
inzamelpunt. reparatie na te laten kijken en de verwisselde band niet met de bandenreparatieset worden
Vergeet niet om een nieuwe flacon met band waar nodig te vervangen. gerepareerd; neem contact op met een
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
gekwalificeerde werkplaats te kopen. werkplaats om u verder te helpen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen ► Zet de schakelaar in stand "O" zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
De compressor kan worden gebruikt, zonder
► Verwijder de set en berg deze op.
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
► Vervang de dop op het ventiel.
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
► Verwijder het dopje van het ventiel van de band
en bewaar het op een schone plaats.
► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.

187
In geval van pech

Reservewiel ► Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek


het naar u toe.
Gebruik de link om video's met uitleg te ► Neem het wiel uit de bagageruimte.
bekijken: http://q-r.to/bagGl9
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet onder
de vloerplaat van de bagageruimte geplaatst
worden.
SW
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor bagageruimte.
meer informatie over de gereedschapsset. Zie het hoofdstuk Gereedschapsset voor toegang
tot het reservewiel.

Toegang tot het reservewiel Afhankelijk van de uitvoering is er een


standaardformaat reservewiel (met stalen of
aluminium velg) of een noodreservewiel
aanwezig.
► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.
Het reservewiel monteren ► Draai de moer op de bout een aantal slagen los.
► Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout)
op het midden van het wiel.

Berline

► Draai de centrale moer los.


► Verwijder het bevestigingssysteem (moer en
Berline
bout).

188
In geval van pech

De inzittenden moeten de auto hebben verlaten


en zich op een veilige plaats bevinden.
– Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan
de dop (2) op de wielsleutel (5) om de slotbout los
8
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel te draaien.
kruislings tegenover het te verwisselen wiel. – Draai de overige wielbouten iets los met alleen de
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de wielsleutel (5).
krik steunt; gebruik een bok.
Gebruik nooit een slagmoersleutel op de
slotbout.
Wiel met wieldop
SW Demonteren: verwijder eerst de wieldop
► Draai de centrale moer voldoende vast om het door deze met behulp van de wielsleutel bij de
wiel goed te bevestigen. ventielopening los te wippen en vervolgens los
► Berg de gereedschapskist in het midden van het te trekken.
wiel op en klik de kist vast. Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening in lijn
Verwijderen van het wiel met het ventiel en druk de wieldop vervolgens
rondom vast met de palm van uw hand.
De auto parkeren
Parkeer de auto op een horizontale, stabiele
► Plaats het voetstuk van de krik (6) op de grond,
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
recht onder een van de twee krikpunten aan de
verkeer niet hindert.
voorzijde (A) of achterzijde (B). Gebruik het krikpunt
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet u
dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel
de eerste versnelling inschakelen om de wielen
bevindt.
te blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in
– Als de auto is uitgerust met stalen velgen,
de automatische stand staat, en het contact
verwijdert u de wieldop.
uitzetten.
– Als de auto is uitgerust met lichtmetalen velgen,
Controleer of de controlelampjes van de
verwijdert u de naafdop met het gereedschap (7).
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.

189
In geval van pech

► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone


► Draai de krik (6) uit totdat de kop van de krik plaats. ► Monteer het wiel op de naaf.
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van het ► Verwijder het wiel. ► Draai de bouten met de hand vast.
krikpunt (A of B) moet goed in het middelste deel ► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
van de kop van de krik steken. Monteren van een wiel dop (2) voorlopig vast.
► Krik de auto op totdat er voldoende ruimte ► Draai de overige wielbouten met alleen de
tussen het wiel en de grond is om het reservewiel te Een reservewiel met stalen velg of wielsleutel (5) handvast.
monteren. noodreservewiel monteren

Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een


gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - kans op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten (A of B) onder de auto en controleer
of de kop van de krik goed tegen het midden van
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
het contactvlak van het krikpunt drukt. Anders
raken de ringen (A) de stalen velg of het
kan de auto beschadigd raken en/of kan de krik
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
wegzakken - Kans op letsel!
conische contactvlak (B) van elke bout op zijn
► Laat de auto weer volledig zakken.
plek gehouden.
► Vouw de krik (6) op en verwijder deze.

190
In geval van pech

Overschrijd de maximaal toegestane snelheid


van 80 km/h of de maximale afstand van 80 km
8
niet.
Het is niet toegestaan om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.

Ga naar een PEUGEOT-dealer of een


gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het De koplampunits zijn voorzien van glas van
reservewiel en de bandenspanning nakijken. polycarbonaat met een speciale vernislaag:
► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan – Gebruik voor het schoonmaken van de
dop (2) vast.
de monteur u vertellen of de band kan worden koplampen nooit een droge doek of een
► Draai de overige wielbouten met alleen de
gerepareerd of moet worden vervangen. schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
wielsleutel (5) vast.
► Bevestig de doppen op de wielbouten – Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
(afhankelijk van de uitvoering).
► Berg het gereedschap op. Een lamp vervangen – Wanneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd
Na het verwisselen van een wiel Onder bepaalde weersomstandigheden de straal dan nooit langdurig op de koplampen,
(zoals een lage temperatuur of vocht) kan er de achterlichten en de randen ervan gericht,
Het wiel met de lekke band kan niet op de plek van
een laagje condens aan de binnenzijde van de om beschadiging van de vernislaag en de
het reservewiel worden opgeborgen. Leg het in de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit afdichtrubbers te voorkomen.
bagageruimte.
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Met een noodreservewiel
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van
Koplampen en andere
ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel verlichting met ledlampen
oplopen! Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active – Koplampen met Full LED-technologie.
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.). – Afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting /
parkeerlichten / richtingaanwijzers.
– Zijrichtingaanwijzers.

191
In geval van pech

– Verlichting zijkant. 3. Dagrijverlichting / parkeerlichten /


– Remlichten. richtingaanwijzers
– Achterlichten met Full LED-technologie.
– Achterlichten met ledtechnologie.
– Derde remlicht.
Achterlichten
– Kentekenplaatverlichting.
Uitvoering met led-achterlichten
Vervanging van dit type gloeilamp
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - elektrocutiegevaar!
1. Grootlicht
2. Dimlicht
Verlichting vóór 3. Richtingaanwijzers
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Uitvoering met ledkoplampen
Uitvoering met Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen

Uitvoering met Full LED 3D-lampen

1. Dimlicht / grootlicht met functie Matrix Beam


2. Dimlicht / grootlicht

192
In geval van pech

1.
2.
Richtingaanwijzers (led)
Remlichten / parkeerlichten (led)
Zekeringen 12V-accu('s) 8
3. Parkeerlichten (led) Een zekering vervangen
Laat alle werkzaamheden alleen door
Loodstartaccu's
4. Mistlampen (P21W)
5. Achteruitrijlichten (W16W) een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde Deze accu's bevatten schadelijke stoffen
werkplaats uitvoeren (zwavelzuur en lood).
Achteruitrijlichten / mistlampen Wanneer een zekering door een derde partij Ze moeten conform de regelgeving worden
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in afgevoerd en mogen nooit samen met
de auto ontstaan. huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
Montage van elektrische accessoires inzamelpunt.
Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
montage van zowel de standaarduitrusting als handelingen aan de accu uitvoert.
eventuele opties. Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een goed geventileerde ruimte, ver van open
Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van de een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
achterbumper worden vervangen. elektrische voorzieningen of accessoires in de risico van brand of explosie uit te sluiten.
► Verwijder de bevestigingsschroef of -schroeven auto monteert of laat monteren. Was na afloop uw handen.
uit de toegangsklep onder de bumper met een
Torx-schroevendraaier. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten Elektronische regeleenheden /
► Maak de toegangsklep los. die voortvloeien uit storingen veroorzaakt koplampen met ledtechnologie
► Draai de gloeilamphouder een kwartslag en door het repareren van de auto of het oplossen Sluit de minkabel nooit aan op het metalen
verwijder deze. van storingen die zijn ontstaan door de montage deel van elektronische regeleenheden of op de
► Voor de mistlamp: draai de gloeilamp een kwart van accessoires die niet door PEUGEOT zijn achterzijde van de koplampen.
slag en vervang deze. geleverd of aanbevolen, of die niet zijn Kans op defecte elektronische regeleenheden
► Voor het achteruitrijlicht: trek de gloeilamp eruit gemonteerd in overeenstemming met de en/of koplampen!
en vervang deze. aanbevelingen. Dit geldt met name als het Sluit deze aan op een extern aardingspunt dat
Raak de uitlaat niet aan als u de gloeilamp gezamenlijke stroomverbruik van de extra speciaal hiervoor is bedoeld.
kort na het uitschakelen van het contact uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
vervangt - kans op brandwonden!

193
In geval van pech

Bevroren accu Met benzine- / dieselmotoren de accu van een andere auto) en startkabels of met
Probeer nooit om een bevroren accu te een startbooster.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
laden - Risico op explosie!
het starten van de motor met behulp van startkabels Start de motor nooit als er een acculader is
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
of voor het laden van een lege accu. aangesloten.
dan door een PEUGEOT-dealer of een
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.
gekwalificeerde werkplaats controleren op Toegang tot de accu Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
beschadigingen van de inwendige delen en op
De accu bevindt zich onder de motorkap. spanning van 12 V en een capaciteit minimaal
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
gelijk aan die van de lege accu heeft.
giftig en corrosief zuur).
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
Automatische transmissie ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
Probeer de motor nooit te starten door de uit.
auto aan te duwen. Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
Symbolen ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
Geen vonken of open vuur, niet roken.
motor.
Voor toegang tot de pluspool (+):
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen ► Ontgrendel de motorkap door de
kunnen blindheid en letsel veroorzaken. ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
Houd de accu van de auto buiten het bereik veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
van kinderen. ► Open de motorkap.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat Pluspool (+) met snelsluiting.
blindheid of ernstige brandwonden kan Minpool (-).
veroorzaken. De minpool van de accu is niet bereikbaar en
Zie de handleiding voor meer informatie. daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn. Starten van de motor met een hulpaccu ► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
en startkabels omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor ► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of de ontladen accu (A) (bij het gebogen metalen

194
In geval van pech

gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van de


hulpaccu (B) of de startbooster.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
► Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
8
► Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte – Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt. ► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu (B) of – Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt. omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
de startbooster (of op een massapunt van de auto Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een ► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:
met de hulpaccu). gekwalificeerde werkplaats. • de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de
► Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte accu A,
Als u de accu van uw auto zelf gaat
kabel aan op het massapunt C. • de zwarte minkabel (-) op het massapunt C van
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
► Start de motor van de auto met de hulpaccu en de auto.
die geschikt is voor loodaccu's en die een
laat deze enkele minuten draaien. ► Zet na afloop van het laden eerst acculader B uit
nominale spanning van 12 V heeft.
► Start de auto met de lege accu en laat de motor voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
draaien.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van Als deze sticker is aangebracht, mag er
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
de acculader. uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
en wacht even voordat u een nieuwe poging doet.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen. Anders kunnen elektrische onderdelen
► Wacht totdat de motor stationair draait.
onherstelbaar beschadigd raken.
► Maak de startkabels vervolgens in omgekeerde
volgorde los. De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
► Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+), 24V
als uw auto hiermee is uitgerust.
► Zet het contact af.
► Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
► Schakel alle stroomverbruikers uit 12V
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende op
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
te laden.

Wanneer u meteen gaat rijden zonder dat


de auto voldoende is opgeladen, kunnen De accu loskoppelen / weer aansluiten
sommige functies mogelijk niet goed werken We raden u aan om de accu los te koppelen als de
(zoals Stop & Start). auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de accu
voldoende lading behoudt om de motor te starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de accu
Laden met behulp van een acculader loskoppelt:
Voor een optimale levensduur van de accu is het ► Sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren /
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu deuren, achterklep, ruiten, dak).
voldoende is opgeladen. ► Schakel lader B uit voordat u de kabels op de
accu aansluit om gevaarlijke vonken te voorkomen.

195
In geval van pech

► Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen Weer aansluiten van de plusklem (+) is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
uit (zoals audiosysteem, ruitenwissers en lampen). laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
► Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Bij motoren van plug-in
Accupoolklem met snelsluiting
hybrideauto's
Het plug-in hybridesysteem heeft twee hulpaccu's:
Loskoppelen van de plusklem (+) een voorin en een middenin de auto.

De 12V-accu's vervangen
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.

► Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog. Een ander voertuig met startkabels
► Plaats de geopende accupoolklem (B) op de starten
pluspool (+). Start een ander voertuig niet (met startkabels) via
► Druk de accupoolklem (B) volledig omlaag. de 12V-accu's van de auto.
► Beweeg de hendel (A) omlaag om de
accupoolklem (B) vast te zetten.
► Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic Toegang tot de 12V-accu's
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje kapje terug op de pluspool (+). Voor
van de pluspool (+) op. Forceer de hendel niet wanneer u erop De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
accupoolklem B te ontgrendelen. deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
► Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem te nogmaals uit.
verwijderen.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer
starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
Voor toegang tot de pluspool (+):

196
In geval van pech

► Ontgrendel de motorkap door de


ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
De voorste accu laden met behulp van
een acculader
8
veiligheidshaak van de motorkap te bedienen. Voor een optimale levensduur van de voorste accu
► Open de motorkap. is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
Pluspool (+) met snelsluiting. voldoende is opgeladen.
Minpool (-). In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
De minpool van de accu is niet bereikbaar en de voorste accu op te laden:
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een – Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.
afzonderlijk massapunt. – Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Midden Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. ► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
De middelste accu bevindt zich in de opbergruimte
de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te
van de middenarmsteun vóór. Als u de voorste accu van uw auto zelf gaat sluiten.
Voor toegang tot de accu: opladen, gebruik dan uitsluitend een lader ► Controleer of de kabels van de lader in goede
die geschikt is voor loodaccu's en die een staat zijn.
nominale spanning van 12 V heeft. ► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:
• De rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
accu A.
• De zwarte minkabel (-) op het massapunt (C)
van de auto.
► Zet na afloop van het laden eerst acculader B uit
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
► Open de middenarmsteun vóór. de acculader.
► Haal de vloer van de ruimte los. Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen. De 12V-accu's loskoppelen / weer
Pluspool (+), beschermd door een rood kunststof aansluiten
kapje (niet toegankelijk). Procedure voor het loskoppelen / aansluiten van de
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
Minpool (-) met een zwarte snelsluitende aansluiting. 12V-accu's als de auto langdurig niet wordt gebruikt.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de
► Zet het contact af. 12V-accu's loskoppelt:
► Schakel alle stroomverbruikers uit ► Open het bestuurdersportier.
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.). ► Sluit alle andere portieren / deuren.

197
In geval van pech

► Schakel alle stroomverbruikers uit (zoals • Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog.
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting). • Plaats de geopende accupoolklem (B) op de
► Zet het contact uit en wacht totdat het pluspool (+).
controlelampje READY uit gaat. • Druk de accupoolklem (B) volledig omlaag.
► Wacht 4 minuten. • Beweeg de hendel (A) omlaag om de
accupoolklem (B) vast te zetten.
Keer de volgorde van de stappen voor het
Centrale accu:
ontkoppelen en aansluiten van de
► Koppel aansluiting (-) aan met de zwarte
12V-accu's niet om - kans op onherstelbare
snelsluitende aansluiting
schade!
Na het opnieuw aansluiten
► Koppel aansluiting (+) los door de zwarte
snelsluitende aansluiting los te koppelen: van de accu
• Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
accupoolklem B te ontgrendelen. contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
• Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem te voordat u de motor start, zodat de elektronische
verwijderen. systemen kunnen worden geïnitialiseerd.
Loskoppelen Wanneer er zich na deze handeling kleine
Aansluiten
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
Centrale accu: Accu voorin: met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
► Koppel aansluiting (-) los met de zwarte werkplaats.
snelsluitende aansluiting Aan de hand van het betreffende deel moet u
Accu voorin: bepaalde uitrustingselementen resetten:
– Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
– Schuif- / kanteldak.
– Elektrische ruitbediening.
– Datum en tijd.
– Voorkeuzezenders.

Nadat de accu opnieuw is aangesloten,


wordt de melding "Storing
► Koppel aansluiting (+) los door de rode detectiesysteem risico op aanrijding"
snelsluitende aansluiting aan te sluiten: weergegeven op het instrumentenpaneel

198
In geval van pech

wanneer het contact wordt aangezet. Dit is


volkomen normaal. De melding zal tijdens het
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
– Bij auto's met vierwielaandrijving.
– Bij het ontbreken van een goedgekeurde
8
rijden verdwijnen. Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde sleepstang.
motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Plug-in hybrides
De auto slepen Trap eerst het rempedaal in terwijl
Neem contact op met een professioneel het contact aan is en selecteer stand N.
Algemene aanwijzingen bergingsbedrijf: Schakel vervolgens het hybridesysteem uit
Houd u aan de ter plaatse geldende – Als de auto is gestrand op de autosnelweg of (controlelampje READY uit).
regelgeving. autoweg. Roep altijd de hulp in van een professioneel
Controleer of het gewicht van de trekkende auto – Als het niet mogelijk is de versnellingsbak bergingsbedrijf om uw auto met een
hoger is dan van de auto die wordt gesleept. in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te autoambulance of oplegger te bergen.
Er moet iemand achter het stuur van de ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten. Gebruik het sleepoog alleen om de auto,
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet – Als het bij een auto met automatische wanneer deze vastzit, los te trekken of tijdens de
beschikken over een geldig rijbewijs. transmissie niet mogelijk is om deze te slepen berging vast te zetten op een autoambulance of
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond met draaiende motor. oplegger.
altijd een goedgekeurde sleepstang; kabels, – Bij het slepen met slechts twee wielen op de
touwen en riemen zijn verboden. grond.

Beperkingen bij slepen


Type voertuig Voorwielen op de grond Achterwielen op de grond Dieplader 4 wielen op de grond met
(motor / versnellingsbak) sleepstang
Verbrandingsmotor /
Handgeschakeld

Verbrandingsmotor / Automaat

Hybride 2WD

199
In geval van pech

2WD: tweewielaandrijving.

Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel dat u contact opneemt met een professioneel bedrijf dat gebruikmaakt van
autoambulances (behalve bij een handgeschakelde versnellingsbak).

Toegang tot het gereedschap Als dit voorschrift niet wordt opgevolgd,
kunnen bepaalde onderdelen (remsysteem,
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
aandrijving enz.) beschadigd raken en werkt de
over toegang tot het gereedschap.
rembekrachtiger na het starten van de motor
mogelijk niet meer.
Slepen van de auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
Automatische transmissie
voorzijde:
Sleep de auto nooit met de aangedreven
wielen op de grond terwijl de motor is afgezet.

► Ontgrendel het stuurwiel en zet de parkeerrem


vrij.
► Schakel de alarmknipperlichten op beide
voertuigen in overeenstemming met de geldende
wetgeving in het land waar u rijdt.
► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.

Slepen van een andere auto ► Maak het afdekplaatje los door op de hoek
► Maak het afdekplaatje los door op de hoek linksboven te drukken.
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
linksboven te drukken. ► Beweeg het afdekplaatje omlaag.
achterzijde:
► Verwijder het afdekplaatje door het omlaag te Voor het slepen van een andere auto:
bewegen. ► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
Voor het slepen van uw auto: ► Bevestig de sleepstang.
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag. ► Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's
► Bevestig de sleepstang. in.
► Zet de versnellingsbak in de neutraalstand. ► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.

200
Technische gegevens

Technische gegevens Neem voor meer informatie contact op met


een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
9
motoren en werkplaats.
aanhangergewichten Het maximaal toelaatbare treingewicht (GTW) en
de aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1000 meter. Het opgegeven
Motoren aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter
De technische gegevens van de motor van uw auto hoogte met 10% te worden verminderd.
zijn op het kentekenbewijs en in de commerciële De aanbevolen kogeldruk is het gewicht dat op de
documentatie vermeld. trekhaakkogel mag rusten.
Alleen de waarden die beschikbaar waren op het
moment van publicatie zijn in de tabellen vermeld. Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of prestaties van de auto minder worden om
gekwalificeerde werkplaats als u de ontbrekende de motor te beschermen. Als de
waarden wilt weten. buitentemperatuur hoger dan 37 °C is, moet het
aanhangergewicht worden verlaagd.
Het maximumvermogen komt overeen met
de op de testbank gehomologeerde waarde,
Het trekken van een aanhanger, ook met
onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in
een licht beladen auto, kan een negatief
de Europese regelgeving (Richtlijn 1999/99/EG).
effect op de wegligging hebben.
Neem voor meer informatie contact op met Met een aangekoppelde aanhanger heeft de auto
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde een langere remweg.
werkplaats. Wanneer de auto een aanhanger trekt, mag
u nooit sneller dan 100 km/h of de plaatselijk
Gewichten en geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk
90 km/h) rijden.
aanhangergewichten
De gewichten en aanhangergewichten van de auto
zijn op het kentekenbewijs van uw auto en in de
commerciële documentatie vermeld.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.

201
Technische gegevens

Motoren en aanhangergewichten - Benzine


Motoren PureTech 110 S&S PureTech 130 S&S PureTech 130 S&S
Versnellingsbak / transmissie BVM6 BVM6 EAT8
(Handgeschakeld, 6 (Handgeschakeld, 6 Automatisch, 8 versnellingen)
versnellingen) versnellingen)
Codes EB2ADT MB6E STT Euro 6.3 EB2ADTS MB6E STT Euro 6.3 EB2ADTS ATN8 STT Euro 6.3
EB2ADTI MB6E STT Euro 6.3 EB2ADTSI MB6E STT Euro 6.3 EB2ADTSI ATN8 STT Euro 6.3
Modelcodes: HNP/L HNS/L HNS/T
Berline: FP...
SW: FR...
Carrosserievariant Berline SW Berline SW Berline SW
Cilinderinhoud (cc) 1.199 1.199 1.199
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 81 96 96
Brandstof Loodvrij Loodvrij Loodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar 1.300 1.250 1.300 1.250 1.200* 1.200*
combinatiegewicht) (kg) - 1.400** - 1.400**
op een helling van maximaal 10% of 12%
Aanhanger ongeremd (kg) 600 680 600 680 600 710
Maximale kogeldruk (kg) 70 70 70 70 70 70

* Met als accessoire gemonteerde trekhaak.


** Met in de fabriek gemonteerde trekhaak.

202
Technische gegevens

Motoren PureTech 130 PureTech 150 PureTech 180 9


Versnellingsbak / transmissie EAT8 EAT8 EAT8
Automatisch, 8 versnellingen) Automatisch, 8 versnellingen) Automatisch, 8 versnellingen)
Codes EB2ADTSM ATN8 Euro 6.1 EP6FADTXME ATN8 Euro 6.1 EP6FADTXMD ATN8 Euro 6.1
Modelcodes: HNS/N DGW/P 5GF/P
Hatchback: F3...
SW: F4...
Carrosserievariant Berline SW Berline SW Berline SW
Cilinderinhoud (cc) 1.199 1.598 1.598
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 96 110 132
Brandstof Loodvrij Loodvrij Loodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar 600 - 1.200* - - - - -
combinatiegewicht) (kg)
op een helling van maximaal 10% of 12%
Aanhanger ongeremd (kg) 600 - - - - -
Maximale kogeldruk (kg) - - - - - -

* Alleen Australië.

203
Technische gegevens

Motoren en aanhangergewichten - Diesel


Motoren BlueHDi 130 S&S BlueHDi 130 S&S BlueHDi 130 S&S
Versnellingsbak / transmissie BVM6 EAT8 EAT8
(Handgeschakeld, 6 Automatisch, 8 versnellingen) Automatisch, 8 versnellingen)
versnellingen)
Codes DV5RC ML6O STT Euro 6.3 DV5RC ATN8 STT Euro 6.3 DV5RCM ATN8 STT Euro 6.1
Modelcodes: YHZ/L YHZ/T YHZ/P
Berline: FB...
SW: FC...
Carrosserievariant Berline SW Berline SW Berline SW
Cilinderinhoud (cc) 1.499 1.499 1.499
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 96 96 96
Brandstof Diesel Diesel Diesel
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar 1.600 1.550 1.550 1.500 600 600
combinatiegewicht) (kg)
op een helling van maximaal 10% of 12%
Aanhanger ongeremd (kg) 600 720 600 730 600 600
Maximale kogeldruk (kg) 70 70 70 70 70 70

204
Technische gegevens

Motoren en aanhangergewichten - plug-in hybride 9


HYBRID 180 e-EAT8 HYBRID 225 e-EAT8
Codes EP6FADTXHPE EATN8 FWD Euro 6.3 EP6FADTXHPD EATN8 FWD Euro 6.3
Modelcodes: DGX/T DGY/T
Hatchback: F3...
SW: F4...
Carrosserievariant Berline SW Berline SW
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar 1.500 1.450 1.500 1.450
combinatiegewicht) (kg)
op een helling van max. 10% of 12%
Aanhanger ongeremd (kg) 600 750 600 750
Maximale kogeldruk (kg) 70 70 70 70
Benzinemotor PureTech 150 PureTech 180
Versnellingsbak Elektrische automatische transmissie, 8 Elektrische automatische transmissie, 8
versnellingen versnellingen
Cilinderinhoud (cc) 1.598 1.598
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 110 132
Brandstof Loodvrij Loodvrij
Elektromotor
Technologie Synchroon met permanente magneten Synchroon met permanente magneten
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 81 81
Tractiebatterij
Technologie Lithiumion Lithiumion
Spanning (AC) 240-400 240-400

205
Technische gegevens

HYBRID 180 e-EAT8 HYBRID 225 e-EAT8


Codes EP6FADTXHPE EATN8 FWD Euro 6.3 EP6FADTXHPD EATN8 FWD Euro 6.3
Modelcodes: DGX/T DGY/T
Hatchback: F3...
SW: F4...
Carrosserievariant Berline SW Berline SW
Geïnstalleerde capaciteit (kWh) 12,4 12,4
Gecombineerd vermogen (kW) 133 165

Afmetingen (mm) SW

Deze afmetingen zijn gemeten bij een onbeladen


auto.
Berline

* Met ingeklapte spiegels.


** Met uitgeklapte spiegels.

* Met ingeklapte spiegels.


** Met uitgeklapte spiegels.

206
Technische gegevens

Hierop staat ook de kleurcode van de lak vermeld.

De auto kan bij levering zijn voorzien van


9
banden met een andere aanduiding voor
belasting en snelheid dan vermeld op de sticker:
dit maakt voor de bandenspanning geen verschil
(bij koude banden).
A. Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de Wanneer er een ander type band wordt
motorkap. gemonteerd, neem dan contact op met een
Gestanst in het chassis. PEUGEOT-dealer om te weten welke banden
B. Voertuigidentificatienummer (VIN) op het voor de auto zijn goedgekeurd.
dashboard.
Gedrukt op een zelfklevende sticker die zichtbaar is
via de voorruit.
C. Plaatje van de fabrikant.
Bevestigd op het rechterportier.
Bevat de volgende informatie:
– Naam fabrikant.
– Europees typegoedkeuringsnummer.
– Voertuigidentificatienummer (VIN).
– Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht (GVW).
– Maximaal toelaatbaar combinatiegewicht (GTW).
Identificatie – Maximumgewicht op de vooras.
– Maximumgewicht op de achteras.
Diverse zichtbare markeringen voor D. Sticker bandenspecificaties / kleurcode.
voertuigidentificatie en het zoeken van voertuigen. Bevestigd op het bestuurdersportier.
Bevat de volgende informatie over de banden:
– De bandenspanning, onbeladen en met volle
belading.
– De specificaties van de banden, bestaande
uit de maat en het type, en de belastings- en
snelheidsindex.
– De bandenspanning van het reservewiel.

207
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

PEUGEOT i-Connect De melding Eco-modus wordt


weergegeven wanneer het systeem in
– Connected Services en weergave van de
bijbehorende informatie.
Advanced - PEUGEOT stand-by wordt gezet. – Bedieningsknoppen van het navigatiesysteem en
i-Connect Ga voor informatie over de Eco-modus naar het weergave van de bijbehorende informatie afhankelijk
deel "Praktische informatie". van de uitvoering
– Spraakherkenning (afhankelijk van de uitvoering).
Gps-navigatie - Apps - – Tijd en buitentemperatuur.
Waarschuwing
Multimedia-audiosysteem Het navigatiesysteem is een rijhulp. Het – Bediening van de verwarming / airconditioning en
- Bluetooth®-telefoon vervangt de bestuurder niet. De bestuurder weergave van de instellingen.
– Instellingen voor rijhulpsystemen, comfort-
dient alle navigatie-instructies nauwkeurig te
De beschreven functies en instellingen controleren. en veiligheidsfuncties, uitgebreid head-up
verschillen afhankelijk van de uitvoering en Als u de navigatie gebruikt, accepteert u de display (afhankelijk van uitrusting en uitvoering),
de configuratie van de auto, en van het land van volgende voorwaarden: audiosysteem en digitaal instrumentenpaneel.
verkoop. https://www.tomtom.com/en_gb/legal/ – Instellingen van functies specifiek voor plug-in
eula-automotive/?388448 hybrideauto's.
Om veiligheidsredenen en omdat deze – Weergave van de parkeerhulpsystemen.
handelingen de aandacht van de bestuurder – Interactief instructieboekje.
vereisen, moeten deze handelingen worden De eerste stappen – Trainingsvideo's (bijvoorbeeld schermbeheer,
rijhulpsystemen, spraakherkenning).
uitgevoerd wanneer de auto stilstaat en het
Het systeem wordt ingeschakeld als het
contact is ingeschakeld: Bovenste balk
contact wordt aangezet.
– Het koppelen van de smartphone met het Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven
Kort indrukken, contact uit: systeem aan / uit.
systeem via Bluetooth®. in de bovenste balk van het touchscreen:
Kort indrukken, contact aan: geluid dempen /
– Het gebruik van de smartphone. – De buitentemperatuur gedetecteerd door de
herstellen.
– Verbinding maken met Mirror Screen sensoren van de auto (er wordt een blauw symbool
Lang indrukken, contact aan: start stand-bymodus
(Apple®CarPlay® of Android Auto). weergegeven bij kans op gladheid).
(geluid dempen, schermen en klokweergave uit).
– Het wijzigen van de systeeminstellingen en de – Herinnering ingestelde temperatuur voor
Draaien: volume instellen.
configuratie. de airconditioning aan de bestuurders- en
Informatie
passagierszijde.
Dit systeem biedt toegang tot: – Laadstatus van de aangesloten smartphone.
– Bediening van audioapparatuur en telefoon met – Status voor systeemaansluiting (Bluetooth®, Wi-Fi,
weergave van bijbehorende informatie. mobiel netwerk).
– Tijd.

208
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

– Snel toegang tot de Mirror Screen®-functies (die


horen bij een verbonden smartphone).
/ links wordt verplaatst: functie ingeschakeld /
uitgeschakeld).
Als een profiel niet is verbonden met het mobiele
apparaat, wordt het laatst gebruikte profiel uitgelicht. 10
Veeg omlaag vanaf de bovenste rand van het Toegang tot aanvullende informatie over de Selecteer "Profiel aanmaken" en volg de
touchscreen voor toegang tot het berichtencentrum functie. procedure.
en weergave van een lijst met instellingen:Gast, Toegang tot instellingen van een functie. Door een nieuw profiel aan te maken kunt u het
Privacy-instellingen, Helderheid, Apparaten, volgende personaliseren:
nachtstand enz. Snelkoppelingen toevoegen / verwijderen. – Taal, eenheden, Privacy-instellingen.
– Schermconfiguratie, uiterlijk, i-Toggles (afhankelijk
Werkingsprincipes van de uitvoering).
► Gebruik deze toets (HOME) om de Profielen configureren – Audio-instellingen, favoriete radiozenders.
pagina die als laatste door het systeem is Druk op de "Instellingen"-app. – Verlichting, interieurverlichting (zie het deel
gebruikt weer te geven; druk nog een keer op de "Ergonomie en comfort").
toets om de eerste pagina weer te geven en druk Selecteer het "Profiel"-tabblad in de lijst. – Navigatiegeschiedenis, favoriete POI's,
vervolgens op de schermtoetsen op het Op het scherm wordt een "Gast"-profiel navigatie-instellingen.
touchscreen. weergegeven dat in het systeem is geïntegreerd. – Bepaalde rijhulpsystemen en de lijst met
Blader door de beginpagina's door met uw Ook is er de mogelijkheid om verschillende nieuwe favorieten.
vinger naar rechts of naar links op het profielen aan te maken of profielen te personaliseren Wanneer u een profiel wilt verwijderen,
scherm te vegen. die al dan niet bij mobiele apparaten horen. selecteert u het in de lijst met profielen en
Door het systeem bladeren Het profiel "Gast" heeft een drukt u op de prullenbak.
standaardweergave en biedt de mogelijkheid
Afhankelijk van de pagina's die op het scherm
om dingen toe te voegen en / of om de Privacy-instellingen
worden weergegeven, kunt u door de tekst of door
oorspronkelijke configuratie te herstellen. Dit profiel Het beheer van "Privacy-instellingen" is voor elk
het menu (links op het scherm) bladeren door met
is in het systeem ingebouwd en kan niet worden afzonderlijke profiel. Deze functie wordt gebruikt
uw vinger over het scherm te vegen, net als bij een
verwijderd. met:
smartphone.
Elk aangemaakt profiel kan worden een "Gast"-profiel standaard geconfigureerd in
Aanraaktoetsen gekoppeld aan een mobiel apparaat van uw "Privémodus",
Contextmenu weergeven / verbergen. keuze dat verbonden is via Bluetooth®. De of
Bluetooth®-functie van het mobiele apparaat moet een profiel dat in het systeem wordt aangemaakt,
Terugkeren naar de vorige pagina. wel eerst worden ingeschakeld. Door deze koppeling met of zonder een verbinding met een mobiel
kan het systeem uw aanwezigheid in de auto bij het apparaat.
► Voor het wijzigen van de status van een functie opstarten detecteren en voorstellen om uw Voor elk profiel (ook "Gast") wordt de laatste waarde
drukt u op de betreffende beschrijving (de wijziging gepersonaliseerde profiel te activeren. die voor privacy is opgeslagen weer hersteld.
wordt bevestigd doordat de schuifknop naar rechts "Gegevens en locatie delen"

209
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

In deze modus kan de auto alle benodigde geeft onder de voorwaarden van commerciële en verdwijnt deze melding wanneer het land is
persoonsgegevens naar buiten de auto verzenden contracten (verbonden alarm). geselecteerd. Veeg op het touchscreen met een
voor elk geldige en beschikbare verbonden diensten. vinger van boven naar beneden om alle meldingen
Professionele doeleinden weer te geven.
Persoonsgegevens die nodig zijn om de
Als de auto voor bedrijfsdoeleinden of onder Er moet een land worden geselecteerd om de
verbonden diensten te gebruiken, worden
de voorwaarden van specifieke contracten (zoals beschikbare internetapplicaties te kunnen gebruiken.
naar de betreffende serviceproviders gestuurd.
bedrijfswagenpark of in dienst van de overheid) Druk op de "Instellingen"-app.
"Gegevens delen" wordt gebruikt, zijn bepaalde privacymodi niet
In deze modus kan de auto alle benodigde beschikbaar voor de gebruiker op het scherm, Selecteer "Connected Services" in de lijst.
gegevens naar buiten de auto verzenden voor afhankelijk van de gegevens die voor de dienst Kies het land.
elke geldige en beschikbare verbonden dienst, moeten worden gedeeld.
met uitzondering van geolocatiegegevens (zoals Wanneer u het voor de eerste keer gebruikt
gps-coördinaten). Wanneer u de modus wilt wijzigen, veeg omlaag via een verbonden mobiel apparaat, maakt
vanaf het bovenste rand van het touchscreen, voor het systeem een koppeling met uw profiel. Het
Sommige verbonden diensten werken het weergeven van alle instellingen. verbonden mobiele apparaat dient als
mogelijk niet goed zonder de Druk op deze toets en selecteer de gekozen toegangssleutel tot opgeslagen persoonlijke
geolocatiegegevens van de auto. modus. De modus wordt uitgelicht. informatie. Schakel eerst de Bluetooth®-functie van
OF het mobiele apparaat in.
Deze modus kan niet worden gebruikt voor Druk op de "Instellingen"-app. Selecteer de gewenste applicatie. Indien nodig wordt
de noodoproepfunctie of voor specifieke om authenticatie gevraagd. Deze authenticatie wordt
diensten waarvoor de gebruiker toestemming Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst. opgeslagen voor toekomstig gebruik via het mobiele
geeft onder de voorwaarden van commerciële Selecteer "Privacy-instellingen". apparaat dat verbonden is met het huidige profiel.
contracten (verbonden alarm). Als het mobiele apparaat niet verbonden is met het
Kies de modus. huidige profiel, of als het Gast-profiel wordt gebruikt,
"Privémodus"
wordt bij elk gebruik gevraagd om authenticatie.
Deze modus staat niet toe dat de auto
Wanneer het "Gast"-profiel wordt gebruikt,
persoonsgegevens naar buiten de auto verzendt. Internetportal wordt voor elk gebruik om een identificatie
De verbonden diensten werken alleen in de Wanneer de auto is aangeschaft en de internetportal gevraagd.
auto zelf en hebben beperkte functies. voor het eerst wordt gebruikt, wordt de gebruiker
gevraagd om het land van verblijf te selecteren om
Deze modus kan niet worden gebruikt voor de internetportal te kunnen gebruiken.
de noodoproepfunctie of voor specifieke Als er geen land wordt geselecteerd, wordt de
diensten waarvoor de gebruiker toestemming melding opgeslagen in het meldingencentrum

210
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Het systeem updaten om de belangen van de betreffende gebruikers


en passagiers van de auto te beschermen.
met het contact aan, maar zonder de motor te
starten.
10
Beheer van apparaten op afstand en Een beveiligde verbinding via een radionetwerk In de volgende gevallen kan de installatie niet
software- en firmware-updates op en de bijbehorende updates op afstand worden worden uitgevoerd:
afstand. niet beïnvloed door de privacyinstellingen; deze – Wanneer de motor draait.
Als integraal deel van de dienst voor het leveren moeten na initialisatie door de gebruiker worden – Wanneer er een noodoproep is.
van contract(en) voor verbonden diensten wordt uitgevoerd naar aanleiding van een melding. – Bij een onvoldoende opgeladen accu.
het vereiste beheer van apparaten en vereiste – Tijdens het opladen (elektrische auto).
updates van de software en firmware met Zodra het systeem is verbonden met een
betrekking tot de genoemde verbonden dienst extern Wi-Fi-netwerk of een mobiel telefoonnetwerk, Als een update is mislukt of is verlopen, neem dan
op afstand uitgevoerd, specifiek met behulp van kan het systeem de ontvangst van een update contact op met een dealer of een gekwalificeerde
"Over the Air"-technologie. melden. werkplaats.
Hiervoor wordt een beveiligde verbinding via Grote updates worden alleen via het Wi-Fi-netwerk
De fabrikant rekent geen kosten voor het
een radionetwerk gemaakt tussen de auto gedownload.
gebruik van deze dienst aan.
en de dienst voor apparaatbeheer van de Op het scherm wordt aan het eind van de rit
Maar het gebruik van Wi-Fi en/of mobiele
fabrikant telkens wanneer het contact wordt aangegeven dat er een update beschikbaar is en
telefoonnetwerken door uw smartphone kan extra
aangezet, wanneer een mobiel telefoonnetwerk wordt de mogelijkheid geboden om deze direct te
kosten met zich meebrengen als u de maximale
beschikbaar is. Afhankelijk van de uitrusting installeren of op een later moment.
hoeveelheid data uit uw contract overschrijdt.
van de auto moet de verbinding worden De installatietijd verschilt van enkele minuten tot
Eventueel bijbehorende kosten worden door uw
geconfigureerd als "Verbonden auto", zodat er maximaal ongeveer 30 minuten. Een melding geeft
mobiele telefoonprovider aan u aangerekend.
verbinding met een radionetwerk kan worden de geschatte installatietijd en een beschrijving van
gemaakt. de update aan.
Informatie over updates is beschikbaar via de
Ongeacht of er een geldig abonnement voor
verbonden diensten is, worden het beheer op "Instellingen"-app. Personalisering
afstand van apparaten met betrekking tot of Druk op de "Instellingen"-app. Druk op het scherm van een van de
verbonden met de beveiliging van apparaten en beginpagina's van het systeem en blijf
updates van software en firmware uitgevoerd, Selecteer het "Updates"-tabblad in de lijst. drukken.
wanneer dit noodzakelijk is voor naleving van Met deze toets kunt u de toestemming voor Of
een wettelijke verplichting waaraan de fabrikant het automatisch downloaden van updates via Druk op de "Instellingen"-app.
moet voldoen (bijvoorbeeld vanwege geldende een extern Wi-Fi-netwerk wijzigen.
productaansprakelijkheidswetten of regulering Selecteer het "Aanpassingen"-tabblad in de lijst.
Om veiligheidsredenen en omdat deze
van e-calls voor de overheid) of wanneer nodig Druk op het veld "Displays".
handeling de aandacht van de bestuurder
vereist, moet de installatie worden uitgevoerd

211
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Er wordt een pagina weergegeven die in 2 delen is Een pagina toevoegen EenWidget verwijderen
verdeeld. Om een pagina toe te voegen drukt u op Om een Widget naar de prullenbak te
U kunt op elk moment op de toets HOME drukken "Pagina" links op het scherm. verplaatsen houdt u deze ingedrukt en
om deze pagina af te sluiten. Druk op de pijl Terug om terug te keren naar versleept u hem naar de prullenbak.
de vorige pagina.
Het scherm personaliseren Personalisering i-Toggles
Druk op het potlood in het "Aanraakscherm EenWidget verwijderen
(afhankelijk van de uitvoering)
aanpassen"-gedeelte. Om een Widget naar de prullenbak te
U ziet nu hoe de verschillende widgets op de verplaatsen houdt u deze ingedrukt en Open op het middelste scherm de pagina met de
beginpagina (HOME) zijn georganiseerd. versleept u hem naar de prullenbak. toets die u wilt toevoegen.

Een Widget is een verkleind venster van Deze snelkoppelingen worden gebruikt voor
een app of dienst.
Het instrumentenpaneel toegang tot een app (pagina voor
personaliseren bijvoorbeeld de airconditioning of radio) of om
Druk op het potlood in het "Informatie voor een handeling uit te voeren (zoals de
Een Widget toevoegen temperatuur op 21° instellen of een
de bestuurder aanpassen"-gedeelte.
Om een Widget toe te voegen drukt u op geselecteerde contactpersoon uit het
De aanpassing van de organisatie van de
"Widget" links op het scherm. telefoonboek bellen).
verschillende Widget wordt in realtime op het
Of
instrumentenpaneel weergegeven. Houd de snelkoppeling die u wilt vervangen
Druk op een van deze toetsen op het
scherm. Een Widget is een verkleind venster van ingedrukt.
Selecteer de gewenste Widget. een app of dienst. Er wordt een venster op het middelste scherm
Druk op de pijl Terug om terug te keren naar weergegeven met daarop alle beschikbare
de vorige pagina. snelkoppelingen in vakjes.
Een Widget toevoegen U krijgt ook een melding over de volgende stap die
De widgets op een beginpagina Om een Widget toe te voegen drukt u op u moet doen.
organiseren (HOME) "Widget" links op het scherm. Selecteer de nieuwe gewenste snelkoppeling. Deze
Of wordt gekopieerd in i-Toggles en vervangt de eerder
Wanneer u een Widget wilt verplaatsen, houdt u
Druk op een van deze toetsen op het geselecteerde snelkoppeling. U wordt ook met een
deze ingedrukt en sleept u hem naar de gewenste
scherm. melding geïnformeerd.
locatie.
Selecteer de gewenste Widget. Druk op deze toets of de hoofdtoets "Thuis"
Druk op de pijl Terug om terug te keren naar om deze functie af te sluiten.
de vorige pagina.

212
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Stuurkolomschakelaars
Spraakbediening:
Media: vorige / volgende nummer. Bladeren in de
lijsten.
Gesproken commando's
(afhankelijk van de uitvoering)
10
Telefoon: bladeren door het oproepenlogboek van Gebruiken van de spraakherkenning van het
Kort indrukken: gesproken commando's van de telefoon. systeem of van de smartphone via het systeem.
het systeem (afhankelijk van de uitvoering). Kort drukken: valideer een selectie. Als er geen Telefoon
Lang indrukken, gesproken commando's van de sprake is van een selectie: weergeven van de lijsten. Telefoon niet verbonden: toegang tot het
smartphone die met het systeem is verbonden menu om een telefoon te verbinden.
door middel van Bluetooth® of Mirror Screen®
(Apple® CarPlay®/Android Auto). Applicaties Telefoon verbonden: toegang tot het
oproepenlogboek, de contacten en de
Geluidsvolume verhogen. Druk op de startpagina op deze toets om het telefooninstellingen.
overzicht van de apps te openen. Twee verbonden telefoons: toegang tot de inhoud
Geluidsvolume verlagen. van de telefoon met prioriteit met de mogelijkheid
Door lang op de toets voor het verlagen Druk op elke willekeurige pagina met drie of
om de prioriteit van de telefoon te wijzigen.
van het geluidsvolume te drukken, wordt het geluid meer vingers op het touchscreen om het
Instellingen
gedempt. overzicht van de apps te openen.
Belangrijkste instellingen van het
Schakel het geluid weer in door op één van de twee audiosysteem, het touchscreen en het digitale
Help
volumetoetsen te drukken. instrumentenpaneel.
Toegang tot het instructieboekje en bekijken
Inkomende oproep (kort indrukken): oproep
van de trainingsvideo's.
aannemen.
Tijdens gesprek (kort indrukken): ophangen.
Media
Selecteren van een geluidsbron of
Gesproken commando's
Inkomende oproep (lang indrukken): oproep
radiozender.
weigeren.
Mirror Screen® Eerste handelingen
Geen gesprek bezig(kort indrukken): het
Smartphone verbonden via Mirror Screen®: (afhankelijk van de uitvoering)
oproepenlogboek openen van de telefoon die
toegang tot de geprojecteerde weergave van
via Bluetooth® is verbonden. De spraakherkenning biedt een keuze uit minimaal
Apple®CarPlay® of Android Auto.
Mirror Screen® verbonden (kort indrukken): de 17 talen (Frans, Duits, Engels (VK), Engels (VS),
Smartphone niet verbonden: toegang tot het menu
geprojecteerde weergave van de telefoonapp van Arabisch, Braziliaans, Chinees, Spaans, Hebreeuws,
om een smartphone te verbinden.
uw Mirror Screen®-apparaat openen. Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees,
Navigatie
Radio: automatisch zoeken naar de Russisch, Zweeds, Turks) die via het mobiele
(afhankelijk van de uitvoering)
vorige / volgende zender (in de lijst netwerk beschikbaar zijn en overeenkomen met de
Invoeren van instellingen voor het navigatiesysteem
met radiozenders gesorteerd op naam of gekozen taal die eerder in het systeem is ingesteld.
en kiezen van een bestemming.
frequenties).
De in real time beschikbare diensten gebruiken,
afhankelijk van de uitvoering.

213
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Het systeem ondersteunt twee talen die worden De spraakherkenning openen – Vraag de andere passagiers om stil te zijn
gebruikt wanneer er wordt gereden in gebieden die voordat u gesproken commando's geeft.
Gesproken commando's kunnen worden
niet door een mobiel netwerk worden gedekt.
gebruikt op elke schermpagina op Voorbeeld van een gesproken commando
Deze talen, die ingebouwde talen worden genoemd,
voorwaarde dat er geen andere functies actief zijn voor de airconditioning:
zijn in het systeem gedownload.
die prioriteit hebben (achteruitrijden, noodoproep of "zet de ventilator harder"
Als de gekozen taal niet is gedownload, verschijnt
pechhulpoproep, telefoongesprek of wanneer de "Zet de airconditioning aan"
er een melding op het scherm zodra het mobiele
spraakherkenning van een andere smartphone al "ik heb het te heet"
netwerk voor het eerst geen verbinding meer heeft
wordt gebruikt). Voorbeeld van een gesproken commando
en wordt aangeboden om de taal te downloaden.
De spraakherkenning kan als volgt worden geopend: voor radio en media:
Download deze nieuwe taal van tevoren via het
► Zeg "OK Peugeot". "Ik wil naar michael jackson luisteren"
Wi-Fi-netwerk om deze in alle gebieden te kunnen
Of "schakel over naar radio"
gebruiken (zet het contact aan zonder de motor te
► Druk op de toets op het stuurwiel. "stem af op 88.5"
starten).
Of
Voer de downloadprocedure uit die op het scherm Gesproken commando's voor media zijn
► Druk op de toets op het touchscreen.
wordt weergegeven. alleen beschikbaar met een
Wanneer deze nieuwe taal wordt gedownload, Houd rekening met het volgende om ervoor USB-verbinding.
wordt de ingebouwde taal die het minst is gebruikt, te zorgen dat het systeem uw gesproken
verwijderd. commando's altijd herkent: Voorbeeld van een gesproken commando
– Spreek met een normale stem de woorden voor de navigatie:
Informatie - Het systeem natuurlijk en volledig uit, zonder uw stem te "navigeer naar huis"
gebruiken verheffen.
– Na het openen van de spraakherkenning
"Leid me naar daniëlles huis"
"zoek openbare parkeergelegenheid in de buurt"
Wanneer gesproken commando's zijn
met de toets op het stuurwiel of de toets op
ingeschakeld, moet u uw commando na het Geef, afhankelijk van het land, de
het touchscreen moet u altijd wachten op de
geluidssignaal geven. bestemmingsinstructies (het adres) op in de
pieptoon (geluidssignaal) voordat u begint
Voor commando's in verschillende fasen vindt taal die voor het systeem is geconfigureerd.
te praten. Er klinkt geen piep wanneer de
interactie met het systeem plaats om het eerste
spraakherkenning met "OK Peugeot" wordt Voorbeeld van een gesproken commando
verzoek te voltooien.
geopend. voor de telefoon:
Sommige commando's worden na 7 seconden
– Voor een optimale werking raden wij u aan om "bel de mobiel van matthijs"
automatisch gevalideerd.
de ruiten en het schuif- / kanteldak (afhankelijk "bel 071 5467563"
Als het systeem uw commando niet kan uitvoeren,
van de uitvoering) te sluiten om geluiden van "Bel jonas"
wordt dit aangegeven door een gesproken bericht
buiten te voorkomen. Schakel ook de ventilatie
en een melding op het scherm.
uit.

214
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Als er geen telefoon is aangesloten door


middel van Bluetooth®, kondigt een
Selecteer "Geluid ingeschakeld", "Alleen
waarschuwingen" en "Stil" door
Selecteer "Benzinestation" om de
verschillende benzinestations op de huidige
10
gesproken bericht het volgende aan: "Sluit een herhaaldelijk op deze toets te drukken. route of in de buurt van de huidige locatie weer te
telefoon aan door middel van Bluetooth®". Hierna Druk op de toets "plus" / "min" om in of uit te geven.
wordt de spraaksessie afgesloten. zoomen, of gebruik twee vingers op het Selecteer "TomTom service" om toegang te
scherm. krijgen tot de netwerkstatus.
Voorbeeld van een gesproken commando Selecteer "Instellingen" om het type auto in
voor het weerbericht: Hoofdmenu te voeren en het display, de gesproken
"heb ik een regenjas nodig" commando's, de kaartopties, het plannen van
Druk op de "Navigatie"-app om het
"hoe is het weer vanavond" routes, geluiden en waarschuwingen en
startscherm van de navigatie weer te geven.
"wat is vandaag de luchtvochtigheid" systeeminformatie te personaliseren.
Druk op deze toets om het hoofdmenu van
de verschillende opties weer te geven. Selecteer deze toets om informatie over
Navigatie Selecteer "Zoeken" om een adres, naam of softwareversies en juridische informatie weer
bepaalde POI in te voeren. te geven. Informatie over de gebruikte Open
Source-softwarebibliotheken en de bijbehorende
Navigatie-startscherm Selecteer "Thuis" om een adres te gebruiken
dat eerder in "Thuis toevoegen" is licentie-urls.
(afhankelijk van de uitvoering) ingevoerd.
Maak regelmatig verbinding met een veilig
Selecteer "Werk" om een adres te gebruiken
Toegang tot aanvullende video's Wi-Fi-toegangspunt, zodat de kaarten
dat eerder in "Mijn plaatsen" is ingevoerd.
automatisch worden bijgewerkt.
Selecteer "Recente bestemmingen" om de
Kaarten kunnen ook worden bijgewerkt via een
recent opgezochte bestemmingen weer te
mobiel netwerk, afhankelijk van de uitvoering, het
geven.
land van verkoop, het uitrustingsniveau van de
Selecteer "Huidige " om een ander menu te
auto en het abonnement op verbonden diensten
openen en verschillende handelingen uit te
https://www.tomtom.com/PSAGroup-Connected-Nav en opties.
voeren voor de route die op dat moment is gepland.
Druk op de "Navigatie"-app om het Maar als u het wifinetwerk van uw smartphone
Selecteer "Mijn plaatsen" voor een snelle
startscherm van de navigatie weer te geven. en/of een mobiel netwerk gebruikt, kunnen er
toegang tot opgeslagen plaatsen en favoriete
Druk op "Zoeken" om een adres of een extra kosten worden aangerekend als u kosten
bestemmingen.
naam in te voeren. buiten uw abonnement maakt.
Selecteer "Mijn routes" om uw favoriete
Druk op deze toets om het hoofdmenu van Deze eventuele kosten wordt verrekend via de
routes weer te geven.
de verschillende opties weer te geven. rekening van uw mobiele serviceprovider.
Selecteer "Parkeren" om verschillende
Druk op deze toets om de 3D / 2D-modus
parkeeropties in de regio weer te geven.
weer te geven.

215
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Connectiviteit Bluetooth®-verbinding Bijvoorbeeld het valideren van de koppelingscodes.


Verbinding met een mobiel apparaat met het Koppelingsprocedure via het systeem
Een apparaat met een systeem van de auto via Bluetooth® biedt toegang Druk op de "Instellingen"-app.
tot de inhoud en "Media"-streaming. Deze zorgt er
draadverbinding aansluiten ook voor dat de Telefoon-functie wordt ingeschakeld. Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst.
via USB De verbinding kan worden gestart via het Bluetooth®- Selecteer "Apparaten".
Door een mobiel apparaat via USB te verbinden kan menu van het mobiele apparaat of via het systeem
het apparaat worden opgeladen. De geautoriseerde van de auto. Hiervoor moet het "Apparaten"-menu Selecteer de naam van het mobiele apparaat
mediacontent kan dan ook beschikbaar worden worden geopend om voor de eerste keer verbinding waar vanaf u verbinding wilt maken:
gesteld aan het systeem (Media-content van het te maken. – De lijst met bekende apparaten (als het apparaat
iPod®-type). In sommige gevallen moet u uw apparaat al met het systeem verbonden is geweest).
Met een enkele USB-aansluiting kan de ontgrendelen en toestemming geven bij het of
Mirror Screen-verbinding (Apple®CarPlay® of synchroniseren van contactpersonen en recente – De lijst met gedetecteerde apparaten (als het
Android Auto) voor compatibele verbonden mobiele oproepen. apparaat nooit met het systeem verbonden is
apparaten tot stand worden gebracht en kunnen Het kan zijn dat sommige functies niet door uw geweest of uit het systeem is verwijderd).
bepaalde apps van het apparaat op het touchscreen apparaat worden ondersteund. Een mobiel apparaat dat al verbonden is
worden gebruikt. Bezoek de landelijke website van het merk met het systeem wordt automatisch opnieuw
Zie het deel "Ergonomie en comfort - Voorzieningen" voor informatie over de gedeeltelijke of verbonden wanneer de auto wordt gestart als het
voor meer informatie over de USB-aansluiting die volledige compatibiliteit van typen apparaten en gebruikersprofiel is geselecteerd.
compatibel is met de Mirror Screen®-functie. smartphones. Het automatisch opnieuw verbinden wordt
Wanneer het mobiele apparaat is aangesloten met
gepauzeerd wanneer het "Apparaten"-menu
de USB-kabel wordt het opgeladen. Koppelingsprocedure via een apparaat wordt geopend. Op deze manier kan het systeem
Voor de beste prestaties raden wij u aan om In het Bluetooth®-menu op uw mobiele de Bluetooth® -functie zichtbaar maken om een
de originele USB-kabels (bij voorkeur zo apparaat selecteert u de naam van het nieuw apparaat te verbinden.
kort mogelijke kabels) van uw apparaten te systeem in de lijst met gedetecteerde apparaten. De verbinding met het systeem wordt ongedaan
gebruiken. gemaakt wanneer het bestuurdersportier wordt
Om de Bluetooth® -functie van uw systeem
geopend en het contact wordt afgezet.
zichtbaar te maken opent u eerst het
Gebruik geen USB-verdeelstekker om "Apparaten"-menu van het systeem.
beschadiging van het systeem te Automatisch opnieuw verbinding maken
voorkomen. Voer de eerste verbindingsprocedure uit die door het
Wanneer een gebruikersprofiel is geselecteerd,
systeem en op het apparaat wordt voorgesteld.
kan het systeem automatisch apparaten die

216
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

al verbonden en gedetecteerd waren opnieuw


verbinden.
De Wi-Fi-verbinding van het systeem met
een apparaat dat al draadloos verbonden is
Selecteer "Apparaten" om een lijst met
gekoppelde apparaten weer te geven.
10
Apparaten die al gekoppeld waren aan het via Mirror Screen® is niet mogelijk. Gebruik dan Druk op deze toets.
geselecteerde gebruikersprofiel worden als eerste een Mirror Screen®-verbinding via de
verbonden, en als dat niet lukt, worden de laatst USB-aansluiting. Druk op "VERWIJDEREN".
verbonden apparaten opnieuw verbonden. Bevestig deze keuze door op "JA" te drukken.

Wi-Fi-verbinding Apparaatbeheer Het kan zijn dat sommige apparaten die net
Voor elk apparaat dat al via een draadloze uit het systeem zijn verwijderd om een
Het systeem heeft een externe Wi-Fi-
verbinding (Bluetooth® of draadloze Mirror Screen®- verbinding vragen. Weiger dit verzoek.
verbindingsmodus voor het uitvoeren van
systeemupdates. verbinding) verbonden is met het systeem, kan
een favoriete verbindingsmodus worden ingesteld
Druk op de "Instellingen"-app.
(afhankelijk van de functies die het apparaat kan Mirror Screen®
Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst. ondersteunen). Wanneer een profiel is gekozen, is
het dus mogelijk om in te stellen of een apparaat Wanneer een smartphone via Mirror
Selecteer "Wi-Fi".
verbonden moet worden via een draadloze Screen® is verbonden, worden de locatie
Bluetooth®-verbinding of een draadloze Mirror van de auto en bepaalde gegevens over de auto
Schakel "Wi-Fi" in of uit.
Screen®-verbinding wanneer het systeem wordt naar de smartphone gestuurd (zoals merk, stuur
Het systeem gaat zoeken naar Wi-Fi-
gestart. links of rechts, dag-/nachtmodus en rijsnelheid).
netwerken in de omgeving. Dit kan een paar
seconden duren. Druk op de "Instellingen"-app.
Selecteer het Wi-Fi-netwerk waarmee u verbinding Apple® CarPlay®-verbinding
wilt maken en voer het wachtwoord in. Selecteer "Connectiviteit" in de lijst.
Selecteer "Apparaten" om een lijst met voor smartphones
Bescherm uw systeem door alleen gekoppelde apparaten weer te geven. Er kan één Apple® CarPlay®-smartphone worden
verbinding te maken met netwerken die Druk op deze toets om de verbinding van verbonden door middel van een USB-kabel of via
voldoende zijn beschermd. Versleutelingsniveau een apparaat te beheren. een draadloze verbinding.
WPA2, gelijkwaardig aan het beveiligingsniveau Kies een verbindingstype en bevestig deze keuze
voor thuisgebruik, is vereist. Schakel eerst de Siri®-functie op uw
door op "TOEPASSEN" te drukken.
Apple®-smartphone in.

Een netwerk dat al met het systeem is Een apparaat verwijderen Als het apparaat geen verbinding kan maken,
controleer dan op de website van Apple of het
verbonden, wordt automatisch opnieuw Druk op de "Instellingen"-app.
apparaat compatibel is met de functie.
verbonden zodra het systeem het netwerk
Als het probleem aanhoudt, verwijder alle
detecteert en de Wi-Fi-functie is ingeschakeld. Selecteer "Connectiviteit" in de lijst.
opgeslagen verbindingen op de smartphone en

217
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

in het systeem voordat u een nieuwe verbinding Schakel eerst de CarPlay®-functie van de Android Auto-verbinding voor
maakt. smartphone in.
Klik in het menu Bluetooth op de "i" naast de
smartphones
Bij de verbinding via de kabel moet u de functie relevante auto en schakel CarPlay in. Er kan slechts één Android Auto-smartphone
CarPlay in het menu Instellingen, Bluetooth van Druk op de "Instellingen"-app. worden verbonden door middel van een USB-kabel
uw smartphone uitschakelen. of via een draadloze verbinding.
Klik in het menu Bluetooth op de "i" naast de Selecteer "Connectiviteit" in de lijst. Installeer eerst de app "Android Auto" via
relevante auto en schakel CarPlay uit. Selecteer "Apparaten" om het apparaat de "Play Store" op uw smartphone.
Sluit de smartphone aan op het systeem met weer te geven dat moet worden verbonden Voor de "Android Auto"-functie is een
behulp van de USB-aansluiting die met Apple®CarPlay®. compatibele smartphone nodig.
compatibel is met Mirror Screen. Als het apparaat al via Bluetooth® met het systeem Als het apparaat geen verbinding kan maken,
Apple® CarPlay® wordt automatisch gestart een paar is verbonden, selecteert u de apparaatinstellingen controleer dan op de website van Android Auto of
seconden nadat de USB-verbinding tot stand is in de lijst van bekende apparaten en kiest u het apparaat compatibel is met de functie.
gekomen. In sommige gevallen moet uw apparaat Apple®CarPlay® als de modus voor draadloze Als het probleem aanhoudt, verwijder alle
ontgrendeld worden. verbinding. opgeslagen verbindingen op de smartphone en
De smartphone wordt opgeladen als deze via een Als het apparaat niet eerder met het systeem in het systeem voordat u een nieuwe verbinding
USB-kabel is aangesloten. verbonden is geweest, moet het worden gekoppeld maakt.
Bij de verbinding via kabel moet u voorkomen dat (zie het hoofdstuk "Bluetooth®-verbinding"). Voor een optimale draadloze verbinding raden
de kabel loskomt, vooral wanneer u door tolpoorten Het systeem detecteert of de smartphone we aan om uw smartphone uit de buurt van
rijdt. compatibel is met Apple en stelt voor om deze te andere Wi-Fi-netwerken te houden waarmee
Er is slechts één USB-socket voor de Mirror verbinden na het koppelingsproces.CarPlay automatisch verbinding kan worden gemaakt.
Screen®-verbinding (Apple®CarPlay®); zie Om de smartphone een volgende keer automatisch
het hoofdstuk "Ergonomie en comfort te verbinden, moet de Bluetooth® op uw apparaat Bij verbinding via de kabel moet u de draadloze
- Voorzieningen". zijn ingeschakeld. Android Auto-functie, in het menu Instellingen,
Voor de beste prestaties raden wij u aan Zodra de verbinding tot stand is gekomen, Android Auto in de app van uw smartphone
om de originele USB-kabels (bij voorkeur zo drukt u op deze toets om de interface uitschakelen.
kort mogelijke kabels) van uw apparaten te "Apple®CarPlay®" weer te geven. Sluit de smartphone aan op het systeem met
gebruiken. Houd de toets op het stuurwiel ingedrukt om behulp van de USB-aansluiting die
de gesproken commando's van de compatibel is met Mirror Screen®.
De draadloze verbinding van een Apple® CarPlay®- smartphone in te schakelen. Android Auto wordt een paar seconden nadat
smartphone kan worden gestart via het menu de USB-verbinding tot stand is gekomen
"Apparaten". gestart. Voor de eerste verbinding moet een

218
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

bevestigingsprocedure op de smartphone worden


uitgevoerd. Hiervoor moet de auto stilstaan.
Het systeem detecteert of de smartphone
compatibel is met Android Auto en stelt voor om
Druk op een van de toetsen om
automatisch naar radiozenders te
10
De smartphone wordt opgeladen als deze via een deze te verbinden na het koppelingsproces. zoeken.
USB-kabel is aangesloten. Als het apparaat al via Bluetooth® met het systeem Of
Bij de verbinding via kabel moet u voorkomen dat verbonden is, selecteert u de apparaatinstellingen Verplaats de schuifbalk om handmatig naar
de kabel loskomt, vooral wanneer u door tolpoorten in de lijst van bekende apparaten en kiest u Android andere frequenties te zoeken.
rijdt. Auto als de modus voor draadloze verbinding. Of
Wanneer u wilt dat uw smartphone een volgende Druk op deze toets.
Er is slechts één USB-aansluiting voor de
keer automatisch verbinding maakt, moet Bluetooth®
Mirror Screen®-verbinding (Android Auto);
op uw apparaat zijn ingeschakeld. Voer de frequentie in via het virtuele
zie het hoofdstuk "Ergonomie en comfort
Zodra de verbinding tot stand is gekomen, toetsenbord.
- Voorzieningen ".
drukt u op deze toets om de "Android Druk op deze knop om te bevestigen.
Voor de beste prestaties raden wij u aan
Auto"-interface weer te geven.
om de originele USB-kabels (bij voorkeur zo
Houd de toets op het stuurwiel ingedrukt om Wanneer u op het "Zenders"-tabblad drukt, wordt
kort mogelijke kabels) van uw apparaten te
de gesproken commando's van de een lijst met zenders weergegeven.
gebruiken.
smartphone in te schakelen. Druk op "Dempen" om het geluid in te
De draadloze verbinding van een Android Auto- schakelen/uit te schakelen.
smartphone kan worden gestart via het menu
"Apparaten".
Media De radio-ontvangst kan worden verstoord
door het gebruik van elektrische apparatuur
Schakel eerst de draadloze Android Auto®-functie
van de smartphone in, in het menu Instellingen van
De bron wijzigen die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een
lader met USB-aansluiting die is aangesloten op
de app "Android Auto" van uw smartphone. Druk op de "Media"-app.
de 12V-aansluiting.
Druk op de "Instellingen"-app. Er kunnen storingen in de ontvangst optreden
Druk op deze toets om de bron (radio,
door obstakels in de omgeving (bergen,
Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst. audiostreaming via een USB-aansluiting,
gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.), ook
Selecteer "Apparaten" om het apparaat Bluetooth® of Mirror Screen®) te wijzigen.
als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een
weer te geven dat moet worden verbonden
met Android Auto. Een radiozender selecteren normaal verschijnsel voor radiogolven en kan in
geen enkel opzicht worden gezien als een defect
Als het apparaat niet eerder met het systeem Druk op de "Media"-app.
van het systeem.
verbonden is geweest, moet het worden gekoppeld
(zie het hoofdstuk "Bluetooth®-verbinding"). Selecteer het "Afspelen"-tabblad in de lijst.
Een radiozender opslaan
Selecteer een zender.

219
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Druk op de "Media"-app. Het oplichten van de schuifbalk bevestigt dat de Audio streamen
functie is geactiveerd.
Met de streamingfunctie kunt u naar de audiostream
Selecteer het "Afspelen"-tabblad in de lijst.
luisteren die afkomstig is van de smartphone(s) die
Druk op de toets "Favoriete radiozenders". De frequentieband wijzigen is (zijn) verbonden via Bluetooth®, USB (iPod®-type)
Druk op de "Media"-app. of Mirror Screen®.
Het opslaan vindt plaats door kort of lang op
Stel eerst het volume van het draagbare apparaat af
een van deze toetsen te drukken, of lang te Selecteer het "Afspelen"-tabblad in de lijst. (op een hoog geluidsniveau).
drukken op een al opgeslagen favoriete radiozender Druk op deze toets om de frequentieband Stel dan het geluidsvolume van het systeem in.
die vervolgens vervangen wordt. (FM - AM - DAB) te wijzigen, afhankelijk van Als het afspelen niet start, kan het zijn dat u
Druk op deze toets om terug te keren naar het land van verkoop. het afspelen van de audio moet starten via de
de vorige pagina.
smartphone.
Verkeersinformatieberichten Bediening verloopt via het externe apparaat of via de
Radiozenders automatisch inschakelen aanraaktoetsen van het systeem.
opzoeken Deze functie geeft prioriteit aan de Als streaming eenmaal is gestart, wordt uw
Via de toepassing "Media". waarschuwingsmeldingen van de smartphone als een geluidsbron
Druk op de "Media"-app. Verkeersinformatieberichten. Voor een correcte beschouwd.
werking van deze functie is een goede ontvangst
Selecteer het "Zenders"-tabblad in de lijst. van een radiozender nodig die deze berichten
Er wordt automatisch gezocht. uitzendt. Zodra een verkeersinformatiebericht Een nummer afspelen
Wanneer u de schakelaars op of rondom het wordt uitgezonden, wordt de radiozender waar Druk op de "Media"-app.
stuurwiel gebruikt, drukt u op deze toets. op dat moment naar wordt geluisterd automatisch
Er wordt automatisch gezocht. onderbroken voor het verkeersinformatiebericht. Druk wanneer er meerdere apparaten zijn
Zodra het bericht is afgelopen, wordt de normale verbonden op deze toets om een apparaat te
Radiozender volgen radiouitzending hervat. selecteren.
inschakelen Druk op de "Media"-app. Wanneer het apparaat is verbonden, kunt u door de
Voor een betere ontvangst wijzigt het systeem bestanden bladeren door op de toets "Afspeellijst"
Selecteer het "Instellingen"-tabblad in de lijst. of "Bibliotheek" te drukken.
automatisch de frequentie.
Schakel "Verkeersbericht" in. Kort indrukken: naar het vorige /
Druk op de "Media"-app.
volgende nummer gaan.
Het oplichten van de schuifbalk bevestigt dat de Lang indrukken: snel vooruit / achteruit spoelen in
Selecteer het "Instellingen"-tabblad in de lijst.
functie is geactiveerd. een nummer.
Schakel "Radiozender volgen" in.

220
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

De huidige titel of de lijst met geselecteerde


titels herhalen.
Het systeem speelt alleen audiobestanden af met de
bestandsextensie ".wma", ".aac", ".flac", ".ogg" en
Druk op deze toets op het touchscreen.
10
Willekeurig nummers afspelen. ".mp3" met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps. Het gesprek beëindigen:
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) Houd...
Geluid uitschakelen / weer inschakelen. kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (".mp4", enz.) kunnen ... de telefoontoets op het stuurwiel ingedrukt
niet worden afgespeeld. om het gesprek te weigeren.
Instellingen voor audio en Bestanden met de extensie ".wma" moeten van de Of
radio configureren WMA 9-standaard zijn. Druk op deze toets op het touchscreen.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
De audio-instellingen kunnen op 2 manieren worden
(sampling rates) zijn 32, 44 en 48 KHz. Druk op deze toets op het touchscreen om
geopend.
Om problemen met lezen en weergeven te een automatisch bericht te verzenden waarin
Via de toepassing Media
voorkomen, raden wij aan om bestandsnamen te wordt gemeld dat u aan het rijden bent.
Druk op de "Media"-app.
kiezen van maximaal 20 tekens die geen speciale
tekens bevatten (zoals, " ? . ; ù). Bellen
Selecteer het "Instellingen"-tabblad in de lijst.
Gebruik uitsluitend USB-geheugensticks met de
Of Het gebruik van de telefoon tijdens het
bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Via de toepassing Instellingen rijden wordt ten zeerste afgeraden.
Druk op de "Instellingen"-app. Wij raden aan om de originele USB-kabel Parkeer de auto.
voor het draagbare apparaat te gebruiken.
Selecteer het "Audio en radio"-tabblad in de lijst.
Het volgende kan worden geconfigureerd:
Bellen via het numerieke toetsenbord
– Audio-instellingen. Telefoon Druk op de "Telefoon"-app.
– Radio-instellingen.
– Volume-instellingen. Selecteer het "Toetsenbord"-tabblad in de lijst en
Een gesprek ontvangen kies dan het nummer.
Informatie en tips Als u wordt gebeld, klinkt een beltoon en verschijnt Druk op deze toets om te bellen.
een extra venster op het scherm.
Het systeem ondersteunt USB-
Het gesprek aannemen:
massaopslagapparaten of Apple®-apparaten via
Druk kort op de telefoontoets op het Bellen via de lijst met recente
de USB-aansluitingen. De adapterkabel wordt niet
meegeleverd.
stuurwiel om een inkomend gesprek aan te gesprekken
nemen. Druk op de "Telefoon"-app.
U beheert de apparaten met de bedieningstoetsen
Of
van het audiosysteem.

221
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Selecteer het "Oproepen"-tabblad in de lijst. Twee telefoons aansluiten De systeemconnectiviteit


Of
Druk kort... Er kunnen twee telefoons tegelijkertijd op beheren
... op de telefoontoets op het stuurwiel. het systeem worden aangesloten: Druk op de "Instellingen"-app.
– 2 via de Bluetooth®-verbinding.
Selecteer en bel een van de meest recente Of Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst.
nummers in de lijst met gebelde nummers. – 1 via de Bluetooth®-verbinding en 1 via de Het volgende kan worden beheerd:
Mirror Screen®-verbinding. – De Bluetooth®-verbinding.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon – De Mirror Screen®-smartphoneverbindingen
De weergave en de inhoud van de meest recent
bellen. Zet in dat geval de auto uit (Apple®CarPlay®/Android Auto).
gebruikte telefoon hebben prioriteit.
veiligheidsoverwegingen stil. – De Wi-Fi-verbinding.
Prioriteit van de telefoon wijzigen: – De privacymodus.
Druk op de "Telefoon"-app.
Een contact bellen
Druk op de "Telefoon"-app.
Het systeem configureren
Druk op deze toets om de prioriteit van de Druk op de "Instellingen"-app.
telefoon te wijzigen.
Selecteer het "Contacten"-tabblad in de lijst.
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst. Selecteer het "Systeem"-tabblad in de lijst.
Bel het contact door een van de Instellingen Het volgende kan worden geconfigureerd:
telefoonnummers van het contact te – De taal.
– Datum en tijd.
selecteren. Het scherm configureren – De eenheid voor afstand en verbruik (kWh / 100
Druk op de "Instellingen"-app.
De lijst met contacten km - km, mi / kWh - mijl, km / kWh - km).
– De eenheid voor temperatuur (Fahrenheit,
organiseren Selecteer het "Aanpassingen"-tabblad in de lijst. Celsius).
Druk op de "Telefoon"-app. Het volgende kan worden geconfigureerd: De systeemconfiguratie kan ook worden gereset.
– de schermkleuren voor de sfeerverlichting. Zie het
Selecteer in de lijst het "Instellingen"-tabblad om de deel "Ergonomie en comfort". Taal selecteren
instellingen voor de telefoon weer te geven. – De geluidssfeer. Selecteer "Taal" om de taal te wijzigen.
U kunt contacten indelen aan de hand van – De animaties voor begroeten en afscheid nemen.
hun voor- of achternaam. – De animaties voor schermovergangen. Druk op de gewenste taal.

Druk op de pijl Terug om terug te keren naar


de vorige pagina.

222
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Datum en tijd instellen


Selecteer "Datum en tijd" om de datum en de tijd
Selecteer het "Handleiding"-tabblad in de lijst om
het instructieboekje van de auto te raadplegen.
Druk op een van de afbeeldingen onder aan het
scherm. 10
te wijzigen. Of Druk op een van de rondjes in de vergrote
"Datum en tijd automatisch instellen" is Selecteer het "Tutorials"-tabblad in de lijst om weergave.
standaard ingeschakeld om de instelling video's te bekijken waarin het gebruik van schermen, Er zijn twee manieren van weergeven:
automatisch aan te passen op basis van uw bepaalde rijhulpsystemen en spraakherkenning – Directe weergave van het onderwerp als slechts
geolocatie. wordt uitgelegd. één onderwerp bij het rondje hoort.
Om deze handmatig aan te passen, schakelt u – Weergave van een lijst met onderwerpen als een
"Datum en tijd automatisch instellen" uit. Handleiding rondje bij verschillende onderwerpen hoort.
Druk op het "Tijdzone selecteren"-veld en geef Selecteer de taal voor de weergave.
vervolgens een tijdzone op.
Lampjes
Druk op de pijl Terug om terug te keren naar De startpagina van het instructieboekje wordt Druk op Lampjes.
de vorige pagina. weergegeven.
Druk op de regel "Tijdsinstellingen" en stel de tijd Deze biedt verschillende mogelijkheden om Het overzicht van de waarschuwings- en
in. informatie op te zoeken: controlelampjes wordt weergegeven.
Druk op "OK" om te bevestigen. Visueel zoeken De waarschuwings- en controlelampjes zijn op kleur
Toegang tot onderwerpen via afbeeldingen gesorteerd.
Druk op de regel "Datum" en stel de datum in. die de buiten- en binnenzijde van de auto Druk op het betreffende waarschuwings-/
Druk op "OK" om te bevestigen. weergeven. controlelampje om de inhoud ervan weer te geven.
Lampjes Terug naar het overzicht van de
Selecteer Tijdnotatie (12h / 24h). Toegang tot beschrijvingen/uitleg over de waarschuwings- en controlelampjes.
werking van de waarschuwings-/controlelampjes op
Selecteer Datumnotatie. het instrumentenpaneel. Systeem
Systeem Druk op Systeem.
Toegang tot de gedeeltes over de
Het systeem schakelt niet automatisch over De lijst met audio- en telematicasystemen wordt
verschillende audio- en telematicasystemen.
op zomertijd / wintertijd (afhankelijk van het weergegeven.
Inhoud
land van verkoop). Druk op het betreffende gedeelte om de lijst met
Toegang tot onderwerpen via de
hoofdgedeeltes van het instructieboekje. onderwerpen weer te geven.
Druk op het betreffende onderwerp om de inhoud
Help Visueel zoeken ervan weer te geven.
Druk op de "Help"-app. Druk op Visueel zoeken. Als het onderwerp meerdere pagina's
beslaat, veegt u met uw vinger horizontaal.

223
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect

Terug naar de lijst met onderwerpen.

Inhoud
Druk op Inhoud.

De lijst met gedeeltes wordt weergegeven.


Druk op het betreffende gedeelte om de lijst met
onderwerpen weer te geven.
Druk op het betreffende onderwerp om de inhoud
ervan weer te geven.
Als het onderwerp meerdere pagina's
beslaat, veegt u met uw vinger horizontaal.
Terug naar de lijst met onderwerpen.

224
Registratie van autogegevens en privacy

Registratie van draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte


veiligheidsgordels).
Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan 11
autogegevens en privacy – Omgevingsfactoren (zoals temperatuur, kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
In de auto zijn elektronische regeleenheden regensensor en afstandssensor). uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk, auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van worden ze niet langer dan één werkingscyclus Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
de auto worden ontvangen, of gegevens die door opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto, functie kan informatie over de toestand van de auto, onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of de belasting van componenten, servicevereisten, worden uitgevoerd.
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies. permanent worden opgeslagen. de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
Hieronder staat algemene informatie over hoe Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
gegevens in de auto worden verwerkt. worden de gegevens als volgt opgeslagen: worden gebruikt voor meldingen over de technische
U vindt aanvullende informatie over de specifieke – De bedrijfsstatus van systeemcomponenten toestand van de auto of componenten van de auto
gegevens die worden gedownload, opgeslagen (zoals het vulniveau, de bandenspanning en de en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
en verstuurd naar derden en waarvoor ze laadtoestand van de accu). in overeenstemming met verplichtingen onder
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder – Fouten en storingen in belangrijkste garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct systeemcomponenten (zoals lampen en remmen). gegevens, met name informatie over belasting
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende – Reacties van systemen in specifieke rijsituaties van componenten, technische gebeurtenissen,
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de (zoals activering van een airbag of activering van bedieningsfouten en andere storingen, worden
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden. stabiliteitsregel- en remsystemen). waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
Deze informatie staat ook online. – Informatie over gebeurtenissen die schade aan de het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
auto hebben veroorzaakt. zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
Werkingsgegevens van de – Bij elektrische en plug-in hybride auto's de fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
auto actieradius. voor producten. De gegevens kunnen ook worden
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
werking van de auto worden gebruikt. als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het garantieclaims na te kijken.
Deze gegevens omvatten onder meer: nodig zijn om gegevens te registreren die anders Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
– Informatie over de toestand van de auto niet worden opgeslagen. door een servicepunt tijdens onderhouds- of
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie,

225
Registratie van autogegevens en privacy

reparatiewerkzaamheden of op uw verzoek worden of een MP3-speler). Gegevens die u zelf hebt veranderen is afhankelijk van de betreffende app en
gereset. ingevoerd, kunnen op elk moment worden gewist. van het besturingssysteem op uw smartphone.
De gegevens kunnen op uw verzoek ook naar een
Comfort- en locatie buiten de auto worden gestuurd, vooral bij Online diensten
infotainment-functies gebruik van online diensten in overeenstemming Als uw auto met een draadloos netwerk is
met de geselecteerde instellingen. verbonden, kunnen gegevens worden uitgewisseld
Comfort- en gepersonaliseerde instellingen kunnen
tussen de auto en andere systemen. Verbinding
in de auto worden opgeslagen en op elk moment
aangepast of opnieuw ingesteld worden.
Integratie van een Smartphone met een draadloos netwerk is mogelijk via een
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto (zoals Android Auto® of zender in uw auto of een mobiel apparaat dat u
hebt verbonden (zoals een smartphone). De online
kan dit het volgende omvatten: Apple®CarPlay®) diensten kunnen via deze draadloze verbinding
– Instellingen voor de positie van stoel en stuurwiel.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto worden gebruikt. Deze omvatten online diensten en
– Instellingen voor chassis en airconditioning.
kunt u uw smartphone of een ander mobiel apps die door de fabrikant en andere leveranciers
– Gepersonaliseerde instellingen, zoals de
apparaat aansluiten in de auto, zodat het met aan u zijn geleverd.
interieurverlichting.
de geïntegreerde bedieningsfuncties van de
U kunt uw eigen gegevens in het audio- en
telematicasysteem van de auto invoeren, als
auto kan worden bediend. Beelden en geluid Exclusieve diensten
van de smartphone kunnen via het audio- en Met betrekking tot de online diensten van de
onderdeel van de geselecteerde functies.
telematicasysteem worden verstuurd. Tegelijkertijd fabrikant worden de betreffende functies door
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
wordt er specifieke informatie naar uw smartphone de fabrikant in een geschikt medium beschreven
kan dit het volgende omvatten:
gestuurd. Afhankelijk van het type integratie omvat (bijvoorbeeld in het instructieboekje of op de
– Multimediagegevens zoals muziek, video's of
dit gegevens zoals locatie, dag-/nachtmodus en website van de fabrikant). Voor online diensten
foto's die met een geïntegreerd multimediasysteem
andere algemene informatie over de auto. Zie de kunnen persoonsgegevens worden gebruikt.
moeten worden gelezen.
gebruikersinstructies voor de auto of het audio- en Gegevens worden voor dit doeleinde via een
– Gegevens uit het adresboek voor gebruik met
telematicasysteem voor meer informatie. veilige verbinding uitgewisseld, bijvoorbeeld via
een geïntegreerd handsfree-systeem of een
Met het integreren van een smartphone kunt speciale computersystemen van de fabrikant.
geïntegreerd navigatiesysteem.
u de apps op de telefoon gebruiken, zoals een Het verzamelen, verwerken en gebruiken van
– Ingevoerde bestemmingen.
navigatie-app of muziekspeler. Er is geen andere persoonsgegevens voor de ontwikkeling van
– Gegevens over het gebruik van online diensten.
integratie tussen de smartphone en de auto mogelijk diensten worden uitsluitend uitgevoerd op basis van
Deze gegevens voor de comfort- en infotainment-
en dit geldt met name voor directe toegang tot wettelijke autorisatie, bijvoorbeeld bij een wettelijk
functies kunnen lokaal in de auto worden
autogegevens. Hoe de gegevens daarna worden verplicht noodoproepsysteem, of op basis van een
opgeslagen of op een apparaat dat u in de auto hebt
verwerkt, wordt bepaald door de leverancier van de contract of andere overeenkomst.
aangesloten (zoals een smartphone, een USB-stick
gebruikte app. De mogelijkheid om instellingen te U kunt de diensten en functies activeren en
deactiveren (sommige zijn oplaadbaar) en in

226
Registratie van autogegevens en privacy

sommige gevallen de volledige verbinding van de


auto met het draadloze netwerk. Dit omvat geen
11
wettelijk verplichte functies en diensten, zoals
noodoproep- of hulpoproepsystemen.

Diensten van derden


Als u online diensten van andere leveranciers
(derden) gebruikt, dan vallen deze diensten
onder de verantwoordelijkheid, vereisten
voor gegevensbescherming en de algemene
gebruiksvoorwaarden van de betreffende
leverancier. De fabrikant heeft vaak niets te
zeggen over de inhoud die in deze gevallen wordt
uitgewisseld.
Zorg er daarom voor dat u op de hoogte bent van
de aard, de omvang en het doel van de verzamelde
en gebruikte personeelsgegevens als onderdeel
van diensten van derden die door de betreffende
serviceprovider worden geleverd.

227
Index

12V-accu 172, 176, 193, 193–197 Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 81 Boordgereedschap 183–185
Apps 23, 25 Brandstof 153
Autogegevens 10, 225 Brandstofadditief 175–176

A
Automatische ruitenwissers 74 Brandstofniveaumeter 153
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, Brandstoftank 153–154
Aanhanger 82, 165 automatische 103–105, 108, 177, 194 Brandstof tanken 153–154
Aanhangergewichten 201–202, 204–205 Automatisch inschakelen verlichting 68 Brandstoftank leeg (diesel) 183
ABS 80 Automatisch noodremsysteem 135–138 Brandstofverbruik 20
Accessoires 77 Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 153–154
Accu laden 194–195, 197 Buitenlandse reizen 71

B
Achterklep 33 Buitenspiegels 143
Achterlichten 192 Buitenverlichting 69
Achteruitrijcamera 112, 146–147 Bagageruimte 33–34, 36
Achteruitrijlicht 192–193 Banden 177, 207

C
Actieradius AdBlue® 19, 176 Banden oppompen 177, 207
Active LED Vision 68, 71 Bandenreparatieset 184–185
Active Safety Brake 135–138 Bandenspanning 177, 186, 207 Carrosserie 181
Adaptieve snelheidsregelaar 116–117, 122–123 Bandenspanningscontrole (met set) 185, 187 Carrosserie-onderhoud 181
AdBlue® 19, 178 Bandenspanning te laag (detectie) 110 Centrale vergrendeling 30
AdBlue® bijvullen 179 Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, CHECK 21
AdBlue®-reservoir 179 batterij 32 Claxon 78
Afmetingen 206 Batterij afstandsbediening vervangen ~ Configuratie van de auto 10, 23
Afstandsbediening 26–31 Afstandsbediening, batterij vervangen 32 Connectiviteit 222
Afstellen van de koplamphoogte 68 Beladen 169–170 Contact 99, 222
Afzetten van de motor 98 Benzinemotor 107, 174, 202 Contact aangezet 99
Airbags 85, 87, 89 Bergingsauto of trailer (slepen) 199 Controlelampjes 11–12
Airbags vóór 86–87, 90 Bijvullen AdBlue® 176, 179 Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
Alarmknipperlichten 77, 183 BlueHDi 19, 176, 183 controle 18
Alarmsysteem 37–38 Bluetooth (handsfree set) 216 Controlepaneel 157–158, 160, 163
Allesdragers 169–170 Bluetooth (telefoon) 216–217 Controles 174–175, 176–178
Antiblokkeersysteem (ABS) 80 Bluetooth-verbinding 216–217
Antidiefstalsysteem/Startblokkering 28 Boordcomputer 22

228
Index

D
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Grootlicht 70
Electronic Brake Force Distribution (EBD) 80 Grootlichtassistent 70
Dagteller 21 Elektronische sleutel 29–30
Datum (instellen) 223 Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,

H
Detectie obstakels 144 elektronische 97
Detectie te lage bandenspanning ~ Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 80, 82
Bandenspanning, detectie 110, 186 Energiestromen 24 Halfautomatisch veranderen van rijstrook 131
De tractiebatterij laden 160 e-Save-functie (energiereserve) 24 Halogeenlampen 68
Diagnose auto 21 ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma) 80 Handgeschakelde versnellingsbak ~
Dieselmotor 153, 174, 183, 204 Versnellingsbak, handgeschakeld 102, 108, 177
Digitaal instrumentenpaneel 10 Handsfree achterklep 35–36

F
Dimmer dashboardverlichting ~ Handsfree set 216
Dashboardverlichting (dimmer) 22 Handsfree toegang 35–36
Display instrumentenpaneel 10 Favoriete rijfuncties 114 Hill-Holder ~ Hill Start Assist 107–108
Dodehoekbewaking met groot bereik 143 Flacon AdBlue® 179 Hoogspanning 155
Drive Assist Plus 122–123 Follow me home-verlichting 69 Hulpoproep 78–79
Dynamische noodrem 101–102 Follow me home verlichting ~ Follow-me-home- Hybridemotor 24, 172, 199, 205
verlichting 69
Frequentie (radio) 220

E I
G
Eco-mode 172 Identificatiegegevens 207
Eco-mode ~ Eco-modus 172 Identificatieplaatjes constructeur 207
ECO-stand 106 Geluidssignaal stil voertuig (plug-in hybride) 78 Identificatie (stickers) 207
Electronic Stability Program (ESC) 81 Geluidssignaal voor voetgangers Infraroodcamera 112
Elektrisch bedienbare achterklep 34–36 (plug-in hybride) 78 Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem, Geprogrammeerd laden 24, 164 (inhoud) 153
elektrisch bediend 100–102, 177 Geprogrammeerd laden (plug-in hybride) 24–25, Instapverlichting 69
Elektrische automatische transmissie 156, 162 Instellen van de uitrustingen 10, 23
(hybride) 103 Gereedschap 183–185 Instrumentenpaneel 10, 22, 113
Elektromotor 107, 155, 205 Gevarendriehoek 183 Instrumentenpanelen 10
Elektronische remdrukregelaar (REF) 80 Gewichten 201 Interieurfilter 176

229
Index

Interieurfilter (vervangen) 176 Laadkabel (plug-in hybride) 157–158, 163 Motoren 201–202, 204
ISOFIX (bevestigingen) 90, 92, 94 Laadniveaumeter (plug-in hybride) 21 Motorkap 173
ISOFIX bevestigingen 90, 92, 94 Laadstekker (plug-in hybride) 156, 162–164 Motorkapsteun 173
ISOFIX kinderzitjes 90–92, 94 Laadtoestand van de tractiebatterij 24 Motorolie 174
Laden accu ~ Accu laden 194–195, 197 Motorolieniveaumeter 18
Laden tractiebatterij 160

K
Laden via een normaal stopcontact 160

N
Lader voor versneld laden (wallbox) 157–158
Keyless entry and start 26, 28–29, 98 Lak 181, 207
Kilometerteller 21 Lampen (vervangen) 191–192 Netaansluiting (standaardstekker) 157–158
Kinderbeveiliging 95 Lampen vervangen 191–192 Niveau AdBlue® 176
Kinderen 84, 90–92 Lane Departure Warning System 140 Niveau brandstofadditief diesel ~
Kinderen (veiligheid) 95 Lane Keeping System 122–123, 128–129 Brandstofaddititiefniveau 175–176
Kinderzitjes 84, 87–90 Leder (onderhoud) 182 Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 19, 175
Kinderzitjes (conventioneel) 90, 92, 94 LED-verlichting 67, 192 Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 175
Kinderzitjes i-Size 92, 94 Lekke band 185–186, 188 Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Klep laadaansluiting Lichtschakelaar 66–67 Ruitensproeiervloeistofniveau 73, 175
(plug-in hybride) 156, 162–164 Logboek waarschuwingsmeldingen 21 Niveaus controleren 174–175
Klep van de laadaansluiting 164 Lokaliseren van de auto 27 Niveaus en controles 174–176
Kleurcode lak 207 Luchtfilter 176 Noodbediening achterklep 33
Klokje (instellen) 223 Luchtfilter (vervangen) 176 Noodbediening portieren 31
Koelvloeistof 175 Noodoproep ~ Urgence-oproep 78–79
Koelvloeistoftemperatuur 19 Noodprocedure afzetten van de motor 99–100
Koelvloeistoftemperatuurmeter 19
M
Noodprocedure starten 99, 194
Kofferdeksel sluiten 29, 33 Noodremassistentie ~ Brake Assist
Koplampverstelling 68 Matten 113 System (BAS) 81, 137
Krik 184–185, 188 Milieu 32 Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
Mistachterlicht 66, 193 System (BAS) 81
Mobiele app 24–25, 162, 164

L
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren 169–170
Laadkabel 160 Motor 178

230
Index

O
Opschakelindicator 108 Recuperatief remmen (vertragen door
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 202, remmen op de motor) 105
Oliefilter 176 204–205 Regelmatige controles ~ Controles 176–177
Oliefilter (vervangen) 176 Overzicht van het verbruik 24–25 Regelmatig onderhoud 113, 176, 178
Olieniveau 18, 174 Regeneratie roetfilter 176
Oliepeilstok 18, 174 Registratie van voertuigdata en privacy 225

P
Olieverbruik 174 Reinigen (adviezen) 156, 180–182
Onder de motorkap ~ Motorruimte 172–174 Rembekrachtigingsysteem 80–81
Onderhoud (adviezen) 156, 180 Parkeerhulp 144 Remblokken 177
Onderhoudsadviezen 156, 180 Parkeerhulp achter 144 Remlichten 192
Onderhoudscontroles 17, 176, 178 Parkeerhulp achter met grafische weergave en Remmen 105, 177
Onderhoudsindicator 17 geluidssignalen 144 Remschijven 177
Ontgrendelen 26, 29 Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 112 Remvloeistof 175
Ontgrendelen achterklep 27, 29 Parkeerhulp vóór 145 Reservewiel 177, 184–185, 188
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte Parkeerlichten 67, 192 Reservoir ruitensproeiers ~
ontgrendelen 27, 29 Persoonlijke instellingen 10, 25 Ruitensproeierreservoir 175
Ontgrendelen portieren ~ Portieren Portieren 33 Resetten bandenspanningscontrolesysteem 111
ontgrendelen 30–31 Portieren sluiten 29–30, 33 Resetten van het traject 22
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur Post Collision Safety Brake 81 Richtingaanwijzers 67, 192
ontgrendelen 30 Profielen 209 Rijadviezen 96–97
Ontluchten brandstofsysteem ~ Programmeerbare verwarming 25 Rijden 96–97, 113
Brandstofsysteem ontluchten 183 Proximity Keyless Entry and Start 28 Rijhulpcamera (waarschuwingen) 112
Op afstand bedienbare functies 164 Pyrotechnische gordelspanners 84 Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 112
Op afstand bedienbare functies Rijstanden 106
(plug-in hybride) 24–25 Rijstrookcontrolesystemen 80
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte Rijverlichting 66, 69
openen 29, 33 R Roetfilter 175–176
Openen motorkap ~ Motorkap, openen 172–173 Radar (waarschuwingen) 112 Ruitbediening 39
Openen portieren ~ Portieren openen 29, 33 Radio 219 Ruitensproeier achter 73
Oplaadbaar hybridesysteem 6, 24, 98, 107, 155 Radiozender 219 Ruitensproeiers 73
Opladen via normaal stopcontact READY (verklikkerlampje) 172 Ruitensproeiers vóór 73
(plug-in hybride) 163–164 Rear Traffic Alert 150 Ruitenwisser achter 73

231
Index

Ruitenwisserbladen (vervangen) 75 Snelheidslimietherkenning 114, 116 Telefoon 216–217, 221–222


Ruitenwisserbladen vervangen 75 Snelheidsregelaar 116–117, 120–121 Teller 10, 113
Ruitenwissers 72 Snelheidsregeling met Terugwinnen van energie 20, 105
Ruitenwisserschakelaar 72–74 snelheidslimietherkenning 116–117 Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden,
Ruitenwissers vóór 72, 74 Snelmenu's 23 noodreparatie 185, 187
Sneltoetsen rijhulpsystemen 114 Tijd instellen 223
Spaarfase 172 Top Tether (bevestiging) 90, 92, 94

S
Sport-stand 106–107 Touchscreen 23–25
Starten 194 Tractiebatterij opladen (plug-in hybride) 20, 155,
Schuif-/kanteldak 40–41 Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 153 162–164
SCR (Selective Catalytic Reduction) 20, 178 Starten / Stoppen van de auto 98 Tractiebatterij (plug-in hybride) 21, 155–156, 162
SCR-systeem 20, 178 Starten van de auto 98, 104 Trailer Stability Management (TSM) 82
Selectiehendel 103–105 Starten van de motor 98 Trekhaak 82, 165
Selectiehendel handgeschakelde Stickers 181 Trekhaak met afneembare kogel 166–169
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch Stickerset 181
bediende versnellingsbak 102 Stilzetten van de auto 98, 104–105
Stoelen achter ~ Achterbank 88
U
Sensoren (waarschuwingen) 113
Serienummer auto 207 Stop & Start 22, 108–110, 153, 172, 176, 196
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Streaming audio Bluetooth 220 Uitgebreide verkeersbordherkenning 118
Bandreparatieset 184–187 Stuurkolomschakelaars 104 Uitschakelen airbag passagier ~
Signalering onoplettendheid 139–140 Stuurwiel 113 Passagiersairbag uitschakelen 86, 89–90
Slepen 199–200 Supervergrendeling 27, 29
Slepen van de auto 199–200 Synchroniseren afstandsbediening 32
Slepen van een auto 199–200 Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Sleutel 26, 28, 31 Afstandsbediening synchroniseren 32 V
Sleutel met afstandsbediening 26, 97 Veiligheidsgordels 83–84, 90
Sleutel niet herkend 99–100 Veiligheidsgordels achter 83
Smartphone 24–25
T
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 86–92
Sneeuwkettingen 111, 171 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Sneeuwscherm 170 Tankbeveiliging 154 Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) 86–92
Sneeuwschermen 170 Technische gegevens 202, 204–205 Verbruikscijfers 24
Snelheidsbegrenzer 116–119 Te laag brandstofniveau 153 Vergrendelen 27–29

232
Index

Vergrendeling portieren ~ Portieren Wiel monteren 189–190


vergrendelen 30–31 Wielophanging 178
Vergrendeling van binnenuit 30 Wiel verwisselen 184, 188
Verklikkerlampje READY 172 Window-airbags 86–87
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes 11
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes 11

Z
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje 83
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel Zekeringen 193
(lampje) 83 Zekeringen vervangen 193
Verlichting met Full LED-technologie 68, 71 Zij-airbags 86–87
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting 67 Zijspots 69
Vermogen 20 Zonder gereedschap afneembare kogel 166–169
Vermogensmeter (plug-in hybride) 20 Zonnescherm 40–41
Versnellingshendel 102
Verversen 174
Vervuiling van het roetfilter (diesel) 176
Visiopark 147
Visiopark 1 146
Voorverwarming/-koeling interieur
(plug-in hybride) 25
Vrijloop activeren 180

W
Waarschuwing kans op aanrijding 135–137
Waarschuwing oplettendheid bestuurder 139–140
Waarschuwing vergeten verlichting 66
Wallbox (plug-in hybride) 157–158, 163
Wassen 113
Wassen (adviezen) 156, 180–181
Wiel demonteren 189–190

233
Bijlage

234
Bijlage

235
Automobiles PEUGEOT verklaart dat er in overeenstemming met de voorschriften van de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken
wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat er recyclebare materialen worden gebruikt voor de productie van producten die door het bedrijf worden
verkocht.
Reproductie en vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, zijn streng verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.

Gedrukt in de EU
09-22
NE. 22.P5.0070

*22.P5.0070*

You might also like