You are on page 1of 208

Gebruikershandleiding

Explorer – Alle modellen

Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfietsen Explorer XR,


Explorer XRX, Explorer XRX-LRH, Explorer XRT, Explorer XC, Explorer XCX,
Explorer XCX-LRH en Explorer XCA. Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de
motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 11.2015 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3851509-NL versie 1.

1
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar
u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde inhoudsopgave
aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Waarschuwingslabels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Onderdelenoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Rijden op de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Accessoires, lading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197

2
Voorwoord

VOORWOORD

Gebruikershandleiding
Dank u voor het kiezen van een
Waarschuwing
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is Deze gebruikershandleiding en alle
het resultaat van Triumph's toepassing overige instructies die bij uw
van beproefde technieken, grondige motorfiets worden geleverd, maken
tests en het voortdurend streven naar integraal deel uit van uw motorfiets en
superieure betrouwbaarheid, veiligheid moeten bij de motorfiets blijven, ook
en prestaties. wanneer deze wordt doorverkocht.
Lees voordat u gaat rijden deze Iedereen die op uw motorfiets gaat
gebruikershandleiding aandachtig door rijden, dient deze gebruikers-
om volledig vertrouwd te raken met de handleiding en alle overige instructies
werking van de bedieningselementen, de die bij uw motorfiets worden geleverd,
kenmerken, de capaciteiten en de aandachtig te lezen om volledig
beperkingen van uw motorfiets. vertrouwd te raken met de werking
Deze handleiding bevat tips voor veilig van de bedieningselementen, de
rijden, maar beschrijft niet alle kenmerken, de capaciteiten en de
technieken en vaardigheden die nodig beperkingen van uw motorfiets. Leen
zijn om veilig op een motorfiets te rijden. uw motorfiets niet aan anderen uit,
Triumph beveelt ten stelligste aan dat omdat rijden zonder vertrouwd te zijn
alle motorrijders de nodige lessen nemen met de werking van de bedienings-
om een veilige bediening van deze elementen, de kenmerken, de
motorfiets te garanderen. capaciteiten en de beperkingen van de
Deze handleiding is verkrijgbaar bij uw motorfiets kan leiden tot een ongeval.
plaatselijke dealer, in het:
• Amerikaans Engels. Praat met Triumph
• Braziliaans; Onze relatie met u stopt niet bij de
• Engels; aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
• Frans;
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
• Duits; onze producten en diensten voor u te
• Italiaans; ontwikkelen. Help ons daarom ervoor te
• Japans; zorgen dat uw dealerbedrijf uw e-
• Nederlands; mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
• Spaans;
uw e-mailadres een uitnodiging voor een
• Zweeds. online-klanttevredenheidsonderzoek
waar u ons deze feedback kunt geven.
Het Triumph-team.

3
Voorwoord

Waarschuwingen en Zie pagina 12 voor de plaatsen van alle


labels met dit symbool. Dit symbool
opmerkingen wordt zo nodig ook weergegeven op de
In deze gebruikershandleiding wordt pagina's met de relevante informatie.
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Onderhoud
Waarschuwing Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te garanderen,
Dit waarschuwingssymbool geeft dient het onderhoud te worden
speciale instructies of procedures aan, uitgevoerd door een erkende Triumph-
die persoonlijk letsel of levensgevaar dealer. Alleen een erkende Triumph-dealer
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze beschikt over de noodzakelijke kennis,
niet goed worden opgevolgd. apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
Voorzichtig www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distributeur
Dit symbool maant tot voorzichtigheid in uw land voor informatie over de
en gaat vergezeld van speciale instruc- dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De
ties of procedures die beschadiging of adressen zijn ook vermeld in het bij deze
vernieling van apparatuur tot gevolg handleiding geleverde onderhoudsboekje.
kunnen hebben wanneer ze niet strikt
worden opgevolgd.
Terreinrijden
Let op:
Alle Explorer-modellen zijn bedoeld voor
• Dit opmerkingssymbool geeft punten gebruik op de weg en licht terreinrijden.
van speciaal belang voor efficiëntere Onder licht terreinrijden wordt gebruik
en gemakkelijkere bediening aan. op ongeplaveide zand- of grindwegen
verstaan, maar niet het rijden op een
Waarschuwingslabels motorcrossbaan, deelname aan een
offroadwedstrijd (zoals motorcross of
Dit symbool (links) wordt op
enduro), of terreinrijden met een
bepaalde plaatsen op de
passagier.
motorfiets weergegeven.
Het symbool betekent Licht terreinrijden strekt zich niet uit tot
VOORZICHTIG: RAADPLEEG springen met de motorfiets of het rijden
DE HANDLEIDING en wordt over obstakels. Probeer niet over bulten
gevolgd door een grafische of obstakels te springen. Probeer niet
voorstelling van het over obstakels te rijden.
betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven
relevante instructies te raadplegen.

4
Voorwoord

Geluiddempingssysteem Banden
Wijzigen van het geluiddempings- Met betrekking tot de 'Pneumatic Tyres
systeem is verboden. and Tubes for Automotive Vehicles
Eigenaars worden gewaarschuwd dat (Quality Control) Order, 2009, Cl. Nr. 3 (c)',
het wettelijk verboden kan zijn om: verklaart M/s. Triumph Motorcycles Ltd.
dat de op deze motorfiets gemonteerde
• een onderdeel of ontwerpcomponent,
bedoeld voor geluiddemping en banden voldoen aan de eisen van
IS 15627: 2005 en de eisen ingevolge de
verwerkt in elk nieuw voertuig, vóór
Central Motor Vehicle Rules (CMVR),
de verkoop of aflevering aan de
uiteindelijke koper, of tijdens het 1989.
gebruik, te verwijderen of buiten
werking te stellen door welke Modellen Explorer XRX-LRH
persoon dan ook - om andere
en Explorer XCX-LRH
redenen dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging - en, (lage zithoogte)
• het voertuig te gebruiken nadat zo'n Tenzij anders aangegeven, zijn de
onderdeel of ontwerpcomponent is informatie, instructies en specificaties
verwijderd of buiten werking is voor de modellen Explorer XRX-LRH en
gesteld. Explorer XCX-LRH hetzelfde als in de
gebruikershandleiding voor de modellen
Explorer XRX en Explorer XCX met een
Startonderbreker en standaard zithoogte.
bandspanningscontrole-
Let op:
systeem
• De modellen Explorer XRX-LRH en
Dit apparaat voldoet aan punt 15 van de Explorer XCX-LRH kunnen niet
FCC-richtlijnen. worden uitgerust met een
Het gebruik van dit apparaat is middenbok.
gebonden aan de volgende twee
voorwaarden:
• het apparaat mag geen schadelijke
storing veroorzaken;
• Dit apparaat moet in staat zijn alle
ontvangen storing te verwerken,
inclusief storing die een ongewenste
werking kan veroorzaken.
Door aanpassingen of modificaties aan
het apparaat vervalt mogelijk het recht
van de gebruiker dit apparaat toe te
passen.

5
Voorwoord - Veiligheid voorop

VOORWOORD - VEILIGHEID VOOROP

De motorfiets
Waarschuwing
Waarschuwing Modellen Explorer XRX-LRH en
Explorer XCX-LRH (lage zithoogte)
Alle Explorer-modellen zijn bedoeld
voor gebruik op de weg en licht De motorfietsen Explorer XRX-LRH en
terreinrijden. Onder licht terreinrijden Explorer XCX-LRH (lage zithoogte) zijn
wordt gebruik op ongeplaveide zand- uitgerust met een verlaagde vering en
of grindwegen verstaan, maar niet het hebben minder bodemspeling.
rijden op een motorcrossbaan, Daardoor is maximale hellingshoek
deelname aan een offroadwedstrijd van de Explorer XRX-LRH en
(zoals motorcross of enduro), of Explorer XCX-LRH tijdens het nemen
terreinrijden met een passagier. van bochten kleiner in vergelijking met
Licht terreinrijden strekt zich niet uit de standaard zithoogte van de
tot springen met de motorfiets of het modellen Explorer XRX en Explorer XCX.
rijden over obstakels. Probeer niet Denk er tijdens het rijden aan dat de
over bulten of obstakels te springen. bodemspeling van de motorfiets
Probeer niet over obstakels te rijden. beperkt is. Probeer de motorfiets uit
Extreem terreinrijden kan leiden tot op een plaats waar geen verkeer is, om
verlies van controle over de motorfiets vertrouwd te raken met de beperkte
en een ongeval. bodemspeling en hellingshoek.
Overhellen tot een onveilige hoek of
onverwacht contact met de grond kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval veroorzaken.

Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of het gebruik van een zijspan. Het
gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan leiden tot verlies van
de controle over de motorfiets of een
ongeval.

6
Voorwoord - Veiligheid voorop

Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor Waarschuwing
gebruik als tweewielig voertuig voor
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
het vervoeren van een rijder alleen of
een rijder met één passagier. Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Het totale gewicht van de rijder, een
eventuele passagier, accessoires en Niet tanken of de vuldop van de tank
bagage mag het volgende, maximale openen terwijl u rookt of in de buurt
laadvermogen niet overschrijden: van open vuur (vlammen).
Explorer XR – 238 kg Zorg ervoor dat tijdens het tanken
Explorer XRX – 236 kg geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
Explorer XRX-LRH – 238 kg gemorst.
Explorer XRT – 227 kg Indien brandstof wordt ingeslikt,
Explorer XC – 236 kg ingeademd of in de ogen komt, dient
Explorer XCX – 228 kg direct medische hulp te worden
Explorer XCX-LRH – 231 kg ingeroepen.
Explorer XCA – 224 kg Indien benzine op de huid
terechtkomt, dient deze onmiddellijk te
worden gewassen met water en zeep
Waarschuwing en met brandstof verontreinigde
kleding dient onmiddellijk te worden
Deze motorfiets is uitgerust met een uitgetrokken.
katalysator onder de motor, die samen Contact met brandstof kan
met het uitlaatsysteem zeer hoge brandwonden en andere ernstige
temperaturen kan bereiken wanneer huidaandoeningen veroorzaken.
de motor draait. Brandbare
materialen, zoals gras, hooi/stro,
bladeren, kleding en bagage, kunnen Waarschuwing
ontbranden wanneer ze in contact
komen met een willekeurig onderdeel De motor nooit in een afgesloten
van het uitlaatsysteem en de ruimte starten of laten draaien. De
katalysator; zorg er altijd voor dat uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
brandbare materialen niet in binnen korte tijd bewusteloosheid en
aanraking kunnen komen met het de dood tot gevolg hebben. Gebruik
uitlaatsysteem of de katalysator. uw motorfiets uitsluitend in de open
lucht of in een ruimte met afdoende
ventilatie.

7
Voorwoord - Veiligheid voorop

Valhelm en kleding
Waarschuwing
Waarschuwing Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
Tijdens het rijden op de motorfiets
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
dienen de rijder en de passagier altijd
Uw valhelm en die van uw passagier
valhelm, oogbescherming, hand- dienen met zorg te worden gekozen en
schoenen, laarzen, broek (nauw
comfortabel en stevig om het hoofd te
aansluitend rond de knieën en de
passen. Een felgekleurde helm
enkels) en een felgekleurd jack te verhoogt de zichtbaarheid van de
dragen. Felgekleurde kleding verhoogt
rijder (of passagier) voor andere
de zichtbaarheid van de rijder (of de
weggebruikers aanzienlijk.
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk. Hoewel volledige bescher- Een valhelm met open voorzijde biedt
ming niet mogelijk is, kan het dragen enige bescherming bij een ongeval,
van de juiste beschermende kleding maar een integraalhelm biedt betere
het risico op verwondingen tijdens het bescherming.
rijden verlagen. Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.

cbma

8
Voorwoord - Veiligheid voorop

Rijden
Waarschuwing
Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
Nooit op de motorfiets rijden indien u
niet overschrijden. Het met hoge
moe bent of onder invloed verkeert
snelheid op een motorfiets rijden kan
van alcohol of andere verdovende gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op
middelen.
bepaalde verkeerssituaties te reageren
Onder invloed van alcohol of andere bij hogere snelheden aanzienlijk wordt
verdovende middelen op een verkort. Neem altijd snelheid terug in
motorfiets rijden is verboden. eventueel gevaarlijke rijomstandig-
Vermoeid of onder invloed van alcohol heden, zoals slecht weer of druk
of drugs op een motorfiets rijden, verkeer.
vermindert het vermogen van de rijder
om de motorfiets onder controle te
houden en kan leiden tot verlies van Waarschuwing
controle over de motorfiets en een
ongeval. Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
Waarschuwing tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan krachten van buitenaf die een
Alle rijders moeten in het bezit zijn van ongeval kunnen veroorzaken. Deze
een rijbewijs voor motorfietsen. Het krachten zijn onder andere:
zonder rijbewijs besturen van een • Windstoten van passerende
motorfiets is verboden en kan voertuigen
gerechtelijke vervolging tot gevolg • Gaten in de weg, oneffenheden of
hebben.
beschadigingen in het wegdek
Het rijden op een motorfiets zonder • Slecht weer
formele training in de juiste
rijtechnieken die nodig zijn om een • Fouten van de rijder.
rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan Rijd altijd met matige snelheid en
leiden tot verlies van de controle over vermijd druk verkeer, totdat u zich
de motorfiets en een ongeval. volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
Waarschuwing wettelijk geldende snelheidslimiet.
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescher-
mende uitrusting. Onthoud dat een
Waarschuwing
motorfiets bij een ongeval minder Overhellen tot een onveilige hoek kan
bescherming biedt dan een auto. instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval veroorzaken.

9
Voorwoord - Veiligheid voorop

Handgrepen en voetsteunen Parkeren

Waarschuwing Waarschuwing
De rijder dient het voertuig onder Altijd de motor uitschakelen en de
controle te houden door te allen tijde contactsleutel verwijderen voordat u
de handen aan het stuur te houden. uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
De besturing en stabiliteit van de Door het verwijderen van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed contactsleutel wordt het risico van
indien de rijder het stuur loslaat, wat gebruik door onbevoegde en
kan leiden tot verlies van controle onervaren personen verkleind.
over de motorfiets en een ongeval. Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
Zet de motorfiets in de eerste
Waarschuwing versnelling om te voorkomen dat hij
De rijder en de passagier dienen van de standaard rolt.
tijdens het rijden altijd de voetsteunen De motor en het uitlaatsysteem zijn
te gebruiken. na het rijden sterk verhit. Parkeer
Door de voetsteunen te gebruiken NOOIT op plaatsen waar voetgangers,
wordt voor zowel de rijder als de dieren en/of kinderen de motorfiets
passagier het risico op onbedoeld kunnen aanraken.
contact met onderdelen van de Parkeer nooit op een zachte
motorfiets verminderd. Ook de kans op ondergrond of op een hellend
verwondingen doordat kledingstukken oppervlak. Indien de motorfiets onder
vast komen te zitten neemt op die deze omstandigheden wordt
manier af. geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het
hoofdstuk 'Rijden op de motorfiets' in
deze gebruikershandleiding.

10
Voorwoord - Veiligheid voorop

Onderdelen en accessoires Onderhoud/apparatuur

Waarschuwing Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
te zijn dat onderdelen, accessoires en indien u twijfelt aan de juiste of veilige
aanpassingen voor een Triumph- werking van deze Triumph-motorfiets.
motorfiets alleen goedgekeurd zijn Onthoud dat het blijven gebruiken van
wanneer ze door Triumph voorzien zijn een niet goed werkende motorfiets
van een officiële goedkeuring en door een fout kan verergeren en de
een erkende Triumph-dealer op de veiligheid in gevaar kan brengen.
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te Waarschuwing
brengen of te vervangen waarvoor het
noodzakelijk is om het elektrische of Controleer of alle wettelijk vereiste
het brandstofsysteem te demonteren, apparatuur is gemonteerd en correct
of hierop uitbreidingen aan te functioneert. Verwijderen of wijzigen
brengen. Dergelijke aanpassingen van de verlichting, dempers, uitstoot-
kunnen de veiligheid in gevaar en geluiddempingssystemen van de
brengen. motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen. Onjuiste of niet
Het aanbrengen van niet-goed- toegestane aanpassingen kunnen een
gekeurde onderdelen, accessoires of nadelig effect hebben op het rijgedrag,
wijzigingen kan een nadelig effect de stabiliteit en andere aspecten van
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit de werking van de motorfiets, wat kan
en andere aspecten van de werking leiden tot verlies van controle over de
van de motorfiets. Dat kan leiden tot motorfiets en een ongeval.
verlies van controle over de motorfiets,
waardoor ongevallen kunnen worden
veroorzaakt. Waarschuwing
Triumph aanvaardt geen aansprakelijk- Indien de motorfiets betrokken is bij
heid voor gebreken die zijn veroorzaakt een ongeval, aanrijding of valpartij
door het aanbrengen van niet-goed- dient deze voor inspectie en reparatie
gekeurde onderdelen, accessoires of naar een erkende Triumph-dealer te
wijzigingen of door het aanbrengen van worden gebracht. Elk ongeval kan
goedgekeurde onderdelen, accessoires of schade aan de motorfiets veroorzaken,
wijzigingen door onbevoegd personeel. die – indien niet op de juiste wijze
gerepareerd – een tweede ongeval kan
veroorzaken.

11
Waarschuwingslabels

WAARSCHUWINGSLABELS
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Voordat u op de motorfiets gaat rijden dient
u ervoor te zorgen dat alle rijders alle informatie waarop deze labels betrekking
hebben, hebben begrepen en naleven.

Plaats van de waarschuwingslabels


Koelvloeistof
(pagina 151) Koffers
Inrijden (indien gemonteerd)
(pagina 113) (pagina 106)
Koplamp
MAX LOAD
(pagina 185)
5 kg (11 lbs)
R.P.M.

6
Versnellingsstand 5
4
(pagina 120) 3
2
N
1 Banden
(pagina 168)

12
Waarschuwingslabels

Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg)

Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade
veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.

Motorolie Loodvrije brandstof Helm Windscherm


(pagina 148) (pagina 92) (pagina 8) (pagina 191)

Pb

Bandspanningscontrole
Dagelijkse veiligheidscontrole (indien gemonteerd)
(pagina 114) (pagina 88)

13
Onderdelenoverzicht

ONDERDELENOVERZICHT

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

20 19 18 17 16 15 14 13 12 11
1. Koplamp 10. Richtingaanwijzers achter
2. Richtingaanwijzers voor 11. Achterremklauw
3. Accessoire-aansluiting 12. Achterremschijf
4. Brandstoftank en tankdop 13. Middenbok (indien gemonteerd)
5. Schakelaar verwarmd 14. Stelschroef demping achtervering
bestuurderszadel (indien (alleen modellen Explorer XR en
gemonteerd) Explorer XC)
6. Accu en zekeringdozen 15. Zijstandaard
7. Schakelaar verwarmd 16. Schakelpedaal
passagierszadel 17. Koelvloeistofexpansietank
(indien gemonteerd) 18. Radiateurkap
8. USB-aansluiting 19. Remklauw voorrem
9. Accessoire-aansluiting (indien 20. Remschijf voorrem
gemonteerd)

14
Onderdelenoverzicht

Onderdelenoverzicht (vervolg)

21 22 23 24 25 26 27

28

29

37 36 35 34 33 32 31 30
21. Achterlicht 30. Voorvork
22. Vloeistofreservoir achterrem 31. Kijkglas motoroliepeil
23. Olievuldop 32. Koppelingsleiding
24. Handbeschermers (indien 33. Rempedaal achterrem
gemonteerd) 34. Stelschroef voorbelasting
25. Spiegel achtervering (alleen modellen
26. Stelschroeven demping voorvering Explorer XR en Explorer XC)
27. Windscherm 35. Geluiddemper
28. Koplampafstelling 36. Koffermontagestangen (indien
29. Mistlichten (indien gemonteerd) gemonteerd)
37. Zadelslot

15
Onderdelenoverzicht

Onderdelenoverzicht (vervolg)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

21 20 19 18 17 16 15

1. Koppelingshendel 12. Motorstopschakelaar


2. Selectieknop instrumentenpaneel 13. Stelknop cruisecontrol
3. Dimschakelaar koplamp (indien gemonteerd)
4. Scrollknop instrumentenpaneel 14. Remhendel voorrem
5. Mistlichtschakelaar (indien 15. Startknop
gemonteerd) 16. Knop alarmknipperlichten
6. Koppelingsvloeistofreservoir 17. Accessoire-aansluiting
7. Multifunctioneel display 18. Schakelaar handgreepverwarming
8. Toerenteller (indien gemonteerd)
9. Contactschakelaar 19. Modusknop
10. Statusweergave motorfiets 20. Claxonknop
11. Vloeistofreservoir voorrem 21. Richtingaanwijzerschakelaar

16
Serienummers

SERIENUMMERS

Voertuigidentificatienummer Motorserienummer
(VIN)
1

1. VIN nummer 1. Motorserienummer


2. Label Het motorserienummer is direct onder
de versnellingsbak in het motorcarter
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
in het balhoofdgedeelte van het frame geslagen.
geslagen. Het staat ook een label dat Noteer het motorserienummer in de
aan de rechterkant van het voorste ruimte hieronder.
subframe is aangebracht.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.

17
Serienummers

Deze pagina met opzet blanco

18
Algemene informatie

ALGEMENE INFORMATIE

Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Vrijloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje brandstofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Mistlichten (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje ABS (antiblokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Lampje cruisecontrol (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Controlelampje alarminstallatie/startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Controlelampje tractiecontrole (TC). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Waarschuwingslampje lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Waarschuwingslampje bandspanning (mits bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Waarschuwingslampje Triumph semi-actieve vering (TSAS)
(indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Vorstsymbool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Waarschuwingen en informatieberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Statusweergave motorfiets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Koelvloeistoftemperatuurmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Versnellingsstandweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Ingestelde cruisecontrolsnelheid (indien er cruisecontrol aanwezig is) . . . . . . . . 41
Onderhouds-/reparatie-indicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Omgevingsluchttemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Multifunctioneel display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Hoofdscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Rijmodusweergave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44

19
Algemene informatie

Afstelmodus windscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Instellingen Triumph semi-actieve vering (TSAS) (indien gemonteerd) . . . . . . . . . 45
Dagtellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Dagteller resetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorfietsinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Menu Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Waarschuwingen weergeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Rijmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Dagteller instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Motorfietsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Weergave instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Rijmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Rijmodi selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Configuratie rijmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Contactschakelaar/stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Schakelaars rechter handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Stelknop cruisecontrol (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Schakelaars linker handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Selectieknop instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Scrollknop instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Modusknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Mistlichtschakelaar (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Schakelaar handgreepverwarming (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Gasklepbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Gebruik van de rem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78

20
Algemene informatie

Cruisecontrol (indien gemonteerd): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79


Cruisecontrol inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
De ingestelde snelheid in cruisecontrol wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Cruisecontrol uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Cruisecontrol hervatten met de ingestelde snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Triumph semi-actieve vering (TSAS) (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Tractiecontrole (TC). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
TC voor optimaal bochtenwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Instellingen tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Functie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
ID-nummer TPMS-sensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Systeemweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Sensorbatterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Storing in TPMS-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Bandspanningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Lage bandspanning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Vervangende banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Brandstofspecificatie/tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Brandstoftype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Windscherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Stuurstang afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Standaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Middenbok (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Zadels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Passagierszadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Bestuurderszadel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Hoogteverstelling bestuurderszadel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Zadelverwarming (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Helmhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103

21
Algemene informatie

Gereedschapsset, handleiding en beugelslot (accessoire van Triumph) . . . . . . . . . . 103


Aansluitingen voor elektrische accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
USB-aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Bagagesystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Aluminium Expedition-zijkoffers (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114

22
Algemene informatie

Lay-out instrumentenpaneel

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

21 20 19 18 17 16 15 14 13

cisz

1. Multifunctioneel display 13. Controlelampje tractiecontrole


2. Waarschuwingslampje storing 14. Indicator brandstofniveau laag
motormanagementsysteem (MIL) 15. Controlelampje status
3. Waarschuwingslampje accu alarminstallatie/startonderbreker
4. Controlelampje linker (alarminstallatie is optionele
richtingaanwijzer accessoire)
5. Waarschuwingslampje hoge 16. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur tractiecontrole uitgeschakeld
6. Waarschuwingslampje ABS 17. Waarschuwingslampje bandspanning
7. Rode zone toerenteller (mits
8. Controlelampje rechter bandspanningscontrolesysteem
richtingaanwijzer (TPMS) gemonteerd is)
9. Neutraal-indicator 18. Lampje cruisecontrol
10. Mistlichtcontrolelampje 19. Waarschuwingslampje lage oliedruk
11. Controlelampje grootlicht 20. TSAS-waarschuwingslampje
12. Statusweergave motorfiets 21. Toerenteller

23
Algemene informatie

Waarschuwingslampjes Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Let op:
Het waarschuwingslampje
• Wanneer het contact wordt inge- voor het brandstofniveau gaat
schakeld, lichten de waarschuwings- branden wanneer er nog circa
lampjes op het instrumentenpaneel 3,5 liter brandstof in de tank
1,5 seconde op en gaan vervolgens aanwezig is.
weer uit (behalve de lampjes die
blijven branden tot de motor wordt Mistlichten (indien gemonteerd)
gestart, zoals beschreven op de
volgende pagina's). Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de mistlichten
Richtingaanwijzers worden ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje voor de
Wanneer de richtingaan-
mislichten branden.
wijzerschakelaar naar links of
rechts wordt geduwd, zal het
Waarschuwingslampje accu
overeenkomende richtingaanwijzerlampje
met dezelfde snelheid knipperen als de Wanneer het contact wordt
richtingaanwijzer. ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje voor de
Beide richtingaanwijzerlampjes zullen
accu alleen branden als er een
tegelijkertijd knipperen wanneer de
accustoring wordt gedetecteerd.
alarmknipperlichten worden geactiveerd.
Als de accuspanning bij een draaiende
Vrijloop motor gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje voor de accu in de
Het waarschuwingslampje voor
toerenteller branden en verschijnt het
de vrijloop geeft aan dat de
bericht WAARSCHUWING - ACCU LAAG
transmissie in de vrijloopstand
op het multifunctionele display.
staat (geen versnelling ingeschakeld). Het
waarschuwingslampje gaat branden 1
wanneer de transmissie in vrijloop staat 2
terwijl de contactschakelaar in de stand
AAN (ON) staat. OFF-ROAD

WARNING
Grootlicht
Wanneer het contact wordt BATTERY LOW
CHECK MANUAL
ingeschakeld en de dimlicht- PRESS SELECT
TO CLEAR
schakelaar op grootlicht is
ingesteld, gaat het waarschuwingslampje
voor grootlicht branden.

1. Waarschuwingslampje lage
accuspanning
2. Melding op display

24
Algemene informatie

Zodra de accu volledig is opgeladen, gaat Als het waarschuwingslampje op enig


het waarschuwingslampje uit en ander moment onder het rijden gaat
verdwijnt de melding van het display. branden, betekent dit dat er een storing
Als het waarschuwingslampje voor de in het ABS-systeem is opgetreden, die
accu blijft branden, geeft dat aan dat er nader moet worden onderzocht. Een van
een storing is die nader onderzocht de volgende waarschuwingsberichten
moet worden. Neem zo snel mogelijk kan verschijnen:
contact op met een erkende Triumph- • WAARSCHUWING - ABS-SYSTEEM
dealer, om de storing te laten UITGESCHAKELD
inspecteren en verhelpen. • ABS-SYSTEEM - ABS VOOR BOCHTEN
UITGESCHAKELD (alleen modellen
Waarschuwingslampje ABS uitgerust met ABS voor optimaal
(antiblokkeerremsysteem) bochtenwerk).
Wanneer de contactschakelaar
Het remsysteem wordt als volgt
in de stand AAN wordt
beïnvloed:
gedraaid, is het normaal dat
het waarschuwingslampje voor WAARSCHUWING - ABS-SYSTEEM
het ABS-systeem gaat knipperen. Het UITGESCHAKELD
lampje blijft knipperen nadat de motor
gestart is, totdat de motorfiets een 1
2
snelheid van meer dan 10 km/h heeft
bereikt, waarna het lampje dooft.
OFF-ROAD
Het waarschuwingslampje mag pas weer
gaan branden als de motor opnieuw WARNING

wordt gestart, tenzij er een storing is, of:


ABS SYSTEM
DISABLED
• ABS wordt uitgeschakeld door de CHECK MANUAL
PRESS SELECT
bestuurder - het waarschuwings- TO CLEAR

lampje blijft branden (zie 'Motor-


fietsinstellingen' op pagina 52 of
'Configuratie rijmodus' op pagina 64).
• ABS wordt ingesteld op Terrein – het
1. Waarschuwingslampje ABS
waarschuwingslampje knippert
2. Melding op display
langzaam (zie 'Configuratie rijmodus'
op pagina 64). Het bericht WAARSCHUWING - ABS-
SYSTEEM UITGESCHAKELD geeft aan dat
Let op:
het ABS (en het ABS voor optimaal
• Tractiecontrole, geoptimaliseerde bochtenwerk, indien aanwezig) niet
tractiecontrole voor bochten (indien werkt.
aanwezig) en cruisecontrol (indien
aanwezig) werkt mogelijk niet als er
een storing is aan het ABS-systeem.
In dit geval branden de waarschu-
wingslampjes voor het ABS, de
tractiecontrole en het storingslampje.

25
Algemene informatie

ABS-SYSTEEM - ABS VOOR BOCHTEN


Waarschuwing UITGESCHAKELD (alleen modellen
uitgerust met ABS voor optimaal
Als het ABS niet werkt of door de bochtenwerk)
bestuurder is uitgeschakeld zie
'Motorfietsinstellingen' op pagina 52 of 1
2
'Configuratie rijmodus' op pagina 64),
functioneert het remsysteem verder
als een remsysteem zonder ABS. OFF-ROAD

Rijd niet langer door dan noodzakelijk ABS SYSTEM

wanneer het waarschuwingslampje CORNERING ABS


brandt. In het geval van een storing, DISABLED
CHECK MANUAL
neemt u zo snel mogelijk contact op PRESS SELECT
TO CLEAR
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
In deze situatie leidt te hard remmen
tot blokkering van de wielen, wat leidt 1. Waarschuwingslampje ABS
tot verlies van controle over de 2. Melding op display
motorfiets en een ongeval. Het bericht ABS-SYSTEEM - ABS VOOR
BOCHTEN UITGESCHAKELD geeft aan
dat het ABS voor optimaal bochtenwerk
niet werkt.

26
Algemene informatie

Lampje cruisecontrol (indien


Waarschuwing gemonteerd)
Als het ABS voor optimaal bochten- Cruisecontrol kan alleen
werk niet werkt, brandt het ABS- worden ingeschakeld wanneer
waarschuwingslampje en wordt het de motorfiets een snelheid
bericht ABS-SYSTEEM - ABS VOOR heeft tussen 30 en 160 km/h
BOCHTEN UITGESCHAKELD weerge- en in de derde versnelling of hoger
geven op het multifunctionele display. staat. Wanneer cruisecontrol is
ingeschakeld, brandt het bijbehorende
In dit geval blijft het ABS werken, maar lampje in de toerenteller (zie pagina 79).
zonder de functie voor optimaal
bochtenwerk, mits:
• er geen andere ABS-storingen zijn;
Waarschuwing
• het ABS niet is uitgeschakeld door Cruisecontrol mag alleen worden
de bestuurder (zie 'Motorfietsinstel- gebruikt op plaatsen waar u veilig met
lingen' op pagina 52 of 'Configuratie constante snelheid kunt rijden.
rijmodus' op pagina 64). Cruisecontrol mag niet worden
Rijd niet langer door dan noodzakelijk gebruikt bij druk verkeer, op wegen
wanneer het waarschuwingslampje met scherpe/blinde bochten of op
brandt. In het geval van een storing, gladde wegen.
neemt u zo snel mogelijk contact op Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
met een erkende Triumph-dealer, om bij druk verkeer, op wegen met
de storing te laten inspecteren en scherpe/blinde bochten of op gladde
verhelpen. wegen, kan dat leiden tot verlies van
In deze situatie kan te hard remmen in controle over de motorfiets en ene
de bochten leiden tot verlies van ongeluk.
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Zie ook 'Remmen' op pagina 121.

1. Lampje cruisecontrol

27
Algemene informatie

Controlelampje Waarschuwingslampje
alarminstallatie/startonderbreker Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Dit Triumph-model is uitgerust Het waarschuwingslampje TC
met een startonderbreker die TC uitgeschakeld hoort alleen te
geactiveerd wordt wanneer de branden als TC ook werkelijk
contactschakelaar in de stand door de bestuurder is
UIT wordt gedraaid. Wanneer de uitgeschakeld (zie 'Motorfietsinstel-
motorfiets met een origineel Triumph- lingen'op pagina 52 of 'Configuratie
alarm als accessoire is uitgerust, werkt rijmodus' op pagina 64).
de startonderbreker als gebruikelijk, Als het waarschuwingslampje op enig
maar de controlelamp van de ander moment tijdens het rijden gaat
alarminstallatie/startonderbreker werkt branden, is er een storing aan het TC-
zoals hieronder beschreven. systeem opgetreden, die nader moet
worden onderzocht. Een van de
Met ingebouwde alarminstallatie
volgende waarschuwingsberichten kan
Het controlelampje van de alarm- verschijnen:
installatie/startonderbreker gaat alleen
• WAARSCHUWING - TC-SYSTEEM
branden wanneer wordt voldaan aan de
voorwaarden zoals beschreven in de UITGESCHAKELD
instructies van de originele Triumph- • TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN
alarminstallatie (accessoire). UITGESCHAKELD (alleen modellen
uitgerust met TC voor optimaal
Zonder ingebouwde alarminstallatie bochtenwerk).
Wanneer de contactschakelaar in de
stand UIT (OFF) is gedraaid, knippert de Het TC-systeem wordt als volgt
beïnvloed:
lamp van de alarminstallatie/start-
onderbreker gedurende 24 uur om aan WAARSCHUWING - TC-SYSTEEM
te geven dat de startonderbreker UITGESCHAKELD
ingeschakeld is. Wanneer de contact-
schakelaar in de stand AAN (ON) wordt 1
2
gedraaid, worden de startonderbreker
en het controlelampje uitgeschakeld.
OFF-ROAD
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de WARNING

startonderbreker is die nader moet


TC SYSTEM
worden onderzocht. Neem zo snel DISABLED
CHECK MANUAL
mogelijk contact op met een erkende PRESS SELECT
TO CLEAR
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.

1. Waarschuwingslampje
tractiecontrole uitgeschakeld
2. Melding op display

28
Algemene informatie

Het bericht WAARSCHUWING - TC- TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN


SYSTEEM UITGESCHAKELD geeft aan dat UITGESCHAKELD (alleen modellen
de TC (en de TC voor optimaal uitgerust met TC voor optimaal
bochtenwerk, indien aanwezig) niet bochtenwerk)
werkt.
1
2
Waarschuwing
OFF-ROAD
Als het TC-systeem niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden TC SYSTEM

genomen bij het accelereren en het CORNERING TC


nemen van bochten op een nat of glad DISABLED
CHECK MANUAL
wegoppervlak om doorslippen van het PRESS SELECT
TO CLEAR
achterwiel te voorkomen.
Indien er een storing optreedt, brandt
het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld mogelijk tegelijkertijd
met het storingslampje voor het 1. Waarschuwingslampje
motormanagementsysteem en/of het tractiecontrole uitgeschakeld
ABS-waarschuwingslampje. 2. Melding op display
Rijd niet langer door dan noodzakelijk Het bericht TC-SYSTEEM - TC VOOR
wanneer een of meer van de BOCHTEN UITGESCHAKELD geeft aan
bovenstaande waarschuwingslampjes dat de TC voor optimaal bochtenwerk
branden. Neem zo snel mogelijk niet werkt.
contact op met een erkende Triumph- In dit geval blijft de TC werken, maar
dealer, om de storing te laten zonder de functie voor optimaal
inspecteren en verhelpen. bochtenwerk, mits:
Snel accelereren en bochten nemen • TC geen andere storingen heeft;
kan in deze situatie doorslippen van
• TC niet is uitgeschakeld door de
het achterwiel veroorzaken, wat kan
bestuurder (zie 'Motorfietsinstellin-
leiden tot verlies van de controle over
gen' op pagina 52 of 'Configuratie
de motorfiets en een ongeluk.
rijmodus' op pagina 64).

29
Algemene informatie

Controlelampje tractiecontrole (TC)


Waarschuwing Het TC-controlelampje wordt
Als er een storing optreedt in de TC TC gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
voor optimaal bochtenwerk, brandt
actief is en bezig is om slippen
het waarschuwingslampje TC
van het achterwiel te beperken bij snelle
uitgeschakeld en wordt het bericht
acceleratie of op een natte of gladde
TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN
weg.
UITGESCHAKELD weergegeven op het
multifunctionele display. Werking van het TC-controlelampje:
In dit geval blijft het TC-systeem
TC ingeschakeld (instellingen voor regen,
werken, maar zonder de functie voor
op de weg of voor sport):
optimaal bochtenwerk, mits:
• Bij normale rijomstandigheden blijft
• TC geen andere storingen heeft;
het controlelampje uit.
• TC niet is uitgeschakeld door de
• Het controlelampje knippert snel
bestuurder (zie 'Motorfietsinstellin-
wanneer het tractiecontrolesysteem
gen' op pagina 52 of 'Configuratie
bezig is om slippen van het
rijmodus' op pagina 64).
achterwiel te beperken bij snelle
Neem voorzichtigheid in acht bij het acceleratie of op een natte of gladde
accelereren en het nemen van weg.
bochten op een nat of glad
wegoppervlak om doorslippen van het TC ingeschakeld (Terrein-instelling -
achterwiel te voorkomen. indien aanwezig):
Het waarschuwingslampje TC • Bij normale rijomstandigheden
uitgeschakeld brandt mogelijk knippert het controlelampje
tegelijkertijd met het storingslampje langzaam om aan te geven dat het
voor het motormanagementsysteem TC-systeem op Terrein is ingesteld.
en/of het ABS-waarschuwingslampje. • Het TC-controlelampje knippert snel
Rijd niet langer door dan noodzakelijk wanneer het tractiecontrolesysteem
wanneer een of meer van de bezig is om slippen van het
bovenstaande waarschuwingslampjes achterwiel te beperken bij snelle
branden. Neem zo snel mogelijk acceleratie of op een natte of gladde
contact op met een erkende Triumph- weg.
dealer, om de storing te laten
TC uitgeschakeld:
inspecteren en verhelpen.
Het controlelampje gaat niet branden. In
Snel accelereren en bochten nemen
plaats daarvan gaat het waarschu-
kan in deze situatie doorslippen van
wingslampje 'TC uitgeschakeld' branden
het achterwiel veroorzaken, wat kan
(zie pagina 28).
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Zie ook 'Tractiecontrole' op pagina 85.

30
Algemene informatie

Let op: Waarschuwingslampje storing


• TC en TC voor optimaal bochtenwerk motormanagementsysteem
(indien aanwezig) en cruisecontrol Het storingslampje voor het
(indien aanwezig) werkt mogelijk niet motormanagementsysteem
als er een storing is in het ABS- brandt wanneer het contact
systeem. In dit geval branden de wordt ingeschakeld om aan te geven dat
waarschuwingslampjes voor het het systeem werkt, maar moet uitgaan
ABS, de TC en het storingslampje
wanneer de motor wordt gestart.
voor het motormanagementsysteem
(MIL). Het storingslampje mag niet branden
wanneer de motor draait.
Indien het storingslampje gaat branden
terwijl de motor draait, betekent dit dat
er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het
motormanagementsysteem worden
geregeld. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar de
'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet, mits de storing niet
zo ernstig is dat de motor niet kan
1 draaien.

1. Controlelampje tractiecontrole

31
Algemene informatie

Waarschuwingslampje hoge
Waarschuwing koelvloeistoftemperatuur
Verlaag de snelheid en rijd niet langer Als bij draaiende motor de
door dan noodzakelijk wanneer het koelvloeistoftemperatuur
storingslampje brandt. De storing kan gevaarlijk hoog wordt, gaat
de motorprestaties, de uitstoot van het waarschuwingslampje
uitlaatgassen en het brandstofverbruik voor hoge koelvloeistoftemperatuur in
negatief beïnvloeden. Afgenomen de toerenteller branden.
motorprestaties kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden veroorzaken, die Voorzichtig
kunnen leiden tot verlies van controle
en een ongeval. Neem zo snel mogelijk Schakel de motor direct uit indien het
contact op met een erkende Triumph- waarschuwingslampje hoge koelvloei-
dealer, om de storing te laten stoftemperatuur gaat branden. De
inspecteren en verhelpen. motor niet opnieuw starten voordat
de storing is verholpen.
Let op: Indien de motor draait terwijl het
• Als het storingslampje knippert waarschuwingslampje hoge koelvloei-
wanneer het contact wordt inge- stoftemperatuur brandt, kan ernstige
schakeld, neem dan zo snel mogelijk motorschade ontstaan.
contact op met een erkende Triumph-
dealer om deze situatie te verhelpen.
Onder deze omstandigheden zal de
motor niet starten.

32
Algemene informatie

Waarschuwingslampje lage oliedruk Waarschuwingslampje


Als de oliedruk bij een bandspanning (mits
draaiende motor gevaarlijk bandspanningscontrolesysteem
daalt, gaat het waarschu- (TPMS) gemonteerd is)
wingslampje voor lage oliedruk
Het waarschuwingslampje voor
in de toerenteller branden en verschijnt
de bandspanning werkt samen
ook het bericht WAARSCHUWING - LAGE
met het bandspannings-
OLIEDRUK op het multifuntionele display.
controlesysteem (zie pagina 88).
Het waarschuwingslampje gaat alleen
Voorzichtig branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen
Schakel de motor direct uit indien het
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden wanneer de bandspanning te
gaat branden. De motor niet opnieuw
hoog is.
starten voordat de storing is
verholpen. Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, is het bericht TPMS - LAGE
Indien de motor draait terwijl het
VOOR-/ACHTERBANDSPANNING zichtbaar
waarschuwingslampje lage oliedruk
op het multifunctionele display.
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan. 1
2
1
2
OFF-ROAD

TPMS
OFF-ROAD
FRONT TYRE
WARNING LOW PRESSURE
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
OIL PRESSURE TO CLEAR
LOW
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR

1. Waarschuwingslampje bandspanning
2. Melding op display
1. Waarschuwingslampje lage oliedruk
2. Melding op display Druk op de selectieknop om het bericht
te bevestigen en keer terug naar het
Het waarschuwingslampje lage oliedruk hoofdscherm.
in de toerenteller gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld en de motor
niet draait.

33
Algemene informatie

Nadat u op de selectieknop hebt Waarschuwingslampje Triumph


gedrukt, verschijnen automatisch de semi-actieve vering (TSAS)
bandspanningen in het gebied met de (indien gemonteerd)
motorfietsinformatie van het hoofd-
scherm. Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, brandt het
waarschuwingslampje gedu-
OFF-ROAD rende 1,5 seconde en gaat
daarna uit.
Het waarschuwingslampje heeft twee
AUTO
C N S OFF-ROAD modi:

1 47 MPG Kalibratie
Het TSAS-systeem herkalibreert de
1 2 12 MI afstelmotoren onder de volgende
F 36 PSI omstandigheden:
R 42 PSI
• Als de accu om een bepaalde reden
wordt losgekoppeld.
1. Bandspanningsweergave • Als er tijdens normaal bedrijf een
De bandspanning waarbij het waar- storing optreedt in het TSAS-
schuwingslampje gaat branden wordt systeem.
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave niet Tijdens de herkalibratie van het systeem
(zie pagina 170). Zelfs wanneer het knippert het waarschuwingslampje
digitale display precies of ongeveer de tweemaal per seconde en verschijnt het
standaard bandspanning lijkt aan te bericht TSAS-SYSTEEM WORDT
geven wanneer het waarschuwings- GEKALIBREERD - EEN MOMENT GEDULD
lampje brandt, wordt een lage op het mulitfunctionele display.
bandspanning aangegeven. Een lekke 1
band is dan de meest waarschijnlijke 2
oorzaak.
OFF-ROAD
Waarschuwing TSAS SYSTEM

Stop the motorfiets als het waar- CALIBRATING


PLEASE WAIT
schuwingslampje van de bandspanning PRESS SELECT
brandt en het bericht TPMS - LAGE TO CLEAR

VOOR-/ACHTERBANDSPANNING wordt
weergegeven. Rij niet op de motorfiets
tot de banden gecontroleerd zijn en de
juiste bandspanning hebben in koude
1. TSAS-waarschuwingslampje
toestand.
2. Melding op display

34
Algemene informatie

Opnieuw kalibreren kan alleen gedaan Vorstsymbool


worden wanneer de motorfiets stilstaat. Het vorstsymbool licht op
Wanneer de motorfiets gaat rijden stopt wanneer de omgevingslucht-
de kalibratie en blijft het waarschuwings- temperatuur 4°C of lager is.
lampje branden.
Het vorstsymbool blijft branden
Storing tot de temperatuur stijgt tot
Een waarschuwingslampje dat ononder- 6°C.
broken of op een ander moment brandt,
duidt op een van de volgende situtaties:
• De herkalibratie van het systeem is
onderbroken. Zorg dat het systeem
opnieuw wordt gekalibreerd, zoals
beschreven op pagina 84.
• Er is een storing in het systeem
opgetreden dat onderzoek vereist.
Het bericht WAARSCHUWING - TSAS-
SYSTEEMSTORING verschijnt op het
multifunctionele display. Zorg dat het 2 1
systeem opnieuw wordt gekalibreerd,
zoals beschreven op pagina 84. Als de 1. Vorstsymbool
storing na de herkalibratie nog steeds 2. Omgevingsluchttemperatuur
aanwezig is, moet u zo snel mogelijk
contact opnemen met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te Waarschuwing
laten inspecteren en verhelpen.
IJzel kan ontstaan bij temperaturen die
2 1 verschillende graden boven het
vriespunt (0°C) liggen, vooral op
bruggen en schaduwrijke oppervlakken.
OFF-ROAD
Wees altijd extra voorzichtig bij lage
WARNING temperaturen en verlaag uw snelheid
in potentieel gevaarlijke rijomstandig-
TSAS
SYSTEM FAULT
CHECK MANUAL
heden zoals slecht weer.
PRESS SELECT
TO CLEAR Te hoge snelheid, snelle acceleratie,
hard remmen of scherpe bochten
nemen wanneer de weg glad is, kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1. TSAS-waarschuwingslampje
2. Melding op display
De volledige beschrijving van de Triumph
semi-actieve vering is te vinden vanaf
pagina 83.

35
Algemene informatie

Waarschuwingen en Wanneer er een waarschuwing of infor-


matiebericht is geactiveerd, verschijnt
informatieberichten dit samen met het bijbehorende waar-
Waarschuwingen schuwings- of informatiesymbool links
op het multifunctionele display.
De volgende waarschuwingen
kunnen worden weergegeven Er kunnen ook meerdere waarschuwings-
als er een storing is en informatieberichten tegelijk worden
gedetecteerd: weergegeven wanneer er een storing
optreedt. In dergelijke gevallen krijgen
• LAGE OLIEDRUK (zie pagina 33) waarschuwingsberichten voorrang boven
• ACCU LAAG (zie pagina 24) informatieberichten en verschijnt het
• ABS-SYSTEEM UITGESCHAKELD waarschuwingssymbool links op het
(zie pagina 25) multifunctionele display.
• ABS VOOR BOCHTEN Het aantal huidig actieve waarschuwings-
UITGESCHAKELD (zie pagina 25) en informatieberichten wordt weerge-
• TC-SYSTEEM UITGESCHAKELD geven boven het waarschuwings-/
(zie pagina 28) informatiesymbool.
• TC VOOR BOCHTEN UITGESCHAKELD
(zie pagina 28)
• TSAS-SYSTEEMSTORING 2
(zie pagina 34)
• SPANNING VOOR-/ACHTERBAND
LAAG (zie pagina 33). OFF-ROAD
• SENSORSIGNAAL VOOR-/ 3
ACHTERBAND (zie pagina 88).
WARNING
Informatie 1
De volgende informatie kan
worden weergegeven: TTC SYSTEM
1. Symbool (waarschuwingssymbool
• TSAS-SYSTEEM WORDT zichtbaar)
GEKALIBREERD - EEN MOMENT 2. Aanduiding voor meerdere berichten
GEDULD (zie pagina 34)
• TPMS - ACCU LAAG VOOR-/ Gebruik de scrollknop om door de
ACHTERBAND (zie pagina 34) weergegeven berichten te schuiven.
• HILL HOLD GEACTIVEERD Druk op de selectieknop om elk bericht
(zie pagina 127) te bevestigen en te verbergen.
• HILL HOLD UITGESCHAKELD
(zie pagina 127)
• HILL HOLD NIET BESCHIKBAAR
(zie pagina 127).

36
Algemene informatie

Let op: Toerenteller


• Sommige berichten worden na een De toerenteller geeft het motortoerental
korte tijd automatisch verborgen. weer in omwentelingen per minuut –
• Verborgen waarschuwingen en omw/min. Aan het einde van het
informatieberichten blijven actief en toerentellerbereik bevindt zich de
worden opnieuw zichtbaar wanneer 'rode zone'.
het contact wordt ingeschakeld
Indien het motortoerental per minuut
totdat de storing is verholpen.
(omw/min) in de rode zone wordt
• Het waarschuwings- of informatie- weergegeven, ligt dit boven het
symbool blijft zichtbaar op het aanbevolen maximale motortoerental en
multifunctionele display terwijl ook boven het motortoerental dat de
actieve berichten verborgen worden
beste prestaties levert.
samen het nummer dat het aantal
verborgen berichten aangeeft.
• Verborgen waarschuwingen of Voorzichtig
informatieberichten kunnen worden
weergegeven met de functie Laat het motortoerental nooit oplopen
Waarschuwingen weergeven zoals tot in de 'rode zone', omdat het kan
beschreven in 'Menu Instellingen' op leiden tot ernstige motorschade.
pagina 50.

37
Algemene informatie

Statusweergave motorfiets Snelheidsmeter


De digitale snelheidsmeter geeft de
1 rijsnelheid van de motorfiets aan. De
waarden geven de rijsnelheid van de
motorfiets aan in stappen van
1 kilometer per uur.

1. Statusweergave motorfiets
De statusweergave van de motorfiets
wordt gebruikt om het volgende weer te
geven:
• Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
• Brandstofmeter
• Koelvloeistoftemperatuurmeter
• Weergave versnellingsstand
• Ingestelde cruisecontrolsnelheid
• Onderhouds-/reparatie-indicator
• Klok
• Omgevingsluchttemperatuur- en
vorstsymbool.

38
Algemene informatie

Brandstofmeter Het waarschuwingslampje voor een laag


brandstofniveau gaat branden wanneer
er nog circa 3,5 liter brandstof in de tank
1 aanwezig is (zie pagina 24). Op dit
moment zijn er twee blokjes zichtbaar op
de brandstofmeter en verandert het
informatiescherm van het multi-
functionele display in het display
Resterende actieradius (zie pagina 49).

OFF-ROAD

1. Brandstofmeter AUTO
C N S OFF-ROAD
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
1 47 MPG
Wanneer het contact ingeschakeld is,
1 2 12 MI
wordt het brandstofpeil aangegeven 120.1 MI
door het aantal blokjes dat in het display
wordt weergegeven.
Als de brandstoftank vol is, worden alle 1. Weergave resterende actieradius
acht blokjes weergegeven en als de tank
Vul de tank zo snel mogelijk bij wanneer
leeg is worden er geen blokjes het waarschuwingslampje Brandstof-
weergegeven. Andere aanduidingen
niveau brandt (zie pagina 92).
geven brandstofniveaus tussen vol en
leeg weer. Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

39
Algemene informatie

Koelvloeistoftemperatuurmeter Versnellingsstandweergave
1 2 1

1. Koelvloeistoftemperatuurmeter 1. Versnellingsstandweergave
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft (vrijloopstand (neutraal) is afgebeeld)
de temperatuur van de motorkoel- 2. Symbool van de versnellingsstand
vloeistof aan.
De versnellingsstandweergave geeft aan
Als het contact wordt ingeschakeld, welke versnelling (één t/m zes) er
worden alle acht blokjes in het display ingeschakeld is. Als de transmissie in
weergegeven. Als de motor koud wordt vrijloop staat (er is geen versnelling
gestart, geeft het display geen blokjes gekozen) toont het display 'N'.
weer. Bij oplopende temperatuur neemt
het aantal blokjes op het display toe. Als 1
de motor warm wordt gestart, toont het
display het bijbehorende aantal blokjes,
afhankelijk van de motortemperatuur.
Het normale temperatuurbereik ligt
tussen vier en zes blokjes.
Als de temperatuur van de koelvloeistof
te hoog wordt, toont het display acht
blokjes en begint het te knipperen. Het
waarschuwingslampje voor hoge
koelvloeistoftemperatuur in de
toerenteller zal ook gaan knipperen.
1. Versnellingsstandweergave (eerste
versnelling is afgebeeld)
Voorzichtig
Laat de motor niet draaien wanneer
een van beide waarschuwingen voor
hoge temperatuur wordt weergegeven,
dit kan leiden tot ernstige motorschade.

40
Algemene informatie

Ingestelde cruisecontrolsnelheid Onderhouds-/reparatie-indicator


(indien er cruisecontrol aanwezig is) Wanneer het contact wordt inge-
schakeld en de afstand tot de volgende
1 3 onderhoudsbeurt 800 km of minder is,
2 wordt de resterende afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt in het
opstartscherm op het multifunctionele
display weergegeven.

SERVICE DUE
1. Cruisecontrolsymbool
365 MI
2. Lampje Ingestelde cruisecontrol
3. Ingestelde cruisecontrolsnelheid ODOMETER
135 MI
Wanneer cruisecontrol is ingeschakeld,
is het cruisecontrolsymbool zichtbaar in
de statusweergave voor de motorfiets.
De ingestelde cruisecontrolsnelheid 1. Afstand tot volgende
wordt weergegeven als --, totdat er een onderhoudsbeurt
snelheid is ingevoerd. Als u te laat bent met de onderhouds-
Bij het instellen van een snelheid zal beurt, wordt de afstand aangeduid met
onder het cruisecontrolsymbool het een negatief cijfer en wordt de
woord SET (INSTELLEN) zichtbaar zijn. De onderhouds-/reparatie-indicator weer-
ingestelde snelheid wordt weergegeven gegeven in de statusweergave van de
en het cruisecontrollampje in de motorfiets.
toerenteller zal branden. 1
Wanneer cruisecontrol wordt uitge-
schakeld, gaat het cruisecontrollampje in
de toerenteller uit, maar blijft de
ingestelde snelheid zichtbaar in de
statusweergave voor de motorfiets.
Ga voor meer informatie naar
Cruisecontrol op pagina 79.

1. Onderhouds-/reparatie-indicator

41
Algemene informatie

Wanneer het onderhoud wordt Omgevingsluchttemperatuur


uitgevoerd door een erkende Triumph-
dealer, wordt het systeem gereset.
De onderhouds-/reparatie-indicator
wordt ook weergegeven als er een
storing is opgetreden en de waarschu-
wingslampjes van het ABS en/of
motromanagementsysteem branden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
1 2
Klok
1. Omgevingsluchttemperatuur in °C
2. Vorstsymbool
De huidige omgevingsluchttemperatuur
wordt weergegeven in °C of °F.
Het vorstsymbool brandt wanneer de
omgevingsluchttemperatuur 4°C of lager
is (zie pagina 35).
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
warmte van de motor de nauwkeurig-
heid van de weergegeven omgevings-
temperatuur beïnvloeden.
1 Zodra de motorfiets rijdt, geeft het
1. Klok - 12-uurs indeling zichtbaar display na korte tijd weer de normale
waarde weer.
De klok kan worden weergegeven met
een 12- of 24-uurs indeling. Zie 'Scherminstellingen' op pagina 57 om
de temperatuur te veranderen in °C of
Ga voor het instellen van de klok naar
Scherminstellingen op pagina 57. °F.

42
Algemene informatie

Multifunctioneel display Hoofdscherm


Het hoofdscherm van het multi-func-
1 tionele display wordt gebruikt om de
huidige rijmodus, windschermafstel-
modus, TSAS-instellingen (indien aan-
OFF-ROAD
wezig), dagtellers, motorfietsinfor-matie,
status van handgreepverwarming (indien
AUTO
C N S OFF-ROAD
aanwezig) en de status van de zadel-
1 47 MPG
F
R verwarming (indien aanwezig) weer te
2 12 MI
F 36 PSI geven.
R 42 PSI

1
OFF-ROAD
2
1. Multifunctioneel display 8
3
Met het multifunctionele display kan de AUTO
C N S OFF-ROAD
bestuurder het volgende weergeven,
selecteren of configureren: F
1 47 MPG 4
R
• Rijmodi 7 2 12 MI 5
• Stand van het windscherm F 36 PSI
R 42 PSI
• TSAS-instellingen (indien aanwezig) 6
• Boordcomputers
• Motorfietsinformatie 1. Huidige rijmodus
2. Afstelmodus windscherm
• Motorfietsinstellingen
3. Huidige TSAS-instellingen
• Scherminstellingen (indien aanwezig)
• Status zadelverwarming 4. Weergave dagteller 1
(indien aanwezig) 5. Weergave dagteller 2
• Status handgreepverwarming (indien geactiveerd)
(indien aanwezig). 6. Weergave motorfietsinformatie
Het multifunctionele display wordt ook 7. Status zadelverwarming
gebruikt om waarschuwingen en (indien aanwezig)
informatieberichten weer te geven. 8. Status handgreepverwarming
(indien aanwezig)
Zie pagina 36 voor meer informatie over
waarschuwingen en informatieberichten. Het hoofdscherm toont standaard één
dagteller, maar kan worden ingesteld om
twee dagtellers weer te geven. Zie ook
'Dagteller instellen' op pagina 51.

43
Algemene informatie

Wanneer u items op het hoofdscherm Rijmodusweergave


wilt aanpassen of bewerken, drukt u
herhaaldelijk op de scrollknop van de 1
schakelaarbehuizing van de linkerhand- OFF-ROAD
greep tot het gewenste item wordt
gemarkeerd.
Druk herhaaldelijk op de selectieknop AUTO
C N S OFF-ROAD
van de schakelaarbehuizing van de
linkerhandgreep om het submenu of 1 47 MPG
afstelscherm van het geselecteerde item 2 12 MI
te openen.
F 36 PSI
R 42 PSI
1 2

1. Weergave huidige rijmodus


Geeft de gewenste rijmodus weer. Zie
pagina 59 voor meer informatie over de
rijmodi.

1. Scrollknop
2. Selectieknop
Druk bij een stilstaande motorfiets
herhaaldelijk op de selectieknop om het
menu Instellingen te openen (zie 'Menu
Instellingen' op pagina 50).

44
Algemene informatie

Afstelmodus windscherm Instellingen Triumph semi-actieve


vering (TSAS) (indien gemonteerd)

OFF-ROAD 1
1
OFF-ROAD

AUTO
C N S OFF-ROAD
AUTO
C N S OFF-ROAD
1 47 MPG
2 12 MI 1 47 MPG
F 36 PSI 2 12 MI
R 42 PSI
F 36 PSI
R 42 PSI

1. Afstelmodus windscherm
Wanneer u de afstelmodus van het 1. TSAS-instelling
windscherm wilt openen, drukt u op de Wanneer u de TSAS-afstelmodus wilt
scrollknop totdat het windscherm- openen, drukt u op de scrollknop totdat
afstelscherm wordt gemarkeerd. de TSAS-instellingen worden gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om de Druk op de selectieknop om de TSAS-
afstelmodus van het windscherm te afstelmodus te activeren.
activeren.
Gebruik de scrollknop om het
windscherm af te stellen op de gewenste OFF-ROAD
hoogte.
AUTO
TSAS MODE: OFF-ROAD
Er is een korte time-outperiode voor een
verdere afstelling voordat de SPORT
instrumenten de afstelmodus van het
windscherm automatisch afsluiten.
NORMAL
U kunt ook op de selectieknop drukken
om de afstelmodus van het windscherm
af te sluiten. COMFORT
Zie voor informatie over het afstellen
van het windscherm pagina 94. TSAS-afstelmodus
(Sport geselecteerd)

45
Algemene informatie

Let op: Dagtellers


• Als de koppeling naar de rijmodi is
uitgeschakeld (zoals beschreven op
pagina 55), blijven de wijzigingen aan OFF-ROAD
de TSAS-dempinginstellingen actief
totdat verdere aanpassingen worden
uitgevoerd, ongeacht de rijmodus- 1
AUTO
C N S OFF-ROAD
selectie.
• Is de koppeling naar de rijmodi 1 47 MPG
ingeschakeld (zoals beschreven op
pagina 55), dan worden alle wijzi-
2 12 MI
F 36 PSI
gingen aangebracht aan de demping- 2 R 42 PSI
instellingen opgeslagen in de actieve
rijmodi. De nieuwe TSAS-instellingen
worden automatisch opnieuw opge- 1. Weergave dagteller 1
roepen wanneer de rijmodus 2. Weergave dagteller 2 (indien
opnieuw wordt geselecteerd. De geactiveerd)
vorige TSAS-instellingen van de
rijmodus worden overschreven. Het hoofdscherm toont standaard
• Als de rijmodikoppeling is inge- dagteller één, maar kan worden
schakeld en er wordt een nieuwe ingesteld om twee dagtellers weer te
rijmodus geselecteerd, worden auto- geven. Zie ook 'Dagteller instellen' op
matisch de TSAS-instellingen van de pagina 51.
nieuwe rijmodi actief.
Alleen modellen Explorer XR en
TSAS heeft negen dempinginstellingen
Explorer XC
van COMFORT (zacht) tot SPORT (hard).
Alleen de dagteller met de reisafstand is
Door herhaaldelijk op de scrollknop te
beschikbaar. Deze is permanent
drukken kunt u elk van de negen
zichtbaar op het hoofdscherm en er
instellingen afzonderlijk selecteren.
kunnen geen andere dagtellermenu's
Door herhaaldelijk op de scrollknop te worden weergegeven. De weergave met
drukken kunt u de vooraf ingestelde de reisafstand kan opnieuw worden
opties COMFORT, NORMAAL en SPORT ingesteld, zoals beschreven in Dagteller
direct selecteren. resetten op pagina 48.
Er bestaat een korte time-outperiode
waarin u verder kunt schuiven. Wanneer
de time-outperiode is verstreken, wordt
de geselecteerde dempinginstelling
automatisch geactiveerd en keert het
display terug naar het hoofdscherm.
U kunt ook op de selectieknop drukken
om uw instelling te bevestigen en terug
te keren naar het hoofdscherm.
Zie pagina 83 voor een volledige
beschrijving van TSAS.

46
Algemene informatie

Alle modellen behalve Explorer XR en Elk scherm toont de volgende informatie:


Explorer XC
Reisafstand
Wanneer u een dagteller wilt weergeven,
drukt u op de scrollknop totdat de De totale reisafstand sinds de dagteller
gewenste dagtellerweergave is voor het laatst op nul gesteld werd.
gemarkeerd. Reistijd
Druk op de selectieknop om het De totale verstreken reistijd sinds de
dagtellermenu te openen. dagteller voor het laatst op nul gesteld
De volgende dagtelleritems worden werd.
weergegevem=n:
Gemiddeld brandstofverbruik
Een indicatie van het gemiddelde
OFF-ROAD brandstofverbruik sinds de dagteller
1 voor het laatst op nul gesteld werd.
1 120 MI 2
Nadat het display is gereset, geeft het
streepjes weer, totdat er 0,1 mile is
1:20 3
afgelegd.

47 MPG 4
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt berekend
52 MPH vanaf de laatste reset van de
boordcomputer. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
1. Reisafstand er één km is afgelegd.
2. Reistijd
3. Gemiddeld brandstofverbruik
4. Gemiddelde snelheid
Elk van de dagtelleritems hierboven kan
voor weergave in het hoofdscherm
worden geselecteerd.
Wanneer u een dagteller voor weergave
in het hoofdscherm wilt selecteren,
drukt u op de scrollknop totdat de
gewenste dagtellerweergave is
gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
hoofdscherm. Het geselecteerde item
wordt weergegeven.

47
Algemene informatie

Dagteller resetten Motorfietsinformatie


Wanneer u een van beide dagtellers op
nul wilt zetten, selecteert u de op nul te
zetten dagteller en houdt u de OFF-ROAD
scrollknop in een van de richtingen
gedurende 2 seconden ingedrukt. Na
twee seconden worden alle items van de AUTO
C N S OFF-ROAD
geselecteerde dagteller op nul gesteld.
Dagteller 2 kan ook zo worden ingesteld
1 47 MPG
dat deze automatisch op nul wordt 1 2 12 MI
gezet na een instelbare tijdvertraging F 36 PSI
van 1 tot 8 uur. Zie ook 'Dagteller R 42 PSI
instellen' op pagina 51.
1. Weergave motorfietsinformatie
De motorfietsinformatieweergave geeft
het momenteel geselecteerde motorfiets-
informatie-item weer.
Let op:
• Bij Explorer XR- en Explorer XC-
modellen is alleen de kilometer-
tellerweergave standaard beschikbaar
en zijn er geen andere informatie-
menu-items beschikbaar voor selectie,
tenzij TPMS als extra optie is
gemonteerd.
• Als TPMS is gemonteerd, kan de
bandspanningsweergave worden
geselecteerd.
• Bij alle modellen wordt automatisch
overgeschakeld van de motorfiets-
informatieweergave naar de actie-
radiusweergave wanneer het waar-
schuwingslampje brandstofniveau
gaat branden.
Wanneer u het motorfietsinformatie-
menu wilt openen, drukt u op de
scrollknop totdat de motorfiets-
informatieweergave wordt gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om het
motorfietsinformatiemenu te openen.

48
Algemene informatie

Motorfietsinformatiemenu Actueel brandstofverbruik


Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment. Als de
OFF-ROAD motorfiets stilstaat, wordt --.- op het
1
display getoond.
120.1 MI 2 Kilometerteller
48 MPG 3
Geeft de totale door de motorfiets
afgelegde afstand weer.
ODO 1892 MI 4
F 36 PSI Voor- en achterbandspanning (mits
R 42 PSI TPMS is gemonteerd, zie pagina 88)
De spanning van de voor- en achterband
wordt weergegeven.
1. Resterende actieradius Er worden streepjes in de band-
2. Actueel brandstofverbruik spanningsweergave weergegeven totdat
3. Kilometerteller de motorfiets een snelheid van ongeveer
4. Bandspanningen (mits TPMS 20 km/h bereikt.
gemonteerd is)
Elk van de beschikbare informatie-items Waarschuwing
kan in het hoofdscherm voor weergave
worden geselecteerd. Als de motorfiets rijdt, mag alleen
U selecteert een informatie-item voor tussen de informatieweergave en de
weergave in het hoofdscherm door op de dagtellerweergave geschakeld worden
scrollknop te drukken totdat het en mag de dagteller alleen op nul
gewenste informatie-item is gemarkeerd. gezet worden in de volgende
Druk op de selectieknop om uw selectie omstandigheden:
te bevestigen en terug te keren naar het • Bij lage snelheid;
hoofdscherm. • Op plaatsen zonder verkeer;
Elk scherm toont de volgende informatie: • Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken;
Resterende actieradius
• In goede weg- en weersomstan-
Dit is een aanduiding van de afstand die digheden.
waarschijnlijk zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de Wanneer u geen acht slaat op deze
tank aanwezig is. belangrijke waarschuwing, kan dat
De getoonde afstand is afhankelijk van leiden tot verlies van controle over de
het brandstofniveau in de tank en wordt motorfiets en een ongeval.
aangepast aan uw rijstijl.

49
Algemene informatie

Menu Instellingen Waarschuwingen weergeven


Om het menu Instellingen te openen, Wanneer u WAARSCHUWINGEN WEER-
drukt u de selectieknop op het linker GEVEN selecteert, wordt het menu
schakelaarblok in terwijl de motorfiets in Instellingen afgesloten en worden alle
vrijloop en stil staat, totdat het menu actieve waarschuwingen of informatie-
Instellingen op het display wordt berichten in het multifunctionele scherm
weergegeven. weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop Zie pagina 36 voor meer informatie over
totdat het gewenste item wordt waarschuwingen en informatieberichten.
gemarkeerd.
Rijmodi
Druk op de selectieknop om het
submenu van het item te openen. Met de optie Rijmodi kunt u de
instellingen van ABS, MAP, TC en TSAS
voor elke beschikbare rijmodus
SETTINGS configureren.
EXIT Zie pagina 64 voor meer informatie over
de rijmodiconfiguratie.
SHOW WARNINGS
RIDING MODES
TRIP SETUP
BIKE SETUP
DISPLAY SETUP

Menu Instellingen
De volgende menu-items zijn beschikbaar
voor selectie:
• AFSLUITEN
• WAARSCHUWINGEN WEERGEVEN
(zie pagina 50)
• RIJMODI (zie pagina 50)
• DAGTELLER INSTELLEN (zie pagina 51)
• MOTORFIETSINSTELLINGEN
(zie pagina 52)
• WEERGAVE INSTELLEN (zie pagina 57)
Elk menu-item kan als volgt worden
bewerkt:
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het hoofdscherm.

50
Algemene informatie

Dagteller instellen Dagteller 1 en 2 resetten


Open het menu Instellingen, zoals Wanneer u de optie DAGTELLER 1
beschreven op pagina 50, en selecteer RESETTEN of DAGTELLER 2 RESETTEN
DAGTELLER INSTELLEN. hebt gekozen, wordt u gevraagd om op
Druk nadat u het scherm DAGTELLER BEVESTIGEN of ANNULEREN te drukken.
INSTELLEN hebt geselecteerd herhaal-
delijk op de scrollknop totdat het
gewenste scherm wordt weergegeven. TRIP 1 RESET
Druk op de selectieknop om de instelling CONFIRM
te wijzigen.
De optie Dagteller 1 resetten

TRIP SETUP U stelt de dagteller opnieuw in door met


de scrollknop de optie BEVESTIGEN te
EXIT selecteren. Druk vervolgens op de knop
TRIP 1 RESET SELECTEREN.
TRIP 2 RESET Alle items binnen de geselecteerde
TRIP 2 DISPLAY dagteller worden direct op nul gezet en
AUTO RESET de weergave keert terug naar het menu
DAGTELLER INSTELLEN.
Weergave dagteller 2
De weergave van dagteller 2 in het
Scherm Dagteller instellen hoofdscherm kan worden in- of
uitgeschakeld.
De volgende menu-items zijn
U doet dit door op de scrollknop te
beschikbaar voor selectie:
drukken, WEERGAVE DAGTELLER 2 te
• AFSLUITEN selecteren en op de selectieknop te
• DAGTELLER 1 RESETTEN drukken.
• DAGTELLER 2 RESETTEN Druk op de scrollknop om INSCHAKELEN
• WEERGAVE DAGTELLER 2 of UITSCHAKELEN te selecteren.
• AUTOM. RESETTEN
Let op: TRIP 2 DISPLAY
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert, ENABLE
keert u terug naar het menu
INSTELLINGEN. Weergave dagteller 2 -
(INSCHAKELEN is afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
menu DAGTELLER INSTELLEN.

51
Algemene informatie

Automatische reset Motorfietsinstellingen


Let op: Open het menu Instellingen, zoals
beschreven op pagina 50, en selecteer
• De functie AUTOM. RESETTEN kan MOTORFIETSINSTELLINGEN.
alleen worden gebruikt bij dagteller
Druk, nadat u het scherm MOTOR-
2. Dagteller 1 moet handmatig
worden gereset met DAGTELLER 1 FIETSINSTELLINGEN hebt geselecteerd,
RESETTEN, zoals beschreven op herhaaldelijk op de scrollknop totdat het
pagina 51, of de methode Dagteller gewenste item wordt gemarkeerd. Druk
resetten, beschreven op pagina 48. op de selectieknop om de instelling te
Na het openen van het instelscherm wijzigen.
AUTOM. RESETTEN, wordt u gevraagd
om UIT, 1 UUR, 2 UUR, 4 UUR of 8 UUR te
selecteren. BIKE SETUP
EXIT

AUTO RESET TSAS


HILL HOLD
4 HRS INDICATORS
ABS
Automatische reset
TC
Druk op de scrollknop totdat de
gewenste instelling wordt weergegeven.
Druk op de selectieknop om uw selectie Menu Motorfietsinstellingen
te bevestigen en terug te keren naar het Explorer XRT is afgebeeld
menu DAGTELLER INSTELLEN.
Wanneer het contact is uitgeschakeld en De volgende menu-items zijn
de ingestelde tijd is verstreken, worden beschikbaar voor selectie:
alle items binnen dagteller 2 op nul
teruggezet.

52
Algemene informatie

Alleen Explorer XR en Explorer XC ABS in-/uitschakelen


• AFSLUITEN Het is mogelijk om het ABS-systeem
• ABS - ABS uit-/inschakelen tijdelijk uit te schakelen. Het ABS-
systeem kan niet permanent worden
• TC - TC uit-/inschakelen
uitgeschakeld, het wordt automatisch
Explorer XRX en Explorer XCX - Alle weer ingeschakeld wanneer het contact
modellen uit- en weer ingeschakeld wordt.
• AFSLUITEN
• TSAS Waarschuwing
• RICHTINGAANWIJZERS
Probeer de ABS-instellingen niet
• ABS - ABS uit-/inschakelen onder het rijden te wijzigen, omdat dat
• TC - TC uit-/inschakelen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Alleen Explorer XRT en Explorer XCA
• AFSLUITEN
• TSAS Waarschuwing
• HILL HOLD Wanneer u ABS UITSCHAKELEN
• RICHTINGAANWIJZERS selecteert, wordt het anti-
• ABS - ABS uit-/inschakelen blokkeerremsysteem uitgeschakeld.
• TC - TC uit-/inschakelen ABS voor optimaal bochtenwerk
(indien aanwezig) wordt ook
Let op: uitgeschakeld en de ABS-instellingen
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert, die voor elke rijmodus zijn opgeslagen,
keert u terug naar het menu worden genegeerd, ongeacht of ze zijn
INSTELLINGEN. ingesteld op Weg, Terrein of UIT.
ABS, ABS voor optimaal bochtenwerk
(indien aanwezig) en de ABS-
instellingen voor de rijmodus worden
pas weer ingeschakeld als
INSCHAKELEN wordt geselecteerd in
het menu ABS, zoals beschreven in de
volgende procedure, of als het contact
wordt uit- en weer ingeschakeld.
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en
een ongeval.

53
Algemene informatie

Na het openen van het ABS-scherm TC in-/uitschakelen


drukt u op de scrollknop om Het is mogelijk om het TC-systeem
INSCHAKELEN of UITSCHAKELEN te tijdelijk uit te schakelen. Het TC-systeem
selecteren. kan niet permanent worden
uitgeschakeld. Het wordt automatisch

ABS
weer ingeschakeld wanneer het contact
uit- en weer ingeschakeld wordt.
ENABLE
Waarschuwing
ABS (INSCHAKELEN afgebeeld)
Wanneer u TC UITSCHAKELEN selec-
Druk op de selectieknop om uw selectie teert, wordt het tractiecontrole-
te bevestigen en terug te keren naar het systeem uitgeschakeld.
menu MOTORFIETSINSTELLINGEN. Tractiecontrole voor optimaal
Als UITSCHAKELEN is geselecteerd, gaat bochtenwerk (indien aanwezig) wordt
het ABS-waarschuwingslampje branden ook uitgeschakeld en de TC-
en verschijnt het bericht WAARSCHU- instellingen die voor elke rijmodus zijn
WING - ABS-SYSTEEM UITGESCHAKELD opgeslagen, worden genegeerd,
kort in het multifunctionele scherm. ongeacht of ze zijn ingesteld op
ABS, ABS voor optimaal bochtenwerk Regen, Weg of Sport.
(indien aanwezig) en alle ABS-instellingen TC, TC voor optimaal bochtenwerk
voor rijmodi zijn uitgeschakeld totdat (indien aanwezig) en de TC-instellingen
ABS opnieuw wordt ingeschakeld. voor de rijmodus worden pas weer
ingeschakeld als INSCHAKELEN wordt
Let op:
geselecteerd in het menu TC, zoals
• Als de ABS door de bestuurder is beschreven in de volgende procedure,
uitgeschakeld, zijn de tractiecontrole, of als het contact wordt uit- en weer
cruisecontrol (indien aanwezig) en hill ingeschakeld.
hold (indien aanwezig) nog steeds
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
actief.
gedraagt de motorfiets zich als
ABS, ABS voor optimaal bochtenwerk normaal, maar zonder tractiecontrole.
(indien aanwezig) en alle ABS- In dat geval kan te snel accelereren op
instellingen voor rijmodi worden een nat of glad wegoppervlak leiden
automatisch ingeschakeld wanneer het tot verlies van controle over de
contact wordt uitgeschakeld en daarna motorfiets en een ongeval.
weer wordt ingeschakeld.

54
Algemene informatie

Na het openen van het TC-scherm drukt TSAS-menu (indien aanwezig)


u op de scrollknop om INSCHAKELEN of Druk nadat u het scherm TSAS hebt
UITSCHAKELEN te selecteren. geopend, herhaaldelijk op de scrollknop
totdat het gewenste item wordt

TC
gemarkeerd. Druk op de selectieknop om
de instelling te wijzigen.
ENABLE

TC (INSCHAKELEN afgebeeld) TSAS


Druk op de selectieknop om uw selectie EXIT
te bevestigen en terug te keren naar het MODES LINK
menu MOTORFIETSINSTELLINGEN. OFF-ROAD
Als UITSCHAKELEN is geselecteerd, gaat
het TC-waarschuwingslampje branden en
verschijnt het bericht WAARSCHUWING -
TC-SYSTEEM UITGESCHAKELD kort in het
multifunctionele scherm.
TC, TC voor optimaal bochtenwerk (indien
aanwezig) en alle TC-instellingen voor Menu TSAS
rijmodi zijn uitgeschakeld totdat TC Let op:
opnieuw wordt ingeschakeld.
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
TC, TC voor optimaal bochtenwerk (indien keert u terug naar het menu
aanwezig) en alle TC-instellingen voor MOTORFIETSINSTELLINGEN.
rijmodi worden automatisch inge-
schakeld wanneer het contact wordt Koppeling naar modi van TSAS
uitgeschakeld en daarna weer wordt De instellingen van het TSAS-systeem
ingeschakeld. kunnen worden gekoppeld aan het
rijmodisysteem. Hierdoor kan de bestuur-
der tijdens de rijmodusconfiguratie voor
elke rijmodi verschillende TSAS-
instellingen selecteren.
Wanneer een rijmodus is geselecteerd,
worden de TSAS-instellingen voor die
rijmodus automatisch teruggezet en
geactiveerd.

55
Algemene informatie

Wanneer u de koppeling van TSAS naar Let op:


rijmodi wilt in- of uitschakelen nadat u
• Als Koppeling naar modi in het menu
het scherm Koppeling naar modi hebt TSAS is ingeschakeld, worden alle
geopend, moet u op de scrollknop wijzigingen automatisch opgeslagen in
drukken om Inschakelen of Uitschakelen de momenteel geselecteerde rijmodus.
te selecteren.
Hill Hold - Alleen modellen Explorer XRT
en Explorer XCA
MODES LINK Na het openen van het scherm HILL
ENABLE HOLD drukt u op de scrollknop om
INSCHAKELEN of UITSCHAKELEN te
selecteren.
Koppeling naar rijmodi
(INSCHAKELEN afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
HILL HOLD
ENABLE
menu TSAS.
Zie pagina 64 voor meer informatie over Hill Hold
de rijmodiconfiguratie. (INSCHAKELEN afgebeeld)
Terrein Druk op de selectieknop om uw selectie
De terreinmodus van TSAS kan in de te bevestigen en terug te keren naar het
volgende condities worden gezet: menu MOTORFIETSINSTELLINGEN.
• Ingeschakeld - TSAS staat in de Zie pagina 127 voor meer informatie over
terreinmodus. de functie Hill Hold.
• Autom. - Het TSAS-systeem detec- Indicatoren - Alle modellen behalve
teert automatisch het type onder-
Explorer XR en Explorer XC
grond waarop de motor rijdt (weg of
terrein) en past de terugverings- en Na het openen van het scherm
compressiedempingsinstellingen RICHTINGAANWIJZERS drukt u op de
dienovereenkomstig aan. scrollknop om AUTOM. of HANDMATIG te
selecteren.
Na het openen van het menu Terrein
drukt u op de scrollknop om
INSCHAKELEN, UITSCHAKELEN of AUTOM.
te selecteren.
INDICATORS
AUTO
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het Richtingaanwijzer -
menu TSAS. automatisch uitschakelend
(AUTOM. afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
menu MOTORFIETSINSTELLINGEN.

56
Algemene informatie

Zie 'Automatisch uitschakelende richting- Taal


aanwijzers' op pagina 74 voor meer Druk nadat u het scherm TAAL hebt
informatie. geselecteerd, herhaaldelijk op de
scrollknop totdat de gewenste taal
Weergave instellen wordt gemarkeerd.
Open het menu Instellingen, zoals
beschreven op pagina 50, en selecteer
WEERGAVE INSTELLEN. LANGUAGE
Druk, nadat u het scherm WEERGAVE ENGLISH
INSTELLEN hebt geselecteerd,
herhaaldelijk op de scrollknop totdat het Taalselectie
gewenste item wordt gemarkeerd. Druk
op de selectieknop om de instelling te De volgende talen zijn beschikbaar voor
wijzigen. selectie:
• Engels;
• Frans;
DISPLAY SETUP • Duits;
EXIT • Italiaans;
LANGUAGE • Nederlands;
SET UNITS • Spaans;
SET CLOCK • Zweeds;
BRIGHTNESS
• Braziliaans.
Let op:
• Alle getoonde menu-items worden in
Het menu Weergave instellen de zojuist geselecteerde taal
weergegeven wanneer u op de
De volgende menu-items zijn selectieknop drukt.
beschikbaar voor selectie: Druk op de selectieknop om uw selectie
• AFSLUITEN; te bevestigen en terug te keren naar het
• TAAL; menu WEERGAVE INSTELLEN.
• EENHEDEN INSTELLEN;
• KLOK INSTELLEN;
• HELDERHEID.
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het menu
INSTELLINGEN.

57
Algemene informatie

EENHEDEN INSTELLEN Druk op de selectieknop om uw


Wanneer u het scherm EENHEDEN wijzigingen op te slaan en terug te keren
INSTELLEN hebt geopend, wordt u naar het menu WEERGAVE INSTELLEN.
gevraagd de AFSTAND op te geven.
Klok instellen
Druk op de scrollknop om MIJL of KM te
Wanneer u het scherm KLOK INSTELLEN
selecteren en druk vervolgens op de
hebt geopend, wordt u gevraagd een
selectieknop. 12-uurs of 24-uurs indeling op te geven.
Druk op de scrollknop om de gewenste
DISTANCE klokweergave te selecteren en druk
vervolgens op de selectieknop.
MILES

Eenheid selecteren SET CLOCK


Vervolgens wordt gevraagd het verbruik 24 HR
in te stellen (VERBRUIK).
Klok instellen (24-uurs afgebeeld)
Let op: Vervolgens wordt gevraagd de uren in te
• Als u AFSTAND hebt ingesteld op stellen (UREN INSTELLEN). Selecteer de
MIJL, zijn de beschikbare opties MPG gewenste klokweergave met de
(VK) of MPG (VS). scrollknop en druk vervolgens op de
• Hebt AFSTAND op KM ingesteld, dan selectieknop.
zijn de beschikbare opties KM/L of Vervolgens wordt gevraagd de minuten
L/100 KM. in te stellen (MIN INSTELLEN). Gebruik de
Selecteer de gewenste eenheid met de scrollknop om de gewenste minuten-
scrollknop en druk vervolgens op de weergave te selecteren en daarna de
selectieknop. selectieknop om de instelling op te slaan
en terug te keren naar het menu
Let op: WEERGAVE INSTELLEN.
• Als AFSTAND is ingesteld op MIJL,
Helderheid
wordt u gevraagd de TEMP
(temperatuur) op te geven. Wanneer u het scherm HELDERHEID
• Is de AFSTAND ingesteld op KM, dan hebt geopend, drukt u op de scrollknop
wordt de temperatuurweergave om de helderheid van het instrumenten-
automatisch ingesteld op °C. paneel met de schuifregelaar in te stellen
Als AFSTAND is ingesteld op MIJL, op een niveau van 1 (zwakst) en tot 10
gebruikt u de scrollknop om °F of °C te (sterkst). Druk op de selectieknop om uw
selecteren en drukt u op de selectie op te slaan en terug te keren
selectieknop. naar het menu WEERGAVE INSTELLEN.
Als de motorfiets voorzien is van TPMS,
wordt om de eenheid van druk gevraagd
(DRUK).
BRIGHTNESS
Gebruik de scrollknop om PSI, BAR of kPa
te selecteren. Helderheid instellen

58
Algemene informatie

Rijmodi Er zijn maximaal vijf rijmodi beschikbaar


voor selectie, afhankelijk van de
Met het rijmodisysteem kunt u de modelspecificaties.
instellingen voor het anti-blokkeerrem-
systeem (ABS), de gaskleprespons (MAP),
de tractiecontrole (TC) en de Triumph RAIN (REGEN)
semi-actieve vering (TSAS) aanpassen
aan de verschillende wegcondities en
bestuurdersvoorkeuren.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden ROAD (WEG)
geselecteerd met behulp van de modus-
en de scrollknop op de schakelaar-
behuizing aan de linker handgreep, bij
SPORT (indien aanwezig)
een stilstaande of rijdende motorfiets.

2
OFF-ROAD (TERREIN)
(indien aanwezig)

RIDER (BESTUURDER)
(indien aanwezig)

Elke rijmodus is volledig aanpasbaar,


maar de beschikbaarheid van de ABS-,
1 MAP-, TC- en TSAS-instellingen kan per
modus verschillen. Zie 'Configuratie
1. Modusknop rijmodus' op pagina 64 voor meer
2. scrollknop informatie.

59
Algemene informatie

Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Waarschuwing Als ABS en/of TC is uitgeschakeld met
Om op een rijdende motor een het menu Motorfietsinstellingen, zoals
rijmodus te selecteren moet de rijder beschreven op pagina's 53 en 54,
de motorfiets kortstondig laten worden de ABS- en/of TC-instellingen
freewheelen (motorfiets rijdt, motor die voor alle rijmodi zijn opgeslagen,
draait, gas dicht, koppelingshendel genegeerd.
ingetrokken en remmen los). ABS en/of TC blijft UIT ongeacht de
Selectie van een rijmodus onder het geselecteerde rijmodus, totdat de
rijden mag alleen worden geprobeerd: systemen opnieuw worden inge-
schakeld of het contact wordt uit- en
• Bij lage snelheid;
ingeschakeld.
• Op plaatsen zonder verkeer;
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
• Op rechte en vlakke wegen of het remsysteem als een remsysteem
oppervlakken; zonder ABS. In dat geval kan te hard
• Bij goede weg- en remmen een blokkering van de wielen
weersomstandigheden; veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
• Daar waar het veilig is om de van controle over de motorfiets en
motorfiets kortstondig te laten een ongeval.
freewheelen. Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
Selectie van een rijmodus onder het anders, maar zonder tractiecontrole.
rijden MAG NIET worden geprobeerd: In dat geval kan te snel accelereren op
• Bij hoge snelheid; een nat of glad wegoppervlak leiden
• Te midden van rijdend verkeer; tot verlies van controle over de
• Tijdens het nemen van een bocht motorfiets en een ongeval.
of op bochtige wegen of opper-
vlakken;
Waarschuwing
• Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken; Rijd na het selecteren van een
• Bij slechte weg-/ rijmodus eerst een stukje op een
weersomstandigheden; plaats waar geen verkeer is, om
• Daar waar het onveilig is om de vertrouwd te raken met de nieuwe
motorfiets kortstondig te laten instellingen. Leen uw motorfiets niet
freewheelen. uit aan anderen, omdat ze de
instellingen van uw vertrouwde
Wanneer u geen acht slaat op deze rijmodus kunnen wijzigen, waardoor u
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot de controle over de motorfiets kunt
verlies van controle over de motorfiets verliezen en een ongeval kunt krijgen.
en een ongeval.

60
Algemene informatie

U selecteert een rijmodus door kort op Schuif door de rijmodi totdat de


de knop MODUS te drukken op de linker gewenste modus wordt gemarkeerd in
schakelaarbehuizing om het rijmodi- het selectievenster.
selectiemenu in het multifuntionele De naam van de gemarkeerde rijmodus
display te activeren. en de bijbehorende, momenteel
opgeslagen ABS-, MAP-, TC- en TSAS-
instellingen, worden links in het
multifunctionele display weergegeven.
De momenteel actieve rijmodus wordt
aangeduid met een kader.
OFF-ROAD
OFF-ROAD
MAP OFF-ROAD
OFF-ROAD
C N S 1
2
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
3
MAP OFF-ROAD
Rijmodiselectiemenu OFF-ROAD
C N S 4
Wanneer u vaker op de knop MODUS
OFF-ROAD
drukt, schuift u in de volgende volgorde
door de rijmodi:
• REGEN
1. Selectievenster
• WEG 2. Geselecteerde rijmodus
• SPORT 3. De ABS-, MAP-, TC- en TSAS-
• TERREIN instellingen van de geselecteerde
• BESTUURDER rijmodi
4. Momenteel actieve rijmodus
De scrollknop kan ook worden gebruikt
om door de rijmodi omhoog en omlaag te
schuiven.
Let op:
• Om de gebruiker de gelegenheid te
geven tussen de modi te schuiven is
er een korte time-out. Daarna kan hij
verder schuiven, voordat de
gemarkeerde rijmodi automatisch
wordt geactiveerd.

61
Algemene informatie

De gemarkeerde rijmodus in het selectie- Wanneer de ABS-, MAP-, TC- en TSAS-


venster wordt automatisch geactiveerd instellingen zijn veranderd, keert het
wanneer de time-out is verstreken en multifunctionele display terug naar het
aan de volgende schakelmodi is voldaan. hoofdscherm en wordt de geselecteerde
rijmodus weergegeven.
Stilstaande motorfiets - Uitgeschakelde
motor 2
• Het contact is ingeschakeld; OFF-ROAD
• De motorstopschakelaar staat in de 1
stand DRAAIEN (RUN).
AUTO
C N S OFF-ROAD
Stilstaande motorfiets - Ingeschakelde
motor 1 47 MPG
• De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.
2 12 MI
F 36 PSI
Rijdende motorfiets R 42 PSI

Binnen 30 seconden na het selecteren


van een rijmodus moet de bestuurder de 1. Hoofdscherm
volgende handelingen gelijktijdig 2. Geselecteerde rijmodus
uitvoeren:
• De gashendel dichtdraaien; De rijmodus is nu veranderd en de
bestuurder kan weer verder rijden.
• De koppeling intrekken;
• Maak geen gebruik van de remmen Let op:
(laat de motor 'freewheelen'). • De rijmodus wordt standaard op
Let op: WEG ingesteld wanneer het contact
wordt ingeschakeld, als de modus
• Het is niet mogelijk de modi TERREIN TERREIN of BESTUURDER actief was
of BESTUURDER te selecteren tijdens de laatste keer dat het
wanneer de motorfiets rijdt, als de contact werd uitgeschakeld en
ABS- of TC-instellingen zijn ingesteld waarbij ABS en/of TTC was ingesteld
op Terrein of Uit. op Terrein of Uit.
• In dit geval moet de motorfiets tot • Anders wordt de laatst
stilstand worden gebracht voordat geselecteerde rijmodus onthouden
de rijmodi gewijzigd kan worden. en geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
• Controleer of de motorstop-
schakelaar in de stand DRAAIEN
staat als de moduspictogrammen
niet zichtbaar zijn bij ingeschakeld
contact.

62
Algemene informatie

Onvoltooide verandering van rijmodus


Indien er een onvoltooide verandering Waarschuwing
van rijmodus heeft plaatsgevonden,
wordt zowel de vorige als de nieuw Stop de motor niet met de contact-
geselecteerde rijmodus gemarkeerd met schakelaar of motorstopschakelaar
een stippellijnrand. Deze geeft aan dat de wanneer de motorfiets rijdt. Breng de
ABS-, MAP-, TC- of TSAS-instellingen die motorfiets altijd veilig tot stilstand en
bij de nieuw geselecteerde rijmodus zijn schakel hem in de vrijloopstand
opgegeven, niet goed zijn geactiveerd. voordat u de motor stopt.
Door de motor tijdens het rijden te
stoppen via het contact of de motor-
stopschakelaar kan het achterwiel
blokkeren, wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
OFF-ROAD ongeval.
OFF-ROAD
MAP OFF-ROAD 1
OFF-ROAD Voorzichtig
C N S
OFF-ROAD Stop de motor niet met de contact-
schakelaar of motorstopschakelaar
wanneer de motorfiets rijdt. Breng de
motorfiets altijd veilig tot stilstand en
1. Onvoltooide verandering van
schakel hem in de vrijloopstand
rijmodus
voordat u de motor stopt.
In dat geval kan het MIL-, ABS-, TC- of
De druksmering van de transmissie
TSAS-waarschuwingslampje branden
werkt uitsluitend wanneer de motor
afhankelijk van de huidige status van elk
draait. Onvoldoende smering kan
systeem.
schade aan of vastlopen van de
Bij een onvolledige moduswijziging: transmissie veroorzaken, wat kan
• Breng de motorfiets veilig tot leiden tot plotseling verlies van
stilstand; controle over de motorfiets en een
• Selecteer de vrijloopstand; ongeval.
• Zet het contact uit en weer aan;
• Selecteer de gewenste rijmodus;
• Start de motor opnieuw en rij verder.

63
Algemene informatie

Configuratie rijmodus
Zie de volgende tabel om te zien welke ABS-, MAP-, TC- en TSAS-opties voor elke
rijmodus beschikbaar zijn. De standaard fabrieksinstellingen worden aangeduid met
haakjes.
Rijmodi
Opties
RAIN ROAD SPORT OFF-ROAD RIDER
(•) geeft de (REGEN) (WEG) (TERREIN) (BESTUURDER)
standaard
fabrieksinstelling
weer

ABS
Road (Weg) (•) (•) (•) (•)
Off-Road (Terrein) (•) •
Uit • •
MAP
Rain (Regen) (•) • • •
Road (Weg) • (•) • • (•)
Sport • (•) • •
Off-Road (Terrein) (•) •
TC
Rain (Regen) (•) • •
Road (Weg) • (•) • (•)
Sport • (•) •
Off-Road (Terrein) (•) •
Uit • •
TSAS (indien gemonteerd en Koppeling naar rijmodi is ingeschakeld)
Autom. (•) (•) (•) (•) (•)
Off-Road (Terrein) • •

64
Algemene informatie

Beschrijvingen ABS-opties • Weg – optimale ABS-instelling voor


het rijden op de weg.
Waarschuwing • Terrein - optimale ABS-instelling
voor terreinrijden:
De ABS-optie Terrein is NIET bedoeld Bediening voorremhendel
voor normaal rijden op de weg. Als alleen de voorremhendel wordt
Voor de ABS-instelling Terrein is ABS gebruikt, stelt het gedeeltelijk
voor optimaal bochtenwerk uitge- geïntegreerde remsysteem ook
schakeld en is het niveau van ABS- gedeeltelijk de achterrem in werking,
tussenkomst aangepast aan zoals beschreven in Remmen op
terreinrijden. pagina 121.
Het gebruik van de achterrempedaal In deze situatie wordt het niveau
kan er in deze situatie voor zorgen dat van ABS-tussenkomst voor zowel
het achterwiel vergrendelt bij hard het voor- als het achterwiel
remmen. geoptimaliseerd voor terreinrijden.
Bediening achterrempedaal
Wanneer de bestuurder op de weg
Als op een bepaald moment gebruik
rijdt terwijl het ABS is ingesteld op
wordt gemaakt van de achterrem-
Terrein, kan leiden tot instabiliteit
pedaal, worden alle achterremacties
tijdens het remmen. Dit kan weer
direct geregeld door de achterrem-
leiden tot verlies van controle over de
pedaal.
motorfiets en een ongeval.
Wanneer de achterrempedaal wordt
gebruikt, worden alle achterrem-
Waarschuwing acties die via de voorremhendel door
het gedeeltelijk geïntegreerde
Wanneer het ABS uitgeschakeld is, remsysteem worden uitgevoerd,
werkt het remsysteem als een genegeerd.
remsysteem zonder ABS. In dat geval In deze situatie wordt voor het
kan te hard remmen een blokkering voorwiel het niveau van ABS-
van de wielen veroorzaken, wat kan tussenkomst geoptimaliseerd voor
leiden tot verlies van controle over de rijden op de weg, hoewel het
motorfiets en een ongeval. achterwiel kan blokkeren wanneer
de bestuurder hard remt.
Wanneer alleen gebruik wordt
gemaakt van de achterrempedaal,
wordt alleen de achterrem toegepast
en kan het achterwiel blokkeren
wanneer de bestuurder hard remt.
ABS voor optimaal bochtenwerk
wordt uitgeschakeld voor de ABS-
instelling Terrein.
Het ABS-waarschuwingslampje
knippert langzaam (zie pagina 25).

65
Algemene informatie

• Uit - ABS is uitgeschakeld. Het ABS- • Regen - optimale TC-instelling voor


waarschuwingslampje brandt (zie natte of gladde omstandigheden.
pagina 25). Laat een lagere achterwielslip toe
vergeleken met de Weg-instelling.
Beschrijvingen MAP-opties
• Weg – optimale TC-instelling voor
• Regen - gereduceerde gasklepres- gebruik op de weg, laat een minimale
pons in vergelijking met de Weg- achterwielslip toe.
instelling, voor natte of gladde
• Sport - laat een hogere achter-
omstandigheden.
wielslip toe vergeleken met de Weg-
• Weg – standaard gaskleprespons. instelling.
• Sport - verhoogde gaskleprespons in • Terrein - TC is ingesteld voor
vergelijking met de Weg-instelling. terreinrijden en laat een hogere
• Terrein – optimale gaskleprespons achterwielslip toe dan de instellingen
voor terreinrijden. Regen, Weg en Sport. Het TC-
controlelampje knippert langzaam
Beschrijvingen TC-opties
(zie pagina 30).
• Uit - TC is uitgeschakeld. Het waar-
Waarschuwing schuwingslampje TC uitgeschakeld
De TC-optie Terrein is niet bedoeld brandt (zie pagina 28).
voor normaal rijden op de weg. Beschrijvingen TSAS-opties (indien
Het rijden op de weg met de TC- gemonteerd en Koppeling naar rijmodi in
instelling Terrein kan instabiliteit het menu TSAS is ingeschakeld; zie
veroorzaken bij het accelereren 'Motorfietsinstellingen' op pagina 52)
vanwege een verhoogd risico op het • Autom. - Het TSAS-systeem detec-
wegslippen van het achterwiel. teert automatisch het type onder-
Instabiliteit veroorzaakt door het grond waarop de motor rijdt (weg of
wegslippen van het achterwiel kan ook terrein) en past de terugverings- en
leiden tot verlies van controle over de compressie-dempingsinstellingen
motorfiets en een ongeval. dienovereenkomstig aan.
• Terrein – optimale TSAS-instelling
voor terreinrijden.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

66
Algemene informatie

Let op: Als u echter meerdere keren op de


modusknop drukt, krijgt u direct
• Tijdens de rijmodusconfiguratie kan
ABS en TC in de modi Weg en toegang tot het configuratiemenu van
Bestuurder worden in- of een rijmodus. Dit doet u als volgt:
uitgeschakeld. Vanaf het hoofdscherm:
• Als de rijmodus die wordt
Wanneer u vanaf het hoofdscherm
geconfigureerd, op dat moment
herhaaldelijk op de modusknop drukt,
geselecteerd is, treden de
wijzigingen aan de MAP-, ABS- en wordt het configuratiemenu voor de
TC- en TSAS-systemen onmiddellijk momenteel actieve rijmodus geactiveerd.
in werking. Vanaf het rijmodiselectiemenu
• Als de rijmodus die wordt Wanneer u vanaf het rijmodiselectie-
geconfigureerd, op dat moment niet menu herhaaldelijk op de modusknop
is geselecteerd, worden de
drukt, wordt het configuratiemenu voor
wijzigingen aan de ABS-, MAP-, TC-
de voor selectie gemarkeerde rijmodus
en TSAS-systemen opgeslagen en
zullen de volgende keer dat deze geactiveerd.
rijmodus wordt geselecteerd, actief
worden.
U configureert een rijmodus van een OFF-ROAD
stilstaande motor door op de EXIT
selectieknop te drukken en het menu ABS
Instellingen te activeren. Gebruik de
MAP
scrollknop om RIJMODI te selecteren en
druk op de selectieknop om het menu TC
Rijmodi te openen. TSAS
RESET

RIDING MODES
EXIT Configuratiemenu
RAIN (Modus Terrein geselecteerd)
ROAD Druk nadat u het configuratiemenu van
SPORT een rijmodus hebt geopend, op de
OFF-ROAD scrollknop totdat het gewenste item
RIDER wordt gemarkeerd. Druk op de
selectieknop om de instellingen van het
item te openen.

Het menu Rijmodi Let op:

Gebruik de scrollknop om de rijmodus te • Wanneer u AFSLUITEN selecteert,


markeren die u wilt configureren en druk keert u terug naar het menu Rijmodi.
op de selectieknop om het configuratie-
menu van deze rijmodus te openen.

67
Algemene informatie

ABS TC
Na het openen van het ABS-scherm Na het openen van het TC-scherm drukt
drukt u op de scrollknop om de u op de scrollknop om de gewenste optie
gewenste optie te selecteren. Druk op de te selecteren. Druk op de selectieknop
selectieknop om uw selectie te om uw selectie te bevestigen en terug te
bevestigen en terug te keren naar het keren naar het configuratiemenu.
configuratiemenu.

TC
ABS SPORT
ROAD
TC-scherm (Sport geselecteerd)
ABS-scherm (Weg geselecteerd)

Waarschuwing
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
Wanneer het ABS uitgeschakeld is, gedraagt de motorfiets zich net als
werkt het remsysteem als een anders, maar zonder tractiecontrole.
remsysteem zonder ABS. In dat geval In dat geval kan te snel accelereren op
kan te hard remmen een blokkering een nat of glad wegoppervlak leiden
van de wielen veroorzaken, wat kan tot verlies van controle over de
leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
motorfiets en een ongeval.
MAP
Na het openen van het MAP-scherm
drukt u op de scrollknop om de
gewenste optie te selecteren. Druk op de
selectieknop om uw selectie te
bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.

MAP
SPORT

MAP-scherm (Sport
geselecteerd)

68
Algemene informatie

TSAS (indien gemonteerd en Koppeling Druk op de selectieknop om uw selectie


naar rijmodi is ingeschakeld) te bevestigen en terug te keren naar het
Na het openen van het TSAS-scherm configuratiemenu.
drukt u op de scrollknop om de
RESETTEN
gewenste TSAS-modus te selecteren.
Wanneer u het scherm RESETTEN hebt
geopend, wordt u gevraagd om
TSAS BEVESTIGEN
selecteren.
of ANNULEREN te

AUTO

TSAS-scherm (Autom.
geselecteerd)
RESET
CONFIRM
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en door te gaan naar het Rijmodus resetten
TSAS-instellingenscherm.
Gebruik de scrollknop om BEVESTIGEN of
U wordt nu gevraagd een TSAS-
ANNULEREN te selecteren. Druk op de
dempingsinstelling op te geven. selectieknop om uw selectie te
Let op: bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.
• Als de TSAS-modus is ingesteld op
AUTOM., wordt u gevraagd Wanneer u BEVESTIGEN selecteert,
dempingsinstellingen op te geven worden de standaard fabrieksinstellingen
voor zowel rijomstandigheden op de van de geselecteerde rijmodus hersteld.
weg als op terrein. Zie de tabel op pagina 64 voor meer
TSAS heeft negen dempinginstellingen informatie over de standaard
van COMFORT (zacht) tot SPORT (hard). fabrieksinstellingen van elke rijmodus.
Door herhaaldelijk op de scrollknop te
drukken kunt u elk van de negen
instellingen afzonderlijk selecteren.
Door herhaaldelijk op de scrollknoppen
te drukken kunt u de vooraf ingestelde
opties C (COMFORT), N (NORMAAL) en S
(SPORT) direct selecteren.

OFF-
ROAD C N S
Het scherm met de TSAS-
dempingsinstellingen (TERREIN
afgebeeld)

69
Algemene informatie

Contactsleutel In elke sleutel is een transponder


aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker correct function-
eert, altijd maar een van de twee
contactsleutels in de buurt van de
contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
1 In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
cixj verwijderd wordt.
1. Sleutelnummerlabel Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
Behalve voor het stuurslot en de erkende Triumph-dealer. Vervangende
contactschakelaar wordt de sleutels moeten door een erkende
contactsleutel gebruikt voor het Triumph-dealer worden gekoppeld aan
zadelslot, de tankdop en de koffers de startonderbreker van de motorfiets.
(indien gemonteerd).
Bij aflevering vanuit de fabriek worden Voorzichtig
twee sleutels meegeleverd en een label
Bewaar de reservesleutel niet bij de
waarop het sleutelnummer is vermeld.
motorfiets, omdat hierdoor alle
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
veiligheidsaspecten in gevaar komen.
reservesleutel en het sleutellabel op een
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.

70
Algemene informatie

Contactschakelaar/stuurslot PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de


stand VERGRENDELD in de stand P. Het
3 stuurslot blijft ingeschakeld en de
positielichten blijven ingeschakeld.
OFF 4
SH Let op:
PU

ON

• Laat het stuurslot niet gedurende


langere tijd in de stand P
2
ingeschakeld, aangezien dit leidt tot
ontladen van de accu.
P
5 Waarschuwing
1
Om redenen van beveiliging en
1. Contactschakelaar/stuurslot veiligheid dient u de contact-
2. Stand VERGRENDELD schakelaar altijd in de stand UIT,
3. Stand UIT VERGRENDELD en PARKEREN te
4. Stand AAN plaatsen en de sleutel te verwijderen
5. Stand PARKEREN wanneer de motorfiets onbeheerd
wordt achtergelaten.
Startonderbreker Onbevoegd gebruik van de motorfiets
De behuizing van de contactslotcilinder kan leiden tot verwonding van de
fungeert als een antenne voor de bestuurder, medeweggebruikers en
startonderbreker. voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
De startonderbreker wordt ingeschakeld
wanneer het contactslot in de stand OFF
(uit) wordt gedraaid en de contactsleutel Waarschuwing
wordt verwijderd (zie pagina 28). De
startonderbreker wordt uitgeschakeld De stuurinrichting wordt vergrendeld
wanneer de contactsleutel in de wanneer de sleutel in de stand
contactschakelaar steekt en in de stand VERGRENDELEN of P wordt gezet.
AAN (ON) wordt gedraaid. Draai de sleutel nooit onder het rijden
in de stand VERGRENDELEN of P,
Standen contactschakelaar
omdat hierdoor het stuurslot wordt
Deze schakelaar heeft vier, met een ingeschakeld. Een ingeschakeld
sleutel bediende standen. De sleutel kan stuurslot leidt tot verlies van controle
uitsluitend uit de contactschakelaar over de motorfiets en een ongeval.
worden verwijderd, indien deze in de
stand UIT, VERGRENDELD of P
(PARKEREN) staat.
VERGRENDELEN: Draai het stuur volledig
naar links, draai de sleutel in de stand UIT,
druk de sleutel in en laat hem los en draai
de sleutel vervolgens in de stand LOCK.

71
Algemene informatie

Schakelaars rechter
handgreep Voorzichtig
Laat de contactschakelaar bij uitge-
1 schakelde motor niet in de stand AAN
staan, omdat dat kan leiden tot
3 schade aan elektrische onderdelen en
ontlading van de accu.

Startknop
RES /+

ON
SET /-
De startknop bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
4 2 worden getrokken.

1. Motorstopschakelaar Let op:


2. Startknop • Ook wanneer de koppelingshendel
3. Stelknop cruisecontrol tegen de handgreep is getrokken,
(indien gemonteerd) werkt de startinrichting niet indien
4. Knop alarmknipperlichten de zijstandaard is uitgeklapt en er
een versnelling is ingeschakeld.
Motorstopschakelaar
De contactschakelaar moet in de stand Stelknop cruisecontrol
AAN staan en de motorstopschakelaar (indien gemonteerd)
moet in de stand DRAAIEN staan om met De stelknop voor de cruisecontrol is een
de motorfiets te kunnen rijden. tweestandenschakelaar waarvan de
De motorstopschakelaar is bedoeld voor bovenkant gemarkeerd is met RES/+ en
gebruik in een noodgeval. Indien zich een de onderkant met SET/- (zie pagina 79).
noodgeval voordoet waarbij het
noodzakelijk is de motor uit te zetten, Alarmknipperlichten
zet u de motorstopschakelaar in de Om de alarmknipperlichten aan of uit te
stand STOP. zetten, drukt u kort op de knop voor
alarmknipperlichten.
Let op:
Om de alarmknipperlichten aan te zetten
• Hoewel de motorstopschakelaar de moet het contact ingeschakeld zijn, maar
motor uitschakelt, worden hierdoor de lichten blijven aan als het contact
niet alle elektrische circuits
wordt uitgeschakeld, totdat de knop
uitgeschakeld. Dit kan leiden tot
voor de alarmknipperen weer wordt
problemen met het opnieuw starten
van de motor door een ontladen ingedrukt.
accu. Normaliter dient uitsluitend de
contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.

72
Algemene informatie

Schakelaars linker handgreep Passeerfunctie


Wanneer de dimschakelaar van de
koplamp is ingesteld op de dimstand en u
4 op de onderkant van de schakelaar drukt
wordt de passeerfunctie geactiveerd.
Wanneer u op de schakelaar drukt,
wordt het grootlicht van de koplamp
ingeschakeld. Dit blijft branden zolang u
de knop ingedrukt houdt en gaat uit
zodra deze loslaat.
Let op:
5 • Op dit model is geen aan/uit-
1 7 schakelaar voor verlichting aange-
bracht. Het positielicht, achterlicht
en de kentekenplaatverlichting gaan
automatisch branden wanneer het
contact in de stand AAN wordt
gedraaid.
• De koplamp brandt als het contact in
de stand AAN staat en de motor
2 draait.
Er zijn twee manieren waarop u de
3 6 8 koplamp kunt inschakelen zonder dat de
motor draait:
1. Dimschakelaar koplamp
2. Richtingaanwijzerschakelaar • Trek de koppelingshendel helemaal
3. Claxonknop tegen de handgreep en zet het
4. Selectieknop instrumentenpaneel contact in de stand AAN. De koplamp
5. Scrollknop instrumentenpaneel gaat dan aan en blijft branden
6. Modusknop wanneer de koppelingshendel wordt
7. Mistlichtschakelaar voor losgelaten.
(indien gemonteerd) • Wanneer het contact is inge-
8. Schakelaar handgreepverwarming schakeld, de dimschakelaar van de
(indien gemonteerd) koplamp is ingesteld op de dimstand
en u op de onderkant van de
Dimschakelaar koplamp schakelaar drukt, wordt de koplamp
Met de dimschakelaar van de koplamp geactiveerd. De koplamp blijft
kan dimlicht of grootlicht worden branden wanneer de schakelaar
ingeschakeld. Druk de schakelaar naar wordt losgelaten.
voren om grootlicht in te schakelen. Trek De koplamp gaat uit wanneer de
de schakelaar naar achteren om dimlicht startknop wordt ingedrukt, totdat de
in te schakelen. Indien het groot licht is motor start.
ingeschakeld, brandt het controlelampje
grootlicht in de toerenteller.

73
Algemene informatie

Richtingaanwijzerschakelaar Claxonknop
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt
naar links of naar rechts wordt geduwd, en het contact in de stand AAN staat,
knippert ook het controlelampje van de klinkt de claxon.
betreffende richtingaanwijzer. U schakelt
de richtingaanwijzers uit door op de Selectieknop instrumentenpaneel
richtingaanwijzerschakelaar te duwen en Door de selectieknop in te drukken
deze in de middenstand los te laten. selecteert u het menu dat op het display
van het multifunctionele display wordt
Modellen die zijn uitgerust met
automatisch uitschakelende getoond.
richtingaanwijzers Druk bij een stilstaande motorfiets op de
Door de richtingaanwijzer kort naar links selectieknop om het menu Instellingen te
openen in het multifunctionele display
of rechts te drukken zullen de
(zie 'Menu Instellingen' op pagina 50).
overeenkomstige
richtingaanwijzerlichten drie keer aan en
Scrollknop instrumentenpaneel
uit knipperen en vervolgens uitgaan.
Door de richtingaanwijzer iets langer Door de scrollknop herhaaldelijk in te
drukken kunt u door de menu's
naar links of rechts te drukken zullen de
navigeren die op het display van het
overeenkomstige richtingaanwijzerlich-
ten aan en uit knipperen totdat ze als instrumentenpaneel worden getoond.
volgt worden uitgeschakeld:
Modusknop
De automatische richtingaanwijzeruit-
Door de knop MODUS in te drukken
schakeling treedt acht seconden na
wordt het menu Rijmodiselectie
bediening van een richtingaanwijzer in
werking. Acht seconden nadat ze zijn geactiveerd dat op het display van het
multifunctionele display wordt getoond.
aangezet en nadat de motorfiets nog
Door vaker op de knop MODUS te
eens 65 meter heeft afgelegd, worden de
richtingaanwijzers automatisch uitge- drukken schuift u door de beschikbare
rijmodi (zie 'Rijmodiselectie' op
schakeld.
pagina 60).
Wanneer u de automatische uitschake-
Door de knop MODUS ingedrukt te
ling van de richtingaanwijzers wilt
houden krijgt u direct toegang tot het
uitschakelen, raadpleegt u de paragraaf
'Motorfietsinstellingen' op pagina 52. configuratiemenu van een rijmodus (zie
'Configuratie rijmodus' op pagina 64).
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de richting-
aanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzer-
schakelaar en laat u deze in de
middenstand los.

74
Algemene informatie

Mistlichtschakelaar (indien Schakelaar handgreepverwarming


gemonteerd) (indien gemonteerd)
Let op: De handgreepverwarming werkt alleen
bij draaiende motor.
• De mislichtschakelaar werkt alleen Het systeem is ontworpen om een
wanneer de koplampen branden. variabel warmteniveau aan de hand-
• De mistlichtschakelaar gaat auto- grepen te bieden, van warm naar heet.
matisch weer uit wanneer de
Wanneer de handgreepverwarming
contactschakelaar uit en weer aan
gezet wordt. wordt ingeschakeld, verschijnt het hand-
greepverwarmingssymbool op het multi-
U schakelt de mistlichten in of uit te
functionele display en wordt het
schakelen, moet u met de koplampen aan
geselecteerde warmteniveau weerge-
de mistlichtschakelaar kort indrukken.
geven.
Wanneer de mistlichten zijn ingeschakeld,
brandt het mistlichtcontrolelampje in de
toerenteller. OFF-ROAD

1
AUTO
C N S OFF-ROAD

1 47 MPG
2 12 MI
F 36 PSI
R 42 PSI

1. Handgreepverwarmingssymbool
(warm geselecteerd)
Druk voor een maximaal resultaat in
koude omstandigheden, vanuit de stand
UIT, eerst eenmaal op de schakelaar voor
heet en verlaag het warmteniveau
daarna naar warm door nogmaals op de
schakelaar te drukken wanneer de
handgrepen zijn opgewarmd.
Om de handgreepverwarming uit te
schakelen drukt u op de schakelaar tot
de status UIT wordt aangegeven.

75
Algemene informatie

Na korte tijd verdwijnt het handgreep- Gasklepbediening


verwarmingssymbool van het multi-
functionele display.

2 3
Uit Heet Warm

Uitschakeling bij lage spanning 1


Als een lage spanning wordt gedetec-
teerd, wordt de schakelaar van de
handgreepverwarming buiten werking
gesteld. De handgreepverwarming kan
pas weer worden gebruikt wanneer de
spanning weer tot een veilig niveau is 1. Stand gasklep open
toegenomen. 2. Stand gasklep dicht
3. Uitschakelstand cruisecontrol
De schakelaar wordt niet automatisch
weer in werking gesteld, ook niet als de Dit model van Triumph heeft een
spanning weer tot een veilig niveau is elektronische gashendel waarmee de
toegenomen. De gebruiker moet de gasklep via de motormanagementmodule
schakelaar zelf indrukken om de worden geopend en gesloten. Het
handgreepverwarming in te schakelen. systeem bevat geen direct werkende
kabels.
De gashendel geeft een voelbare
weerstand wanneer hij naar achteren
wordt gedraaid om de gasklep open te
zetten. Wanneer de handgreep wordt
losgelaten, keert hij onder invloed van
een inwendige veer terug naar de
gesloten stand en wordt de gasklep
gesloten.
Vanuit de gesloten stand kan de
gashendel 3 - 4 mm naar voren worden
gedraaid om de cruisecontrol uit te
schakelen (zie pagina 82).
De gebruiker kan aan de gasklepregeling
niets instellen.

76
Algemene informatie

Als er een storing optreedt aan de Gebruik van de rem


gasklepregeling, gaat het storingslampje Bij een geringe gasklepopening
(MIL) branden en kan zich een van de (ongeveer 20°), kunnen de remmen en
volgende toestanden voordoen: gashendel tegelijk worden gebruikt.
• Storingslampje brandt, beperkt Bij een grotere gasklepopening (meer
motortoerental en beperkte dan 20°) gaat de gasklep dicht en neemt
gasklepbeweging het motortoerental af wanneer de
• Storingslampje brandt, alleen remmen langer dan twee seconden
thuisbrengmodus waarin de motor worden gebruikt. Om de normale
met versneld stationair toerental gasklepwerking te herstellen, laat u de
draait gashendel en de remmen los en draait u
• Storingslampje brandt, motor start vervolgens de gashendel weer open.
niet.
Neem in alle bovenvermelde situaties zo Waarschuwing
snel mogelijk contact op met een
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
erkende Triumph-dealer om de storing te
door dan noodzakelijk wanneer dit
laten inspecteren en verhelpen.
waarschuwingslampje brandt. De
storing kan de motorprestaties, de
uitstoot van uitlaatgassen en het
brandstofverbruik negatief beïnvloe-
den. Afgenomen motorprestaties
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.

77
Algemene informatie

Stelwieltjes rem- en
koppelingshendel Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendel af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de hendel
de motorfiets eerst ergens waar geen
verkeer is, om vertrouwd te raken met
de nieuwe afstelling. Leen uw
motorfiets niet uit aan anderen,
1 omdat iemand de hendels kan
2
afstellen op een manier die u niet
chdd_2
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
1. Stelwieltje, remhendel afgebeeld en een ongeval.
2. Pijlmarkering
De hendels van de voorrem en de
koppeling zijn voorzien van een
stelmechanisme. Met dit stelmechanisme
kan de afstand tussen de handgreep en
de hendel worden ingesteld op één van
vijf standen voor de voorremhendel of
vier standen voor de koppelingshendel,
afhankelijk van de spanwijdte van de
handen van de bestuurder.
Om de hendel af te stellen, drukt u de
hendel naar voren en verdraait u het
stelwieltje totdat een van de
genummerde standen tegenover het
pijltje op de hendelhouder staat.
De afstand tussen de handgreep en de
losgelaten hendel is het kleinst wanneer
het stelwieltje is ingesteld op stand vijf
en het grootst wanneer het is ingesteld
op stand 1.

78
Algemene informatie

Cruisecontrol (indien
gemonteerd): Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
Waarschuwing alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
Cruisecontrol mag alleen worden afgesloten weggedeelten of gesloten
gebruikt op plaatsen waar u veilig met circuits. Het rijden met hoge
constante snelheid kunt rijden. snelheden is voorbehouden aan rijders
Cruisecontrol mag niet worden die les hebben gehad in de technieken
gebruikt bij druk verkeer, op wegen die noodzakelijk zijn voor het rijden
met scherpe/blinde bochten of op met hoge snelheden en die vertrouwd
gladde wegen. zijn met het gedrag van de motorfiets
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt onder alle omstandigheden.
bij druk verkeer, op wegen met Het rijden met hoge snelheden is
scherpe/blinde bochten of op gladde onder alle andere omstandigheden
wegen, kan dat leiden tot verlies van gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en ene controle over de motorfiets en een
ongeluk. ongeval.
Let op:
Waarschuwing • Cruisecontrol werkt mogelijk niet als
er een storing is aan het ABS-
Deze Triumph-motorfiets mag de systeem en het ABS-waarschu-
wettelijk geldende snelheidslimieten wingslampje brandt.
niet overschrijden. Het met hoge • Cruisecontrol blijft werken als een
snelheid op een motorfiets rijden kan rijmodus wordt geselecteerd waarbij
gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op het ABS is ingesteld op Terreinrijden
bepaalde verkeerssituaties te reageren of Uit.
bij hogere snelheden aanzienlijk korter • Cruisecontrol blijft werken als het
is. Verlaag de snelheid altijd in ABS is uitgeschakeld zoals
overeenstemming met de weers- en beschreven op pagina 53.
verkeersomstandigheden.

79
Algemene informatie

De cruisecontrolknoppen bevinden zich Cruisecontrol inschakelen


op het rechter schakelaarblok en Druk op de knop SET/- om cruisecontrol
kunnen met een minimum aan beweging in te schakelen. Het cruisecontrol-
door de bestuurder worden bediend. symbool wordt zichtbaar in de
statusweergave voor de motorfiets. De
1 ingestelde cruisecontrolsnelheid wordt
weergegeven als -- om aan te geven dat
er nog geen snelheid is ingevoerd.
1
RES /+

ON
SET /-

1. Knop SET/- cruisecontrol


2. Knop RES/+ cruisecontrol
Cruisecontrol kan pas worden
ingeschakeld als alle op pagina 80
beschreven voorwaarden zijn vervuld. 1. Cruisecontrolsymbool
Daarna kan de cruisecontrol op elk
moment worden in- of uitgeschakeld.

80
Algemene informatie

Let op: De ingestelde snelheid in


• Om cruisecontrol in te schakelen, cruisecontrol wijzigen
moet aan de volgende voorwaarden Om de ingestelde snelheid in cruise-
worden voldaan: control te wijzigen, drukt u een van de
• De motorfiets moet rijden met een volgende knoppen in en laat u deze los:
snelheid tussen 30 en 160 km/h. • RES/+ om de snelheid te verhogen;
• De motorfiets moet in de in de vierde • SET/- om de snelheid te verlagen.
versnelling of hoger staan.
Wanneer aan deze voorwaarden is Bij iedere druk op de knop wordt de
voldaan, drukt u op de knop SET/- om de snelheid gewijzigd met 1 km/h. Als de
cruisecontrol. knoppen ingedrukt worden gehouden,
Het woord SET wordt zichtbaar onder het wordt de snelheid continu verhoogd in
cruisecontrolsymbool, de ingestelde stappen van één cijfer.
cruisecontrolsnelheid wordt weergegeven Laat de wijzigingsknop los wanneer de
en het cruisecontrollampje in de gewenste snelheid op het display wordt
toerenteller gaat branden om aan te weergegeven.
geven dat cruisecontrol ingeschakeld is.
Let op:
3 • De weergave van de ingestelde
1
cruisecontrolsnelheid knippert totdat
de nieuwe ingestelde snelheid wordt
bereikt.
• Als de cruisecontrol de ingestelde
2 snelheid niet kan vasthouden terwijl
tegen een steile helling wordt
opgereden, blijft de weergave van de
ingestelde cruisecontrolsnelheid
knipperen totdat de motorfiets de
ingestelde snelheid bereikt.
4
1
1. Cruisecontrolsymbool
2. Lampje Ingestelde cruisecontrol
3. Ingestelde cruisecontrolsnelheid
4. Lampje cruisecontrol
Het cruisecontrol blijft de ingestelde
snelheid aanhouden totdat:
• de ingestelde snelheid wordt
gewijzigd zoals beschreven op
pagina 81;
2
• cruisecontrol wordt uigeschakeld
zoals beschreven op pagina 82. 1. Ingestelde cruisecontrolsnelheid
(knipperend)
2. Huidige rijsnelheid

81
Algemene informatie

Een andere manier om de snelheid in Cruisecontrol hervatten met de


cruisecontrol te verhogen, is om met ingestelde snelheid
behulp van de gashendel te accelereren
tot de gewenste snelheid en vervolgens
de knop SET/- in te drukken. Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de verkeers-
Cruisecontrol uitschakelen
omstandigheden geschikt zijn voor de
De cruisecontrol kan op een van de ingestelde snelheid wanneer u
volgende manieren worden cruisecontrol hervat.
uitgeschakeld:
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
• Helemaal naar voren draaien van de bij druk verkeer, op wegen met
gashendel. scherpe/blinde bochten of op gladde
• Intrekken van de koppelingshendel. wegen, kan dat leiden tot verlies van
• Bedienen van de voor- of achterrem. controle over de motorfiets en ene
• Verhogen van de snelheid door de ongeluk.
gashendel meer dan 60 seconden te Na een van de volgende handelingen
gebruiken. wordt de cruisecontrol uitgeschakeld:
Na uitschakeling gaat het cruise- • Helemaal naar voren draaien van de
controllampje in de toerenteller uit, maar gashendel.
de SET-indicator en de ingestelde • Intrekken van de koppelingshendel.
snelheid blijft zichtbaar in de status- • Bedienen van de voor- of achterrem.
weergave voor de motorfiets. Hiermee
• Verhogen van de snelheid door de
wordt aangegeven dat de ingestelde
gashendel meer dan 60 seconden te
cruisecontrolsnelheid opgeslagen is.
gebruiken.
Cruisecontrol kan worden hervat met de
ingestelde snelheid zoals beschreven op Cruisecontrol kan worden hervat met de
pagina 82, mits cruisecontrol niet is ingestelde snelheid door de knop RES/+,
uitgeschakeld doordat de contactsleutel mits een ingestelde snelheid is
naar de stand UIT is gedraaid. opgeslagen.
De motorfiets moet een snelheid hebben
tussen 30 en 160 km/h en in de derde
versnelling of hoger staat.

82
Algemene informatie

Een opgeslagen ingestelde snelheid Triumph semi-actieve vering


wordt aangegeven met het woord SET
onder het cruisecontrolsymbool in de (TSAS) (indien gemonteerd)
statusweergave voor de motorfiets.
De opgeslagen ingestelde snelheid blijft Waarschuwing
in het geheugen van de cruisecontrol
totdat het contact in de stand UIT wordt Rijd na het afstellen van de vering
gedraaid. eerst een stukje op de motorfiets
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
Let op: raken met de nieuwe instellingen.
• De weergave van de ingestelde Leen uw motorfiets niet uit aan
cruisecontrolsnelheid knippert totdat anderen, omdat iemand de instellingen
de hervatte ingestelde snelheid van de vering kan wijzigen op een
wordt bereikt. manier die u niet gewend bent en dit
kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

Het Triumph semi-actieve veringssysteem


(TSAS) regelt de demping van de voorvork
en achterschokdemper en de automa-
tische voorbelasting van de achter-
schokdemper.
Met behulp van TSAS kunnen de TSAS-
modus en de demping eenvoudig via het
instrumentenpaneel worden ingesteld
wanneer de motorfiets stilstaat of rijdt.
De TSAS-afstelllingen vinden direct
plaats nadat een nieuwe modus of
dempinginstelling is geselecteerd en de
motor draait.

83
Algemene informatie

TSAS-modi Kalibratie van het systeem


Er kunnen drie TSAS-rijmodi worden Het TSAS-systeem herkalibreert de
geselecteerd: afstelmotoren onder de volgende
• Autom. - Het TSAS-systeem omstandigheden:
detecteert automatisch het soort • Als de accu om een bepaalde reden
oppervlak waarop wordt gereden wordt losgekoppeld.
(weg of terrein) en past de • Als er tijdens normaal bedrijf een
terugvering en compressiedemping storing optreedt in het TSAS-
overeenkomstig aan. systeem.
• Terrein – Optimale TSAS-instellingen Het waarschuwingslampje knippert
voor terrreinrijden. tweemaal per seconde gedurende de
herkalibratie van het systeem.
TSAS-dempinginstellingen
Er zijn in totaal negen 1
2
dempinginstellingen beschikbaar voor
selectie, uiteenlopend van COMFORT
(zacht) tot SPORT (hard). De drie OFF-ROAD
hoofdinstelingen zijn: TSAS SYSTEM
• COMFORT;
CALIBRATING
• NORMAAL; PLEASE WAIT
PRESS SELECT
• SPORT. TO CLEAR

Zie voor het weergeven van de TSAS-


instellingen:
• TSAS-instellingen op pagina 45;
• Motorfietsinstellingen op pagina 52; 1. TSAS-waarschuwingslampje
2. Melding op display
• Configuratie rijmodus op pagina 64.

84
Algemene informatie

Voor een juiste kalibratie van het Tractiecontrole (TC)


systeem moet de volgende procedure
worden aangehouden:
• Zet het contact aan. De motor niet
Waarschuwing
starten. Tractiecontrole en tractiecontrole voor
• Wacht tot het waarschuwingslampje optimaal bochtenwerk dienen niet als
stopt met knipperen. De kalibratie vervanging van een gepaste rijstijl die
van de afstelmotor is dan voltooid. is afgestemd op de toestand van de
• Start de motor. Als het weg en de weersomstandigheden. Ze
waarschuwingslampje weer begint kunnen niet voorkomen dat
te knipperen, geeft dat aan dat de tractieverlies optreedt als gevolg van:
afstelmotoren opnieuw worden • te hoge snelheid bij het inrijden
gekalibeerd als gevolg van lage van bochten;
accuspanning. • accelereren bij een scherpe
• Wacht tot het waarschuwingslampje hellingshoek;
stopt met knipperen voordat u de • remmen.
motorfiets gebruikt.
Tractiecontrole of tractiecontrole voor
Als deze procedure niet wordt gevolgd, optimaal bochtenwerk kan niet
stopt de herkalibratie en blijft het voorkomen dat het voorwiel slipt.
waarschuwingslampje branden.
Wanneer een van bovenstaande
In dat geval gaat het waarschuwings- punten niet wordt nageleefd, kan dat
lampje uit nadat de herkalibratie de leiden tot verlies van controle over de
volgende keer is voltooid. motorfiets en een ongeval.
Alle Explorer-motorfietsen zijn uitgerust
met tractiecontrole (TC).
TC is een systeem dat helpt de grip op
de weg te behouden tijdens het
accelereren op natte of gladde wegen.
Als de sensoren detecteren dat het
achterwiel zijn grip op de weg verliest
(slipt), treedt het TC-systeem in werking
en wijzigt dit het motorvermogen tot de
grip van het achterwiel is hersteld.
Het TC-controlelampje knippert tijdens
de werking van het systeem en de
bestuurder kan een verandering in het
motorgeluid waarnemen.
Zie pagina 30 voor de volledige
beschrijving van de werking van het TC-
controlelampje.

85
Algemene informatie

TC voor optimaal bochtenwerk


De volgende Explorer-modellen zijn Waarschuwing
uitgerust met TC voor optimaal
Als het TC-systeem niet werkt, moet
bochtenwerk:
voorzichtigheid in acht worden
• Explorer XRX; genomen bij het accelereren en het
• Explorer XRX-LRH; nemen van bochten op een nat of glad
• Explorer XRT; wegoppervlak om doorslippen van het
• Explorer XCX; achterwiel te voorkomen.
• Explorer XCX-LRH; Indien er een storing optreedt, brandt
het waarschuwingslampje TC uitge-
• Explorer XCA.
schakeld mogelijk tegelijkertijd met het
Tractiecontrole voor optimaal storingslampje voor het motor-
bochtenwerk is een systeem dat is managementsysteem en/of het ABS-
ontworpen om de rijder meer controle te waarschuwingslampje.
geven als tractiecontrole wordt Rijd niet langer door dan noodzakelijk
geactiveerd terwijl de motorfiets schuin wanneer een of meer van de
in een bocht hangt. bovenstaande waarschuwingslampjes
Het systeem controleert voortdurend de branden. Neem zo snel mogelijk
hellingshoek van de motorfiets en past contact op met een erkende Triumph-
het tractieniveau zo aan dat het dealer, om de storing te laten
achterwiel tractie blijft houden tijdens inspecteren en verhelpen.
het nemen van een bocht. Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
Let op:
het achterwiel veroorzaken, wat kan
• TC en TC voor optimaal bochtenwerk leiden tot verlies van de controle over
(indien aanwezig) en cruisecontrol de motorfiets en een ongeluk.
(indien aanwezig) werken mogelijk
niet als er een storing is in het ABS-
systeem. In dit geval branden de
waarschuwingslampjes voor het
ABS, de TC en het storingslampje
voor het motormanagementsysteem
(MIL).

86
Algemene informatie

Zie pagina 28 voor de volledige beschrij-


Waarschuwing ving van het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld en de bijbehorende
Als er een storing optreedt in de TC instrumentwaarschuwingsberichten.
voor optimaal bochtenwerk, brandt
het waarschuwingslampje TC Instellingen tractiecontrole
uitgeschakeld en wordt het bericht
TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN Waarschuwing
UITGESCHAKELD weergegeven op het
multifunctionele display. Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
In dit geval blijft het TC-systeem gedraagt de motorfiets zich net als
werken, maar zonder de functie voor anders, maar zonder tractiecontrole.
optimaal bochtenwerk, mits: In dat geval kan te snel accelereren op
• er geen andere storingen in het een nat of glad wegoppervlak leiden
TC-systeem aanwezig zijn; tot verlies van controle over de
• TC NIET is uitgeschakeld door de motorfiets en een ongeval.
bestuurder (zie 'Motorfiets- Het TC-systeem kan worden
instellingen' op pagina 52 of uitgeschakeld zoals beschreven in
'Configuratie rijmodus' op 'Motorfietsinstellingen' op pagina 52 of
pagina 64). worden ingesteld op de omstandigheden
Neem voorzichtigheid in acht bij het beschreven in 'Configuratie rijmodus' op
accelereren en het nemen van pagina 64.
bochten op een nat of glad
wegoppervlak om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Indien er een storing optreedt, brandt
het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld mogelijk tegelijkertijd
met het storingslampje voor het
motormanagementsysteem en/of het
ABS-waarschuwingslampje.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer een of meer van de
bovenstaande waarschuwingslampjes
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.

87
Algemene informatie

Bandspanningscontrolesyste Functie
em (TPMS) (indien Bandspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
gemonteerd) Deze sensoren meten de luchtdruk in de
band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. De sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer de
motorfiets een snelheid van ongeveer
20 km/h bereikt. In de systeemweergave
worden twee streepjes getoond tot het
Waarschuwing bandspanningssignaal is ontvangen.
Het TPMS-systeem ontslaat u niet van Nadat de motorfiets tot stilstand is
de verplichting dagelijks de gebracht, blijven de sensoren nog
bandspanning te controleren. ongeveer zeven minuten gegevens
Controleer de bandspanning bij koude verzenden voordat ze worden
banden en gebruik een nauwkeurige uitgeschakeld. De banddrukwaarden
bandspanningsmeter (zie pagina 169). blijven in de systeemweergave zichtbaar
totdat de sensoren worden
Gebruik van het TPMS-systeem voor
uitgeschakeld.
het instellen van bandspanningen kan
leiden tot verkeerde bandspanningen Op de velg wordt een sticker
en bijgevolg tot verlies van controle aangebracht om de positie van de
over de motorfiets en een ongeval. bandspanningssensor aan te geven, die
zich vlakbij het ventiel bevindt.
Alle modellen behalve Explorer XRT en
Explorer XCA: Het bandspannings-
controlesysteem (TPMS) is beschikbaar
als een accessoireset en moet door uw
erkende Triumph-dealer worden
gemonteerd. Het TPMS-display in de
instrumenten wordt alleen ingeschakeld
wanneer het systeem ingebouwd is.

88
Algemene informatie

ID-nummer TPMS-sensor Systeemweergave


Het ID-nummer van elke bandspannings-
sensor is afgedrukt op een label dat op OFF-ROAD
de sensor is aangebracht. De dealer kan
dit nummer nodig hebben voor
onderhoud of diagnose.
AUTO
C N S OFF-ROAD
Wanneer het TPMS-systeem af fabriek
gemonteerd is, worden in de 1 47 MPG
onderstaande ruimten labels geplaatst
met de ID-nummers van de TPMS-
1 2 12 MI 2
F 36 PSI
sensoren aan de voor- en achterzijde. R 42 PSI
Wanneer het TPMS-systeem als
3
accessoire op de motorfiets gemonteerd
wordt, dient u ervoor te zorgen dat de 1. TPMS-symbool
dealer de ID-nummers van de TPMS- 2. Bandspanningsweergave
sensoren aan de voor- en achterzijde in 3. Voor- en achterband, geïdentificeerd
de ruimtes hieronder noteert.
Zie 'Motorfietsinstellingen' op pagina 48
Sensor Sensor voor informatie over hoe u de band-
voorzijde achterzijde spanningsweergave kunt openen.
Er wordt automatisch overgeschakeld
van de weergave van motorfiets-
informatie naar de bandspanningsweer-
gave wanneer een lage bandspanning
wordt gedetecteerd. Zie pagina 33.
Er worden streepjes in de band-
spanningsweergave weergegeven totdat
de motorfiets een snelheid van ongeveer
20 km/h bereikt.

89
Algemene informatie

Sensorbatterijen Wanneer de batterijen helemaal leeg zijn,


Wanneer de batterijspanning in een worden alleen strepen op het display
druksensor laag is, wordt gedurende weergegeven, brandt het rode TPMS-
acht seconden TPMS - BATTERIJ LAAG waarschuwingslampje en wordt het
VOOR-/ACHTERBAND - ZIE HANDLEIDING bericht TPMS - SENSORSIGNAAL VOOR-
op het multifunctionele display /ACHTERBAND - ZIE HANDLEIDING
weergegeven. weergegeven. Neem contact op met een
erkende Triumph-dealer om de sensor te
laten vervangen en het nieuwe
1
serienummer te laten noteren in de
daarvoor bestemde ruimte op pagina 89.
OFF-ROAD
1
TPMS 2

BATTERY LOW
FRONT TYRE
CHECK MANUAL OFF-ROAD
PRESS SELECT
TO CLEAR
TPMS

SENSOR SIGNAL
FRONT TYRE
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR

1. Melding op display

1. TPMS-waarschuwingslampje
2. Melding op display

Storing in TPMS-systeem
Als een storing optreedt in het TPMS-
systeem, gaat het rode TPMS-
waarschuwingslampje branden en wordt
het bericht TPMS - SENSORSIGNAAL
VOOR-/ACHTERBAND - ZIE HANDLEIDING
wordt weergegeven. Neem contact op
met uw erkende Triumph-dealer om de
storing te laten verhelpen.

90
Algemene informatie

Bandspanningen Lage bandspanning


De bandspanningen die in uw Als een lage bandspanning worst
instrumentenpaneel worden getoond, gedetecteerd, gaat het waarschuwings-
geven de actuele bandspanning weer op lampje van de bandspanning branden en
het moment waarop de weergave is wordt het bericht TPMS - LAGE VOOR-
geselecteerd. Dit kan afwijken van de /ACHTERBANDSPANNING weergegeven
bandspanning die ingesteld is wanneer (zie pagina 33).
de banden koud zijn, omdat de banden
warmer worden tijdens het rijden, Waarschuwing
waardoor de lucht in de band uitzet en
de bandspanning toeneemt. Bij de koude Stop the motorfiets als het waarschu-
bandspanningswaarden die door wingslampje van de bandspanning
Triumph worden opgegeven, is hiermee brandt en het bericht TPMS - LAGE
rekening gehouden. VOOR-/ACHTERBANDSPANNING wordt
Eigenaren moeten de bandspanningen weergegeven. Rij niet op de motorfiets
uitsluitend aanpassen wanneer de tot de banden gecontroleerd zijn en de
banden koud zijn, met behulp van een juiste bandspanning hebben in koude
nauwkeurige bandspanningsmeter (zie toestand.
pagina 169) en mogen niet de
bandspanningsweergave op het Vervangende banden
instrumentenpaneel gebruiken. Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph-dealer en vertel hem
Waarschuwing dat er bandspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn (zie pagina 172).
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet worden gebruikt als een
bandspanningsmeter tijdens het
aanpassen van de bandspanningen.
Om de juiste bandspanning te
verkrijgen, moet u de bandspanning
altijd controleren met een
nauwkeurige bandspanningsmeter
wanneer de banden koud zijn (zie
pagina 169).
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van bandspanningen kan
leiden tot verkeerde bandspanningen
en bijgevolg tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

91
Algemene informatie

Brandstofspecificatie/tanken
Waarschuwing
Brandstoftype
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
Pb
worden genomen:
Benzine (brandstof) is uiterst brand-
Uw Triumph-motor is ontworpen voor baar en kan onder bepaalde omstan-
loodvrije benzine en levert optimale digheden exploderen. Zet voordat u
prestaties indien het juiste type benzine gaat tanken de contactschakelaar in
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije de stand UIT.
benzine met een octaangehalte van 91 of Niet roken.
hoger. Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
Voorzichtig Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
Het uitlaatsysteem is uitgerust met en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
een katalysator om het emissieniveau Hieronder valt ook apparatuur met
terug te brengen. De katalysator kan een waakvlam.
onherstelbaar beschadigen indien de
Vul de tank nooit zo vol, dat het
brandstoftank helemaal leeg wordt
brandstofpeil in de hals van de vulpijp
gereden of indien het brandstofpeil
stijgt. Warmteopname uit zonlicht of
zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd
andere bronnen kan leiden tot
voldoende brandstof heeft voor uw rit.
uitzetten en uitlopen van de brandstof,
waardoor brandgevaar ontstaat.
Voorzichtig Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten en afgesloten
Het gebruik van gelode benzine is in is.
de meeste landen, staten of regio's Omdat benzine (brandstof) uiterst
verboden. Het gebruik van gelode brandbaar is, kan een benzinelek of
benzine beschadigt de katalysator. het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies,
brand veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.

92
Algemene informatie

Tankdop Brandstoftank vullen


Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandigheden,
omdat dit kan leiden tot verontreiniging
1 van de brandstof.

2 Voorzichtig
Verontreinigde brandstof kan
onderdelen van het brandstofsysteem
beschadigen.

Vul de brandstoftank langzaam om


cbmm_2
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
1. Tankdop verder dan tot de onderkant van de
2. Sleutel vulpijp. Hierdoor blijft ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
Open de afdekklep van het slot om de kan uitzetten als gevolg van
tankdop te openen. Steek de sleutel in warmteopname vanuit de motorfiets of
het slot en draai de sleutel rechtsom. zonlicht.
Voor sluiten en afsluiten van de tankdop,
de dop met de sleutel in het slot op zijn
plaats drukken tot het slot 'vastklikt'. 1 2 3
Verwijder de sleutel en sluit de klep.

Voorzichtig
Het sluiten van de tankdop wanneer
de sleutel niet in het slot zit, leidt tot
beschadiging van de dop, de tank en
het slotmechanisme.

cbdf

1. Maximaal brandstofpeil
2. Hals van de vulpijp
3. Luchtruimte

93
Algemene informatie

Windscherm
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot Waarschuwing
morsen.
Probeer nooit het windscherm schoon
Indien brandstof wordt gemorst, dient te maken tijdens het rijden. Wanneer
deze direct en volledig te worden de handen van het stuur worden
opgenomen en dienen de hiervoor genomen tijdens het rijden,
gebruikte materialen op een veilige vermindert dat het vermogen van de
manier te worden afgevoerd. bestuurder om de controle over de
Zorg ervoor dat tijdens het tanken motorfiets te behouden. Pogingen om
geen brandstof op de motor, de het windscherm te reinigen tijdens het
uitlaatpijpen, de banden of andere rijden op de motorfiets, kunnen leiden
onderdelen van de motorfiets wordt tot verlies van controle over de
gemorst. motorfiets en een ongeluk.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of Zie pagina 191 voor informatie over
het morsen van benzine, of het niet in reiniging van het windscherm.
acht nemen van de hiervoor Het windscherm afstellen
genoemde veiligheidsinstructies,
brand veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
Waarschuwing
dood als gevolg. Plaats nooit loszittende kledingstukken,
Bij of op de banden gemorste vingers, handen of enig ander
brandstof vermindert de grip van de lichaamsdeel in de buurt van het
band op de weg. Hierdoor ontstaan windscherm wanneer dit wordt
gevaarlijke rijomstandigheden, die afgesteld.
kunnen leiden tot verlies van controle Lichaamsdelen of loszittende
over de motorfiets en een ongeval. kledingstukken kunnen vast komen te
Controleer na het tanken altijd of de zitten tussen het windscherm en de
tankdop goed gesloten en afgesloten is. carrosserie van de motorfiets,
waardoor lichamelijk letsel kan
ontstaan.
Om het windscherm te kunnen
verstellen moet het contact
ingeschakeld zijn. De afstelling kan zowel
in stilstand als rijdend worden
uitgevoerd.
U verstelt het windscherm door de
afstelmodus van het windscherm te
selecteren.

94
Algemene informatie

Wanneer u de afstelmodus van het Stuurstang afstellen


windscherm wilt openen, drukt u in het
hoofdscherm op de scrollknop totdat het De stuurstang kan ongeveer 20 mm
worden versteld.
windschermafstelscherm wordt
gemarkeerd.
Waarschuwing
OFF-ROAD Het is raadzaam om de stuurstang-
1 verstelling te laten uitvoeren door een
getrainde monteur van een erkende
Triumph-dealer.
AUTO
C N S OFF-ROAD
Stuurstangafstellingen die niet zijn
1 47 MPG uitgevoerd bij een erkende Triumph-
dealer kunnen het rijgedrag, de
2 12 MI stabiliteit en andere aspecten van de
F 36 PSI motorfiets aantasten, wat kan leiden
R 42 PSI
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1. Afstelmodus windscherm
Druk op de selectieknop om de Waarschuwing
afstelmodus van het windscherm te
activeren. Controleer voordat u met de
Gebruik de scrollknop om het werkzaamheden begint of de motor
windscherm af te stellen op de gewenste stabiel staat en goed wordt
hoogte. ondersteund. Daarmee voorkomt u
Er is een korte time-outperiode voor een verwonding van de monteur of schade
verdere afstelling voordat de aan de motorfiets.
instrumenten de afstelmodus van het Let op:
windscherm automatisch afsluiten.
• Bij deze procedure wordt ervan
U kunt ook op de selectieknop drukken
uitgegaan dat de stuurstang zich in
om de afstelmodus van het windscherm de standaardpositie bevindt, zoals
af te sluiten. afgeleverd uit de fabriek. Wanneer
de stuurstang al eens eerder is
afgesteld, zoals hieronder
beschreven, moeten de boutposities
worden teruggezet.

95
Algemene informatie

Om de stuurstang in te stellen, draait u Draai de stuurstang zo dat de


de achterste klembouten (8 mm uitlijningsmarkering op de stuurstang
schroefdraad) los en verwijdert u deze uitgelijnd is met de splitsing in de
en draait u vervolgens de voorste stuursteun.
klembouten (10 mm schroefdraad) los.
1
1

2
3

chiu_2
2
chiv_3
1. Bovenste klem, links
1. Bouten 10 mm 2. Splitsing in klem, voorzijde
2. Bouten 8 mm 3. Uitlijningsmarkering op stuurstang
Til de stuurstang met twee personen uit Draai de 10 mm-bouten vast met 35 Nm.
de stuursteunen. Breng de 8 mm-bouten weer aan in de
Draai beide steunen 180° en lijn de voorste posities en draai ze vast met
boutgaten uit. 26 Nm.
Plaats de stuurstang terug in de
steunen.
Plaats de bovenste klemmen terug en
zet ze met de twee 10 mm-bouten vast
in de achterste boutposities. Op dit
moment de bouten niet volledig
vastdraaien.

96
Algemene informatie

Standaarden Controleer wanneer de zijstandaard


werd gebruikt altijd of deze volledig is
Zijstandaard ingeklapt als u op de motorfiets bent
gaan zitten, voordat u wegrijdt.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
motorfiets'.

Middenbok (indien gemonteerd)

chde 2

1. Zijstandaard 1
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop de motorfiets kan
worden geparkeerd.
chdf_1

Waarschuwing 1. Middenbok
De motorfiets is voorzien van een Om de motorfiets op de middenbok te
beveiliging die voorkomt dat met de zetten, zet u de voet stevig op de
motorfiets kan worden gereden terwijl voetgeleider van de standaard en tilt u
de zijstandaard is uitgeklapt. de motorfiets vervolgens naar boven en
naar achteren, waarbij u het achterrek
Probeer nooit te rijden met de
als houvast gebruikt.
zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit
iets aan het interlocksysteem, omdat Zie voor nadere informatie over veilig
dit kan leiden tot gevaarlijke parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
rijomstandigheden, met verlies van motorfiets'.
controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg. Voorzichtig
Let op: Gebruik nooit de framepanelen of het
• Draai wanneer u de zijstandaard zadel als houvast bij het op de
gebruikt de stuurstang volledig naar middenbok zetten van de motorfiets,
links en laat de motorfiets in de omdat hierdoor schade wordt
eerste versnelling staan. veroorzaakt.

97
Algemene informatie

Zadels Passagierszadel

Zadelonderhoud
Om schade aan zadel of de
zadelbekleding te voorkomen, mag u het
zadel niet laten vallen of het tegen een
oppervlak plaatsen dat het zadel of de
zadelbekleding kan beschadigen.
Zie pagina 190 voor informatie over
reiniging van het zadel. 1

Voorzichtig
Om schade aan zadel of de 1. Zadelslot
zadelbekleding te voorkomen, mag u
Het zadelslot bevindt zich op het
het zadel niet laten vallen. Plaats het
achterspatbord, onder de achterlichtunit.
zadel niet tegen de motorfiets of enig
Om het zadel te verwijderen, de
ander oppervlak waardoor het zadel of
contactsleutel in het zadelslot steken en
de afdekking beschadigd kan raken.
linksom draaien terwijl u de achterzijde
Plaats het zadel in plaats daarvan met
van het zadel omlaag drukt. Hierdoor
de zadelafdekking omhoog op een
komt het zadel los van de vergrendeling
schone, vlakke ondergrond die is
en kan het naar achteren worden
afgedekt met een zachte doek.
geschoven. Als de motorfiets is uitgerust
Plaats geen voorwerpen op het zadel met zadelverwarming, moet de
die de zadelbekleding kunnen connector van de zadelverwarming
beschadigen of vervuilen. worden losgekoppeld om het zadel
volledig van de motorfiets te kunnen
verwijderen.

98
Algemene informatie

Om het zadel weer te plaatsen sluit u de Bestuurderszadel


connector van de zadelverwarming
(indien aanwezig) weer aan en steekt u 1
de twee buitenste beugels in de
openingen in het subframe en laat u de
twee binnenste beugels aangrijpen op
beugels op het bestuurderszadel. Duw
het zadel voorzichtig naar voren en druk
het aan de achterkant naar beneden om
het vast te zetten in het zadelslot.

3
1

1 1. Bestuurderszadel
Om het bestuurderszadel te verwijderen,
verwijdert u het passagierszadel (zie
pagina 98).
Pak het bestuurderszadel aan beide
4 zijden beet en schuif het naar achteren
en omhoog. Als de motorfiets is
2
uitgerust met zadelverwarming, moet de
connector van de zadelverwarming
1. Buitenste beugels passagierszadel
worden losgekoppeld om het zadel
2. Openingen in subframe
3. Binnenste beugels passagierszadel volledig van de motorfiets te kunnen
verwijderen.
4. Beugels bestuurderszadel
Om het zadel weer terug te plaatsen,
sluit u de connector van de
Waarschuwing zadelverwarming (indien aanwezig) weer
aan. Schuif de voorste rail van het zadel
Na montage het zadel stevig in de beugel aan de achterkant van de
beetpakken en omhoog trekken, om te brandstoftank en laat de achterste rail
controleren of het goed vastzit en te in de achterste beugels zakken. Druk de
voorkomen dat het onder het rijden achterkant van het zadel stevig omlaag.
losschiet. Indien het zadel niet goed is Monteer het passagierszadel (zie
vergrendeld, komt het los van het slot. pagina 98).
Een loszittend of losgemaakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.

99
Algemene informatie

Hoogteverstelling bestuurderszadel
Waarschuwing
3 1
Het bestuurderszadel wordt alleen
goed geborgd en ondersteund als het
passagierszadel goed gemonteerd is.
Rijd nooit op de motorfiets wanneer
het passagierszadel loszit of 5
verwijderd is, omdat het voorzadel dan
niet goed vastzit en kan gaan
bewegen.
Een loszittend of losgemaakt zadel kan 4
tot verlies van controle over de 4 2
motorfiets en een ongeval leiden. chdi_2

1. Bestuurderszadel
2. Hoogteverstelling voorzijde
3. Achterste hoogteverstelling
4. Hoogtepositie laag zadel
(voorzijde getoond)
5. Hoogtepositie hoog zadel
(voorzijde getoond)
Het bestuurderszadel kan ongeveer
20 mm in hoogte worden versteld.
Het bestuurderszadel afstellen:
Verwijder het bestuurderszadel (zie
pagina 99).
Stel de beide hoogteverstelllingen van
het zadel naar wens af in de hogere of
lagere positie. Zorg ervoor dat beide rails
van de verstelling volledig in de
bijbehorende beugels op het zadel vallen.
Plaats het bestuurderszadel terug (zie
pagina 99).

100
Algemene informatie

Zadelverwarming (indien
Waarschuwing gemonteerd)
Verstel altijd beide zadelhoogte- De schakelaars van het verwarmde
verstellingen. Door slechts één bestuurderszadel (indien gemonteerd)
hoogteverstelling te verstellen, kan bevinden zich aan de linkerkant van de
het zadel wellicht niet correct worden motorfiets.
bevestigd.
Het gebruik van de motorfiets met een 2
onjuist gemonteerd zadel kan tot 1
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval leiden.

Waarschuwing
Gebruik de motorfiets na afstelling van
het zadel eerst ergens waar geen
verkeer is, om vertrouwd te raken met
de nieuwe zadelstand. Wanneer u op
de motorfiets gaat rijden terwijl u niet 1. Locatie schakelaar verwarmd
vertrouwd bent met de zadelstand, bestuurderszadel
kan dat leiden tot verlies van controle 2. Locatie schakelaar verwarmd
over de motorfiets en een ongeval. passagierszadel
De zadelverwarming werkt alleen bij
draaiende motor.
Het systeem is ontworpen om een
variabel warmteniveau in de zadels te
bieden, van warm naar heet.

101
Algemene informatie

Wanneer de zadelverwarming wordt Uitschakeling bij lage spanning


ingeschakeld, verschijnt het zadel- Als een lage spanning wordt gede-
verwarmingssymbool op het multi- tecteerd, worden de stoelverwarmings-
functionele display en wordt het schakelaars buiten werking gesteld. De
geselecteerde warmteniveau voor elk stoelverwarming kan pas weer worden
zadel weergegeven. gebruikt wanneer de spanning weer tot
een veilig niveau is toegenomen.
OFF-ROAD De schakelaar wordt niet automatisch
weer in werking gesteld, ook niet als de
spanning weer tot een veilig niveau is
toegenomen. Het contact moet uit en
AUTO
C N S OFF-ROAD weer aan worden gezet om de
1 zadelverwarming in te kunnen
F
1 47 MPG schakelen.
R

2
2 12 MI
F 36 PSI
R 42 PSI

1. Locatie schakelaar verwarmd


bestuurderszadel (heet geselecteerd)
2. Locatie schakelaar verwarmd
passagierszadel (warm geselecteerd)
Stel voor een maximaal resultaat in
koude omstandigheden de stoelver-
warming eerst in op de hete instelling en
verlaag het warmteniveau daarna naar
de warme instelling door nogmaals op de
schakelaar te drukken wanneer het
zadel is opgewarmd.
U schakelt de zadelverwarming uit door
de schakelaar in de middelste stand te
zetten. Na korte tijd verdwijnt het
zadelverwarmingssymbool van het
multifunctionele display.

102
Algemene informatie

Helmhaak Gereedschapsset, handleiding


Met behulp van de helmhaak kan een en beugelslot (accessoire van
helm aan de motorfiets worden bevestigd. Triumph)
De helmhaak bevindt zich aan de
linkerkant van de motorfiets, onder het De gereedschapsset en de handleiding
zadel. bevinden zich onder het passagierszadel.
Onder het passagierszadel bevindt zich
een ruimte om het optionele Triumph-
beugelslot in op te bergen (verkrijgbaar
bij uw Triumph-dealer).
Zet het slot als volgt vast:
Verwijder het passagierszadel (zie
pagina 98).
Maak de banden los en verwijder de
handleiding en de gereedschapsset.
Plaats de beugel van het beugelslot op
1 de steunelementen van het achter-
ciuw
spatbord, waarbij de punten van de
1. Helmhaak beugel naar de voorkant van de
Om een helm aan de motorfiets te motorfiets gericht zijn.
bevestigen, verwijdert u het zadel (zie Plaats het slot in de opening van het
pagina 99) en haakt u de kinband van de acherspatbord, zoals hieronder afgebeeld.
helm over de haak.
Om de helm vast te zetten, brengt u het
zadel weer aan en zet u het vast (zie
pagina 99).
1

Waarschuwing
Rijd nooit op de motorfiets terwijl er 2
een of meer helmen aan de helmhaak 3
zijn bevestigd. Wanneer met de
motorfiets wordt gereden terwijl (een)
helm(en) aan de helmhaak zijn cjhl

bevestigd, kan dit de motorfiets uit


1. Beugel van beugelslot
evenwicht brengen, wat kan
2. Slot van beugelslot
resulteren in verlies van controle over
3. Riemen
de motorfiets en een ongeval.

103
Algemene informatie

Plaats de gereedschapsset en de Aansluitingen voor


handleiding boven het beugelslot en
maak ze vast met de banden voor de elektrische accessoires
gereedschapsset.
Monteer het passagierszadel (zie
pagina 99).

1. Voorste accessoire-aansluiting
2. Achterste accessoire-aansluiting
(indien gemonteerd)
Alle modellen
De motorfiets is voorzien van een fitting
voor elektrische accessoires, die zich
voor de brandstoftank bevindt.
De aansluiting levert een elektrische
voeding van 12 volt en staat altijd onder
stroom.
Zekering nummer zeven beschermt het
circuit van de voorste accessoire-
aansluiting. Zie het label in de
zekeringdoos voor het amperage van de
zekering.

104
Algemene informatie

USB-aansluiting
Voorzichtig
Laat de elektrische accessoire niet
aangesloten op de voorste accessoire-
aansluiting terwijl de motor niet
draait, omdat dan de accu leegraakt.

Alle modellen behalve Explorer XR en


Explorer XC
Achteraan de motorfiets bevindt zich
1
aan de linkerkant een extra accessoire-
aansluiting.
De extra accessoire-aansluiting is cjhl_1

verkrijgbaar voor de Explorer XR- en 1. USB-aansluiting


Explorer XC-modellen. Deze kan als
Onder het passagierszadel bevindt zich
accessoireset worden besteld bij uw
een USB-aansluiting De aansluiting
erkende Triumph-dealer.
levert 5 volt, 2 A voeding, wat geschikt is
De aansluiting levert een voeding van voor het opladen van elektronische
12 volt en kan gebruikt worden wanneer apparaten zoals mobiele telefoons,
de motor draait. camera's en GPS-apparaten.
De achterste accessoire-aansluiting Om de USB-aansluiting te kunnen
wordt beveiligd door een chassis-ECM, bereiken, moet het passagierszadel
die automatisch de stroom naar de worden verwijderd.
aansluiting uitschakelt bij overbelasting.
Verwijder de dop van de USB-
De stroom naar de achterste accessoire- aansluiting.
aansluiting kan weer worden
Sluit uw apparaat aan met behulp van
ingeschakeld door het contact uit en
een geschikte USB-kabel en stop het
weer aan te zetten, mits de aansluiting
apparaat en de USB-kabel daarna in de
niet nog steeds is overbelast.
beschikbare ruimte onder het
Let op: passagierszadel.
• Om de accu te beschermen tegen
overmatige ontlading door het Waarschuwing
gebruik van elektrische accessoires,
is het maximale, gecombineerde De USB-aansluiting is niet waterdicht,
stroomverbruik via de accessoire- tenzij de waterdichte dop gemonteerd
aansluitingen begrensd op is. Sluit geen elektronische apparaten
vijf ampère. aan als het regent.
• Via uw erkende Triumph-dealer is Water in de USB-aansluiting kan
een steker verkrijgbaar, die met de leiden tot een elektrisch probleem, wat
accessoire-aansluiting kan worden tot schade aan de motorfiets, verlies
gebruikt. van controle over de motorfiets en
een ongeval kan leiden.

105
Algemene informatie

Bagagesystemen
Voorzichtig
Zorg dat alle elektronische apparaten MAX LOAD
en kabels tijdens het rijden veilig 5 kg (11 lbs)
onder het zadel zijn opgeborgen.
Zorg dat er voldoende ruimte rond Aluminium Expedition-zijkoffers
elektronische apparaten overblijft om (indien gemonteerd)
het zadel te kunnen sluiten zonder de
apparaten of de motorfiets te De modellen Explorer XRT en
beschadigen. Explorer XCA worden af fabriek geleverd
met voorgemonteerde montagestangen
Monteer het passagierszadel en zorg er voor de aluminium expeditiekoffers.
daarbij voor dat het apparaat of de USB- De montagestangen voor de aluminium
kabel niet klem komt te zitten. expeditiekoffers zijn ook als
Zet het contact aan en start de motor. accessoireset verkrijgbaar voor alle
andere modellen van de Explorer.
Voorzichtig De aluminium expeditiekoffers zijn als
accessoire verkrijgbaar voor alle
Laat de contactschakelaar alleen in de modellen van de Explorer.
stand AAN staan als de motor draait, Neem contact op met uw erkende
omdat anders de accu leeg raakt. Triumph-dealer of ga naar
Wanneer uw apparaat is opgeladen, www.triumph.co.uk voor meer informatie
verwijdert u het passagierszadel en over de aluminium expeditiekoffers en
ontkoppelt u het apparaat. alle andere beschikbare bagage-
oplossingen.
Breng de dop weer op de USB-
aansluiting aan en plaats het
passagierszadel weer terug.
Let op:
• De USB-aansluiting wordt beveiligd
door een chassis-ECM, die
automatisch de stroom naar de
aansluiting uitschakelt bij
overbelasting.
• De stroom naar de USB-aansluiting
kan weer worden ingeschakeld door
het contact uit en weer aan te
zetten, mits de aansluiting niet nog
steeds is overbelast.

106
Algemene informatie

Let op: Koffers verwijderen:


• Voor montage en demontage van de
linker of rechter koffer kan dezelfde
procedure worden gevolgd.
• De slotcilinder van de koffer heeft
twee standen, zoals afgebeeld.
1
2
3 2

1. Slot (linker koffer getoond)


2. Loshendel borgmechanisme
1 Draai de sleutel in de ontgrendelde
stand om de koffer te ontgrendelen en
van de kofferbevestiging te verwijderen.
1. Slotcilinder Trek aan de loshendel van het
2. Vergrendeld borgmechanisme terwijl u de koffer
3. Ontgrendeld ondersteunt. De koffer komt dan los van
de bovenste montagepunten. Til de
koffer vervolgens van de onderste
montagepunten af.

107
Algemene informatie

Koffers plaatsen: Let op:


Steek de sleutel in het slot. Draai de • Er is een klik te horen wanneer het
sleutel in de ontgrendelde stand. borgmechanisme op de bovenste
montagepunten aangrijpt.
Let op:
• Op het bovenste montagepunt zijn
• De linker en rechter koffer moeten tevens twee statusindicatoren
aan de juiste zijde van de motorfiets aangebracht. De statusindicatoren
worden gemonteerd. Zorg er bij veranderen van rood naar groen
montage van de koffers voor dat de wanneer het borgmechanisme
slotcilinders naar de achterkant van correct vergrendeld is.
de motorfiets wijzen. • Als de statusindicatoren rood blijven,
Plaats de koffer op de onderste is het borgmechanisme aan de
koffermontagepunten zoals hieronder bovenzijde niet correct vergrendeld.
afgebeeld.

1
3
1 2

1. Koffer
1. Onderste koffermontagepunt 2. Bovenste montagepunt
Plaats het borgmechanisme van de 3. Borgmechanisme
koffer op de bovenste montagepunten 4. Statusindicatoren
en druk de koffer naar binnen om het
Zet de koffer op de stang vast door de
borgsysteem te vergrendelen.
sleutel in de vergrendelde stand te
draaien. De sleutel verwijderen.

108
Algemene informatie

Werking van de koffer


Waarschuwing Om de koffer te ontgrendelen en te
openen, steekt u de sleutel in het slot en
Een onjuist gemonteerde koffer kan draait u deze in de ontgrendelde stand.
losraken tijdens het rijden, wat leidt Maak vervolgens de grendel van het
tot een gevaarlijke situatie. kofferdeksel los. Het deksel kan
Controleer altijd of beide koffers goed vervolgens worden geopend.
gemonteerd zijn voordat u gaat rijden.
Controleer of de statusindicatoren op
de bovenste koffermontagepunten 2
groen zijn, de slotcilinder in de
vergrendelde stand staat en de sleutel 1
verwijderd is.

1 Groen -
Rood -

cisb_2

1. Slotcilinder – ontgrendelde stand


2. Grendel van kofferdeksel
2 Het deksel kan ook van de koffer worden
verwijderd. Maak daartoe de borgriemen
los zoals hieronder afgebeeld.
1. Statusindicatoren
borgmechanisme
2. Slotcilinder
Het losraken van een topkoffer tijdens
het rijden kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.

cisd_1

1. Borgriemen

109
Algemene informatie

Druk van boven op het snellos- Om de koffer te sluiten en te


mechanisme voor het kofferdeksel- vergrendelen, sluit u het deksel en zet u
scharnier. Schuif het deksel naar het vast met de grendel. Draai de sleutel
beneden en naar achteren om het in de vergrendelde stand en verwijder de
scharnier van het kofferdeksel los te sleutel.
maken. Het deksel kan nu van de koffer
worden verwijderd. 2

cisb_4

1 1. Slotcilinder – vergrendelde stand


cise_1
2. Grendel van kofferdeksel
1. Snellosmechanisme
kofferdekselscharnier
Om het kofferdeksel te plaatsen moet
Waarschuwing
van boven op het snellosmechanisme De maximale veilige belading van elke
gedrukt worden terwijl het koffer wordt vermeld op een label aan
kofferdekselscharnier weer wordt de binnenzijde van de koffer.
geplaatst. Laat het snellosmechanisme Overschrijd deze maximale belading
los en controleer of het scharnier goed nooit, omdat de motorfiets anders uit
vastzit. Maak de borgriemen aan het evenwicht kan raken, wat kan leiden
kofferdeksel vast. tot verlies van controle en een
ongeval.

110
Algemene informatie

Waarschuwing Waarschuwing
De aluminium expeditiekoffers zijn Onjuiste belading kan leiden tot
bedoeld om als paar te worden onveilig rijden, wat leidt tot verlies van
gemonteerd. Rijd nooit op de controle over de motorfiets en een
motorfiets met slechts één koffer ongeval.
gemonteerd. Wanneer u op de Zorg er altijd voor dat de vervoerde
motorfiets rijdt met maar één koffer lading gelijkmatig over beide zijden
kan de motorfiets uit evenwicht raken, van de motorfiets is verdeeld. Zorg
wat kan leiden tot verlies van controle ervoor dat de lading stevig is
en een ongeval. vastgebonden, zodat deze onder het
rijden niet kan bewegen.
Waarschuwing Verdeel de last gelijkmatig in elke
koffer. Plaats zware voorwerpen
Na het aanbrengen of verwijderen van onderin en tegen de binnenzijde van
de koffers gebruikt u de motorfiets de koffer.
eerst ergens waar geen verkeer is, om Controleer regelmatig (maar nooit
vertrouwd te raken met de nieuwe onder het rijden) of de lading stevig is
hanteerbaarheidskenmerken. Gebruik vastgebonden en zorg ervoor dat de
van de motorfiets terwijl men niet lading niet over de achterzijde van de
vertrouwd is met de nieuwe motorfiets uitsteekt. Overschrijd nooit
kenmerken van de motorfiets kan het maximale laadvermogen van:
leiden tot verlies van controle over de Explorer XR – 238 kg
motorfiets en een ongeluk.
Explorer XRX – 236 kg
Explorer XRX-LRH – 238 kg
Explorer XRT – 227 kg
Explorer XC – 236 kg
Explorer XCX – 228 kg
Explorer XCX-LRH – 231 kg
Explorer XCA – 224 kg
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de
bestuurder, de passagier, de
aangebrachte accessoires en de
lading.
Vervolg

111
Algemene informatie

Waarschuwing Waarschuwing
Vervolg Rijd met een van accessoires
Bij modellen met instelbare vering voorziene motorfiets, of een
moeten de veervoorspanning en de motorfiets die op een of andere wijze
demping voor en achter overeen beladen is, nooit harder dan 130 km/h.
komen met de beladingstoestand van In geen van beide omstandigheden
de motorfiets (zie pagina 166). mag harder dan 130 km/h worden
gereden, ook niet wanneer de
De maximaal toelaatbare belading van
wettelijke maximumsnelheid dit
de koffers is vermeld op een etiket aan
de binnenzijde van de koffer. toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of
lading brengen veranderingen in de
Waarschuwing stabiliteit en de hanteerbaarheid van
de motorfiets met zich mee.
Met deze motorfiets mag niet harder Indien geen rekening wordt gehouden
worden gereden dan de wettelijke met veranderingen in de stabiliteit van
snelheidsbeperking behalve op de motorfiets, kan dat leiden tot
speciaal daarvoor bestemde verlies van controle over de motorfiets
afgesloten terreinen. en een ongeval.
Vervolg
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits. Het rijden met hoge
snelheden is voorbehouden aan rijders
die les hebben gehad in de technieken
die noodzakelijk zijn voor het rijden
met hoge snelheden en die vertrouwd
zijn met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

112
Algemene informatie

Inrijden
Waarschuwing
Vervolg
Denk eraan dat bij hoge snelheid R.P.M.
verschillende configuraties van de cboa

motorfiets en omgevingsfactoren de Met inrijden wordt het proces bedoeld


stabiliteit van de motorfiets negatief dat tijdens de eerste gebruiksuren van
kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld: een nieuwe motorfiets plaatsvindt.
• Lading die niet goed verdeeld is Met name de inwendige wrijving in de
over beide zijden van de motor is hoger wanneer de onderdelen
motorfiets. nieuw zijn. Later, wanneer de
• Onjuiste instellingen van de voor- onderdelen van de motor zijn
en achtervering. 'ingereden', wordt deze inwendige
• Onjuiste bandspanning. wrijving aanzienlijk minder.
• Te sterk of ongelijkmatig versleten Indien gedurende een zekere periode
banden. voorzichtig wordt gereden, blijft de
uitstoot laag en worden de prestaties,
• Zijwind en turbulentie van andere
de brandstofbesparing en de levensduur
voertuigen.
van de motor en de overige onderdelen
• Loszittende kleding. geoptimaliseerd.
De absolute snelheidslimiet van Let op:
130 km/h dient naar beneden te
worden bijgesteld wanneer niet- • De aanbevolen afstand voor het
goedgekeurde accessoires zijn inremmen van nieuwe remschijven
aangebracht of wanneer de motorfiets en remblokken is 300 kilometer.
wordt gebruikt met een onjuiste Gedurende de eerste 800 kilometer:
belading, afgesleten banden, een • Voorzichtig rijden tijdens de
slechte algehele staat van de inrijperiode en rekening houden met
motorfiets of slechte weg- of grotere remafstanden.
weersomstandigheden. • Niet met vol gas rijden.
• Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen.
• Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden.
• Niet agressief wegrijden, stoppen of
snel accelereren, behalve in
noodgevallen.
• Niet met een hoger toerental rijden
dan 3/4 van met maximale
motortoerental.

113
Algemene informatie

Van 800 tot 1.500 kilometer: Veilig gebruik


• Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot Dagelijkse veiligheidscontrole
maximaal.
Zowel tijdens als na het inrijden:
• Een koude motor nooit met een hoog
toerental laten draaien.
• De motor nooit overbelasten. Altijd
cboc
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor het zwaar krijgt. Controleer elke dag voordat u gaat
• Rijd nooit met onnodig hoge rijden de volgende punten. De hiervoor
motortoerentallen. Het inschakelen benodigde tijd is minimaal, maar de
van een hogere versnelling heeft een controles leveren wel een bijdrage aan
positieve invloed op het brandstof- de veiligheid en betrouwbaarheid van uw
verbruik, vermindert het lawaai en is motorfiets.
beter voor het milieu. Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u
het hoofdstuk Onderhoud en afstelling
te raadplegen of contact op te nemen
met een erkende Triumph-dealer, zodat
de vereiste werkzaamheden kunnen
worden uitgevoerd om uw motorfiets in
veilige staat te brengen.

Waarschuwing
Indien deze controles niet elke dag
voordat u gaat rijden worden
uitgevoerd, kan ernstige schade aan
de motorfiets en een ongeval met
persoonlijk letsel of de dood het gevolg
zijn.

114
Algemene informatie

Controleer: Remblokken: Er dient op alle remblokken


Brandstof: Voldoende voorraad in de meer dan 1,5 mm frictiemateriaal aanwezig
tank, geen brandstoflekkage (pagina 92). te zijn (pagina 157).
Motorolie: Correct peil in kijkglas. Voeg Remvloeistofpeil: Geen lekkage van
indien nodig olie met de juiste remvloeistof of koppelingsvloeistof. Het
specificatie toe. Geen lekkage uit de remvloeistofpeil in beide reservoirs dient
motor of de oliekoeler (pagina 148). zich tussen de MAX- en MIN-
Eindoverbrenging: Geen olielekkage markeringen te bevinden (pagina 160).
(pagina 156). Voorvork: Soepele werking. Geen lekkage
Banden/wielen: Controleer en corrigeer aan de vorkafdichtingen (pagina 164).
de bandspanning (bij koude banden). Gasklepbedieningssysteem: De speling
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen aan van de gashendel dient 2 - 3 mm te
banden/wielen, lekke banden, enz. bedragen. Controleer of de gashendel
(pagina 168). zonder te blijven hangen terugkeert in
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen: de stationaire stand (pagina 76).
Voer een visuele controle uit van alle Koppelingsvloeistofpeil: Geen lekkage
onderdelen van de stuurinrichting en de van remvloeistof of koppelingsvloeistof.
vering, de assen en de bedienings- Het koppelingsvloeistofpeil dient zich
elementen, controleer of alle onderdelen tussen de MAX- en MIN-markeringen op
goed vastzitten of bevestigd zijn. het reservoir te bevinden (pagina 155).
Controleer de gehele motorfiets op Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
loszittende/beschadigde Controleer het koelvloeistofpeil in het
bevestigingsmiddelen. expansiereservoir (bij koude motor)
Sturen: Soepel maar niet te los van (pagina 151).
aanslag tot aanslag. De bedienings- Elektrische installatie: Alle lichten en de
kabels mogen nergens belemmering claxon werken correct (pagina 70).
ondervinden (pagina 162). Motorstopschakelaar: De stopschakelaar
Remmen: Trek de remhendel in en trap schakelt de motor uit (pagina 118).
het rempedaal in om op correcte Standaarden: Gaat door veerspanning
weerstand te controleren. Controleer terug naar volledig ingeklapte stand.
hendels/pedalen met een te grote vrije Terughaalveren niet slap of beschadigd
slag voordat weerstand wordt (pagina 97).
ondervonden en bedieningselementen
die sponsachtig aanvoelen (pagina 157).
ABS: Controleer bij het wegrijden of het
ABS-lampje bij snelheden boven 10 km/h
niet blijft branden (pagina 25).

115
Algemene informatie

Deze pagina met opzet blanco

116
Rijden op de motorfiets

RIJDEN OP DE MOTORFIETS

Inhoudsopgave
De motor uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Antiblokkeerremsysteem (ABS). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
ABS voor optimaal bochtenwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125
Waarschuwingslampje ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Hill Hold-controle - alleen Explorer XRT en Explorer XCA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .127
Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Bericht 'Hill Hold niet beschikbaar' . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Parkeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Aandachtspunten bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Bagage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Olie eindoverbrenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133

117
Rijden op de motorfiets

De motor uitschakelen
3 4
1
OFF
SH

PU

ON
RES /+

ON
SET /-

2 5

1. Motorstopschakelaar De motor starten


2. Startknop
3. Neutraal-indicator Controleer of de motorstopschakelaar in
de stand DRAAIEN (RUN) staat.
4. Stand AAN (ON)
5. Contactschakelaar Controleer of de transmissie in neutraal
staat.
Sluit de gasklep volledig. Zet het contact aan.
Zet de transmissie in neutraal.
Let op:
Zet het contact uit.
Selecteer de eerste versnelling. • Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, beweegt de naald van
Zet de motorfiets op een stevige, egale
de toerenteller snel van nul naar
ondergrond op de zij- of middenbok.
maximum en weer terug naar nul. De
Schakel het stuurslot in. waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden
Voorzichtig en gaan vervolgens weer uit (behalve
de lampjes die blijven branden tot de
Normaliter dient de motor te worden motor wordt gestart - zie ‘Waar-
uitgeschakeld door de contact- schuwingslampjes’ op pagina 24). U
schakelaar in de stand UIT (OFF) te hoeft niet te wachten tot de wijzer
zetten. De motorstopschakelaar is weer op nul staat voordat u de
uitsluitend bedoeld voor gebruik in een motor start.
noodgeval. Laat het contact niet
ingeschakeld als de motor is
uitgeschakeld. Dit kan beschadiging
van het elektrische systeem tot gevolg
hebben.

118
Rijden op de motorfiets

• In de sleutel is een transponder


aangebracht om de startonderbreker Voorzichtig
uit te schakelen. Om er zeker van te
zijn dat de startonderbreker correct Wanneer het waarschuwingslampje
functioneert, altijd maar een van de voor lage oliedruk na het starten van
twee contactsleutels in de buurt van de motor gaat branden, de motor
de contactschakelaar houden. onmiddellijk uitschakelen en de
Wanneer twee contactsleutels in de oorzaak vaststellen. Indien de motor
buurt van de schakelaar worden met een te lage oliedruk draait,
gehouden, kan het signaal tussen de ontstaat ernstige motorschade.
transponder en de startonderbreker
onderbroken worden. In zo'n situatie • Deze motorfiets is uitgerust met
blijft de startonderbreker actief, tot startblokkeerschakelaars. Deze scha-
een van de contactsleutels verwijderd kelaars blokkeren de elektrische
wordt. startinrichting wanneer de trans-
Trek de koppelingshendel helemaal tegen missie niet in vrijloop geschakeld is
de handgreep. met de zijstandaard uitgeklapt.
Laat de gasklep volledig dicht en druk op • Als de zijstandaard bij draaiende
de startknop tot de motor start. motor omlaag wordt geklapt terwijl
de transmissie niet in vrijloop
Waarschuwing geschakeld is, stopt de motor,
ongeacht de stand van de koppeling.
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
Wegrijden
binnen korte tijd bewusteloosheid en Trek de koppelingshendel helemaal tegen
de dood tot gevolg hebben. Gebruik de handgreep en schakel de 1e
uw motorfiets uitsluitend in de open versnelling in. Geef een beetje gas en
lucht of in een ruimte met afdoende laat de koppelingshendel langzaam
ventilatie. opkomen. Open wanneer de koppeling
begint aan te grijpen de gasklep iets
verder, zodat het toerental van de motor
Voorzichtig hoog genoeg is om afslaan van de motor
te voorkomen.
Druk de startknop niet langer dan
5 seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft. Wacht 15 seconden alvorens de
startknop opnieuw in te drukken,
zodat de startmotor kan afkoelen en
de accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.

119
Rijden op de motorfiets

Schakelen
Waarschuwing
Wanneer de tractiecontrole is
ingeschakeld, wordt omhoogkomen
van het voorwiel en doorslippen van
het achterwiel beperkt.
Zorg dat u de gashendel in de lage
versnellingen niet te ver of te snel
opendraait als de tractiecontrole niet
werkt of uitgeschakeld is (zie 'TC uit-/
inschakelen' op pagina 54 of
1 'Configuratie rijmodus' op pagina 64),
omdat daardoor het voorwiel van de
1. Schakelpedaal grond kan worden getild (een 'wheelie')
en het achterwiel zijn grip kan
Sluit de gasklep en trek gelijktijdig
6 verliezen (wielspin).
5 de koppelingshendel tegen de
4 handgreep. Schakel naar de Open de gashendel altijd voorzichtig,
3 eerstvolgende hogere of lagere vooral wanneer u niet vertrouwd bent
2 met de motorfiets, omdat een 'wheelie'
N versnelling. Open de gasklep
1 gedeeltelijk en laat gelijktijdig de of wielspin kan leiden tot verlies van
koppelingshendel los. Gebruik altijd controle over de motorfiets en een
de koppeling om te schakelen. ongeval.

Let op:
• Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent dat
met elke beweging van het
schakelpedaal slechts één
versnelling omhoog of omlaag kan
worden geschakeld.

Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere versnelling
bij snelheden die te hoge motortoe-
rentallen (omw/min) veroorzaken.
Hierdoor kan het achterwiel blokkeren,
wat leidt tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Bovendien kan motorschade ontstaan.
Schakel alleen naar een lagere
versnelling als het toerental laag
genoeg is.

120
Rijden op de motorfiets

Remmen Als alleen het achterrempedaal wordt


gebruikt, wordt alleen met de achterrem
geremd.
Om van de volledige remkracht te
kunnen profiteren dient u altijd de
voorremhendel en het achterrempedaal
tegelijk te gebruiken.

Waarschuwing
1
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los zonder te
chex_1
ontkoppelen, zodat de motor kan
1. Remhendel voorrem helpen om de motorfiets af te
remmen.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de eerste
versnelling staat wanneer de
motorfiets volledig stil staat.
Gebruik altijd beide remmen om te
stoppen. Normaliter moet op de
voorrem iets meer kracht worden
uitgeoefend dan op de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of
1 zet de motor in vrijloop om te
voorkomen dat de motor afslaat.
1. Rempedaal achterrem Als het ABS niet werkt of uitge-
Alle Explorer-modellen zijn uitgerust met schakeld is (zie 'ABS uit-/inschakelen'
het Triumph gekoppeld remsysteem in op pagina 53 of 'Configuratie rijmodus'
combinatie met het antiblokkeerrem- op pagina 64). Laat de remmen nooit
systeem (ABS). blokkeren, omdat dat kan leiden tot
Het gedeeltelijk geïntegreerde rem- verlies van controle over de motorfiets
systeem is ontworpen om de remkracht en een ongeval.
van de rijder te vergroten.
Wanneer de rijder de voorrem gebruikt,
treedt ook de achterrem gedeeltelijk in
werking om te zorgen dat evenwichtig
geremd wordt.
De remkracht die de achterrem uitoefent,
hangt af van de remkracht die de rijder
met de voorremhendel uitoefent.

121
Rijden op de motorfiets

Waarschuwing Waarschuwing
Denk bij een noodstop niet aan Wees bij het remmen (ongeacht of al
neersabelen, maar concentreer u op dan niet ABS is geïnstalleerd),
het zo hard mogelijk inknijpen en accelereren en bochten rijden altijd
intrappen van de voor- en achterrem uiterst voorzichtig, omdat onvoor-
zonder te slippen. Bestuurders zichtigheid kan leiden tot verlies van
moeten noodstop oefenen in een controle over de motorfiets en een
verkeersvrij gebied (zie ABS- ongeval. Het gebruiken van alleen de
waarschuwingen voor- of achterrem vermindert de
hieronder/hierboven). algehele remkracht. Bijzonder hard
Triumph beveelt motorrijders sterk remmen kan blokkeren van een van de
aan lessen te nemen waarin ook veilig wielen veroorzaken, wat kan leiden tot
remmen aan de orde komt. Een verlies van controle over de motorfiets
onjuiste remtechniek kan leiden tot en een ongeval (zie ABS-waar-
verlies van controle over de motorfiets schuwingen hieronder).
en een ongeval. Indien mogelijk altijd vóór het inrijden
van een bocht snelheid terugnemen of
remmen, omdat het terugnemen van
gas of remmen in een bocht wielslip
kan veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse
wegdekken, wordt het stuur- en
remvermogen sterk verminderd. Onder
deze omstandigheden dienen al uw
acties soepel te verlopen. Plotseling
accelereren, remmen of draaien kan
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
Zie ook 'ABS voor optimaal
bochtenwerk' op pagina 125.

122
Rijden op de motorfiets

Waarschuwing Waarschuwing
Rem bij het afdalen van een steile Laat de motorfiets niet met uitge-
helling of bergpas af op de motor door schakelde motor uitrollen en laat de
terug te schakelen en gebruik met motor niet opslepen. De druksmering
tussenpozen zowel de voorrem als de van de transmissie werkt uitsluitend
achterrem. Door voortdurend te wanneer de motor draait. Onvoldoende
remmen of alleen de achterrem te smering kan schade aan of vastlopen
gebruiken kunnen de remmen van de transmissie veroorzaken, wat
oververhit raken, waardoor ze minder kan leiden tot plotseling verlies van
goed werken. Dat kan leiden tot verlies controle over de motorfiets en een
van controle over de motorfiets en ongeval.
een ongeval.

Waarschuwing
Waarschuwing
Wanneer de motorfiets op losse, natte
Door tijdens het rijden uw voet op het of modderige wegen wordt gebruikt,
rempedaal of uw handen op de kan het remvermogen verminderen als
remhendel te houden, kan het remlicht gevolg van stof, modder of vocht dat
ingeschakeld worden, waardoor zich op de remmen ophoopt. Rem
andere weggebruikers foutieve onder dergelijke omstandigheden altijd
informatie krijgen. Het kan ook vroeger om ervoor te zorgen dat de
oververhitting van de rem remoppervlakken worden gereinigd
veroorzaken, waardoor de remwerking door het remmen. Het gebruik van de
achteruitgaat. Dat kan leiden tot motorfiets met remmen die
verlies van controle over de motorfiets verontreinigd zijn met stof, modder of
en een ongeval. vocht kan tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval leiden.

Voorzichtig
Door de aard van het gedeeltelijk
geïntegreerde remsysteem leiden
pogingen om het achterwiel te laten
spinnen terwijl de voorrem is
ingeknepen (burn-out) tot schade aan
het remsysteem en de aandrijflijn.

123
Rijden op de motorfiets

Antiblokkeerremsysteem
(ABS) Waarschuwing
Als het ABS niet werkt of is uitge-
Waarschuwing schakeld zie 'Motorfietsinstellingen' op
pagina 52 of 'Configuratie rijmodus' op
ABS helpt te voorkomen dat de wielen pagina 64), functioneert het rem-
blokkeren, waardoor de effectiviteit systeem verder als een remsysteem
van het remsysteem in noodgevallen zonder ABS.
en bij het rijden op gladde Rijd niet langer door dan noodzakelijk
oppervlakken wordt geoptimaliseerd. wanneer het waarschuwingslampje
De mogelijk kortere remweg die ABS brandt. In het geval van een storing,
onder bepaalde omstandigheden neemt u zo snel mogelijk contact op
mogelijk maakt, zijn geen alternatief met een erkende Triumph-dealer, om
voor goed rijgedrag. de storing te laten inspecteren en
Houd u altijd aan de wettelijk geldende verhelpen.
snelheidslimiet. In deze situatie leidt te hard remmen
Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid tot blokkering van de wielen, wat leidt
en aandacht en verlaag de snelheid tot verlies van controle over de
altijd in overeenstemming met de motorfiets en een ongeval.
weers-, weg- en verkeersomstandig-
heden. Let op:
In de bochten is altijd extra • Normaliter zal de bestuurder de ABS-
voorzichtigheid geboden. Als de werking ervaren als een steviger
remmen in een bocht worden gebruikt, gevoel of een pulsatie van de
kan ABS het gewicht en de vaart van remhendel en het rempedaal.
de motorfiets niet compenseren. Dat • Het ABS kan worden geactiveerd
kan leiden tot verlies van controle door plotselinge op- of neerwaartse
over de motorfiets en een ongeval. veranderingen in het wegoppervlak.
Onder bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met ABS een langere
remweg hebben dan een
gelijkwaardige motorfiets zonder ABS.

124
Rijden op de motorfiets

ABS voor optimaal bochtenwerk


De hieronder vermelde Explorer- Waarschuwing
modellen zijn uitgerust met ABS voor
Vervolg
optimaal bochtenwerk:
Houd u altijd aan de wettelijk geldende
• Explorer XRX;
snelheidslimiet.
• Explorer XRX-LRH;
Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid
• Explorer XRT; en aandacht en verlaag de snelheid
• Explorer XCX; altijd in overeenstemming met de
• Explorer XCX-LRH; weers-, wegdek- en verkeersomstan-
• Explorer XCA. digheden.
In de bochten is altijd extra
Het ABS voor optimaal bochtenwerk is voorzichtigheid geboden.
een systeem dat is ontworpen om de
Als de motor schuin in een bocht
rijder meer controle te geven als het
hangt en het ABS wordt geactiveerd,
ABS wordt geactiveerd terwijl de
gebruikt het systeem de hellingshoek
motorfiets schuin in een bocht hangt.
gemeten door een sensor om het ABS
De hellingshoek van de motorfiets wordt zo toe te passen dat de rijder de
voortdurend door een sensor gemeten. motorfiets het beste onder controle
Als de motor schuin in een bocht hangt kan houden. Het ABS voor optimaal
en het ABS wordt geactiveerd, gebruikt bochtenwerk kan echter niet volledig
het systeem de gemeten hellingshoek het gewicht en de vaart van de
om het ABS zo toe te passen dat de motorfiets compenseren en te hard
rijder de motorfiets het beste onder remmen in bochten kan leiden tot
controle kan houden. verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing In bepaalde omstandigheden is de
mogelijkheid aanwezig dat een
Het ABS voor optimaal bochtenwerk is motorfiets uitgerust met ABS voor
een systeem dat is ontworpen om de optimaal bochtenwerk een langere
rijder te helpen bij het maken van een afstand om te stoppen nodig heeft dat
noodstop. een vergelijkbare motorfiets zonder
Het systeem is ontworpen om de rijder ABS of een vergelijkbare motorfiets
meer controle te geven als het ABS met ABS, maar zonder ABS voor
wordt geactiveerd terwijl de optimaal bochtenwerk.
motorfiets schuin in een bocht hangt.
De mogelijk vergrote controle die het
remsysteem voor optimaal bochten-
werk onder bepaalde omstandigheden
geeft, is geen alternatief voor goed
rijgedrag.
Vervolg

125
Rijden op de motorfiets

Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwing Wanneer het contact op AAN
staat, is het normaal dat het
Als het ABS voor optimaal bochten-
ABS-waarschuwingslampje
werk niet werkt, brandt het ABS-
knippert (zie pagina 25).
waarschuwingslampje en wordt het
Wanneer het waarschuwingslampje ABS
bericht ABS-SYSTEEM - ABS VOOR
continu brandt, geeft dit aan dat de
BOCHTEN UITGESCHAKELD weerge-
ABS-functie niet beschikbaar is omdat:
geven op het multifunctionele display.
• het ABS is uitgeschakeld door de
In dit geval blijft het ABS werken, maar
bestuurder (zie 'Motorfietsinstellin-
zonder de functie voor optimaal
gen' op pagina 52 of 'Configuratie
bochtenwerk, mits:
rijmodus' op pagina 64).
• er geen andere ABS-storingen zijn;
• zich in het ABS-systeem een storing
• het ABS niet is uitgeschakeld door voordoet die onderzocht dient te
de bestuurder (zie 'Motorfiets- worden.
instellingen' op pagina 52 of
'Configuratie rijmodus' op Als het waarschuwingslampje tijdens het
pagina 64). rijden gaat branden, betekent dit dat er
een storing in het ABS is opgetreden, die
Rijd niet langer door dan noodzakelijk nader moet worden onderzocht. Een van
wanneer het waarschuwingslampje de volgende waarschuwingsberichten
brandt. In het geval van een storing, kan verschijnen op het multifunctionele
neemt u zo snel mogelijk contact op display:
met een erkende Triumph-dealer, om
• WAARSCHUWING - ABS-SYSTEEM
de storing te laten inspecteren en
UITGESCHAKELD
verhelpen.
• ABS-SYSTEEM - ABS VOOR BOCHTEN
In deze situatie kan te hard remmen in
UITGESCHAKELD (alleen modellen
de bochten leiden tot verlies van
uitgerust met ABS voor optimaal
controle over de motorfiets en een
bochtenwerk).
ongeval.
Zie pagina 25 voor de volledige beschrij-
ving van het ABS-waarschuwingslampje
en de bijbehorende instrumentwaarschu-
wingsberichten.

126
Rijden op de motorfiets

Hill Hold-controle - alleen


Waarschuwing Explorer XRT en Explorer XCA
Het ABS-waarschuwingslampje gaat Hill Hold-controle is ontworpen om te
na drie minuten branden als het rijden te helpen bij het starten op een
achterwiel wordt aangedreven terwijl heuvel. Het systeem (wanneer dit is
de motorfiets op de middenbok of ingeschakeld) activeert de achterrem om
zijstandaard staat. de motorfiets op zijn plaats te houden.
Als met de motorfiets was gereden Het systeem lost daarna de achterrem
voordat deze op de middenbok of wanneer het detecteert dat de rijder
zijstandaard werd gezet, gaat het probeert weg te rijden.
ABS-waarschuwingslampje na één
minuut samen met het storingslampje Waarschuwing
voor het motormanagementsysteem
(MIL) branden. U kunt het Hill Hold-controlesysteem
Deze reactie is normaal. beter niet op een glad wegdek
gebruiken.
Wanneer het contact is uitgeschakeld
en de motorfiets opnieuw wordt Het Hill Hold-systeem kan niet
gestart, blijven de waarschuwings- voorkomen dat de motorfiets gaat
lampje(s) branden tot de motorfiets slippen als het wordt ingeschakeld op
een snelheid van meer dan 10 km/h een wegdek waarop de banden
bereikt. onvoldoende grip hebben om de
motorfiets op zijn plaats te houden.
Als u het Hill Hold-controlesysteem op
Waarschuwing een glad wegdek inschakelt, kan de
motorfiets gaan slippen, wat kan
De ABS-computer werkt op basis van leiden tot verlies van controle over de
vergelijking van de relatieve snelheid motorfiets en een ongeval.
van de voor- en achterwielen. Het
gebruik van niet-goedgekeurde banden
kan de wielsnelheid beïnvloeden en de
ABS-functie buiten werking stellen, wat
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval onder
omstandigheden waarbij de ABS
normaliter zou werken.

127
Rijden op de motorfiets

Inschakelen
Waarschuwing
Let op:
Het Hill Hold-controlesysteem wordt • Het Hill Hold-controlesysteem werkt
uitgeschakeld wanneer de motorfiets niet als er een storing is in het ABS
op de zijstandaard wordt gezet, het of motormanagementsysteem en het
contact wordt uitgezet en de ABS-waarschuwingslampje en/of het
motorstopschakelaar in de stand STOP storingslampje voor het motor-
wordt gezet of als de motor om welke managementsysteem brandt.
andere reden dan ook wordt gestopt. Om het Hill Hold-controlesysteem in te
Het Hill Hold-controlesysteem wordt kunnen schakelen moet u eerst de
ook uitgeschakeld als er een storing motorfiets tot stilstand brengen.
optreedt waardoor het storingslampje U kunt Hill Hold-controle pas
voor het motormanagementsysteem inschakelen als aan de volgende
gaat branden. voorwaarden is voldaan:
In deze omstandigheden moet de voor- • De motor moet draaien.
rem handmatig worden geactiveerd • De zijstandaard moet omhoog staan.
om te voorkomen dat de motorfiets
gaat rollen. • De motorfiets moet stilstaan.
Als niet wordt voorkomen dat de Wanneer aan de bovenstaande
motorfiets gaat rollen, kan dat leiden voorwaarden is voldoen, knijpt u de
tot verlies van controle over de remhendel krachtig en snel in waarna u
motorfiets en een ongeval. deze loslaat. Nadat u de hendel hebt
losgelaten, verschijnt het bericht HILL
HOLD INGESCHAKELD op hget
Voorzichtig multifuctionele display.

Het Hill Hold-controlesysteem is niet


1
ontworpen om te worden gebruikt als
parkeerrem.
OFF-ROAD
Houd het Hill Hold-systeem niet langer
HILL HOLD
dan 10 minuten aaneen ingeschakeld.
H
Als het Hill Hold-systeem langer dan ACTIVATED
10 minuten aaneen ingeschakeld blijft,
kan het ABS-systeem beschadigd
raken.

1. Melding op display
Het Hill Hold-controlesysteem is nu
ingeschakeld en de achterrem wordt
automatisch geactiveerd.

128
Rijden op de motorfiets

Het bericht HILL HOLD INGESCHAKELD Bericht 'Hill Hold niet beschikbaar'
blijft zichtbaar op het multifunctionele
display totdat Hill Hold-controle wordt
uitgeschakeld. 1
De achterrem blijft geactiveerd totdat:
OFF-ROAD
• het systeem detecteert dat de rijder
HILL HOLD
probeert weg te rijden;
H
• Hill Hold-controle automatische door UNAVAILABLE
CHECK MANUAL
de rijder wordt uitgeschakeld.

Uitschakelen
Het Hill Hold-systeem wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer het
detecteert dat de rijder probeert weg te Als het bericht HILL HOLD NIET
rijden. Het systeem lost de achterrem BESCHIKBAAR - ZIE HANDLEIDING wordt
geleidelijk om de rijder te helpen om weg weergegeven wanneer u het Hill Hold-
te rijden. controlesysteem probeert in te
Het Hill Hold-controlesysteem kan ook schakelen, duidt dit op een van het
handmatig worden ingeschakeld door de volgende:
voorremhendel nogmaals stevig in te • Er is niet aan de voorwaarden voor
knijpen. inschakeling beschreven op
Het bericht HILL HOLD UITGESCHAKELD pagina 128 voldaan.
wordt kort op het multifunctionele • Er is een storing in het ABS of
display weergegeven. motormanagementsysteem en het
ABS-waarschuwingslampje en/of het
1 storingslampje voor het motor-
managementsysteem brandt. Zie
OFF-ROAD
'Waarschuwingslampjes' op pagina 24.
HILL HOLD Het Hill Hold-controlesysteem kan uit- of
H ingeschakeld worden (zie 'Motorfiets-
DEACTIVATED
instellingen' op pagina 52).

1. Melding op display

129
Rijden op de motorfiets

Parkeren Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend


oppervlak met een helling van meer dan
6° en parkeer nooit met de voorzijde van
de motorfiets naar beneden gericht.
Let op:
• Bij parkeren in het donker wanneer
er verkeer in de buurt is, of bij
parkeren op een plaats waar het
gebruik van parkeerlichten wettelijk
verplicht is, dienen het achterlicht,
het kentekenplaatlicht en de
positielichten te blijven branden.
Hiervoor dient de contactschakelaar
in de stand P (PARKEREN) gedraaid
Zet de transmissie in neutraal en draai te worden.
de contactschakelaar in de stand UIT. Laat de contactschakelaar niet
Schakel het stuurslot in om diefstal te gedurende langere tijd in de stand P
bemoeilijken. staan, omdat daardoor de accu leeg
Parkeer altijd op een stevige, egale raakt.
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt. Dit is met name Waarschuwing
belangrijk wanneer in het terrein wordt
geparkeerd. Parkeer nooit op een zacht of op een
Parkeer op een helling altijd met de hellend oppervlak. Indien de motorfiets
voorzijde naar het hogere gedeelte onder deze omstandigheden wordt
gericht, om te voorkomen dat de geparkeerd, kan deze omvallen met
motorfiets van de standaard rolt. Zet de schade aan eigendommen of
motorfiets in de eerste versnelling om te persoonlijk letsel als gevolg.
voorkomen dat deze wegrolt.
Parkeer op een zijwaartse helling altijd
zo dat de helling de motorfiets vanzelf
naar de zijstandaard toe duwt.

130
Rijden op de motorfiets

Aandachtspunten bij het


Waarschuwing rijden met hoge snelheid
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden Waarschuwing
exploderen. Controleer bij parkeren in
een garage of andere ruimte, of deze Deze Triumph-motorfiets mag de
goed geventileerd is en de motorfiets wettelijk geldende snelheidslimieten
niet in de buurt staat van vlam- of niet overschrijden. Het met hoge
vonkbronnen. Hieronder valt ook snelheid op een motorfiets rijden kan
apparatuur met een waakvlam. gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op
Wanneer bovenstaand advies niet bepaalde verkeerssituaties te reageren
wordt opgevolgd, kan er brand bij hogere snelheden aanzienlijk wordt
ontstaan met schade aan eigen- verkort. Verlaag de snelheid altijd in
dommen of persoonlijk letsel als overeenstemming met de weers- en
gevolg. verkeersomstandigheden.

Waarschuwing Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn Gebruik deze Triumph-motorfiets
na het rijden sterk verhit. Parkeer alleen met hoge snelheden tijdens
NOOIT op plaatsen waar voetgangers wedstrijden op voor ander verkeer
en kinderen de motorfiets kunnen afgesloten weggedeelten of gesloten
aanraken. circuits. Het rijden met hoge
snelheden is voorbehouden aan rijders
Het aanraken van een willekeurig deel
die les hebben gehad in de technieken
van de motor of het uitlaatsysteem
die noodzakelijk zijn voor het rijden
dat heet is kan brandwonden op de
met hoge snelheden en die vertrouwd
onbeschermde huid veroorzaken.
zijn met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

131
Rijden op de motorfiets

Remmen
Waarschuwing Controleer of de voor- en achterrem
correct werken.
De rijkarakteristieken van een motor-
fiets zijn bij hoge snelheden anders Banden
dan bij de vertrouwde wettelijke
snelheden. Probeer niet met hoge Rijden met hoge snelheden leidt tot
snelheden te rijden tenzij u hierin snellere bandenslijtage en banden die in
geoefend bent en beschikt over de goede staat verkeren zijn van essentieel
hiervoor noodzakelijke vaardigheden, belang voor veilig rijden. Controleer de
aangezien incorrecte bediening tot algehele staat van de banden, pomp ze
een ernstig ongeval kan leiden. op tot de juiste bandspanning (bij koude
banden) en controleer de wielbalans. Zet
na het controleren van de bandspanning
Waarschuwing de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg
de hoofdstukken Onderhoud en
De hieronder genoemde punten zijn Specificaties voor informatie over het
uiterst belangrijk en dienen altijd in controleren van de banden en veilig
acht te worden genomen. Een gebruik van de banden.
probleem, dat bij normale snelheden
wellicht niet wordt opgemerkt, kan bij Brandstof
hogere snelheden aanzienlijk worden Zorg voor voldoende brandstof,
verergerd. aangezien rijden met hoge snelheden
het brandstofverbruik opvoert.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
Voorzichtig
periodiek onderhoud. Het uitlaatsysteem is uitgerust met
een katalysator om het emissieniveau
Sturen terug te brengen. De katalysator kan
Controleer of het stuur soepel draait, onherstelbaar beschadigen indien de
zonder overmatige speling of klemmen. brandstoftank helemaal leeg wordt
Zorg ervoor dat de bedieningskabels het gereden of indien het brandstofpeil
sturen niet hinderen. zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd
voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en Motorolie
gesloten zijn en stevig aan de motorfiets Controleer of het motoroliepeil correct is.
zijn bevestigd. Zorg bij het bijvullen voor olie van de
juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.

132
Rijden op de motorfiets

Olie eindoverbrenging Elektrische installatie


Controleer of het oliepeil in de Controleer of de koplamp, het achter-
eindoverbrenging goed is. Zorg bij het /remlicht, de richtingaanwijzers, de
bijvullen voor olie van de juiste claxon, enz. goed werken.
kwaliteitsgraad en het juiste type.
Overige
Koelvloeistof Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk vastzitten.
ligt met de bovenste peilmarkering in het
expansiereservoir. (Controleer het peil
altijd bij een koude motor.)

133
Rijden op de motorfiets

Deze pagina met opzet blanco

134
Accessoires, lading en passagiers

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS


Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag Waarschuwing
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert, Vervolg
waardoor rijden met lagere snelheden Explorer XRT – 227 kg
noodzakelijk is. De volgende informatie is Explorer XC – 236 kg
samengesteld als leidraad in verband
Explorer XCX – 228 kg
met de mogelijke gevaren van
toevoeging van accessoires aan een Explorer XCX-LRH – 231 kg
motorfiets en het vervoer van Explorer XCA – 224 kg
passagiers en extra lading. Dit maximale laadvermogen is het
Stel de koplamp af om extra lading te gecombineerde gewicht van de
compenseren, zie pagina 186. bestuurder, de passagier, de
aangebrachte accessoires en de
Waarschuwing lading.
Bij modellen met instelbare vering
Onjuiste belading kan leiden tot moeten de veervoorspanning en de
onveilig rijden, wat leidt tot verlies van demping voor en achter overeen
controle over de motorfiets en een komen met de beladingstoestand van
ongeval. de motorfiets (zie pagina 166).
Zorg er altijd voor dat de vervoerde De maximaal toelaatbare belading van
lading gelijkmatig over beide zijden de koffers wordt vermeld op een label
van de motorfiets is verdeeld. Zorg aan de binnenzijde van de koffer.
ervoor dat de lading stevig is
vastgebonden, zodat deze onder het
rijden niet kan bewegen. Waarschuwing
Verdeel de last gelijkmatig in elke
De maximale veilige belading van elke
koffer. Plaats zware voorwerpen
koffer wordt vermeld op een label aan
onderin en tegen de binnenzijde van
de binnenzijde van de koffer.
de koffer.
Overschrijd deze maximale belading
Controleer regelmatig (maar nooit nooit, omdat de motorfiets anders uit
onder het rijden) of de lading stevig is evenwicht kan raken, wat kan leiden
vastgebonden en zorg ervoor dat de tot verlies van controle en een ongeval.
lading niet over de achterzijde van de
motorfiets uitsteekt. Overschrijd nooit
het maximale laadvermogen van:
Explorer XR – 238 kg
Explorer XRX – 236 kg
Explorer XRX-LRH – 238 kg
Vervolg

135
Accessoires, lading en passagiers

Waarschuwing Waarschuwing
De maximale veilige belading van de Probeer nooit voorwerpen op te bergen
topkoffer wordt vermeld op een label tussen het frame en de brandstoftank.
aan de binnenzijde van de topkoffer. Dit kan het stuurvermogen belemmeren
Overschrijd deze maximale belading en verlies van controle over de
nooit, omdat de motorfiets anders uit motorfiets veroorzaken, wat leidt tot
evenwicht kan raken, wat kan leiden een ongeval.
tot verlies van controle en een ongeval. Het bevestigen van gewicht aan het
stuur of de voorvork verhoogt de
massa van de stuurinrichting en kan
Waarschuwing leiden tot verlies van stuurcontrole en
Geen accessoires aanbrengen of een ongeval.
bagage vervoeren die de controle over
de motorfiets in gevaar brengt.
Controleer of accessoires en belading
geen belemmering vormen voor de
zichtbaarheid van verlichtings-compo-
nenten, de grondspeling, hellings- X X
vermogen (hellingshoek), bediening,
wielloop, voorvorkbeweging, zicht in
alle richtingen of enig ander aspect
van de werking van de motorfiets.

136
Accessoires, lading en passagiers

Waarschuwing Waarschuwing
Als het passagierszadel wordt gebruikt Uw passagier moet worden verteld dat
voor het vervoeren van kleine voor- hij of zij verlies van controle over de
werpen, mogen deze niet zwaarder motorfiets kan veroorzaken door
wegen dan 5 kg), mogen deze de plotselinge bewegingen te maken of
controle over de motorfiets niet een verkeerde zitpositie in te nemen.
belemmeren, moeten deze stevig De bestuurder moet de passagier als
worden bevestigd en mogen ze niet volgt instrueren:
uitsteken voorbij de zijkant of de
• Het is belangrijk dat de passagier
achterzijde van de motorfiets. onder het rijden stil zit en de
Het vervoeren van voorwerpen die werking van de motorfiets niet
zwaarder wegen dan 5 kg die niet belemmert.
goed zijn bevestigd, de controle over
• Vertel de passagier zijn of haar
de motorfiets belemmeren of voeten op de passagiers-
uitsteken voorbij de zijkant of
voetsteunen te houden en zich
achterzijde van de motorfiets, kan
stevig aan de handgrepen of het
leiden tot verlies van controle over de middel of de heupen van de
motorfiets en een ongeval.
berijder vast te houden.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen goed Vertel de passagier hoe hij of zij
op het passagierszadel zijn aange-
tegelijk met de bestuurder in de
bracht, moet de maximumsnelheid van
bochten moet overhellen, en niet mag
de motorfiets worden verlaagd naar overhellen tenzij de bestuurder dit ook
130 km/h.
doet.

Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet
lang genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is
om de voetsteunen te bereiken, kan
niet stevig op de motorfiets zitten en
kan instabiliteit veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

137
Accessoires, lading en passagiers

Waarschuwing Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het rem- Met deze motorfiets mag niet harder
vermogen van een motorfiets worden worden gereden dan de wettelijke
beïnvloed door de aanwezigheid van snelheidsbeperking behalve op
een passagier. De bestuurder dient speciaal daarvoor bestemde afge-
rekening te houden met deze sloten terreinen.
veranderingen wanneer hij een
passagier vervoert. Het vervoeren van
een passagier wordt afgeraden indien Waarschuwing
de bestuurder geen les heeft gehad in
het vervoeren van een passagier en Gebruik deze Triumph-motorfiets
de veranderingen in rijkarakteristieken alleen met hoge snelheden tijdens
die dit met zich meebrengt niet kent. wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
Indien geen rekening wordt gehouden circuits. Het rijden met hoge
met de aanwezigheid van een snelheden is voorbehouden aan rijders
passagier, kan verlies van controle die les hebben gehad in de technieken
over de motorfiets en een ongeval het die noodzakelijk zijn voor het rijden
gevolg zijn. met hoge snelheden en die vertrouwd
zijn met de rijkarakteristieken van de
Waarschuwing motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
Vervoer geen dieren op uw motorfiets. onder alle andere omstandigheden
Een dier kan plotselinge en gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
onverwachte bewegingen maken die controle over de motorfiets en een
kunnen leiden tot verlies van controle ongeval.
over de motorfiets en een ongeval.

138
Accessoires, lading en passagiers

Waarschuwing Waarschuwing
Rijd met een van accessoires voorziene Vervolg
motorfiets, of een motorfiets die op De absolute snelheidslimiet van
een of andere wijze beladen is, nooit 130 km/h dient naar beneden te
harder dan 130 km/h. In geen van worden bijgesteld wanneer niet-
beide omstandigheden mag harder goedgekeurde accessoires zijn
dan 130 km/h worden gereden, ook aangebracht of wanneer de motorfiets
niet wanneer de wettelijke maximum- wordt gebruikt met een onjuiste
snelheid dit toestaat. belading, afgesleten banden, een
De aangebrachte accessoires en/of slechte algehele staat van de
lading brengen veranderingen in de motorfiets of slechte weg- of
stabiliteit en de hanteerbaarheid van weersomstandigheden.
de motorfiets met zich mee.
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit van
de motorfiets, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Denk eraan dat bij hoge snelheid
verschillende configuraties van de
motorfiets en omgevingsfactoren de
stabiliteit van de motorfiets negatief
kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld:
• Lading die niet goed verdeeld is
over beide zijden van de motorfiets.
• Onjuiste instellingen van de voor-
en achtervering.
• Onjuiste bandspanning.
• Te sterk of ongelijkmatig versleten
banden.
• Zijwind en turbulentie van andere
voertuigen.
• Loszittende kleding.
Vervolg

139
Accessoires, lading en passagiers

Deze pagina met opzet blanco

140
Onderhoud en afstelling

ONDERHOUD EN AFSTELLING

Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Oliepeil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Oliespecificatie en -kwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Koelsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Roestwerende middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152
Koelvloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Koelvloeistof verversen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Radiateur en slangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
Koppelingsvloeistofpeil inspecteren en corrigeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
Eindoverbrengingseenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Oliepeil eindaandrijving corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
Inspectie van remslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
Inremmen van nieuwe remschijven en remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Stuurinrichting/wiellagers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Lagers van de stuurinrichting (balhoofdlagers) op speling controleren. . . . . . . 162
Wiellagers inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Voorvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Voorvering afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Instellen compressiedemping. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165

141
Onderhoud en afstelling

Terugveringsdemping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165


Afstelschema voorvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Achtervering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Achtervering afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Veervoorbelasting afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Terugveringsdemping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Afstelschema achterwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .172
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175
Accu verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .176
Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .177
Accuonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .177
Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .177
Accuonderhoud tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets. . . 178
Accu opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Zekeringdozen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Hoofdzekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Zekeringdoos ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Hoofdzekeringdoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Zekeringoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Chassis-motormanagementmodule (chassis-ECM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Koplamp afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Parkeerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Mistlichten voor, indien gemonteerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Achterlicht/Kentekenplaatverlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Lampjes richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Ledrichtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188

142
Onderhoud en afstelling

Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Onderhoud van mat lakwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Plaatsen die aandacht vereisen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Windscherm en doorzichtige panelen reinigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Reiniging van het uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Onderhoud van leren producten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193

143
Onderhoud en afstelling

Periodiek onderhoud Periodiek onderhoud kan op drie


manieren door uw dealer worden
Om de motorfiets in veilige en uitgevoerd; jaarlijks onderhoud, onder-
betrouwbare staat te houden, moeten
houd op basis van de kilometerstand of
het onderhoud en de afstellingen, zoals
een combinatie van beide methoden,
in dit hoofdstuk beschreven, worden
afhankelijk van de afstand die jaarlijks
uitgevoerd volgens de schema´s voor
met de motorfiets wordt afgelegd.
dagelijks en periodiek onderhoud. De
volgende informatie omvat de te volgen 1. Motorfietsen waarmee minder dan
procedures voor de dagelijkse inspectie 16.000 km per jaar wordt gereden,
en het uitvoeren van enkele eenvoudige moeten een jaarlijkse onderhouds-
onderhouds- en afstelwerkzaamheden. beurt krijgen. Daarnaast hebben
sommige onderdelen regelmatig
onderhoud nodig afhankelijk van het
Waarschuwing aantal gereden kilometers en moet
dit worden uitgevoerd wanneer de
Al het onderhoud is van essentieel
motorfiets deze kilometerstand
belang en mag niet worden verzuimd.
bereikt.
Onjuist onderhoud en onjuiste
afstellingen kunnen leiden tot slecht 2. Voor motorfietsen waarmee ongeveer
functioneren van een of meerdere 16.000 km per jaar wordt gereden,
onderdelen van de motorfiets. Een moet het jaarlijks onderhoud en het
slecht werkende motorfiets kan leiden aangegeven afstandsafhankelijk
tot verlies van controle over de onderhoud aan onderdelen tegelijk
motorfiets en een ongeval. worden uitgevoerd.
Het weer, de terreingesteldheid en de 3. Voor motorfietsen waarmee meer dan
geografische ligging zijn van invloed 16.000 km per jaar wordt gereden,
op het onderhoud. Het onderhouds- moet het afstandsafhankelijk onder-
schema dient te worden aangepast houd aan onderdelen worden uit-
aan de specifieke omgeving waarin het gevoerd wanneer de motorfiets de
voertuig wordt gebruikt en aan de aangegeven kilometerstand bereikt.
eisen van de eigenaar. Daarnaast moeten onderdelen die
jaarlijks onderhoud nodig hebben op
Speciaal gereedschap, kennis en
de aangegeven jaarlijkse intervallen
training zijn noodzakelijk om de
worden onderhouden.
onderhoudswerkzaamheden uit het
onderhoudsschema correct uit te In alle gevallen moet het onderhoud op
kunnen voeren. Alleen een erkende of voor de aangegeven onderhouds-
Triumph-dealer beschikt over deze intervallen worden uitgevoerd. Vraag
kennis en uitrusting. een erkende Triumph-dealer welk
onderhoudsschema het meest geschikt
Aangezien onjuist uitgevoerd of
is voor uw motorfiets.
achterstallig onderhoud tot gevaarlijke
rijomstandigheden kan leiden, dient Triumph Motorcycles accepteert geen
het periodiek onderhoud aan deze verantwoordelijkheid voor schade of
motorfiets altijd te worden uitgevoerd letsel ten gevolge van onjuist onderhoud
door een erkende Triumph-dealer. of door de eigenaar uitgevoerde onjuiste
afstellingen.

144
Onderhoud en afstelling

Onderhoudstaak Kilometertellerstand (km) of verstreken periode,


wat het eerst wordt bereikt

Eerste Jaarlijks Afstandsafhankelijk onderhoud


onder- onder-
houd houd

Elke 800 jaar 16.000 en 32.000 64.000


1 maand 48.000

Smering

Motor – controleren op lekkage Dag • • • • •

Motorolie – verversen - • • • • •

Oliefilter – vervangen - • • • • •

Brandstofsysteem en motormanagement

Autoscan – voer een volledige autoscan uit met de


diagnostische tool van Triumph (druk een kopie af voor - • • • • •
de klant)

Brandstofsysteem – controleren op lekkage, Dag • • • • •


schuurplekken, enz.

Luchtfilter – vervangen - • • •

Plaat gasklephuis (vlinderklep) – - • • •


controleren/schoonmaken

Uitlaatklembouten – controle/aanpassen - • • • • •

Gasklephuizen – balanceren - • • •

Secundair luchtinjectiesysteem – controleren - • •

Brandstofslangen – vervangen Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand

Dampafvoerslangen – vervangen Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand

Ontstekingssysteem

Bougies – controleren - •

Bougies – vervangen - • •

Koelsysteem

Koelsysteem – controleren op lekkage Dag • • • • •

Koelvloeistofpeil – controleren/corrigeren Dag • • • • •

Koelvloeistof – verversen Elke 3 jaar, ongeacht de kilometerstand

145
Onderhoud en afstelling

Onderhoudstaak Kilometertellerstand (km) of verstreken periode,


wat het eerst wordt bereikt

Eerste Jaarlijks Afstandsafhankelijk onderhoud


onder- onder-
houd houd

Elke 800 jaar 16.000 en 32.000 64.000


1 maand 48.000

Motor

Koppeling – werking controleren Dag • • • • •

Hoofdkoppelingscilinder – controleren op lekkage - • • • • •

Koppelingsvloeistofpeil – controleren Dag • • • • •

Koppelingsvloeistof – verversen Elke 2 jaar, ongeacht de kilometerstand

Klepspeling – controleren/afstellen - • •

Wielen en banden

Wielen – inspecteren op beschadiging Dag • • • • •

Wiellagers – controleren op slijtage/soepele werking - • • • • •

Wielen – controleer de wielen op gebroken of


beschadigde spaken en controleer de spaakspanning - • • • • •
(alleen modellen met spaakwielen)

Bandenslijtage/bandenbeschadiging – controleren Dag • • • • •

Bandspanning – controleren/corrigeren Dag • • • • •

Stuurinrichting en vering

Stuurinrichting – controleren op onbelemmerd Dag • • • • •


bewegen

Voorvork – controleren op lekkage/soepele beweging Dag • • • • •

Vorkolie – verversen - •

Balhoofdlagers – controleren/afstellen - • • • •

Balhoofdlagers – smeren - • •

Achterveringsmechanisme – controleren/smeren - • •

146
Onderhoud en afstelling

Onderhoudstaak Kilometertellerstand (km) of verstreken periode,


wat het eerst wordt bereikt

Eerste Jaarlijks Afstandsafhankelijk onderhoud


onder- onder-
houd houd

Elke 800 jaar 16.000 en 32.000 64.000


1 maand 48.000

Remmen

Remblokken – slijtageniveau controleren Dag • • • • •

Hoofdremcilinders – controleren op vloeistoflekkage Dag • • • • •

Remklauwen – controleren op vloeistoflekkage en Dag • • • • •


ingevreten zuigers

Remvloeistofpeil – controleren Dag • • • • •

Remvloeistof – verversen Elke 2 jaar, ongeacht de kilometerstand

Eindoverbrenging

Eindoverbrengingsolie – controleren op olielekkage Dag • • • • •

Peil eindoverbrengingsolie – controleren - • • • •

Eindoverbrengingsolie – verversen – alleen bij het - •


eerste onderhoud

Elektrisch

Verlichting, instrumenten en elektrische installatie – Dag • • • • •


controleren

Algemeen

Bevestigingsmiddelen – visueel inspecteren op stevig Dag • • • • •


vastzitten

Topkofferdrager (accessoire) – controleren op juiste • • • •


-
werking‡

Kofferkoppelstang (accessoire) – controleren op de • • • • •


-
juiste werking en afstelling‡

Zijstandaard – werking controleren Dag • • • • •

Minndenbok – werking controleren Dag • • • • •

Kraagbussen middenbok – - • • • •
controleren/reinigen/invetten

‡Alleen indien gemonteerd.

147
Onderhoud en afstelling

Motorolie
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
cbnz Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
Zorg ervoor dat de motorolie op het binnen korte tijd bewusteloosheid en
juiste peil is, ververs de olie en vervang de dood tot gevolg hebben. Gebruik
het oliefilter overeenkomstig de eisen uw motorfiets uitsluitend in de open
betreffende het periodieke onderhoud, lucht of in een ruimte met afdoende
zodat de motor, de transmissie en de ventilatie.
koppeling goed blijven functioneren.
Voorzichtig
Waarschuwing
Indien de motor met onvoldoende olie
Gebruik van de motorfiets met draait, ontstaat motorschade. Schakel
onvoldoende, verslechterde of de motor onmiddellijk uit en onderzoek
vervuilde motorolie heeft versnelde de oorzaak wanneer het waarschu-
motorslijtage tot gevolg en kan leiden wingslampje voor lage oliedruk blijft
tot het vastlopen van de motor of de branden.
transmissie. Vastlopen van de motor
of de transmissie kan leiden tot Zet de motor rechtop en haal hem van
plotseling verlies van controle over de de zijstandaard. Controleer of er olie in
motorfiets en een ongeval. het kijkglas te zien is halverwege tussen
de bovenste (maximum) en onderste
Oliepeil inspecteren (minimum) horizontale markeerlijnen op
het carter.
Indien het nodig is om het oliepeil te
corrigeren, de olievulplug verwijderen en
1 beetje bij beetje olie toevoegen, totdat
het in het kijkglas weergegeven peil
4 3 correct is. Plaats de vulplug terug en
draai hem vast.
Let op:
2 • Een nauwkeurige indicatie van het
oliepeil wordt alleen aangegeven
wanneer de motor zijn normale
chgz_1
bedrijfstemperatuur heeft bereikt en
1. Olievulplug de motorfiets rechtop staat (niet op
2. Kijkglas de zijstandaard/middenbok).
3. Oliepeil (weergegeven is het correcte Start de motor en laat deze circa vijf
peil) minuten stationair draaien.
4. Oliepeilmarkeringen carter

148
Onderhoud en afstelling

Stop de motor en wacht tenminste drie


minuten zodat de olie kan zakken. Waarschuwing
Let op het oliepeil in het kijkglas.
Langdurig of herhaaldelijk contact met
Het oliepeil is correct, indien de olie
motorolie kan leiden tot uitdroging,
zichtbaar is in het kijkglas op een punt
irritatie en ontsteking van de huid.
midden tussen de bovenste (maximum)
Bovendien bevat afgewerkte motorolie
en de onderste (minimum) horizontale
schadelijke stoffen, die huidkanker
lijnen die op het carter zijn aangebracht.
kunnen veroorzaken. Draag altijd
Vul indien nodig olie bij zoals eerder geschikte beschermende kleding en
beschreven. vermijd contact van de huid met
Zodra het juiste peil is bereikt de afgewerkte olie.
olievulplug aanbrengen en vastdraaien.
Laat de motor goed opwarmen, schakel
Olie verversen en oliefilter vervolgens de motor uit en zet de
vervangen motorfiets op een egale ondergrond
rechtop vast.
Plaats een opvangbak onder de motor.
Verwijder de olieaftapplug.
2
Waarschuwing
De olie kan heet zijn. Vermijd contact
met de hete olie door geschikte
beschermende kleding zoals hand-
schoenen en oogbescherming te
1
dragen. Contact met hete olie kan
brandblaren of brandwonden veroor-
chgy_1
zaken.
1. Olieaftapplug
2. Oliefilter Het oliefilter losdraaien en verwijderen
met Triumph-onderhoudsgereedschap
De motorolie en het filter dienen te T3880313. Voer het gebruikte oliefilter op
worden ververst/vervangen overeen- een milieuvriendelijke manier af.
komstig de eisen van het periodieke Smeer een dun laagje schone motorolie
onderhoud.
op de afdichtring van het nieuwe
oliefilter. Plaats het oliefilter en zet het
vast met 10 Nm.
Nadat de olie volledig is afgetapt, een
nieuwe afdichtring op de aftapplug
aanbrengen. Plaats de plug en draai hem
vast met 25 Nm.

149
Onderhoud en afstelling

Vul de motor met 10W/40 of 10W/50 Afgewerkte motorolie en gebruikte


semisynthetische of geheel synthetische oliefilters afvoeren
motorfietsolie die voldoet aan de
Bescherm het milieu en giet olie nooit op
specificaties van API SH (of hoger) en
de grond, in het riool of de afvoer, of in
JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T
waterlopen. Gooi gebruikte oliefilters niet
10W-40 (geheel synthetische) motorolie,
weg met het normale huisvuil. In geval
in sommige landen verkocht als
van twijfel kunt u contact opnemen met
Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
de plaatselijke autoriteiten.
(geheel synthetisch).
Start de motor en laat deze gedurende Oliespecificatie en -kwaliteit
ten minste 30 seconden stationair
Triumph highperformancemotoren met
draaien.
brandstofinspuiting zijn ontwikkeld voor
het gebruik van 10W/40 of 15 W/50
Voorzichtig semisynthetische of geheel synthetische
motorfietsolie die voldoet aan specificatie
Indien het motortoerental wordt API SH (of hoger) en JASO MA, zoals
verhoogd tot hoger dan stationair Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel
toerental voordat de olie alle delen van synthetische) motorolie, in sommige
de motor heeft bereikt, kan schade landen verkocht als Castrol Power RS
aan de motor of vastlopen van de Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch).
motor het gevolg zijn. Voer het
motortoerental pas op nadat de motor Triumph beveelt voor de meeste omstan-
30 seconden heeft gedraaid, zodat de digheden de volledig synthetische
olie volledig kan circuleren. motorolie 10W/40 voor motorfietsen aan.
De viscositeit van de olie dient mogelijk
te worden aangepast aan de
Voorzichtig omgevingstemperatuur in het gebied
waar u rijdt.
Indien de oliedruk te laag is, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Wanneer dit lampje blijft
branden terwijl de motor draait, de
motor onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen. Indien de motor
met een te lage oliedruk draait,
ontstaat motorschade.

Controleer of het waarschuwingslampje


voor lage oliedruk uit blijft na het starten
en er geen WAARSCHUWING - OLIEDRUK
LAAG op het display van het
instrumentenpaneel wordt weergegeven.
Schakel de motor uit en controleer
nogmaals het oliepeil. Zo nodig corrigeren.

150
Onderhoud en afstelling

Zie onderstaande tabel voor de juiste Koelsysteem


viscositeit (10W/40 of 10W/50) van de
olie voor het gebied waarin u rijdt. Controleer, om er
zeker van te zijn dat
de motor doeltref-
Omgevingstemperatuur (°C)
fend wordt gekoeld,
-20 -10 0 10 20 30 40 (°C) dagelijks voordat u
gaat rijden het koel-
cbob vloeistofpeil en vul
SAE 10W/50
koelvloeistof bij indien
SAE 10W/40 het peil te laag is.
Let op:

-4 14 32 50 68 86 104 (°F) • Wanneer de motorfiets de fabriek


Omgevingstemperatuur (°F) verlaat, bevat het koelsysteem een
voor alle seizoenen geschikte Hybrid
Organic Acid Technology-koelvloei-
Temperatuurbereik olieviscositeit
stof (ook bekend onder de naam
Voeg geen chemische additieven toe aan Hybrid OAT of HOAT). De koelvloeistof
de motorolie. De motorolie smeert ook de is groen, bevat een 50%-oplossing
koppeling en een additief kan slippen van een antivriesmiddel op basis van
van de koppeling veroorzaken. ethyleenglycol en heeft een
vriespunt van -35°C.
Gebruik geen minerale, plantaardige of
niet-zuiverende olie, geen op castoreum Roestwerende middelen
gebaseerde olie en geen olie die niet
Het gebruik van roestwerende
voldoet aan de vereiste specificatie. Het
chemicaliën in de koelvloeistof is van
gebruik van deze oliën kan onmiddellijke
essentieel belang om het koelsysteem te
en ernstige schade aan de motor
beschermen tegen roestvorming.
veroorzaken.
Indien de gebruikte koelvloeistof geen
roestwerende middelen bevat, hopen
roest en aanslag zich op in de
koelmantel en de radiateur van het
koelsysteem. Hierdoor raken de
koelvloeistofkanalen verstopt en
verslechtert de werking van het
koelsysteem aanzienlijk.

151
Onderhoud en afstelling

Koelvloeistofpeil inspecteren
Waarschuwing
Let op:
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof bevat • Het koelvloeistofpeil moet worden
roestwerende middelen en antivries, gecontroleerd wanneer de motor
dat geschikt is voor aluminium koud is (op kamer- of omgevings-
motoren en radiateurs. Gebruik de temperatuur).
koelvloeistof altijd overeenkomstig de
instructies van de fabrikant.
Koelvloeistof met antivries en 2
roestwerende middelen bevat giftige
chemicaliën die schadelijk zijn voor het
menselijk lichaam. Nooit antivries of
koelvloeistof van de motorfiets 1
inslikken.
3
Let op:
• HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof die
door Triumph wordt geleverd, is
vooraf gemengd en hoeft voor het
vullen of bijvullen van het 1. Expansiereservoir
koelsysteem niet te worden verdund. 2. MAX-markering
3. MIN-markering
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke
ondergrond. De expansietank is te zien
vanaf de linkerzijde van de motorfiets.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir. Het koelvloeistofpeil
moet zich tussen de markeringen MAX
en de MIN bevinden. Indien het
koelvloeistofpeil lager is dan het
minimumpeil, moet koelvloeistof worden
bijgevuld.

152
Onderhoud en afstelling

Koelvloeistofpeil corrigeren Let op:


• Indien het koelvloeistofpeil wordt
Waarschuwing gecontroleerd omdat de koelvloeistof
oververhit is geraakt, dient ook het
Verwijder nooit de drukdop van de peil in de radiateur te worden
radiateur terwijl de motor heet is. gecontroleerd en zo nodig te worden
Wanneer de motor heet is, is ook de gecorrigeerd.
koelvloeistof in het radiateur heet en • In noodgevallen mag ook gedestilleerd
staat deze onder druk. Contact met water aan het koelsysteem worden
hete, onder druk staande koelvloeistof toegevoegd. De koelvloeistof moet
veroorzaakt brandblaren en dan echter zo snel mogelijk worden
brandwonden. afgetapt en het koelsysteem moet
opnieuw worden gevuld met HD4X
Hybrid OAT-koelvloeistof.
2
Voorzichtig
Wanneer hard water wordt gebruikt in
het koelsysteem, veroorzaakt dat
kalkaanslag in de motor en radiateur,
1 waardoor het rendement van het
koelsysteem aanzienlijk wordt
verminderd. Een lager rendement van
het koelsysteem kan ertoe leiden dat
de motor oververhit raakt en ernstig
1. Expansiereservoir beschadigd raakt.
2. Dop expansiereservoir
Koelvloeistof verversen
Laat de motor afkoelen. Laat de koelvloeistof verversen door een
De dop van de expansietank kan vanaf erkende Triumph-dealer, overeenkomstig
de linkerzijde van de motorfiets worden de eisen van het periodieke onderhoud.
verwijderd.
Verwijder de dop van het expansie-
reservoir en vul koelvloeistofmengsel bij
door de vulopening, totdat het peil de
MAX-markering heeft bereikt. Plaats de
dop terug.

153
Onderhoud en afstelling

Radiateur en slangen
Controleer de radiateurslangen op Voorzichtig
scheuren of beschadigingen en kijk of de
Gebruik van hogedrukspuiten, zoals
slangklemmen goed vastzitten overeen-
worden gebruikt in autowasstraten of
komstig de eisen van het periodieke
voor huishoudelijk gebruik, kunnen de
onderhoud. Laat defecte onderdelen
koelribben van de radiateur
vervangen door uw erkende Triumph-
beschadigen, lekkage veroorzaken en
dealer.
de efficiëntie van de radiateur
Controleer de grille en de koelribben van verminderen.
de radiateur op verontreiniging door
De luchtstroom door de radiateur niet
insecten, bladeren of modder. Verwijder
belemmeren of afbuigen door het
eventuele verontreinigingen door deze
aanbrengen van niet-goedgekeurde
met water onder lage druk weg te
accessoires, zowel vóór de radiateur als
spoelen.
achter de koelventilator. Belemmering
van de luchtstroom door de radiateur
Waarschuwing kan oververhitting veroorzaken,
hetgeen tot motorschade kan leiden.
De ventilator werkt automatisch
wanneer de motor draait. Houd
handen en kleding uit de buurt van de Waarschuwing
ventilator, contact met een draaiende
ventilator kan letsel veroorzaken. Let altijd op veranderingen in hoe de
gashendel 'aanvoelt' en laat het
gasklepsysteem door een erkende
Triumph-dealer controleren zodra u
veranderingen merkt. Veranderingen
kunnen worden veroorzaakt door
slijtage in het mechanisme, wat kan
leiden tot het blijven hangen van het
gasklepbedieningssysteem.
Een vastzittend gasklepbedienings-
systeem kan tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval
leiden.

154
Onderhoud en afstelling

Inspectie Koppeling
De motorfiets is voorzien van een
Waarschuwing hydraulisch bediende koppeling die niet
afgesteld hoeft te worden.
Gebruik van de motorfiets met een
vastzittend of beschadigd gasklep- Koppelingsvloeistofpeil inspecteren
bedieningssysteem belemmert de en corrigeren
werking van de gasklep, wat tot verlies
van controle over de motorfiets en
een ongeval kan leiden. Waarschuwing
Rij niet door met een vastzittend of Gebruik alleen rem- en koppelings-
beschadigd gasklepbedieningssysteem, vloeistof met de specificatie DOT 4,
maar laat het altijd controleren door zoals beschreven in het hoofdstuk
een erkende Triumph-dealer. Specificaties van deze handleiding.
Controleer of de gasklep soepel en Door andere rem- en koppelings-
zonder al te grote krachtsinspanning vloeistoffen te gebruiken dan de in het
opengaat en of deze dichtgaat zonder te hoofdstuk specificatie vermelde DOT
blijven hangen. Laat indien een probleem 4-vloeistoffen, kan de effectiviteit van
wordt opgemerkt en in geval van twijfel het koppelingssysteem afnemen, wat
het gasklepsysteem controleren door kan leiden tot een ongeval.
een erkende Triumph-dealer. Wanneer de rem- en koppelings-
Controleer of de gashendel een speling vloeistof niet worden vervangen
van 1 - 2 mm heeft wanneer de hendel volgens het in het onderhoudsschema
licht heen en weer wordt gedraaid. vermelde interval, kan de effectiviteit
van de koppeling afnemen, wat kan
Indien de speling te groot of te klein is,
leiden tot een ongeval.
adviseert Triumph er een erkende
Triumph-dealer naar te laten kijken. Inspecteer het peil van de rem- en
koppelingsvloeistof in het reservoir en
ververs de vloeistof overeenkomstig de
eisen van het periodiek onderhoud.
Gebruik uitsluitend DOT 4-vloeistof zoals
aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties.
De rem- en koppelingsvloeistof dient ook
te worden ververst indien deze
verontreinigd is, of het vermoeden
bestaat dat deze verontreinigd is, door
vocht of een andere vervuilende stof.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil in
het reservoir dient zich tussen de
bovenste en de onderste markeringen te
bevinden (wanneer het reservoir in
horizontale stand staat).

155
Onderhoud en afstelling

Draai de schroeven in het deksel van het Eindoverbrengingseenheid


koppelingsvloeistofreservoir los en
verwijder het deksel. Let daarbij op de Behalve controle van het oliepeil, kan de
gebruiker zelf geen onderhoudswerk-
positie van de membraanafdichting.
zaamheden aan de eindoverbrengings-
Vul het reservoir tot de bovenste eenheid uitvoeren. Als er een storing
peilmarkering met nieuwe DOT 4- optreedt in de eindoverbrengings-
vloeistof uit een verzegelde fles. eenheid, moet deze door uw Triumph-
Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij dealer in zijn geheel worden vervangben.
voor dat de membraandichting correct is Controleer de eindoverbrengingseenheid
geplaatst. Zet de bouten vast met op olielekkage volgens het schema voor
1,5 Nm. periodiek onderhoud.
1 1
Oliepeil eindaandrijving corrigeren

2
3
4
1

1. Bevestigingen
2. Afdekking
3. Membraanafdichting 1. Olievulplug
4. Bovenste peilmarkering
Verwijder de olievulplug om het oliepeil in
5. Onderste peilmarkering
de eindoverbrengingseenheid te
controleren. Vul de eindoverbrengings-
eenheid met volledig synthetische
75W/90 hypoïd-olie die voldoet aan de
API-specificatie met gebruiksklasse GL5,
zoals SAF-XO volledig synthetische
hypoïd-olie van Castrol, tot het oliepeil in
de eenheid gelijk is met de onderkant
van de vulopening. Plaats de plug terug
en draai deze vast met 25 Nm.

156
Onderhoud en afstelling

Remmen
Waarschuwing
Inspectie van remslijtage
De eindoverbrengingseenheid mag in
geen geval worden gedemonteerd. Als
u de waarschuwing hierboven niet in
acht neemt, kan de eindoverbrengings-
1
eenheid defect raken, waardoor het
achterwiel kan blokkeren, wat kan
2
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

cbmz_2

1. Remblokken
2. Minimale dikte van de voering
De remblokken dienen te worden
gecontroleerd overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud en te
worden vervangen indien ze zijn
afgesleten tot de minimale dikte of
minder.
Als een van de remblokken (voorrem of
achterrem) tot een dikte van minder dan
1,5 mm, ofwel tot onderaan de groeven is
afgesleten, moeten alle remblokken op
dat wiel worden vervangen.

157
Onderhoud en afstelling

Inremmen van nieuwe remschijven


en remblokken Waarschuwing
Triumph adviseert een periode van De remblokslijtage neemt toe wanneer
voorzichtig inremmen om de prestaties de motorfiets veelvuldig voor terrein-
en de levensduur van de remschijven en rijden wordt gebruikt. Controleer de
de remblokken te optimaliseren. remblokken altijd vaker wanneer de
De aanbevolen afstand voor het motorfiets voor terreinrijden wordt
inremmen van nieuwe remschijven en gebruikt en vervang de remblokken
remblokken is 300 kilometer. voordat ze tot of voorbij de minimale
Rijd en rem in deze periode van dikte zijn gesleten.
inremmen voorzichtig en houd rekening Rijden met versleten remblokken
met een langere remweg. verslechtert de effectiviteit van de
remwerking, wat kan leiden tot verlies
Waarschuwing van controle over de motorfiets of een
ongeval.
Remblokken dienen altijd als wielset te
worden vervangen. Aan de voorzijde,
waar twee remklauwen op hetzelfde
wiel zijn bevestigd, moeten alle
remblokken in beide remklauwen
worden vervangen.
Het vervangen van afzonderlijke
remblokken verlaagt de remkracht en
kan een ongeval veroorzaken.
Na het vervangen van de remblokken
dient u uiterst voorzichtig te rijden tot
de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.

158
Onderhoud en afstelling

Compensatie remblokslijtage Schijfremvloeistof


De slijtage van remschijven en rem- Inspecteer het peil van de remvloeistof
blokken wordt automatisch gecompen- in beide reservoirs en ververs de
seerd en is niet van invloed op de remvloeistof overeenkomstig de eisen
werking van de remhendel of het van het periodiek onderhoud. Gebruik
rempedaal. De voor- en achterremmen uitsluitend DOT 4-vloeistof zoals
bevatten geen onderdelen die afstelling aanbevolen in het hoofdstuk
behoeven. Specificaties. De remvloeistof dient ook
te worden ververst indien deze
Waarschuwing verontreinigd is, of het vermoeden
bestaat dat deze verontreinigd is, door
Indien de remhendel of het rempedaal vocht of een andere vervuilende stof.
zacht aanvoelt wanneer dit wordt
gebruikt, of indien de hendel of het
pedaal een bijzonder grote vrije slag
hebben, kan er lucht in de
remleidingen aanwezig zijn of kunnen
de remmen defect zijn.
Het is gevaarlijk om de motorfiets
onder deze omstandigheden te
gebruiken, een erkende Triumph-
dealer dient het defect te verhelpen
voordat u gaat rijden.
Het rijden met defecte remmen kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.

159
Onderhoud en afstelling

Remvloeistofpeil voorrem
Waarschuwing inspecteren en corrigeren
Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat
betekent dat vocht uit de lucht door 1
remvloeistof wordt geabsorbeerd.
Het geabsorbeerde vocht verlaagt het
kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk, waardoor de remmen aan
remkracht verliezen.
Ververs de remvloeistof daarom altijd
overeenkomstig de eisen van het 2
periodiek onderhoud.
Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit
een verzegelde container, gebruik
nooit vloeistof uit een onverzegelde 1. Bovenste peilmarkering
container of uit een container die al 2. Onderste peilmarkering
was geopend. Het remvloeistofpeil in de reservoirs
Meng geen remvloeistof van dient zich tussen de bovenste en de
verschillende merken of kwaliteiten. onderste markeringen te bevinden
Controleer de aansluitingen, afslui- (indien de reservoirs zich in horizontale
tingen en verbindingsstukken van het stand bevinden).
remsysteem op vloeistoflekkage en Om het vloeistofpeil van de rem te
controleer ook de remleidingen op inspecteren, het vloeistofpeil dat
barsten, slijtage en beschadigingen. zichtbaar is in het glas aan de voorzijde
Verhelp altijd alle defecten voordat u van het reservoir controleren.
gaat rijden. Om het remvloeistofpeil te corrigeren, de
Indien een van deze instructies niet schroeven in de dop losdraaien en de
wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke dop met membraandichting verwijderen.
rijomstandigheden ontstaan, die Vul het reservoir tot de bovenste
kunnen leiden tot verlies van controle peilmarkering met nieuwe DOT 4-
over de motorfiets en een ongeval. vloeistof uit een verzegelde fles.
Plaats de dop en zorg er daarbij voor dat
de membraandichting correct tussen de
dop en het reservoir is geplaatst. Draai
de kapbevestigingsschroeven vast met
1,5 Nm.

160
Onderhoud en afstelling

Remvloeistofpeil achterrem
inspecteren en corrigeren Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van het
vloeistofpeil in een van beide reservoirs
heeft plaatsgevonden, dient u uw
erkende Triumph-dealer te raadplegen
voordat u gaat rijden. Het gebruik van
1 de motorfiets met een te laag
remvloeistofpeil of remvloeistoflekkage
2 3 is gevaarlijk en vermindert de
remkracht aanzienlijk, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
chgp_3

Remlicht
1. Vloeistofreservoir achterrem
2. Bovenste peilmarkering Het remlicht wordt onafhankelijk door
3. Onderste peilmarkering ofwel de voorrem of de achterrem in
werking gesteld. Indien het contact in de
Het vloeistofpeil controleren: stand AAN (ON) staat en het remlicht
Het reservoir is te zien vanaf de niet werkt wanneer de voorremhendel
rechterzijde van de motorfiets, door een wordt gebruikt of het rempedaal voor de
in kijkvenster in het hielscherm van de achterrem wordt ingetrapt, dient de
bestuurder. storing door een erkende Triumph-
Om het vloeistofpeil te corrigeren moet u dealer te worden opgespoord en
de schroeven losdraaien en het verholpen.
hielscherm verwijderen.
Draai de schroeven in de dop los en Waarschuwing
verwijder de dop met membraandichting.
Het rijden op een motorfiets met
Vul het reservoir tot de bovenste defecte remlichten is verboden en
peilmarkering met nieuwe DOT 4- gevaarlijk.
vloeistof uit een verzegelde fles.
Het gebruik van een motorfiets met
Plaats de dop en zorg er daarbij voor dat defecte remlichten kan een ongeval en
de membraandichting correct tussen de verwonding van de bestuurder en
dop en het reservoir is geplaatst. Draai medeweggebruikers veroorzaken.
de kapbevestigingsschroeven vast met
1,5 Nm.
Plaats het hielscherm terug en draai de
schroeven vast met 7 Nm.

161
Onderhoud en afstelling

Stuurinrichting/wiellagers Lagers van de stuurinrichting


(balhoofdlagers) op speling
Voorzichtig controleren

Zorg ervoor dat de motorfiets stevig


op een geschikte steun staat, om
tijdens de inspectie het risico op letsel
door een omvallende motorfiets te
voorkomen. Geen extreme kracht
uitoefenen op de wielen of de wielen
krachtig heen en weer slingeren,
omdat dit de motorfiets uit evenwicht
kan brengen en letsel kan veroorzaken
doordat de motorfiets van zijn steun
valt.
Zorg ervoor dat de steunblokken geen
schade aan het carter kunnen Stuurinrichting op speling
veroorzaken. controleren

Stuurinrichting inspecteren Inspectie


Zet de motorfiets rechtop op een vlakke
Balhoofdlagers (stuurinrichting) smeren
ondergrond.
en controleren overeenkomstig de eisen
van het periodieke onderhoud. Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
Let op: Ga aan de voorzijde van de motorfiets
• Inspecteer de wiellagers altijd staan, pak de buitenbuis van de
gelijktijdig met de lagers van de voorvorkpoten onderaan vast en
stuurinrichting. probeer de voorvork naar voren en
achteren te bewegen zoals hierboven
afgebeeld.
Indien er speling wordt geconstateerd in
de lagers van de stuurinrichting
(balhoofdlagers), dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren en
te corrigeren voordat u gaat rijden.

162
Onderhoud en afstelling

Waarschuwing Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met Het gebruik van de motorfiets met
onjuist afgestelde of defecte lagers versleten of beschadigde voor- of
van de stuurinrichting (balhoofdlagers) achterwiellagers is gevaarlijk en kan
is gevaarlijk en kan tot verlies van verminderde hanteerbaarheid en
controle over de motorfiets en een instabiliteit veroorzaken, wat tot een
ongeval leiden. ongeval kan leiden. In geval van twijfel
dient de motorfiets door een erkende
Verwijder de steun en zet de motorfiets Triumph-dealer te worden
op de zijstandaard. geïnspecteerd voordat u gaat rijden.
Wiellagers inspecteren Verwijder de steun en zet de motorfiets
Indien de wiellagers in het voor- of op de zijstandaard.
achterwiel speling in de wielnaaf
toestaan, lawaai maken of als het wiel
niet soepel ronddraait, dient een
erkende Triumph-dealer de wiellagers te
inspecteren.
De wiellagers dienen te worden
geïnspecteerd binnen de in het schema
voor periodiek onderhoud aangegeven
intervallen.
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke
ondergrond.
Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
Staande aan de zijkant van de
motorfiets de bovenzijde van het
voorwiel voorzichtig heen en weer
bewegen.
Indien er speling wordt geconstateerd,
dient een erkende Triumph-dealer deze
te inspecteren en te corrigeren voordat
u gaat rijden.
Verander de positie van de hefinrichting
en herhaal de procedure voor het
achterwiel.

163
Onderhoud en afstelling

Voorvering Voorvering afstellen


De volgende Explorer-modellen zijn
Voorvork inspecteren uitgerust met Triumph semi-actieve
Inspecteer elke vorkpoot op tekenen van vering (TSAS):
beschadiging, krassen op het schuifstuk • Explorer XRX;
en olielekkage. • Explorer XRX-LRH;
Indien beschadiging of lekkage wordt • Explorer XRT;
geconstateerd, dient een erkende
• Explorer XCX;
Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
• Explorer XCX-LRH;
Controleer als volgt of de vork soepel
beweegt: • Explorer XCA.
• Zet de motorfiets op een vlakke Zie pagina 83 voor meer informatie over
ondergrond. TSAS-instellingen en het wijzigen
• De handgrepen vasthouden, de daarvan.
voorremhendel aantrekken en de
Explorer XR- en Explorer XC-modellen
vork een paar keer op en neer
pompen.
• Indien u stroefheid of overmatige
Waarschuwing
stugheid constateert, dient een Zorg ervoor dat de juiste balans
erkende Triumph-dealer te worden tussen voor- en achtervering in stand
geraadpleegd. wordt gehouden. Een onjuiste balans
in de vering kan de hanteerbaarheid
Waarschuwing aanzienlijk veranderen en leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
Het gebruik van de motorfiets met en een ongeval. Zie de instelschema's
defecte of beschadigde vering is voor de voor- en achtervering voor
gevaarlijk en kan tot verlies van meer informatie of raadpleeg uw
controle over de motorfiets en een dealer.
ongeval leiden.
De voorvork van Explorer XR- en
Explorer XC-modellen is afstelbaar voor
Waarschuwing compressie- en terugveringsdemping.
Let op:
Probeer nooit units van de vering te
demonteren, omdat alle units olie • De motorfiets wordt af fabriek
onder druk bevatten. Onder druk geleverd met de voorvering ingesteld
staande olie kan huid- en oogletsel op de Solo-instelling (Normaal), zoals
veroorzaken. getoond in het betreffende
afstelschema voor de voorvering (zie
pagina 166).

164
Onderhoud en afstelling

Instellen compressiedemping Terugveringsdemping instellen

1 1

2 2

civj civk

1. Stelschroef compressiedemping (wit) 1. Stelschroef terugveringsdemping


2. Bovenste dop vork (rood)
2. Bovenste dop vork
De stelschroef voor compressiedemping
bevindt zich aan de bovenzijde van de De stelschroef voor de terugverings-
linker vork. demping bevindt zich aan de bovenzijde
Draai de (witte) stelschroef met de klok van de rechter vorkpoot.
mee om de kracht van de compressie- Als u de kracht van de terugvering wilt
demping te vergroten en tegen de klok wijzigen, draait u de (rode) stelschroef
in om deze te verkleinen. met de klok mee om deze te verhogen en
tegen de klok in om deze te verlagen.
Let op:
Let op:
• De instelling wordt gemeten als het
aantal klikken linksom van de • De instelling wordt gemeten als het
stelschroef vanuit de volledig aantal klikken linksom van de
ingeschroefde (gesloten) stand. stelschroef vanuit de volledig
ingeschroefde (gesloten) stand.

165
Onderhoud en afstelling

Afstelschema voorvering Achtervering


De Solo-instellingen (Normaal) van de
vering zorgen voor een comfortabele rit Achtervering afstellen
en goede hanteerbaarheid bij algemeen De volgende Explorer-modellen zijn
sologebruik. Het onderstaande schema uitgerust met Triumph semi-actieve
toont de aanbevolen instellingen voor de vering (TSAS):
voorvering.
• Explorer XRX;
Belasting Compressie- Terug- • Explorer XRX-LRH;
demping¹ verings- • Explorer XRT;
(linker demping¹
• Explorer XCX;
vorkpoot) (rechter
vorkpoot) • Explorer XCX-LRH;
• Explorer XCA.
Solo 17 17
(Normaal) Zie pagina 83 voor meer informatie over
Solo 25 25 TSAS-instellingen en het wijzigen
(Comfort) daarvan.
Solo 4 4 Explorer XR- en Explorer XC-modellen
(Sportief)
Solo 25 25 Waarschuwing
(Terrein)
Zorg ervoor dat de juiste balans
Solo (met 13 13 tussen voor- en achtervering in stand
bagage) wordt gehouden. Een onjuiste balans
Bestuurder 12 12 in de vering kan de hanteerbaarheid
en passagier aanzienlijk veranderen en leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
Bestuurder 11 11
en een ongeval. Zie de instelschema's
en passagier
voor de voor- en achtervering voor
(met
bagage) meer informatie of raadpleeg uw
dealer.
¹ Aantal klikken linksom vanuit de
volledig ingeschroefde positie De achtervering (RSU) van de
(gesloten), waarbij de eerste stop (klik) Explorer XR- en Explorer XC-modellen
wordt geteld als 1. heeft een instelbare veervoorspanning
en terugveringsdemping.
Let op:
Let op:
• Deze tabel is slechts bedoeld als
richtlijn. De instelling kan aan het • De motorfiets wordt af fabriek
gewicht van de motorrijder en geleverd met de achtervering
persoonlijke voorkeuren worden ingesteld op de Solo-instelling
aangepast. Zie de volgende pagina's (Normaal), zoals getoond in het
voor informatie over het afstellen betreffende afstelschema voor de
van de voorvork. achtervering (zie pagina 167).

166
Onderhoud en afstelling

Veervoorbelasting afstellen Terugveringsdemping instellen

civl civm

1. Stelmoer veervoorspanning 1. Stelschroef terugveringsdemping


De stelschroef voor de veervoor- De stelschroef voor de terugverings-
spanning bevindt zich aan de demping bevindt zich onderaan de
rechterzijde van de motorfiets, achterschokdemper en is vanaf de
bovenaan de achterschokdemper. linkerkant van de motorfiets bereikbaar.
Om de veervoorspanning te wijzigen, Om de instelling van de terugverings-
draait u de 5 mm zeskant-stelschroef demping te wijzigen, draait u de
rechtsom om de voorspanning te stelschroef rechtsom om de demping te
verhogen en linksom om deze te vergroten en linksom om de demping te
verlagen. verkleinen.
Let op: Let op:
• De instelling wordt gemeten als het • De instelling wordt gemeten als het
aantal slagen linksom van de aantal klikken linksom van de
stelschroef vanuit de volledig stelschroef vanuit de volledig
ingeschroefde (gesloten) stand. ingeschroefde (gesloten) stand.

Afstelschema achterwielophanging
De standaardinstellingen van de vering
zorgen voor een comfortabele rit en
goede hanteerbaarheid bij algemeen,
solo gebruik. Het onderstaande schema
toont de aanbevolen instellingen voor de
achtervering.
Voor een hogere veervoorspanning is
een sterkere demping nodig; voor een
lagere veervoorspanning is een zachtere
demping nodig.

167
Onderhoud en afstelling

De demping moet worden afgesteld Banden


afhankelijk van de toestand van de weg
en de veervoorspanning.
Belasting Veervoor- Terug-
spanning¹ verings- cboa
demping²
Dit model is uitgerust met
Solo (Normaal) 17 8 binnenbandloze banden, ventielen en
Solo (Comfort) 17 12 wielvelgen. Gebruik op velgen die
gemerkt zijn met SUITABLE FOR
Solo (Sportief) 17 4 TUBELESS TYRES, uitsluitend tubeless-
Solo (Terrein) 17 4 ventielen en banden die gemerkt zijn
met TUBELESS.
Solo (met 6 5
bagage)
Bestuurder en 0 4
passagier
Bestuurder en 0 3
passagier (met
bagage)
¹ Aantal slagen linksom vanuit de
volledig ingeschroefde (gesloten)
positie.
² Aantal klikken linksom vanuit de
volledig ingeschroefde positie
(gesloten), waarbij de eerste stop (klik)
wordt geteld als 1.

Let op:
• Deze tabel is slechts bedoeld als
richtlijn. De instelling kan aan het
gewicht van de motorrijder en
persoonlijke voorkeuren worden
aangepast. Zie de volgende pagina's
voor informatie over het afstellen
van de voorvork.

168
Onderhoud en afstelling

Waarschuwing 1
Leg geen banden met binnenband op
tubeless velgen. De hiel van de band
ligt dan niet goed aan en de band kan
over de velg gaan slippen. De band
loopt daardoor snel leeg, wat verlies
van controle over de motorfiets en
een ongeval kan veroorzaken. Leg
geen binnenband in een tubeless
band. Dit veroorzaakt wrijving in de
chez_2
band en de warmte die daardoor
ontstaat kan de band doen barsten, Wielmarkering binnenbandloze velg -
wat tot snel leeglopen van de band, gietwiel
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval kan leiden.
TUBELESS

Wielmarkering binnenbandloze velg -


cfhb_1 Spaakwiel
Typische bandmarkering -
binnenbandloze band Bandspanning
De juiste bandspanning zorgt voor
optimale stabiliteit en rijcomfort en
verlengt de levensduur van de banden.
Controleer bij koude banden altijd de
bandspanning voordat u gaat rijden. De
bandspanning dagelijks controleren en
zo nodig corrigeren (zie hoofdstuk
Specificaties voor correcte bandspanning).
Vraag anders uw erkende Triumph-dealer
om de wielen en banden te inspecteren.

169
Onderhoud en afstelling

Bandspanningscontrolesysteem (indien
gemonteerd) Waarschuwing
De bandspanningen die op uw
instrumenten worden aangegeven, Bandspanningen die verlaagd zijn voor
geven de werkelijke bandspanning weer terreinrijden verminderen de stabiliteit
op het moment waarop de weergave is op de weg. Zorg er altijd voor dat de
gekozen. Dit kan afwijken van de bandspanningen ingesteld zijn, zoals
bandspanning die is ingesteld toen de beschreven in het hoofdstuk
banden koud waren, omdat banden Specificatie voor gebruik op de weg.
kunnen opwarmen tijdens het rijden, Gebruik van de motorfiets met
waardoor de lucht in de band kan verkeerde bandspanningen kan leiden
uitzetten en de bandspanning toeneemt. tot verlies van controle over de
Bij de koude bandspanningswaarden die motorfiets en een ongeval.
door Triumph worden opgegeven, is
hiermee rekening gehouden. Bandenslijtage
Eigenaren mogen de bandspanningen
alleen aanpassen wanneer de banden
koud zijn. Daarvoor moet een
nauwkeurige bandspanningsmeter cboa

worden gebruikt en niet de


Naarmate het profiel van de band slijt,
bandspanningsweergave op het
kan de band gemakkelijker lek raken.
instrumentenpaneel.
Naar schatting wordt 90 % van alle
bandproblemen veroorzaakt gedurende
Waarschuwing de laatste 10 % van de levensduur van
het profiel (90 % afgesleten). Het is
Onjuiste bandspanning veroorzaakt daarom niet raadzaam om banden te
abnormale profielslijtage en instabiliteit, gebruiken tot deze helemaal zijn
wat tot verlies van controle over de afgesleten.
motorfiets en een ongeval kan leiden.
Te lage bandspanning kan tot gevolg
hebben dat de band op de velg slipt of
van de velg loskomt. Te hoge
bandspanning veroorzaakt instabiliteit
en versnelde profielslijtage.
Beide toestanden zijn gevaarlijk,
omdat deze tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval
kunnen leiden.

170
Onderhoud en afstelling

Aanbevolen minimale profieldiepte


Meet de profieldiepte met een Waarschuwing
dieptemaat volgens de periodieke
Het gebruik van de motorfiets met te
onderhoudskaart en vervang banden die
ver afgesleten banden is gevaarlijk en
zijn afgesleten tot de wettelijk
heeft een negatieve invloed op de
toegestane minimale profieldiepte, zoals
tractie, de stabiliteit en de
aangegeven in onderstaande tabel:
hanteerbaarheid, wat tot verlies van
controle over de motorfiets en een
Minder dan 130 km/h 2 mm ongeval kan leiden.
Indien een band lek is, loopt deze
Meer dan 130 km/h Achter 3 mm
doorgaans zeer langzaam leeg.
Voor 2 mm
Controleer de banden altijd
nauwkeurig op lekken. Controleer
banden op inkepingen, vastzittende
Waarschuwing spijkers en andere scherpe
voorwerpen. Het gebruik van de
Met deze motorfiets mag niet harder motorfiets met lekke of beschadigde
worden gereden dan de wettelijke banden heeft een negatieve invloed op
snelheidsbeperking behalve op de stabiliteit en de hanteerbaarheid
speciaal daarvoor bestemde van de motorfiets, wat tot verlies van
afgesloten terreinen. de controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Waarschuwing Controleer de velgen op deuken en
vervormingen en de spaken op
Gebruik deze Triumph-motorfiets loszitten en beschadigingen. Rijden
alleen met hoge snelheden tijdens met beschadigde of defecte velgen,
wedstrijden op voor ander verkeer spaken of banden is gevaarlijk en kan
afgesloten weggedeelten of gesloten tot verlies van controle over de
circuits. Het rijden met hoge motorfiets en een ongeval leiden.
snelheden is voorbehouden aan rijders Raadpleeg voor het vervangen van
die les hebben gehad in de technieken banden of een veiligheidsinspectie van
die noodzakelijk zijn voor het rijden de velgen, spaken en banden altijd een
met hoge snelheden en die vertrouwd erkende Triumph-dealer.
zijn met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

171
Onderhoud en afstelling

Banden vervangen Bandspanningscontrolesysteem


Alle Triumph-motorfietsen worden (Uitsluitend op modellen met TPMS)
zorgvuldig en uitgebreid getest in een
breed scala aan rijomstandigheden om Voorzichtig
te garanderen dat voor dit model de
meest effectieve bandencombinatie Op de velg wordt een sticker
wordt goedgekeurd. Het is van aangebracht om de positie van de
essentieel belang dat goedgekeurde bandspanningssensor aan te geven.
banden, gemonteerd in goedgekeurde Bij het vervangen van de banden moet
combinaties, worden gekozen wanneer u voorzichtig te werk worden gegaan om
vervangende banden aanschaft. Het schade aan de bandspanningssensoren
gebruik van niet-goedgekeurde banden te vermijden. Laat uw banden altijd
of goedgekeurde banden in niet- door uw erkende Triumph-dealer
goedgekeurde combinaties kan tot monteren en vertel de monteur dat er
instabiliteit van de motorfiets en een bandspanningssensoren op de wielen
ongeval leiden. Bij modellen met ABS zijn gemonteerd.
kunnen afwijkende wielsnelheden,
veroorzaakt door niet-goedgekeurde
banden, de werking van de ABS-
Voorzichtig
computer negatief beïnvloeden. Gebruik geen antilekvloeistof of een
Zie het hoofdstuk Specificaties voor ander middel dat vermoedelijk de
gedetailleerde informatie over luchtstroom naar de openingen van
goedgekeurde bandencombinaties. Laat de TPMS-sensor blokkeert. Ver-
banden altijd monteren en balanceren stopping van de luchtdrukopening in
door een erkende Triumph-dealer, die de TPMS-sensor leidt tot verstopping
over noodzakelijke kennis en van de sensor en daardoor tot
vakbekwaamheid beschikt om een veilige onherstelbare schade aan de TPMS-
en effectieve montage te garanderen. sensor. Schade door gebruik van
antilekvloeistof of onjuist onderhoud
wordt niet beschouwd als fabrica-
gefout en niet gedekt door de
garantie. Laat uw banden altijd door
uw erkende Triumph-dealer monteren
en vertel de monteur dat er
bandspanningssensoren op de wielen
zijn gemonteerd.

172
Onderhoud en afstelling

Waarschuwing Waarschuwing
Het gebruik van niet-goedgekeurde Leg geen banden met binnenband om
banden kan de wielsnelheid beïnvloeden binnenbandloze velgen. De hiel van de
en de Triumph-tractiecontrole buiten band ligt dan niet goed aan en de
werking stellen, wat kan leiden tot band kan over de velg gaan slippen.
verlies van controle over de motorfiets De band loopt daardoor snel leeg, wat
en een ongeval onder omstandigheden verlies van controle over de motorfiets
waarbij de Triumph-tractiecontrole en een ongeval kan veroorzaken. Leg
normaliter zou werken. geen binnenband in een tubeless
band. Dit veroorzaakt wrijving in de
band en de warmte die daardoor
Waarschuwing ontstaat kan de band doen barsten,
wat tot snel leeglopen van de band,
De ABS-computer werkt op basis van verlies van controle over de motorfiets
vergelijking van de relatieve snelheid en een ongeval kan leiden.
van de voor- en achterwielen. Het
gebruik van niet-goedgekeurde banden
kan de wielsnelheid beïnvloeden en de Waarschuwing
ABS-functie buiten werking stellen, wat
kan leiden tot verlies van controle over Indien het vermoeden bestaat dat de
de motorfiets en een ongeval onder band beschadigd is, zoals na het raken
omstandigheden waarbij de ABS van een stoeprand, dient een erkende
normaliter zou werken. Triumph-dealer de band zowel in- als
uitwendig te inspecteren. Een
beschadiging van de band is niet altijd
Waarschuwing van buitenaf zichtbaar. Het gebruik
van de motorfiets met beschadigde
Een lekke band dient te worden banden kan tot verlies van controle
vervangen. Indien een lekke band niet over de motorfiets en een ongeval
wordt vervangen, of indien de leiden.
motorfiets met een gerepareerde
band wordt gebruikt, kunnen
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval het
gevolg zijn.

173
Onderhoud en afstelling

Waarschuwing Waarschuwing
Raadpleeg een erkende Triumph- Banden die gebruikt zijn op een
dealer wanneer de banden moeten rollenvermogenstestbank kunnen
worden vervangen. Hij zorgt ervoor beschadigd raken. In sommige
dat de juiste combinatie van gevallen is de schade niet zichtbaar
goedgekeurde banden wordt gekozen aan de buitenzijde van de band.
en gemonteerd overeenkomstig de Na dergelijk gebruik dienen de banden
instructies van de bandenfabrikant. te worden vervangen, omdat het
Indien banden worden vervangen, gebruik van een beschadigde band tot
dienen ze de tijd (circa 24 uur) te instabiliteit, verlies van controle over
krijgen om zich naar de velg te de motorfiets en een ongeval kan
vormen. Rij gedurende deze periode leiden.
voorzichtig, omdat een niet goed
aanliggende band instabiliteit, verlies
van controle over de motorfiets of een Waarschuwing
ongeval kan veroorzaken.
Wanneer een motorfiets wordt
Met de nieuwe banden gedraagt de gebruikt waarvan de banden niet goed
motor zich in het begin anders dan aanliggen of waarvan de band-
met de versleten banden en de spanning niet goed is, of wanneer de
motorrijder moet voldoende afstand bestuurder niet gewend is aan het
afleggen (ongeveer 160 km) om aan rijgedrag van de motor, kan dat leiden
deze nieuwe eigenschappen gewend tot verlies van controle over de
te raken. motorfiets en een ongeval.
De bandspanning dient 24 uur na
montage te worden gecontroleerd en
gecorrigeerd en de banden dienen te
worden geïnspecteerd op correcte
ligging. Voer indien nodig
aanpassingen uit.
Dezelfde controles en correcties
dienen opnieuw te worden uitgevoerd,
wanneer na de montage 160 km is
afgelegd.
Wanneer een motorfiets wordt
gebruikt waarvan de banden niet goed
aanliggen of waarvan de bandspanning
niet goed is, of wanneer de bestuurder
niet gewend is aan het rijgedrag van
de motor, kan dat leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

174
Onderhoud en afstelling

Accu
Waarschuwing
Nauwkeurig balanceren van de wielen Waarschuwing
is noodzakelijk voor een veilig en
Onder bepaalde omstandigheden kan
stabiel rijgedrag van de motorfiets.
een accu explosieve gassen
Geen balanceergewichten verwijderen
of wijzigen. Een onjuiste wielbalans produceren; vonken, vuur en
sigaretten uit de buurt houden. Zorg
kan instabiliteit veroorzaken, wat kan
tijdens het opladen of het gebruik van
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval. een accu in een afgesloten ruimte
voor voldoende ventilatie.
Indien de wielen moeten worden
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
gebalanceerd, zoals na vervanging van
Contact met de huid of de ogen kan
een band, dient u zich tot een erkende
Triumph-dealer te wenden. ernstige brandwonden veroorzaken.
Draag beschermende kleding en
Gebruik alleen zelfklevende gewichten. gezichtsbescherming.
Vastgeklemde gewichten kunnen het
Indien accuzuur op de huid komt, deze
wiel en de band beschadigen, wat kan
onmiddellijk met overvloedig water
leiden tot leeglopen van de band,
verlies van controle over de motorfiets afspoelen.
en een ongeval. Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gedurende ten minste 15 minuten met
overvloedig water spoelen en DIRECT
MEDISCHE HULP INROEPEN.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
hoeveelheden water drinken en
DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN HET BEREIK
VAN KINDEREN.

175
Onderhoud en afstelling

Accu verwijderen
Waarschuwing Verwijder het bestuurderszadel.
De accu bevat schadelijke stoffen. Verwijder de vleugelmoer en verwijder
Houd kinderen uit de buurt van de de afdekking van de chassis-ECM.
accu, ongeacht of deze al dan niet in 1 2
de motorfiets is gemonteerd.
Geen startkabels op de accu
aansluiten, geen contact maken met
de accukabels onderling en de
polariteit van de kabels niet omkeren,
omdat elk van deze handelingen een
vonk kan veroorzaken waardoor de
accugassen kunnen ontbranden,
hetgeen het gevaar van persoonlijk
letsel met zich meebrengt.

1. Afdekking chassis-ECM
2. Vleugelmoer
Verwijder de accuklemband.
Maak de accukabels los, eerst de
massakabel (zwart).

1
4
ciuu

1. Accu
2. Pluspool (rood)
3. Minpool (zwart)
4. Accuklemband
Neem de accu uit de behuizing.

176
Onderhoud en afstelling

Accuontlading
Waarschuwing
Zorg dat de accupolen het frame van
Voorzichtig
de motorfiets niet aanraken, aangezien Het laadniveau in de accu moet worden
dit kortsluiting of een vonk kan gehandhaafd om de acculevensduur te
veroorzaken, waardoor de accugassen maximaliseren.
kunnen ontbranden, hetgeen het
Wanneer het acculaadniveau niet
gevaar van persoonlijk letsel met zich
wordt gehandhaafd, kan dat ernstige
meebrengt.
interne schade aan de accu
Accu afvoeren veroorzaken.
Indien de accu moet worden vervangen, Onder normale omstandigheden zal het
dient de oude accu te worden ingeleverd laadsysteem van de motorfiets de accu
bij een milieustraat, die voorkomt dat de volledig geladen houden. Wanneer de
gevaarlijke stoffen uit de accu in het motorfiets niet wordt gebruikt, zal de
milieu terechtkomen. accu geleidelijk ontladen, als gevolg van
een normaal proces dat zelfontlading
Accuonderhoud wordt genoemd: de klok, geheugen van
Reinig de accu met een schone, droge de motorregelmodule (ECM), hoge
doek. Controleer of de kabelaansluitingen omgevingstemperaturen of het
schoon zijn. toevoegen van elektrische beveiligings-
systemen of andere elektrische
Waarschuwing accessoires verhogen alle de snelheid
van de accuontlading. Door de accu los
Het accuzuur van de accu is bijtend en te koppelen van de motorfiets tijdens
giftig en veroorzaakt letsel op het stallen zal de snelheid van het
onbeschermde huid. Nooit accuzuur ontladen worden verlaagd.
inslikken of in contact laten komen
met de huid. Om letsel te voorkomen
dient bij het werken aan de accu altijd
oog- en huidbescherming te worden
gedragen.

De accu is van het gesloten type en


heeft geen onderhoud nodig, behalve
het controleren van de spanning en het
routinematig opladen bijvoorbeeld
tijdens stalling.
Corrigeren van het zuurniveau in de
accu is niet mogelijk; de afdichtstrip mag
niet worden verwijderd.

177
Onderhoud en afstelling

Accuonderhoud tijdens stalling of Accu opladen


onregelmatig gebruik van de Voor hulp bij het selecteren van een
motorfiets acculader, het controleren van de
Tijdens de stalling of het onregelmatige accuspanning of het laden van de accu,
gebruik van de motorfiets controleert u neemt u contact op met uw lokale,
de accuspanning wekelijks met een erkende Triumph-dealer.
digitale voltmeter. Volg de instructies
van de fabrikant die bij de meter zijn Waarschuwing
geleverd.
Wanneer de accuspanning onder De accu produceert explosieve gassen
12,7 volt daalt, moet de accu worden vonken, vuur en sigaretten uit de
opgeladen (zie pagina 178). buurt houden. Zorg tijdens het
opladen of het gebruik van een accu in
Door een accu te laten ontladen of in een afgesloten ruimte voor voldoende
ontladen toestand te laten, zelfs ventilatie.
gedurende een korte periode,
veroorzaakt sulfatering van de De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
loodplaten. Sulfatering is een normaal Contact met de huid of de ogen kan
onderdeel van het chemische proces in ernstige brandwonden veroorzaken.
de accu, maar na verloop van tijd kan Draag beschermende kleding en
het sulfaat gaan kristalliseren op de gezichtsbescherming.
platen, waardoor herstel moeilijk of Indien accuzuur op de huid komt, deze
onmogelijk is. Deze permanente schade onmiddellijk met overvloedig water
wordt niet gedekt door de afspoelen.
motorfietsgarantie, omdat dit niet het Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gevolg is van een productiefout. gedurende ten minste 15 minuten met
Door de accu volledig geladen te houden, overvloedig water spoelen en DIRECT
wordt de kans op bevriezing ervan in MEDISCHE HULP INROEPEN.
koude omstandigheden verminderd. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
Door de accu te laten bevriezen, wordt hoeveelheden water drinken en
ernstige interne schade aan de accu DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
veroorzaakt. HOUD ACCUZUUR BUITEN HET BEREIK
VAN KINDEREN.

Voorzichtig
Gebruik geen autosnellader, omdat de
accu hierdoor overladen kan worden
en de accu en wisselstroomdynamo
beschadigd kunnen raken.

178
Onderhoud en afstelling

Wanneer de accuspanning onder Accu plaatsen


12,7 volt daalt, moet de accu worden
geladen met behulp van een door
Triumph goedgekeurde acculader. Volg
Waarschuwing
altijd de instructies die bij de acculader Zorg dat de accupolen het frame van
zijn geleverd. de motorfiets niet aanraken, aangezien
Voor langere stallingsperioden (langer dit kortsluiting of een vonk kan
dan twee weken) moet de accu uit de veroorzaken, waardoor de accugassen
motorfiets worden verwijderd en continu kunnen ontbranden, hetgeen het
worden geladen met behulp van een gevaar van persoonlijk letsel met zich
door Triumph goedgekeurde onder- meebrengt.
houdslader.
Plaats de accu in het accuhuis.
Op soortgelijke wijze moet de accu uit de
motorfiets worden verwijderd voordat Sluit de accu weer aan, eerst de
deze wordt geladen wanneer de pluskabel (rode).
acculading onvoldoende is om de Smeer een dunne laag vet op de polen
motorfiets te starten. om roestvorming te voorkomen.
Bedek de pluspool met de beschermkap.
Plaats de accuklemband.
Plaats de afdekking van de chassis-ECM
terug en zet deze vast met de
vleugelmoer. Zet de vleugelmoer vast
met 1,25 Nm.
Monteer het bestuurderszadel.
Let op:
• Nadat u de accu weer hebt
aangeslopten, moet u:
• zorgen dat het TSS-systeem (indien
aanwezig) opnieuw wordt
gekalibreerd, zoals beschreven op
pagina 84.

179
Onderhoud en afstelling

Zekeringdozen Zekeringdoos ABS


De ABS-zekeringdoos van 40 A bevindt
Waarschuwing zich onder het bestuurderszadel en
achter de hoofdzekeringdoos.
Een doorgebrande zekering altijd Om toegang te krijgen tot de
vervangen door een nieuwe zekering zekeringdoos van het ABS-systeem
met de juiste waarde (zoals moeten eerst het bestuurderszadel en
gespecificeerd op het deksel van de de afdekking van de chassis-ECM
zekeringdoos) en nooit een zekering worden verwijderd.
met een hogere waarde plaatsen. Het
gebruik van een onjuiste zekering kan
leiden tot een elektrisch probleem, wat
tot schade aan de motorfiets, verlies
van controle over de motorfiets en
een ongeval kan leiden.

Hoofdzekering
De hoofdzekering van 40 A bevindt zich
onder het bestuurderszadel en achter 1
de zadelbrug.
Om toegang te krijgen tot de
ciuu_3
hoofdzekering moet eerst het
bestuurderszadel worden verwijderd. 1. Zekeringdoos ABS

ciuu_2

1. Hoofdzekering

180
Onderhoud en afstelling

Hoofdzekeringdoos Zekeringoverzicht
Een doorgebrande zekering is
herkenbaar aan het uitvallen van alle
systemen die door de betreffende
zekering worden beveiligd. Gebruik bij
het controleren op doorgebrande
zekeringen de tabel om vast te stellen
1 welke zekering is doorgebrand.

ciuu_1

1. Hoofdzekeringdoos
De hoofdzekeringdoos bevindt zich
onder het bestuurderszadel.
Om toegang te krijgen tot de
zekeringdoos van het ABS-systeem
moeten eerst het bestuurderszadel en
de afdekking van de chassis-ECM
worden verwijderd.

181
Onderhoud en afstelling

De identificatienummers van de Let op:


zekeringen die in de tabellen worden
• Zie de tabel op pagina 183 voor meer
genoemd, komen overeen met de informatie over de systemen
nummers die op het deksels van de beveiligd met zekeringen PS1 tot en
zekeringdoos staan afgedrukt, zoals met PS5.
hieronder getoond. Reservezekeringen
zijn haaks op het deksel van de Beveiligd circuit Plaats Waarde
zekeringdoos aangebracht en moeten (A)
worden vervangen wanneer ze worden
PS1 1 20
gebruikt.
PS2 2 25
7 10A +12V 8 20A EMS 9 5A INST

1 20A PS1 20 PS3 3 15/30†


10

2 25A PS2 25 PS4 4 25


3 15A PS3 15 PS5 5 25
20

4 25A PS4 25 Ontsteking 6 5

5 25A PS5 25 Voorste 7 10


accessoire-
5

6 5A IGN 5
aansluiting
Motor- 8 20
Zekeringdoos en deksel - management
Explorer XR en Explorer XC
Instrumenten 9 5
†de waarde van zekering PS3 varieert
7 10A +12V 8 20A EMS 9 5A INST

1 20A PS1 20 als volgt afhankelijk van het model:


10

2 25A PS2 25 • 15 A - alleen Explorer XR en


Explorer XC
3 30A PS3 30
• 30 A - Alle modellen behalve
20

4 25A PS4 25 Explorer XR en Explorer XC

5 25A PS5 25
5

6 5A IGN 5

Zekeringdoos en deksel -
Alle modellen behalve
Explorer XR en Explorer XC

182
Onderhoud en afstelling

Chassis-motormanagementmodule (chassis-ECM)
Veel van de elektrische systemen van de motorfiets (zoals de verlichting, TSAS (indien
gemonteerd), claxon, koelventilator, brandstofpomp en accessoires zoals verwarmde
handgrepen) worden geregeld door een chassis-motormanagementmodule (chassis-
ECM).
De chassis-ECM biedt een primair niveau van beveiliging van de elektrische systemen
die deze regelt. Als een storing wordt gedetecteerd, schakelt de chassis-ECM
automatisch de stroom uit naar het systeem waarin de storing is opgetreden.
Het chassis-ECM kan gereset worden door het contact uit en weer aan te zetten. Het
uitgevallen systeem krijgt dan weer van stroom, mits de oorzaak van de storing is
verholpen.
De systemen die door de chassis-ECM worden geregeld, krijgen ook een secundair
niveau van beveiliging, door zekeringen PS1 tot en met PS5 in de hoofdzekeringdoos
(zie pagina 181). Een doorgebrande zekering is waarschijnlijk wanneer alle systemen
uitvallen die door de betreffende zekering worden beveiligd.
Zie de onderstaande tabel voor volledige informatie over de systemen die door de
chassis-ECM geregeld worden.

Elektrisch systeem Zekering

Grootlicht linker koplamp

Dimlicht linker koplamp

Richtingaanwijzer linksvoor
PS1
Richtingaanwijzer linksachter

Positielicht achter

RSU-positiesensor (alleen bij modellen met TSAS)

Grootlicht rechter koplamp

Dimlicht rechter koplamp

Richtingaanwijzer rechtsvoor
PS2
Richtingaanwijzer rechtsachter

Positielicht voor

Remlicht

183
Onderhoud en afstelling

Elektrisch systeem Zekering

Afstelmotor windscherm

Afstelmotor voorspanning achtervering (RSU) (alleen bij modellen


met TSAS)

Elektromagneet demping achtervering (RSU) (alleen bij modellen


met TSAS)

Afstelmotor compressiedemping voorvering PS3


(alleen bij modellen met TSAS)

Afstelmotor terugveringsdemping voorvering


(alleen bij modellen met TSAS)

Mistlichten (indien gemonteerd)

USB-aansluiting

Zadelverwarming (indien gemonteerd)

Handvatverwarming (indien gemonteerd)


PS4
Achterste accessoire-aansluiting (indien gemonteerd)

Accessoire-aansluiting topkoffer (indien gemonteerd)

Koelventilator

Brandstofpomp
PS5
Startrelais

Claxon

Waarschuwing
Een doorgebrande zekering altijd vervangen door een nieuwe zekering met de
juiste waarde (zoals gespecificeerd op het deksel van de zekeringdoos) en nooit een
zekering met een hogere waarde plaatsen. Het gebruik van een onjuiste zekering
kan leiden tot een elektrisch probleem, wat tot schade aan de motorfiets, verlies
van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.

Als er na het resetten van het automatische softwarebeveiligings-systeem of het


vervangen van een doorgebrande zekering nog steeds een storing is, neem dan zo
snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer om de storing te laten
controleren en verhelpen.

184
Onderhoud en afstelling

Koplampen
Voorzichtig
Bedek de koplamp of lens niet met
voorwerpen die de luchtstroom naar
de koplamplens belemmeren of
verhinderen dat de koplamplens
warmte afvoert.
Waarschuwing
Door de koplamplens tijdens bedrijf te
Stem uw rijsnelheid af op het zicht en bedekken met kleding, bagage,
de weersomstandigheden waarin de plakband, voorwerpen om de
motorfiets wordt gebruikt. koplampstraal te wijzigen of niet-
Controleer of de lichtstraal zo is originele lenskappen, raakt de
afgesteld, dat het wegdek voldoende koplamplens oververhit en vervormd,
ver vooruit wordt verlicht zonder het waardoor onherstelbare schade aan
tegemoetkomende verkeer te de koplamp ontstaat.
verblinden. Een onjuist afgestelde Schade door oververhitting wordt niet
koplamp kan het zicht verminderen, beschouwd als fabricagefout en valt
wat kan leiden tot een ongeval. niet onder de garantie.
Als de koplamp tijdens gebruik moet
worden bedekt - zoals wanneer de
Waarschuwing koplamplens op een gesloten circuit
moet worden afgeplakt – moet de
Probeer nooit onder het rijden de
koplamp worden losgekoppeld.
koplamp af te stellen.
Iedere poging om onder het rijden de
koplamp af te stellen, kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

185
Onderhoud en afstelling

Koplamp afstellen Koplampstelhendel voor belaste


Elke koplamp kan worden afgesteld door toestand
middel van schroeven voor de
horizontale en verticale afstelling aan de
achterzijde van elke koplamp. Daarnaast
is de koplamp voorzien van een
gemakkelijk toegankelijk stelmechanisme 1
voor verticale afstelling wanneer de
motorfiets volledig beladen is.

3 2

1. Koplampstelhendel (onbelaste stand)


2. Koplampstelhendel (belaste stand)
Voor normale (onbelaste) situaties moet
de koplampstelhendel in de horizontale
stand (1) worden gezet.
2
Voor situaties met belasting draait u de
koplampstelhendel omlaag tot deze
1. Horizontale stelschroef stopt (2). Hierdoor wordt de koplamp-
2. Verticale stelschroef straal met ongeveer 2° verlaagd.
3. Koplampstelhendel voor belaste
toestand
Schakel het dimlicht in.
Draai de verticale stelschroef op de
koplamp rechtsom om de lichtbundel te
verhogen of tegen de klok in om de
bundel te verlagen.
Draai de horizontale stelschroef
rechtsom om de lichtstraal naar rechts
te verplaatsen of linksom om de
lichtstraal naar links te verplaatsen.
Schakel de koplamp uit als de lichtbundel
naar tevredenheid is afgesteld.

186
Onderhoud en afstelling

Gloeilamp vervangen
Waarschuwing
Voorzichtig De gloeilampen worden tijdens het
gebruik sterk verhit. Laat de gloeilamp
Het gebruik van niet-goedgekeurde
afkoelen alvorens deze beet te pakken.
gloeilampen kan leiden tot schade aan
Het glazen gedeelte van de gloeilamp
de lens of andere verlichtings- niet aanraken. Indien het glas wordt
componenten.
aangeraakt of vuil wordt, dient dit met
Bovendien kan het gebruik van alcohol te worden gereinigd voordat
lampen met een verkeerd wattage de gloeilamp weer wordt gebruikt.
ertoe leiden dat de chassis-ECM de
stroom naar de betreffende Het vervangen van een gloeilamp:
verlichtingscircuits uitschakeld. Verwijder het bestuurderszadel.
Gebruik originele Triumph-gloeilampen Maak de accu los, eerst de massakabel
zoals aangegeven in de Triumph- (zwart).
Onderdelencatalogus. Verwijder de gloeilampafdekking van de
Laat nieuwe gloeilampen altijd te vervangen gloeilamp door deze
aanbrengen door een erkende linksom te draaien.
Triumph-dealer. Maak de multistekker los van de lamp.
Koplampen Maak de draadklem los uit de haak van
de koplampeenheid en draai deze weg
De koplamp hoeft niet te worden
van de gloeilamp zoals afgebeeld.
verwijderd als een gloeilamp moet
worden vervangen. Haal de lamp uit de fitting.
Voor het plaatsen wordt de verwijderings-
3 procedure omgekeerd.

cgjn

1. Draadklem gloeilamp (rechterklem


getoond)
2. Haak draadklem gloeilamp
3. Gloeilamp

187
Onderhoud en afstelling

Parkeerlicht Lampjes richtingaanwijzers


1
2 2 1

chgn_1
3 celc_2

1. Bevestigingen 1. Richtingaanwijzerlens
2. Koplampomhulling 2. Bevestigingsschroef
3. Gloeilamp positielichten
De lens op elke richtingaanwijzer wordt
Het positielicht is in het midden van de op zijn plaats gehouden door een
koplamp gemonteerd. Als u een bevestigingsschroef die zich in de lens
gloeilamp wilt vervangen, verwijdert u de van de lamp bevindt.
vier bevestigingen en verwijdert u de Draai de schroef los en verwijder de lens
koplampomhulling, maakt u de rubberen om toegang te verkrijgen tot de
houder los van de koplamp en trekt u de gloeilamp en deze te vervangen.
gloeilamp er uit.
Voor het plaatsen wordt de Ledrichtingaanwijzers
verwijderingsprocedure omgekeerd. De ledrichtingaanwijzers zijn afgedichte,
onderhoudsvrije ledlampen.
Mistlichten voor, indien gemonteerd
De mistlichten zijn afgedichte,
onderhoudsvrije LED-units.

Achterlicht/
Kentekenplaatverlichting
De achterlichtunit is een afgedichte,
onderhoudsvrije LED-unit. De kenteken-
plaatverlichting is een geïntegreerd
onderdeel van de achterlichtunit.

188
Onderhoud en afstelling

Reiniging Koppelings- en remhendels, schakelaar-


huizen op de handgrepen: Bedekken met
Veelvuldige en regelmatige reiniging plastic zakken.
vormt een essentieel onderdeel van het
onderhoud van uw motorfiets. Contactschakelaar en zadelslot: Het
Regelmatige reiniging zorgt ervoor dat sleutelgat met tape afplakken.
uw motorfiets lang mooi blijft. Reiniging Verwijder sieraden en siervoorwerpen,
met koud water waaraan een voor zoals ringen, horloges, ritssluitingen of
voertuigen geschikt reinigingsmiddel is riemgespen die krassen of andere
toegevoegd, is altijd belangrijk, maar in schade kunnen veroorzaken aan gelakte
het bijzonder na blootstelling aan of gepolijste oppervlakken.
zeewind, zeewater, rijden op stoffige of Gebruik verschillende reinigingssponzen
modderige wegen en in de winter, of reinigingsdoeken voor het wassen van
wanneer zout wordt gestrooid tegen ijs gelakte/gepolijste oppervlakken en
en sneeuw. Gebruik geen huishoudelijke chassisoppervlakken.
reinigingsmiddelen, omdat het gebruik Chassisoppervlakken (zoals wielen en
van dergelijke producten versnelde binnenkanten van spatborden) worden
roestvorming tot gevolg heeft. blootgesteld aan schurend wegvuil en
Hoewel onder de garantiebepalingen van stof. Wanneer dezelfde spons of
uw motorfiets dekking wordt gegeven reinigingsdoeken worden gebruikt,
voor het roesten van bepaalde kunnen krassen ontstaan op gelakte of
onderdelen, mag van de eigenaar gepolijste oppervlakken.
worden verwacht dat hij/zij dit redelijke
advies opvolgt, waardoor de motorfiets Plaatsen die aandacht vereisen
tegen roest is beschermd en er mooi Geen water onder druk op de volgende
uitziet. onderdelen spuiten:
• Instrumenten
Onderhoud van mat lakwerk
• Remcilinders en remklauwen
Mat lakwerk heeft niet meer onderhoud
• Onder de brandstoftank
nodig dan wat al is aanbevolen voor
glanzend lakwerk. • Balhoofdlagers.
• Gebruik geen poetsmiddel of was op
onderdelen. Voorzichtig
• Probeer krassen niet weg te
poetsen. Als er water wordt gesproeid rond de
luchtinlaat kan dat in de luchtkamer
Voorbereiding op het wassen en de motor terecht komen en beide
Voordat u uw motorfiets wast, dienen beschadigen.
voorzorgsmaatregelen te worden
genomen om te voorkomen dat water
binnendringt in de volgende onderdelen.
Achterste opening van de uitlaten:
Bedekken met een plastic zak, vastgezet
met elastiekjes.

189
Onderhoud en afstelling

Zadelonderhoud
Voorzichtig
Het gebruik van hogedrukspuiten
Voorzichtig
wordt afgeraden. Bij het gebruik van Voor het reinigen van het zadel wordt
hogedrukspuiten kan water in de het gebruik van chemicaliën of
lagers en andere onderdelen worden hogedrukreinigers afgeraden. Het
geperst, waardoor voortijdige slijtage gebruik van chemicaliën of
door roestvorming en gebrek aan hogedrukreinigers kan de
smering wordt veroorzaakt. zadelafdekking beschadigd worden.
Let op: Reinig het zadel met een spons of een
• Hoog alkalische zeepsoorten laten reinigingsdoek met zeep en water om
een restant achter op gelakte zijn uitstraling te behouden.
oppervlakken en kunnen ook
watervlekken veroorzaken. Gebruik Ongelakte aluminium onderdelen
voor het schoonmaken altijd een Bij sommige modellen dienen onderdelen
reinigingsmiddel met een lage
zoals rem- en koppelingshendels, wielen,
alkalische waarde.
motordeksels, bovenste en onderste
Na het wassen kroonplaten op de juiste manier te
worden gereinigd om het uiterlijk ervan
Verwijder de plastic zakken en de tape in stand te houden. Neem contact op
en reinig de luchtinlaatopeningen. met uw dealer wanneer u niet zeker
Smeer de scharnieren, bouten en weet welke componenten van uw
moeren. motorfiets ongelakte aluminium
Test de remmen voordat u de motorfiets onderdelen zijn.
gaat gebruiken. Gebruik een reinigingsmiddel voor
Start de motor en laat deze 5 minuten aluminium van een bekend merk.
draaien. Zorg voor voldoende ventilatie Reinig aluminium onderdelen regelmatig,
in verband met de uitlaatgassen. in het bijzonder na gebruik in slecht
Gebruik een droge doek om waterresten weer, wanneer alle aluminium
te verwijderen. Maak om roestvorming te onderdelen na elk gebruik van de
voorkomen de motorfiets volledig droog. motorfiets handmatig dienen te worden
gewassen en gedroogd.
Waarschuwing Garantieclaims als gevolg van
onvoldoende onderhoud worden niet
Nooit de remschijven in de was zetten gehonoreerd.
of smeren. Dit kan leiden tot verlies
van remkracht en een ongeval. Reinig
de remschijven met een geschikte
vetvrije remschijfreiniger.

190
Onderhoud en afstelling

Windscherm en doorzichtige
panelen reinigen Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden het
windscherm te reinigen, omdat het
loslaten van de handgrepen verlies
van controle over de motorfiets en
Reinig het windscherm en de een ongeval kan veroorzaken.
transparante panelen met een milde Door een motorfiets met een
zeepoplossing of reinigingsmiddel en beschadigd of bekrast windscherm te
handwarm water. Na reinigen goed gebruiken, wordt het voorwaartse
afspoelen en vervolgens drogen met een zicht van de bestuurder belemmerd.
zachte, pluisvrije doek. Een belemmering van het voorwaartse
zicht is gevaarlijk en kan leiden tot een
ongeval met letsel of de dood als
Voorzichtig
gevolg.
Producten zoals ruitenreiniger,
insectenverwijderaar,
waterafstotende middelen,
Voorzichtig
schuurmiddelen, benzine of krachtige Bijtende stoffen, zoals accuzuur,
oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton beschadigen het windscherm.
en tetrachloormethaan (vlekkenwater) Voorkom contact van bijtende stoffen
beschadigen het windscherm. met het windscherm.
Voorkom contact van deze stoffen met
het scherm.
Wanneer de transparantie van het
windscherm of de transparante panelen
wordt verminderd door krassen of
oxidatie die niet kan worden verwijderd,
moeten het windscherm of de
transparante panelen worden
vervangen.

191
Onderhoud en afstelling

Reiniging van het uitlaatsysteem Bescherming


Alle delen van het uitlaatsysteem van Wrijf wanneer het uitlaatsysteem droog
uw motorfiets dienen regelmatig te is 'Motorex 645 Clean and Protect' op
worden gereinigd om ze mooi te houden. het oppervlak.
Let op:
Voorzichtig
• Het uitlaatsysteem moet voor het
wassen zijn afgekoeld om Het gebruik van schurende reinigings-
vlekvorming te voorkomen. middelen beschadigt het systeem en
Wassen dient te worden vermeden.
Maak een mengsel van koud water en Regelmatig gebruik van een
een milde autoreiniger. Gebruik geen beschermingsmiddel wordt aanbevolen,
zeep met een hoog alkalisch gehalte, omdat dit zowel bescherming biedt als
zoals in commerciële wasstraten wordt het uiterlijk van het uitlaatsysteem in
gebruikt, omdat deze een residu stand houdt.
achterlaat.
Was het uitlaatsysteem met een zachte
doek. Gebruik geen krassende
schuursponsjes of staalwol. Deze
beschadigen de afwerklaag.
Spoel het uitlaatsysteem grondig af.
Voorkom dat er water of zeep in de
achteropening van de uitlaat komt.
Drogen
Het uitlaatsysteem met een zachte doek
zo goed mogelijk drogen. Laat de motor
niet draaien om het uitlaatsysteem te
drogen, aangezien hierdoor vlekken
ontstaan.

192
Onderhoud en afstelling

Onderhoud van leren producten • Droog uw leren product nooit door


We raden aan uw leren producten het rechtstreeks te verwarmen.
regelmatig te reinigen met een vochtige • Als uw leren product nat geworden
doek en bij kamertemperatuur te laten is, absorbeer dan het overtollige
drogen. Daardoor blijft het uiterlijk van water met een zachte en schone
het leer intact en gaat het product lang doek en laat het product vervolgens
mee. bij kamertemperatuur drogen.
Uw leren Triumph-product is een • Stel uw leren product niet bloot aan
natuurproduct en gebrek aan hoge zoutconcentraties, bijvoorbeeld
onderhoud kan leiden tot beschadiging zeewater of zout water of wegen
en permanente slijtage. Volg deze waarop gestrooid is in de winter.
eenvoudige instructies op om uw leren • Als blootstelling aan zout niet kan
product naar behoren te onderhouden: worden vermeden, reinigt u uw leren
• Gebruik voor het reinigen van uw product onmiddellijk nadat het met
leren product geen reinigings- zout in aanraking is geweest met
middelen voor huishoudelijk gebruik, behulp van een vochtige doek.
bleekmiddel, schoonmaakmiddelen Daarna laat u het drogen bij
die bleekmiddel bevatten of enige kamertemperatuur.
soort oplosmiddel. • Verwijder lichte verontreinigingen
• Dompel uw leren product niet onder met een vochtige doek en laat het
in water. product vervolgens drogen bij
• Vermijd directe warmtestraling van kamertemperatuur.
vuur of radiatoren, omdat het leer • Berg uw leren product op in een tas
daardoor kan uitdrogen en vervormd van textiel of een kartonnen doos
kan raken. om het te beschermen tijdens
• Stel uw leren product niet opslag. Gebruik geen plastic tas.
gedurende langere tijd bloot aan
direct zonlicht.

193
Onderhoud en afstelling

Deze pagina met opzet blanco

194
Stalling

STALLING

Voorbereiding op stalling Spuit roestwerende olie (er is een breed


scala aan producten op de markt en uw
Reinig en droog de complete motorfiets dealer kan u lokaal advies bieden) op alle
grondig.
ongelakte metalen oppervlakken om
Vul de brandstoftank met het juiste type roesten te voorkomen. Voorkom dat olie
loodvrije brandstof en voeg een op rubberen onderdelen en remschijven
brandstofstabilisator (indien beschikbaar) of in de remklauwen terechtkomt.
toe, volgens de instructies van de Zorg ervoor dat het koelsysteem gevuld
fabrikant van de brandstofstabilisator.
is met een koelvloeistof bestaand uit een
mengsel van 50% koelvloeistof en 50%
Waarschuwing gedestilleerd water (let op: de HD4X
Hybrid OAT-koelvloeistof, zoals geleverd
Benzine is uiterst brandbaar en kan door Triumph, is voorgemengd en hoeft
onder bepaalde omstandigheden niet te worden verdund) (zie pagina 151).
exploderen. Zet het contact uit. Niet
Verwijder de accu en bewaar deze op
roken. Zorg ervoor dat de ruimte goed
een plaats waar hij niet wordt
geventileerd is en geen vlam- of
blootgesteld aan direct zonlicht, vocht of
vonkbronnen bevat, zoals apparaten
temperaturen onder het vriespunt.
met een waakvlam.
Tijdens stalling moet de accu ongeveer
Verwijder de bougie uit iedere cilinder en elke twee weken langzaam worden
giet enkele druppels (5 ml) motorolie in geladen (één ampère of minder) (zie
iedere cilinder. Dek de bougiegaten af pagina 175).
met een doek of een poetslap. Met de Stal de motorfiets in een koele, droge
motorstopschakelaar in de stand ruimte, uit het zonlicht en met een zo
DRAAIEN (RUN), drukt u enkele seconden klein mogelijke dagelijkse temperatuur-
op de startknop om de cilinderwand van variatie.
olie te voorzien. Monteer de bougies en Trek een geschikte poreuze hoes over de
zet ze vast met 12 Nm. motorfiets, om deze vrij te houden van
Ververs de motorolie en vervang het stof en vuil. Gebruik geen kunststoffen
filter (zie pagina 149). of soortgelijke niet-ventilerende, gecoate
Controleer en corrigeer zo nodig de materialen die de luchtstroming
bandspanningen (zie pagina 200). beperken en waardoor warmte en vocht
Plaats de motorfiets op een rek, zodat zich kunnen ophopen.
de wielen niet op de vloer rusten. (Indien
dit niet mogelijk is, planken onder het
voor- en achterwiel plaatsen om te
voorkomen dat de banden in contact
komen met vocht.)

195
Stalling

Voorbereidingen na stalling Zwengel de motor diverse keren rond


met behulp van de startmotor, totdat
Monteer de accu (indien verwijderd) (zie het oliedruklampje uitgaat.
pagina 179).
Monteer de bougies, zet ze vast met
Wanneer de motorfiets langer dan vier
12 Nm en start de motor.
maanden gestald geweest is, vervangt u
de motorolie (zie pagina 149). Controleer en corrigeer zo nodig de
bandspanningen (zie pagina 200).
Controleer alle punten die genoemd zijn
in het hoofdstuk Dagelijkse veiligheids- Reinig het hele voertuig grondig.
controle. Controleer of de remmen goed werken.
Verwijder de bougies uit elke cilinder Maak een proefrit met de motorfiets op
voordat u de motor start. lage snelheid.
Klap de zijstandaard uit.

196
Specificaties

SPECIFICATIES
Afmetingen

Een lijst met de maten per model is verkrijgbaar bij uw erkende Triumph-dealer of
via internet, op www.triumph.co.uk.

Gewichten

Een lijst met de gewichten per model is verkrijgbaar bij uw erkende Triumph-dealer
of via internet, op www.triumph.co.uk.

Maximale laadvermogens

Explorer XR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238 kg

Explorer XRX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236 kg

Explorer XRX-LRH . . . . . . . . . . . . . . . . . 238 kg

Explorer XRT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227 kg

Explorer XC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236 kg

Explorer XCX. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228 kg

Explorer XCX-LRH . . . . . . . . . . . . . . . . . 231 kg

Explorer XCA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224 kg

197
Specificaties

Motor

Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lijnmotor, 3 cilinders

Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.215 cc

Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 x 71,4 mm

Compressieverhouding . . . . . . . . . . . . . 11:1

Cilindernummering . . . . . . . . . . . . . . . . Van links naar rechts

Cilindervolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 links

Ontstekingsvolgorde. . . . . . . . . . . . . . . 1-2-3

Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische startmotor

Prestaties

Een lijst met maximale vermogens en maximale aanhaalwaarden voor deze


modellen is verkrijgbaar bij uw erkende Triumph-dealer of via internet, op
www.triumph.co.uk.

Smering

Smering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Druksmering (oliecarter)

Motorolie-inhoud

Droog vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,5 liter

Olie verversen/oliefilter vervangen . . 4,0 liter

Alleen olie verversen. . . . . . . . . . . . . . . 3,85 liter

Koeling

Koelvloeistoftype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Triumph HD4X Hybrid OAT

Verhouding water/antivries . . . . . . . . 50/50 (voorgemengd geleverd door


Triumph)

Koelvloeistofinhoud. . . . . . . . . . . . . . . . 2,8 liter

Thermostaat opent bij (nominaal) . . . 88°C (nominaal)

198
Specificaties

Brandstofsysteem

Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektronische brandstofinjectie

Injectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektromagnetisch gestuurd

Brandstofpomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzonken elektrisch

Brandstofdruk (nominaal) . . . . . . . . . . 3,5 bar

Brandstof

Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Octaangehalte 91, loodvrij

Tankinhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20,0 liter


(motorfiets rechtop)

Ontsteking

Ontstekingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . Digitaal inductief

Elektronische toerentalbegrenzer . . . 9.500 (omw/min)

Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NGK CR8EK

Elektrodenafstand. . . . . . . . . . . . . . . . . 0,7 mm

Afstandtolerantie . . . . . . . . . . . . . . . . . +0,05/-0,1 mm

199
Specificaties

Transmissie

Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 versnellingen, constant mesh

Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Natte plaatkoppeling

Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . 2,557:1

Overbrengingsverhoudingen:

Voorste cardan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,042:1 (24/25)

Achterste cardan . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,455:1 (11/27)

Eerste versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,846:1 (13/37)

Tweede versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 2,056:1 (18/37)

Derde versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,583:1 (24/38)

Vierde versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,2916:1 (24/31)

Vijfde versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,138:1 (29/33)

Zesde versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,037:1 (27/28)

Banden

Bandenmaten:

Maat voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120/70 R19

Maat achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170/60 R17

Bandspanning (koud):

Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,2 bar

Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,7 bar

200
Specificaties

Goedgekeurde wegbanden:

Een lijst met goedgekeurde banden voor deze modellen is verkrijgbaar bij uw
erkende Triumph-dealer of via internet, op www.triumph.co.uk.

Goedgekeurde dual purpose-banden:

Een lijst met goedgekeurde dual purpose-banden voor deze modellen is verkrijgbaar
bij uw erkende Triumph-dealer of via internet, op www.triumph.co.uk.

Waarschuwing
Gebruik de aanbevolen banden ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer
geen banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met
verschillende specificaties van dezelfde fabrikant, aangezien dit verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval kan veroorzaken.

Waarschuwing
Bandspanningen die verlaagd zijn voor terreinrijden verminderen de stabiliteit op
de weg. Zorg er altijd voor dat de bandspanningen zijn ingesteld voor gebruik op de
weg zoals beschreven op pagina 169.
Gebruik van de motorfiets met verkeerde bandspanningen kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een ongeval.

Waarschuwing
Gebruik van dual purpose-banden leid tot verminderde stabiliteit van de motorfiets.
Rijd altijd met een lagere snelheid op een motorfiets met dual purpose-banden. De
toelaatbare maximumsnelheid moet worden aangegeven met een sticker, die zo is
aangebracht dat de rijder hem goed kan zien. Gebruik van de motorfiets boven de
toelaatbare maximumsnelheid kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

201
Specificaties

Elektrische installatie

Accutype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . YTX20L-BS

Accucapaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 volt, 18 Ah

Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . 12 volt, 70 A bij 4.000 omw/min

Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 x 12 volt,
55/60 watt,
H4 halogeen

Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . LED

Parkeerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 volt, 5 watt

Mistlichten (indien gemonteerd) . . . . . LED

Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . RY10W, 12 volt, 10 watt, amberkleurig

Ledrichtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . LED

Frame

Naloop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23,1 °

Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99,2 mm

202
Specificaties

Aanhaalmomenten

Oliefilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Nm

Olieaftapplug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Nm

Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Nm

Achterwielmoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Nm

Vloeistoffen en smeermiddelen

Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gedeeltelijk of volledig synthetische


10W/40 of 10 W/50 motorolie voor
motorfietsen, die voldoet aan specificatie
API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol
Power 1 Racing 4T 10W-40 (volledig
synthetisch)

Rem- en koppelingsvloeistof . . . . . . . . DOT 4 rem- en koppelingsvloeistof

Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Triumph HD4X Hybrid OAT

Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . Vet volgens NLGI 2-specificatie

Eindaandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Castrol SAF-XO (volledig synthetische


hypoïd-olie)

203
Specificaties

Deze pagina met opzet blanco

204
Index

INDEX
A F
Aanhaalmomenten . . . . . . . . . . . . . . . 203 Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Aansluitingen voor elektrische
accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
G
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 Gasklepbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 Gebruik van de rem . . . . . . . . . . . . 77
Afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 Gereedschapsset . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Demontage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176 Gewichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179 Gloeilamp vervangen. . . . . . . . . . . . . . 187
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
H
Vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Achtervering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166 Helmhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Achtervering afstellen . . . . . . . . . 166 Hill Hold-controle (indien aanwezig) . . 127
Afstelschema I
achterwielophanging. . . . . . . . . . . 167
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197 Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Instrumenten
B Informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Bagagesystemen Multifunctioneel display . . . . . . . . 43
Aluminium expeditiekoffers Afstelmodus windscherm . . . . 45
(indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . 106 Dagteller resetten . . . . . . . . . . 48
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 168 Dagtellers . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Aanbevolen minimale Hoofdscherm . . . . . . . . . . . . . . 43
profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171 Instellingen Triumph semi-
Banden vervangen . . . . . . . . . . . . 172 actieve vering (TSAS)
Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . 170 (indien gemonteerd) . . . . . . . . 45
Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . 169 Motorfietsinformatie . . . . . . . . 48
Bandspanningscontrolesysteem . . . . 88 Rijmodusweergave . . . . . . . . . 44
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199 Statusweergave motorfiets . . . . . 38
Brandstofspecificatie . . . . . . . . . . . . . . 92 Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . 39
Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . 93 Ingestelde cruisesnelheid. . . . 41
Brandstoftype . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Tankdop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Koelvloeistoftemperatuur-
Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 199 meter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Omgevingsluchttemperatuur . . 42
C Onderhouds-/
Chassis-motormanagementmodule reparatie-indicator . . . . . . . . . 41
(chassis-ECM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . 38
Cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Weergave versnellingsstand . 40
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
E Waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . 36
Eindoverbrengingseenheid . . . . . . . . . 156
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . 202

205
Index

K P
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . 152 Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Peil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 153 Punten van overweging bij het
Roestwerende middelen . . . . . . . . 151 rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . 131
Wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
R
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186 Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Koppelingsvloeistofpeil Drogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
inspecteren en corrigeren . . . . . . 155 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . 190
Onderhoud van leren
M producten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Menu Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Onderhoud van mat lakwerk . . . 189
Dagteller instellen . . . . . . . . . . . . . . 51 Ongelakte aluminium
Motorfietsinstellingen . . . . . . . . . . . 52 onderdelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Rijmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Plaatsen die aandacht vereisen. 189
Waarschuwingen weergeven. . . . 50 Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . 192
Weergave instellen . . . . . . . . . . . . . 57 Voorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Motor Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . 118 Windscherm en doorzichtige
De motor uitschakelen . . . . . . . . . 118 panelen reinigen . . . . . . . . . . . . . . . 191
Serienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 ABS voor optimaal
Waarschuwingslampje storing bochtenwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
motormanagementsysteem . . . . . . 31 Anti-blokkeerremsysteem (ABS). 124
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 Compensatie remblokslijtage . . . 159
Olie en filters afvoeren . . . . . . . . . 150 Controle op slijtage . . . . . . . . . . . . 157
Olie verversen en oliefilter Inremmen van nieuwe
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 remblokken en remschijven . . . . 158
Oliepeil inspecteren . . . . . . . . . . . . 148 Remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Soort en specificatie . . . . . . . . . . . 150 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Schijfremvloeistof . . . . . . . . . . . . . 159
O Stelwieltjes rem- en
Onderdelenoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . 14 koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . 78
Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199 Rijmodi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Schakelaar/stuurslot. . . . . . . . . . . . 71 Configuratie rijmodus . . . . . . . . . . 64
Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Rijmodi selecteren . . . . . . . . . . . . . 60
Startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . 71

206
Index

S U
Schakelaars linker handgreep . . . . . . . 73 USB-aansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . 73
V
Mistlichtschakelaar (indien Veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Brandstof en uitlaatgassen . . . . . . 7
Modusknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Dagelijkse controles . . . . . . . . . . . . 114
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . 74 Handgrepen en voetsteunen . . . . 10
Schakelaar handgreepver- Motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
warming Onderdelen en accessoires . . . . . . . 11
(indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . 75 Onderhoud/apparatuur . . . . . . . . . . 11
Scrollknop instrumentenpaneel. . . 74 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Selectieknop instrumenten- Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
paneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Valhelm en kleding . . . . . . . . . . . . . . 8
Schakelaars rechter handgreep . . . . . . 72 Versnellingen
Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . 72 Schakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . 72 Vloeistoffen en smeermiddelen. . . . . 203
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Voertuigidentificatienummer. . . . . . . . . 17
Stelknop cruisecontrol (indien Voorvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Afstelschema voorvering . . . . . . 166
Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 Voorvering afstellen. . . . . . . . . . . 164
Stalling Vork inspecteren . . . . . . . . . . . . . 164
Voorbereiding op stalling . . . . . . . 195
W
Voorbereidingen na stalling . . . . . 196
Standaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Waarschuwingen
Middenbok. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Plaats van de waarschuwings-
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 labels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurinrichting/wiellagers. . . . . . . . . . 162 Waarschuwingen en
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 opmerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Stuurstang afstellen . . . . . . . . . . . . . . . 95 Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . 4
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . 24
T Windscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Tractiecontrole (TC) . . . . . . . . . . . . . . . 85
Z
Instellingen tractiecontrole . . . . . 87
Tractiecontrole voor optimaal Zadels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
bochtenwerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Bestuurderszadel . . . . . . . . . . . . . . 99
Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200 Hoogteverstelling
Triumph semi-actieve vering (TSAS) bestuurderszadel . . . . . . . . . . . . . 100
(indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . 83 Passagierszadel . . . . . . . . . . . . . . . 98
Zadelverwarming (indien
gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Zekeringdozen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180

207
Index

Deze pagina met opzet blanco

208

You might also like