You are on page 1of 4

Saturday 10 January 2015

Historische kritiek - begrippen

A. Deel 1
- Overblijfselen: “artefacten”, onbewust ontstaande bronnen, die men doorgaans
archeologisch gaat onderzoeken. Ze informeren de archeoloog over wat, hoe en
waarom. Anders moet hij naar analogie redeneren om elementen toe te voegen aan
het materiaal.
- Overleveringen: mondelinge of geschreven getuigenissen omdat men denkt de
volgende generaties er profijt van zullen hebben.
- Unwitting testimony: iets vastleggen zonder te weten dat het waardevol materiaal is
—> het publiek kan voor zichzelf een opinie vormen.
- Verhalende/literaire bronnen: 1 doel: boodschap overbrengen. Verschillende
motieven:
• Tijdgenoten of afstammelingen inlichten via een traktaat
• Visie of opinie opdringen via een editoriaal of kroniek
• (Fictieve) tekst ter ontspanning
• Moreel of godsdienstig idee opdringen
- Egodocumenten: Documenten waarin een ego zich opzettelijk of onopzettelijk onthult.
- Diplomatische teksten: stellen rechtssituatie vast of scheppen een nieuwe. Strikte en
formele eigenschappen die verschillen naar gelang de normen van de tijd.
- Bron: voorwerp of getuigenis uit of over het verleden
- Historisch werk: resultaat van de scheppingsdaad.
- Whistleblower: iemand die gebruik maakt van de “vrije” media om geheime
documenten publiek te maken
- A global village: de wereld is een dorp waar publieke opinie gekneed word —>
collectief geheugen.
- Embedded journalists: journalisten die verslag geven direct vanop het slagveld met
hun camera.
- Stockholm syndroom: als gegijzelde de visie van de gijzelnemer overnemen, dat
betekent dus dat men de journalist kan controleren —> censuur.
- Noise: pragmatische/ technische/ semantisch-semiotische problemen die de (orale)
boodschap bedenkelijk of kwetsbaar kan maken. Geheimtaal en legercodes zijn
bijzondere vormen van noise
- Redundantie: boodschap is gemakkelijker te decoderen want men terugvallen op een
hoge dosis conventies die kanalen openzetten en boodschap gemakkelijk laten
doorkomen. —> Hoge voorspelbaarheidsgraad
- Entropie: grootste informatie graad want lage voorspelbaarheid.

Page 1 of 4
Saturday 10 January 2015
B. Deel 2
- Intellectueel falsum: bron die vormelijk echt is maar inhoudelijk vals.
- Materieel falsum: bron die niet geschreven is door de beweerde auteur en ook niet
aan de juiste vormeigenschappen beantwoordt —> men maakt een pseudo-origineel
zonder origineel
- Pastiche: werk in de stijl van iemand anders, vaak wordt dat toegegeven.
- Pseudo-origineel: wordt gemaakt als het origineel verloren is gegaan.
- Pseudo-kopie: kopie waar inhoudelijke elementen in worden toegevoegd (Vals
karakter van een document/voorwerp zit in de bedriegende intentie en niet in de
intrinsieke materiële kwaliteiten)
- Paleografie: 3 functies
• Ontcijferen
• Dateren en lokaliseren
• Echtheidsproces
- Diplomatiek: studie van de stijlkenmerken van de oorkonden.
- Diffusionisme: feit dat culturen zich verspreiden via contacten, migraties en technische
uitwisseling.
- New Archeology: archeologie die probeert te verklaren in plaats van te beschrijven.
Door vanuit hypotheses te vertrekken werkt men deductief in plaats van inductief.
- Cliometrie: methodiek die vanaf 1960 werd uitgebouwd in de New Economic History.
Cliometrie is de toepassing van de statistische economische “wetten” op historisch
materiaal —> Historische gebeurtenissen worden hier herleid tot bijna abstracte
formules, wetmatigheden of patronen. De cliometrie gelooft in de integratie van alle
componenten in de samenleving —> geen leidersfiguur of held meer.
- Autograaf: auteur die bron zelf heeft geschreven.
- Apograaf: auteur die zijn tekst aan iemand anders heeft gedicteerd
- Phylogenetische methode: studie van DNA —> kopiist kan een collage maken uit
verschillende handschriften van dezelfde tekst en zo een intelligente kopie maken.
- Intertekstualiteit: elke tekst is beïnvloed door een andere.
- Semantiek: betekenis van de woorden.
- Semiotiek: betekenis van de tekens.
- Pathosformeln: mnemotechnische formules die werken in een collectief geheugen en
in andere situaties terechtkomen.
- Glaubensunwilligkeit: onwilligheid om in bepaalde feiten te geloven.
C. Deel 3
- Causale adequaatheid: benadering van de werkelijkheid

Page 2 of 4
Saturday 10 January 2015
- Deductie: uit een algemene uitspraak, specifieke uitspraken afleiden.
- Inductie: specifieke gevallen analyseren en daaruit een algemene these afleiden
- Abductie: eerste een regel raden en die vervolgens verifiëren.
- Argumentum ex silentio: argumentatie nemen in wat de bron niet uitdrukkelijk zegt.
- Materiële waarheid: vaststellen van feiten
- Statistische waarheid: analyse van percentages en cijfers.
- Psychologische waarheid: analyse van de intenties en de belevingswereld van de
historische auteurs.
- Positivisme: op zoek gaan naar “harde feiten” die zwart op wit in documenten staan.
- Mentaliteitsgeschiedenis: interesse tonen voor psychologische en affectieve factoren
van zowel het individu als van de massa.
- Geschiedenis van de representatie: meer vragen stellen en zoeken naar dingen die
niet expliciet in de bron staan.
- Godsdienst: systeem van georganiseerde symbolen dat in het bestaan van een
opperwezen doet geloven.
- Geloof: attitude van een individu dat een godsdienst en heilige boeken volgt.
- Kerk: hiërarchie van gelovigen die dezelfde religie volgen.
- Manicheïsme: Strijd tussen goed en kwaad.
- Ras: groep aan wie men bepaalde karakteristieken geeft.
- Nomothetische opvattingen: de geschiedenis beantwoordt aan een aantal
wetmatigheden.
- Ideografische opvattingen: die het unieke karakter beklemtonen.
- Prosopografie: een sociaal profiel van een bepaalde groep maken.
- Past & Present: het verleden bestuderen met het oog op het verleden.
- Paradigma Indiziario: een schijnbaar niets zeggend detail waar de falsaris zich op laat
betrappen.
- Narrativisme: hernieuwde aandacht voor de narratieve structuur van teksten.
- Covering law model: dat elk feit kan worden vastgehaakt aan een overkoepelende
wet.
- Theorie van de dissemination: teksten verwijzen niet naar de werkelijkheid maar
worden enkel bepaald door de context. —> onbeperktheid van betekenissen
aangezien er een onbeperktheid van contexten is.
- Prise de parole: de taal van overheden ondermijnen.

Page 3 of 4
Saturday 10 January 2015
- Theory of the middle ground: weg tussen het “positivistische geloof” en een
postmoderne scepsis” —> bronnen kunnen verwijzen naar een werkelijkheid die
buiten andere teksten bestaat.
D. Deel 4:
- Geschiedenis: permanent proces van vooruitgang
- Dichotomiethese: dialectiek tussen verschillende opvattingen
- Structures structurantes: structuren die na verloop van tijd zelf structurerend gaan
werken.
- Patriottisme: legitimatie van politieke regimes
- Romantiek: Periode waar men ofwel een collectieve Volksgeest ziet, ofwel sterke
individuen.
- Negationisme: ontkennen dat bepaalde feiten, zoals de Holocaust, zich niet hebben
voorgedaan.

Page 4 of 4

You might also like