Watervlaktes= een groot stuk land dat onder water staat
2. Ontredderd( e )= ongelukkig/ geschokt 3. Gegrift= ingeschreven In je geheugen gegrift= je zal het nooit meer vergeten 4. Bezwijken= niet sterk genoeg zijn/ kapot gaan 5. Samenloop van omstandigheden= twee of meer gebeurtenissen die bij elkaar komen 6. Ongekend= niet eerder voorgekomen 7. Hoogten= iets wat hoog is 8. Onvermijdelijk= je kan het niet voorkomen/ ontlopen. Je kunt er niet voor weglopen 9. Wegebben= weg spoelen/ weg stromen/ terug stromen 10. Tijdig= op tijd 11. Minstens= tenminste. 7 meter of meer 12. Zeespiegel= zeeniveau 13. Rampzalig= heel erg 14. Verstevigen= stevig maken/ sterk maken 15. Uitgesteld= verplaatsen naar een later tijdstip 16. Deltaplan= het plan om Nederland te beschermen tegen het water (dijken, dammen, bruggen) 17. Kwetsbaar= iets wat snel kapot kan gaan 18. Uitvoeren= maken/ doen 19. Stormvloedkering= iets dat de storm tegen kan houden 20. Afsluiten= dichtdoen 21. Beveiligen= beschermen 22. Herdenken/ de herdenking= terugdenken aan een speciale gebeurtenis 23. Uitzenden= een tv-programma laten zien