You are on page 1of 9

Bodemkunde: bodemwater en de hydrologische cyclus

Kennen en kunnen
 Je kan de verschillende paden dat water aflegt na neerslag benoemen en toelichten
1. Neerslag (1)
2. Een deel van het water zal worden tegengehouden door vegetatie (2) -> interceptie (bos 25%
interceptie, cultuurgewassen 5-20%)
3. Water dat afvloeit via hellingen (3) -> erosie= vruchtbaar grond dat wordt meegesleurd door
bv regen
4. Water kan ook infiltreren (4) -> veder percoleren = hoeveelheid water dat gedurende een
bepaalde tijd doorheen de bodem doorsijpelt(5) naar grondwatertafel wanneer de
veldcapaciteit is bereikt
5. Grondwatertafel (6) stijgt in de winter (7) en daalt in zomer (8)
6. Capillaire opstijging (9) = water in de bodem vanuit de grondwatertafel tussen poriën en
openingen tussen de bodemdeeltjes omhoog wordt gezogen -> verdampt
7. Water verdampt direct aan bodemoppervlak (10) of via de planten (11)
8. Kan ook ondergrond afvloeien naar waterlopen (13)

 Je kan de hydrologische cyclus toelichten op schaal van bodem-plant-atmosfeer


Het vochtpotentieel in de bodem is –50kPa, dalend tot –70kPa in de wortel en verder afnemend
naarmate het omhoog beweegt in stengel + blad, -500 kPa aan het blad-atmosfeerinterface. -
2OOOO kPa in de atmosfeer.
Het meeste water dat door plantenwortels zijn geabsorbeerd worden uitgescheiden als waterdamp,
maar een aanzienlijk deel kan door de wortels worden uitgescheiden in bodemzones die droger zijn ->
hydraulische herverdeling
 Je kan de verschillende types van water benoemen in een bodemprofiel
Het water dat blijft hangen in het bovenste deel van de bodem = retentie- of hangwater
Een ander deel van het water percoleert tot aan de grondwatertafel
-> diepte van grondwater schommelt met hoge waterstanden (winter) en lage (zomer), polders is een
uitzondering.
De schommeling van grondwater kan je zien door uiting van roest- of oxido-reductievlekken, in
sterk reducerende omstandigheden (Fe3+ -> Fe2+ -> oplosbaar), de kleur wordt dan grijs, blauw of
groen. In oxiderende omstandigheden (Fe3+ -> onoplosbaar), de kleur is bruin, geel tot rood.
Ter hoogte van de permanente watertafel is bodem -> permanent verzadigd -> permanent
gereduceerd (reductiehorizont = grijs, blauw of groenachtig). Soms geen permanente watertafel maar
een tijdelijke stuwwatertafel (bv ondiep kleisubtraat komt voor -> water tijdelijk stagneren (water
staat stil) -> bodems nat in winter en zeer droog in zomer).

 Je kan de verschillende krachten benoemen die de waterbeweging in de bodem gaan


beïnvloeden
- Gravitatiekracht of zwaartekracht: water beweegt neerwaarts in de bodem.
- Adhesie en cohesiekrachten: kunnen tegen zwaartekracht werken.

 Je kent de begrippen adhesie, cohesie, capillariteit, adsorptie


- Adhesie= aantrekkingskracht tussen water en bodempartikels
- Cohesie= aantrekkingskracht tussen de watermoleculen onderling via waterstofbruggen.

Waterstofbruggen kunnen ook voor adhesie zorgen -> zuurstofatoom in een silicaatmineraal en
waterstofatoom -> tussen de 2 een waterstofbrug
Adhesie + cohesie= waterfilm rondom het bodempartikel met 2lagen -> binnenste laag (sterk
vastgehouden door bodempartikel via adhesiekrachten, weinig bewegingsvrijheid voor water) +
buitenste laag (via cohesiekrachten vastgehouden aan binnenste laag, minder sterk dus water heeft
meer bewegingsvrijheid -> makkelijk voor planten om op te nemen).

- Capillariteit= vloeistof stijgt in fijn buisje of capillair tegen de zwaartekracht in.


Bodemporiën fungeren als capillairen
Capillaire kracht= adhesiekracht + oppervlaktespanning (aantrekkingskracht tussen de vloeistofmoleculen
onderling aan het contactoppervlak met lucht) - zwaartekracht

- Adsorptie= de scheiding van vloeistoffen, gassen en colloïden of gesuspendeerde materie


van een medium door middel van adhesie aan het oppervlak of de poriën van een vaste stof.

 Je kan de capillaire stijghoogte toelichten in functie van textuur


- Zand: water bereikt snel maximale hoogte + maximale stijghoogte is laag
- Leem: water stijgt matig snel + water bereikt een aanzienlijke hoogte
- Klei: water stijgt zeer langzaam + bereikt slechts na een lange tijd maximale hoogte

Kortom maakt men bij de waterbeweging onderscheid tussen gravitaire beweging van water (water
hoofdzakelijk voordoen in macroporiën) en capillair beweging van water (vindt plaats in
microporiën)
Hoe kleiner de diameter v.d poriën -> hoger stijghoogte
Daarnaast kan adhesie + cohesie ook water vasthouden in de bodem

 Je kan de waterpotentiaal omschrijven, alsook de drie types van waterpotentiaal


- Waterpotentiaal = hoe water zal bewegen in de bodem
- Energiestatus van water = potentiële energie voor bodemwater -> bodemwaterpotentiaal
- Potentiële energie =energiestatus van een voorwerp ten opzichte van een nulpositie als
referentieniveau.
Bodemwaterpotentiaal is meestal negatief aangezien die beneden de referentiepositie zit.
Het waterpotentiaal wordt uitgedrukt in eenheden van druk bv kPa.
Water beweegt van een hoog waterpotentiaal -> laag waterpotentiaal, daar waar meer water
aanwezig is zal ook meer vrij bewegend water beschikbaar zijn en is de waterpotentiaal hoger. Daar
waar minder water aanwezig is zal het water meer worden vastgehouden aan de bodempartikels en is
het waterpotentiaal negatief -> lager.

1. Zwaartekrachtpotentiaal Ψg = kan je vergelijken met water in een waterval dat neervalt


van een hoogte, meestal positief en komt voor na hevige regenbui.
2. Matrixpotentiaal Ψm = water dat geabsorbeerd wordt aan bodempartikels en dat gevonden
wordt in de poriën van capillaire krachten, negatief -> water kan minder vrij bewegen.
Matrixpotentiaal is het belangrijkste potentiaal in de bodem.
3. Osmotische potentiaal Ψo = hoe water zal bewegen van de bodem naar de plantenwortels,
de concentratie aan bodemoplossing bepaalt de beweging van water naar de wortels. Beweegt
van hoge concentratie van water -> lage concentratie van water.

Ψw = Ψm + Ψg + Ψo
Het totale bodempotentiaal is steeds negatief, doordat het matrixpotentiaal het belangrijkste is van
de 3. Wanneer de bodem verzadigd is met water -> waterpotentiaal -> 0. Niet verzadigd -> negatief

 Je kan de werking van de tensiometer uitleggen en relateren aan de matrixpotentiaal


Tensiometer= holle buis gevuld met gedestilleerd water met een porceleinen cup aan de onderkant en
de bovenkant sluit met een drukmeter. Het wordt in de bodem gebracht en na verloop van tijd is er
een drukevenwicht tussen het water in de tensiometer en het vocht in de bodem. Door osmose via de
porceleinen cup. Hoe droger de bodem -> verplaatsing van water in tensiometer naar bodem ->
grotere onderdruk in tensiometer. De onderdruk wordt gemeten met de manometer en dit is de maat
voor zuigspanning van de bodem.

 Je kan de zuigkracht of zuigspanning omschrijven


Matrixpotentiaal = zuigkracht of zuigspanning van de bodem, de kracht waarmee het water in de
bodem wordt vastgehouden. Kan gemeten worden via een tensiometer. Wordt uitgedrukt met de pF-
waarde (logaritme met als grondtal 10 van de cm waterkolom uitgedrukte zuigspanning) pF= -log10
Ψm
Hoe groter de pF waarde of zuigspanning -> grotere kracht waarmee vastgehouden wordt
Hoe sterker een watermolecule zal aangetrokken worden tot een bodempartikel hoe minder vrij het
kan bewegen (lager waterpotentiaal, negatief). Hoe verder van het bodempartikel hoe minder sterk de
aantrekkingskracht en hoe vrijer water kan bewegen (hoger waterpotentiaal). Bij een maximaal
watergehalte is de zuigkracht zeer laag 0-0,3 atm, bij droge toestanden hoger ong –10000 atm en dit
zijn zeer hoge waardeverschillen!
 Je kan de verschillende vochttoestanden relateren met de waterpotentiaal en het type
van poriën

Verzadigde grondlaag

- Alle poriën zijn gevuld met water


- Geen luchtplaats
- Grondwaterzone
- Bovengrond na neerslag
- Watergehalte komt overeen met totaal poriënvolume
Veldcapaciteit

- Water is onder invloed van zwaartekracht uit de verzadigde grondlaag weggesijpeld


- Water blijft achter in kleine tot middelmatige poriën (zuigkracht > zwaartekracht)
- Grote poriën gevuld met lucht

Verwelkingspunt

- Planten nemen water op met bepaalde zuigkracht


- Zuigkracht planten < bindingskracht colloïden -> water niet beschikbaar voor planten.
 Je kan de verschillende vochttoestanden omschrijven met behulp van de
waterretentiecurve
De enige info die het vochtgehalte geeft is de relatieve hoeveelheid water aanwezig in de bodem
(groot belang voor plantengroei). De potentiaal van het bodemwater is de energie die noodzakelijk is
om bodemwater uit de grond te verdrijven -> GEEN waarde voor de hoeveelheid water voor planten.
Om een idee te hebben over de hoeveelheid beschikbaar water (plantengroei en irrigatie) ->
vochtgehalte als potentiaal in rekening gehouden worden ze zijn aan elkaar gerelateerd en de pF-
kromme is een grafische voorstelling van deze verhouding

- Verwelkingspunt= dit is het punt waarboven de grond het water zo sterk vasthoudt dat
plantenwortels het water niet kunnen opnemen en het gewas verwelkt, pF van 2,4.
- Veldcapaciteit= de hoeveelheid water, die een verzadigde bodem na 2 à 3 dagen tegen de
zwaartekracht in kan vasthouden pF van 4,2.

Voorbeelden:
Een pF waarde van:

- 0= waterverzadigde bodem -> volume% water = totale poriënvolume


- 2= watergehalte bij veldcapaciteit voor lichtere gronden -> volume% water= maximaal plant
beschikbaar watervolume voor bodem
- 2,5= watergehalte bij veldcapaciteit voor zwaardere gronden
- 4,2= watergehalte bij verwelkingspunt -> volume% water = vochtgehalte waarbij planten
verwelken en sterven
Vochtkarakteristiek is afhankelijk van

- Fysische eigenschappen
- Textuur: gehalte aan klei, leem en zand + organisch materiaal in toplaag ->
aggregaatvorming -> betere bodemstructuur
- Structuur: grootte, vorm en de schikking van de bodempartikels en daardoor gevormde
leegtes -> bepalen capaciteit om water vast te houden. Grote poriën (water snel geleiden,
verwijderen van water makkelijk en minder energie vragen).
Bij hoge drukhoogten is de hoeveelheid water in de bodem afhankelijk van geometrie
(bodemstructuur). Bij lagere drukhoogten is het water vastgehouden door adsorptiefenomenen en
dus beïnvloed worden door de textuur + oppervlakte van bodemmateriaal.
Hoe groter kleigehalte -> grotere vochtgehalte bij een welbepaalde drukhoogte -> geleidelijke verloop
van curve
Bij zandige bodems -> poriën groot eens deze geledigd bij een bepaalde drukhoogte blijft er maar een
beperkte hoeveelheid water over
In een kleigrond is de poriën verdeling uniformer zodat hij bij een afnemende drukhoogte er slechts
een geleidelijke afname in vochtgehalte optreedt, meer van de helft van het water kan niet door
planten worden opgenomen
Hevige regenbui -> bodem verzadigd met water -> drainage -> maximale waterophoudend vermogen
is bereikt -> drukhoogte hoog en benadert deze van zuiver en vrij water -> waarde is 0
Regenbui voorbij -> evaporatie (verdamping van water aan of boven het aardoppervlak) wordt verhinderd
en drainage zal plaatsvinden door zwaartekracht (afvoeren van water uit de bodem over en door de grond,
met als gevolg het verlagen van het grondwaterpeil)
Wanneer water is gedraineerd uit de macroporiën en zijn vervangen door lucht is het water wat dan
nog in de bodem aanwezig is vastgehouden tegen zwaartekracht in in de microporiën (bergen water
voor planten op). De heersende matrixpotentiaal bij veldcapaciteit is meestal –0,1bar (zandgrond) tot
–0,3 (leemgrond). Microporiën zijn langzaam met waterbeweging maar het gaat toch door, door
evapo(transpi)ratie -> bodem verder uitdrogen + drukhoogte overblijvend water afnemen/ zuigkracht
toenemen. Matrixpotentiaal bij verwelkingspunt is –18bar. Dit water bevindt zich dan vooral als
waterfilmen.

 Je kan aan de hand van de retentiecurve de hoeveelheid nuttig bodemwater voor een
gegeven textuurklasse bepalen
- Nuttig bodemwater= vocht tussen veldcapaciteit en verwelkingspunt
Beschikbaar water of nuttig bodemwater = veldcapaciteit – verwelkingspunt
Hoe groter de pF waarde of zuigspanning -> grotere kracht waarmee water vastgehouden wordt

 Je kan toelichten welke factoren de infiltratiesnelheid beïnvloeden


- Helling
- Type vegetatie -> wortels bevorderen bodemstructuur en porositeit
- Compactie
- Textuur, structuur en porositeit -> infiltratiesnelheid (hoger in bossen en graslanden)
- Bodemvochtinhoud

 Je kan toelichten op welke manier de waterbeweging in de bodem afhangt van de


totale porositeit en de verhouding microporiën/macroporiën in de bodem
Waterbeweging kan in de damp- en vloeibare fase voorkomen, vloeibare zijn van enig belang en
wordt bepaald door de wetten van zwaartekracht in de met water oververzadigde bodems + wetten
van de capillariteit in onverzadigde bodems.
Wanneer een bodem niet meer water inhoudt dan zijn watercapaciteit aangeeft, dan kan aangenomen
worden dat het bodemwater zich uitsluitend bevindt in de microporiën.
Wanneer de macroporiën gevuld zijn met water= onverzadigde bodem.
De afvoersnelheid wordt bepaald door het aantal en grootte van de macroporiën + aanwezigheid van
ondoordringbare lagen in bodemprofiel.
Aard van bodemcolloïden is ook belangrijk, humusdeeltjes laten zich makkelijker bevochtigen ->
capillaire opstijghoogte van water in humusrijke gronden.

 Je kan het belang van de diepte van de grondwatertafel in functie van de plantengroei
toelichten
Wanneer het grondwater zich bevindt op een diepte van 60cm tot 2m is het optimaal, lager dan 60cm
betekent een zuurstofgebrek bij planten. Wanneer het grondwater dieper is dan 2m dan zal vegetatie
geen water uit de watertafel kunnen halen.
De diepte van nogal variëren, ondiep (vlakke gebieden) en diep (heuvelachtige gebieden buiten
bereik van plantenwortels met misschien een ontstaan van een kleisubstraat).

 Je kan verklaren waarom in een kleigrond de grondwatertafel dieper moet liggen als
in een zandgrond om optimaal te zijn voor plantengroei

Het grondwater moet dieper zijn in zwaardere bodems, een waardevermindering van de bodem bij
een grondwaterstand hoger dan de optimale -> gebrekkige bodemverluchting. De vermindering die
voordoet bij een te diepe waterstand -> beperkte watervoorraad.

 Welke twee types van grondwatertafel onderscheidt men? Bespreek kenmerken van
beide types.
Ondiep grondwater

- Rechtstreeks onder het oppervlak


- Tientallen meters diep
- Aangevuld wanneer het regent -> slechts 30% naar ondiepwaterreservoir
- In winter ondiep grondwater aangevuld

Diep grondwater

- Tragere aanvulling
- Belangrijk in waterhuishouding
- Plantengroei

You might also like