You are on page 1of 6

Geologische tijdrekening

2. Ik kan m.b.v. een voorbeeld uit de geologische kalender het verschil uitleggen tussen absolute
en relatieve ouderdom.
Absolute ouderdom: ouderdom uitgedrukt in jaren.
Relatieve ouderdom: volgorde waarin bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Je kunt dus
alleen maar aangeven dat bijvoorbeeld een bepaalde aardlaag eerder of later gevormd moet zijn dan
een andere.

4. Deze combinatie van factoren heeft geleid tot tot het uitsterven van de dinosaurussen

 Er waren minder planten


 Giftige gassen
 Inslag meteoriet

5. Ik kan beschrijven welke bewijzen er zijn voor het neerkomen van een meteoriet op aarde
ongeveer 66 miljoen jaar geleden.
Fossiele vissen die in de Amerikaanse staat North Dakota werden gevonden vormen extra bewijs dat
de inslag 66 miljoen jaar geleden mogelijk rampzalig verliep. (gidsfossiel, alleen geschikt van
levensvormen, die een korte periode over een groot gebied in grote aantallen voorkwamen)

6. Ik ken de opbouw van de aarde en weet welke lagen vast / vloeibaar zijn.

7. Ik weet op welke
manieren de mens informatie heeft gekregen over de dieper gelegen delen van de aarde.
Veel informatie over de opbouw van de aarde is verkregen door het bestuderen van
aardbevingsregistraties. Deskundigen kunnen aan de hand van meetgegevens van aardbevingen zien
of aardbevingsgolven op een bepaalde diepte door vloeibaar of vast materiaal zijn gegaan. Ook
geven vulkanische gebieden nuttige informatie, omdat daar materiaal uit dieper gelegen gedeelten
van de aarde aan de oppervlakte komt. Ten slotte hebben boringen de kennis over de aardkorst
vergroot.

8. Ik kan uitleggen waarom de verhouding land-water niet overeenkomt met de verhouding


continentale korst – oceanische korst.
Het wateroppervlak bedraagt 71% van het aardoppervlak. Het wateroppervlak is echter niet gelijk
aan het percentage oceanische korst, omdat 11% van het wateroppervlak boven continentale korst
ligt. Deze ondiepe bodem van de kustzeeën langs de continenten wordt het continentaal plat
genoemd. Het werkelijke oppervlak van de oceanische korst bedraagt dus 60% van de
aardoppervlakte. De overige behoort toe aan de continentale korst.

9. Ik weet door welke krachten de platen t.o.v. elkaar bewegen:

1. Convectiestromen: stromingen van het warme gesteente in de mantel waardoor de


lithosfeer erboven in beweging komt.
2. Slab pull: Door de slechte warmtegeleiding van gesteenten duurt het vele tientallen
miljoenen jaren voordat de onderduikende plaat de temperatuur van de omringende mantel
heeft aangenomen. De zwaartekracht zorgt ervoor dat er een trekkracht ontstaat op de
onderduikende plaat.
3. Ridge Push: dit aandrijvingsmechanisme werkt op de plaat bij de midoceanische rug. Ook
hier werkt de zwaartekracht, omdat daar de plaat van de helling van de midoceanische rug
afglijdt. Welke van de twee het meest belangrijk is, verschilt per plek. Bij een jonge plaat is
de trekkracht in de subductiezone nog gering (de oceanische korst is nog niet geheel
afgekoeld en dus nog licht) en zal de kracht die vanuit de midoceanische rug op de plaat
wordt uitgeoefend sterk zijn, maar bij een oude onderduikende plaat zal de trekkracht in de
subductiezone veel sterker zijn.

10. Ik weet welke drie bewegingen de platen t.o.v. elkaar kunnen maken.
Divergent, gebieden waar platen uit elkaar drijven: spreidingszones <= =>
Convergent, gebieden waar platen botsen: gebergten en subductiezones => <=
Transform, gebieden waar de platen langs elkaar schuiven. ^ v

11. Ik kan in zowel een doorsnede als op een kaart aflezen hoe de platen t.o.v. elkaar bewegen.

12. Ik kan de aanwijzingen / bewijzen


voor de theorie van de plaattektoniek
(theorie van Wegener) beschrijven en herkennen.
 Continenten passen als puzzelstukjes in elkaar.
 Het voorkomen van verschillende diersoorten op plekken
waar continenten dan ooit aan elkaar hebben gezeten.
 Gelijktijdige vergletsering

13. Ik kan uitleggen op welke wijze Pangea uit elkaar is gevallen


en hoe nieuwe oceanen ontstonden.
Pang(a)ea (=alles land) werd omringt door oceaan Panthalassa
(=alles zee). Men neemt aan, dat door de grote isolerende
werking van de relatief dikke landmassa van het Pangaea de
temperatuur van de mantel eronder veel hoger was. Door de
grote hitte ontstond een soort hete luchtballoneffect, waardoor
het continent omhoog werd getild. Hierdoor ontstonden grote
breuken in het Pangaea, waarlangs delen van de landmassa langzaam gingen afdrijven. Zo’n gebied
noemen we een riftzone.

14. Ik kan m.b.v. de theorie van de schuivende platen klimaatveranderingen verklaren.

 Door het schuiven van platen verandert breedteligging van een continent waardoor het
klimaat ook verandert.
 Door subductie ontstaan bergen. De bergen hebben invloed op de luchtstromen door de
loef- en lijzijde. Aan de loefzijde brengt vochtige zuidwesten wind vochtige lucht.
1. Stijgende lucht
2. Afkoeling
3. Condensatie
4. Wolk(druppeltjes)
5. Neerslag

Aan de lijzijde daalt die vochtige lucht en stroomt weg:

6. Dalende lucht
7. Opwarming
8. Verdamping
9. Helder weer

15. Ik kan m.b.v. de theorie van de schuivende platen uitleggen hoe het Himalayagebergte is
ontstaan.
De afgelopen zeventig miljoen jaar is bij een reusachtige botsing tussen twee continenten de hoogste
bergketen op aarde ontstaan: de Himalaya. Het continent van India bewoog langzaam maar zeker
noordwaarts naar Azië. De oceanische korst die tussen India en Azië lag verdween langzamerhand
door subductie. Enkele kleine continenten in de oceaan tussen India en Azië werden eerst tegen Azië
geduwd waardoor de jonge Himalaya ontstond. Uiteindelijk botste India tegen Azië waardoor de
zuidrand van Azië is opgeplooid en omhoog geduwd.

16. Ik kan uitleggen hoe een nieuwe oceaan ontstaat als een continent breekt.
Horizontale conventiestromen rekken de continentale korst op. De korst wordt dunner. Opstijgend
magma drukt de korst omhoog en er ontstaan scheuren. De gebroken randen van de continentale
korst zakken weg. Het weggezakte, lage deel noemen we een slenk. Er is een breuk ontstaan, waarin
oceanische korst ontstaat. Er is ook sprake van vulkanisme. De twee stukken continent zijn verder uit
elkaar ‘gedreven’ en de laag gelegen slenk is volgelopen met zeewater.
17. Ik weet twee redenen waarom de dikte van de hoeveelheid sediment op de oceaanbodem
toeneemt als je dichter bij de kust komt.

1. Zand en klei spoelt of waait van een continent.


2. Bij de continentale aardkorst is sediment afgezet in Jura, Krijt, en Tertiair en Kwartair. Bij de
oceanische aardkorst is alleen sediment afgezet in Teriair en Kwartair002E

18. Ik kan uitleggen hoe ridge push en slab pull (samen met convectiestromingen) de platen in
beweging krijgen.

1. Convectiestromen
Door de hitte van de kern gaat het gesteente in de mantel stromen. De platen drijven mee.
2. Ridge push
De oceanische korst die van de mid-oceanische rug afglijd, duwt de oceanische korst voor
zich uit.
3. Slab pull
De in de mantel duikende oceanische korst trekt de rest van de oceanische korst achter zich
aan.

19. Ik kan de drie verschillende typen convergente botsing beschrijven en herkennen op een kaart
of doorsnede.

20. Ik
kan een

doorsnede van
een
subductiezone
tekenen en
daarin
aangeven: een
diepzeetrog, een

plooiingsgebergte, vulkanisme en aardbevingen. Van al deze verschijnselen kan ik aan de hand van
de tekening uitleggen hoe ze ontstaan.
Subductie! Het wegduiken van de ene plaat onder de andere. In dit geval duikt de zwaardere
oceanische korst onder de lichtere continentale korst.
De wegduikende oceanische korst begint te smelten. Het gesmolten materiaal is lichter geworden en
stijgt, door breuken in de korst op.
Als het magma het aardoppervlak bereikt ontstaat een vulkaan.
De wegduikende oceanische korst glijdt niet soepel langs de continentale plaat. Dit gaat schoksgewijs
 aardbevingen, en de continentale plaat wordt een beetje mee omlaag getrokken  diepzeetrog !
Door de botsing van de twee platen wordt de rand van het continent geplooid tot een gebergte.

21. Ik kan uitleggen hoe een tsunami ontstaat


Bij subductiezones is er de meeste kans op tsunami’s (= zeer hoge vloedgolven). Een plaat schuift
onder de andere. Dat gaat niet geleidelijk maar met schokken (aardbevingen). Doordat het contact
tussen de platen onder grote druk staat, wordt de bovenliggende plaat een beetje mee naar beneden
getrokken. Als er genoeg spanning op het contact tussen de platen komt te staan, schiet dat met een
schok los. De bovenliggende plaat veert daarbij terug als een soort reuzespringplank, en tilt al het
water dat er op ligt op.

Als magma veel water of opgeloste gassen bevat, wordt dit bij een vulkaanuitbarsting zeer explosief.
Bij magma, dat taai en stroperig is, raakt de kraterpijp gemakkelijk verstopt. Hierdoor wordt er steeds
meer druk onder de kraterprop opgebouwd. Wanneer de prop wordt doorbroken, ontstaat er
plotseling minder druk in het magmareservoir onder de prop, omdat de druk zich dan kan ontladen.
Het water, dat in het magma opgelost is, wordt dan omgezet in stoom en de gassen kunnen zich
plots uitzetten, waardoor er een enorme uitbarsting plaatsvindt.

22. Ik kan uitleggen hoe bij een botsing tussen twee continentale platen sedimenten afkomstig van
de oceaanbodem hoog in het ontstane gebergte zijn terug te vinden.
Voordat twee continentale platen met elkaar in botsing komen, moet eerst de oceanische korst, die
ertussen ligt, verdwijnen door subductie. Hierdoor krijgen de sedimenten, die erop liggen, steeds
minder ruimte en worden samengeknepen en omhooggestuwd tot een gebergte.

23. Ik kan uitleggen hoe een gebergte wordt afgebroken door verwering en erosie.
Als een gebergte niet meer actief hoger wordt, zal het worden afgebroken door verwering en erosie.
Hoe ouder een gebergte, hoe minder het zal uitsteken. Een oud gebergte is dus eigenlijk het resultaat
van een botsing tussen twee platen. Oude gebergten vormen de lasnaden tussen platen die aan
elkaar zijn gegroeid. Het Oeralgebergte dat nu behoort tot de Euraziatische plaat is een voorbeeld
van een oude botsingszone tussen de vroegere continenten Siberia en Baltica. De Euraziatische plaat
is dus een verzameling van kleine continenten waarbij de oude gebergten dienen als lasnaad.

24.
De bekendste transforme breuk op een continent is de San Andreasbreuk in Californië. Hier schuiven
de Amerikaanse en Pacifische plaat langs elkaar.
Een andere belangrijke transforme plaatgrens is de Noord-Anatolische breuk in Turkije. De
Anatolische plaat zit met een punt/wig tussen de Arabische en de Auraziatische plaat. Doordat de
Arabische plaat naar het noorden beweegt wordt de Analtolische plaat door die wigvorm naar het
westen gedrukt.

26. Ik kan de verschillende soorten pyroklastica herkennen


Bij een vulkaanuitbarsting komen verschillende stoffen vrij. Deze stoffen kan men verdelen in drie
groepen: lava, pyroklastica en vulkanische gassen. Onder lava wordt het vloeibare gesteente
verstaan, dat uit de vulkaan stroomt. De pyroklastica zijn de in de lucht geslingerde vaste of vloeibare
stukken of stukjes steen. De grote stukken steen worden bommen genoemd en de kleinere lapilli.
Het fijne materiaal noemen we as. Tenslotte heb je nog de verstikkende vulkanische gassen, die in
een zeer hete gloedwolk, vermengd met as met grote snelheid van de vulkaanhelling kunnen rollen.

27. Ik kan aan de hand van een doorsnede van een subductiezone uitleggen waarom het
vulkanisme hier vaak explosief is.
Deze komen grotendeels voor in subductiezones op plaatsen waar een oceanische plaat onder een
andere plaat duikt. Terwijl de oceanische plaat in de mantel zinkt, warmt hij op. Als gevolg van het
wegduiken in de mantel komt er in de mantel onder de continentale plaat steeds meer materiaal bij.
Hierdoor neemt de druk in de mantel op die plaatsen sterk toe. Wanneer de onderduikende plaat
afsmelt zal het lichtere magma een uitweg naar boven zoeken en zal in de meeste gevallen in de
korst stollen. Deze gestolde koepelvormige gesteentemassa’s worden intrusielichamen genoemd.

28. Ik kan de verschillen en de oorzaken uitleggen van explosieve en rustige (effusieve)


vulkaanuitbarstingen.
De vulkanen, die bij spreidingszones voorkomen, hebben veelal een rustig karakter. Het type lava is
zeer vloeibaar, bevat weinig water en kan over enorme gebieden uitvloeien. Veelal komen er
spleeterupties voor: uitbarstingen waarbij een scheur zich opent en over een flinke lengte kleine
lavafonteinen ontstaan.

Vooral de grote vulkanen in de bergketens langs continentranden zijn zeer explosief, omdat met de
duikende plaat veel waterhoudend gesteente in de mantel komt. Het naar de oppervlakte opstijgend
magma wordt steeds taaier, omdat veel continentale korst wordt opgesmolten tijdens het zoeken
van een uitweg naar boven.

29. Ik kan uitleggen waarom er evenwijdig achter een trog een vulkanische bergketen of een
vulkanische eilandenboog ontstaat.
Soms zal het magma op plaatsen, waar de korst verzwakt is of breuken vertoont, het aardoppervlak
bereiken in de vorm van vulkaanuitbarstingen. Deze vulkanen vormen in de regel de hoogste toppen
van gebergteketens in de gebieden waar een oceanische plaat tegen een continent botst. Omdat de
wegzinkende plaat op ongeveer dezelfde afstand vanaf de trog begint af te smelten, liggen deze
vulkanen evenwijdig aan de voor de kust liggende trog. Figuur 38 laat zien, dat hierdoor een
"eilandenboog" kan ontstaan.

30. Ik kan uitleggen waarom de uitgedoofde vulkanen van de Hawaii-groep uiteindelijk onder
water zullen verdwijnen.
De Hawaii-eilandengroep en de vulkanenserie in de buurt van Yellowstonepark in de Verenigde
Staten zijn daar voorbeelden van. Fig. 43 laat een eilandenserie zien die ontstaan is boven een
hotspot. Bij mantelpluimen bereikt het stijgende mantelmateriaal het oppervlak (Hawaii), maar kan
de warmte er ook voor zorgen dat continentale korst wordt opgesmolten. Boven een hotspot
ontstaan schildvulkanen.

You might also like