You are on page 1of 7

Geofysica

Par 1

Onze lieve aarde heeft een straal van 6000 km. Wij mensen kunnen via directe methodes zoals
boren lang niet alles te weten komen over de aarde, om achter informatie te komen over het
binnenste van de aarde moeten we dus gebruik maken van indirecte methodes.
Geofysische methodes:

 Zwaartekrachtmetingen
 Seismologie en seismiek
 Magnetische metingen
 Elektrische weerstandsmetingen
 Elektromagnetische methodes

Zwaartekrachtmetingen
zwaartekracht bestaat doordat de enorme masse van de aarde overal aan trekt. De aarde heeft niet
overal de zelfde dichtheid. Hoe hoger de dichtheid hoe harder de aarde aan een voorwerp trekt. Op
plekken met een grotere dichtheid is de valversnelling dus groter dan op andere plekken. Dit is te
meten en hierdoor komt men dus meer te weten over de dichtheid van de aarde.

Seismologie en seismiek
Door trillingen in de ondergrond kan men informatie over deze grond krijgen. Seismologie is de
studie naar deze trillingen ontstaan door aardbevingen. Seismiek is het zelf creëren van trillingen en
hier onderzoek naar doen. Deze methode word meestal gebruikt om olie- en gasvoorraden op te
sporen. Deze methode is heel complex en duur.

Magnetische metingen
Alle gesteente hebben verschillende soorten magnetische eigenschappen. Door afwijkingen in het
magnetisch veld van de aarde op te sporen is het mogelijk gesteente op te sporen met een andere
soort magnetische eigenschappen

Elektrische weerstandsmetingen
De elektrische weerstand van verschillende gesteente varieert. Je kan achter de opbouw van de
aarde komen door op verschillende plaatsen het spanningsverschil, dat ontstaat door het verschil
van elektrische weerstand, te meten.

Elektromagnetische methodes
Met deze methode is te meten of er geleidende materialen in de aarde te vinden zijn. Het
eenvoudigste instrument hiervoor is een metaaldetector.

In de volgende paragrafen word er meer op deze onderwerpen in gegaan.


Doormiddel van deze methoden zijn geofysici er achter gekomen dat de aarde uit verschillende lagen
bestaat. Er zijn verschillende manieren van interpretatie van deze lagen. Bekeken vanuit
samenstelling gesteente is de aarde op te delen in: een dunne korst, een mantel, de kern

Geofysici gebruiken de volgende indeling:

 Lithosfeer
 Asthenosfeer
 Rest van de mantel
 Buitenkern
 binnenkern

Lithosfeer, buitenste laag van de aarde die vast is. Bovenste deel lithosfeer hoort bij de dunne
aardkorst onderste deel hoort bij de mantel.

Asthenosfeer, dit is het bovenste deel van de mantel. Bestaat uit een laag die door de hoge
temperatuur makkelijk te vervormen is. Door deze bewegelijkheid drijft de lithosfeer als het ware op
de asthenosfeer en is het mogelijk dat de aardplaten centimeters per jaar ten opzichte van elkaar
bewegen.

Rest van de mantel, deze laag is vast maar kan nog wel een beetje vervormen.

Buitenkern, dit ligt onder de mantel bestaat voornamelijk uit ijzer en nikkel en is vloeibaar.

Binnenkern, diepste van de aarde, door extreme druk is deze laag vast.

De geofysische methoden worden als volgt toegepast:

 onderzoeken kans op aardbeving.


 Kans op vulkaanuitbarsting meten dormiddel, van trillingen in de grond.
 Vinden van delfstoffen.
 Op kleinere schaal bij bouwprojecten of archeologisch onderzoek.
Par 2

zwaartekrachtmetingen

Zoals we hebben gezien kunnen we meer te weten komen van de aarde doormiddel van
zwaartekrachtmetingen.

Deze zwaartekrachtmetingen gebruiken de valversnelling als instrument.


𝐺∙𝑀
de formule voor de valversnelling is: 𝑔 = 𝑟2
Hierin is G de gravitatie constante
M de masse van de aarde
r de straal van de aarde in het kwadraat

De valversnelling is niet overal op aarde gelijk. Dit doordat de aarde niet overal een even grote straal
heeft. Dit ook omdat de zwaartekracht van de maan en zon ook van invloed is.
De valversnelling varieert van 9,78 𝑚 𝑠 2 op de evenaar tot 9,83 𝑚 𝑠 2 op de polen.

In de formule is te zien dat, hoe groter de straal is hoe kleiner de valversnelling is. Als je op een plek
hoger dan de zeespiegel de valversnelling meet moet je hier dus rekening mee houden.
Het deel van de gemeten valversnelling dat afhangt van de hoogte in meter per seconde-kwadraat is
2∙𝑔
te berekenen met de formule: 𝛿𝑔hoogte= ∙ℎ hierin is g de valversnelling
𝑅
R de straal van de aarde in meters
h de hoogte boven de zeespiegel in meters

𝛿 houd in dat het gaar om een kleine afwijking


Wanneer je de waarden invult krijg je de volgende formule:
𝛿𝑔hoogte = −0,3068 ∙ 1𝑜 −5 ∙ ℎ

Als je boven de zeespiegel valversnelling meet moet je buiten de grotere straal ook rekening houden
met de extra aantrekkingskracht die dit gesteente boven de zeespiegel met zich meeneemt.
Die extra zwaartekracht is uit te rekenen met de volgende formule:
𝛿𝑔B = 0,1119 ∙ 10−5 ∙ ℎ

Er moet rekening gehouden worden met deze 2 formules wanneer je op het land een meting doet.
Bij deze meting is de gemeten valversnelling dus: de gecorrigeerde valversnelling + 𝛿𝑔hoogte + 𝛿𝑔B

Deze metingen worden uitgevoerd met een gravimeter. Deze werkt met een bekende massa die aan
één of meer veren is opgehangen. Op deze manier is de valversnelling op die plek te bereken.
En door verschillen in de valversnelling op te meten kan je informatie achterhalen over de grond
onder je.
Dit soort metingen worden onder andere toegepast bij de exploratie van mineralen.
Par 3

Seismologie en seismiek

Door gebruik te maken van de trillingen in de aarde kunnen we hier meer te weten over de
ondergrond.

Zoals eerder vertelt zijn er hier twee mogelijkheden voor. Bij seismologie onderzoekt men de
trillingen die aardbevingen geven, vaak zijn deze trillingen niet voelbaar.
Bij seismiek worden er kunstmatig trillingen opgewekt.

Bij een aardbeving ontstaan er 3 soorten golven:

 P-golven
 S-golven
 Oppervlaktegolven

P-golven hebben de grootste snelheid en komen als eerst aan de oppervlakte.


S-golven hebben een kleinere snelheid en komen als tweede aan.
Oppervlaktegolven komen als laatste aan maar wel als hardste.

Uit het tijdverschil tussen de aankomst van de P- en de S-golven kun je een indicatie krijgen van de
afstand van de aardbeving.

P- en S-golven gaan door de hele aarde heen. Er komen echter wel een aantal aanpassingen aan deze
trillingen tijdens de weg.
Hoe dieper de trillingen komen hoe groter de dichtheid van de aarde is Daardoor wordt de snelheid
van seismische golven groter met toenemende diepte. Dit heeft gevolgen voor de golven die worden
opgenomen, deze volgen een gebogen pad.
Als P-golven bij de overgang van de mantel naar de buitenkern zijn, gebeurt er iets geks. De richting
van de golven veranderd. Dit komt doordat de buitenkern vloeibaar is en de snelheid van de golven
afneemt. Door deze veranderingen ontstaat er een zone waar geen rechtstreekse P-golven
terechtkomen, deze zones noemen we schaduwzones. Dit ziet er als volgt uit:
Terwijl P-golven van richting veranderen wanneer ze de
buitenkern bereiken zijn S-golven niet in staat deze buitenkern
binnen te dringen. Dit doordat S-golven niet door vloeistoffen
heen gaan. Hierdoor hebben S-golven een stuk grotere
schaduwzone.

Dit soort golven worden waargenomen door een seismometer.


Een seismometer bestaat uit een massa die los van het aardoppervlak hangt. Door de traagheid blijft
de massa op dezelfde plek, terwijl het aardoppervlak beweegt. Door de beweging van het
aardoppervlak ten opzichte van de massa te meten ontstaat een diagram die we een seismogram
noemen.
De trillingen die een seismometer waarneemt en die te zien zijn in een seismogram zijn meestal door
een mens niet te voelen.

Dit is een seismometer:

Een seismogram waaruit de resultaten van een meting van een seismometer af te lezen zijn ziet er
als volgt uit.

Zoals in het begin gezegd is er nog een manier om trillingen te meten. Door ze zelf op te wekken. Dit
heet seismiek. Dit gebeurd bijvoorbeeld met explosieven of met behulp van speciale, zware
vrachtwagens: Vibroseis-trucks. Tussen de voor- en achterwielen van deze vrachtwagen zit een plaat.
Als de vrachtwagen word opgetild en rust op de plaat kan de vrachtwagen trillingen in de grond
opwekken door zelf te trillen. Deze trillingen worden dan via de plaat de grond in gestuurd en
worden opgevangen met zogenoemde geofoons. Deze bestaat uit een spoel die dankzij een veer ten
opzichte van een magneet trilt door deze opgewekte trillingen. De elektrische spanning die hierdoor
ontstaat word doorgegeven aan de computer.
Uit de spanningen van meerdere geofoons wordt een beeld samengesteld van de opbouw van de
bodem.
Dit zijn Vibroseis-trucks dit is een geofoon

Par 4
warmte

Zoals we eerder hebben gezien is het binnenste van de aarde gloeiend heet. Deze warmte is
gekomen bij het ontstaan van onze planeet. De aarde is namelijk ontstaan doordat gesteente in het
heelal samenklonteren. De zwaarte- en kinetische energie die ze daarmee verliezen word omgezet in
warmte. Toen dit proces afgelopen was koelde de aarde af, hierdoor ontstond een korst van hard
gesteente om de aarde heen die de warmte van binnen dus isoleert. Hierdoor koelt het binnenste
van de aarde maar heel langzaam af.
Er zijn verschillende warmte bronnen in de aarde die het warm blijven houden. De belangrijkste is
het verval van radioactieve stoffen die zich in de gesteenten in de aarden bevinden.
Daarnaast zorgen de maan en de zon doormiddel van getijdenkrachten er voor dat er binnen in de
aarde vervormingen optreden. Daarbij komt warmte vrij.

Doormiddel van seismische metingen en


onderzoeken naar het gedrag van gesteenten
onder extreme omstandigheden heeft men het
temperatuurverloop in de aarde vast weten te
leggen.
Hoe dieper in de aarde je komt hoe hoger de
temperatuur, daarnaast word de druk ook steeds
hoger hoe dieper je gaat. Hierdoor kunnen
gedeeltes vast gesteente in de aarde warmer zijn
dan gedeeltes vloeibaar gesteenten die hoger
liggen.

In de aarde vind er warmtetransport plaats. Dit gebeurd via stroming en geleiding. De mantel van de
aarde is vast gesteente maar bovenin de mantel tegen de lithosfeer aan ligt de temperatuur van het
gesteente zo dicht bij de smelttemperatuur van mantelgesteente dat het wel kan vervormen. Door
dit verschijnsel vinden er hier convectiestromen plaats. Dit komt doordat het warmere gesteente in
de buitenkern van onder opstijgt in de mantel. Het koudere gesteente bovenin de mantel zakt naar
beneden. Doordat de lithosfeer als het ware drijft op de asthenosfeer verplaatsen stukken aardkorst
door deze convectiestromen. Hierdoor heeft de aarde op verschillende momenten in zijn bestaan er
anders uitgezien.
Par 5

Elektrische magnetische en elektromagnetische meetmethoden

Alle materialen hebben een soortelijke weerstand. De gesteente in de aarde dus ook, alleen deze is
wel heel hoog. Door twee impulsen met spanning in de grond te plaatsen en van dichtbij tot veraf
steeds verder uit elkaar plaatsen kan je meer te weten komen over het gesteente. Door te kijken
naar het verschil in weerstand (hoe verder weg hoe minder weerstand) kun je met deze techniek de
diepte bepalen. Dit kan bijvoorbeeld als er 2 lagen bovenop elkaar liggen en de onderste laag een
lagere weerstand dan de bovenste laag heeft. Hoe verder de twee impulsen uit elkaar staan hoe
lager de weerstand omdat de stroom dan langer door de laag met de lagere weerstand heen kan.
Het is ook mogelijk om de opstelling in zijn geheel te verplaatsen, hierdoor kan je verschillende
soorten gesteente ontdekken.

Dankzij de kern van de aarde, die voornamelijk uit ijzer en nikkel bestaat, heeft de aarde een
magnetisch veld: het aardmagneetveld. Een kompas maakt gebruik van dit magnetische veld en richt
zijn noorden dus naar het magnetische zuiden. Een kompas is dus een magneet, hierdoor werkt een
kompas dus ook niet als er een magnetische voorwerp in de buurt is, dan wijst het daarnaartoe.
Zo werkt het ook ongeveer met het aardmagneetveld. In Nederland maken de veldlijnen van het
magnetisch veld een hoek van ongeveer 60° met het aardoppervlak. Dit heet inclinatie.
Om kompassen uit Nederland kloppend te maken word aan de zuidpool dus een kleine massa
geplaatst.

You might also like