Professional Documents
Culture Documents
Kwadratenwet
Straling van sterren verspreidt zich in alle richtingen. Het stralingsvermogen (Pbron) is de
hoeveelheid energie per tijdseenheid, ook wel lichtsterkte (L).
Een bestraald oppervlak neemt in het kwadraat van de afstand toe, dit heet de
kwadratenwet.
Het stralingsvermogen dat per oppervlakte-eenheid wordt ontvangen, noem je de
intensiteit van de straling. Er geldt:
Eenheden in de astrofysica
In de astrofysica worden afwijkende eenheden gebruikt, om grote getallen te vermijden.
De gemiddelde afstand van het midden van de aarde tot het midden van de zon heet de
astronomische eenheid AE. In veel gevallen kan je afstand tot sterren in AE uitdrukken.
Een andere eenheid om afstanden in het heelal uit te drukken is lichtjaar (9,461 · 10^15
m). De massa van sterren kun je uitdrukken in aantal zonmassa.
De constante van Wien staat in BINAS 7A: Kw = 2,897... · 10^-3 mK. Met behulp van de
wet van Wien bereken je de temperatuur van het oppervlak van een ster.
Koude sterren zien er vaak rood uit en hete sterren vaak blauw door het uitgezonden
licht met een bepaalde golflengte.
Hertzsprung-Russel-diagram
Sterren in het heelal hebben allemaal verschillende temperaturen en
lichtsterkten.
Bij de classificatie gebruik je het Hertzsprung-Russel-diagram (HR-diagram), waarbij de
temperatuur (log (Teff)) tegen de lichtsterkte (log (L/L0)) is uitgezet.
Tot de hoofdreeks (linksboven: heet en lichtsterk en rechtsonder: koel en lichtzwak)
behoren ongeveer 90% van alle sterren. De andere 10% zijn de (super)reuzen en witte
dwergen. In BINAS 33 staat een uitgebreid HR-diagram.
§11.3 Spectraalanalyse
Emissiespectrum
Laat je wit licht op een prisma vallen, dan splitst het licht zich in kleuren: er ontstaat een
spectrum. Het spectrum dat een stof uitzendt, heet een emissiespectrum. Bij een
continu spectrum worden alle kleuren licht uitgezonden (deeltjes van stoffen zitten vaak
dicht opeen).
Lijnenspectrum
Als een bepaalde stof alleen maar een bepaalde soort kleur uitzendt is er sprake van een
lijnenspectrum. Dit betekent dat er alleen maar licht met specifieke golflengten, dus
specifieke kleuren, wordt uitgezonden. Elk element heeft een uniek lijnenspectrum, zoals
een heliumlamp alleen maar goudgeel licht uitzendt.
Absorptiespectrum
Een zwarte lijn in het continu spectrum geeft aan welke kleur licht is geabsorbeerd. Zo
een spectrum noem je een absorptiespectrum. Het absorptiespectrum van een element
is ‘het omgekeerde’ van het emissiespectrum van dat element, het is uniek voor elk
element.
Spectraalanalyse
Aan de hand van spectra van uitgezonden licht kun je onderzoeken welke elementen er
aanwezig zijn. Zo ook het licht bij sterren. Dit heet een spectraalanalyse.
In het spectrum van het zonlicht komen zwarte lijnen voor, dit zijn fraunhoferlijnen.
Deze ontstaan door de absorptie van zonlicht in de buitenste lagen van de zon.
Spectraalanalyse is voor de sterrenkunde van groot belang, Afhankelijk van de weg die
het licht van sterren heeft afgelegd, ontstaat een emissiespectrum of absorptiespectrum.
Fotonen
Om het ontstaan van emissie- en absorptiespectra te verklaren, is een deeltjesmodel
voor licht nodig: lichtenergie wordt uitgezonden in een stroom van energiepakketjes,
fotonen.
Ieder foton heeft een hoeveelheid energie die recht evenredig is met de frequentie van
het licht. Voor de fotonenergie geldt:
De constante van Planck staat in BINAS 7A: h = 6,626 · 10-34 Js. Voor elektromagnetische
straling geldt 𝑐 = 𝑓 · λ. Hieruit volgt de fotonenergie:
Fotonenergie heeft vaak de eenheid elektronvolt (eV). Er geldt: 1,0000 eV = 1,602. · 10^-
19 J (BINAS 5).
Dopplereffect
De frequentie van een golf die afkomstig is van een bewegende bron, verandert. Dit
verschijnsel heet het dopplereffect. Dit effect treedt ook bij lichtgolven op. Als de bron
richting de waarnemer beweegt, worden de golven samengedrukt (kleinere
golflengte). En wanneer de bron weg beweegt gebeurt het omgekeerde met golven.
Roodverschuiving en blauwverschuiving
Voor een ster die van de waarnemer af beweegt, zijn
de absorptielijnen verschoven richting het rode deel
van het spectrum. Dit heet roodverschuiving.
Beweegt een ster naar de waarnemer toe, heb je te
maken met blauwverschuiving.
De snelheid waarmee een ster naar ons toe of van
ons af beweegt, is de radiale snelheid.
Het verband tussen de radiale snelheid en de
verschuiving wordt gegeven door de formule:
Radiotelescoop
Een radiotelescoop is ontworpen voor het ontvangen van radiogolven. Hoe groter de
diameter van de schotel hoe groter de resolutie van de telescoop. Ze hebben geen last
van lucht- of lichtvervuiling. Radiotelescopen kunnen aan elkaar gekoppeld worden tot
een zogenaamde radiointerferometer.
Ruimtetelescoop
Een ruimtetelescoop bevindt zich buiten de dampkring van de aarde. Ze hebben geen
last van atmosferische verstoringen en kunnen allerlei soorten straling waarnemen en
scherpere beelden maken dan vanaf de aarde.