You are on page 1of 19

Is straling schadelijk voor de mens

Kick Boonstra & Stijn Jaspers


inleiding

 Wat is straling?

 Wat voor verschillende soorten straling zijn er?

 De scheikundige en natuurkundige gedachte achter straling

 Straling vanuit de telefoon

 Het effect van straling op de mens

 Het chemische effect van straling

 Detectie van ioniserende straling

 Proefjes
1. Wat is straling?
Elektromagnetische straling is een elektrisch deeltje dat energie uitzendt in de vorm van
golven die door een ruimte met lichtsnelheid stroomt. Dit kan uitgelegd worden met de
theorie van de kwantummechanica. Er zijn voor deze theorie twee verschillende
benaderingen bedacht. De Duitse natuurkundige Heisenberg bedacht de theorie van de
matrixmechanica en de Oostenrijkse natuurkundige Schrödinger bedacht de theorie van de
golfmechanica. De matrixmechanica interpreteert fysische eigenschappen van deeltjes als
matrices die in de tijd evolueren en de golfmechanica beschrijft het verloop van een golf in
tijd in een ruimte. Samen vormen deze theorieën de kwantummechanica.
Als we het hebben over elektromagnetische straling moet denken aan licht, röntgenstraling
en radiogolven. Straling is ook de overdracht van energie naar objecten zonder contact te
maken met andere objecten. Straling kan ontstaan door verschillende natuurkundige
processen zoals: ‘gassen die onder invloed van energie straling produceren’, ‘radioactief
verval’, ‘het verschil in temperatuur’ of ‘kernfusie’.
Ioniserende stralen zijn stralen die elektronen uit de atoom losmaken. Fotonen en
deeltjesstraling zijn twee soorten ioniserende straling. Deeltjes straling zijn geladen deeltjes
die uit de kern van een atoom komen. Fotonen straling zijn elektromagnetische stralen zoals:
infrarood, ultraviolet, radiogolven en zichtbaar licht.
-.-
2. Wat voor soorten straling zijn er?

De verschillende soorten stralingen worden opgesplitst in de eerste drie letters van het
Griekse alfabet: alfa, bèta en gamma.
Alfa: positief geladen deeltje en zwaar
Bèta: negatief geladen deeltje en licht
Gamma: heeft geen lading

Alfastraling

Alfastraling is een veelvoorkomende ioniserende straling die bestaat uit alfadeeltjes.


Ioniserende straling is straling die ervoor zorgt dat er in een deeltje een atoom wordt
‘’weggeslagen’’. Het wegslaan van een atoom betekent dat er een negatief geladen deeltje
van het atoom wordt gescheiden en dan dus het atoom positief wordt. Een alfadeeltje is een
atoom met dezelfde kenmerken als een helium atoom. Als kernen zoals uranium en
plutonium vervallen ontstaat alfastraling. Op het plaatje is een alfa verval weergegeven, op
dit plaatje splitst een Uraan deeltje zich op in een Thorium deeltje en een Helium deeltje.
Een alfadeeltje heeft de kern van een heliumatoom, want het deeltje bevat twee protonen
en twee neutronen. Alfastraling ontstaat dus als een atoomkern een heliumkern uitzendt.
Zoals in het plaatje staat wordt 235U veranderd in 231Th. Dit komt doordat de Heliumkern +
de Thoriumkern gelijk moeten zijn aan de Uraankern. Hetzelfde geldt dus voor de onderste
getallen: het atoomnummer. Het atoomnummer geeft de plek aan in het periodieksysteem.
In het paatje moeten dan de 92U in 90Th en 2He veranderen om het aan beiden kanten van
de pijl gelijk te maken.
Alfadeeltjes kunnen alleen gevaar veroorzaken wanneer als het door het lichaam wordt
opgenomen. Dat komt omdat de dracht van alfadeeltjes kort is. Dracht is de afstand die de
alfadeeltjes door de lucht kunnen afleggen. Deze afstand is maar enkele centimeters, dat
komt omdat alfadeeltjes veel van hun energie kwijt raken tijdens deze korte afstand.
Alfastraling kan in het lichaam komen door het eten van voedsel wat besmet is met
alfastraling. Als alfadeeltjes in het lichaam zitten kan de energie die vrijkomt schade kan
aanbrengen aan de cellen: alfastraling doodt de cellen. De meeste stamcellen die in het
beenmerg zitten en door alfastraling worden aangetast sterven gelijk af volgens een
onderzoek van de Medical Research Council in Oxford. Volgens het onderzoek stierven
sommige stamcellen niet af maar zorgde voor afwijkend gedrag van de chromosomen. De
stamcellen die afwijkend gedrag vertoonde, gaven dat door in de celdeling. Door deze
ontwikkeling kan een met alfastraling besmette (stam)cel na vele delingen zorgen voor
leukemie in het lichaam. Het lichaam kan tegen deze soort straling beschermd worden door
het lichaam te bedekken met kleding of een gewoon blaadje papier.
Daarnaast kan alfastraling ook schade aanrichten in het lichaam door middel van inademing.
Bij deze vorm wordt er schade aan de longen aangericht. Het edelgas radon is een voorbeeld
van een gas dat schade kan veroorzaken aan de longen. Deze gas ontstaat er als een
alfaverval plaatsvindt op de stof radium. Doordat radon wordt ingeademd kan alfastraling
aan de binnenkant van de longen veel schade aanrichten. Een andere stof die de longen
aantast is polonium-210. Deze stof zit in sigarettenrook. Als er een jaar lang anderhalf pakje
per dag wordt gerookt is dit dezelfde hoeveelheid als 300 röntgenscans van de borst.

Bètastraling

Bètastraling is ioniserende straling die bestaat uit twee soorten bètadeeltjes: ß- straling en
ß+ straling. Bij bètastraling ontstaat het bètaverval, hierin zendt
een atoomkern een elektron (e-) of positron (e+ ) uitzendt. Een
positron is een positief elektron. Bij de eerste soort straling, dus ß- straling verandert in de
kern een neutron in een proton. Dit betekent dat het hele atoom positief wordt. Ook wordt
een elektron en een elektron-antineutrino weggeschoten. Een elektron-antineutrino is een
ongeladen lepton ( betekent: klein). Bij deze gebeurtenis blijft de massa van de kern van het
atoom ongeveer hetzelfde. Dat komt omdat een neutron en een proton bijna dezelfde
massa hebben. Hierdoor blijft het massagetal hetzelfde, alleen het atoomnummer wordt
met 1 verhoogd. Bij ß+ straling is het juist andersom: in de kern verandert een proton in een
neutron. Hierbij wordt een positron e+ en een elektron-neutrino weggeschoten. Doordat
een bètadeeltje lichter en kleiner is dan een alfadeeltje heeft het een groter bereik. Om
bètastraling tegen te houden heb je meer nodig dan bij alfastraling. Voor bètastraling is een
plaat van aluminium of ander metaal nodig. Het gevaar van bètastraling is hetzelfde als voor
alfastraling, dus kan het veel schade aanrichten in het lichaam. Het verschil tussen het
gevaar van deze soorten stralingen is dat bètastraling verder in het lichaam kan doordringen:
het heeft een langere dracht. In tegenstelling tot alfastraling hoeft bètastraling niet te
worden opgenomen in het lichaam om schade aan te richten in het lichaam.

Gammastraling

Gammastraling is elektromagnetische straling. Het ioniserende vermogen van gammastraling


is lager dan die van alfastraling. Hierdoor worden bij alfastraling alle moleculen onderweg
geïoniseerd en kan dus makkelijker worden tegenhouden omdat het bijna al zijn energie al
kwijt is. Om deze reden is er voor gammastraling ook meer nodig om het tegen te houden.
Het tegen houden van gammastraling is lastig: het gaat door dikke materialen heen. Het kan
worden tegen gehouden door een cm lood of 10 cm beton gammastraling is de gevaarlijkste
soort straling die er is. Gammastraling maakt, net zoals alfa- en bètastraling, cellen en DNA
kapot. Het verschil is dat gammastraling veel meer nodig heeft om tegen gehouden te
worden. Hierdoor is het moeilijker om tegen gammastraling beschermd te zijn. Om de
energie uit te rekenen kan de volgende formule gebruikt worden: E=h*c/λ. Met c als
lichtsnelheid, h als constante van Planck en λ als golflengte. De c en de h zijn altijd geven: in
BINAS staan deze gegevens in tabel 7.

Ioniserende vermogen
Als een alfadeeltje wordt weggeschoten van de kern heeft het een snelheid van ongeveer
15000 km/s. Als dit deeltje in botsing komt met een luchtmolecuul wordt er een elektron
afgetrokken, hierdoor is het ion positief geworden. Het alfadeeltje laat een breed spoor
achter zich. Het kost veel energie om een luchtmolecuul te ioniseren: na elke ionisatie is het
alfadeeltje een beetje energie kwijt geraakt. Als het deeltje uiteindelijk nog langzamer gaat
krijgt het de snelheid van een normaal molecuul. Deze gaan nog steeds een paar honderd
m/s. Als het alfadeeltje twee elektronen oppikt wordt het een heliumatoom.
Een bètadeeltje is 0,0005 u (=8,3026952*10-31Kg), om deze reden botst dit deeltje minder
hard met luchtmoleculen en maakt ook minder vaak een ion. Het ionenspoor is in
vergelijking met het ionenspoor van een alfadeeltje veel dunner. Het bètadeeltje doet wel
langer met zijn energie. Hierdoor is het ionenspoor ook langer. Als de alfadeeltjes en
bètadeeltjes geen lading hebben maken ze geen luchtionen. De lengte van dit ionenspoor
heet de dracht. De dracht van een alfadeeltje is kort en in de lucht dus maximaal 10 cm lang.
De dracht van een bètadeeltje is langer want dit deeltje doet langer met zijn energie. Het
ioniserende vermogen van gammastraling is nog minder dus deze dracht komt het verst, ten
opzichte van alfastraling en bètastraling.

3. De scheikundige en natuurkundige gedachte achter straling.


Bij de bespreking van de scheikundige en natuurkundige gedachten achter straling willen wij
ingaan op de beweging van stralingen en op het doordringend vermogen van verschillende
stralingen.

Alfastraling
Als eerste behandelen we alfastraling dat bestaat uit twee protonen en twee neutronen, dat
samen de kern helium-4 maakt (He2+). Een alfadeeltje kan ervoor zorgen dat een element
verandert naar een ander element. Neem als voorbeeld dit plaatje. Je ziet dat het element
uranium-238 vervalt en het element thorium-234 ontstaat + het alfadeeltje .
Alfastraling heeft een klein doordringend vermogen, dit betekent dat de straling lastig door
voorwerpen kan voortbewegen. Omdat alfadeeltjes veel ionen maken en dus een groot
ioniserend vermogen hebben zijn ze ook snel hun energie kwijt en hebben ze een kleine
dracht. Daarom komt alfastraling niet eens door een velletje blank papier. In tegendeel tot
het kleine doordringend vermogen is alfastraling gevaarlijk voor het menselijk lichaam,
voornamelijk in het inwendige systeem van de mens. Dat is omdat alle energie van de
straling in een klein gebied rond de bron wordt opgenomen. Dit proces kan optreden als de
alfastraling via een injectie of via voedsel je lichaam binnenkomt. Het komt ook voor dat
iemand besmet raakt door gasvormige alfastralers. Je hebt bijvoorbeeld radium dat vervalt
waardoor er radon ontstaat en alfadeeltjes. Als je de alfastraling dan inademt en het raakt
de binnenkant van je longen, dan is het erg schadelijk.

Bètastraling
Vervolgens behandelen we de bètastraling. Bètastraling bestaat uit elektronen en
positronen (is het antideeltje van een elektron, en heeft dezelfde massa maar de
tegengestelde lading), dit noemen we bètadeeltjes. Er zijn twee verschillende bètastralingen:
ß- en ß+. Bij ß- straling verandert in de kern het neutron in een proton, bij ß+ straling is het
juist andersom dat de proton in een neutron verandert 01 ß. Bij bètastraling verandert het
massagetal met 1, terwijl bij alfastraling het massagetal met 2 verandert. Hier hebben we
ook weer een voorbeeld bij. Op het plaatje zie je thorium-234 dat door verval protactinium-
234 + het ß- deeltje vormt.
Het doordringend vermogen van bètastraling is niet groot maar groter dan dat van
alfastraling. Dat is omdat bètadeeltjes veel minder ionen maken en de bètadeeltjes zuiniger
zijn met hun energiegebruik. Dit is waarom de dracht groter is en bètastraling pas wordt
tegengehouden door ongeveer 1 cm dik licht materiaal. Bijvoorbeeld aluminium van 1 cm
dik. Bètastraling is schadelijk voor de huid dus ontstaat er een chemische reactie op het
oppervlak van de huid. Deze reactie veroorzaakt een chemische veranderingen in menselijke
cellen. In de geneeskunde word bètastraling (Fosfor-32) gebruikt om bepaalde
bloedafwijkingen te onderzoeken.

Gammastraling
Als derde is er gammastraling. Gammastraling heeft geen lading en heeft dus 0 protonen, 0
neutronen, 0 elektronen en 0 positronen. Het grappige bij gammastraling is dus dat het het
element niet verandert. In de volgende plaatjes zie je hoe gammastraling verschilt met alfa-
en bètastraling. Zo zie je dus dat een gammadeeltje eigenlijk een straling is en niet echt een
deeltje. Dat zie je ook aan de reactie die er ontstaat als je nikkel-60 hebt en je er een
gammadeeltje bij doet: er gebeurt helemaal niets.
Het doordringend vermogen van gammastraling vergeleken met alfa en bètastraling is het
grootste. Want gammastraling heeft het kleinste ioniserend vermogen en komt dus het
verst. Nog een verschil met alfastraling en bètastraling is dat een alfadeeltje 4u weegt, een
bètadeeltje 0,0005u en een gammadeeltje geen massa én geen lading heeft. Gammastraling
kan alleen worden tegengehouden door een dikke laag beton en niet door een velletje
papier of een laagje water. Het ontstaan van alle drie deze stralingen komt door radioactief
verval van atoomkernen maar ze hebben allemaal dus andere effecten op de gezondheid.
Omdat gammastraling zoveel energie bij zich houdt en moeilijk tegen te houden is is
gammastraling schadelijk voor de mens. Met name voor het DNA is het schadelijk omdat
gammastraling de DNA cellen kapot maakt waardoor ernstige ziektes kunnen ontstaan.

4. Straling vanuit de telefoon.

Een telefoon maakt gebruik van antennes om te communiceren. Om contact te


maken met deze antennes wordt gebruik gemaakt van radiogolven. Radiogolven
wordt gezien als onderdeel van het elektromagnetische straling, wat mogelijk
schadelijk is voor de mens volgens het Internationaal Agentschap voor
Kankeronderzoek. Uit onderzoek van het International Agentschap voor
Kankeronderzoek is gebleken dat het elektromagnetische veld vanuit de telefoon
kankerverwekkend kan zijn voor de mens.
Dit onderzoek is gebaseerd op een verband tussen de telefoon en gliomen. Gliomen
zijn tumoren in de hersenen en ruggenmerg, de tumor ontstaat uit gliacellen.
Gliacellen zijn cellen die zich in het zenuwstelsel bevinden.
Er is geen onderzoek geweest dat aantoont dat straling uit de telefoon schadelijk kan
zijn voor de gezondheid. Er is aan de andere kant ook geen onderzoek dat aantoont
dat het niet schadelijk is voor de gezondheid. Dit is vooral omdat er niet genoeg
onderzoek is gedaan naar langdurige blootstelling aan een kleine hoeveelheid
straling.

SAR waarden
De SAR (Specific Absorption Rate) is een waarde die aangeeft hoeveel
elektromagnetische straling via de telefoon in het lichaam terechtkomt. In Europa
mogen alle telefoons niet meer uitzenden dan 2 W/kg. De hoeveelheid W/kg wordt
onderverdeeld in verschillende categorieën van A tot E met A als laagste SAR waarde
en E als hoogste. A: < 0,4 W/kg en E: 1,6 – 2 W/kg. Alle Apple telefoons liggen tussen
de 0.878 W/kg en 1,17 W/kg, dat betekent dus dat Iphone in categorie C zit. Hoe
nieuwer het model van de Iphone, hoe groter de SAR waarde is. Met deze waarden
kan dus bekeken worden of de straling uit de telefoon schadelijk is.

Aanwijzingen dat Straling van de telefoon schadelijk is

- Wetenschappers van het Israëlische Instituut voor Technologie hebben


onderzoek gedaan naar de schade die straling veroorzaakt op het oog. Op de ogen
van kalveren werd een proef gedaan met warmte, deze warmte was hetzelfde als de
warmte die vrijkwam tijdens een lang telefoongesprek. Twee weken verder in het
onderzoek werd er op het oogweefsel van de kalf een bobbeltje geconstateerd, wat
gelijk staat aan een beginnende fase van de oogaandoening cataract. Cataract,
oftewel grijze staar, veroorzaakt het troebel worden van het oog waardoor het zicht
wordt verminderd. Uiteindelijk kan er ook blindheid ontstaan.
- Uit onderzoek van Prof. Santini bleek dat mensen die vlakbij een zendmast
wonen last hebben van bepaalde klachten. Deze klachten zijn: geheugenstoornissen,
concentratieproblemen, vermoeidheid, irritatiegevoeligheid, depressieve klachten,
slaapstoornissen en hoofdpijn/migraine.
- Langdurige bellen kan schadelijk zijn voor de functionaliteit van de hersenen.
Dat blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Er werden 300
mensen drie jaar lang gevolgd. De mensen die vaak en lang bellen hebben een kleine
vertraging in de hersenfunctie, deze vertraging ligt tussen de ‘’normale’’ grenzen. De
mensen die vaak belden hadden gerichtere aandacht dan de mensen die weinig
bellen. Het is daarom niet duidelijk uit dit onderzoek of straling op dit punt slecht is
voor de gezondheid.
- Straling kan de slaap verstoren. Dat blijkt uit onderzoek dat door de
fabrikanten van mobiele telefoons is gefinancierd. De proefpersonen die meededen
en werden bloot gesteld aan straling afkomstig van telefoons, hadden langer de tijd
nodig om in een diepe slaap te komen dan de mensen die niet werden blootgesteld
aan straling uit de telefoon.
- Tijdens een onderzoek van de Universite Catholique de Louvain werden
zeventien ratten blootgesteld aan straling. Naast deze groep was er ook een groep
met ratten die niet werd blootgesteld aan straling. De straling bestond uit straling uit
de telefoon, antenne straling en wifi straling. Van de groep die werd blootgesteld
stierven er 16 van de 17 ratten aan een tumor. Terwijl er bij de niet blootgestelde
ratten geen één aan een tumor was gestorven.

Aanwijzingen dat straling vanuit de telefoon niet schadelijk is

- Er is geen hard bewijs dat het elektromagnetische veld een negatieve invloed
heeft op de gezondheid van de mens. Hierdoor is er ook geen reden om te denken
dat straling uit de telefoon slecht is. Ook is er geen verband tussen een slechte
gezondheid en blootstelling aan radiogolven.
- Volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) is er alleen een verhoging
van de lichaamstempratuur bij blootstelling aan radiostraling. Verder zijn er geen
negatieve effecten. Deze verhoging van de lichaamstempratuur gebeurt alleen bij
een grote hoeveelheid van straling.
- In de media komt soms naar buiten dat er rond telefoon antennes veel
kankergevallen zijn. Geografisch gezien zijn de kankergevallen ongelijk verdeeld, door
deze reden lijkt het soms alsof er rond antennes veel kankergevallen zijn. Door het
hele land staan deze antennes waardoor het toeval kan zijn. Ook hebben de
kankergevallen rond de telefoon antennes verschillende oorzaken waardoor de kans
klein is dat dit wordt veroorzaakt door de straling die van deze antennes komt.
- Als de elektromagnetische straling boven een bepaalde hoeveelheid komt kan
het veranderingen aanbrengen aan atomen. De hoeveelheid waar deze straling moet
zitten is bij 3,28 × 1015 Hz, als de hoeveelheid hier boven komt brengt dit dus
verandering aan de atomen aan. De hoeveelheid die uit telefoons komen is een
miljoen keer lager. Doordat de hoeveelheid zeer klein is, is er dus geen ioniserende
straling. Ioniserende straling is een atoom dat meer positieve atomen heeft gekregen
door het wegslaan van een negatief, waardoor het ion positief wordt. Deze lage
straling kan naast een kleine tempratuurverhoging verder geen schade aanrichten.

Conclusie

Op de vraag of straling vanuit de telefoon schadelijk is voor de gezondheid, is moeilijk


een antwoord te geven.
De soort straling die in de telefoon is wel schadelijk, maar dat is alleen als het in
grotere mate voorkomt: miljoenen keren groter dan de huidige straling.
De onderzoeken wijzen aan dat het schadelijk kan zijn om langdurig te bellen. Ook
hoor je vaak dat er meer kankergevallen zijn rond telefoonantennes dan in een buurt
zonder antennes in de buurt.
Het is echter niet overduidelijk dat deze kankergevallen voortkomen uit deze
genoemde oorzaken. Zeker voor de kankergevallen rond telefoonantennes, zijn er
meerdere oorzaken mogelijk en is het amper tot niet te herleiden naar de
telefoonantennes.
Al met al lijkt het erop dat straling uit de telefoon alleen schade kan aanrichten als
het in zeer grote hoeveelheden voorkomt, veel grotere hoeveelheden dan nu het
geval is. De conclusie kan zijn dat straling uit de telefoon, radiostraling en straling uit
zendmasten niet schadelijk zijn voor de mens.

5. Het effect van straling op de mens

Zoals we bij de bespreking van de verschillende soorten straling in deelonderwerp 3


hebben gezegd kan straling de gezondheid van de mens aantasten. De straling tast
het weefsel en het DNA van een mens aan omdat ze veel energie met zich
meedragen en ze rondom de bron wordt opgenomen. Het gebied rond de bron word
dan aangetast, waardoor de kans op gezondheidsschade toeneemt. Door
blootstelling aan de straling kan dit proces versneld worden. Hoe snel dat gaat is
afhankelijk van de afstand waarop je van de bron staat, de duur van de blootstelling
en hoe de bron is afgeschermd.
Mensen kunnen blootgesteld worden aan ioniserende straling door bijvoorbeeld
besmet voedsel te eten, door het inademen van ionen die vervallen omdat er een
nieuw ion ontstaat, door lucht waar radioactieve deeltjes in zitten en ook door
röntgentoestellen die artsen gebruiken om in je lichaam te kijken.

Er zijn reglementen die regels stellen over handelingen die een risico kunnen inhouden ten
gevolge van blootstelling aan ioniserende straling. Op die manier wordt de bevolking,
mensen die er mee moeten werken zoals artsen, en het milieu beschermd. Een werkgever
moet zich voor tewerkstelling informeren over hoe ze rond een stralingsbron hebben
gewerkt. De informatie die ze moeten geven over de werking rond een stralingsbron ligt
meestal tussen de één opvolgende kenmerken: arbeidsrisico’s, basisnormen, vermeldingen,
de richtlijnen in noodgeval op niveau van de werkplaats en van de onderneming, het belang
van nakomelingen en nauwkeurige opleiding. Er zijn twee belangrijke categorieën als het
gaat om effecten van ioniserende stralen, deterministische en stochastische effecten.

Als je aan deterministische effecten moeten denken denk dan aan functionele en
morfologische schade aan gezond weefsel. De hoeveelheid van schade die word aangericht
kan verschillende door de dosis. Bij een dosis kleiner dan 200 mSv zijn er nog geen
deterministische effecten gevonden. Wordt deze grens overschreden dan is het effect dat
iemand een tekort aan functionele cellen krijgt.
Bij stochastische effecten moet je denken aan dat de kans op inductie toeneemt met de
dosis en er dus geen drempeldosis is. Bij stochastische effecten weet je nooit wanneer ze
voorkomen want deze effecten zijn pas 10 tot 30 jaar na blootstelling zichtbaar.
Bij het bepalen van de schade moet je weten hoeveel energie de straling aan je lichaam
afgegeven heeft. Daarnaast maakt het uit over hoeveel massa de energie verdeeld is: als alle
energie geconcentreerd is in een kleine massa is er meer schade dan als de energie verdeeld
is over een grotere massa. De dosis geeft aan hoeveel J energie er is opgenomen per kg
weefsel. Om de dosis te berekenen gebruik je de formule: D= E/m in gray. Bij een bepaalde
hoeveelheid gray zitten stralingsziektes. Bij < 0,5 gray zijn geen extra symptomen alleen
wordt de kans op kanker groter. Bij 0,5-1 gray krijg je hoofdpijn en een verhoogde kans op
infecties. Bij 1-2 gray heb je last van erge hoofdpijn, misselijkheid en braken en dit blijft voor
een dag. Bij 2-3 gray heb je dezelfde symptomen maar heb je er twee dagen last en voel je je
na 7 dagen heel moe. Ook is er kans op haaruitval. Bij 3-4 gray loopt het ziekteverloop gelijk
maar na latente fase ontstaan er mond-, huid-, nierbloedingen. En na dertig dagen is vijftig
procent van de slachtoffers overleden. Bij 4-6 gray voel je de symptomen na dertig minuten
en na de latente fase voel je dezelfde symptomen als bij 3-4 gray alleen dan ernstiger. En na
dertig dagen sterft zestig procent van de slachtoffers. Bij 6-10 gray heb je dezelfde
symptomen alleen wordt het beenmerg ook volledig vernietigd. Bijna honderd procent sterft
bij deze hoeveelheid gray, alleen een beenmergtransplantatie kan het slachtoffer redden. Bij
10-50 gray voel je de symptomen na vijf minuten. Er ontstaan interne bloedingen door de
afstervende cellen in het spijsverteringsstelsel. Honderd procent van de slachtoffers sterft,
het enige wat het slachtoffer geofferd kan worden is palliatieve zorg waar wordt gezorgd
voor verbetering of verlichting, in dit geval uitstel van de dood. Bij 50> gray is iemand
onmiddellijk dood. Neem als voorbeeld neutronenbommen. Naast de dosis die je ontvangt
maakt ook de soort straling uit. Alfadeeltjes zijn twintig keer zo gevaarlijk als bèta, gamma of
röntgen. Dit noemen we ook wel de dosisequivalent (H). De formule voor de dosisequivalent
is: H=W.D in Sv waar W de weegfactor is dat voor bèta, gamma en röntgen hetzelfde is één
en voor een alfadeeltje is het twintig.
In het ziekenhuis worden artsen ook beschermd door maatregelen waar het ziekenhuis zich
aan moet houden. In het ziekhuis hebben alle artsen, dokters en verzorgers een
fotografische film. Dit is een stukje film ingepakt in papier waardoor er geen licht bij komt.
Houd je er echter een radioactieve bron bij, en ga je de film later ontwikkelen dan kleurt de
film zwart! Dit is dus een indicator voor bèta of gamma straling. Als je in een ziekenhuis
werkt waar veel radioactieve materialen aanwezig zijn word er een badge gedragen die na
elke maand laat zien met hoeveel straling je in contact bent geweest. In beide gevallen hoe
zwarter de film, des te meer straling je hebt opgelopen.

6. Het chemische effect van straling.


Door de hoge energie die de straling produceert kan een materiaal ‘ioniseren’. Dat zorgt
ervoor dat er een elektron uit een atoom wordt vrijgemaakt. Dit kan schade aanrichten aan
het molecuul waar de atoom zich bevindt. Als dit meerdere malen en op de verkeerde plek
achtereenvolgend gebeurd, kan dit gevolgen hebben voor de gezondheid van een mens. De
kans dat er in Nederland een radioactieve wolk ontstaat door een kernongeval is klein, want
Nederland is een wel georganiseerd land. De kans bestaat dat er in andere landen rond
Nederland wel een grotere kans is dat een kernongeval plaatsvindt. Er zou dan vanaf dat
land een radioactieve wolk naar Nederland toe kunnen drijven. Maar hoe groter de afstand
die de wolk moet afleggen hoe meer de radioactieve wolk zich verdunt, waardoor er minder
radioactieve deeltjes in Nederland aan zullen komen.

7. Detectie van ioniserende straling

Om erachter te komen of er ergens straling is, bestaan er detectiemethodes:


1-fotografische film
2-Geiger-Müllerteller
3-Proportionele teller
4-dradenkamer.

Fotografische film
Bij deze manier wordt er een stukje film ingepakt in papier, door het papier kan er geen licht
bij het stukje film komen. De film kan echter wel zwart kleuren als deze in de buurt van een
radioactieve bron wordt gehouden. De straling die erdoor komt is vooral bèta en gamma,
want alfastraling wordt tegengehouden door papier. Vaak wordt op deze manier straling
gemeten in ziekenhuizen, wanneer er bijvoorbeeld met röntgenfoto’s wordt gewerkt. Het
stukje film en papier worden verwerkt in een badge. Deze badge wordt gedragen tijdens het
werk op de borst, door bijvoorbeeld mensen die werken in het ziekenhuis. De artsen in het
ziekenhuis maken vaak röntgenfoto’s, van deze röntgenfoto’s komt straling af. Iedere week
wordt de badge gecontroleerd. Als het stukje film heel zwart is geworden, betekent dat de
persoon met veel straling in aanraking is gekomen.

Geiger-Müllerteller

In 1982 werd de Geiger-Müllerteller (GM-teller) uitgevonden


door Hans Wilhelm Geiger en Walther Müller, twee
uitvinders. Eerst kon de teller alleen alfa deeltjes waarnemen.
Later kon de teller ook bèta en gamma deeltjes waarnemen.
De Geiger-Müllerteller was goedkoop en had niet veel stroom
nodig, daarom werd de teller populair als draagbare
stralingsdetector. De GM-teller bestaat uit een metalen buis
met een pin in het midden van de buis. Straling komt aan één
kant de buis binnen doordat de andere kant is afgesloten met een dun plaatje. De buis en de
pin in het midden van de buis zijn verbonden met polen die een spanning leveren van 1000
volt. In de buis zit ook een gas wat geen stroom geleidt. Er ontstaan losse ladingen als de
ioniserende straling langs het gas komt en het gas geïoniseerd wordt. Er gaat stroom lopen
in de buis doordat de losse ladingen bewegen. De luidspreker geeft een tik als deze stroom
loopt. Naast draagbare stralingsdetector werden deze GM-tellers na de kernramp in
Tsjernobyl door het RIVM door heel Nederland neergezet. Ieder uur wordt de gemeten
waarden van deze meters doorgestuurd naar het RIVM. Op deze manier blijft iedereen veilig
en is de kans klein dat iemand in Nederland te veel straling binnen krijgt.

Proportionele teller

Een Proportionele teller werkt hetzelfde als een GM-teller alleen gebruikt een Proportionele
teller een lagere spanning. Net zoals in een GM-teller wordt er telgas gebruikt. Dit gas
bestaat uit een mengsel van 90% argon en 10% methaan. Er worden atomen los gemaakt uit
de elektronen wanner er ioniserende straling binnen valt. De atomen die los komen in het
telgas zorgen voor een los negatief elektron en een positief ion. Ook wel ionenpaar
genoemd. De elektronen worden door een detector naar een positieve elektrode geleid. De
positieve ionen worden naar een negatieve elektrode geleid. Doordat er in een
Proportionele teller een lagere spanning wordt gebruikt dan in een ionisatie kamer die in
een GM-teller zit, ontstaat er een lawine effect. Deze lawines kunnen afhankelijk van elkaar
plaatsvinden als de spanning goed gekozen is. Op deze manier heeft elke invallende
ioniserende straling zijn eigen lawine. De naam Proportionele teller is niet zomaar gekozen,
deze naam betekent ook wel evenredige teller. Door het lawine effect blijft de totale lading
die vrijkwam van het invallende deeltje gelijk aan de losgemaakte lading.

Dradenkamer

Een dradenkamer bestaat uit horizontale gespannen draden. Deze draden zitten boven
elkaar in verschillende lagen en vormen zo een raster. Om en om hebben deze lagen een
spanning van + en -. Net zoals bij een GM-teller springt er een vonkje op de plaats wanneer
er een ioniserend deeltje langs de draden komt. In het plaatje hiernaast is een dradenkamer
weergegeven. Bij T valt een deeltje binnen, deze gaat door P (kathodeplaten). Een kathode is
de pool waar de elektronen de dradenkamer binnengaan. Daarna komt het
invallende deeltje bij de anodedraden (W). het
tegenovergestelde van een kathode is de anode. Bij A wordt
vervolgens een stroompuls gegeven. Op deze manier kan men
zien of er een ioniserend deeltje is binnengevallen.

8. Proefjes

Voor het onderwerp straling hebben wij drie proefjes gedaan. Het eerste proefje dat we
deden hadden we zelf bedacht. We wilden zien waar in school de straling het hoogste is en
waarom dat zo is. Het tweede en derde proefje deden we tijdens een natuurkunde les. Er
kwam een professional naar school die allerlei proefjes voor ons had klaar gezet waardoor
we meer te weten zouden komen over straling. De proefjes die wij tijdens de les hebben
gedaan gingen over de vraag hoeveel straling er door een rubberen bandje heen kan gaan
terwijl het rubberen bandje steeds verder wordt uitgerekt. En het gemiddelde aantal
vervallende ionen over tien seconden en dat dan dertig keer tien seconden meten.

Proefje één (straling binnen het Mendelcollege)


Tijdens een natuurkunde les mochten we de Geiger-Müllerteller lenen en gingen we door de
school om te controleren waar de straling het hoogste was. We begonnen bij de
natuurkunde vleugel waar we de Geiger-Müllerteller zestig seconden lieten tikken. Wij
kregen als meting dertien tikken. Dat betekent dat er in zestig seconde dertien ionen
vervielen. Daarna liepen we met een karretje door de school naar onze volgende
bestemming. We kwamen aan bij Nederlands en de tekenlokalen en ook na daar zestig
seconden gemeten te hebben, hadden we zestien tikken gemeten. Daarna liepen we door
naar het biologielokaal van meneer Holleboom. Daar maten we na zestig seconde wachten
vierendertig tikken. Dat vonden we een groot verschil met de andere plaatsen in de school
waar we gemeten hadden. Bij het biologielokaal was de straling bijna drie keer zo groot.
Daar schrokken we wel van. Hierna liepen we naar het scheidkundelokaal van mevrouw Van
Duin waar we na zestig seconden, twintig tikken hadden gemeten. Van hier liepen we
helemaal terug en gingen weer met de lift naar beneden naar een computerlokaal waar we
na zestig seconden twaalf tikken gemeten hadden. Hiervandaan liepen we naar de
lerarenkamer waar we van de rector ook de straling mochten meten. Na zestig seconden
zagen we vijftien tikken verschijnen.
Wat we bij dit proefje moest vertellen van meneer De Kraker is dat een factor voor het
aantallen vervallende ionen is hoe nieuw of oud het gedeelte van het Mendelcollege is
waarin wordt gemeten. De natuurkundevleugel is nieuwbouw en Nederlands en de
tekenlokalen zijn ook nieuwbouw. Het biologielokaal is oudbouw en het scheikundelokaal is
ook oudbouw. Het computerlokaal is nieuwbouw en de lerarenkamer zijn ook nieuwbouw.
Kort weergegeven zijn dit onze meetgegevens:

lokaal type bouw straling


natuurkundevleugel nieuwbouw 13
Lokalen Nederlands en tekenen nieuwbouw 16
biologielokaal oudbouw 34
scheikundelokaal oudbouw 20
computerlokaal nieuwbouw 12
lerarenkamer nieuwbouw 15

Conclusie -.-

Proefje twee (ionenverval kracht rubberen bandje)


Tijdens deze proef begonnen we met de meting van vervallende ionen door een rubberen
bandje. Voor dit proefje had je een statief nodig die aan de bovenkant een rubberen bandje
zat dat vast zat. Er zat een krachtmeter aan de onderkant van het statief. Aan de bovenkant
zat aan de rechterkant van het rubberen bandje een Geiger-Müllerteller en aan de andere
kant van het rubberen bandje een stralingsbron. Door aan een rad te draaien rekte het
rubberen bandje uit en ging de krachtmeter omhoog. Doordat het rubberen bandje werd
uitgerekt veranderde de dikte, lengte en breedte. Dat hebben wij opgemeten. We moesten
toen de Geiger-Müllerteller zestig seconden aanzetten en kijken hoeveel ionen er vervallen
in die zestig seconden. Uit het proefje bleek dat als een meer kracht op het rubberen bandje
werd uitgeoefend, het makkelijker is voor de vervallende ionen om opgevangen te worden
door de Geiger-Müllerteller. De gegevens die we moesten opschrijven waren: de
uitgeoefende kracht op het rubberen bandje (F), de lengte zonder de uitgeoefende kracht en
de lengte van het uitgerekte rubberen bandje bij de bijbehorende kracht, breedte, dikte,
oppervlakte en het uitrekkend vermogen van rubber. Nadat we de gegevens hebben
opgemeten en berekend moesten we een grafiek maken van het uitgerekende cm 3 en wat
daaruit blijkt is dat vanuit de vijf verschillende gegevens die we hebben opgeschreven en
berekend blijkt dat de grafiek een rechte lijn was. Met deze grafiek konden we berekenen
hoeveel cm3 er bij een bepaald aantal kracht hoort.
Proefje drie (ionenverval stralingsbron)
Tijdens het laatste proefje moesten we dertig keer tien seconden het ionenverval van een
stralingsbron meten. We kregen een Geiger-Müllerteller die was verbonden met een
stralingsbron. Na de dertig keer tien seconden hadden we alle gegevens opgeschreven in
een tabel en moesten we het gemiddelde van de tabel berekenen. Wat uit de berekening
kwam was dat gemiddeld 227.6 ionen vervallen in 10 seconden. Van deze gegevens moesten
we een staafgrafiek maken waar we de gegevens moesten opdelen in groepen van tien (van
200-210, 211-220 etc.). In de grafiek moesten we een lijn zetten van het gemiddelde en nog
twee lijnen van de wortel van het gemiddelde die we daarna plus en min het gemiddelde
deden waardoor en drie lijnen in de staafgrafiek kwamen en moesten we zien hoeveel van
de dertig gemeten vervallende ionen we tegenkwamen tussen of op de twee buitenste
lijnen. Wij kwamen uit op drieënzestig procent en het gemiddelde van al de mensen die deze
proef hebben gedaan bij de Universiteit van Utrecht kwamen uit op achtenzestig procent.
Wij moesten het timen van de meting echter met de hand doen en dat is toch minder
nauwkeurig. Om een echt betrouwbare uitslag van dit practicum te krijgen is het belangrijk
om heel precies te kunnen meten.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Straling - gebruikt om info te zoeken over straling zelf


https://nl.wikipedia.org/wiki/Alfastraling - gebruikt bij kenmerken alfastraling
https://nl.wikipedia.org/wiki/B%C3%A8tastraling – gebruikt bij kenmerken bètastraling
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gammastraling - gebruikt bij kenmerken gammastraling
https://www.examenoverzicht.nl/natuurkunde/alfa-beta-gammastraling - gebruikt bij het
verschil in alfa, bèta en gamma straling.
https://www.google.com/search?client=firefox-b-
d&q=hoe+beschermen+artsen+zich+tegen+stralign (de eerste dikgedrukte woorden waar je
op kan drukken(stralingsbescherming in het ziekenhuis)). – gebruikt bij het effect van straling
op mensen.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Stralingsziekte - gebruikt bij de hoeveelheid gray en de
kernmerken erbij.

You might also like