Professional Documents
Culture Documents
De massa’s van atomen en subatomaire deeltjes worden vaak uitgedrukt in een relatieve
massa schaal.
De basis voor deze schaal is een atoom koolstof dat 6 protonen en 6 neutronen bevat. Aan
dit koolstofatoom worden exact 12 atomaire massa eenheden (amu = atomic mass unit) of
daltons toegewezen.
Een specifiek isotoop wordt gepresenteerd door zijn massagetal (A) als een superscript
en zijn atoomnummer (Z) als een subscript vóór het symbool van het atoom.
Bijvoorbeeld, het symbool voor tritium is:
De isotopen van de meeste elementen hebben geen aparte, onderscheidende namen.
Het massagetal (A) wordt gegeven na de naam van het element.
De isotoop, gebruikt in nucleaire reactoren, wordt meestal aangeduid als uranium 235U
De meeste natuurlijk voorkomende elementen zijn mengsels van isotopen.
Mendelejev stelde een voorloper op van de huidige periodieke tabel, welke hokjes bevat voor elk
element, met het symbool, atoomnummer en atoommassa
Mendelejev stelde een voorloper op van de huidige periodieke tabel, welke hokjes bevat voor elk
element, met het symbool, atoomnummer en atoommassa.
Metalen:
94 van de gekende elementen
bevinden zich aan de linkerkant van het periodiek systeem
vast bij kamertemperatuur (uitgezonderd kwik)
meestal glanzend (wanneer vers afgesneden)
goede geleiders van warmte en elektriciteit
Niet-metalen:
18 van de gekende elementen
bevinden zich aan de rechterkant van het peridiek systeem
11 zijn gasvormig, 6 zijn vast,1 (broom) is een vloeistof.
slechte geleiders voor warmte en elektriciteit
Metalloïden:
6 van de gekende elementen
bezitten eigenschappen tussen die van metalen en niet-metalen in
komen voor in een zigzag band tussen de metalen (links) en de niet-metalen (rechts) in het
periodiek systeem
De verticale groepen in de periodieke tabel hebben gelijke chemische eigenschappen en worden
verdeeld in categorieën.
Hoofdgroepen—De twee groepen helemaal links (1–2) en de zes helemaal rechts (13–18)
zijn de hoofdgroepen.
Transitiemetaal groepen—Deze groepen worden genummerd van 3 tot 12.
Binnenste transitiemetalen—De 14 elementen die lanthaan volgen zijn de lanthaniden en
de 14 elementen welke actinium volgen zijn de actiniden. Samen vormen zij de binnenste
transitiemetalen.
Elementen (uitgezonderd waterstof) aan de linkerkant van de zwarte zigzag lijn, van boor
(B) tot telluur (Te) zijn metalen.
lementen aan de rechterkant van de lijn zijn niet-metalen.
De meeste elementen grenzend aan de lijn zijn metalloïden.
Elementen in een gegeven groep hebben gelijkaardige chemische eigenschappen. Chloor,
broom, jood en andere elementen van groep 7A gedragen zich gelijkaardig.
Een grafiek van atomaire straal versus atoomnummer toont een periodieke stijgingen-daling-
patroon. De maxima zijn voor de groepselementen 1A, en de minima voor groep 7A elementen.
De periodieke tabel heeft zijn naam omdat de elementen in deze tabel duidelijke
periodiciteit vertonen.
Veel fysische en chemische eigenschappen vertonen periodiek gedrag.
De verschillende elementen van een groep vertonen opmerkelijke overeenkomsten in hun
chemische en fysische eigenschappen.
Hoewel de gelijkenissen niet zo uitgesproken zijn, zoals ze binnen eenzelfde groep zijn,
gedragen naburige elementen zich vaak op dezelfde manier.
Smeltpunt van elk element kan afgelezen worden in PSE:
Groep 1A—Alkalimetalen
lithium (Li), natrium (Na), kalium (K), rubidium (Rb), cesium (Cs), en francium (Fr)
Blinkende, zachte metalen met lage smeltpunten
Reageert met water om producten te vormen die zeer alkalisch zijn.
Door hun hoge reactiviteit, worden alkalimetalen in de natuur nooit in zuivere toestand
gevonden.
Groep 2A—Aardalkalimetalen
beryllium (Be), magnesium (Mg), calcium (Ca), strontium (Sr), barium (Ba) en radium (Ra)
Glanzende, zilverachtige metalen
Minder reactief dan hun buren van groep 1A
In de natuur nooit in zuivere toestand gevonden
Groep 7A—Halogenen
fluor (F), chloor (Cl), broom (Br), jood (I), en astaat (At) • Kleurrijke en corrosieve niet-
metalen.
In de natuur enkel te vinden in combinatie met andere elementen, zoals met natrium in
tafelzout (natriumchloride NaCl)
De groepsnaam, halogenen, is afgeleid van het Griekse woord hals, wat zout betekent.
Groep 8A—Edelgassen
helium (He), neon (Ne), argon (Ar), krypton (Kr), xenon (Xe) en radon (Rn)
Kleurloze gassen
Genoemd de “nobele” gassen omdat ze chemisch niet reactief zijn.
Helium, neon en argon combineren niet met andere elementen. Krypton en xenon
combineren met zeer weinig elementen.
2.6 elektronenstructuur van atomen
De eigenschappen van de elementen worden bepaald door de rangschikking van de
elektronen.
Deze rangschikking wordt verklaard door het gebruik van “quantum mechanical model”
ontwikkeld door Erwin Schrödinger.
- Elektronen hebben zowel deeltjeseigenschappen als golfeigenschappen.
- Het gedrag van elektronen kan beschreven worden door een vergelijking (de
golffunctie).
- Elektronen zijn niet volledig vrij om te bewegen maar zijn gelimiteerd tot bepaalde
energieniveaus (energiekwantum).
n elke subschil worden de elektronen gegroepeerd in orbitalen, een ruimte waarin het
elektron 90% van zijn tijd doorbrengt.
Een s subschil bestaat uit 1 orbitaal, p is opgebouwd uit 3 orbitalen, d uit 5 orbitalen en f uit
7 orbitalen.
Elk orbitaal kan 2 elektronen bevatten, welke verschillen in spin.
De orbitalen hebben verschillende vormen en oriëntaties in de ruimte. s-orbitalen zijn sferisch,
terwijl p-orbitalen haltervormig zijn.
Elk orbitaal kan max. 2 elektronen met tegengestelde spin bevatten.
De eerste hoofdschil: 1s orbitaal; 2 elektronen
De tweede hoofdschil: 8 elektronen; 2 in een 2s orbitaal en 6 in drie 2p orbitalen
De derde hoofdschil: 18 elektronen; 2 in een 3s orbitaal, 6 in drie 3p orbitalen en 10 in vijf
3d orbitalen
De vierde hoofdschil: 32 elektronen; 2 in een 4s orbitaal, 6 in drie 4p orbitalen, 10 in vijf 4d
orbitalen en 14 in zeven 4f orbitalen.
Spin elektron
!!!Let op!!! De juiste volgorde staat niet in het PSE dus die dien je te bepalen m.b.v. het
hulpmiddel:
Elektronenconfiguraties worden beschreven door het nummer van de hoofdschil en de
letter van de subschil volgens stijgende energie. Het aantal elektronen per subschil wordt
weergegeven door een superscript.
Een grafische voorstelling wordt gemaakt door elk orbitaal voor te stellen door een lijn en
elk elektron door een pijl. De zin van de pijl geeft de spin weer.
De verkorte notatie gebruikmakend van de edelgasconfiguraties is erg nuttig voor grotere
atomen.
OPMERKING: uitzonderingen bijvoorbeeld: • Element: stabieler indien half of volledig gevulde d-
subschil Inversie: s2 d 4 en s2 d 9 wordt s1 d 5 resp. s1 d 10
Het PSE voorziet een methode om de volgorde van de opvulling van orbitalen te herinneren.
Elementen in dezelfde groep van het PSE hebben gelijkaardige elektronenconfiguraties van hun
valentieschillen.
Een valentieschil is de buitenste elektronschil van een atoom
Een valentie-elektron is een elektron in de valentieschil van het atoom.
De groepnummers van 1A tot 8A geven het aantal valentie-elektronen weer.
Valentie-elektronen zijn het minst stevig gebonden aan de kern en zijn belangrijk in het
bepalen van de chemische eigenschappen.