You are on page 1of 4

Scheikunde hoofdstuk 8 samenvatting

8.1 lewisstructuren
Valentie-elektronen van atomen zijn belangrijk bij de vorming van atoombindingen, en ook
om de ruimtelijke bouw van moleculen op microniveau te kunnen verklaren.

De Lewistheorie voorspelt hoe de elektronenwolk van een atoom eruitziet.

Het eerste deel van deze theorie  octetregel:


De meest stabiele toestand van een atoom is er één waarbij het atoom een
edelgasconfiguratie bezit. Daarom streven alle atoomsoorten (behalve waterstof, lithium en
beryllium) naar 8 elektronen in de buitenste schil = octetregel. Waterstof voldoet al aan de
edelgasconfiguratie van helium als er twee elektronen in de buitenste schil zijn. Om zich aan
de octetregel te kunnen voldoen moeten niet-metaalelektronen ‘lenen’ van andere atomen.
Het aantal te lenen elektronen bepaalt de covalentie van een atoomsoort.

De atomen van de halogenen moeten een elektron lenen en vormen een atoombinding, de
zuurstofatomen lenen er twee en vormen twee atoombindingen, enzovoorts. In de
structuurformule wordt een gedeeld/gemeenschappelijk elektronenpaar weergeven met
een streepje: de atoombinding.

Bij het tekenen van lewisstructuren worden alle valentie-elektronen getekent, ook degene
die zich niet in een atoombinding bevinden. Ze komen wel in paren voor: vrije of niet-
bindende elektronenparen. Je tekent ze als twee puntjes.

In een lewisstructuur kan een atoom meer of minder atoombindingen vormen dan op basis
van de covalentie wordt gedacht. Dit kan toch nogsteeds een stabiel deeltje opleveren,
omdat alle O-atomen de edelgasconfiguratie bezitten.
^ Wanneer het aantal elektronen op een atoom afwijkt van het aantal valentie-elektronen
van dat atoom heeft het atoom een formele lading.

Om de formele lading te bepalen moet:


 de lewisstructuur van een molecuul worden getekend, waarbij alle atomen voldoen
aan de octetregel.
 De elektronen optellen die zich op elk atoom bevinden. Een atoombinding telt voor
één elektron, niet-bindende elektronenparen tellen volledig mee.
 De formele lading wordt vervolgens bepaalt door dit aantal elektronen af te trekken
van het aantal valentie-elektronen van dat atoom.
 De formele lading wordt omcirkeld bij het atoom getekend.

De totale lading is het afstrepen van de pluslading tegen de minlading. Is er één formele
pluslading en één formele minlading, is de totale lading daarmee nul.

Atomen met een hogere elektronegativiteit (binas 40A) krijgen eerder een negatieve formele
lading dan een atoom met lagere elektronegativiteit.
Soms kunnen van een molecuul meerdere lewisstructuren worden opgesteld die aan de
edelgasconfiguratie voldoen. Deze verschillende mogelijke lewisstructuren in en molecuul
heten mesomere grensstructuren. Als een molecuul meerdere mesomere grensstructuren
kan vormen leidt dit meestal tot grotere stabiliteit van dit molecuul. De structuur met de
minste formele lading is dan het stabielste. Dat betekent niet dat de andere structuren niet
voorkomen, maar dat er een soort gemiddelde is.

8.2 ruimtelijke bouw


Een lewisstructuur biedt voldoende informatie om een voorspelling te geven van de
ruimtelijke bouw van een molecuul. Hierbij is de aanwezigheid van vrije elektronenparen van
grote invloed.

Valentie-elektronen komen bijna altijd voor in paren, zowel niet-bindend als bindende paren
Bij de VSEPR-methode wordt uitgegaan van het principe dat elektronenparen elkaar
afstoten. De elektronenparen om een atoom zullen daarom de positie innemen waardoor ze
zich zo ver mogelijk van elkaar bevinden. Het omringingsgetal is het aantal elektronenparen
in de buitenste schil van een atoom dat elkaar afstoot.
^ De ingenomen posities van de elektronenparen zijn afhankelijk van het omringingsgetal
volgens een aantal algemene regels:
 Een omringingsgetal van 2 leidt tot een lineaire bouw. De ideale hoek tussen beide
bindingen is 180 graden.
 Een omringingsgetal van 3 leidt tot een trigonaal (vlakke driehoek). De ideale hoek
tussen twee bindingen is 120 graden.
 Een omringingsgetal van 4 leidt tot tetraëder, met 4 gelijkzijdige driehoeken. De
ideale hoek tussen twee bindingen is 109,5 graden.

Dubbele of drievoudige bindingen nemen één positie in en gelden in het omringingsgetal


ook voor 1.

De hoek van elektronenparen kan afwijken doordat niet-bindende elektronenparen een


sterkere afstotende kracht hebben dan bindende elektronenparen. Afwijkende hoeken kun
je vinden in binas tabel 53B.

Om ruimtelijke tekeningen van moleculen te maken wordt het atoom dan naar voren steekt
dik en zwart afgebeeld, en degene die naar achteren steekt dik en gestreept afgebeeld. Zo
wordt bv een tetraëder op een plat vlak zichtbaar gemaakt.

Dipoolmoleculen hebben minstens één polaire atoombinding.


Elk atoom trekt met een bepaalde kracht aan de omringende elektronen 
elektronegativiteit (binas tabel 40A). Een atoombinding is polair als asl het verschil in
elektronegativiteit tussen beide atomen groter is dan 0,4.

Een dipoolmolecuul heeft aan de ene kant van het molecuul een partiële positieve lading, δ+
En aan de andere kant een partiële negatieve lading, δ-. Of wel: als het centrum van de
partiële negatieve lading(en) in een molecuul niet samenvalt met het centrum van de
partiële positieve lading(en), is dit molecuul een dipoolmolecuul.
8.3 cis-trans-isomerie
Isomerie = dezelfde delen. Je spreekt van isomerie als twee moleculen dezelfde
molecuulformule hebben, maar toch een andere ruimtelijke structuur. Er zijn verschillende
soorten isomerie:

Structuurisomerie:
Structuurisomeren zijn stoffen met dezelfde molecuulformule, maar met een adnere
strucuurformule. De atomen is het molecuul zijn in een andere volgorde met elkaar
verbonden.
Ze kunnen soms waterstofbruggen vormen en zo hoger kookpunt hebben, en ze hebben
andere chemische en biologische reactiviteit.

Stereo-isometrie:
Deze moleculen hebben dezelfde molecuulformule en zijn de atomen in dezelfde volgorde
verbonden, maar hebben toch een andere ruimtelijke structuur. Ze hebben dus een
verschillende rangschikking van de atomen.

Cis-trans-isomerie:
Dit is een vorm van stereo-isomerie, die voorkomt wanneer een starre binding het draaien
van een binding in een molecuul tegenhoudt. Dit is het geval bij dubbele bindingen of een
cyclische verbinding. Wanneer zich aan beide kanten van de starre binding twee
verschillende atomen of atoomgroepen bevinden, bestaan er twee stereo-isomeren. Deze
isomeren kunnen alleen in elkaar overgaan als er een atoombinding wordt verbroken.

De stereo-isomeer waarbij de twee afwijkende atomen of atoomgroepen zich aan dezelfde


kant van het molecuul bevinden heet de cis-variant. Bevinden de afwijkende atomen of
atoomgroepen zich elk aan een andere kant van het molecuul, dan spreken we van de trans-
variant.

Cis-trans-isomerie is dus een vorm van stereo-isomerie waarbij aan weerszijden van een
starre binding zich aan beide C-atomen twee verschillende atomen of atoomgroepen
bevinden.

Moleculen van cis-trans-isomerie hebben een andere ruimtelijke bouw. Het gevolg daarvan
is dat de stereo-isomeren daardoor andere eigenschappen hebben.
^ in het eenvoudigste geval leidt het verschil in vorm tot een verschil in contactoppervlak
waardoor de vanderwaalsbinding anders wordt. Daardoor hebben deze isomeren over het
algemeen verschillende smelt- en kookpunten.
Doordat de werking van enzymen sterk afhankelijk is van de ruimtelijke structuur van de
reagerende stoffen, zullen ook cis-trans-isomeren sterk verschillen in reactiviteit in
biologische systemen.
Wanneer een zijtak een polaire atoombinding bevat, kan de plaatsing ervan uitmaken of het
molecuul een dipoolmolecuul is of niet. Heirdoor kan de reactiviteit van deze isomeren ook
verschillen.

In een ringstructuur kan ook sprake zijn van een starre binding, dus daarom kan aan de C-
atomen in een ringstructuur die met enkelvoudige atoombindingen met elkaar zijn
verbonden ook cis-trans-isomerie plaatsvinden. Om dit duidelijk weer te geven met dikker
wordende lijnen.

8.4 spiegelbeeldisomerie
Spiegelbeeldisomerie is ook een vorm van stereo-isomerie.

Een spiegelbeeldisomerie kan alleen bestaan als er verbindingen met vier verschillende
groepen aan een C-atoom zitten. Die kan namelijk op twee manieren in elkaar worden gezet,
waardoor er twee verschillende stereo-isomeren ontstaan die elkaars spiegelbeeld zijn en
dus twee spiegelbeeldige molecuulvormen opleveren. Dan is sprake v spiegelbeeldisomerie.

Als je van een spiegelbeeldisomeer het andere molecuul wil maken, moet je twee
atoombindingen verbreken om twee groepen te kunnen verwisselen.

Een C-atoom met vier verschillende groepen heet een assymetrisch of chiraal C-atoom. Van
moleculen met één assymetrisch C-atoom bestaan altijd twee spiegelbeeldisomeren.
Een molecuul met n assymetrische C-atomen heeft 2n spiegelbeeldisomeren.

Als door een c-atoom een inwendig spiegelvlak getekend kan worden is het geen
assymetrisch C-atoom. Je geeft met * aan dat het een assymetrisch C-atoom is.

In biologische systemen kunnen spiegelbeeldisomeren heel anders reageren, doordat


eiwitten en enzymen een ruimtelijke structuur hebben en spiegelbeelden in ruimtelijke
bouw verschillen. Daardoor kunnen enzymen gemakkelijk onderscheid maken tussen de
verschillende spiegelbeeldisomeren.
Een organisme kan daardoor alleen op een spiegelbeeldisomeer reageren. Ook kunnen twee
isomeren reageren, maar heel anders smaken of ruiken.

Dat biologische systemen onderscheid kunnen maken heeft gevolgen voor de


farmaceutische industrie: bij medicijnen moeten hun spiegelbeeldisomeren worden getest
op werkzaamheden en bijwerkingen. Als er maar één isomeer werkzaam is, kunnen de
kosten erg hoog oplopen.

Bij ringstructuren kunnen zowel cis-trans-isomerie als spiegelbeeldisomerie optreden. Je


moet eerst kijken of er cis-trans-isomerie plaatsvindt. Dan ga je na of er per isomeer
spiegelvlakken getekend kunnen worden. Als dat niet mogelijk is, is er ook sprake van
spiegelbeeldisomerie.

You might also like