You are on page 1of 4

2 Ruimtelijke bouw

Opdrachten
9 a 4 (vier bindende elektronenparen)
b 4 (drie bindende en een niet-bindend elektronenpaar)
c 3 (twee enkelvoudige bindende elektronenpaar en een dubbel bindend elektronenpaar)
d 2 (twee bindende dubbele elektronenparen; de dubbele binding telt voor één)

10 a Het omringingsgetal is 4, dus dit molecuul heeft een tetraëdische bouw.

b Het omringingsgetal is 4, dus dit molecuul heeft een tetraëdische bouw.

c Het omringingsgetal is 3, dus dit molecuul is trigonaal (een vlakke driehoek)

d Het omringingsgetal is 2, dus dit molecuul heeft een lineaire bouw.

11 a De lewisstructuur van fosfortrichloride, PCl3, is:

Het centrale atoom, P, heeft een omringingsgetal van 4. PCl3 heeft een tetraëdische bouw. De
hoek tussen de bindingen is ongeveer 109,5° (iets kleiner omdat het niet-bindend elektronenpaar
iets harder afstoot dan het bindend elektronenpaar):
b De lewisstructuur van koolstofdisulfide, CS2, is:

Het is een lineair molecuul met een bindinghoek van 180°.

12 a De lewisstructuur is:

Het centrale P-atoom heeft vijf valentie-elektronen, waarvan drie in bindende elektronenparen.
De overige twee vormen een niet-bindend elektronenpaar. Het omringingsgetal is 4 waardoor de
bouw van het molecuul tetraëdisch is.

EN = ENbroom − ENfosfor = 3,0 − 2,2 = 0,8. Er zitten dus drie polaire atoombindingen in het


molecuul. Door de tetraëdische bouw valt het centrum van de partiële negatieve ladingen van de
broomatomen niet samen met de partiële positieve lading van het fosforatoom. Het molecuul is
dus een dipoolmolecuul.
b De lewisstructuur is:

Beide C-atomen hebben vier valentie-elektronen, waarvan één in een enkele binding en drie in
een drievoudige binding. Het omringingsgetal is dus 2, waardoor NC2N een lineair molecuul is.

EN = ENstikstof − ENkoolstof = 3,0 − 2,5 = 0,5. Er zitten dus twee polaire atoombindingen in het


molecuul. Door de lineaire bouw valt het centrum van de partiële negatieve ladingen van
stikstofatomen samen met het centrum van de partiële positieve ladingen van de koolstofatomen.
Het molecuul is dus geen dipoolmolecuul.
c De lewisstructuur is:

Het centrale Si-atoom heeft vier valentie-elektronen, alle vier in bindende elektronenparen. Het
omringingsgetal is 4 waardoor de bouw van het molecuul tetraëdisch is:

ΔEN = ENchloor – ENsilicium = 3,2 – 1,9 = 1,3 en ENwaterstof – ENsilicium = 2,1 – 1,9 = 0,2 Er zitten dus
twee polaire atoombindingen in het molecuul. Door de tetraëdische bouw valt het centrum van de
partiële negatieve ladingen van de chlooratomen niet samen met de partiële positieve lading van
het siliciumatoom. Het molecuul is dus een dipoolmolecuul.
d De lewisstructuur is:

Het centrale C-atoom heeft vier bindende elektronenparen. Er is één dubbele binding. Het
omringingsgetal is dus 3 waardoor het een trigonaal molecuul is (een vlakke driehoek):

EN = ENchloor − ENkoolstof = 3,2 − 2,5 = 0,7 en ENzuurstof − ENkoolstof = 3,5 − 2,5 = 1,0. Er zitten dus


drie polaire atoombindingen in het molecuul. Door de vlakke, driehoekige bouw valt het centrum
van de partiële negatieve ladingen van de chlooratomen en het zuurstofatoom niet samen met de
partiële positieve lading van het koolstofatoom. Het molecuul is dus een dipoolmolecuul.

13 a
b Het linker N-atoom heeft in structuur 1 een omringingsgetal van 3 en in structuur 2 een
omringingsgetal van 4. Een hoek van 110° komt het meest overeen met de tetraëderbindingshoek
(109,5°) bij 4-omringing. Structuur 2 overheerst.

14 a
Ammoniak heeft een tetraëdische bouw. Volgens Binas tabel 53B is de bindingshoek in een
ammoniakmolecuul 106,7°. Dat is kleiner dan de bindingshoek van 109,5° van een tetraëder. Dit
komt doordat de afstotende kracht van het vrije elektronenpaar groter is dan die van de bindende
elektronenparen. De H-atomen worden hierdoor dichter naar elkaar toe gedrukt, waardoor de
bindingshoeken in het ammoniakmolecuul kleiner worden.

b
Door het H+-deeltje op te nemen, is het vrije elektronenpaar veranderd in een atoombinding. Alle
vier elektronenparen die het N-atoom omringen, zijn nu gelijke, bindende elektronenparen. Er zal
dus de tetraëderhoek van 109,5° ontstaan.

15 a Boor heeft drie valentie-elektronen en vormt drie bindende elektronenparen met F: het
omringingsgetal is 3. De ruimtelijke structuur is daardoor trigonaal. PS: Boor voldoet met drie
valentie elektronen niet aan de octetregel.

b Regel 1: O heeft twee bindende en twee niet-bindende elektronenparen: het omringingsgetal is 4.


De grondvorm is tetraëdisch.
c Regel 2: de H−O−H-hoek is kleiner dan 109,5°, omdat de niet-bindende elektronenparen elkaar
sterker afstoten dan de bindende elektronenparen.
d Het omringingsgetal van het centrale C-atoom is 3. De H−C−H-hoek zou op basis hiervan 120°
moeten zijn. Omdat de afstoting van de dubbele binding tussen C en O groter is, is de hoek
H−C−H kleiner dan in de grondvorm.
e Het omringingsgetal is 4. De bouw is tetraëdisch, maar omdat volgens regel 3 dubbele en
drievoudige bindingen een even sterke afstotende kracht hebben als niet-bindende
elektronenparen, is de Cl−S−Cl-hoek kleiner dan de O=S=O-hoek.

f Zwavel heeft zes valentie-elektronen, waarvan er vier in een bindend elektronenpaar met fluor
zitten. De overige twee vormen een niet-bindend elektronenpaar. Het omringingsgetal is 5, de
grondvorm is een trigonale bipiramide. Er bestaan daarom twee mogelijke vormen van dit
molecuul:

g
h Xenon heeft volgens de lewisstructuur een 6-omringing. Bij de octaëdrische grondvorm zijn alle
posities gelijkwaardig (alle hoeken zijn even groot). Omdat volgens regel 4 de niet-bindende
elektronenparen zo ver mogelijk van elkaar af gaan zitten, zullen hun posities tegenover elkaar
liggen:

i Jood heeft zeven valentie-elektronen, waarvan er drie in een bindend elektronenpaar met chloor
moeten zitten om 3 bindingen te kunnen vormen. De chlooratomen liggen, samen met het
joodatoom, in één vlak met onderlinge hoeken van 120° zover mogelijk van elkaar. Jood heeft
nog twee niet-bindende elektronenparen over. Om de afstand zo groot mogelijk te maken liggen
deze tegenover elkaar en loodrecht op het vlak van de 3 bindende elektronenparen. Het centrale
I-atoom heeft daardoor een 5-omringing, waar de trigonale bipiramide als grondvorm bij hoort. 

You might also like