You are on page 1of 132

FACULTEIT INDUSTRIËLE

INGENIEURSWETENSCHAPPEN

CAMPUS BRUGGE

Bepaling van het spanning-


rekdiagram van natuurlijk en
gerecycleerd vezelgewapend
beton

Bert DENECKERE
Dries LOOSVELDT

Promotor: Dr. ir. B. Vandevyvere Masterproef ingediend tot het behalen van de
graad van Master of Science in de industriële
Promotor: Prof. Dr.-Ing. J. Li wetenschappen: Bouwkunde

Academiejaar 2022-2023
© Copyright KU Leuven

Deze masterproef is een examendocument dat niet werd gecorrigeerd voor eventuele vastgestelde fouten.

Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowel de promotor(en) als de auteur(s) is overnemen, kopiëren,
gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen i.v.m. het overnemen en/of
gebruik en/of realisatie van gedeelten uit deze publicatie, kan u zich richten tot KU Leuven Campus Brugge,
Spoorwegstraat 12, B-8200 Brugge, +32 50 66 48 00 of via e-mail iiw.brugge@kuleuven.be.

Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor(en) is eveneens vereist voor het aanwenden van de in
deze masterproef beschreven (originele) methoden, producten, schakelingen en programma’s voor industrieel of
commercieel nut, om te refereren naar dit werk in publicaties en voor de inzending van deze publicatie ter deelname
aan wetenschappelijke prijzen of wedstrijden.
Voorwoord

Na een intensieve periode van 5 jaar wordt de opleiding van Industrieel Ingenieur Bouwkunde
beëindigd met deze masterproef. Tijdens de afgelopen jaren werd veel kennis en inzicht
verkregen in deze boeiende wereld van de bouwkunde. Deze masterproef is dan ook het
sluitstuk om de opleiding met succes af te ronden aan de KU Leuven Campus Brugge. Het
schrijven van deze masterproef was een uitdagende, maar tevens een verrijkende ervaring
om onderzoek te voeren naar een specifiek onderwerp. Langs deze weg worden dan ook
enkele personen bedankt die deze masterproef mee mogelijk hebben gemaakt.

Allereerst gaat onze grootste dank uit naar onze promotor Dr. Ir. Brecht Vandevyvere voor alle
tijd en moeite die hij in deze masterproef heeft gestoken. Hij was steeds aanspreekbaar en
stond klaar voor ons indien nodig. Daarnaast vormde het doctoraat van Vandevyvere de
aanzet van onze thesis, waardoor veel informatie werd verkregen. Zijn begeleiding gedurende
dit academiejaar appreciëren wij enorm.

Aansluitend gaat onze dank ook uit naar promotor Prof. Dr. -Ing. Jiabin Li om het enthousiasme
omtrent betontechnologie de voorbije jaren over te brengen. Vervolgens bedanken we graag
alle docenten van campus Brugge om ons de nodige kennis mee te geven tijdens onze
opleiding.

Een speciale vermelding verdient firma Declercq Stortbeton te Waregem om ons een vijftiental
kubusmallen uit kunststof te bezorgen. Dit kleine gebaar zorgde voor een efficiëntere manier
van ontkisten waardoor veel tijd werd gewonnen tijdens het onderzoek.

Tot slot richten we ons tot onze ouders, familie en vrienden om hen ook nadrukkelijk te
bedanken voor alle steun en begrip tijdens onze studententijd.

Bert Deneckere en Dries Loosveldt


Brugge, juni 2023

i
Samenvatting

Wereldwijd worden nieuwe constructies gebouwd als gevolg van de bevolkingstoename.


Beton is het meest gebruikte constructiemateriaal, waardoor de betonproductie sterk blijft
toenemen. De productie van beton valt en staat met het gebruik van natuurlijke grondstoffen.
Echter zijn deze eindig en moeten alternatieven gezocht worden. Naast de omvangrijke
betonproductie, worden eveneens veel constructies gesloopt met als gevolg een grote
afvalberg aan bouw- en sloopafval. Dit vormt dan ook één van de grootste afvalstromen ter
wereld. Om dit fenomeen een halt toe te roepen kwam de term circulair bouwen tot leven.
Recyclage zal niet enkel de afvalberg verminderen, maar kan ook ingezet worden als
hernieuwbaar materiaal waarbij het natuurlijke granulaat wordt vervangen. Tegenwoordig
wordt veel onderzoek gedaan naar het gebruik van gerecycleerde granulaten in beton. Deze
onderzoeken staan al heel erg ver. Gerecycleerde granulaten vertonen doorgaans sporen van
aangehechte mortel op hun oppervlak. Deze overblijfselen van mortel hebben een poreuze
structuur en kunnen de mechanische- en duurzaamheidseigenschappen van gerecycleerd
beton beïnvloeden. Ondanks deze uitdagingen hebben eerdere onderzoeken aangetoond dat
gerecycleerde granulaten kunnen worden gebruikt in structureel beton.
Beton kent twee ongewenste eigenschappen, namelijk een lage treksterkte en een grote
broosheid. Deze eigenschappen kunnen verholpen worden door wapening in te brengen. In
de meeste gevallen betreft het stalen wapening als staven en netten. De laatste jaren werd
een alternatief gevonden voor de traditionele wapening door het gebruik van vezels. Hiervoor
kan nog steeds een combinatie gemaakt worden met staal en vezels. De eerste technieken
omtrent het gebruik van vezels dateren uit de late 19e eeuw, maar de ontwikkeling verliep
moeizaam. Sinds de jaren 60 werd deze techniek populairder waaruit nieuw onderzoek
voortvloeide. Deze onderzoeken hebben geleid tot een constitutief trekmodel voor
vezelgewapend beton en staat geschreven in de fib Model Code 2010 (MC10). Dit model is
gebaseerd op resultaten van staalvezelgewapend beton met natuurlijke granulaten. Er zijn
momenteel geen specifieke richtlijnen beschikbaar voor het gebruik van andere vezeltypes of
gerecycleerde granulaten. De belangrijkste eigenschap van vezelgewapend beton is het
verbeterde nascheurgedrag in vergelijking met conventioneel beton. De vezels treden in
werking bij de eerste scheur, dit resulteert in een toename van de taaiheid en ductiliteit van
het composiet materiaal. Door het overbruggingseffect van de vezels over de scheur, wordt
de scheur beperkt en brosse breuk van het proefstuk voorkomen. Dit nascheurgedrag zorgt
ook voor een hogere stijfheid van het materiaal. Het nascheurgedrag kan variëren afhankelijk
van het vezeltype, de vezelhoeveelheid en de geometrische parameters.
Via experimenteel onderzoek, en later door middel van de selectieve analysemethode, wordt
het spanning-rekdiagram opgesteld voor vezelgewapend beton. De bekomen F-CMOD curve
wordt hierbij vergeleken met de curves van het constitutieve model uit MC10 en het
geoptimaliseerde model van Vandevyvere. Er worden vier mengsels samengesteld met
polypropyleen vezels: twee mengsels met 5 kg/m³ en twee met 3 kg/m³ vezels. Per
vezelhoeveelheid wordt steeds een mengsel met natuurlijke en gerecycleerde granulaten
geproduceerd met als doel om de betondruksterkte aan elkaar gelijk te stellen.

ii
Het experimenteel onderzoek heeft uitgewezen dat geen grote verschillen in betondruksterktes
van de verschillende mengsels worden genoteerd, wat vereist is. Er valt een beperkte invloed
te noteren in splijttreksterkte tussen FR-NAC en FR-RAC. De impact van de volledige
vervanging door gerecycleerde granulaten is opmerkelijk aanwezig bij de elasticiteitsmodulus,
dit resulteert in een sterke reductie. Met behulp van de driepuntsbuigproef wordt het
nascheurgedrag van vezelgewapend beton bepaald, waaruit ook een vezelklasse kan worden
toegewezen. Er wordt vastgesteld dat de vezelklasse één klasse verschuift bij de overgang
van FR-NAC naar FR-RAC. Dit wil dus zeggen dat de sterkte-ratio toeneemt bij FR-RAC ten
opzichte van FR-NAC. Indien de sterkte-ratio 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 en de ratio 𝑓𝑅1𝑘 ⁄𝑓𝑐𝑡,𝐿𝑘 groter is dan
respectievelijk 0.5 en 0.4, kan de conventionele staalwapening volledig of gedeeltelijk
vervangen worden door vezelwapening in uiterste grenstoestand. Aangezien niet aan beide
voorwaarden wordt voldaan, is het niet toegestaan om de traditionele wapening te vervangen.
Sleutelwoorden: gerecycleerde granulaten, polypropyleenvezels, vezelgewapend beton,
spanning-rekdiagram, Model Code 2010 (MC10)

iii
Summary

Worldwide, new constructions are being built as a result of population growth. Concrete is the
most widely used construction material, leading to a significant increase in concrete
production. Concrete production relies on the use of natural resources, which are finite and
require alternatives to be sought. In addition to the extensive concrete production, a large
amount of construction and demolition waste is generated, making it one of the largest waste
streams in the world. To combat this phenomenon, the concept of circular building came into
existence. Recycling can not only reduce the waste burden but also be used as a renewable
material, replacing natural aggregates. Currently, extensive research is being conducted on
the use of recycled aggregates in concrete, and these studies have made significant progress.
Recycled aggregates typically contain traces of adhered mortar on their surface, which have
a porous structure and can influence the mechanical and durability properties of recycled
concrete. Despite these challenges, previous research has shown that recycled aggregates
can still be used in structural concrete.
Concrete has two undesirable properties: low tensile strength and brittleness. These properties
can be addressed by incorporating reinforcement. In most cases, steel reinforcement in the
form of bars and meshes is used. In recent years, an alternative to traditional reinforcement
has been found through the use of fibers. Steel and fibers can still be combined in this regard.
The initial techniques for using fibers date back to the late 19th century, but the development
progressed slowly. Since the 1960s, this technique has gained popularity, leading to further
research. These studies have resulted in a constitutive tensile model for fiber-reinforced
concrete, documented in the fib Model Code 2010 (MC10). This model is based on results
from steel fiber-reinforced concrete with natural aggregates. Currently, there are no specific
guidelines available for the use of other types of fibers or recycled aggregates. The key
property of fiber-reinforced concrete is its improved post-cracking behaviour compared to
conventional concrete. The fibers come into action at the first crack, increasing the toughness
and ductility of the composite material. By bridging the crack, the fibers restrict its width and
prevent brittle failure of the specimen. This post-cracking behaviour also contributes to higher
material stiffness. The post-cracking behaviour can vary depending on the fiber type, fiber
quantity, and geometric parameters.
By experimental research and later by the selective analysis method, the stress-strain diagram
for fiber-reinforced concrete is established. The obtained F-CMOD curve is compared with the
curves of the constitutive model from MC10 and the optimized model by Vandevyvere. Four
mixtures are prepared with polypropylene fibers: two mixtures with 5 kg/m³ and two with 3
kg/m³ of fibers. For each fiber quantity, one mixture is produced with recycled aggregates and
one with natural aggregates aiming to equalize the concrete compressive strength.
The experimental research has shown that there are no significant differences in concrete
compressive strengths among the different mixtures, as required. There is a limited influence
on the splitting tensile strength between FR-NAC and FR-RAC. The complete replacement by
recycled aggregates significantly impacts the elastic modulus, resulting in a strong reduction.
The post-cracking behaviour of fiber-reinforced concrete is determined using the three-point
bending test, which also allows assigning a fiber class. It is observed that the fiber class shifts
by one class when transitioning from FR-NAC to FR-RAC. This means that the strength ratio
increases in FR-RAC compared to FR-NAC. If the strength ratio 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 and the ratio

iv
𝑓𝑅1𝑘 ⁄𝑓𝑐𝑡,𝐿𝑘 are greater than 0.5 and 0.4, respectively, the conventional steel reinforcement can
be fully or partially replaced by fiber reinforcement in the ultimate limit state. Since neither of
these conditions is met, it is not allowed to replace the traditional reinforcement.
Keywords: recycled aggregates, polypropylene fibers, fiber-reinforced concrete, stress-strain
diagram, Model Code 2010 (MC10)

v
Determination of stress-strain diagram of natural
and recycled fiber-reinforced concrete
With the same concrete compressive strength

Deneckere Bert Loosveldt Dries


Supervisor(s): Dr. Ir. Vandevyvere Brecht; Supervisor(s): Dr. Ir. Vandevyvere Brecht;
Prof. Dr.-Ing. Li Jiabin Prof. Dr.-Ing. Li Jiabin
Department of Civil Engineering Department of Civil Engineering
KU Leuven Campus Bruges KU Leuven Campus Bruges
8200 Bruges, Belgium 8200 Bruges, Belgium

Abstract— The interest in fiber-reinforced concrete has been II. PRE-RESEARCH


on an upward trend from 1999 to the present. Particularly in the
past decade, the combination of fibers with recycled concrete has A. Recycled Aggregates
become a highly researched topic of great interest. Currently the In recent decades, there has been a growing interest in
Model Code 2010 (MC10) only exist to describe the stress-strain recycled aggregates, and several studies have been conducted
diagram of steel fiber-reinforced natural concrete. This study to optimize their use [5]. The guidelines for the use of recycled
focuses on investigating and comparing the stress-strain diagram
aggregates are described in the European standard EN 12620
of natural aggregate concrete (NAC) and recycled aggregate
concrete (RAC) including polypropylene (PP) fibers. [6]. The characteristics of recycled aggregates, compared to
Experimental tests were conducted to evaluate the mechanical natural aggregates, include lower density and higher water
properties of the FRC specimens, including compressive strength, absorption, due to the presence of attached mortar [7-9]. The
tensile strength, elasticity modulus and a tree-point bending test. compressive strength of recycled aggregate concrete (RAC)
The findings contribute to the understanding and optimization of depends on the percentage of natural aggregate replacement
FRC mixtures with polypropylene fibers including recycled (RA) and the water-to-cement ratio. The higher the replacement
aggregates. This will allow MC10 to evolve to make it applicable of natural aggregates with recycled aggregates, the lower the
for different fibre types and recycled concrete. compressive strength [10]. Additionally, a higher W/C ratio
Keywords—recycled aggregates; fiber-reinforced concrete;
also leads to a decrease in compressive strength [11].
polypropylene fibers; stress-strain diagram; Model Code 2010 Furthermore, there is an inverse relationship between the elastic
(MC10) modulus and the replacement ratio [12],[13]. As the
replacement ratio of recycled aggregates increases, the elastic
I. INTRODUCTION modulus decreases significantly [11].

The global demand for new constructions is increasing, leading B. Fiber-reinforced concrete
to a rise in concrete production. However, this results in Fiber-reinforced concrete (FRC) is a type of concrete which
significant use of natural resources and an excess of is proven to be a versatile and sustainable material that can be
construction and demolition waste [1]. Circular construction used for various purposes [14]. The addition of fibers enhances
and the use of recycled aggregates provide solutions to these the toughness and ductility of the concrete, improving its
issues. Research shows that recycled aggregates can still be performance under different loads. In general, improved post-
used in structural concrete, despite the presence of attached cracking behaviour is observed in FRC compared to
mortar. Concrete has low tensile strength and is brittle. conventional concrete [4]. The reason for this is that the fibers
Reinforcement with steel bars and meshes was traditionally serve to accommodate crack formation and distribute the
used, but fibers have become an alternative [2]. The applied stresses. This can result in higher resistance to stress
development of fiber reinforcement began in the late 19th development and an extension of the service life of concrete.
century and gained more attention from the 1960s onwards. The The mechanical behaviour of FRC is dependent on several
fib Model Code 2010 (MC10) describes the post-cracking factors, including the quantity, orientation, and pull-out
behaviour of steel fiber-reinforced concrete with natural behaviour of the fibers [15]. These behaviours are influenced
aggregates [3]. However, there are no specific guidelines for by factors such as the type of fiber, including its mechanical and
other fiber types or recycled aggregates. Fiber-reinforced geometric properties, the mechanical properties of the fiber-
concrete exhibits improved post-cracking behaviour and matrix interface, the angle of inclination of the fiber with
increased stiffness, depending on the fiber type, quantity, and respect to the loading direction, and the mechanical properties
geometry [4]. of the matrix.
C. Fiber-reinforced concrete with recycled aggregates
The partial or complete replacement of natural aggregates
(NA) with recycled aggregates (RA) in concrete generally
results in a decrease in the compressive strength of the concrete
[16]. This can be attributed to the interfacial transition zone
(ITZ) and the lower density of the attached mortar. However,
the addition of fibers can have a positive effect on the
compressive strength, with polypropylene (PP) fibers being
able to increase the concrete compressive strength. On the other
hand, the addition of fibers can lead to a decrease in
compressive strength due to uneven fiber distribution and weak
bonding between the fibers and the cement matrix. The addition
of fibers improves the splitting tensile strength of fiber-
reinforced concrete, as the fibers operate as bridging elements
and can absorb additional stresses [17]. The elastic modulus of
Figure II-1 Stress-strain diagram of FRC, from MC10
both natural and recycled concrete decreases with increasing
fiber volumes due to microcracks along the crack length MC10 defines several fiber classes. The post-cracking branch
[16],[17]. The addition of fibers contributes to better flexural of FRC is described as exhibiting linear elastic behaviour. This
performance and can limit the development of cracking. The is achieved by considering the characteristic residual tensile
interest in fiber-reinforced recycled aggregate concrete (FR- strengths in the serviceability limit state and ultimate limit state
RAC) has been on the rise since 1999 and continues to grow to at CMOD1 and CMOD3 (fR1k and fR3k). The fiber class can be
this day [16]. Particularly in the past 8 years, the combination determined using Table II-1
of fibers with recycled concrete has become a topic of great
research interest. The post-cracking behaviour of FRC according to MC10 has
been optimized by Vandevyveres research [22]. Since 2022,
D. Constitutive models these models are considered the most accurate. The values for
The constitutive model for FRC is a mathematical model ka, kb, and kc are adjusted based on the obtained fiber class. This
that describes the mechanical behaviour of FRC under different results in a modification of Eq. (1) and (2) according to
loading conditions [18-21]. This model assumes that the Vandevyvere, Eq. (3-8).
behaviour of FRC is like that of conventional concrete, with the
added capability of strain-hardening. The model considers the ➢ FRC class a and b:
contribution of both the concrete matrix and the fibers to the 𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.34𝑓𝑅1 (3)
𝑤𝑢
overall mechanical behaviour of the material. It provides a 𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0.57𝑓𝑅,3 + 0.35𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (4)
framework for predicting and analyzing the stress-strain 𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
response, crack formation, and failure mechanisms of FRC.
➢ FRC class c:
It is worth noting that there are currently several models 𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.37𝑓𝑅1 (5)
available for the constitutive modeling of FRC, each based on 𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0.56𝑓𝑅,3 + 0.15𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (6)
the fib Model Code 2010 (MC10) [3]. These models have been 𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
developed by various researchers and tailored for specific types
of fibers. MC10 provides guidelines and recommendations for ➢ FRC class d:
the design and analysis of FRC structures, and the constitutive 𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.41𝑓𝑅1 (7)
models derived from it aim to capture the complex behaviour 𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0.58𝑓𝑅,3 + 0.09𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (8)
of FRC materials. 𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠

MC10 assumes that the post-cracking behaviour follows a Table II-1 Fiber classes, according to MC10
linear trend as proposed in Figure II-1 (D-E).
Fiber class
The linear model identifies two reference values f Fts and fFtu,
which are defined in terms of residual values of flexural a 0.5 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 0.7
strength using Eq. (1) and (2). b 0.7 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 0.9
c 0.9 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 1.1
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.45𝑓𝑅1 (1)
d 1.1 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 1.3
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0.5𝑓𝑅,3 + 0.2𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (2) e 1.3 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
2
III. EXPERIMENTAL INVESTIGATION 𝑉𝑐 (9)
𝑓𝑐,𝑐𝑢𝑏𝑒 = 𝐾 ∗ ( )
A. Aggregate properties 𝑉𝑐 + 𝑉𝑤 + 𝑉𝑎𝑖𝑟
This research uses three types of aggregates: sand 0/4, rolled The Feret formula (9) predicts the concrete compressive
gravel 4/16, and concrete debris 4/16. The determination of strength based on the volume content of cement, water, and air.
density and water absorption of the aggregates is performed The mixture design for FR-RAC-5 kg/m³ and FR-RAC-3 kg/m³
using the pycnometer test based on NBN EN 1097-6 [23]. is determined using test cubes. Four designs are determined for
Table III-1 gives an overview of the aggregate properties. The each concrete mixture, with only the water-to-cement ratio
used aggregates are shown in Figure III-1 being adjusted. The compressive strength of the test cubes is
determined at 7 days and converted to a 28-day compressive
B. Fiber properties
strength using an equation including a conversion factor,
The fibers used to produce FRC are supplied by FITCO nv described in Eurocode 2 [25]. The conversion factor is
[24]. They are polypropylene (PP) fibers of type XP55. The determined based on the technical data sheets of the cement
length of the fibers is 55 mm, indicating that the fibers belong used from Holcim [26],[27]. The test cubes are necessary to
to the category of macro-fibers. The main properties of the empirically achieve approximately the same concrete
XP55 fibers are listed in Table III-2 compressive strength as the corresponding natural concrete
C. Mixture design mixture. The obtained concrete mix designs for FR-RAC are
shown in Table III-4, determined from the results of the test
Using the given natural concrete mix designs, as shown in cubes.
Table III-3, the predicted concrete compressive strength is
calculated using the Feret formula (9). Based on these results For each concrete mixture, 12 cubes, 6 cylinders, and 6
for FR-NAC-5 kg/m³ and FR-NAC-3 kg/m³, the corresponding beams are produced. The dimensions of the cubes are 150 mm
recycled concrete mix designs are adjusted to achieve the same x 150 mm x 150 mm. The cylinders have a height of 300 mm
concrete compressive strength. To meet this requirement, the and a diameter of 150 mm. The width, height, and length of the
predicted concrete compressive strength of NAC is multiplied beams are respectively 150 mm, 150 mm, and 600 mm.
by a percentage factor representing the decrease in concrete
It is important to consider the water content and water
compressive strength with 100% replacement of NA by RA. In
absorption of the aggregates. During the mixing process, a
this research, this factor is set to 15%.
superplasticizer is added to achieve the target consistency class.
Table III-1 Aggregate properties The goal is to achieve consistency class S4. Subsequently, the
fibers are added, which reduces the consistency class from S4
Density Water absorption to S3. The workability of the mixes is shown in Table III-5,
Aggregates
[kg/m³] [%]
including the amount of superplasticizer.
Sand 0/2 2665 0.35
Rolled gravel 4/16 2616 1.56 Table III-3 Concrete mix design NAC
Concrete debris 4/16 2277 6.16
FR-NAC-5 FR-NAC-3
Components kg/m³ kg/m³
[kg/m³] [kg/m³]
CEM III 42.5 N LA 375 400
Water 187.5 180
W/C-factor 0.50 0.45
Sand 0/4 795 803
Rolled gravel 4/16 970 992
Concrete debris 4/16 0 0
XP55-fibers 5 3

Figure III-1 Used aggregates: sand 0-2 (left); Rolled gravel


4-16 (middle); Concrete debris 4-16 (right) Table III-4 Concrete mix design RAC
Table III-2 Properties of XP55-fibers [24] FR-RAC-5 FR-RAC-3
Components kg/m³ kg/m³
XP55 [kg/m³] [kg/m³]
Density 0.90 – 0.94 [kg/m³] CEM III 42.5 N LA /
375 400
Length of fiber 55 [mm] CEM I 52.5 R HES
Shape Embossed [-] Water 168.75 190
Diameter 0.65 [mm] W/C-factor 0.45 0.475
E-modulus 7.5 – 8.5 [GPa] Sand 0/4 795 803
Tensile strength > 550 [MPa] Rolled gravel 4/16 0 0
Capacity of absorption 0 [%] Concrete debris 4/16 970 992
Number of fibers per kg > 60 000 [-] XP55-fibers 5 3
Table III-5 Workability of mixtures

SP Consistency Slump
Mixture
(m%/C) class value
FR-NAC 0.27% S4 210 mm
FR-NAC-5 kg/m³ 0.27% S3 130 mm
FR-RAC 0.49% S4 210 mm
FR-RAC-5 kg/m³ 0.49% S3 100 mm
FR-NAC 0.24% S4 210 mm
FR-NAC-3 kg/m³ 0.24% S3 120 mm
FR-RAC 0.40% S4 210 mm
FR-RAC-3 kg/m³ 0.40% S3 150 mm

D. Test results Figure III-2 Setup three-point bending test, based on NBN
The specimens (cube, cylinder, and beam) are tested in the EN 14651+A1
laboratory by conducting a compressive test, splitting test, E- Each test specimen (beam) is provided with a notch. This
modulus test, and three-point bending test. The tests are notch is made in the middle of the beam and has a length of 25
described in different standards. The compressive test follows mm. This ensures that the initial cracking occurs in the middle
the standard NBN EN 12390-3 [28], the splitting test is of the beam at the location of the notch. The standard specifies
described in the standard NBN EN 12390-6 [29], and the E- that the specimens are tested after a curing period of 28 days,
modulus is determined according to the standard NBN EN during which they are placed in a climatic chamber at 20°C and
12390-13 [30]. The standard NBN EN 14651 + A1 [31] is submerged in water. The day before testing, two steel plates are
applicable for the three-point bending test. An overview of the attached to both sides of the notch using instant glue. The
mechanical properties of the concrete mixtures is given in Table LVDT sensor is then placed between the plates.
III-6.
The complete replacement of natural aggregates with The result of a three-point bending test is an F-CMOD
recycled aggregates results in a decrease in concrete curve, which represents the relationship between the applied
compressive strength. However, since the mixtures with force on the specimen and the crack mouth opening
recycled aggregates were always adjusted to match the mixtures displacement measured by the LVDT sensor. From this graph,
with natural aggregates, the same concrete compressive the proportional limit and the residual flexural tensile strength
strength is expected. This has been successfully achieved for are calculated. Throughout this investigation on PP fiber-
FR-RAC-5 kg/m³. The percentage difference in cube reinforced concrete, 24 beams are tested using the three-point
compressive strength is only 3.5% and 1.7% for cylinder bending test. This includes 6 beams per mixture. Table III-7
compressive strength. A different observation is made for FR- present the results regarding the average (residual) flexural
RAC-3 kg/m³, where a percentage difference of 8.9% is tensile strength at LOP and CMODj.
obtained for cube compressive strength and 5.5% for cylinder
compressive strength. The analysis and classification of fiber-reinforced concrete
are determined by the characteristic flexural tensile strength at
The splitting tensile strength is not significantly affected or CMOD1 and CMOD3. The characteristic value is determined
only slightly affected when using natural or recycled aggregates according to NBN EN 1990. The adjusted characteristic values
for a mixture with the same fiber content. However, the fiber for the flexural tensile strength are shown in Table III-8.
content itself does have an impact on the splitting tensile
strength. An increase of approximately 20% is noted in FR-3 The differences between the mixtures with 5 kg/m³ and 3
kg/m³ compared to FR-5 kg/m³. In addition, it can be concluded kg/m³ are similar at LOP, but a lower tensile strength is
that the complete replacement of NA with RA results in a obtained for RAC compared to NAC.
decrease of 15% in elastic modulus.
Table III-7 Mean (residual) flexural tensile strength
The post-cracking behaviour of fiber-reinforced concrete is
determined by conducting a three-point bending test. This is the 𝒇 fR,j for CMODj values [MPa]
𝒇𝒄𝒕,𝑳
most suitable testing method for fiber-reinforced concrete. The [st.dev]
Mixture [MPa]
setup of the test is shown in Figure III-2. 0.5 1.5 2.5 3.5
[st.dev] mm mm mm mm
Table III-6 Mechanical properties of the concrete mixtures FR-NAC- 4.0 1.6 1.8 1.9 1.9
5 kg/m³ [0.3] [0.3] [0.4] [0.4] [0.4]
fcm,cube fcm,cyl fctm,sp,cube Ecm FR-RAC- 4.0 1.1 1.3 1.4 1.4
Mixture
[MPa] [MPa] [MPa] [MPa] 5 kg/m³ [0.2] [0.1] [0.2] [0.2] [0.2]
FR-NAC-5 kg/m³ 40.64 36.27 3.07 36.34 FR-NAC- 4.3 1.2 1.3 1.3 1.3
FR-RAC-5 kg/m³ 39.23 35.65 3.07 26.36 3 kg/m³ [0.4] [0.1] [0.2] [0.3] [0.3]
FR-NAC-3 kg/m³ 48.54 43.33 3.78 31.77 FR-RAC- 3.9 1.0 1.0 1.1 1.1
FR-RAC-3 kg/m³ 52.86 45.73 3.59 27.61 3 kg/m³ [0.3] [0.2] [0.3] [0.3] [0.3]
Table III-8 Characteristic (residual) flexural tensile
strength
𝒇 fR,jk for CMODj values [MPa]
𝒇𝒄𝒕,𝑳𝒌
Mixture [MPa] 0.5 1.5 2.5 3.5
mm mm mm mm
FR-NAC-
3.4 1.0 1.1 1.1 1.1
5 kg/m³
FR-RAC-
3.5 0.8 0.9 0.9 1.0
5 kg/m³
FR-NAC-
3.6 0.9 0.8 0.8 0.8
3 kg/m³
FR-RAC-
3.3 0.6 0.6 0.6 0.6
3 kg/m³

Subsequently, each mixture is classified into a fiber class


according to MC10 [3]. Two ratios are considered and checked
against two criteria. These are necessary to determine whether
the fiber-reinforced concrete can partially replace traditional
reinforcement in UGT. Table III-9 presents the fiber class and
the 2 ratios with the verification of compliance with the
requirement.
The table indicates whether the predetermined ratios meet
their criteria. It is concluded that the first condition is not
achieved for each mixture. The target value of 0.4 is not
reached. However, the second condition is satisfied (> 0.5), and
each mixture can be assigned to a fiber class. Besides, it is
observed that the fiber class shifts up by one class when
transitioning from NAC to RAC with the same fiber dosage.
This means that the strength ratio increases in RAC compared
to NAC.
IV. SECTIONAL ANALYSIS
The method of sectional analysis is applied to establish
constitutive models for fiber-reinforced concrete. The method Figure IV-1 Sectional analysis method
consists of 3 steps. Figure IV-1 visualizes this procedure. V. RESULTS COMPARISON FR-NAC – FR-RAC
Firstly, the input values need to be determined, which are
mostly obtained from the investigation of the mechanical This part is concluded with a comparison between the
properties, where the results are implemented into the proposed mixtures with natural and recycled aggregates, as well as
equations. Subsequently, the beam is divided into layers with a between the mixtures with fiber quantities of 5 and 3 kg/m³. The
thickness of 1 mm, starting from the notch and extending to the objective of this research is to examine the difference between
height of the beam. This is called the multi-layer procedure and fiber-reinforced concrete with natural and recycled aggregates,
provides the connection between the crack width and the with the same compressive strength, and to explain the possible
corresponding force. Finally, in the last step, the known F- causes if differences or similarities are observed.
CMOD curve is obtained. The sectional analysis is applied to A. F-CMOD curves
the model of MC10 and the optimized model of Vandevyvere.
The obtained average experimental F-CMOD curves of all
Table IV-9 Check structural conditions mixtures are presented in Figure V-1. It is apparent that the
curves of the recycled mixtures are below those of the natural
𝒇𝑹𝟏𝒌 𝒇𝑹𝟑𝒌 Fiber mixtures with same number of fibers.
Mixture Check Check
𝒇𝒄𝒕,𝑳𝒌 𝒇𝑹𝟏𝒌 class
The behaviour of the experimental curves is explained in the
FR-NAC-
0.31 - 1.09 1c study conducted by Castoldi et al. [32] and Pradhan et al. [33].
5 kg/m³
FR-RAC- In Castoldi et al., FRC with different fiber volumes is compared
0.22 - 1.19 1d to each other. The study by Pradhan et al. discusses the post-
5 kg/m³
FR-NAC- cracking behaviour of natural aggregate concrete (NAC)
0.26 - 0.84 1b
3 kg/m³ compared to recycled aggregate concrete (RAC) with the same
FR-RAC- compressive strength, with emphasis on the peak force in the F-
0.19 - 0.95 1c
3 kg/m³ CMOD diagram.
16 3) FR-NAC-3 kg/m³ - fiber class 1b
14 16
12 FR-RAC-5 FR-NAC-3 14
Load [kN]

10 FR-NAC-5 FR-RAC-3 kg/m³ 12


kg/m³

Load [kN]
8 kg/m³ kg/m³ 10
6 8 Onderzoek MC10 Vandevyvere
6
4
4
2
2
0 0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figure V-1 Mean F-CMOD curves of all mixtures


Figure V-4 F-CMOD of FR-NAC-3 kg/m³ in comparison to
B. Constitutive models MC10 and Vandevyvere
The research demonstrates that at CMOD1, the experimental 4) FR-RAC-3 kg/m³ - fiber class 1c
curve somewhat aligns with Vandevyveres curve and deviates 16
from MC10. The graphs of each mixture are presented in 14
Figure V-2 until Figure V-5. 12

Load [kN]
10
For fiber classes b and d, it can be concluded that the 8 Onderzoek Vandevyvere
MC10
experimental curve from the research is best approximated by 6
Vandevyveres curve at CMOD1, and then at CMOD3 by MC10. 4
2
Within this interval, there is a transition from Vandevyveres
0
curve to MC10's curve. If fiber class c is obtained, then the 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
experimental curve generally follows curve of Vandevyvere up
CMOD [mm]
to CMOD3. From this, it can be concluded that Vandevyveres
model for fiber class c closely approximates the measured
experimental curve. Figure V-5 F-CMOD of FR-RAC-3 kg/m³ in comparison to
MC10 and Vandevyvere
1) FR-NAC-5 kg/m³ - fiber class 1c
C. Post-cracking behaviour
16
14
The stress-strain diagram of FRC is represented by
12 examining the simplified post-cracking branch of both MC10
Vandevyvere
Load [kN]

10 Onderzoek MC10 and Vandevyvere, see Figure V-6 and Figure V-7. Two
8 extreme points describe the post-cracking branch as a linear
6 relationship, fFts (CMOD1) and fFtu (CMOD3).
4
2 The post-cracking branch of MC10 exhibits a decreasing
0 trend. This is consistent with how this branch of FRC’s cracking
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
behaviour is depicted in the literature. However, when
CMOD [mm] examining Vandevyveres optimized model, the post-cracking
branch has an increasing trend. This contradicts the behaviour
Figure V-2 F-CMOD of FR-NAC-5 kg/m³ in comparison to described by MC10. At fFts, FR-NAC exhibits a higher value
MC10 and Vandevyvere while at fFtu, the mixtures with 5 kg/m³ of fibers have a higher
tensile strength.
2) FR-RAC-5 kg/m³ - fiber class 1d
1
16 0,9
14
fFt MC10 [N/mm²]

0,8
12 0,7
Load [kN]

10 0,6
Vandevyvere
8 MC10 0,5
Onderzoek
6 0,4
4 0,3
2 FR-NAC-5 kg/m³
0,2
0 FR-RAC-5 kg/m³
0,1
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 FR-NAC-3 kg/m³

CMOD [mm] 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3


CMOD [mm]
Figure V-3 F-CMOD of FR-RAC-5 kg/m³ in comparison to
MC10 and Vandevyvere Figure V-6 Post-cracking branch ffts-fFtu MC10
1,0
E. Compressive stress in top fiber
fFt Vandevyvere [N/mm²]

0,9 The stress in the top fiber of the beam is dependent on the
0,8 applied load. The compression stress can be determined using
0,7
0,6
Hooke's Law which relates stress to the elastic modulus and
0,5 strain.
0,4
0,3 The compressive stress of NAC is higher compared to
FR-NAC-5 kg/m³
0,2 FR-RAC-5 kg/m³ RAC. In addition, the curves of FR-5 kg/m³ are consistently
0,1 FR-NAC-3 kg/m³ positioned above the curves of FR-3 kg/m³. The compressive
0,0 FR-RAC-3 kg/m³
stress according to Vandevyvere (Figure V-11) exhibits more
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3
variation compared to MC10 (Figure V-10). This is due to the
CMOD [mm] different approaches used to determine the length of the
compression zone. MC10 considers the critical length as
Figure V-7 Post-cracking branch fFts-fFtu Vandevyvere tension zone, while Vandevyvere allows the tension zone to
vary.
D. Neutral axis
The position of the neutral axis determines the location of 45
FR-NAC-5 kg/m³
the compression and tension zones in the cross-section of the 40 FR-RAC-5 kg/m³
beam. As the CMOD increases, the length of the neutral axis 35 FR-NAC-3 kg/m³

σc MC10 [MPa]
extends towards the uppermost fiber. Furthermore, the stress 30 FR-RAC-3 kg/m³
profile is considered as a linear profile, described by f Fts and fFtu. 25

The neutral axis is the highest for the mixtures with a fiber 20

content of 3 kg/m³. Furthermore, the recycled mixtures are 15

positioned higher compared to the natural mixtures. A lower 10

fiber content leads to a decrease in the fiber bridging effect 5

which results in a higher position of the neutral axis. At 0


0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD1, the curves are positioned higher in Vandevyveres
model compared to MC10. However, at CMOD3, only a small CMOD [mm]
difference is observed between the MC10 and Vandevyvere
comparison. This is shown in Figure V-8 and Figure V-9. Figure V-10 Stress profile in top fiber MC10
45
125 FR-NAC-5 kg/m³
FR-NAC-5 kg/m³ 40
σc Vandevyvere [MPa]

FR-RAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³


FR-NAC-3 kg/m³ 35 FR-NAC-3 kg/m³
Y MC10 [mm]

FR-RAC-3 kg/m³ 30 FR-RAC-3 kg/m³


120
25
20
115 15
10
5
110
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]
CMOD [mm]

Figure V-8 Positioning of neutral axis MC10 Figure V-11 Stress profile in top fiber Vandevyvere
125
FR-NAC-5 kg/m³
VI. CONCLUSIONS
Y Vandevyvere [mm]

FR-RAC-5 kg/m³
FR-NAC-3 kg/m³
FR-RAC-3 kg/m³ 1. The use of recycled aggregates results in a lower concrete
120
compressive strength, which is the main mechanical
property. The cause can be attributed to the presence of
115 mortar fraction on the original aggregate, which is more
porous and has a lower density.
2. A higher amount of superplasticizer is needed in RAC to
110 achieve consistency class S4 (without fibers) and S3 (with
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
fibers).
CMOD [mm] 3. The adjustment of the compressive strength of the recycled
concrete mixtures to match the natural concrete mixtures is
Figure V-9 Positioning of neutral axis Vandevyvere partially successful.
4. The influence of the aggregates on the splitting tensile [7] J. Vrijders and L. De Bock, “Het gebruik van
strength is limited. However, the fiber content does have gerecycleerde betongranulaten in beton,” Jul. 2019.
an impact on the splitting tensile strength. An increase of [8] B. Dooms, J. Vrijders, and L. Kupers, “Beton in de
approximately 20% is observed in FR-3 kg/m³ compared
circulaire economie: het gebruik van gerecycleerde
to FR-5 kg/m³.
5. The most significant effect in the mechanical properties of granulaten,” May 2019.
concrete is observed in the elastic modulus. A decrease of [9] K. S. Lauchs and J. Vrijders, “Nieuwe mogelijkheden
15% is noted when full replacement of natural by recycled voor beton met gerecycleerde granulaten,” 2017.
aggregates take place. [10] Y. Zhu, A. Ahmad, W. Ahmad, N. I. Vatin, A. M.
6. The post-cracking behaviour differs between the mixtures Mohamed, and D. Fathi, “Predicting the Splitting Tensile
with RA or NA and between 5 kg/m³ and 3 kg/m³. The F- Strength of Recycled Aggregate Concrete Using
CMOD of recycled FRC is lower compared to natural FRC.
Individual and Ensemble Machine Learning
This reduced behaviour can be attributed to various factors
such as differences in mechanical properties, the interfacial Approaches,” Crystals (Basel), vol. 12, no. 5, May 2022,
transition zone, and variability in aggregate properties. doi: 10.3390/cryst12050569.
7. The fiber class shifts when transitioning from FR-NAC to [11] M. Pepe, “A Conceptual Model for Designing Recycled
FR-RAC, and the strength ratio increases. The Aggregate Concrete for Structural Applications,” 2015.
experimental data for fiber class b and d up to CMOD 1 [Online]. Available:
follows the Vandevyvere model but is better approximated http://www.springer.com/series/8790
by MC10 at CMOD3. For fiber class c, the experimental
[12] B. Wang, L. Yan, Q. Fu, and B. Kasal, “A
curve follows the optimized Vandevyvere model along the
entire range. Comprehensive Review on Recycled Aggregate and
8. Vandevyveres model suggests an increasing post-crack Recycled Aggregate Concrete,” Resources,
branch while MC10 represents a decreasing post-crack Conservation and Recycling, vol. 171. Elsevier B.V.,
branch. According to Vandevyvere, the fiber behaviour is Aug. 01, 2021. doi: 10.1016/j.resconrec.2021.105565.
stronger, and the fibers can withstand more stresses. [13] H. Dilbas, Çakır, and M. Şimşek, “Recycled Aggregate
Concretes (RACs) for Structural Use: An Evaluation on
ACKNOWLEDGEMENT
Elasticity Modulus and Energy Capacities,”
I would like to express my deepest gratitude and appreciation
to all who contributed to the completion of this master's thesis. International Journal of Civil Engineering, vol. 15, no. 2,
With a special mention to promoters Brecht Vandevyvere and pp. 247–261, Mar. 2017, doi: 10.1007/s40999-016-
Jiabin Li for their invaluable guidance and help. 0077-3.
[14] A. Bouamrata and A. Baghli, “IMPACT STRENGTH
REFERENCES OF FRC MATERIALS,” 1990.
[15] I. Löfgren, “Fibre-reinforced Concrete for Industrial
[1] “Onderzoeksportaal,” KU Leuven. Construction-a fracture mechanics approach to material
[2] G. Plizzari and S. Mindess, “Fiber-reinforced concrete,” testing and structural analysis.” [Online]. Available:
in Developments in the Formulation and Reinforcement https://www.researchgate.net/publication/257944272
of Concrete, Elsevier, 2019, pp. 257–287. doi: [16] J. Xie, S. cong Kou, H. Ma, W. J. Long, Y. Wang, and
10.1016/B978-0-08-102616-8.00011-3. T. H. Ye, “Advances on properties of fiber reinforced
[3] Fédération internationale du béton., Comité euro- recycled aggregate concrete: Experiments and models,”
international du béton., and Fédération internationale de Construction and Building Materials, vol. 277. Elsevier
la précontrainte., Model code 2010 : first complete draft. Ltd, Mar. 29, 2021. doi:
Fédération internationale du béton, 2010. 10.1016/j.conbuildmat.2021.122345.
[4] B. Parmentier, “Vezelversterkt beton: na 50 jaar op [17] C. S. Das, T. Dey, R. Dandapat, B. B. Mukharjee, and J.
punt?,” Buildwise, 2014. Kumar, “Performance evaluation of polypropylene fibre
[5] G. S. Dos Reis, M. Quattrone, W. M. Ambrós, B. G. reinforced recycled aggregate concrete,” Constr Build
Cazacliu, and C. H. Sampaio, “Current applications of Mater, vol. 189, pp. 649–659, Nov. 2018, doi:
recycled aggregates from construction and demolition: A 10.1016/j.conbuildmat.2018.09.036.
review,” Materials, vol. 14, no. 7. MDPI AG, Apr. 01, [18] A. Blanco, P. Pujadas, A. De La Fuente, S. Cavalaro, and
2021. doi: 10.3390/ma14071700. A. Aguado, “Application of constitutive models in
[6] Belgisch Instituur voor Normalisatie, “NBN EN 12620,” European codes to RC-FRC,” Constr Build Mater, vol.
2013. https://edu.mynbn.be/pdfMeta/RO/486144?l=E 40, pp. 246–259, 2013, doi:
(accessed May 01, 2023). 10.1016/j.conbuildmat.2012.09.096.
[19] M. Di Prisco, M. Colombo, and D. Dozio, “Fibre- concretes,” Constr Build Mater, vol. 211, pp. 617–628,
reinforced concrete in fib Model Code 2010: Principles, Jun. 2019, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2019.03.282.
models and test validation,” Structural Concrete, vol. 14, [33] S. Pradhan, S. Kumar, and S. V. Barai, “Impact of
no. 4, pp. 342–361, 2013, doi: 10.1002/suco.201300021. particle packing mix design method on fracture
[20] V. Cervenka, “Reliability-based non-linear analysis properties of natural and recycled aggregate concrete,”
according to fib Model Code 2010,” Structural Concrete, Fatigue Fract Eng Mater Struct, vol. 42, no. 4, pp. 943–
vol. 14, no. 1. Wiley-Blackwell, pp. 19–28, 2013. doi: 958, Apr. 2019, doi: 10.1111/ffe.12963.
10.1002/suco.201200022.
[21] A. Muttoni, M. F. Ruiz, E. Bentz, S. Foster, and V.
Sigrist, “Background to fib Model Code 2010 shear
provisions - Part II: Punching shear,” Structural
Concrete, vol. 14, no. 3, pp. 204–214, 2013, doi:
10.1002/suco.201200064.
[22] B. Vandevyvere, “Post-cracking behaviour of fibre
reinforced recycled concrete,” 2022.
[23] Belgisch Instituut voor Normalisatie, “NBN EN 1097-6
Beproevingsmethoden voor de bepaling van
mechanische en fysische eigenschappen van
toeslagmaterialen - Deel 6 : Bepaling van de dichtheid
van de deeltjes en van de wateropname,” Nov. 2000.
[Online]. Available: www.bin.be
[24] FITCO nv, “FITCO FIBRIL STRUCTO XP55.”
[Online]. Available: www.fitco.be
[25] British Standards Institution. and European Committee
for Standardization., Eurocode 2 : design of concrete
structures : part 1-1: general rules and rules for buildings.
British Standards Institution, 2004.
[26] H. ( België and N. V. / Fabriek Obourg, “Performant
cement voor duurzaam constructiebeton CEM III/A 42,5
N LA.” [Online]. Available: www.holcim.be
[27] H. ( België and N. V. / Fabriek Obourg,
“Hoogperformant cement CEM I 52.5 R/HES.” [Online].
Available: www.holcim.be
[28] Belgisch Instituut voor Normalisatie, “NBN EN 12390-
3 Testing hardened concrete - Part 3: Compressive
strength for test specimens,” 2019.
[29] Belgisch Instituut voor Normalisatie, “NBN EN 12390-
6 Testing hardened concrete - Part 6: Tensile splitting
strength of test specimens,” 2010.
[30] Belgisch Instituut voor Normalisatie, “NBN EN 12390-
13 Testing hardened concrete - Part 13: Determination of
secant modulus of elasticity in compression,” 2021.
[31] Belgisch Instituut voor Normalisatie, “NBN EN 14651 +
A1 Test method for metallic fibre concrete - Measuring
the flexural tensile strength (limit of proportionality
(LOP), residual),” 2007.
[32] R. de S. Castoldi, L. M. S. de Souza, and F. de Andrade
Silva, “Comparative study on the mechanical behavior
and durability of polypropylene and sisal fiber reinforced
INHOUD

Voorwoord .......................................................................................................... i
Samenvatting..................................................................................................... ii
Summary ........................................................................................................... iv
Figurenlijst ..................................................................................................... xvii
Tabellenlijst ..................................................................................................... xx
Symbolenlijst ................................................................................................. xxii
Lijst met afkortingen ..................................................................................... xxv
1 Inleiding .................................................................................................... 1
1.1 Introductie ......................................................................................... 1
1.2 Probleemstelling................................................................................ 1
1.3 Doelstelling & Onderzoeksvraag ....................................................... 2
1.4 Methodiek ......................................................................................... 3
2 Literatuurstudie ........................................................................................ 5
2.1 Gerecycleerde granulaten ................................................................. 5
2.1.1 Aanleiding tot recyclage ........................................................... 5
2.1.2 Classificatie .............................................................................. 5
2.1.3 Toepassingsgebieden .............................................................. 6
2.1.4 Eigenschappen ........................................................................ 6
2.1.5 Mechanische eigenschappen van gerecycleerd beton ............. 8
2.1.6 Samenvatting ......................................................................... 10
2.2 Vezelgewapend beton ..................................................................... 11
2.2.1 Geschiedenis ......................................................................... 11
2.2.2 Classificatie ............................................................................ 11
2.2.3 Vezelparameters .................................................................... 13
2.2.4 Nascheurgedrag van FRC...................................................... 17
2.2.5 Constitutieve modellen voor FRC ........................................... 23
2.3 Vezelgewapend beton met gerecycleerde granulaten ..................... 28
2.3.1 Eigenschappen van vers FR-RAC.......................................... 29
2.3.2 Mechanische eigenschappen van FR-RAC ............................ 29
2.3.3 Samenvatting ......................................................................... 33

xv
3 Materiaaleigenschappen en productie.................................................. 34
3.1 Materiaaleigenschappen ................................................................. 34
3.1.1 Granulaateigenschappen ....................................................... 34
3.1.2 Vezeleigenschappen .............................................................. 36
3.2 Mengselontwerp .............................................................................. 36
3.2.1 Mengsels ............................................................................... 37
3.3 Productie ......................................................................................... 42
3.4 Resultaten testkubussen ................................................................. 43
4 Testmethoden en resultaten .................................................................. 46
4.1 Opstelling ........................................................................................ 46
4.2 Resultaten ....................................................................................... 47
4.2.1 Betondruksterkte .................................................................... 47
4.2.2 Splijttreksterkte ...................................................................... 52
4.2.3 Elasticiteitsmodulus................................................................ 54
4.2.4 Driepuntsbuigproef ................................................................. 56
4.3 Conclusie ........................................................................................ 64
5 Sectionele analyse en modellering ....................................................... 68
5.1 Constitutieve modellen .................................................................... 69
5.1.1 Verificatie van de mechanische modellen .............................. 73
5.2 Sectionele analysemethode ............................................................ 74
5.2.1 Inputwaarden ......................................................................... 75
5.2.2 Meerlagenprocedure .............................................................. 75
5.2.3 Output .................................................................................... 78
5.3 Vergelijking FR-NAC en FR-RAC .................................................... 79
5.3.1 F-CMOD curves ..................................................................... 79
5.3.2 Constitutieve modellen ........................................................... 82
5.3.3 Nascheurgedrag .................................................................... 86
5.3.4 Neutrale lijn ............................................................................ 87
5.3.5 Drukspanning in de bovenvezel ............................................. 89
5.4 Conclusie ........................................................................................ 91
6 Besluitvorming en suggesties............................................................... 93
6.1 Besluiten ......................................................................................... 93
6.2 Suggesties verder onderzoek .......................................................... 95
Referenties....................................................................................................... 97

xvi
Figurenlijst

Figuur 1-1 Flowchart masterproef .......................................................................................... 4


Figuur 2-1 Aanduiding gerecycleerde granulaten [12] ........................................................... 6
Figuur 2-2 Relatie tussen mortelverhouding en LA-waarde [19] ............................................ 7
Figuur 2-3 Reductie druksterkte na 28 dagen, invloed RA [21] .............................................. 8
Figuur 2-4 28 dagen druksterkte voor RCA tegenover effectieve W/C ratio [21] .................... 9
Figuur 2-5 Geometrie van soorten vezels [34] ......................................................................15
Figuur 2-6 Vezel oriëntatie [34].............................................................................................17
Figuur 2-7 Verhardingsmechanismen in beton [34] ..............................................................18
Figuur 2-8 Schematische beschrijving van het breukproces in uni-axiaal gedrag [34] .........18
Figuur 2-9 Schema ter illustratie van enkele verhardingseffecten en scheurfront [34] ..........19
Figuur 2-10 Uittrekken van een rechte vezel [34]..................................................................20
Figuur 2-11 Typische vezeltrekrelatie tussen eindslip en belasting voor rechte [34] ............20
Figuur 2-12 Schematische weergave van het effect van vezels op het breukproces bij uni-
axiale spanning [34] .............................................................................................................21
Figuur 2-13 Schematische weergave van het effect van microvezels op het breukproces bij
uni-axiale spanning [34]........................................................................................................22
Figuur 2-14 Gedrag van normaal beton en vezelgewapend beton: (a) normaal beton; (b)
vezelgewapend beton; (c) F-CMOD curve [40] .....................................................................23
Figuur 2-15 σ-ε diagram voor staalvezelbeton, gebaseerd op MC10 [45] .............................24
Figuur 2-16 Vereenvoudigde constitutieve wetten: (a) stijf-plastisch en (b) lineair-elastisch [45]
.............................................................................................................................................25
Figuur 2-17 Kracht-CMOD curve uit MC10 [6] ......................................................................26
Figuur 2-18 Jaarlijks cijfer van aantal gepubliceerde artikels FR-RAC [49] ...........................29
Figuur 2-19 Splijttreksterkte in functie van % PP [48] ...........................................................31
Figuur 2-20 Elasticiteitsmodulus in functie van % PP [48] ....................................................32
Figuur 3-1 Granulaten zand 0/4 (links), rolgrind 4/16 (midden) en betonpuin 4/16 (rechts) ...35
Figuur 3-2 Zeefcurve van granulaten (Zand, Rolgrind en Betonpuin)....................................35
Figuur 3-3 Druksterkte van beton in de tijd uit technische fiche Holcim CEM III [54] .............40
Figuur 3-4 Geogebra punten aangestipt, overeenkomend met rode curve ...........................40
Figuur 3-5 Constructie druksterkte in functie van tijd, gebaseerd op technische fiche Holcim
[54] .......................................................................................................................................41
Figuur 3-6 Druksterkte van beton in de tijd uit technische fiche Holcim CEM I [55] ...............41

xvii
Figuur 3-7 Consistentieklasse S4 zonder vezels (links) en consistentieklasse S3 met vezels
(rechts) .................................................................................................................................43
Figuur 4-1 Staafdiagram gemiddelde kubusdruksterkte fcm,cube .............................................48
Figuur 4-2 Spreiding gemiddelde kubusdruksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³ ..49
Figuur 4-3 Spreiding gemiddelde kubusdruksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³ ..49
Figuur 4-4 Staafdiagram gemiddelde cilinderdruksterkte fcm .................................................50
Figuur 4-5 Spreiding gemiddelde cilinderdruksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³ .51
Figuur 4-6 Spreiding gemiddelde cilinderdruksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³ .51
Figuur 4-7 Staafdiagram gemiddelde splijttreksterkte fctm,sp,cube .............................................52
Figuur 4-8 Spreiding gemiddelde splijttreksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³ ......53
Figuur 4-9 Spreiding gemiddelde splijttreksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³ ......53
Figuur 4-10 Staafdiagram gemiddelde elasticiteitsmodulus Ecm ............................................55
Figuur 4-11 Spreiding gemiddelde E-modulus ......................................................................55
Figuur 4-12 Opstelling driepuntsbuigproef, gebaseerd op NBN EN 14651+A1 [66] ..............56
Figuur 4-13 F-CMOD curve [6] .............................................................................................57
Figuur 4-14 Bepaling FL , interval [0;0.05] mm [68] ..............................................................58
Figuur 4-15 Experimentele F-CMOD curves a) FR-NAC-5 kg/m³ en b) FR-RAC-5 kg/m³ .....59
Figuur 4-16 Experimentele F-CMOD curves c) FR-NAC-3 kg/m³ en d) FR-RAC-3 kg/m³ .....60
Figuur 4-17 Vergelijking F-CMOD van FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³ ......................61
Figuur 4-18 Vergelijking F-CMOD van FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³ ......................62
Figuur 4-19 Opstelling mechanische testen, overgenomen van thesis Vervaecke-Pattyn 2022
[72] .......................................................................................................................................66
Figuur 4-20 Testopstelling driepuntsbuigproef, overgenomen van thesis Vervaecke-Pattyn
2022 [72] ..............................................................................................................................67
Figuur 5-1 Constitutieve model uit MC10 [6] .........................................................................69
Figuur 5-2 Spanningsprofiel voor fFts (links) en fFtu,2.5 (rechts) uit MC10 .................................71
Figuur 5-3 Verbeterd spanningsprofiel bij CMOD1 (links) en CMOD3 (rechts) van Vandevyvere
[7] .........................................................................................................................................72
Figuur 5-4 Relatie fctm en fck ..................................................................................................73
Figuur 5-5 Sectionele analysemethode, gebaseerd op MC10 & thesis Vervaecke-Pattyn [6],
[72] .......................................................................................................................................74
Figuur 5-6 Spanning-rekdiagram in druk uit MC10 [6] ..........................................................75
Figuur 5-7 Spanning-rekdiagram in trek uit MC10 [6] ...........................................................75
Figuur 5-8 Spanningsverloop balk in belasting uit MC10 [6] .................................................76
Figuur 5-9 Spanningsverloop meerlagenprocedure [6] .........................................................77

xviii
Figuur 5-10 Bepaling F-CMOD curve [6] ..............................................................................78
Figuur 5-11 Gemiddelde experimentele F-CMOD curves (links) en detail van piek (rechts) .79
Figuur 5-12 F-CMOD curve voor FR-NAC met 0, 3, 6 en 10 kg/m³ volgens Castoldi et al. [76]
.............................................................................................................................................80
Figuur 5-13 F-CMOD curves voor FR-NAC (links) en FR-RAC (rechts) volgens Pradhan et al.
[81] .......................................................................................................................................81
Figuur 5-14 F-CMOD curves a) FR-NAC-5 kg/m³ en b) FR-RAC-5 kg/m³ .............................82
Figuur 5-15 F-CMOD curves c) FR-NAC-3 kg/m³ en d) FR-RAC-3 kg/m³ .............................83
Figuur 5-16 Vergelijking verhouding gemiddelde resterende treksterkte fR1 data-MC10 (links)
en data-Vandevyvere (rechts) bij CMOD1 .............................................................................85
Figuur 5-17 Vergelijking verhouding gemiddelde resterende treksterkte fR3 data-MC10 (links)
en data-Vandevyvere (rechts) bij CMOD3 .............................................................................85
Figuur 5-18 Na-scheurtak fFts – fFtu 2.5 volgens MC10 (links) en Vandevyvere (rechts) ...........87
Figuur 5-19 Ligging neutrale lijn volgens MC10 (links) en Vandevyvere (rechts) ..................88
Figuur 5-20 Spanningsverloop in bovenste vezel volgens MC10 (links) en Vandevyvere
(rechts) .................................................................................................................................90
Figuur 5-21 Geoptimaliseerd spanningsverloop in bovenste vezel volgens MC10 (links) en
Vandevyvere (rechts) ...........................................................................................................91

xix
Tabellenlijst

Tabel 2-1 Fysische eigenschappen van het grove granulaat, gebaseerd op Bui et al. [15] .... 7
Tabel 2-2 Fysische eigenschappen van sommige vezels [34] ..............................................12
Tabel 2-3 Vezelklassen, classificatie volgens MC10 [6] ........................................................27
Tabel 2-4 Druksterkte van RAC met verschillende vezeltypes [49] .......................................30
Tabel 2-5 Splijttreksterkte FR-RAC met verschillende vezeltypes [49]..................................31
Tabel 2-6 Elasticiteitsmodulus FR-RAC met verschillende vezeltypes [49] ...........................32
Tabel 2-7 Buigsterkte FR-RAC met verschillende vezeltypes [49] ........................................32
Tabel 3-1 Granulaten & fractie..............................................................................................34
Tabel 3-2 Fysische en mechanische eigenschappen granulaten ..........................................36
Tabel 3-3 Vezeleigenschappen XP55 [52] ............................................................................36
Tabel 3-4 Betonmengsels.....................................................................................................37
Tabel 3-5 Betonsamenstelling FR-NAC-5 kg/m³ en FR-NAC-3 kg-m³...................................37
Tabel 3-6 Formule van Feret toegepast op FR-NAC-5 kg/m³ en FR-NAC-3 kg/m³ ...............38
Tabel 3-7 Overzicht ontwerpen testkubussen FR-RAC-5 kg/m³............................................39
Tabel 3-8 Overzicht ontwerpen testkubussen FR-RAC-3 kg/m³............................................39
Tabel 3-9 Verwerkbaarheid mengsels ..................................................................................42
Tabel 3-10 Resultaten testkubussen FR-RAC-5 kg/m³ (B) ...................................................44
Tabel 3-11 Resultaten testkubussen FR-RAC-3 kg/m³ (D) ...................................................45
Tabel 3-12 Betonsamenstelling FR-RAC-5 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³ .................................45
Tabel 4-1 De 5% kwantiel factor k, gebaseerd op NBN EN 1990 [63]...................................47
Tabel 4-2 Kubusdruksterkte .................................................................................................48
Tabel 4-3 Cilinderdruksterkte................................................................................................50
Tabel 4-4 Splijttreksterkte .....................................................................................................52
Tabel 4-5 Elasticiteitsmodulus ..............................................................................................54
Tabel 4-6 Gemiddelde (resterende) buigtreksterkte ..............................................................61
Tabel 4-7 Karakteristieke (resterende) buigtreksterkte .........................................................62
Tabel 4-8 Controle op de structurele eisen ...........................................................................63
Tabel 4-9 Overzicht mechanische eigenschappen ...............................................................64
Tabel 4-10 Overzicht vezelklassen .......................................................................................65
Tabel 5-1 Mengselontwerp NAC en RAC, Pradhan et al. [81] ..............................................80
Tabel 5-2 Gemiddelde kracht FL ter hoogte van piek voor NAC en RAC ..............................81

xx
Tabel 5-3 Gemiddelde druksterkte en gemiddelde kracht op piek en bijhorende afwijking uit
onderzoek ............................................................................................................................81
Tabel 5-4 Gemiddelde resterende treksterkte bij CMOD1 en CMOD3 voor data, MC10 en
Vandevyvere ........................................................................................................................84
Tabel 5-5 Overzicht vezelklasse & legendekleur ..................................................................85
Tabel 5-6 Treksterkte bij BGT en UGT, volgens MC10 (links) en Vandevyvere (Rechts)......86
Tabel 5-7 Gemiddelde ligging neutrale lijn per CMODj waarde, volgens MC10 ....................87
Tabel 5-8 Gemiddelde ligging neutrale lijn per CMODj waarde, volgens Vandevyvere .........88
Tabel 5-9 Gemiddelde spanning bovenste vezel per CMODj waarde, volgens MC10 ...........89
Tabel 5-10 Gemiddelde spanning bovenste vezel per CMODj waarde, volgens Vandevyvere
.............................................................................................................................................89

xxi
Symbolenlijst

A Oppervlakte dwarsdoorsnede [mm²]


b Breedte balk [mm]
CMODj Crack Mouth Opening Displacement op 0.5 mm (j=1), 1.5 mm (j=2), [mm]
2.5 mm (j=3) en 3.5 mm (j=4) volgens EN 14651
CMODL CMOD-waarde op LOP [mm]
Ecm Gemiddelde elasticiteitsmodulus op 28 dagen [N/mm²]
εBGT Rek bij bruikbaarheidsgrenstoestand [-]
εUGT Rek bij uiterste grenstoestand [-]
εc Rek in druk [-]
εct Rek in trek [-]
εp Rek in trek ter hoogte van piek [-]
εQ Na-scheur rek in trek [-]
εBGT Rek in trek BGT [-]
εUGT Rek in trek UGT [-]
Δl Verlenging [mm]
F Kracht [N]
Fj Corresponderende kracht met CMODj met 0.5 mm (j=1), 1.5 mm [N]
(j=2), 2.5 mm (j=3) en 3.5 mm (j=4)
FL Corresponderende kracht met LOP [N]
fck Karakteristieke cilinderdruksterkte [MPa]
fck,cube Karakteristieke kubusdruksterkte [MPa]
fcm Gemiddelde cilinderdruksterkte op 28 dagen [MPa]
fcm,cube Gemiddelde kubusdruksterkte op 28 dagen [MPa]
fct Uni-axiale treksterkte [MPa]
fctm Gemiddelde uni-axiale treksterkte [MPa]
fctm,sp,cube Gemiddelde kubussplijttreksterkte [MPa]
ffct,L Proportionaliteitsgrens [MPa]
ffct,Lk Karakteristieke proportionaliteitsgrens [MPa]
fFts (Resterende) treksterkte bruikbaarheidsgrenstoestand [MPa]
fFtu (Resterende) treksterkte uiterste grenstoestand [MPa]
fR,j Resterende treksterkte met CMODj met 0.5 mm (j=1), 1.5 mm (j=2), [MPa]
2.5 mm (j=3) en 3.5 mm (j=4)
GF Breukenergie van normaal beton [N/m]
h Hoogte balk [mm]
hsp Hoogte balk exclusief notch [mm]

xxii
k 5% kwartiel factor [-]
ka Parameter voor bepaling treksterkte BGT in het vereenvoudigde [-]
constitutieve model
kb Parameter voor bepaling treksterkte UGT in het vereenvoudigde [-]
constitutieve model, volgens Di Prisco et al.
kc Parameter voor bepaling treksterkte UGT in het verbeterde [-]
vereenvoudigde constitutieve model
lcs Karakteristieke lengte [mm]
M Buigmoment [Nmm]
n Aantal proefstukken getest [-]
ρa Absolute dichtheid [kg/m³]
ρrd Ovendroge dichtheid [kg/m³]
ρssd Verzadigd oppervlakte droge dichtheid [kg/m³]
σc Drukspanning [MPa]
σct Trekspanning [MPa]
srm Gemiddelde scheurwijdte [mm]
Vx Variatiecoëfficiënt [-]
w Scheurwijdte [mm]
wu Maximaal toegestane scheurwijdte gelegen in het interval [mm]
[CMOD1-CMOD3]
Y Ligging neutrale lijn [mm]

xxiii
Lijst met afkortingen

BGT Bruikbaarheidsgrenstoestand
BSA Bouw en sloopafval
CMOD Crack Mouth Opening Displacement
EN Europese Norm
FRC Vezelgewapend beton
FR-NAC Vezelgewapend beton met natuurlijke granulaten
FR-RAC Vezelgewapend beton met gerecycleerde granulaten
ITZ Interfaciale Transitie Zone
LA Los Angeles
LOP Proportionaliteitsgrens (Eng. Limit of proportionality)
LVDT Lineair Variabele Differentiaal Transformator
MC10 Fib Model Code 2010
NA Natuurlijke granulaten
NBN Nationale Belgische Norm
PP Polypropyleen
PTV Technische regelgevingen
RA Gerecycleerde granulaten
SP Superplastificeerder
St. dev Standaarddeviatie
UGT Uiterste grenstoestand
WA24 Waterabsorptie na 24u

xxv
1 INLEIDING

1.1 Introductie
Beton is het meest toegepaste materiaal in de bouwwereld, en zal dat ook nog lang blijven [1],
[2]. De wereldwijde productie bedraagt jaarlijks 20 miljard ton. De aanleiding daarvan is dat
beton uit eenvoudige, veelvoorkomende en goedkope grondstoffen bestaat, namelijk zand,
grind en kalksteen. Maar diezelfde productie leidt ook tot een gigantische uitstoot van
broeikasgassen. Onrechtstreeks heeft beton dus ook een milieuonvriendelijke eigenschap. 5%
van de CO2 emissie is afkomstig van beton. Dit komt grotendeels door het cement, dat zelf
een aandeel van 20% in beton heeft. Het cement wordt gebruikt als bindmiddel om de
grondstoffen met water als lijm te verbinden.
Door de almaar stijgende wereldbevolking neemt de vraag naar natuurlijke grondstoffen toe
[3]. De uitputting van grondstoffen vormt op de dag van vandaag al problemen. Hierdoor komt
ook de bouwsector onder druk te staan om alternatieven te vinden. De bouwsector is
verantwoordelijk voor het verbruik van 40% van alle grondstoffen ter wereld. De laatste
decennia kent het gebruik van gerecycleerde granulaten een groeiende belangstelling. De
recyclage van bouw- en sloopafval heeft een enorm potentieel. Europa erkent dat de
grondstoffen niet oneindig zijn, maar ook dat er duurzaam omgesprongen moet worden met
recycleren van grondstoffen. Zo wordt ook meer ingezet op circulaire economie.
Aangezien er nog steeds een soort wantrouwen is in het gebruik van gerecycleerde granulaten
in traditioneel beton, stijgt de belangstelling van onderzoekers enorm. Bovendien vormt het
toepassen van gerecycleerde granulaten een duurzame oplossing.
Conventioneel beton, als referentie, blijft dienen voor bouwkundige toepassingen [4]. De
kwaliteit-prijs-verhouding en intrinsieke eigenschappen vormen een groot voordeel. De
aanwezigheid van stalen wapening moet het gebrek aan trekweerstand opnemen, en dat is al
jaren een moeilijk aspect. Zo moeten er ingewikkelde wapeningsplannen opgesteld worden,
moet het transport en opslag van wapening worden voorzien. Bovendien neemt het leggen
van de wapening extra tijd in beslag. Doordat vezels op een eenvoudige manier toegevoegd
kunnen worden aan de betonmixer, biedt het een praktisch voordeel ten opzichte van
traditionele wapening. Hierdoor deed zich de laatste jaren een nieuwe interessegolf voor bij
onderzoekers en producenten. Zo kan vezelgewapend beton toegepast worden in structurele
als niet-structurele toepassingen.

1.2 Probleemstelling
Het management van afval is een van de meest uitdagende complicaties van de 21ste eeuw
[5]. In deze afvalproblematiek heeft bouw- en sloopafval (BSA) veel aandacht gekregen. Het
verwachte aandeel BSA stijgt in Europa jaar na jaar, maar met nieuwe strategieën kan
hergebruik en recyclage in het nieuwe beleid worden gebracht. Recyclage heeft een groot
potentieel. In de laatste decennia hebben veel studies aangetoond dat de mogelijkheid van
BSA in verschillende toepassingen kan geïmplementeerd worden. Bijvoorbeeld in de productie
van bouwmaterialen, wegstructuren, voetpaden, etc.
1
Daarnaast kan beton goed drukspanningen weerstaan, maar biedt het geen weerstand tegen
trekspanningen. Vandaar dat er wapening in wordt gebracht om de trekspanning op te nemen.
Hoewel deze wapening uit staal heel vaak wordt toegepast, is het toch heel arbeidsintensief.
Zo moeten er wapeningsplannen opgesteld worden, ter plaatse gelegd worden,
bijlegwapening moet geknipt worden en zo verder. Hieruit kwam de oplossing om de stalen
wapening te vervangen door vezels. Dit kunnen bijvoorbeeld staalvezels, kunststofvezels of
glasvezels zijn. De invloed van vezels in beton is opmerkelijk, zo is het nascheurgedrag van
vezelgewapend beton beter dan traditioneel gewapend beton. Dit komt doordat de vezels een
netwerk creëren binnenin het beton.
In 2010 werd voor het laatst een speciale norm ontwikkeld met berekeningsmethoden in
functie van staalvezelgewapend beton. Dit heet het FIB Model Code 2010 [6]. Deze norm is
(nog) niet toepasbaar op alle verschillende soorten vezels. Vandaar dat er onderzoeken
worden gevoerd met dergelijke vezels om aanpassingen aan te brengen aan dit bestaand FIB
MC10. Zo heeft Vandevyvere [7] in zijn doctoraat de bestaande MC10 reeds geoptimaliseerd
en vernieuwde modellen gecreëerd.

1.3 Doelstelling & Onderzoeksvraag


In dit onderzoek wordt door middel van labo-proeven en analyses een antwoord gezocht op
het gebruik van PP-vezelgewapend beton. Hierbij wordt ook naar de toekomst gekeken en het
gebruik van gerecycleerde granulaten in acht genomen. Via een selectieve analyse en
bekomen laboresultaten wordt het bestaande Fib Model Code uit 2010 en geoptimaliseerde
model van Vandevyvere vergeleken. Op die manier kunnen eventuele optimalisaties worden
doorgevoerd, zodat de rekenmethodes met betrekking tot PP-vezelgewapend beton op punt
staan.
De opgestelde onderzoeksvraag is:
Wat is de invloed van gerecycleerde granulaten op het spanning-rekdiagram van
vezelgewapend beton ten opzichte van natuurlijke granulaten?
De onderzoeksvraag is tweeledig opgesteld. De eerste vraag is de hoofdvraag van dit
onderzoek. De invloed van gerecycleerde granulaten speelt een essentiële rol in de circulaire
economie en de nieuwe milieuwetgeving. Daarnaast wordt de vraag gesteld om aanbevelingen
aan te brengen met betrekking tot MC10, waarbij enkele parameters geoptimaliseerd kunnen
worden. Daarenboven wordt het geoptimaliseerde model van Vandevyvere geverifieerd.
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal een literatuurstudie de basis vormen
om een beter inzicht te krijgen in de materie. De richtlijnen beschreven in MC10 zijn
noodzakelijk om de selectieve analyse te begrijpen en toe te passen. De methode wordt
besproken in paragraaf 1.4.

2
1.4 Methodiek
Tijdens deze thesis wordt het onderzoek naar vezelgewapend beton in verschillende
hoofdstukken opgedeeld. In totaliteit bevat dit werk 6 hoofdstukken, zie Figuur 1-1. Ieder
hoofdstuk spitst zich toe op een specifiek onderdeel. De aanleiding van dit onderzoek naar
vezelgewapend beton wordt besproken in het eerste hoofdstuk. Naarmate duidelijk geworden
is wat het doel is, wordt er dieper ingegaan op de literatuur in hoofdstuk 2. De literatuurstudie
vormt de basis om dit onderwerp deskundig te begrijpen. Beginnende bij gerecycleerde
granulaten, om daarna verder te gaan in vezelgewapend beton en tot slot wordt verder verdiept
in vezelgewapend beton met gerecycleerde granulaten. In hoofdstuk 3 wordt gestart met het
granulaatonderzoek om de eigenschappen te bepalen. Verder worden de verschillende
mengsels toegelicht. Na de productie volgen de verschillende testen. De resultaten worden
besproken in het vierde hoofdstuk. Aansluitend wordt in het voorlaatste hoofdstuk de
selectieve analysemethode besproken om verschillende bestaande modellen te
implementeren en vergelijken. Tot slot worden alle opmerkingen, vaststellingen en conclusie
besproken in het laatste hoofdstuk. Daaruit kunnen eventuele suggesties volgen in verband
met verdere onderzoeken omtrent kunststof-vezelgewapend beton.

Hoofdstuk 1 bevat vier delen in verband met het onderwerp van de thesis. Het geeft de
aanleiding en probleemstelling weer van het gebruik van vezelgewapend beton en
gerecycleerde granulaten. De laatste decennia wordt veel aandacht besteed aan circulaire
economie. De bestaande MC10 moet verder geoptimaliseerd worden om het constitutieve
model te kunnen toepassen op diverse vezeltypes. Dit wordt gedefinieerd in een
onderzoeksvraag.
In Hoofdstuk 2 wordt de literatuurstudie samengesteld. Dit betreft 3 delen; in het eerste deel
wordt dieper ingegaan op de afkomst van gerecycleerde granulaten en de eigenschappen.
Vervolgens in het tweede deel wordt vezelgewapend beton toegelicht, MC10 en de
vezeleigenschappen. Tot slot, in het derde deel, wordt vezelgewapend beton met
gerecycleerde granulaten besproken.
Hoofdstuk 3 bevat de materiaaleigenschappen en de productie van de mengsels. Hierin
worden de granulaat- en vezeleigenschappen weergegeven. Deze eigenschappen zijn van
belang om het mengselontwerp op te stellen. Hierin worden testkubussen gemaakt en getest
in verband met de betondruksterkte. Verder wordt in de productiefase de verwerkbaarheid van
elk mengsel getest aan de hand van de slumptest. De productie van elk mengsel bevat 12
kubussen, 6 cilinders en 6 balken.
De testmethodes en resultaten omtrent de mechanische eigenschappen worden behandeld in
Hoofdstuk 4. De kubus- en cilinderdruksterkte, de splijttreksterkte, de elasticiteitsmodulus en
de kracht-CMOD (F-CMOD) curve worden bepaald. Daaruit kan de invloed van gerecycleerde
granulaten op de eigenschappen beoordeeld worden.
Hoofdstuk 5 houdt de methode van de selectieve analyse in die beschreven staat in MC10.
De analyse wordt verduidelijkt en toegepast. Naast het constitutieve model van MC10 wordt
eveneens het geoptimaliseerde model van Vandevyvere geverifieerd. Daaruit worden
verschillende grafieken opgesteld om de vergelijking tussen FR-NAC en FR-RAC te kunnen
maken.
Hoofdstuk 6 vormt het besluit van deze thesis. Bovendien worden suggesties voorgesteld
voor verdere onderzoeken in de toekomst.
3
Figuur 1-1 Flowchart masterproef

4
2 LITERATUURSTUDIE

Voor deze thesis is het van enorm belang om voldoende kennis te vergaren omtrent het
onderwerp. Daarvoor wordt een literatuurstudie samengesteld. Dit hoofdstuk wordt opgedeeld
in 3 secties, waarin uiteindelijk de essentie wordt beschreven.

2.1 Gerecycleerde granulaten

2.1.1 Aanleiding tot recyclage


De Europese bouwsector consumeert het hoogste aantal grondstoffen en materialen [8].
Daarbij is 33% van het geproduceerde afval per jaar afkomstig van bouw- en sloopafval. Op
basis van de cijfers van COPRO, CERTIPRO en FEREDECO wordt in België ruim 20 miljoen
ton per jaar bouw- en sloopafval geproduceerd. Om het nog hallucinanter te maken, wordt in
Europa jaarlijks 450 tot 500 miljoen ton geproduceerd [9]. In veel landen is bouw- en sloopafval
dan ook de grootste afvalstroom [10]. Deze cijfers maken duidelijk dat zo’n aanzienlijke
afvalstroom de oorzaak is van de klimaatproblemen.
Aan de ene kant heeft het verbruik van grondstoffen een impact op het milieu [8]. De
grondstoffen moeten namelijk ontgonnen, verwerkt en getransporteerd worden. Aan de andere
kant wordt bijvoorbeeld in België per inwoner circa 1,5 ton bouw- en sloopafval geproduceerd,
waardoor dit afval verwerkt moet worden. Dit kan aan de hand van stortplaatsen, maar dit zorgt
voor de inname van bruikbaar oppervlak en kan ook leiden tot bodem- en
grondwatervervuiling.
Het staat al langer vast dat er moet ingegrepen worden inzake de recyclage van bouw- en
sloopafval. Dit staat in België dan ook al een tijdje op de agenda. Vanuit de overheid,
universiteiten en de industriële bouwbedrijven worden grondige maatregelen genomen inzake
het hergebruik en recycleren van bouw- en sloopafval om de negatieve milieu- en
economische gevolgen te verminderen [11].
Sinds het laatste decennium werden technische oplossingen en beheersystemen tot stand
gebracht [8]. Ten gevolge van de uitwerking van de kwaliteitscontrole en milieu-hygiënische
regelgeving wordt het bouw- en sloopafval gecontroleerd om vervolgens te hergebruiken als
gerecycleerde granulaten. Uiteindelijk leidt het hergebruik van grondstoffen, in de vorm van
gerecycleerde granulaten, tot een sterke reductie van bouw- en sloopafval. Hierdoor kunnen
de natuurlijke granulaatbronnen ingeperkt worden, de vraag naar stortplaatsen gereduceerd
worden en kan er bijgedragen worden aan een duurzame bouwomgeving. Op dat vlak behoort
België tot de top in Europa met een recyclagegraad van ruim 90% van bouw- en sloopafval, in
2018.

2.1.2 Classificatie
Gerecycleerde granulaten afkomstig van BSA worden voornamelijk toegepast in de
funderingen en onderfunderingen van wegenwerken, als gebonden of ongebonden materiaal
[8]. Typerend voor gerecycleerde granulaten is de grote verscheidenheid aan eigenschappen,

5
aangezien de afkomst steeds verschillend is. De aanduiding van de gerecycleerde granulaten
wordt weergegeven in Figuur 2-1 uit de PTV 406 [12]. Deze tabel is gebaseerd op NBN EN
933-11 in functie van de aanwezige bestanddelen in de grove granulaatfractie ( > 4 mm).

Figuur 2-1 Aanduiding gerecycleerde granulaten [12]

Rc Beton(-producten)
Ru Hydraulisch gebonden en ongebonden granulaten
Rn Hydraulisch gebonden en ongebonden granulaten waaronder natuursteen
Rb Baksteen, keramische producten, kalkzandsteen, argexbeton, …
Ra Koolwaterstofmengsels
FL Vlottende verontreinigingen
X Niet-vlottende verontreinigingen
Rg Gehalte glas
Casbest Screening asbest

2.1.3 Toepassingsgebieden
Sinds een lange tijd worden gerecycleerde granulaten slechts gebruikt in de wegenbouw [8].
Daarnaast is het echter interessant om nieuwe, andere toepassingsgebieden te zoeken waarin
gerecycleerde granulaten een rol kunnen spelen.
Omwille van verschillende redenen als afzetgarantie, meerwaardegarantie en circulaire
afvaleconomie, is het toepassen van gerecycleerde granulaten een win-winsituatie in beton.

2.1.4 Eigenschappen
Gerecycleerde granulaten worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een oorspronkelijk
granulaat en een aangehechte cementpasta [8][13]. De granulaateigenschappen van RA
worden gedefinieerd door de hoeveelheid cementpasta dat zich op het natuurlijk grof granulaat
bevindt. Het mortelaandeel varieert van 20% tot 60% en neemt tot 30% van het totale
granulaatvolume in [14].
De voornaamste kenmerken van RA in vergelijking met NA zijn een hoekigere vorm van
granulaten, lagere dichtheid, hogere waterabsorptie, mindere sterkte, aanwezigheid van
verontreinigingen, lagere weerstand tegen mechanische en chemische invloeden.

6
Om de eigenschappen van RA te evalueren worden de volgende parameters bepaald. De
bulkdichtheid, waterabsorptie, porositeit, fijnheidsmodulus, sterkte-indicaties (fijnstofwaarde,
verbrijzelingswaarde, impactwaarde en Los Angeles-waarde) en onzuiverheidsgehalte.
Tabel 2-1 geeft enkele waarden weer waaruit het verschil tussen NA en RA aangetoond kan
worden volgens Bui et al. [15] . Het watergehalte, de waterabsorptie en verbrijzelingswaarde
van RA zijn aanmerkelijk hoger in vergelijking met NA [15]–[17]. De bulkdichtheid en schijnbare
dichtheid van NA zijn een stuk hoger dan RA. Dit komt door de aanwezigheid van een
mortelfractie rondom de gerecycleerde grove granulaatdeeltjes. Bovendien bevatten
gerecycleerde granulaten microscheuren ten gevolge van de sloopwerken voor recyclage.
Tabel 2-1 Fysische eigenschappen van het grove granulaat, gebaseerd op Bui et al. [15]

Water Water Bulk Apparent


Type Content Absorption Density Density
[%] [%] [kg/m³] [kg/l]
Natural coarse
3.48 1.91 1656.25 2.88
aggregate
Recycled coarse
9.10 8.01 1375.49 2.63
aggregate

De waterabsorptie van NA varieert van 0% tot 4%, en voor RA van 1,65% tot 13,10% met een
gemiddelde waarde van 5,32% [18]. Daarnaast is de invloed van grootte van RA bepalend
voor de waterabsorptiecapaciteit . In dit opzicht varieert de waterabsorptie van grove RA van
1,12% tot 8,82% met een gemiddelde van 5,06%. Daartegenover voor fijne RA varieert het
van 6,84% tot 13,10%, met een gemiddelde waterabsorptie van 9,89%.
In de Los Angeles slijtagetest worden alle aanhechtende morteldelen verpoederd waardoor
het oorspronkelijk natuurlijk granulaat overblijft [19]. In onderstaande figuur wordt aangetoond
dat wanneer de hoeveelheid aangehechte morteldelen hoog is, een hoge LAA-waarde wordt
bekomen. Deze twee parameters zijn dus gerelateerd. De LAA-waarden uit de literatuur
variëren van 25% tot 40%, met een gemiddelde waarde van 32% [18].

Figuur 2-2 Relatie tussen mortelverhouding en LA-waarde [19]

7
2.1.5 Mechanische eigenschappen van gerecycleerd beton
Het gebruik van RA in nieuw beton heeft zijn plaats in de circulaire economie, waarbij de
gerecycleerde stoffen de plaats innemen van ‘nieuwe’ grondstoffen in hoogwaardige
toepassingen [20]. Sinds een 80-tal jaar wordt via onderzoek aangetoond dat RA ter
vervanging van NA voordelen kan opleveren [11]. Het gebruik van RA in beton werd voor het
eerst toegepast tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Ten opzichte van natuurlijke
granulaten hebben gerecycleerde granulaten een volumieke massa die 5 tot 10% lager ligt, dit
komt neer op een volumieke massa van circa 2000 kg/m³ tot 2500 kg/m³ [8].
2.1.5.1 Druksterkte
Aangezien alle andere bestaande parameters, met betrekking tot betoneigenschappen, in
verband worden gebracht met de betondruksterkte is dit de belangrijkste mechanische
eigenschap van beton [21]. In RAC worden NA vervangen door RA, hiervoor bestaat een
fundamentele parameter, namelijk de vervangingsratio. Figuur 2-3 toont de daling in
druksterkte bij een procentuele toename van RA in RAC na 28 dagen, waarbij Rcm de
gemiddelde druksterkte en Rcm,0 de corresponderende normale druksterkte voorstelt. Dit
bewijst de tegenstrijdige relatie tussen de RA en de betondruksterkte. De reden hiertoe is dat
de aanwezige mortelfractie in de verbrijzelfase zit en op die manier zwakke punten veroorzaakt
in RAC. Wanneer de vervangingsratio 100% bedraagt, neemt de betondruksterkte tot 30% af
[22].

Figuur 2-3 Reductie druksterkte na 28 dagen, invloed RA [21]

Daarnaast is de impact van de effectieve W/C-factor op de betondruksterkte niet te


onderschatten. Bij hetzelfde vervangingspercentage leidt een hogere W/C-verhouding tot een
lagere druksterkte en vice versa, zie Figuur 2-4. Bovendien varieert de druksterkte tussen 30
en 60 MPa, afhankelijk van de originele granulaatbron. In de huidige onderzoeken worden
enkel grove RA toegepast, de fijne RA hebben namelijk een te hoge waterabsorptie waardoor
dit de hoeveelheid water in het mengsel beïnvloedt. Het gevolg is een hogere W/C-verhouding
en dus een lagere betondruksterkte.

8
Figuur 2-4 28 dagen druksterkte voor RCA tegenover effectieve W/C ratio [21]

2.1.5.2 Splijttreksterkte
Naast de betondruksterkte, is ook de splijttreksterkte een belangrijke eigenschap van beton.
De splijttreksterkte beïnvloedt de hoeveelheid en grootte van scheuren in betonconstructies
[22]. Het is reeds gekend dat RAC minder sterk is dan NAC vanwege de hechting van de
mortelfractie aan het natuurlijke granulaat. De oorsprong en de aard van de granulaten buiten
beschouwing gelaten wordt de splijttreksterkte beïnvloed door de vorm, textuur en druksterkte
[23]. Aangezien gerecycleerde grove granulaten een oppervlakteruwheid hebben die groter is
dan die van natuurlijke granulaten, heeft de betondruksterkte geen beduidende invloed op de
splijttreksterkte. Vazquez et al. [23] toonden aan dat bij een vervangingsratio van 100% RA,
de splijttreksterkte varieert tussen 6% en 20% bij de vergelijking van NAC met RAC. Indien de
ratio minder is dan 50%, dan is het verschil niet op te merken. Bovendien heeft de toevoeging
van superplastificeerders ook impact op deze eigenschap. Als de vervangingsratio stijgt tot
100%, dan wordt een daling van 15,6% opgemerkt in het geval geen superplastificeerder werd
toegevoegd. In het geval er een standaard en hoge prestatie superplastificeerder wordt
toegevoegd aan het mengsel, dan wordt een daling in splijttreksterkte van respectievelijk 19%
en 24,3% verkregen.
2.1.5.3 Elasticiteitsmodulus
Tot slot wordt ingegaan op de elasticiteitsmodulus van beton. Deze eigenschap van beton
wordt beïnvloed door het type granulaat, de interfaciale transitiezone (ITZ), de cementpasta
en de compactheid van beton [24]. Zoals de meeste betoneigenschappen hangt ook de E-
modulus af van de ouderdom van beton. Hierbij bestaat een verband tussen de
elasticiteitsmodulus van RAC en de verschillende vervangingsratio’s [25]. Dit verband is
omgekeerd evenredig; naarmate de vervangingsratio toeneemt, neemt de E-modulus
aanzienlijk af [21]. Deze daling van de E-modulus bedraagt 4%, 15% en 23% voor de ratio’s
van respectievelijk 25%, 50% en 100%. Het gebruik van maximaal 30% RA heeft slechts een
minimaal effect op de E-modulus [24]. Echter wanneer de vervangingsratio 100% bedraagt
daalt de E-modulus met 20% tot 40%. De oorzaak van een daling van de E-modulus bij het
toepassen van RA ligt bij de zwakke eigenschappen van de gerecycleerde granulaten [26]. De
scheuren en een hogere porositeit van de aangehechte mortel zijn hiervan voorbeelden.
Eveneens is bekend dat de verouderde mortel gewoonlijk een lagere E-modulus heeft.
Algemeen kan gesteld worden dat de toename van RA leidt tot een reductie van de E-modulus.
9
2.1.6 Samenvatting
In de afgelopen decennia is de belangstelling voor gerecycleerde granulaten sterk
toegenomen en zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd om de toepassing van
gerecycleerde granulaten te optimaliseren. De richtlijnen voor het gebruik van gerecycleerde
granulaten staan beschreven in de Europese norm EN 12620 [27], terwijl in EN 206 [28] de
verschillende categorieën en types van gerecycleerde granulaten worden onderverdeeld, met
bijhorende vereisten voor het toepassingsgebied. In de nationale normen kunnen extra eisen
worden gesteld omtrent dit gebruik.
De karakteristieken van RA in vergelijking met NA zijn onder meer een lagere dichtheid en een
hoger absorptievermogen, dit door de aanwezigheid van de aangehechte mortel. De impact
op de mechanische eigenschappen en de verwerkbaarheid is beperkt waarneembaar bij een
vervanging van 30% NA door RA. Bij hogere vervangingspercentages van NA door RA kan
het negatieve effect op de verwerkbaarheid en mechanische eigenschappen worden
gereduceerd door gebruik te maken van een superplastificeerder. De druksterkte van RAC is
afhankelijk van de procentuele vervanging RA en de W/C-factor. Hoe hoger de vervanging van
NA door RA, hoe lager de druksterkte wordt. Daarnaast resulteert een hogere W/C-factor
eveneens tot een daling in druksterkte. Vazquez et al. [23] toonden aan dat bij een volledige
vervanging van NA door RA, de splijttreksterkte varieert tussen 6% en 20% ten opzichte van
NAC. Indien de ratio minder is dan 50%, is het verschil niet op te merken. Tot slot bestaat een
omgekeerd evenredig verband voor de elasticiteitsmodulus en de vervangingsratio. Bij een
toename van de vervangingsratio RA, neemt de E-modulus aanzienlijk af [21]. Voor een ratio
van 100% RA, bedraagt de daling in E-modulus 23%. Algemeen wordt gesteld dat de stijging
van RA resulteert in een daling van de E-modulus.
De aanwending van RA is beperkt tot de grove fractie, omdat het fijn betongranulaat tot meer
problemen leidt op basis van verwerkbaarheid [29]. De sterkteontwikkeling van RAC erkent
een grote invloed vanwege de fijnste fractie (0 – 4 mm) van de gerecycleerde granulaten. De
fijne granulaten hebben een korrelige vorm en bezitten een hoog waterabsorptiegehalte in
vergelijking met grove granulaten. Om het gebruik van fijne gerecycleerde granulaten te
optimaliseren, is verder onderzoek nodig om kennis te verwerven over hun toepassing en om
richtlijnen op te stellen voor hun gebruik.

10
2.2 Vezelgewapend beton
Vezelgewapend beton is een composiet materiaal dat alsmaar frequenter wordt toegepast in
de praktijk. In tegenstelling tot traditioneel gewapend beton, waarbij de betonproductie en het
vervaardigen en plaatsen van de wapening gescheiden zijn, kan de productie met vezels in
één proces plaatsvinden [30]. Vezelgewapend beton kan eenvoudig gestort en gegoten
worden, aangezien allerhande vezeltypes aan het mengsel kunnen worden toegevoegd bij de
productie. Daarbij is het van belang de dosering van de vezels goed in het oog te houden.
Indien een overmaat aan vezels wordt toegevoegd aan het mengsel zal het storten moeizamer
verlopen, omdat ook de verwerkbaarheid daalt.

2.2.1 Geschiedenis
Zo’n 3500 jaar geleden werden vezels voor het eerst toegepast. In die tijd werden de
bakstenen in de zon gebakken en vervolgens versterkt met stro en paardenhaar [31]. Verdere
ontwikkelingen vonden plaats in de jaren 1950, toen wetenschappers voor de eerste
ontwikkeling zorgden. De onderzoekers waren op zoek naar methoden om het gebruik van
traditioneel (staal)gewapend beton te verminderen [32]. In de jaren 1960 en 1970 werd
vezelgewapend beton verder ontwikkeld en geïmplementeerd in tal van toepassingen, zoals
bruggen, wegen, gebouwen en andere infrastructurele projecten.
Recenter, in de afgelopen decennia, heeft vezelgewapend beton zich verder ontwikkeld
waardoor het momenteel steeds vaker in talrijke toepassingen wereldwijd wordt gebruikt.
Vezelgewapend beton wordt toegepast in projecten van zowel kleine particulieren als grote
industriële bouwbedrijven doordat het ondertussen een brede waaier aan projecten kan
vervullen. Dit type beton heeft zich bewezen als een veelzijdig en duurzaam materiaal dat
gebruikt kan worden in verschillende doeleinden [33].

2.2.2 Classificatie
Vezels worden opgesplitst in vier verschillende types naargelang materiaal, namelijk metaal-,
glas-, kunststof- en natuurlijke vezels. Elk vermeld vezeltype bezit individuele eigenschappen.
In Tabel 2-2 wordt een overzicht getoond waarbij de vezeltypes met hun voornaamste
eigenschappen staan. Deze eigenschappen zijn van belang om de invloed van het vezeltype
te onderzoeken op vezelgewapend beton. Tevens kan niet elk vezeltype toegepast worden in
specifieke structurele constructies.
In onderstaande rubrieken wordt dieper ingegaan op staal-, glas- en kunststofvezels in beton.
In beton kunnen geen natuurlijke vezels worden toegepast en dit wordt dan ook niet
besproken.

11
Tabel 2-2 Fysische eigenschappen van sommige vezels [34]
Diameter Dichtheid Treksterkte E-modulus Uiterste rek
Type vezels
[µm] [g/cm³] [MPa] [GPa] [%]
Metaal
Staal 5-1000 7.85 200-2600 195-210 0.5-5
Glas
E glas 8-15 2.54 2000-4000 72 3.0-4.8
AR glas 8-20 2.70 1500-3700 80 2.5-3.6
Kunststof
Koolstof (high 7-18 1.7-1.9 1500-4000 200-800 1.3-1.8
modulus)
Polyethyleen (PE) 25-1000 0.96 80-600 5.0 12-100
Polypropyleen (PP) 10-200 0.90-0.91 310-760 3.5-4.9 6-15.0
Natuurlijk
Cellulose (hout) 15-125 1.50 300-2000 10-50 20
Asbest 0.02-25 2.55 200-1800 164 2-3

2.2.2.1 Staalvezels
De vezels die het meest worden toegepast in beton zijn staalvezels. Deze vezels worden aan
beton toegevoegd om als versterking of wapening te functioneren[35]. (staal)Vezels
verbeteren hoofdzakelijk het nascheurgedrag van beton. De vezels kunnen verschillende
oriëntaties hebben en zorgen tevens voor een homogene wapening. Bovendien zijn de vezels
in verschillende afmetingen, zoals de lengte en dikte, verkrijgbaar. De sterkte van beton, door
het toevoegen van vezels, hangt enerzijds af van de vezeldosering, en anderzijds van
bepaalde vezelparameters zoals de lengte, diameter, elasticiteitsmodulus, treksterkte,
aanhechtgedrag en vorm.
Een betonmengsel met vezels moet steeds goed gemengd worden. Indien de vezels te lang
zijn, dan zal het mengen stroever verlopen. Daarenboven kan het mengsel als niet-homogeen
beschouwd worden als de vezeldosering te hoog is. Dit is te herkennen aan het opduiken van
vezelnesten in beton. De dosering varieert tussen 25 en 50 kg/m³, voor speciale toepassingen
bestaat de mogelijkheid wel om de dosering te verhogen. Staalvezelbeton wordt bijvoorbeeld
toegepast in bushaltes, wegrenovaties, bedrijfsvloeren en montageloodsen.
2.2.2.2 Glasvezels
Vezelgewapend beton met glasvezels is een nieuwere techniek die zeer geschikt is voor
diverse projecten [35]. Omwille van de toevoeging van glasvezels aan beton blijft het gewicht
aan de lage kant, waardoor het perfect kan dienen als gevelbekleding. Glasvezelgewapend
beton kan in de gewenste afmetingen, diktes en vormen worden geproduceerd. Op die manier
kunnen zelfs complexe 3D-vormen gemaakt worden. Typische gevelpanelen worden
geproduceerd met glasvezels en kunnen voorkomen in verschillende oppervlaktestructuren,
vormen en kleuren. De dikte van de panelen wordt beperkt tot 25 mm, met een minimale dikte
van 10 mm, waardoor het eigengewicht varieert van 20 kg/m² tot 50 kg/m².

12
De gevelpanelen kunnen worden gecombineerd met brandbestendige isolatie waardoor het
materiaal een eventuele brandoverslag kan voorkomen. Het materiaal bezit dan ook de Euro
Brandklasse A1. Aangezien glasvezelgewapend beton niet gevoelig is voor Uv-straling, vorst
en vocht kan het product eveneens toegepast worden als oeverbescherming. Tot slot is
glasvezelgewapend beton volledig mineralogisch en kan dus volkomen gerecycleerd worden.
2.2.2.3 Kunststofvezels (XP) / Polypropyleenvezels (PP)
Naast staal- en glasvezels kunnen ook polypropyleenvezels worden toegepast in beton. Dit
kunnen heel dunne en lange vezels zijn met een lengte van 10 tot 20 mm [35]. Globaal wordt
de dosering geschat op 500 tot 2500 kg/m³ en dit resulteert in een enorme hoeveelheid aan
vezels in het beton. Eveneens hebben de PP-vezels enkele eigenschappen. Zo wordt een
treksterkte van 400 N/mm² tot 590 N/mm² genoteerd. De elasticiteitsmodulus varieert van 4900
tot 11000 N/mm². De opgesomde eigenschappen kunnen resulteren in een gedeeltelijke of
volledige vervanging van de traditionele wapening door middel van PP-vezels. Steeds vaker
wordt in betontoepassingen gebruik gemaakt van PP-vezels wegens een sneller en
goedkopere productie, verlaagde CO2-uitstoot en goeie weerstand tegen corrosie.
Polypropyleenvezels kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van binnenwanden en
betontrappen. De traditionele wapening kan bijna volledig vervangen worden. Voor
betontrappen wordt slechts een kleine hoeveelheid staal gebruikt dat dient als hijsvoorziening.
Voor binnenwanden worden enkel nog stalen randwapening en hijsvoorzieningen voorzien.
Dit zorgt voor een daling van de kosten en tijdsbesparing, wegens vermindering van
arbeidsintensieve handelingen. Bovendien worden de milieukosten verlaagd met 93% en 79%
voor de productie van respectievelijk betontrappen en binnenwanden. In beide gevallen kan
de productie bij het gebruik van PP-vezels verhoogd worden. Naast betontrappen en
binnenwanden worden PP-vezels ook gebruikt in infrastructurele projecten en betonvloeren.

2.2.3 Vezelparameters
Het gedrag van vezelgewapend beton is gebonden aan de parameters van de vezels. In
volgende rubrieken worden de parameters verduidelijkt.
2.2.3.1 Vezeleigenschappen
In vezelgewapend beton kunnen veel verschillende vezeltypes worden toegepast. De
eigenschappen van elk vezeltype kan hierbij variëren waardoor het niet voor elke toepassing
kan ingezet worden. De belangrijkste eigenschappen zijn onder andere [36]:
• Treksterkte
Dit is een maatstaf voor het vermogen van de vezel om trekkrachten (rekkrachten) te
weerstaan. Vezels met een hoge treksterkte zijn beter bestand tegen scheuren en
andere soorten schade.
• Elasticiteitsmodulus
Dit is een maat voor de stijfheid of weerstand tegen vervorming van de vezel. Vezels
met een hogere E-modulus zijn stijver en minder vatbaar voor vervorming.
• Flexibiliteit
Dit is een maat voor het vermogen van de vezel om te vervormen of uit te rekken zonder
te breken. Flexibele vezels zijn beter bestand tegen breken en zijn minder bros.

13
• Corrosieweerstand
Dit verwijst naar het vermogen van de vezel om corrosie of verslechtering te weerstaan
in de aanwezigheid van agressieve chemische omgevingen.
• Thermische stabiliteit
Dit verwijst naar het vermogen van de vezel om zijn fysische en chemische
eigenschappen bij verschillende temperaturen te behouden.
• Aspect ratio
Dit is de verhouding tussen de lengte en de diameter van de vezel. Vezels met een
hoge aspectverhouding zijn langer en smaller en kunnen een betere versterking bieden
dan vezels met een lage aspect ratio.
• Compatibiliteit met beton
Het is belangrijk dat de vezels in beton, compatibel zijn met de betonmix en geen
nadelige effecten veroorzaken.

2.2.3.2 Vezelgrootte
De meest directe, eenvoudigste en meest representatieve van de technische parameters van
een vezel is ongetwijfeld de lengte [37]. De productcode van de vezel is meestal ook
gerelateerd aan de lengte. Aangezien vezels, met name polymeren, het resultaat zijn van een
op regelmatige afstanden gesneden draad, komen alle intrinsieke eigenschappen van de vezel
rechtstreeks van de uitgangsdraad, terwijl de lengte rechtstreeks gevolgen heeft op het gedrag
van de vezel in het beton en voor de toepassing ervan. Aangezien elke fabrikant verschillende
vezelmodellen uit dezelfde draad kan verkrijgen door simpelweg de draad in verschillende
maten te knippen, speelt de lengte bovendien een belangrijke rol bij het onderscheiden van
verschillende vezels in hetzelfde productassortiment.
Vrijwel alle verkrijgbare vezels zullen een lengte tussen 3 en 60 mm hebben [37]. Normaliter
zijn korte vezels (< 25 mm) uitsluitend bestemd voor het segment van de anti-scheurwapening.
Daarnaast zijn lange vezels (> 30 mm) steeds bestemd voor structurele toepassingen. Dit is
het eerste grote verschil in het structurele vezelsegment.
Bovendien ligt grotendeels elk vezelmodel in het bereik van 38 tot 54 mm voor de vezellengte
[37]. In het geval van structurele vezels wordt de keuze echter vaak bepaald door de
beschikbare modellen en hun verklaarde prestaties (volgens CE-voorschriften). Deze zullen
niet bepaald worden door het gebruik, de dikte of de granulaten van het beton, maar door de
lengte die de fabrikanten het meest effectief vinden. Daarom is de keuze (van de gebruiker)
meestal gebaseerd op de prestatie en lengte van de vezel. Deze verklaring is evenwel niet
van toepassing op hulpvezels en anti-scheurvezels. De lengte wordt niet zozeer gekozen op
basis van technische specificaties, maar op basis van de werkelijke vraag van de klant op het
gebied van eindgebruik en dikte van het product. De meest voorkomende lengtes van
hulpvezels liggen in het interval van 6 tot 18 mm. De kortere vezels worden overwegend
toegepast voor pleisters en mortels, terwijl de langere in de meeste andere gevallen kan
worden toegepast.

14
2.2.3.3 Geometrie
Door middel van de diameter van een vezel wordt de vezel meteen geclassificeerd in een
functiegebied. Hulpvezels zijn de dunste vezels met een diameter die kleiner is dan een tiende
van een millimeter [37]. De structurele vezels hebben een diameters die groter zijn dan 0.3 à
0.4 mm.
De vezels worden onderscheiden in 2 categorieën:
• Macrovezels, diameter > 0.3 mm
• Microvezels, diameter < 0.3 mm
De equivalente diameter van de vezels wordt gevonden op de technische fiche. In dit geval
wordt verwezen naar de diameter van de cirkel met een overeenkomstige oppervlakte als de
doorsnede van de betreffende vezel. Bijvoorbeeld, in het geval van een vezel met een
rechthoekige doorsnede, wordt de equivalente diameter berekend als de diameter van een
cirkel met een gelijke oppervlakte.
Een vezel kan over het algemeen een ronde, rechthoekige, ruitvormige, vierkante, driehoekige
of veelhoekige doorsnede hebben. Dit wordt getoond in Figuur 2-5 [34]. Een vezel kan langs
zijn lengte wijzigingen doen door bijvoorbeeld het ruwer maken van het oppervlak of door
mechanische vervormingen op te nemen. Op die manier kunnen vezels glad, ingesprongen,
opgerold, gedraaid, vervormd, gekrompen zijn, en kunnen ze eindhaken, peddels, knopen of
andere verankeringen bezitten. Dit wordt eveneens getoond in Figuur 2-5. Er wordt een
belangrijk verschil in doorsnede getoond, namelijk de verhouding tussen de oppervlakte en de
omtrek van de dwarsdoorsnede. Een driehoekige vezel heeft bijvoorbeeld voor eenzelfde
oppervlakte als een cirkel, hoewel de omtrek 28% groter is.

Figuur 2-5 Geometrie van soorten vezels [34]

2.2.3.4 Fibre Aspect Ratio


De aspect ratio van de vezel is de verhouding tussen de lengte en de diameter [38]. De
verhouding kan worden gebruikt voor de bepaling van de meest geschikte vezels op basis van
lengte en diameter. Bovendien is het relevant voor het oppompen van het beton. De notatie
van de vezel-aspectverhouding wordt als volgt weergegeven: 𝐿𝑓 ⁄𝐷𝑓

• Lf Lengte van de vezel


• Df Diameter van de vezel

15
2.2.3.5 Volumefractie
De dosering of vezelhoeveelheid in vezelgewapend beton wordt doorgaans uitgedrukt als de
volumefractie van vezels in het samengestelde materiaal [39]De volumefractie in
vezelgewapend beton ligt doorgaans tussen 0,1% en 5%. De exacte hoeveelheid vezels die
in een bepaalde beton-mix wordt gebruikt, is afhankelijk van de specifieke toepassing en de
gewenste eigenschappen van het eindproduct. De volumefractie kan beïnvloed worden door
enkele factoren, namelijk het type, de grootte en de vorm van de vezels, de sterkte en stijfheid
van de betonmatrix en tot slot de specifieke prestatie-eisen van het eindproduct.
In het algemeen kan de toename van de volumefractie vezels resulteren in een toename van
de trekkracht en het totale rendement van het mengsel. Daarentegen resulteert een te hoge
volumefractie vezels in een afname van de druksterkte en de verwerkbaarheid van het
mengsel. Vanuit dat oogpunt is het belangrijk om zorgvuldig de gewenste eigenschappen te
bepalen van het eindproduct. Op die manier kan de optimale, geschikte vezelhoeveelheid
vastgelegd worden om het gewenste rendement te behalen.
2.2.3.6 Vezeloriëntatie
Vezels worden in allerlei verschillende richtingen in het mengsel aangetroffen. De oriëntatie
verwijst naar de uitlijning van de vezels binnen de betonmatrix. Bovendien kan de oriëntatie
een aanzienlijke impact hebben op de mechanische eigenschappen van vezelgewapend
beton, zoals de druksterkte, stijfheid, buigsterkte, etc.
De vezeloriëntatie kan beïnvloed worden door verschillende factoren, onder andere het
gebruikte type vezel, de grootte en vorm van de vezels, het mengselontwerp en de toegepaste
methoden om beton te gieten [34].
Frequent toegepaste methoden om de vezeloriëntatie te bepalen zijn:
• Hand lay-up
In deze methode worden de vezels handmatig in een specifieke oriëntatie in de mal
geplaatst voor er beton in wordt gestort. Deze methode wordt meestal gebruikt voor
kleinschalige productie of voor het maken van prototypes.
• Pneumatische lay-up
In deze methode worden vezels met behulp van perslucht in de mal geblazen. De
vezels worden meestal bekleed met een hars om ze bij elkaar te houden en hun
oriëntatie tijdens het gietproces van het beton te behouden.
• Filament winding
In deze methode worden vezels met behulp van een machine rond een mandril of
andere vorm gewonden. De vezels kunnen in elke richting worden georiënteerd,
inclusief in een cirkelvormig patroon. Deze methode wordt vaak gebruikt om complexe
vormen of grote producten te produceren.
• Willekeurige oriëntatie
Bij deze methode worden de vezels willekeurig verspreid in de betonmatrix. Dit kan
worden bereikt door de vezels eenvoudig te mengen in het betonmengsel zonder enige
specifieke inspanning om ze uit te lijnen.

16
De meest effectieve oriëntatie van vezels in beton is sterk gebonden aan de specifieke
toepassing en de gewenste eigenschappen van het eindproduct. Het is essentieel om de
oriëntatie van vezels zorgvuldig te overwegen om de prestaties van het vezelgewapend beton
te optimaliseren.

Figuur 2-6 Vezel oriëntatie [34]

2.2.4 Nascheurgedrag van FRC


In het algemeen wordt een verbeterd nascheurgedrag waargenomen van vezelgewapend
beton ten opzichte van conventioneel beton, dit omdat de vezels dienen om de scheurvorming
op te vangen en optredende spanningen te verdelen [4]. Dit kan resulteren in een hogere
weerstand tegen spanningsvorming en een verlenging van de levensduur van beton. Het is
belangrijk om in gedachten te houden dat vezelgewapend beton niet volledig scheurvrij is en
dat het nog steeds kan scheuren onder bepaalde omstandigheden. Daarom is het essentieel
om het juiste type vezelgewapend beton te selecteren voor een specifieke toepassing.
2.2.4.1 Brugwerking granulaten
Het breukproces van beton is een ingewikkeld fenomeen dat nog maar gedeeltelijk gekend is
[34]. De scheurvorming in beton kan worden beperkt door bepaalde verhardingsmechanismen.
In Figuur 2-7 worden deze mechanismen weergegeven: (I) scheurbescherming, (II)
scheurafbuiging, (III) granulaat overbrugging, (IV) scheuroppervlakte-ruwheid-geïnduceerde
sluiting, (V) scheurpunt vervaagd door leegte en (VI) scheur vertakking. Er wordt aangenomen
dat deze verhardingsmechanismen het gevolg zijn van de samenvloeiing van microscheuren
in de matrix, de ontwikkeling van bindingsscheuren tussen de granulaten en de matrix, en de
wrijving van de uitrekking van granulaten.
Het belangrijkste versterkingsmechanisme van beton is de granulaatoverbrugging. Dit
mechanisme wordt ondersteund door zowel experimentele als numerieke waarnemingen,
waarin de overlappende scheuren, de interlock tussen aggregaten en de mogelijke breuk van
granulaten aan het licht werden gebracht. Als gevolg wordt verwacht dat de spanning-scheur-
relatie voor beton voornamelijk afhankelijk zou zijn van de kenmerken van de aggregaten, met
betrekking tot de gradering, stijfheid, sterkte, taaiheid, oppervlaktestructuur, vorm en inhoud.

17
Figuur 2-7 Verhardingsmechanismen in beton [34]

Op basis van de talrijke studies wordt doorgaans erkend dat het uni-axiale gedrag kan worden
verklaard zoals weergegeven in Figuur 2-8 [34]. In beton zijn steeds microscheuren aanwezig,
zelfs indien geen belasting vooraf aangrijpt. Dit is een gevolg van thermische vervormingen en
plastische krimp in beton.
Vanaf het moment dat beton wordt belast, zal de lengte van de microscheuren toenemen (A).
Vervolgens zullen de microscheuren zich verder verspreiden in de mortel (B). Als de
piekbelasting wordt bereikt (C), dan zullen de microscheuren zich op een onstabiele wijze
verspreiden en zal er scheurlokalisatie optreden. Daaruit ontstaan de macroscheuren en dit
resulteert in een grote daling van de spanning (D). Het belangrijkste mechanisme, dat
verantwoordelijk is voor de lange verwerkingsstaart (D-E), is de overbrugging en de vertakking
van de scheuren.

Figuur 2-8 Schematische beschrijving van het breukproces in uni-axiaal gedrag [34]

18
2.2.4.2 Brugwerking vezels
Het breukproces van vezelgewapend beton is evenzeer een ingewikkeld verschijnsel dat
afhankelijk is van een aantal parameters [34]. In Figuur 2-9 worden de mechanismen getoond
wanneer een scheur in een matrix de geïsoleerde vezel nadert. De mechanismen die kunnen
plaatsvinden zijn:
• Breuk van de matrix
• Ontbinding van de vezelmatrixinterface
• Ontbinding door wrijving tussen de vezel en matrix
• Vezelbreuk
• Slijtage en plastische vervorming van de vezel
Het mechanische gedrag van FRC is afhankelijk van zowel de hoeveelheid en oriëntatie als
het uittrekgedrag van de vezels. Dit gedrag wordt beïnvloed door enkele factoren zoals het
type vezel met inbegrip van de mechanische en geometrische eigenschappen, de
mechanische eigenschappen van het grensvlak tussen de vezel en matrix, de hellingshoek
van de vezel tegenover de belastingsrichting en de mechanische eigenschappen van de
matrix.

Figuur 2-9 Schema ter illustratie van enkele verhardingseffecten en scheurfront [34]

In Figuur 2-10 wordt een typische uittrekkingscurve voor een rechte vezel weergegeven [34].
Het stijgende deel (O-A) wordt gelinkt aan de elastische of adhesieve binding. Vervolgens in
het volgende deel van de kromme (A-B) vindt de onthechting plaats die zich doorzet tot
volledige onthechting (B). Verder wordt de vezel geleidelijk aan meer uitgetrokken door de
toenemende belasting (B-F). De trekbelasting daalt bij toenemende slip als gevolg van
afnemende ingebedde vezellengte en vanwege slip-reducerende wrijving. In Figuur 2-10 (b)
wordt aangetoond dat de vereiste energie om de vezel uit de matrix te trekken gelijk is aan de
oppervlakte onder de curve in het interval (B-F).

19
Figuur 2-10 Uittrekken van een rechte vezel [34]

In Figuur 2-11 wordt de curve van een rechte vezel vergeleken met de curve van een gehaakte
vezel op basis van de trekbelasting [34]. Het verschil tussen beide vezels is dat het uiteinde
van de kromme vezel omgebogen is. Het stijgende deel (O-A) correspondeert met de
elastische of adhesieve binding. In het deel (A-B) van de curve wordt de onthechting
geïnitieerd totdat de volledige onthechting optreedt (B). Vervolgens veroorzaakt het
wrijvingsverval een afname van de belasting met toenemende slip als gevolg van de
afnemende lengte van de ingebedde vezel. In het geval van de rechte vezel wordt dit
weergegeven door het interval (B-F), in het andere geval kan voor de gehaakte vezel in deel
(B-C) de belasting toenemen omwille van de mechanische verankering tot het punt wordt
bereikt waarin slip ontstaat (C-D). Geleidelijk aan zal de vezel uit de matrix getrokken worden
(D-E). Op het ogenblik dat de vezel volledig uit de matrix is getrokken, zal het anker
rechtgetrokken worden en wordt het proces beëindigd door het wrijvingsverval (E-F). Dit is
identiek aan het geval met een rechte vezel. De wrijvingshoeveelheid op de piek (C) en het
punt waarop de eindhaak van de vezel is rechtgetrokken (E) is afhankelijk van de geometrie
van de vezel.
Uit voorgaande onderzoeken werd geconstateerd dat tijdens het uittrekproces van de vezel
aanzienlijke scheuren in de omliggende matrix ontstaan. Deze scheuren kunnen zich
uitstrekken tot een zone, vergelijkbaar met de grootte van het vervormde uiteinde. Bovendien,
als de vezel niet mee wil rekken, kan de vezel breken. Dit bevestigt het verbeterde
nascheurgedrag als de geometrische eigenschappen van de vezels worden aangepast.

Figuur 2-11 Typische vezeltrekrelatie tussen eindslip en belasting voor rechte [34]

De vergelijking van het gedrag en de efficiëntie van verschillende vezels is afhankelijk van de
uittrekverhouding van de vezel van zowel de mechanische als de geometrische
eigenschappen [34]. Eveneens kan de hellingshoek van de vezels de uittrekbelasting
beïnvloeden. Uit voorgaande onderzoeken wordt gesteld dat vezels onder een bepaalde hoek
beter presteren, maar de optimale hellingshoek is voor elk type vezel verschillend. Indien de
vezels gelijkmatig worden verdeeld over de doorsnede, zal dit resulteren in betere
eigenschappen.
20
2.2.4.3 Combinatie
De trekspanning fct wordt nauwelijks beïnvloed door de vezels, terwijl de maximale
vezeloverbruggingsspanning afhankelijk is van enerzijds parameters voor de enkele
vezeltrekspanning en anderzijds de bijkomende effecten die veroorzaakt worden door
willekeurig georiënteerde vezels [34]. Er zal dus een gecombineerd effect zijn van granulaten
en vezeloverbrugging voor vezelgewapend beton, zie Figuur 2-12. Hierbij zal de overbrugging
van de granulaten een relatief kort werkingsbereik hebben in vergelijking met de vezels.
In Figuur 2-12 worden 3 verschillende zones geïdentificeerd als:
• Een trekvrije zone, die optreedt bij relatief grote scheuropeningen (E)
• Een overbruggingszone, waar de spanning wordt overgedragen door het uitrekken van
vezels, en aggregaat overbrugging (D-E)
• Een zone van microscheurvorming en microscheurgroei (A-D)
De spanning-breukopening-relatie is afhankelijk van de breukeigenschappen van beton [34].
Na het optreden van de eerste macroscheur zal de curve (C-D) in de meeste gevallen sterk
dalend verlopen voor kleine scheuropeningen (w < 0.1 mm). De bijdrage van
vezeloverbrugging komt geleidelijk aan op gang en heeft pas een grote invloed bij
scheuropeningen van ten minste 0.05 mm. Afhankelijk van de vezeleigenschappen zal de
curve afvlakken en langzaam afnemen bij toenemende vezelslip of scheuropening tot geen
uitrekking meer wordt vastgesteld (D-E).
Voor sommige soorten vezels zal de curve een stijgend gedeelte ingaan, waarbij de spanning
toeneemt (voor vervormde vezels, bv. eindhaken) naarmate de vezel wordt vervormd bij
uitrekking van de vezel. Echter zal uiteindelijk de spanning afnemen. Voorgaande
onderzoeken hebben uitgewezen dat de vezelgrootte jegens de granulaten en de (door
belasting veroorzaakte en reeds bestaande) microscheuren eveneens invloed heeft op het
breukproces. Zo werd vastgesteld dat microvezels op een verschillende schaal werken ten
opzichte van macrovezels. Het basisconcept is dat hoe kleiner de vezeldiameter bedraagt, hoe
kleiner de onderlinge afstand is. Dit betekent dat, afhankelijk van de vezelgeometrie, het aantal
vezels per toegevoegde hoeveelheid aanzienlijk kan variëren en drastisch kan toenemen voor
korte, slanke vezels.

Figuur 2-12 Schematische weergave van het effect van vezels op het breukproces bij uni-axiale
spanning [34]

21
De invloed van verschillende vezels wordt beschreven door middel van twee niveaus (zie
Figuur 2-13): het microniveau en het macroniveau [34]. Het microniveau start vanaf de
overschrijding van het lineair elastische stadium (A). Hierin zijn kleine scheuren ontstaan in de
matrix door initiële onvolkomenheden. Bij toenemende belasting (A-C) neemt de lengte van
de scheuren toe, waardoor de microscheuren zich samenvoegen en uiteindelijk lokaliseren
(C). Indien het mengsel een hoog microvezelgehalte bezit, zullen de microvezels de
microscheuren kunnen beperken. In de fase op macroniveau (C) zal zich geleidelijk aan een
scheur in de richting van de hoofdtrekspanning ontwikkelen. Hiervoor zijn macrovezels veel
geschikter om de scheurvorming te beperken.
Wegens de geometrie en vorm van de vezel zal de vezel in een andere fase actief in werking
treden. Macrovezels verbeteren vooral de prestaties in het geval er macroscheuren ontstaan,
terwijl de kortere microvezels op microniveau zullen werken om het onstabiele scheurgedrag
te domineren (C-D). Microvezels zijn slechts doeltreffend indien het een relatief hoge
aspectverhouding en stijfheid bezit om de voortplanting van de microscheuren te verhinderen
en het onstabiele scheurgedrag te voorkomen en uit te stellen, zie Figuur 2-13. De spanning
ter hoogte van de piek zal toenemen bij een toenemend vezelvolume en een afnemende
vezeldiameter. Er wordt vastgesteld dat bij de aanwezigheid van microvezels, de
microscheuren niet breder en langer werden, maar de scheuren samengroeiden. Hierdoor
werd de volledige brede van het proefstuk doorkruist. Bovendien nam de rekbaarheid toe met
de toevoeging van microvezels, zoals weergegeven in Figuur 2-13. Er is gesuggereerd dat het
combineren van korte en lange vezels (hybride vezelbeton) zowel de initiële treksterkte als de
prestaties in het nascheurgedrag bevorderen.

Figuur 2-13 Schematische weergave van het effect van microvezels op het breukproces bij uni-
axiale spanning [34]
In Figuur 2-14 wordt aangetoond dat de invloed van de vezelhoeveelheid relatief groot is. Eerst
en vooral ligt de piekspanning bij beton met een hoger aantal vezels hoger in vergelijking met
normaal beton en beton met een lager aantal vezels. De vezelwerking heeft slechts een
beperkt aanzien op de druksterkte van beton. Daarnaast wordt na het optreden van de eerste
macroscheur een sterke daling vastgesteld bij normaal beton zonder vezelwerking. Voor FRC
wordt geconstateerd dat een laag vezelvolume eerst een sterke daling kent, maar vervolgens
verder uitvlakt doordat de vezelwerking geactiveerd werd om de scheurvorming te beperken.
Bij FRC met een hoog vezelvolume is de daling na de piekbelasting opmerkelijk kleiner. Dit
komt doordat de vezelwerking sneller geactiveerd werd doordat het aantal vezels hoger is. Op
een bepaald punt zal de scheuropening blijven toenemen waardoor de vezel zal breken.
22
Figuur 2-14 Gedrag van normaal beton en vezelgewapend beton: (a) normaal beton; (b)
vezelgewapend beton; (c) F-CMOD curve [40]

2.2.5 Constitutieve modellen voor FRC


Het constitutief model voor vezelgewapend beton (FRC) is een wiskundig model dat het
mechanische gedrag van FRC beschrijft onder verschillende belastingcondities [6], [41]–[44].
Dit model is gebaseerd op de veronderstelling dat het gedrag van FRC vergelijkbaar is met
het gedrag van conventioneel beton, met de toegevoegde mogelijkheid van verharding door
vervorming. Het model houdt rekening met de bijdrage van zowel de betonmatrix als de vezels
aan het totale mechanische gedrag van het materiaal.
Het model neemt de volgende factoren in overweging:
• Vezelvolume fractie; dit is de verhouding van het volume van de vezels tot het totale
volume van het materiaal.
• Verhouding lengte-diameter; dit is de verhouding van de lengte van de vezels tot de
vezeldiameter.
• Vezelverdeling; dit is de ruimtelijke verdeling van de vezels in het materiaal.

Dit bestaande model bevat eveneens bepalingen voor het modelleren van scheuren en falen
van FRC. Het model wordt gebruikt om het dragend vermogen, buigzaamheid en stijfheid van
FRC-structuren te voorspellen. Deze informatie is cruciaal voor het ontwerp FRC-constructies
en kan worden toegepast om de eigenschappen van het materiaal te optimaliseren voor
specifieke toepassingen.
Het is vermeldenswaardig dat er momenteel verschillende modellen bestaan voor het
constitutief model van FRC, elk gebaseerd op de fib Model Code 2010 [44]. De modellen
werden opgesteld door verschillende onderzoekers en voor specifieke vezeltypes. Het model
wordt gekozen afhankelijk van de specifieke toepassing en het gewenste niveau van
nauwkeurigheid.

2.2.5.1 Scheurgedrag van beton volgens MC10


Hierbij wordt het scheurend trekmodel beschouwd [6], [44]–[46]. In Figuur 2-15 is het
spanning-rekdiagram weergegeven volgens MC10. De figuur wordt opgedeeld in een
voorscheurgedrag en een nascheurgedrag van beton. Het voorscheurgedrag van FRC en
conventioneel beton is identiek.

23
Figuur 2-15 σ-ε diagram voor staalvezelbeton, gebaseerd op MC10 [45]
Het spanning-rekdiagram voor traditioneel beton ( en voorscheurgedrag van FRC) wordt
opgedeeld in 3 stukken en kan worden bepaald aan de hand van volgende vergelijkingen,
(2-1) beschrijft deel O-A, (2-2) beschrijft deel A-B en (2-3) beschrijft deel B-C. Deel B-C kan
worden doorgetrokken in het verlengde, aangegeven in stippellijn [45].
𝜎𝑐𝑡 = 𝐸𝑐𝑖 ∗ 𝜀𝑐𝑡 voor 𝜎𝑐𝑡 < 0.9 𝑓𝑐𝑡𝑚 (2-1)

0,00015−𝜀𝑐𝑡
𝜎𝑐𝑡 = 𝑓𝑐𝑡𝑚 (1 − 0.1 𝑓 ) voor 0.9 𝑓𝑐𝑡𝑚 < 𝜎𝑐𝑡 < 𝑓𝑐𝑡𝑚 (2-2)
0,00015−0.9 𝑐𝑡𝑚
𝐸𝑐𝑖

σct−𝑓𝑐𝑡𝑚 𝜀𝑐𝑡 −𝜀𝑃


0.2𝑓𝑐𝑡𝑚 −𝑓𝑐𝑡𝑚
= 𝜀𝑄 −𝜀𝑃
voor 𝜀𝑃 < 𝜀𝑐𝑡 < 𝜀𝑐𝑡 (2-3)

Waarbij:
σct Trekspanning [MPa]
𝐸𝑐𝑖 = 𝐸𝑐𝑚 Elasticiteitsmodulus [MPa]
𝐶𝑀𝑂𝐷
𝜀𝑐𝑡 = 𝐿𝑐𝑠
Optredende rek in trek [-]

𝐿𝑐𝑠 Structurele lengte [mm] (= 125 mm)


𝑓𝑐𝑡𝑚 Gemiddelde niet axiale treksterkte [MPa]
𝜀𝑝 Rek op de piek [-] (= 0.00015)
𝐺𝐹 𝑓𝑐𝑡𝑚
𝜀𝑄 = + (𝜀𝑃 − 0.8 )
𝑓𝑐𝑡𝑚 ∗ 𝐿𝑐𝑠 𝐸𝑐𝑖
0.18
𝐺𝐹 Scheurenergie van traditioneel beton [N/m] = 73 ∗ 𝑓𝑐𝑚 , volgens MC10 [6]
𝑓𝑐𝑚 Gemiddelde druksterkte cilinder [MPa]

24
Het nascheurgedrag van FRC is compleet verschillend ten opzichte van traditioneel beton,
hoewel het voorscheurgedrag wel overeenstemt [45]. Dit komt door de vezelwerking die pas
geactiveerd wordt als de scheuropening voldoende groot is. Dit wordt geïllustreerd in Figuur
2-15. MC10 veronderstelt dat het nascheurgedrag lineair verloopt zoals voorgesteld (de rechte
D-E).
De volgende twee vereenvoudigde constitutieve wetten met betrekking tot het spanning-
scheurwijdtediagram worden afgeleid uit de resultaten van de driepuntsbuigproef: een
plastisch-stijf model en een lineair-elastisch model na scheurvorming (verharding of
verzachting) zoals schematisch weergegeven in Figuur 2-16 [44], [45]. Hierbij verwijzen fFts en
fFtu naar de sterkte van het materiaal bij een scheurwijdte w overeenkomend met respectievelijk
bruikbaarheidsgrenstoestand (BGT) en uiterste grenstoestand (UGT). De verticale en
horizontale as worden respectievelijk gedefinieerd als de trekspanning σct en de scheurwijdte
w.

Figuur 2-16 Vereenvoudigde constitutieve wetten: (a) stijf-plastisch en (b) lineair-elastisch [45]

Het stijf-plastische model identificeert een referentiewaarde fFtu, gebaseerd op het ultieme
𝑓𝑅3
gedrag [45] en wordt bepaald als: 𝑓𝐹𝑡𝑢 = 3
.

Het lineaire model identificeert twee referentiewaarden fFts en fFtu, en worden gedefinieerd door
middel van restwaarden van de buigsterkte met behulp van vergelijkingen (2-4) en (2-5).
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.45𝑓𝑅1 (2-4)
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0.5𝑓𝑅,3 + 0.2𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (2-5)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
Waarbij:
𝑓𝑅,1 Resterende buigtreksterkte na scheurvorming in BGT [N/mm²]
𝑓𝑅,3 Resterende buigtreksterkte na scheurvorming in UGT [N/mm²]
𝑤𝑢 Maximale scheurwijdte [mm]
𝐶𝑀𝑂𝐷3 Scheuropening op een afstand a onder het proefstuk [mm] = 2.5 mm

25
De resterende buigtreksterkte van het proefstuk wordt bepaald via vergelijking (2-6).
3 𝐹𝑗 𝑙
𝑓𝑅,𝑗 = (2-6)
2 𝑏 ℎ𝑠𝑝 ²
Waarbij:
𝑓𝑅,𝑗 Resterende buigtreksterkte overeenkomend met CMOD = CMODj
(j = 1,2,3,4) [N/mm²]
𝐹𝑗 Overeenkomstige kracht met CMOD = CMODj
(j = 1,2,3,4) [N]
𝑙 Overspanningslengte [mm]
𝑏 Breedte van het proefstuk [mm]
ℎ𝑠𝑝 Afstand tussen de top van de notch en de bovenkant van het proefstuk [mm]

Figuur 2-17 Kracht-CMOD curve uit MC10 [6]

De uiterste treksterkte 𝑓𝐹𝑡𝑢 in het lineaire model is afhankelijk van de vereiste vervormbaarheid
die samenhangt met de toegestane scheurwijdte. Via vergelijking (2-7) wordt de uiterste
scheurwijdte berekend.
𝑤𝑢 = 𝑙𝑐𝑠 ∗ ɛ𝐹𝑢 ≤ 2.5 (2-7)

Er wordt aangenomen dat voor de variabele rekverdeling langs de doorsnede is εFu gelijk aan
2%. In het geval van enkel een spanningsverdeling in trek langs de doorsnede is εFu gelijk aan
1%. Daarbij mag de maximale scheurwijdte wu niet groter dan 2.5 mm bedragen.
De karakteristieke lengte 𝑙𝑐𝑠 wordt berekend via (2-8):
𝑙𝑐𝑠 = min(𝑦; 𝑠𝑟𝑚 ) (2-8)

Waarbij:
𝑠𝑟𝑚 Gemiddelde afstand tussen de scheuren [mm]
𝑦 Afstand tussen de neutrale lijn en de trekzijde van de doorsnede, geëvalueerd
in de gebarsten elastische fase door de resterende treksterkte van FRC te
verwaarlozen en voor een belasting die overeenkomt met de
bruikbaarheidsgrenstoestand van scheuropening en scheurafstand [mm]

26
Daaropvolgend wordt enkel rek berekend om het spanning-rekdiagram te bepalen, zie Figuur
2-15. Dit betreft een rek in bruikbaarheidsgrenstoestand (BGT) en uiterste grenstoestand
(UGT). Dit wordt berekend aan de hand van vergelijkingen (2-9) en (2-10).
𝐶𝑀𝑂𝐷1
𝜀𝐵𝐺𝑇 = (2-9)
𝑙𝑐𝑠
𝑤𝑢
𝜀𝑈𝐺𝑇 = (2-10)
𝑙𝑐𝑠
Tot slot definieert MC10 enkele vezelklassen [6]. De na-scheurtak van FRC wordt als lineair
elastisch gedrag beschreven. Dit gebeurt door middel van de karakteristieke resterende
treksterktes in bruikbaarheids- en uiterste grenstoestand, bij CMOD1 en CMOD3 (fR1k en fR3k).
Andringa, Roest et al.[47] definieert een karakteristieke waarde als volgt:
“Een karakteristieke waarde voor een materiaaleigenschap is een op basis van een
statistische analyse vastgestelde waarde met een bepaalde onder- of
overschrijdingskans. Overeenkomstig de gangbare praktijk wordt hier uitgegaan van
onder- of overschrijdingskansen van 5%.” (1989, p.63)
Deze karakteristieke buigsterktes worden bepaald door een lognormale (ln) verdeling te
beschouwen met behulp van vergelijkingen (2-11), (2-12) en (2-13).
𝑓𝑘 = exp (𝑓𝑙𝑛,𝑚 − 𝑘𝑛 ∗ 𝜎𝑙𝑛 ) (2-11)
𝑛
1
𝑓𝑙𝑛,𝑚 = ∗ ∑ ln 𝑓𝑖 (2-12)
𝑛
𝑖

𝑛
1 (2-13)
𝜎𝑙𝑛 = √ ∗ ∑(ln 𝑓𝑖 − 𝑓𝑙𝑛,𝑚 )2
𝑛−1
𝑖

De vezelklasse wordt bepaald aan de hand van twee parameters, namelijk fR1k dat het sterkte-
interval weergeeft en een letter uit de reeks {a,b,c,d,e} dat de verhouding fR3k/fR1k weergeeft.
De combinatie van deze parameters wordt de vezelklasse genoemd.
De vezelklasse wordt bepaald met behulp van Tabel 2-3. De waarde, corresponderend met
het sterkte-interval fR1k dat op zich de karakteristieke resterende treksterkte bij CMOD1 inhoudt,
kan uit volgende opsomming gehaald worden:
1.0 ; 1.5 ; 2.0 ; 2.5 ; 3.0 ; 4.0 ; 5.0 ; 6.0 ; 7.0 ; 8.0 [MPa]

Tabel 2-3 Vezelklassen, classificatie volgens MC10 [6]

𝑽𝒆𝒛𝒆𝒍𝒌𝒍𝒂𝒔𝒔𝒆
𝒂 0.5 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 0.7
𝒃 0.7 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 0.9
𝒄 0.9 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 1.1
𝒅 1.1 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 < 1.3
𝒆 1.3 ≤ 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘

27
Volgens MC10 [6], wordt de traditionele wapening volledig of gedeeltelijk vervangen indien
aan volgende vergelijkingen (2-14),(2-15) wordt voldaan:
𝑓𝑅1𝑘
> 0.4 (2-14)
𝑓𝐿𝑘
𝑓𝑅3𝑘 (2-15)
> 0.5
𝑓𝑅1𝑘
Waarbij:
𝑓𝐿𝑘 Karakteristieke buigtreksterkte op LOP [MPa]
𝑓𝑅1𝑘 Karakteristieke resterende sterkte op 0.5 mm [MPa]
𝑓𝑅3𝑘 Karakteristieke resterende sterkte op 2.5 mm [MPa]

2.3 Vezelgewapend beton met gerecycleerde granulaten


De meest bekende nadelen van traditioneel beton zijn onder andere een lage brosheid, lage
treksterkte en relatief zwakke weerstand tegen scheurvorming [48]. In de jaren 60 werd voor
het eerst vezelgewapend beton geïntroduceerd door Romualdi en Mandel [48], [49]. Hierbij
werden willekeurig staalvezels aan beton toegevoegd. Daaropvolgend zijn verschillende
onderzoekers gestart met experimenteren met vezels om de vereiste eigenschappen te
verkrijgen. De toevoeging van vezels leiden tot een betere taaiheid en ductiliteit van het beton
onder verschillende belastingen. Daarnaast wordt het piekbelastingspunt in het spanning-
rekdiagram verhoogd en wordt energie geabsorbeerd na de piekbelasting door de
aanwezigheid van vezels. Verschillende studies verklaren een verbetering van de
splijttreksterkte, buigsterkte, kruipgedrag en taaiheid bij toevoeging van vezels. Niettemin is
de verwerkbaarheid van beton verlaagd. Naast deze voordelen hebben verscheidende studies
aangetoond dat FR-RAC ook grote voordelen biedt op vlak van milieu en kosten. Figuur 2-18
geeft de jaarlijkse gepubliceerde papers aan omtrent FR-RAC. De grafiek toont aan dat de
interesse in FR-RAC een opwaartse trend kent vanaf 1999 tot op heden. Vooral in de
afgelopen 8 jaar is de combinatie van vezels met gerecycleerd beton één van de onderwerpen
geworden met veel belangstelling voor onderzoek. De vier meest gebruikte vezeltypes zijn
staalvezels, basaltvezels, polypropyleenvezels en glasvezels.

28
Figuur 2-18 Jaarlijks cijfer van aantal gepubliceerde artikels FR-RAC [49]

2.3.1 Eigenschappen van vers FR-RAC


De aanwezigheid van aangehechte mortel met een ruw oppervlak aan RA zorgt voor een
reductie van de verwerkbaarheid van beton [49]. Zo is het algemeen bekend dat de slump
lager is van RAC dan traditioneel beton (NAC). De reden hiervoor is de vermindering van vrij
water ten gevolge van een hogere waterabsorptie van RA. Hossain et al. maakte reeds de
conclusie dat de slump afnam bij een toename van het vezelgehalte. Uit verschillende studies
wordt de oorzaak van deze afname toegeschreven aan 3 factoren. De eerste factor houdt de
vermeerdering van de hoeveelheid cementslurry om de vezel volledig te omhullen in.
Vervolgens, als tweede factor, liggen de vezels verspreid en vormen ze een soort netwerk,
met als gevolg dat de doorstroming van beton wordt afgeremd. Tot slot kunnen bepaalde
vezels een hoeveelheid water opnemen. Van alle bestaande vezeltypes heeft de
polypropyleenvezel (PP) het minste invloed op de slump van RAC. De waterdichtheid van PP,
waardoor de benodigde hoeveelheid water niet aangepast dient te worden, is de reden.

2.3.2 Mechanische eigenschappen van FR-RAC


2.3.2.1 Druksterkte
De druksterkte van beton neemt in het algemeen af bij de vervanging van NA door RA [49]. In
het rapport van Kazemian staat geschreven dat de vervanging van 25% en 50% door RA leidt
tot een vermindering in betondruksterkte van oorspronkelijk 33.9 MPa tot 29.9 MPa en 27.1
MPa. De oorzaak hiervan kan gekoppeld worden aan de zwakkere grensovergangszone (ITZ),
maar evenzo aan de lagere dichtheid van de aangehechte mortel.
De toevoeging van vezels leidt in vele gevallen tot een positief resultaat. Zo stijgt de
betondruksterkte van RAC met toevoeging van PP-vezels met 2.3% tot 45.0% [49]. Aan de
andere kant kan de toevoeging van vezels leiden tot een daling van de betondruksterkte.
Globaal gezien zorgen de vezels voor een hogere druksterkte door middel van de vorming van

29
onderling verbonden vezelnetwerken, maar hierbij wordt verwacht dat de vezels homogeen
verdeeld zijn in de cementmatrix. Een daling in betondruksterkte kan te wijten zijn aan een
ongelijkmatige vezelverdeling en dus zwakke bindingen tussen de vezels en de cementmatrix.
In Tabel 2-4 wordt de invloed van het vezeltype op de betondruksterkte van RAC getoond.
Tabel 2-4 Druksterkte van RAC met verschillende vezeltypes [49]

Fiber type RA content [%] Fiber content Change in Remarks


compressive
strength [%]
Steel 30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 V% 1.56 ~ 11.14 Increasing
30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 V% 1.56 ~ 11.14 Increasing
100 1 V% 15.88 Increasing
30, 70, 100 1, 2, 3 V% 3.90 ~ 18.60 Increasing
30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 V% 9.21 ~ 30.43 Increasing
50 0.1 V% 3.47 Increasing
50, 100 1 V% 2.08 ~ 2.50 Increasing
30,100 0.3, 0.6 V% -0.84 ~ 27.65 0.3%, decreasing; 0.6% increasing
30, 50, 70, 100 0.3, 0.5, 0.7, 1 V% -10.31 ~ 26.49 Fluctuating
50, 100 0.5, 1 V% -11.94 ~ 10.32 Only 0.5% increasing
100 0.5, 1, 1.5 V% -9.33 ~ -17.98 Decreasing
100 1 V% -10.80 Decreasing

Basalt 20 0.1, 0.3, 0.5, 1, 1.5 V% 3.00 ~ 9.00 0.5%, increasing the highest
20, 40, 60 0.25, 0.5, 1 V% 0.00 ~ 25.00 0.5%, increasing the highest
25, 50, 100 0.5, 1, 1.5 V% -6.13 ~ 1.65 1.5%, increasing
50, 100 1, 2, 3 kg/m³ -1.39 ~ 14.80 Only RA = 50%, increasing
50, 100 1, 2, 3 kg/m³ -1.39 ~ 3.82 Only RA = 50%, increasing
50 0.05, 0.1, 0.2 V% -0.99 ~ 10.64 Decreasing

Polypropylene 30, 50 9 kg/m³ 5.50 ~ 39.81 Increasing


100 0.13 V% 2.5 Increasing
50 0.1 V% 6.19 Increasing
100 0.5, 0.75, 1 V% 2.28 ~ 9.24 0.5%, increasing the highest
50, 100 0.15, 0.3, 0.45, 0.6, 0.75, 0.9 V% -10.59 ~ 24.84 0.6%, increasing the highest
25, 50, 75, 100 1, 2 V% -9.41 ~ 44.99 1%, increasing the highest
25, 30, 55 1, 1.5 V% -8.08 ~ 10.22 Only RA = 55%, increasing

Glass 50, 100 0.5 V% 3.45 ~ 6.25 Increasing


50, 100 0.25, 0.5, 0.7, 1 V% 1.25 ~ 4.97 0.5%, increasing the highest

2.3.2.2 Splijttreksterkte
In Figuur 2-19 en Tabel 2-5 wordt aangetoond dat de toevoeging van PP-vezels aan beton
leidt tot een verbetering van de splijttreksterkte. Als het splijtproces afgerond is, dan fungeren
de vezels als brugeffect waardoor de spanningen overgedragen wordt van de matrix naar de
vezels [48]. Hierdoor kan er bijkomende spanning worden opgenomen. Dit resulteert in een
verbetering van de splijttreksterkte in vergelijking met ongewapend beton. De toename houdt
verband met de grootte en vorm van de PP-vezels [49].

30
4

Split Tensile Strength [MPa]

2,8023

2,936

2,6455
2,621

2,572
2,511

2,381
2,1485
3

0% PP
2
0,5% PP
0,75% PP
1
1% PP

0
NAC RAC
Type of Mix

Figuur 2-19 Splijttreksterkte in functie van % PP [48]


Tabel 2-5 Splijttreksterkte FR-RAC met verschillende vezeltypes [49]

Fiber type RA content [%] Fiber content Change in Remarks


splitting tensile
strength [%]
Steel 50, 100 1 V% 16.7 ~ 30 Increasing
30, 50, 70, 100 0.3, 0.5, 0.7, 1 V% 33.30 ~ 110.00 0.7%, increasing the highest
50, 100 0.5, 1 V% 27.59 ~ 53.33 1%, increasing the highest
50 0.1 V% -4.31 Decreasing

Basalt 25, 50, 100 0.5, 1, 1.5 V% 5.87 ~ 41.72 Increasing


20, 40, 60 0.25, 0.5, 1 V% -11.01 ~ -54.98 Increasing; only RA = 20%,
fiber = 0.25%, decreasing
50, 100 1, 2, 3 kg/m³ -2.37 ~ 7.69 Increasing; only RA = 100%,
fiber = 3 kg/m³, decreasing
50, 100 1, 2, 3 kg/m³ -2.37 ~ 7.69 RA = 50%, increasing the
20 0.1, 0.3, 0.5, 1, 1.5 V% 3.00 ~ 40.00 highest
0.5%, increasing the highest
Polypropylene 25, 30, 55 0.5, 0.75, 1 V% -0.33 ~ 31.02 Increasing
50 0.1 V% 0.96 Increasing
100 0.5, 0.75, 1 V% -1.87 ~ 12.02 0.5%, increasing the highest;
1%, decreasing
50, 100 0.15, 0.3, 0.45, 0.6, 0.75, 0.9 V% -3.59 ~ 11.90 0.5%, increasing the highest;
0.9%, decreasing
25, 50, 75, 100 1, 2 V% 25.54 ~ 85.61 1%, increasing the highest
30, 50 9 kg/m³ -5.32 ~ 1.14 Only RA = 30%, increasing

Glass 50, 100 0.5 V% 16.67 ~ 26.09 Increasing


50, 100 0.25, 0.5, 0.7, 1 V% 12.00 ~ 24.00 0.5-0.75%, increasing the
highest

2.3.2.3 E-modulus
De variatie van elasticiteitsmodulus van NAC en RAC met verschillende volumeprocenten
wordt getoond in Figuur 2-20 en Tabel 2-6. Voor beide geldt een soortgelijke dalende trend bij
een toename in volumegehalte van PP-vezels. De figuur toont aan dat de E-modulus in waarde
daalt bij een toename van het vezelvolume. Het voorkomen van microscheurtjes langs de
scheurlengte resulteert in een daling van de E-modulus bij een hoger vezelgehalte [48], [49].

31
40

Modulus of Elasticity [GPa]

33,5
33,0

32,5

31,7
35

29,5

26,7
30

25,7
0% PP
0,5% PP

22,1
25
0,75% PP
20 1% PP

15
NAC RAC
Type of Mix

Figuur 2-20 Elasticiteitsmodulus in functie van % PP [48]


Tabel 2-6 Elasticiteitsmodulus FR-RAC met verschillende vezeltypes [49]

Fiber type RA content [%] Fiber content [V%] Change in elastic Remarks
modulus [%]

Steel 30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 16.71 ~ 54.87 Increasing


30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 14.48 ~ 44.44 Increasing
30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 18.53 ~ 54.87 Increasing
50 0.1 2.90 Increasing
100 1 3.71 Increasing
30, 70, 100 1, 2, 3 6.00 ~ 18.00 Increasing
30, 50, 70, 100 0.3, 0.5, 0.7, 1 -16.98 ~ 8.09 Fluctuating
100 0.5, 1, 1.5 -1.58 ~ -23.28 Decreasing

Basalt 20, 40, 60 0.25, 0.5, 1 -19.65 ~ 34.94 Increasing; only fiber = 1%, RA
= 60%, decreasing
50 0.05, 0.1, 0.2 -6.45 ~ 1.29 Only 0.2%, increasing

Polypropylene 50 0.1 2.26 Increasing


50, 100 0.15, 0.3, 0.45, 0.6, 0.75, 0.9 -3.38 ~ 13.49 Increasing up to 0.75%, 0.6%
increases the highest
100 0.5, 0.75, 1 -34.03 ~ 5.37 Only 0.5%, increasing
25, 30, 55 0.5, 0.75, 1 -7.78 ~ -0.32 Decreasing

2.3.2.4 Buigsterkte
In het algemeen draagt de toevoeging van vezels bij tot betere buigprestaties, zie Tabel 2-7.
Volgens Chandra Sekhar en Kutalm et al. [49] zorgt de toevoeging van 0.5 – 1 V% PP-vezels
voor een toename van de buigsterkte met 0.75 – 18.55%. Deze toename verklaart dat de
spanningsverdeling in beton kan veranderen en de ontwikkeling van scheurvorming kan
verminderen door gebruik te maken van vezels.
Tabel 2-7 Buigsterkte FR-RAC met verschillende vezeltypes [49]

Fiber type RA content [%] Fiber content Change in Remarks


flexural strength
[%]
Steel 30, 50, 100 0.5, 1, 1.5, 2 V% 16.71 ~ 51.87 Increasing
50, 100 0.5, 1 V% 11.43 ~ 22.86 1%, increasing the highest

Basalt 50, 100 1, 2, 3 kg/m³ -18.00 ~ 7.65 2 kg/m³, increasing the highest
20 0.1, 0.3, 0.5, 1, 1.5 V% 4.00 ~ 61.00 0.3%, increasing the highest

Polypropylene 100 0.5, 0.75, 1 V% 4.00 ~ 61.00 0.5%, increasing the highest
25, 30, 55 0.5, 0.75, 1 V% 0.75 ~ 17.16 1%, increasing the highest
50, 100 0.15, 0.3, 0.45, 0.6, 0.75, 0.9 V% 4.43 ~ 18.55 0.6%, increasing the highest

Glass 50, 100 0.5 V% 14.29 ~ 18.91 Increasing


50, 100 0.25, 0.5, 0.75, 1 V% 16.22 ~ 28.95 0.25%, increasing the highest

32
2.3.3 Samenvatting
De gedeeltelijke of volledige vervanging van NA door RA in beton leidt in het algemeen tot een
afname van de druksterkte van beton [49]. Dit kan te wijten zijn aan de ITZ en de lagere
dichtheid van de aangehechte mortel. Het toevoegen van vezels kan echter resulteren in een
positief effect op de druksterkte, waarbij PP-vezels de betondruksterkte met 2.3% tot 45.0%
kunnen verhogen. Daarentegen kan de toevoeging van vezels leiden tot een daling van de
druksterkte als gevolg van een ongelijkmatige vezelverdeling en de zwakke bindingen tussen
de vezels en de cementmatrix. De toevoeging van vezels verbetert de splijttreksterkte van
vezelgewapend beton, aangezien de vezels als brugeffect fungeren en op die manier extra
spanningen kunnen opnemen. De elasticiteitsmodulus van zowel natuurlijk als gerecycleerd
beton daalt bij toenemende vezelvolumes als gevolg van microscheurtjes langs de
scheurlengte [48], [49]. De toevoeging van vezels draagt bij aan betere buigprestaties en kan
de ontwikkeling van scheurvorming beperken. Bij mengsels met 0.5 tot 1% PP-vezels kan de
buigsterkte met 0.8 à 18.6% toenemen.
In het onderzoek van deze thesis worden de waarnemingen uit vorige onderzoeken omtrent
de volledige vervanging van NA door RA (2.1.6) en de invloed van de vezelhoeveelheid (2.3.3)
op de mechanische eigenschappen meegenomen. Aangezien het doel van dit onderzoek is
om de vergelijking tussen vezelgewapend beton met natuurlijke en gerecycleerde granulaten
met dezelfde betondruksterkte te maken, worden de resultaten omtrent de daling (of stijging)
in druksterkte aandachtig bestudeerd. De gerecycleerde betonmengsels worden bepaald op
basis van de natuurlijke betonmengsels, waarbij een procentuele factor in rekening gebracht
moet worden om een overeenkomstige betondruksterkte te bekomen.

33
3 MATERIAALEIGENSCHAPPEN EN PRODUCTIE

In het derde hoofdstuk worden de materiaaleigenschappen bepaald op basis van een


granulaatonderzoek. De kennis van de gebruikte granulaten is van uiterst belang om een goed
mengselontwerp op te stellen voor de productie van vezelgewapend beton. Daarnaast worden
de eigenschappen van de toegepaste PP-vezels toegelicht.
Verder in dit hoofdstuk wordt een mengselontwerp voorgesteld. Uiteindelijk worden 4
verschillende mengsels ontworpen, daarvan zijn er 2 mengsels op basis van natuurlijke
granulaten en 2 mengsels op basis van gerecycleerde granulaten. Op die manier wordt een
vergelijking gemaakt tussen enerzijds de betonmengsels met verschillende granulaten en
anderzijds het volumepercentage van de PP-vezels. Om dezelfde betondruksterkte te
verkrijgen worden voor de mengsels met gerecycleerde granulaten testkubussen
geproduceerd en getest. Hierbij wordt via de formule van Feret de geschatte betondruksterkte
berekend. De mengselontwerpen van de testkubussen worden vastgelegd op basis van de
geschatte betondruksterkte van NAC, waaraan een extra procentuele factor wordt
toegevoegd. In de ontwerpen wordt slechts 1 variabele gewijzigd, namelijk de W/C-factor dat
rechtstreeks invloed heeft op cementvolume als watervolume. Om milieu- en economische
redenen gaat de voorkeur uit naar een zo laag mogelijk cementvolume.
Daarbovenop wordt de productie en de verwerkbaarheid van de verschillende betonmengsels
kort toegelicht betreffende het gevolgde productieproces en de invloed van de hoeveelheid
superplastificeerder. Tot slot worden in de laatste paragraaf de resultaten van de testkubussen
besproken om uiteindelijk 2 mengselontwerpen mee te nemen in dit onderzoek.

3.1 Materiaaleigenschappen

3.1.1 Granulaateigenschappen
Een goed mengselontwerp valt en staat met een grondig onderzoek naar de
granulaateigenschappen. Door middel van vooropgestelde methodes beschreven in Europese
en Belgische normen worden de eigenschappen bepaald. In dit onderzoek wordt een zeefproef
en een pyknometerproef per granulaattype uitgevoerd. Hieruit worden waarden en grafieken
verkregen zoals de korrelverdeling, waterabsorptie en dichtheden van elk granulaat. De
gebruikte granulaten worden weergegeven in Tabel 3-1 en Figuur 3-1.
Tabel 3-1 Granulaten & fractie

Granulaattype Fractie

Zand 0/4
Rolgrind 4/16
Betonpuin 4/16

34
Figuur 3-1 Granulaten zand 0/4 (links), rolgrind 4/16 (midden) en betonpuin 4/16 (rechts)

3.1.1.1 Zeefproef
Gebruikmakend van NBN EN 933-1 wordt de korrelverdeling van de granulaten bepaald via
een zeefproef [50]. In Figuur 3-2 worden de zeefcurves van zand 0/4, rolgrind 4/16 en
betonpuin 4/16 getoond.

100
Cummulatief percentage doorgelaten [%]

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
0,063 0,125 0,250 0,500 1,000 2,000 4,000 8,000 16,000 32,000
Zeefopening / Korrelgrootte [mm]

Cum % doorgelaten ZAND 0/4


Cum % doorgelaten ROLGRIND 4/16
Cum % doorgelaten BETONPUIN 4/16

Figuur 3-2 Zeefcurve van granulaten (Zand, Rolgrind en Betonpuin)

3.1.1.2 Pyknometerproef
De pyknometerproef wordt uitgevoerd volgens NBN EN 1097-6 [51]. Het resultaat bevat
informatie over de fysische en mechanische eigenschappen, namelijk de waterabsorptie en
de dichtheden van de granulaten. De resultaten bevestigen wat reeds in de literatuurstudie
werd geschreven, namelijk dat de waterabsorptie hoger ligt bij gerecycleerde dan natuurlijke
granulaten. De aanwezigheid van aangehechte mortel op het natuurlijke granulaat wordt als
oorzaak beschouwd.
In Tabel 3-2 worden de fysische en mechanische eigenschappen weergegeven. Dit zijn de
gemiddelde waarden uit een reeks van resultaten, met standaardafwijking.

35
Tabel 3-2 Fysische en mechanische eigenschappen granulaten

ρa [st. dev] ρrd [st. dev] ρssd [st. dev] WA24 [st. dev]
Granulaattype
[kg/m³] [kg/m³] [kg/m³] [%]

Zand 0/2 2690 [44] 2665 [37] 2674 [39] 0.35 [0.10]
Rolgrind 4/16 2727 [30] 2616 [30] 2657 [30] 1.56 [0.08]
Betonpuin 4/16 2649 [24] 2277 [24] 2418 [23] 6.16 [0.20]

3.1.2 Vezeleigenschappen
De vezels, die gebruikt worden voor de productie van vezelgewapend beton, zijn afkomstig
van de firma FITCO nv. Het betreft polypropyleen (PP) vezels type XP55. De lengte van de
vezels bedraagt 55 mm, dit wil dus zeggen dat de vezels tot de groep macrovezels behoren.
Het toepassen van PP-vezels leidt tot een beter nascheurgedrag van beton.
De eigenschappen van de XP55-vezels zijn weergegeven in Tabel 3-3 [52].
Tabel 3-3 Vezeleigenschappen XP55 [52]

Ruwe materialen Gemodificeerd Olefin Youngs Modulus 10-30% [GPa] 7.5 – 8.5
Dichtheid [kg/m³] 0.90 – 0.94 Treksterkte [MPa] > 550
Vezel lengte* [mm] 55 N° vezels per kg > 60 000
Vezel vorm Macro-Structo Absorptiecapaciteit* [%] 0
Kleur Natuurlijk Chemische weerstand Uitstekend
Oppervlak Reliëf Alkalische weerstand Uitstekend
Diameter [mm] 0.65
* Alle waarden zijn nominaal en gemeten volgens NBN EN 14889-2 (2006), NBN EN ISO 6892-1 A3 (2009)

3.2 Mengselontwerp
De bepaling van de granulaat- en vezeleigenschappen zorgt voor voldoende kennis om een
goed mengselontwerp op te stellen. Met behulp van de gegeven natuurlijke
betonmengselontwerpen wordt via de formule van Feret de voorspelde betondruksterkte
berekend. Op basis van deze uitkomsten voor FR-NAC-5 kg/m³ en FR-NAC-3 kg/m³ worden
de overeenkomstige gerecycleerde betonmengselontwerpen aangepast om dezelfde
betondruksterkte te bekomen. Om dit te bewerkstelligen wordt de voorspelde betondruksterkte
van NAC vermenigvuldigd met een procentuele factor, dat de daling in betondruksterkte bij
100% vervanging van NA door RA voorstelt. In dit onderzoek wordt deze factor gelijkgesteld
aan 15%. Aangezien enkel de W/C-factor als variabele wordt beschouwd, gaat de voorkeur
naar een zo laag mogelijk cementvolume omwille van milieu- en economische redenen.
Daarenboven moet de W/C-factor groter zijn dan 0.30 om de hydratatiereactie tussen water
en cement volledig te laten doorgaan.

36
3.2.1 Mengsels
Tijdens het onderzoek van deze masterproef worden 4 verschillende betonmengsels
ontworpen. Zoals eerder vermeld worden 2 mengsels met natuurlijke en 2 mengsels met
gerecycleerde granulaten gemaakt. De hoeveelheid XP55-vezels verschilt tussen mengsels A
& B en C & D, met respectievelijk 5 kg/m³ en 3 kg/m³. Tabel 3-4 biedt een overzicht.
Tabel 3-4 Betonmengsels

Mengsel A Vezelgewapend beton met rolgrindgranulaten FR-NAC-5 kg/m³


Mengsel B Vezelgewapend beton met betonpuingranulaten FR-RAC-5 kg/m³
Mengsel C Vezelgewapend beton met rolgrindgranulaten FR-NAC-3 kg/m³
Mengsel D Vezelgewapend beton met betonpuingranulaten FR-RAC-3 kg/m³

Het ontwerp van mengsels A en C werden meegedeeld door dr. Ir. Brecht Vandevyvere. Deze
mengsels zijn van toepassing als basis waarop de mengsels met gerecycleerde granulaten
gebaseerd zijn. De betonsamenstellingen worden weergegeven in Tabel 3-5. De overige 2
mengsels worden bepaald aan de hand van de formule van Feret (3-1). De formule voorspelt
een betondruksterkte op basis van de volume-inhoud van cement, water en lucht. De
betonsamenstellingen van mengsels B en D worden, na de bespreking van de testkubussen
in rubriek 3.2.1.1, weergegeven in Tabel 3-6. Het is vermeldenswaardig dat voor mengsel D
een ander type cement is gebruikt, namelijk CEM I 52.5 R/HES in plaats van CEM III 42.5
N/LA.
2
𝑉𝑐 (3-1)
𝑓𝑐,𝑐𝑢𝑏𝑒 = 𝐾 ∗ ( )
𝑉𝑐 + 𝑉𝑤 + 𝑉𝑎𝑖𝑟

Tabel 3-5 Betonsamenstelling FR-NAC-5 kg/m³ en FR-NAC-3 kg-m³

Componenten Eenheid Mengsel A Mengsel C

CEM III 42.5 N LA kg/m³ 375 400


Water kg/m³ 187.5 180
W/C-factor - 0.50 0.45
Natuurlijke zand 0/4 kg/m³ 795 803
Natuurlijk rolgrind 4/16 kg/m³ 970 992
Gerecycleerd betonpuin 4/16 kg/m³ 0 0
XP55-vezels kg/m³ 5 3

3.2.1.1 Testkubussen
De titel van deze thesis beschrijft onder meer een vergelijking tussen natuurlijk en
gerecycleerd vezelgewapend beton met dezelfde betondruksterkte. Om dit te realiseren
worden testkubussen met verschillende W/C-factoren geproduceerd om vervolgens op 7
dagen de druksterkte te bepalen. Met behulp van de infofiche van het gebruikte cement kan
de druksterkte op 28 dagen bepaald worden via een omrekenfactor. Zo wordt het
mengselontwerp van de mengsels met gerecycleerde granulaten (B en D) aangepast ten

37
opzichte van het mengselontwerp van de mengsels met natuurlijke granulaten (A en C) om
uiteindelijk dezelfde betondruksterkte te bekomen.
Dit vereist de nodige onderzoeken om tot een correct mengselontwerp te komen. Via de
formule van Feret (3-1) kan de verwachte betondruksterkte van de kubus berekend worden.
Dit vormt de basis om de testkubussen te produceren.
Vervolgens wordt een schatting gemaakt naar de afname van betondruksterkte indien 100%
vervanging is door gerecycleerde granulaten tegenover natuurlijke granulaten. In overleg met
promotor B. Vandevyvere wordt een afname van 15% gekozen. Anders geformuleerd moet de
ontwerpdruksterkte met 15% toenemen om praktisch dezelfde druksterkte te bekomen.
De berekening van de verwachte betondruksterkte voor mengsels A (FR-NAC-5 kg/m³) en C
(FR-NAC-3 kg/m³) via de formule van Feret wordt in Tabel 3-6 getoond.
Tabel 3-6 Formule van Feret toegepast op FR-NAC-5 kg/m³ en FR-NAC-3 kg/m³

FR-NAC-5 kg/m³ C FR-NAC-3 kg/m³

K [-] 265 265


Vc [L] 120.97 129.03
Vw [L] 187.50 180
Vair [L] 4 4
fc,cube (3-1) [MPa] 39.72 45.03
W/C-factor [-] 0.50 0.45
fc,cube RAC [MPa] 43.69 49.53

Waarbij:
𝐾 Constante afhankelijk van cementtype [-]
𝑚𝑐
𝑉𝑐 Volume cement (𝑉𝑐 = 𝜌𝑐
) [L]

𝑚𝑤
𝑉𝑤 Volume water (𝑉𝑤 = ) [L]
𝜌𝑤

𝑉𝑎𝑖𝑟 Volume lucht – constante (= 4) [L]


𝑓𝑐,𝑐𝑢𝑏𝑒 Berekende druksterkte natuurlijk mengsel [MPa]
𝑊/𝐶 𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟 Water-cement-factor [-]
𝑓𝑐,𝑐𝑢𝑏𝑒 𝑅𝐴𝐶 Berekende druksterkte gerecycleerd mengsel (𝑓𝑐,𝑐𝑢𝑏𝑒 ∗ 1.15) [MPa]
Om vervolgens de berekende druksterkte voor de mengsels met gerecycleerde granulaten te
bereiken, moet de W/C-factor gewijzigd worden. Bijgevolg wordt er geëxperimenteerd door
ofwel het volume cement of anderzijds het volume water aan te passen. De W/C-factor is de
bepalende factor in de formule van Feret, want er wordt geen rekening gehouden met de
volumes aan granulaten.
Om het mengselontwerp van mengsels B en D met gerecycleerde granulaten correct te
bepalen worden 4 verschillende mengsels ontworpen, en dit voor beide mengsels. De

38
ontwerpen zijn gebaseerd op de W/C-factor, waarbij de keuze gemaakt wordt om het cement
of het water constant te houden. De resultaten worden besproken in paragraaf 3.4.
Een overzicht van de ontwerpen van beide reeksen testkubussen is te vinden in Tabel 3-7
voor FR-RAC-5 kg/m³ en Tabel 3-8 voor FR-RAC-3 kg/m³.
Tabel 3-7 Overzicht ontwerpen testkubussen FR-RAC-5 kg/m³

Ontwerp 1 Ontwerp 2 Ontwerp 3 Ontwerp 4


Constant gehouden C C W W

K [-] 265 265 265 265


Vc [L] 120.97 120.97 134.41 127.33
Vw [L] 168.75 178.13 187.50 187.50
Vair [L] 4 4 4 4
fc,cube verwacht [MPa] 43.69 43.69 43.69 43.69
fc,cube (3-1) [MPa] 44.95 42.21 45.07 42.27
W/C-factor [-] 0.45 0.475 0.45 0.475

Tabel 3-8 Overzicht ontwerpen testkubussen FR-RAC-3 kg/m³

Ontwerp 1 Ontwerp 2 Ontwerp 3 Ontwerp 4


Constant gehouden C C C C

K [-] 385 385 300 300


Vc [L] 126.58 126.58 126.58 126.58
Vw [L] 200 220 190 180
Vair [L] 4 4 4 4
fc,cube verwacht [MPa] 49.53 49.53 49.53 49.53
fc,cube (3-1) [MPa] 56.45 50.19 46.77 49.84
W/C-factor [-] 0.50 0.55 0.475 0.45

De mengselontwerpen beschreven in Tabel 3-7 en Tabel 3-8 worden geproduceerd en na 7


dagen getest door de testkubussen te drukken. Om de druksterkte op 28 dagen te bepalen
wordt vergelijking (3-2) toegepast uit Eurocode 2 [53].
𝑓𝑐𝑚 (𝑡) = 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) ∗ 𝑓𝑐𝑚 (3-2)

Waarbij:
𝑓𝑐𝑚 (𝑡) Gemiddelde druksterkte in [MPa] op een leeftijd t in [dagen]
𝛽𝑐𝑐 (𝑡) Functie die ontwikkeling in de tijd beschrijft afhankelijk van cementtype
𝑓𝑐𝑚 Gemiddelde druksterkte in [MPa] op een leeftijd t van 28 dagen [MPa]

39
De bepaling van 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) verloopt niet zoals in Eurocode 2 staat uitgelegd. De Eurocode maakt
een onderschatting door de te grote veiligheidsfactoren in de norm. De technische fiches van
de firma Holcim voor CEM III 42.5 N LA [54] en CEM I 52.5 R HES [55] zijn ter beschikking om
daaruit 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) te bepalen.
Figuur 3-3 geeft de evolutie van de druksterkte weer van een standaardbeton op kubussen
met een zijde van 150 mm, aangemaakt met het cement CEM III 42.5 N LA [54].

Figuur 3-3 Druksterkte van beton in de tijd uit technische fiche Holcim CEM III [54]

Vervolgens worden een 15-tal punten op de rode curve aangestipt met behulp van het
programma Geogebra, zie Figuur 3-4 . Met behulp van de x- en y-coördinaten wordt de grafiek
geconstrueerd en wordt de vergelijking van de trendlijn weergegeven, zie Figuur 3-5. Deze
vergelijking is nodig om de druksterkte op 7 dagen en 28 dagen te bepalen.

Figuur 3-4 Geogebra punten aangestipt, overeenkomend met rode curve

40
50
Druksterkte [MPa]
40

30 y = 11,786ln(x) + 2,6091
20

10

0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Tijd [dagen]

Figuur 3-5 Constructie druksterkte in functie van tijd, gebaseerd op technische fiche Holcim
[54]

De bekomen vergelijking van de trendlijn is:


𝑦(𝑡) = 11.786 ln(𝑥) + +2.6091 (3-3)

Ingevuld met 7 en 28 dagen in vergelijking (3-3):


𝑦(7) = 11.786 ln(7) + +2.6091 = 25.54
𝑦(28) = 11.786 ln(28) + +2.6091 = 41.88
𝑦(7)
Factor 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) is de verhouding van 𝑦(28)
en levert een waarde gelijk aan 0.609888 voor
cementtype CEM III 42.5 N LA.
Figuur 3-6 geeft de evolutie van de druksterkte weer van een standaardbeton op kubussen
met een zijde van 150 mm, aangemaakt met het cement CEM I 52.5 R HES.

Figuur 3-6 Druksterkte van beton in de tijd uit technische fiche Holcim CEM I [55]

Dezelfde procedure wordt gevolg met betrekking tot het cement CEM I 52.5 R HES, maar
wordt niet verder behandeld.
Factor 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) bedraagt voor cementtype CEM I 52.5 R HES een waarde van 0.901639.

41
3.3 Productie
Voor elk betonmengsel worden 12 kubussen, 6 cilinders en 6 balken geproduceerd. De
afmetingen van de kubussen bedragen 150 mm x 150 mm x 150 mm. De cilinders hebben een
hoogte van 300 mm en een diameter van 150 mm. De breedte, hoogte en lengte van de balken
zijn respectievelijk 150 mm, 150 mm en 600 mm.
Een belangrijk aspect bij het opstellen van het mengselontwerp is om het watergehalte en de
waterabsorptie van de granulaten in rekening te brengen. De waterabsorptie van de granulaten
zijn reeds gekend door middel van de pyknometerproeven. Het watergehalte wordt eenvoudig
bepaald door een bakje met bepaalde hoeveelheid granulaat af te wegen, daarna 24u in de
oven van 100° te plaatsen en vervolgens hetzelfde bakje opnieuw te wegen. Op die manier
wordt het watergehalte bepaald.
De procedure om beton te maken gaat als volgt. Allereerst worden alle benodigde granulaten
afgewogen zodat alles ter beschikking is. Dan worden eerst de droge granulaten in de
betonmixer gegooid en worden deze gedurende 2 à 3 minuten gemengd. Vervolgens wordt
gaandeweg op hetzelfde moment cement en water toegevoegd, niet alles in één keer zodat
alles goed gemengd geraakt. Daarna opnieuw 2 à 3 minuten laten mengen. Tot slot wordt
tijdens het mengen superplastificeerder (SP) toegevoegd om de verwerkbaarheid te verhogen
van het mengsel. Hierbij wordt gestreefd naar consistentieklasse S4, waar een slumpwaarde
tussen 16 cm en 21 cm hoort.
Wanneer de gewenste verwerkbaarheid (consistentieklasse S4) bereikt is, worden de vezels
geleidelijk aan toegevoegd aan de mixer. Vervolgens wordt opnieuw de slumpwaarde bepaald.
De aanwezigheid van de vezels zorgt voor een sterke daling in slumpwaarde. De hoeveelheid
superplastificeerder ten opzichte van cement, consistentieklasse en slumpwaarde worden
weergegeven in Tabel 3-9. In Figuur 3-7 wordt het verschil aangetoond tussen het
betonmengsel zonder en met toevoeging van vezels.
Tabel 3-9 Verwerkbaarheid mengsels

Consistentie-
Mengsel SP (m%/C) Slumpwaarde
klasse

FR-NAC 0,27% S4 210 mm


A
FR-NAC-5 kg/m³ 0,27% S3 130 mm
FR-RAC 0,49% S4 210 mm
B
FR-RAC-5 kg/m³ 0,49% S3 100 mm
FR-NAC 0,24% S4 210 mm
C
FR-NAC-3 kg/m³ 0,24% S3 120 mm
FR-RAC 0.40% S4 210 mm
D FR-RAC-3 kg/m³ 0.40% S3 150 mm

42
Figuur 3-7 Consistentieklasse S4 zonder vezels (links) en consistentieklasse S3 met vezels
(rechts)
Nadat het mengsel is geproduceerd volgt het vullen van de mallen en het verdichten van beton
door middel van de trilplaat in het labo. De proefstukken worden afgedekt met plasticfolie en
in de klimaatruimte geplaatst totdat ze de volgende dag worden ontkist. Na ontkisten worden
de proefstukken ondergedompeld in water voor een goede nabehandeling. Na 28 dagen
worden de proefstukken getest.
Zoals reeds vermeld werd voor mengsel FR-RAC-3 kg/m³ een ander cementtype toegepast
ten opzichte van de andere mengsels. Uit de cementbenaming kan het volgende worden
afgeleid: cementsoort en -samenstelling, sterkteklasse en sterkteontwikkeling en eventuele
speciale eigenschappen[56]. De betonsamenstelling draagt bij aan de duurzaamheid,
waardoor beton dus een circulair product is [57].
CEM III behoort tot de groep van hoogovencement, terwijl CEM I een portlandcement is.
Wereldwijd wordt portlandcement het meeste toegepast [57]. De portlandklinker is essentieel
in elke betonconstructie waarvoor een lange levensduur vooropgesteld wordt. Daartegenover
staat een hoge CO2-emissie. Het klinkeraandeel in CEM III is opmerkelijk lager waardoor de
emissie aanmerkelijk lager is. Tussen de cementtypes worden opmerkelijke verschillen
vastgesteld op vlak van de prestaties tijdens de uitvoeringsfase en ook de gebruiksfase.
Tijdens de hydratatie ondergaat portlandcement (CEM I) een snellere sterkteontwikkeling en
een hogere interne warmteproductie. Wanneer een hoogovencement (CEM III) wordt gebruikt,
dan kan in een koude periode een vertraging in de verharding worden veroorzaakt. In de herfst
en winter kan dit een risico zijn, waardoor vorstschade kan optreden.

3.4 Resultaten testkubussen

Resultaten testkubussen
In het volgende deel worden de resultaten van de testkubussen besproken. De factor 𝛽𝑐𝑐 (𝑡) is
reeds bepaald per cementtype en wordt toegepast om de druksterkte op 28 dagen te bepalen.
A) Mengsel B – FR-RAC-5 kg/m³
Tabel 3-10 geeft de resultaten weer van de eerste serie testkubussen van het mengsel FR-
RAC-5 kg/m³. Deze resultaten worden vergeleken met de druksterkteresultaten van het
mengsel met natuurlijke granulaten, FR-NAC-5 kg/m³.
43
Eerst en vooral wordt de betrouwbaarheid van de formule van Feret (3-1) gecontroleerd. De
berekende druksterkte via de formule wordt hierbij vergeleken met de druksterkte op 28 dagen.
De afwijking van de testen varieert van 6.77% tot 11.89%. De omvang van de afwijking is
grotendeels te verklaren door het gebruik van RA in plaats van NA. Het hergebruik zorgt voor
een degradatie van het materiaal. De aanwezige mortel op het oorspronkelijke granulaat
verlaagt de capaciteit om drukkrachten op te nemen.
In tegenstelling tot de afwijking van de mengsels met gerecycleerde granulaten, waarbij de
berekende druksterkte hoger is dan de bekomen druksterkte op 28 dagen, is de afwijking van
het natuurlijke betonmengsel opmerkelijk lager. Er is zelfs sprake van een lichte stijging
(2.26%) in druksterkte op 28 dagen tegenover de berekende druksterkte via (3-1).
Uit de resultaten wordt opgemerkt dat de druksterkte op 28 dagen van Test 1 bijzonder dicht
bij de gewenste druksterkte van FR-NAC-5 kg/m³ ligt. Bijgevolg wordt besloten om het ontwerp
van Test 1 te gebruiken voor de productie van het gerecycleerd betonmengsel FR-RAC-5
kg/m³. De W/C-factor wordt hierbij verlaagd van 0.50 (FR-NAC-5 kg/m³) naar 0.45 (FR-RAC-
5 kg/m³) en blijft het cementvolume constant.
Tabel 3-10 Resultaten testkubussen FR-RAC-5 kg/m³ (B)

FR-RAC-5 kg/m³ W/C-factor fc,cube (3-1) fcm,cube,7d fcm,cube,28d

Test 1 0.45 44.95 24.92 [2.1] 40.85


Test 2 0.475 42.21 22.68 [0.8] 37.19
Test 3 0.45 45.07 25.63 [0.5] 42.02
Test 4 0.475 42.27 23.25 [0.8] 38.13

FR-NAC-5 kg/m³ 0.50 39.72 - 40.64

B) Mengsel D – FR-RAC-3 kg/m³


Tabel 3-11 geeft de resultaten weer van de tweede serie testkubussen van het mengsel FR-
RAC-3 kg/m³, met gerecycleerde granulaten. Deze resultaten worden vergeleken met de
druksterkteresultaten van het mengsel met natuurlijke granulaten, FR-NAC-3 kg/m³.
Evenals in vorige paragraaf wordt de formule van Feret (3-1) geverifieerd en wordt de
berekende druksterkte vergeleken met de druksterkte op 28 dagen. De afwijking van de testen
varieert van 2.50% tot 17.81%. Deze toestand is op dezelfde manier te verklaren als voorheen.
Het gebruik van gerecycleerde granulaten is moeilijker in te schatten dan natuurlijke
granulaten door de aanwezigheid van aangehechte mortel. De mortel rondom het granulaat
leidt tot een daling in capaciteit om drukkrachten te weerstaan ten opzichte van natuurlijke
granulaten.
Op dezelfde wijze is de druksterkte op 28 dagen lager bij gerecycleerde betonmengsels dan
de berekende druksterkte. Voor het natuurlijke betonmengsel wordt een stijging van 7.79%
genoteerd in druksterkte op 28 dagen tegenover de berekende druksterkte via (3-1).
In de analyse van de resultaten wordt geconstateerd dat de druksterkte op 28 dagen van Test
3 het dichtst bij de druksterkte van FR-NAC-3 kg/m³ ligt. Bijgevolg wordt besloten om het
ontwerp van Test 3 te gebruiken voor de productie van het gerecycleerd betonmengsel FR-
RAC-3 kg/m³. Daarnaast bedraagt de afwijking van Test 3 slechts 2.50%. De W/C-factor wordt
hierbij verhoogd van 0.45 (FR-NAC-3 kg/m³) naar 0.475 (FR-RAC-3 kg/m³) en blijft het

44
cementvolume constant. De stijging van de W/C-factor is te wijten aan de aanpassing van
cementtype. Voor het natuurlijke mengsel wordt CEM III 42.5 gebruikt, terwijl voor het
overeenkomstige gerecycleerde mengsel CEM I 52.5 wordt toegepast.
Tabel 3-11 Resultaten testkubussen FR-RAC-3 kg/m³ (D)

FR-RAC-3 kg/m³ W/C-factor fc,cube (3-1) fcm,cube,7d fcm,cube,28d

Test 1 0.50 56.45 46.50 [0.4] 51.57


Test 2 0.55 50.19 37.19 [0.6] 41.25
Test 3 0.475 46.77 41.12 [0.9] 45.60
Test 4 0.45 49.83 38.74 [1.2] 42.97

FR-NAC-3 kg/m³ 0.45 45.03 - 48.54

C) Conclusie
Als conclusie wordt gesteld dat de formule van Feret (3-1) als betrouwbaar kan beschouwd
worden bij het gebruik van natuurlijke granulaten. De formule baseert zich enkel op de volumes
cement, water en lucht en houdt geen rekening met het type granulaat. Dit verklaart de grotere
afwijking bij gerecycleerd beton dan bij natuurlijk beton, daar de capaciteit van gerecycleerde
granulaten om drukkrachten op te nemen moeilijker in te schatten is vanwege de aangehechte
mortel in vergelijking met natuurlijke granulaten.
De formule van Feret maakt een overschatting bij het gebruik van gerecycleerde granulaten,
terwijl bij het gebruik van natuurlijke granulaten een onderschatting wordt genoteerd.
Vanwege de resultaten van de testkubussen wordt het ontwerp geselecteerd ter productie van:
➢ FR-RAC-5 kg/m³ Test 1 Tabel 3-10
➢ FR-RAC-3 kg/m³ Test 3 Tabel 3-11
Wegens milieu- en economische redenen is het vermeldenswaardig om in de mate van het
mogelijke het gebruik van cement te beperken, dit omwille van de grote CO2-uitstoot bij de
productie en de kostprijs van cement.
Vanuit dat opzicht wordt steeds geopteerd om de mengselontwerpen te modificeren door het
wijzigen van de W/C-factor, met de nadruk op het wijzigen van het volume cement. Belangrijk
om in acht te houden is de verwerkbaarheid van het mengsel bij verdichten.
Tabel 3-12 Betonsamenstelling FR-RAC-5 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³

Componenten Eenheid Mengsel B Mengsel D


CEM III 42.5 N LA / CEM I 52.5 R HES* kg/m³ 375 400
Water kg/m³ 168.75 190
W/C-factor - 0.45 0.475
Natuurlijke zand 0/4 kg/m³ 795 803
Natuurlijk rolgrind 4/16 kg/m³ 0 0
Gerecycleerd betonpuin 4/16 kg/m³ 970 992
XP55-vezels kg/m³ 5 3
* CEM III 42.5 N LA wordt gebruikt voor mengsels A, B en C, terwijl CEM I 52.5 R HES enkel wordt gebruikt voor mengsel D

45
4 TESTMETHODEN EN RESULTATEN

Hoofdstuk 4 bevat de resultaten omtrent de mechanische eigenschappen van beton. De


mengselontwerpen van de natuurlijke mengsels lagen vast, terwijl de gerecycleerde mengsels
werden bepaald aan de hand van de testkubussen. Betreffende de resultaten in 3.4 wordt voor
FR-RAC-5 kg/m³ het mengselontwerp van Test 1 gehanteerd met een W/C-factor van 0.45
en voor FR-RAC-3 kg/m³ wordt Test 3 toegepast, omdat dit het dichtste bij de druksterkte van
FR-NAC-3 kg/m³ uitkomt met een W/C-factor van 0.475. In beide mengselontwerpen voor RAC
werd het cementvolume constant gehouden en dus enkel het watervolume gewijzigd.
De proefstukken (kubus, cilinder en balk) worden getest in het labo door uitvoering van een
drukproef, splijtproef, E-modulustest en driepuntsbuigproef. De testen staan beschreven in
verschillende normen. Voor de drukproef wordt de norm NBN EN 12390-3 [58] toegepast, de
splijtproef staat beschreven in de norm NBN EN 12390-6 [59], de E-modulus wordt bepaald
volgens de norm NBN EN 12390-13 [60] en tot slot is de norm NBN EN 14651 + A1 [61] van
toepassing voor de driepuntsbuigproef.
De proefstukken worden steeds getest op 28 dagen van de datum van productie. Dit is
equivalent met de uithardingstijd van beton. Daarnaast wordt voor elke test een 6-tal
proefstukken voorzien. De betondruksterkte wordt zowel op kubussen als cilinders getest, de
splijttreksterkte op kubussen, de elasticiteitsmodulus via cilinders en de driepuntsbuigproef
heeft betrekking tot balken.
De resultaten worden verder geïmplementeerd om een selectieve analyse te realiseren, met
behulp van de kracht-CMOD curve bekomen door middel van de driepuntsbuigproef. Deze
analyse staat uitgeschreven in MC10 [6].

4.1 Opstelling
Aan de hand van Figuur 4-19 en Figuur 4-20 wordt de opstelling van de proeven verduidelijkt.
Deze figuren kunnen gevonden worden op het einde van dit hoofdstuk. Via Figuur 4-19 is het
meteen duidelijk dat de mechanische eigenschappen met dezelfde machine in het labo worden
bepaald. Bovendien worden de dimensies van de proefstukken aangeduid op de figuur.
Daarnaast wordt in Figuur 4-20 de opstelling van de driepuntsbuigproef getoond. Meer in detail
wordt de theoretische opstelling getoond aan de linkerkant, in het midden de praktische
opstelling in het labo, en aan de rechterkant wordt meer ingezoomd op de bevestiging van de
LVDT-sensor.

46
4.2 Resultaten
In deze paragraaf worden de resultaten omtrent de betondruksterkte, splijttreksterkte, E-
modulus en de driepuntsbuigproef besproken. Deze proeven worden steeds uitgevoerd
volgens de geldende normgeving.

4.2.1 Betondruksterkte
De betondruksterkte is in de meeste situaties doorslaggevend voor het draagvermogen van
betonconstructies [62]. Daarmee is het één van de belangrijkste mechanische eigenschappen.
Om deze sterkte te bepalen wordt een proefstuk tot faling gebracht en wordt de maximale
kracht bepaald. Algemeen is gekend dat cilindervormige proefstukken van hetzelfde mengsel
een druksterkte hebben dat 15 tot 20% lager ligt ten opzichte van kubusvormige proefstukken.
Dit wordt ook aangetoond via de gestandaardiseerde sterkteklassen voor beton. Volgens NBN
EN 1990 [63] wordt de karakteristieke betondruksterkte berekend op basis van de gemiddelde
betondruksterkte, de standaardafwijking en een k-factor die een functie is van het aantal
proefstukken. Hierbij wordt de aanname gemaakt dat Vx (standaardafwijking) ongekend is voor
de test. Indien 6 proefstukken worden getest, wordt uit Tabel 4-1 een k-factor gelijk aan 2.18
gehaald. In het geval dat er 5 proefstukken worden getest, is de k-factor gelijk aan 2.33.
𝑓𝑐𝑘 = 𝑓𝑐𝑚 − 𝑘 ∗ 𝜎 (4-1)

Waarbij:

𝑓𝑐𝑘 Karakteristieke druksterkte [MPa]


𝑓𝑐𝑚 Gemiddelde druksterkte [MPa]
𝑘 Factor die een functie is van het aantal proefstukken [-]
𝜎 Standaardafwijking ; standaard deviatie [MPa]

Tabel 4-1 De 5% kwantiel factor k, gebaseerd op NBN EN 1990 [63]

n 1 2 3 4 5 6 8 10 20

Vx gekend 2.31 2.01 1.89 1.83 1.80 1.77 1.74 1.72 1.68
Vx ongekend - - 3.37 2.63 2.33 2.18 2.00 1.92 1.76

47
4.2.1.1 Kubus
De druksterkte wordt enerzijds bepaald op een kubus en anderzijds op een cilinder. Tabel 4-2
toont de resultaten omtrent de kubusdruksterkte van elk mengsel. De drukproef wordt
uitgevoerd op een kubus met zijde 150 mm.
Het procentuele verschil in druksterkte tussen de mengsels met 5 kg/m³ vezels bedraagt
slechts 3.5%. Daarnaast zijn de standaardafwijking en de variatiecoëfficiënt van FR-RAC-5
kg/m³ meer dan verdubbeld tegenover FR-NAC-5 kg/m³.
Naast FR-5 kg/m³ wordt ook voor FR-3 kg/m³ het procentueel verschil in druksterkte bepaald.
Dit verschil bedraagt 8.9%. Idem als bij FR-5 kg/m³ liggen de standaardafwijking en de
variatiecoëfficiënt van FR-RAC-3 kg/m³ aanmerkelijk hoger ten opzichte van FR-NAC-3 kg/m.
De gemiddelde kubusdruksterkte wordt omgezet in de karakteristieke kubusdruksterkte via
vergelijking (4-1) en Tabel 4-1. Hieruit wordt voor de mengsels met 5 kg/m³ vezels een
sterkteklasse C30/37 bekomen en voor FR-3 kg/m³ een sterkteklasse C40/50.
Tabel 4-2 Kubusdruksterkte

fcm,cube St.dev CoV fck,cube


Mengsel Sterkteklasse
[MPa] [MPa] [%] [MPa]

A FR-NAC-5 kg/m³ 40.64 0.54 1.33 39.46 C30/37


B FR-RAC-5 kg/m³ 39.23 1.17 2.97 36.69 C30/37
C FR-NAC-3 kg/m³ 48.54 0.32 0.66 47.84 C40/50
D FR-RAC-3 kg/m³ 52.86 1.05 1.99 50.57 C40/50

Figuur 4-1 toont de waarden voor fcm,cube uit Tabel 4-2 omgevormd in een staafdiagram.

60
52,9
50
48,5
40,6 39,2
40
fcm,cube [MPa]

30

20

10

FR-NAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³

Figuur 4-1 Staafdiagram gemiddelde kubusdruksterkte fcm,cube

48
Er wordt vastgesteld dat de spreiding van de resultaten van FR-RAC-5 kg/m³ veel groter is in
vergelijking met FR-NAC-5 kg/m³. De boxplot van beide mengsels wordt getoond in Figuur
4-2.

Figuur 4-2 Spreiding gemiddelde kubusdruksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³

De spreiding van FR-RAC-3 kg/m³ is eveneens significant groter dan FR-NAC-3 kg/m³. De
boxplot van de mengsels met 3 kg/m³ vezels wordt getoond in Figuur 4-3. De eerste boxplot
van links te beginnen bevat een uitschieter in de resultaten voor fcm,cube. Deze uitschieter zorgt
voor een te grote spreiding, waardoor dit resultaat als onbetrouwbaar wordt beschouwd. De
waarde van de uitschieter bedraagt 45.8 MPa en wordt geschrapt. Dit levert de middelste
boxplot op die meer betrouwbaar is.

Figuur 4-3 Spreiding gemiddelde kubusdruksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³

Er kan geconcludeerd worden dat de spreiding van de mengsels met gerecycleerde granulaten
veel breder is, met andere woorden de kubusdruksterkte is veel gevarieerder ten opzichte van
de mengsels met natuurlijke granulaten. Hierbij zijn de mengsels geverifieerd op uitschieters.
49
4.2.1.2 Cilinder
Naast de kubusdruksterkte wordt de cilinderdruksterkte bepaald door de drukproef uit te
voeren op cilinders met diameter 150 mm en een hoogte van 300 mm. De resultaten zijn te
vinden in Tabel 4-3.
Het procentuele verschil in druksterkte tussen de mengsels met 5 kg/m³ vezels bedraagt
slechts 1.7%. Daarnaast zijn de standaardafwijking en de variatiecoëfficiënt van FR-NAC-5
kg/m³ zo goed als hetzelfde ten opzichte van FR-NAC-5 kg/m³.
Naast FR-5 kg/m³ wordt ook voor FR-3 kg/m³ het procentueel verschil in druksterkte bepaald.
Dit verschil bedraagt 5.5%. Verder wordt aangenomen dat de standaardafwijking en de
variatiecoëfficiënt min of meer gelijk zijn voor beide mengsels.
De gemiddelde cilinderdruksterkte wordt omgezet in de karakteristieke cilinderdruksterkte via
formule (4-1) en Tabel 4-3. Daaruit wordt voor FR-5 kg/m³ een sterkteklasse C30/37 bekomen,
corresponderend met hetgeen bij de kubusdruksterkte wordt bekomen. Idem geldt voor FR-3
kg/m³ waar een sterkteklasse C40/50 wordt bekomen.
Tabel 4-3 Cilinderdruksterkte

fcm,cyl St.dev CoV fck,cyl


Mengsel Sterkteklasse
[MPa] [MPa] [%] [MPa]

A FR-NAC-5 kg/m³ 36.27 1.71 4,71 32.54 C30/37


B FR-RAC-5 kg/m³ 35.65 1.75 4,91 31.84 C30/37
C FR-NAC-3 kg/m³ 43.33 1.86 4.28 39.29 C40/50
D FR-RAC-3 kg/m³ 45.73 1.72 3.77 41.98 C40/50

In Figuur 4-4 worden de waarden voor fcm uit Tabel 4-3 omgevormd in een staafdiagram.

50
45,7
45 43,3
40 36,3 35,7
35
fcm [MPa]

30

25

20

15

10

FR-NAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³

Figuur 4-4 Staafdiagram gemiddelde cilinderdruksterkte fcm

50
Eveneens wordt hier vastgesteld dat de spreiding van de resultaten van FR-RAC-5 kg/m³ veel
groter is in vergelijking met FR-NAC-5 kg/m³. De boxplot van beide mengsels wordt getoond
in Figuur 4-5.

Figuur 4-5 Spreiding gemiddelde cilinderdruksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³

De boxplot van de mengsels met betrekking tot FR-3 kg/m³ wordt getoond in Figuur 4-6.

Figuur 4-6 Spreiding gemiddelde cilinderdruksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³

De spreiding op de cilinderdruksterkte is voor FR-3 kg/m³ verschillend ten opzichte van de


spreiding op de kubusdruksterkte. Er wordt vastgesteld dat de interkwartielafstand van het
mengsel met RA significant kleiner is. De resultaten van het mengsel met NA liggen dus meer
uit elkaar. De mengsels zijn hierbij geverifieerd op uitschieters.

51
4.2.2 Splijttreksterkte
De vereiste trekspanning om een bepaald materiaal te doen splijten wordt de splijttreksterkte
genoemd [64]. De sterkte wordt bepaald door een kubus of cilinder door te belasten met een
lijnlast. Het testen van het proefstuk gebeurt in de drukbank. Aan de onder- en bovenzijde van
het proefstuk wordt vervolgens een lijnvormige metalen staaf aangebracht. Daarna wordt de
belasting door de drukplaat langzaamaan opgevoerd. De test eindigt wanneer het proefstuk
bezwijkt. Via de maximale kracht wordt de splijttreksterkte bepaald. In deze thesis wordt enkel
de splijttreksterkte van kubussen bepaald met behulp van de norm NBN EN 12390-6 [59]. De
kubussen hebben een zijde van 150 mm.
Het verschil in gemiddelde splijttreksterkte tussen NAC en RAC kan als verwaarloosbaar klein
beschouwd worden. In Tabel 4-4 worden de resultaten getoond. De vezelhoeveelheid zorgt
wel voor een onderscheid. Hierbij wordt vastgesteld dat bij het mengsel met 3 kg/m³ vezels
een hogere splijttreksterkte wordt bereikt. De standaardafwijking en de variatiecoëfficiënt van
mengsels FR-3 kg/m³ zijn wel toegenomen in vergelijking met mengsels FR-5 kg/m³. Hierbij
zijn beide waarden ongeveer verdubbeld voor FR-NAC-3 kg/m³ en meer dan verdubbeld voor
FR-RAC-3 kg/m³.
Tabel 4-4 Splijttreksterkte

fctm,sp,cube St.dev CoV


Mengsel
[MPa] [MPa] [%]

A FR-NAC-5 kg/m³ 3.07 0.12 3.94


B FR-RAC-5 kg/m³ 3.07 0.12 3.78
C FR-NAC-3 kg/m³ 3.78 0.32 8.44
D FR-RAC-3 kg/m³ 3.59 0.23 6.51

In Figuur 4-7 worden de waarden voor fctm,sp,cube uit Tabel 4-5 omgevormd in een staafdiagram.

4,0 3,8
3,6
3,5
3,1 3,1
3,0
fctm,sp,cube [MPa]

2,5

2,0

1,5

1,0

0,5

0,0

FR-NAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³

Figuur 4-7 Staafdiagram gemiddelde splijttreksterkte fctm,sp,cube

52
In Figuur 4-8 wordt de spreiding getoond van FR-5 kg/m³ aan de hand van een boxplot. Daaruit
wordt vastgesteld dat de spreiding op zich redelijk gelijk is, maar de interkwartielafstand van
FR-RAC-5 kg/m³ enigszins kleiner is, maar de extreme waarde wel hoger gelegen is.

Figuur 4-8 Spreiding gemiddelde splijttreksterkte FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³

De spreiding van FR-3 kg/m³ wordt getoond in Figuur 4-9 aan de hand van een boxplot. Voor
FR-NAC-3 kg/m³ wordt vastgesteld dat de spreiding breder is ten opzichte van FR-RAC-3
kg/m³. Er worden geen uitschieters genoteerd in de resultaten.

Figuur 4-9 Spreiding gemiddelde splijttreksterkte FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³

Er wordt geconcludeerd dat de vezelhoeveelheid een beperkte impact heeft op de


splijttreksterkte van een kubus. Bij een lager vezelgehalte (3 kg/m³ ten opzichte van 5 kg/m³)
wordt een stijging van circa 20% vastgesteld. Daarentegen is het verschil in treksterkte amper
waar te nemen tussen FR-NAC en FR-RAC.

53
4.2.3 Elasticiteitsmodulus
De elasticiteitsmodulus in GPa geeft de verhouding weer tussen de spanning en de elastische
vervorming [65]. Deze relatie staat in de materiaalkunde beter bekend als de Wet van Hooke.
De elasticiteitsmodulus wordt standaard bepaald op cilindervormige proefstukken. De
spanning in het proefstuk wordt veroorzaakt door de belasting, terwijl de elastische vervorming
wordt veroorzaakt door de optredende spanning. Beton is gekend als een heterogeen
materiaal na verharden en bestaat uit een matrix van cementsteen en toeslagmateriaal. De E-
modulus wordt bepaald door het gehalte en soort toeslagmateriaal. Uit de literatuurstudie
wordt een dalende trend gezien bij de toename van vezels in volumeprocent. Figuur 2-20 toont
aan dat een mengsel met hetzelfde volumeprocent vezels een daling van 5% tot 10%, indien
er sprake is van 100% vervanging van de natuurlijke door gerecycleerde granulaten.
𝐸 = 𝜎/𝜀 (4-2)
Waarbij:
𝐸 Elasticiteitsmodulus [MPa] of [GPa]
𝜎 Spanning (druk) [MPa]
𝜀 Elastische vervorming [-]
Hoe groter de E-modulus, hoe hoger de stijfheid van het materiaal is, of met andere woorden
het materiaal weinig vervormt. Algemeen wordt de E-modulus van beton groter naarmate de
sterkte en dichtheid toenemen. De elasticiteitsmodulus van natuurlijk beton varieert tussen 26
en 38.5 GPa, afhankelijk van de sterkteklasse.
Tijdens de test wordt de opgemeten belasting en de corresponderende vervorming uitgezet
op een spanning-rekdiagram. De test doorloopt 3 cycli, waarin de maximale belasting slechts
1/3 van de gemiddelde cilinderdruksterkte bedraagt. Het proefstuk zal dus niet bezwijken door
de geleverde kracht.
Tabel 4-5 duidt de resultaten van de elasticiteitsmodulus van zowel de natuurlijke als de
gerecycleerde betonmengsels. De gemiddelde E-modulus kan berekend worden via formule
(4-3), uit MC10 [6], indien geen test wordt uitgevoerd. Echter zal een overschatting van de E-
modulus worden waargenomen.
𝑓𝑐𝑚 1/3
𝐸𝑐𝑚 = 𝐸𝑐0 ∗ 𝛼𝐸 ∗ ( ) (4-3)
10
Waarbij:
𝛼𝐸 Factor met betrekking tot granulaattype [-]
𝐸𝑐0 Constante [GPa] (= 21.5 𝐺𝑃𝑎)
𝑓𝑐𝑚 Gemiddelde druksterkte [MPa]
Tabel 4-5 Elasticiteitsmodulus

Ecm St.dev CoV


Mengsel
[GPa] [GPa] [%]

A FR-NAC-5 kg/m³ 31.65 3.26 10.32


B FR-RAC-5 kg/m³ 26.36 1.76 6.66
C FR-NAC-3 kg/m³ 31.77 2.52 7.09
D FR-RAC-3 kg/m³ 27.61 2.02 7.31

54
In Figuur 4-10 worden de waarden voor Ecm uit Tabel 4-5 omgevormd in een staafdiagram.

35,0
31,6 31,8
30,0 27,6
26,4
25,0
Ecm [GPa]

20,0

15,0

10,0

5,0

0,0

FR-NAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³

Figuur 4-10 Staafdiagram gemiddelde elasticiteitsmodulus Ecm

De elasticiteitsmodulus voor FR-NAC en FR-RAC zijn ongeveer gelijk. Hieruit wordt dan ook
geconcludeerd dat de elasticiteitsmodulus sterk afhankelijk is van het type granulaat. Er wordt
een gemiddelde daling van circa 15% vastgesteld bij FR-RAC ten opzichte van FR-NAC. De
standaardafwijking en variatiecoëfficiënt van FR-NAC-5 kg/m³ zijn opmerkelijk hoger. Dit komt
doordat slechts 3 proefstukken werden getest. Dit verklaart de brede spreiding van de boxplot
in Figuur 4-11. Aangezien de resultaten van de andere mengsels (telkens 6 proefstukken)
eveneens een grote spreiding vertonen, blijkt dit typerend te zijn voor de resultaten van de E-
modulus.
Verder worden geen uitschieters vastgesteld bij de overige mengsels.

Figuur 4-11 Spreiding gemiddelde E-modulus

55
4.2.4 Driepuntsbuigproef
De meest geschikte beproevingsmethode voor vezelgewapend beton is het uitvoeren van een
driepuntsbuigproef. Het resultaat van de driepuntsbuigproef geeft een F-CMOD curve en
vervolgens een spanning-rekdiagram. Daaruit wordt het nascheurgedrag van beton bepaald
en wordt het vezelgewapend beton geklasseerd. Het testproces van een driepuntsbuigproef
staat uitgeschreven in de norm NBN EN 14651 + A1 [61]. In de norm staat het principe van de
test geschreven als:
“The tensile behaviour of metallic fibre concrete is evaluated in terms of residual flexural
strength values determined from the load-crack mouth opening displacement curve or load-
deflection curve obtained by applying a centre-point load on a simply supported notched
prism.”
Voor de proef wordt aangevat, worden enkele voorbereidingen getroffen. Zo wordt ieder
proefstuk (balk) voorzien van een zaagsnede of notch. Deze notch wordt aangebracht in het
midden van de balk en bedraagt 25 mm. Op die manier zal de eerste scheurvorming optreden
in het midden van de balk ter hoogte van de notch. De norm beschrijft dat de proefstukken
worden getest na een uithardingstijd van 28 dagen, waarin ze in een klimaatruimte van 20°C
en ondergedompeld in water worden gelegd. De dag voor testen worden 2 stalen plaatjes aan
beide zijden van de notch bevestigd met secondelijm. Tussen de plaatjes wordt dan de LVDT
sensor geplaatst.

Figuur 4-12 Opstelling driepuntsbuigproef, gebaseerd op NBN EN 14651+A1 [66]

Figuur 4-12 geeft in detail de opstelling van de driepuntsbuigproef weer volgens NBN EN
14651 [61],[66]. De balk wordt op twee cilindervormige steunpunten gelegd, met de notch aan
de tegenovergestelde zijde van het derde steunpunt waar de kracht zal aangrijpen aan de
bovenkant van de balk. De overspanningslengte tussen de steunpunten bedraagt 500 mm.
Aan de onderzijde van de balk wordt de LVDT sensor gehangen om de scheuropening of
CMOD op te meten. De plaatjes bevinden zich op een afstand van ± 10,50 mm, zo kan de
sensor meebewegen met de scheuropening.

56
De kracht F wordt aangebracht in het midden van de balk door middel van een laadcel. Deze
laadcel is geconnecteerd met de machine en bijhorend programma TEST LAB 2. Zoals
getoond in Figuur 4-12 liggen de notch en de kracht F op één verticale lijn.
Daaropvolgend wordt via het programma de laadcel tot op een kleine afstand van de
bovenkant van de balk gebracht. De kracht en LVDT worden beide op 0 gezet. Vervolgens
kan de proef gestart worden en wordt de laadcel tot op de balk gebracht. De snelheid waarbij
de laadcel daalt is afhankelijk van de scheuropening. De overgang tussen de snelheden
bevindt zich op een CMOD-waarde van 0.1 mm.
➢ CMOD-waarde < 0.1 mm → CMOD-snelheid = 0.05 mm/min
➢ CMOD-waarde ≥ 0.1 mm → CMOD-snelheid = 0.20 mm/min
De kracht bereikt eerst een piek, daarna zakt de kracht om vervolgens weer lichtjes te stijgen.
De geleverde kracht en bijhorende CMOD worden grafisch weergegeven in de F-CMOD curve,
Figuur 4-13. De driepuntsbuigproef wordt afgebroken indien de maximale scheuropening een
waarde van 4 mm bereikt.

Figuur 4-13 F-CMOD curve [6]

Het resultaat van een driepuntsbuigproef is een F-CMOD curve, de relatie tussen de geleverde
kracht op het proefstuk en de scheuropening opgemeten door de LVDT sensor. Uit deze
grafiek kan de proportionaliteitsgrens en de resterende buigtreksterkte berekend worden.
De proportionaliteitsgrens of LOP is de uiterste spanning die optreedt in een niet-gescheurde
doorsnede ter hoogte van de notch met een lineaire spanningsverdeling in het proefstuk dat
onderhevig is aan een kracht die aangrijpt in het midden van het betreffende proefstuk [67].

𝑓 3 𝐹𝐿 𝑙 (4-4)
𝑓𝑐𝑡,𝐿 =
2 𝑏 ℎ𝑠𝑝 ²
Waarbij:
𝑓
𝑓𝑐𝑡,𝐿 Proportionaliteitsgrens (LOP) [N/mm²]

𝐹𝐿 Overeenkomstige kracht met LOP [N]


𝑙 Overspanningslengte [mm]
𝑏 Breedte van het proefstuk [mm]
ℎ𝑠𝑝 Afstand tussen de top van de notch en de bovenkant van het proefstuk [mm]
57
De overeenkomstige kracht 𝐹𝐿 wordt grafisch bepaald door een verticale lijn te trekken bij
CMOD-waarde 0.05 mm [68]. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 4-14. De maximale kracht in dit
interval is gelijk aan 𝐹𝐿 en wordt vervolgens geïmplementeerd in vergelijking (4-4) om de
proportionaliteitsgrens te bepalen.

Figuur 4-14 Bepaling FL , interval [0;0.05] mm [68]

De resterende buigtreksterkte van het proefstuk wordt bepaald met vergelijking (4-5).
3 𝐹𝑗 𝑙
𝑓𝑅,𝑗 = (4-5)
2 𝑏 ℎ𝑠𝑝 ²
Waarbij:
𝑓𝑅𝑗 Resterende buigtreksterkte overeenkomend met CMOD = CMODj
(j = 1,2,3,4) [N/mm²]
𝐹𝑗 Overeenkomstige kracht met CMOD = CMODj
(j = 1,2,3,4) [N]
𝑙 Overspanningslengte [mm]
𝑏 Breedte van het proefstuk [mm]
ℎ𝑠𝑝 Afstand tussen de top van de notch en de bovenkant van het proefstuk [mm]

58
4.2.4.1 Overzicht F-CMOD curves
In deze paragraaf worden de bekomen F-CMOD curves getoond per mengsel. Figuur 5-14
betreft de grafieken van de mengsels met vezelhoeveelheid 5 kg/m³ en Figuur 5-15 met
vezelhoeveelheid 3 kg/m³. In deze figuren geldt volgende legende: de kleurrijke curves
representeren de geteste balken (5 à 6 balken) en de zwartgekleurde, gestreepte lijn vormt de
gemiddelde curve van het mengsel. Verderop in deze thesis worden in Figuur 5-11 van rubriek
5.3.1 de vier zwartgekleurde, gestreepte lijnen uit de figuren van elk mengsel samen
voorgesteld.
a) FR-NAC-5 kg/m³
16

14

12

10
Load [kN]

0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

b) FR-RAC-5 kg/m³
14

12

10
Load [kN]

0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 4-15 Experimentele F-CMOD curves a) FR-NAC-5 kg/m³ en b) FR-RAC-5 kg/m³

59
c) FR-NAC-3 kg/m³
18

16

14

12
Load [kN]

10

0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

d) FR-RAC-3 kg/m³
14

12

10
Load [kN]

0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 4-16 Experimentele F-CMOD curves c) FR-NAC-3 kg/m³ en d) FR-RAC-3 kg/m³

Als conclusie van de experimentele F-CMOD curves in Figuur 4-15 en Figuur 4-16 wordt
vastgesteld dat er steeds een grote spreiding voor zowel de piekkracht als de na-scheurtak
wordt waargenomen.

60
4.2.4.2 Resultaten
Doorheen dit onderzoek naar PP-vezelgewapend beton worden 24 balken getest door middel
van de driepuntsbuigproef. Het betreft 6 balken per mengsel. In Tabel 4-6 worden de resultaten
weergegeven omtrent de gemiddelde (resterende) buigtreksterkte bij LOP en CMODj.
De verschillen tussen de mengsels met natuurlijke en gerecycleerde granulaten zijn
vermeldenswaardig te noemen. Voor de buigtreksterkte bij LOP wordt evenwel geen of een
klein verschil genoteerd, maar voor de CMODj-waarden wordt een daling in buigtreksterkte
waargenomen bij de gerecycleerde mengsels. De dalingen bij elke CMODj-waarde variëren
van 26% tot 31%. Het verloop van de gemiddelde F-CMOD curves hebben wel hetzelfde
verloop. Dit wordt visueel aangetoond in Figuur 4-17 en Figuur 4-18. De piek is bijna even
groot, en bevestigt de waarneming van de buigtreksterkte bij LOP. Verder daalt de curve van
RAC naar een lager niveau, dit verschil blijft wel constant tot en met CMOD gelijk aan 3.5 mm.
Tabel 4-6 Gemiddelde (resterende) buigtreksterkte

𝒇 fR,j voor CMODj waarden [MPa] [st.dev]


𝒇𝒄𝒕,𝑳 [MPa]
Mengsel
[st.dev] 0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 4.0 [0.3] 1.6 [0.3] 1.8 [0.4] 1.9 [0.4] 1.9 [0.4]
B FR-RAC-5 kg/m³ 4.0 [0.2] 1.1 [0.1] 1.3 [0.2] 1.4 [0.2] 1.4 [0.2]
C FR- NAC-3 kg/m³ 4.3 [0.4] 1.2 [0.1] 1.3 [0.2] 1.3 [0.3] 1.3 [0.3]
D FR-RAC-3 kg/m³ 3.9 [0.3] 1.0 [0.2] 1.0 [0.3] 1.1 [0.3] 1.1 [0.3]

a) FR – 5 kg/m³

14

12

10
Load [kN]

8
FR-NAC-5 kg/m³
6

2 FR-RAC-5 kg/m³
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 4-17 Vergelijking F-CMOD van FR-NAC-5 kg/m³ en FR-RAC-5 kg/m³

61
b) FR – 3 kg/m³

14

12

10
Load [kN]

6
FR-NAC-3 kg/m³

2
FR-RAC-3 kg/m³
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 4-18 Vergelijking F-CMOD van FR-NAC-3 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³

De analyse en classificatie van vezelgewapend beton wordt bepaald door de karakteristieke


buigtreksterkte bij CMOD1 en CMOD3. De karakteristieke waarde wordt bepaald volgens NBN
EN 1990 [63], via formule (4-1), inclusief bijhorende Tabel 4-1 en vergelijkingen
(2-11),(2-12),(2-13). De aangepaste karakteristieke waarden voor de buigtreksterkte worden
getoond in Tabel 4-7.
Tabel 4-7 Karakteristieke (resterende) buigtreksterkte

𝒇 fR,jk voor CMODj waarden [MPa]


𝒇𝒄𝒕,𝑳𝒌 [MPa]
Mengsel
[st.dev] 0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 3.4 1.0 1.1 1.1 1.1


B FR-RAC-5 kg/m³ 3.5 0.8 0.9 0.9 1.0
C FR-NAC-3 kg/m³ 3.6 0.9 0.8 0.8 0.8
D FR-RAC-3 kg/m³ 3.3 0.6 0.6 0.6 0.6

Aansluitend wordt elk mengsel geclassificeerd in een vezelklasse volgens MC10 [6]. Hierbij
worden 2 ratio’s in acht genomen en gecontroleerd aan de hand van 2 criteria. Deze zijn
noodzakelijk om na te gaan of het vezelgewapend beton gedeeltelijk de traditionele wapening
kan vervangen in UGT. De vezelklasse wordt geschreven als een samenvoeging van de
waarde voor fR1k met daarbij een letter dat het interval waarbinnen de sterkte-ratio
𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 valt.
Tabel 4-8 geeft de bepaling van de vezelklasse weer. De (resterende) sterkte-ratio van FR-
NAC-5 kg/m³ bedraagt 1.09, waardoor de classificatie van dit mengsel resulteert in vezelklasse
1c. Verder is de ratio van FR-RAC-5 kg/m³ gelijk aan 1.19, en resulteert dit in vezelklasse 1d.
Daarnaast bedraagt de ratio van FR-NAC-3 kg/m³ 0.84, wat resulteert in vezelklasse 1b. Tot
slot wordt vezelklasse 1c bekomen voor FR-RAC-3 kg/m³, aangezien de ratio 0.99 bedraagt.

62
Tabel 4-8 Controle op de structurele eisen

𝒇𝑹𝟏𝒌 𝒇𝑹𝟑𝒌 Vezel-


Mengsel Check Check
𝒇𝒄𝒕,𝑳𝒌 𝒇𝑹𝟏𝒌 klasse

A FR-NAC-5 kg/m³ 0.31 - 1.09 1c


B FR-RAC-5 kg/m³ 0.22 - 1.19 1d
C FR-NAC-3 kg/m³ 0.26 - 0.84 1b
D FR-RAC-3 kg/m³ 0.19 - 0.95 1c

Tevens worden de 2 vooropgestelde ratio’s berekend en gecheckt naar waarde om een besluit
te nemen over het al dan niet gedeeltelijk of volledig vervangen van traditionele wapening.
Hiervoor moet aan volgende vergelijkingen (4-6),(4-7) voldaan worden:

𝑓𝑅1𝑘
> 0.4 (4-6)
𝑓𝑐𝑡,𝐿𝑘
𝑓𝑅3𝑘
> 0.5 (4-7)
𝑓𝑅1𝑘

Tabel 4-8 geeft weer of de vooropgestelde ratio’s voldoen aan deze criteria. Er wordt
geconcludeerd dat het eerste criterium (4-6) niet behaald wordt voor ieder mengsel. De
richtwaarde van 0.4 wordt niet bereikt. Aangezien aan het tweede criterium (4-7) wel wordt
voldaan, kan elk mengsel gekoppeld worden aan een vezelklasse.

63
4.3 Conclusie
De analyse van de mechanische eigenschappen van verschillende mengsels omtrent
vezelgewapend beton met natuurlijke en gerecycleerde granulaten wordt samengevat in
enkele besluiten. Aan de hand van de resultaten van de testkubussen in 3.4 werd voor FR-
RAC-5 kg/m³ het mengselontwerp van Test 1 (Tabel 3-10) gehanteerd met een W/C-factor
van 0.45 en voor FR-RAC-3 kg/m³ Test 3 (Tabel 3-11), omdat dit het dichtst in de buurt bij de
druksterkte van FR-NAC-3 kg/m³ kwam met een W/C-factor van 0.475. In beide
mengselontwerpen voor RAC werd het cementvolume constant gehouden en dus enkel het
watervolume gewijzigd.
De besluiten worden gemaakt op basis van Tabel 4-9, dat een overzicht geeft van de resultaten
die in dit hoofdstuk uitvoerig werden besproken.
Tabel 4-9 Overzicht mechanische eigenschappen

fcm,cube fcm,cyl fctm,sp,cube Ecm


[MPa] [MPa] [MPa] [GPa]

A FR-NAC-5 kg/m³ 40.64 36.27 3.07 36.34


B FR-RAC-5 kg/m³ 39.23 35.65 3.07 26.36
C FR-NAC-3 kg/m³ 48.54 43.33 3.78 31.77
D FR-RAC-3 kg/m³ 52.86 45.73 3.59 27.61

De totale vervanging van natuurlijke granulaten door gerecycleerde granulaten zorgt bij
eenzelfde mengselontwerp voor een daling in betondruksterkte [69]. Aangezien de mengsels
met RA steeds afgestemd werden op de mengsels met NA wordt dezelfde betondruksterkte
verwacht. Dit is met succes gelukt voor FR-RAC-5 kg/m³. Het procentuele verschil in
kubusdruksterkte bedraagt slechts 3.5% en 1.7% voor cilinderdruksterkte. Een andere
vaststelling geldt voor FR-RAC-3 kg/m³, waar een procentueel verschil van 8.9% wordt
bekomen voor kubusdruksterkte en 5.5% voor cilinderdruksterkte. Een mogelijk oorzaak is te
vinden bij de formule van Feret (3-1), waar een K-factor in rekening wordt gebracht dat
nauwelijks onderzocht wordt en verschilt tussen verschillende cementtypes. Volgens het boek
‘Betontechnologie’ [70] wordt voor een CEM III een K-factor gelijk aan 265 bekomen, nu voor
een CEM I werd geen dergelijke K-factor gevonden. Dit werd vervolgens bepaald aan de hand
van de technische fiches van Holcim van beide cementtypes [54], [55]. Daaruit werd een K-
factor voor portlandcement CEM I van 300 bekomen. Door dit onderzoek kan dit vervolgens
aangepast worden naar 335, maar om dit te bevestigen is verder onderzoek vereist.
Vervolgens wordt vastgesteld dat de splijttreksterkte geen tot een kleine invloed ondervindt bij
gebruik van natuurlijke of gerecycleerde granulaten voor een mengsel met dezelfde
vezelhoeveelheid. De vezelhoeveelheid heeft op zijn beurt wel impact op de splijttreksterkte.
Zo wordt een stijging van circa 20% genoteerd bij FR-3 kg/m³ in vergelijking met FR-5 kg/m³.
Het gedrag van FR-3 kg/m³ wordt gestaafd met behulp van Figuur 2-19, waarbij RAC een
hogere splijttreksterkte bereikt in vergelijking met NAC. Dit gedrag kan niet worden bevestigd
door FR-5 kg/m³.

64
Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de gehele vervanging van NA door RA resulteert in
een daling van 15% voor de elasticiteitsmodulus. Dit wordt gestaafd aan de hand van Figuur
2-20. De E-modulus van natuurlijk beton varieert tussen 26 GPa en 38.5 GPa, afhankelijk van
de sterkteklasse. Dit komt overeen met de gemeten E-modulus van FR-NAC.
Tot slot wordt FRC geclassificeerd in vezelklassen volgens MC10. Door middel van een
driepuntsbuigproef wordt het gedrag van vezelgewapend beton onderzocht. De vezels
aanwezig in FRC treden pas in werking na de eerste scheurontwikkeling. Het nascheurgedrag
en de buigsterkte van FRC kan worden geanalyseerd door gebruik te maken van de selectieve
analysemethode, dat beschreven staat in paragraaf 5.2. De vezels treden in werking middels
het overbruggingseffect in de scheur om de scheuropening te beperken. De vezelklasse wordt
genoteerd als een combinatie van de waarde voor fR1k met daarbij een letter dat het interval
waarbinnen de sterkte-ratio 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 valt. In Tabel 4-10 wordt het mengsel gekoppeld aan
een vezelklasse.
Tabel 4-10 Overzicht vezelklassen

𝒇𝑹𝟏𝒌 𝒇𝑹𝟑𝒌 Vezel-


Mengsel
𝒇𝒄𝒕,𝑳𝒌 𝒇𝑹𝟏𝒌 klasse

A FR-NAC-5 kg/m³ 0.31 1.09 1c


B FR-RAC-5 kg/m³ 0.22 1.19 1d
C FR-NAC-3 kg/m³ 0.26 0.84 1b
D FR-RAC-3 kg/m³ 0.19 0.95 1c

De sterkte-ratio van FR-NAC-5 kg/m³ bedraagt 1.09, dit leidt tot vezelklasse c, terwijl voor FR-
RAC-5 kg/m³ vezelklasse d wordt bekomen (sterkte-ratio 1.19). Verder wordt vezelklasse b
bekomen voor FR-NAC-3 kg/m³ (sterkte-ratio 0.84). Ten slotte voor FR-RAC-3 kg/m³ wordt
opnieuw vezelklasse c bekomen met een sterkte-ratio van 0.95.
Uit Tabel 4-10 wordt vastgesteld dat de vezelklasse 1 klasse opschuift als van NAC naar RAC
wordt overgegaan met dezelfde vezelhoeveelheid. Dit wil dus zeggen dat de sterkte-ratio
toeneemt bij RAC ten opzichte van NAC.
Indien de sterkte-ratio 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 groter is dan 0.5 en de ratio 𝑓𝑅1𝑘 ⁄𝑓𝑐𝑡,𝐿𝑘 groter is dan 0.4, dan
kan gedeeltelijk de conventionele stalen wapening vervangen worden door vezelwapening in
uiterste grenstoestand (UGT). Aangezien niet aan beide voorwaarden wordt voldaan, is het
niet toegestaan om de conventionele wapening te vervangen. Als de sterkte-ratio groter is dan
1, dan loopt de na-scheurtak in stijgende lijn, voor FR-5 kg/m³. Bij een ratio kleiner dan 1, loopt
de na-scheurtak in dalende lijn, voor FR-3 kg/m³.
Bij vezelgewapend beton wordt de scheuropening beperkt door de bijdrage van vezels [71].
Hierdoor ontwikkelen zich meer kleine scheuren dan grotere scheuren. Dit gedrag zorgt voor
een goede duurzaamheid. De toevoeging van vezels aan beton leidt namelijk ook tot een
verbetering in ductiel gedrag.

65
Figuur 4-19 Opstelling mechanische testen, overgenomen van thesis Vervaecke-Pattyn 2022 [72]

66
Figuur 4-20 Testopstelling driepuntsbuigproef, overgenomen van thesis Vervaecke-Pattyn 2022 [72]

67
5 SECTIONELE ANALYSE EN MODELLERING

In hoofdstuk 5 wordt de methode van de sectionele analyse besproken. Uit hoofdstuk 4 worden
de mechanische eigenschappen van de verschillende betonmengsels meegenomen om een
volgende fase van het onderzoek aan te vatten. Deze resultaten vervullen een deel van de
inputwaarden om de sectionele analyse uit te voeren. Bovendien wordt met de verkregen data
van de driepuntsbuigproef de experimentele kracht-CMOD curve opgesteld om het
nascheurgedrag van vezelgewapend beton te bestuderen. De sectionele analyse staat
beschreven in MC10 [6].
Het constitutieve model, dat neergeschreven staat in MC10, wordt als leidraad gebruikt om de
experimentele modellen te bepalen. Verder wordt ook het numerieke model van Vandevyvere
vergeleken. De modellen van Vandevyvere zijn reeds aangepast ten opzichte van het
constitutieve model, enkele parameters zijn hierbij geoptimaliseerd. Dit wordt behandeld in
paragraaf 5.1.
De modelcode beschrijft het spanning-rekdiagram van vezelgewapend beton, waarin de
nadruk wordt gelegd op het nascheurgedrag. Daaruit wordt de invloed van de vezelwerking
onderzocht. De toevoeging van vezels leidt namelijk tot een verbeterd nascheurgedrag van
beton. De methode van de sectionele analyse wordt besproken in paragraaf 5.2.
In het laatste deel van dit hoofdstuk, paragraaf 5.3, wordt de vergelijking gemaakt tussen
natuurlijk en gerecycleerd vezelgewapend beton (FR-NAC en FR-RAC). Deze paragraaf bevat
een overzicht van belangrijke parameters waarop de vergelijking gemaakt kan worden. Als
eerste wordt de gemiddelde F-CMOD curve besproken, verder wordt het experimenteel
onderzoek geverifieerd met de constitutieve modellen van MC10 en Vandevyvere. Tot slot
worden het nascheurgedrag, de ligging van de neutrale lijn en de drukspanning in de
bovenvezel besproken om een besluit te vormen omtrent FR-NAC en FR-RAC in paragraaf
5.4.

68
5.1 Constitutieve modellen
De afgelopen jaren werden reeds verscheidende modellen ontwikkeld om onderzoek te voeren
naar vezelgewapend beton [73]. De modellen worden toegepast om nieuwe informatie te
verkrijgen in de trekeigenschappen van vezelgewapend beton. Specifieker wordt het
spanning-rekdiagram bepaald via deze verschillende modellen. Aangezien nog geen
eenduidig model bestaat, loopt het onderzoek naar vezelgewapend beton verder. Zo deed er
zich in de afgelopen jaren een nieuwe interessegolf voor bij onderzoekers [4].
Sinds 2010 bestaat een officiële modelcode, genaamd de fib Model Code 2010 (MC10) [6].
De code beschrijft de normering en richtlijnen om het spanning-rekdiagram op te stellen van
staalvezelgewapend beton. Voor andere soorten vezels staat dergelijke normering minder ver,
waardoor onderzoekers de laatste jaren veel onderzoek doen. De beschrijving van MC10 werd
reeds uitgebreid neergeschreven in de literatuurstudie (2.2) van deze thesis. Ter
verduidelijking worden de meest informatieve figuren en vergelijkingen weergegeven om
MC10 te beschrijven.

Figuur 5-1 Constitutieve model uit MC10 [6]

Figuur 5-1 beschrijft het voor- en nascheurgedrag van vezelgewapend beton. Het
voorscheurgedrag wordt beschreven als het gedrag vóór de eerste scheur optreedt in beton.
Deze zone is op dezelfde manier te beschrijven als het spanning-rekdiagram van
conventioneel beton. De punten 0, A, B en C behoren tot het voorscheurgedrag en worden
bepaald aan de hand van vergelijkingen (5-1),(5-2),(5-3).

𝜎𝑐𝑡 = 𝐸𝑐𝑖 ∗ 𝜀𝑐𝑡 voor 𝜎𝑐𝑡 < 0.9 𝑓𝑐𝑡𝑚 (5-1)

0,00015−𝜀𝑐𝑡
𝜎𝑐𝑡 = 𝑓𝑐𝑡𝑚 (1 − 0,1 𝑓 ) voor 0,9 𝑓𝑐𝑡𝑚 < 𝜎𝑐𝑡 < 𝑓𝑐𝑡𝑚 (5-2)
0,00015−0,9 𝑐𝑡𝑚
𝐸𝑐𝑖

σct−𝑓𝑐𝑡𝑚 𝜀𝑐𝑡 −𝜀𝑃


0,2𝑓𝑐𝑡𝑚 −𝑓𝑐𝑡𝑚
= 𝜀𝑄 −𝜀𝑃
voor 𝜀𝑃 < 𝜀𝑐𝑡 < 𝜀𝑐𝑡 (5-3)

69
Waarbij:
σct Trekspanning [MPa]
𝐸𝑐𝑖 = 𝐸𝑐𝑚 Elasticiteitsmodulus [MPa]
𝐶𝑀𝑂𝐷
𝜀𝑐𝑡 = 𝐿𝑐𝑠
Optredende rek in trek [-]

𝐿𝑐𝑠 Structurele lengte [mm] (= 125 mm)


𝑓𝑐𝑡𝑚 Gemiddelde niet axiale treksterkte [MPa]
𝜀𝑝 Rek op de piek [-] (= 0.00015)
𝐺𝐹 𝑓𝑐𝑡𝑚
𝜀𝑄 = + (𝜀𝑃 − 0,8 )
𝑓𝑐𝑡𝑚 ∗ 𝐿𝑐𝑠 𝐸𝑐𝑖
0.18
𝐺𝐹 Scheurenergie van traditioneel beton [N/m] = 73 ∗ 𝑓𝑐𝑚 , volgens MC10 [6]
𝑓𝑐𝑚 Gemiddelde druksterkte cilinder [MPa]

Volgens MC10 wordt voor de εp, rek op de piek, de waarde 0.00015 aangenomen. Dit wordt
in de meest recente modellen van onderzoekers aangepast naar 0.0010. Zodoende wordt de
kracht op de piek beter benaderd. Het onderzoek van Vandevyvere [7] heeft dit onder meer
aangetoond in zijn doctoraat.
Daaropvolgend wordt het nascheurgedrag geformuleerd aan de hand van vergelijkingen (5-4)
en (5-5).
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0,45𝑓𝑅1 (5-4)
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0,5𝑓𝑅,3 + 0,2𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (5-5)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
Waarbij:
𝑓𝑅1 Resterende buigtreksterkte na scheurvorming in BGT [N/mm²]
𝑓𝑅3 Resterende buigtreksterkte na scheurvorming in UGT [N/mm²]
𝑤𝑢 Maximale scheurwijdte [mm]
𝐶𝑀𝑂𝐷3 Scheuropening op een afstand a onder het proefstuk [mm] = 2.5 mm
𝑓𝐹𝑡𝑠 Resterende treksterkte bij BGT [MPa]
𝑓𝐹𝑡𝑢 Resterende treksterkte bij UGT [MPa]

Hierbij worden vergelijkingen (5-4) en (5-5) bekomen door een vereenvoudigd


spanningsprofiel bij CMOD1 en CMOD3 te beschouwen. De treksterkte fFts bij CMOD1 wordt
bepaald door het spanningsprofiel in evenwicht te analyseren, zie Figuur 5-2 (links). De
benadering van de spanningsverdeling in druk en trek wordt respectievelijk als lineair en
elastisch-plastisch verondersteld. Op CMOD3 wordt de spanning fFtu,2.5 op dezelfde manier
bepaald als voor het spanningsprofiel op CMOD1, namelijk door het evenwicht te nemen. In
Figuur 5-2 (rechts) wordt de drukspanningsresultante Nc aangebracht ter hoogte van de
bovenste vezel van de doorsnede, en het trekgedrag wordt als stijf-lineair beschouwd.

70
Figuur 5-2 Spanningsprofiel voor fFts (links) en fFtu,2.5 (rechts) uit MC10

MC10 veronderstelt dat de neutrale lijn y zich aan de bovenzijde bevindt van de balk,
overeenkomend met de karakteristieke lengte Lcs en de lengte van de trekzone. De waarde
van y wordt vastgezet op 125 mm, maar leidt daarentegen wel tot een onderschatting met
betrekking tot de drukzone.
De na-scheurtak van het constitutieve model van MC10 kende in 2013 enkele aanpassingen
door onderzoeken van Di Prisco et al. [43]. In dit vernieuwde model worden twee parameters
ingevoegd ten opzichte van MC10: factoren ka en kb. Factor ka geeft de correlatie weer tussen
fFts en fR1, en is een functie van de elasticiteitsmodulus E en de karakteristieke lengte Lcs. Hierbij
wordt verondersteld dat de karakteristieke lengte gelijk is aan hsp, de lengte van de doorsnede
exclusief de notch. Factor kb wordt als een extra factor gezien bij CMOD = 0 mm. De bepaling
van deze twee parameters zorgt voor een wijziging van vergelijkingen (5-4) en (5-5). De
resterende trekspanningen bij BGT fFts en UGT fFtu voor het model van Di Prisco et al. worden
berekend via vergelijkingen (5-6) en (5-7).
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 𝑘𝑎 𝑓𝑅1 (5-6)

𝑤𝑢 𝑘𝑏
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓𝐹𝑡𝑠 − 0,5𝑓𝑅,3 + 𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (5-7)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 2
In het constitutief model van Di Prisco wordt de positie van de neutrale lijn op CMOD = 2.5 mm
veronderstelt aan de bovenzijde van de balk. Er is enkel een trekzone aanwezig, over een
lengte gelijk aan de karakteristieke lengte Lcs. In het doctoraat van Vandevyvere [7] wordt de
lineaire na-scheurtak van vezelgewapend beton verder onderzocht. Vandevyvere heeft een
vereenvoudigd spanningsprofiel uitgewerkt bij CMOD1 en CMOD3. De aanzet vloeide voort uit
de diagramma’s van MC10 en Di Prisco. Zowel bij het constitutief model van MC10 als bij Di
Prisco wordt geen rekening gehouden met een drukzone bij fFtu. Middels een experimenteel
onderzoek met glas- en polypropyleenvezels werd een nieuwe aanpassing gemaakt voor het
spanningsprofiel bij CMOD3. Vandevyvere toonde met het onderzoek aan dat bovenaan de
balk toch een drukzone wordt gerealiseerd van circa 4%, zie Figuur 5-3. De lengte van de
trekzone wordt vervolgens bepaald door de neutrale lijn y in rekening te brengen, en niet de
karakteristieke lengte Lcs.
Het gevolg van deze correctie leidt tot een aanpassing van de vergelijking om fFtu te berekenen.
De drukzone wordt in rekening gebracht door vergelijking (5-7) te vervangen door vergelijking
(5-8).
𝑤𝑢 125² 𝑘𝑐 (5-8)
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓𝐹𝑡𝑠 − 𝑓𝑅,3 + 𝑓𝑅,1 ) ≥ 0
𝐶𝑀𝑂𝐷3 2𝑦² 2

71
Figuur 5-3 Verbeterd spanningsprofiel bij CMOD1 (links) en CMOD3 (rechts) van Vandevyvere
[7]

Uit het onderzoek van Vandevyvere worden drie modellen voorgesteld om de lineaire na-
scheurtak van het constitutief model voor vezelgewapend beton te beschrijven. Bijkomend
werd via de sectionele analysemethode een geoptimaliseerd model bekomen. Deze modellen
zijn verder aangepast ten opzichte van het vereenvoudigde model van Vandevyvere. In 2023
worden deze geoptimaliseerde modellen van Vandevyvere als meest nauwkeurig beschouwd.
De waarden voor ka, kb en kc worden aangepast in functie van de bekomen vezelklasse,
ingedeeld volgens MC10 in 5 vezelklassen (a,b,c,d en e), zie Tabel 2-3. In hoofdstuk 4 werd
de vezelklasse reeds bepaald via de resultaten van de driepuntsbuigproef.
De geoptimaliseerde vergelijkingen en bijgevolg waarden (ka, kb en kc) voor fFts en fFtu volgens
het onderzoek van Vandevyvere zijn:
➢ FRC klasse a en b:
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.34 𝑓𝑅1 (5-9)
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0,57𝑓𝑅,3 + 0.35𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (5-10)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
➢ FRC klasse c:
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.37 𝑓𝑅1 (5-11)
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0,56𝑓𝑅,3 + 0.15𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (5-12)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠
➢ FRC klasse d:
𝑓𝐹𝑡𝑠 = 0.41𝑓𝑅1 (5-13)
𝑤𝑢
𝑓𝐹𝑡𝑢 = 𝑓𝐹𝑡𝑠 − (𝑓 − 0,58𝑓𝑅,3 + 0.09𝑓𝑅,1 ) ≥ 0 (5-14)
𝐶𝑀𝑂𝐷3 𝐹𝑡𝑠

72
5.1.1 Verificatie van de mechanische modellen
Het verifiëren van mechanische modellen voor vezelgewapend beton (FRC) omvat het
vergelijken van voorspelde resultaten van het model met experimentele gegevens [74].
Hierdoor kan worden beoordeeld hoe nauwkeurig het model het werkelijke gedrag van FRC
beschrijft. De mechanische modellen worden geverifieerd om verschillende redenen,
betreffende nauwkeurigheid, veiligheid, optimalisatie en validatie. Het stelt ingenieurs in staat
om de prestaties van systemen te evalueren. De verificatie biedt een basis voor het nemen
van beslissingen bij het ontwerpen, analyseren en verbeteren van mechanische systemen.
In MC10 [6] staan 2 vergelijkingen beschreven om de niet-axiale gemiddelde treksterkte te
bepalen aan de hand van de splijttreksterkte enerzijds, en de karakteristieke of gemiddelde
cilinderdruksterkte anderzijds.
𝑓𝑐𝑡𝑚 = 1.0 𝑓𝑐𝑡𝑚,𝑠𝑝 = 0.9 𝑓𝑐𝑡𝑚,𝑠𝑝,𝑐𝑢𝑏𝑒 (5-15)

𝑓𝑐𝑡𝑚 = 0.3 (𝑓𝑐𝑘 )2/3 = 0.3 (𝑓𝑐𝑚 − 8)2/3 (5-16)

In Figuur 5-4 worden vergelijkingen (5-15) en (5-16) toegepast om de relatie tussen de


gemiddelde splijttreksterkte en de cilinderdruksterkte te visualiseren.
Zoals eerder vermeld zijn de druksterktes van de mengsels met vezelhoeveelheid 5 kg/m³ en
3 kg/m³ in zekere zin gelijk aan elkaar. Dit wordt ook bevestigd aan de hand van Figuur 5-4.
Daarenboven heeft de invloed van granulaattype geen invloed op de treksterkte. Verder wordt
vastgesteld dat elk type mengsel zich onder de theoretische rode curve bevindt. De rol van de
aanwezige vezels blijft bij de bepaling van de treksterkte beperkt. De vezelwerking wordt pas
geactiveerd bij de vorming van een eerste macroscheur. Het gunstige effect van de vezels
komt pas in aanmerking bij het uitvoeren van de driepuntsbuigproef.

6
𝒇𝒄𝒕𝒎 = 𝟎. 𝟑 (𝒇𝒄𝒌 )𝟐/𝟑
5
FR-NAC-3 kg/m³
4
fctm [MPa]

3 FR-RAC-3 kg/m³

2 FR-NAC-5 kg/m³
FR-RAC-5 kg/m³
1

0
0 10 20 30 40 50 60 70
fck [MPa]

Figuur 5-4 Relatie fctm en fck

73
5.2 Sectionele analysemethode
De methode van de sectionele analyse wordt toegepast om constitutieve modellen omtrent
vezelgewapend beton op te stellen. De methode bestaat uit 3 stappen. Figuur 5-5 visualiseert
dit stappenplan. Allereerst moeten de invoerwaarden bepaald worden, deze waarden worden
grotendeels bepaald door het onderzoek naar de mechanische eigenschappen, waarbij de
resultaten worden geïmplementeerd in de vooropgestelde vergelijkingen. Daaropvolgend
wordt de balk vanaf de notch tot en met de hoogte van de balk verdeeld in lagen met een dikte
van 1 mm. Dit wordt de meerlagenprocedure genoemd en zorgt tevens voor de connectie
tussen de scheurwijdte en de corresponderende kracht. Tot slot wordt in de laatste stap de
bekende F-CMOD curve bekomen.

Figuur 5-5 Sectionele analysemethode, gebaseerd op MC10 & thesis Vervaecke-Pattyn [6], [72]
74
5.2.1 Inputwaarden
In het eerste stadium worden de resultaten van de mechanische eigenschappen
geïmplementeerd in de sectionele analyse. Dit betreft de gemiddelde treksterkte, de
gemiddelde cilinderdruksterkte en de gemiddelde elasticiteitsmodulus. Daarnaast zijn de
geometrische kenmerken van de proefstukken (lees balken) van belang en betreft dit de
balkbreedte, de balkdiepte en de overspanningslengte. De balkdiepte wordt bepaald uit het
verschil van de balkhoogte vermindert met de hoogte van de zaagsnede of notch.
De mechanische eigenschappen of uni-axiaal gedrag van het vezelgewapend beton worden
vervolgens beschreven aan de hand van verschillende relaties. Figuur 5-6 en Figuur 5-7 zijn
hierbij handig ter visualisatie.
• Het spanning-rekdiagram in compressie of druk wordt getoond in Figuur 5-6. Het
diagram wordt opgesteld door middel van de gemiddelde cilinderdruksterkte fcm, de
lineaire-elastische rekgrens εc en uiterste rek εc,lim.
• Het spanning-rekdiagram in tensie of trek wordt getoond in Figuur 5-7. Het diagram
wordt bepaald door enerzijds de treksterkte fct en anderzijds de lineair-elastische
rekgrens εct. De treksterkte wordt gekoppeld aan de splijttreksterkte met inbegrip van
een factor afhankelijk van proefstuktype (kubus of cilinder).
• Figuur 5-7 toont het theoretische verloop van het spanning-rekdiagram van het
nascheurgedrag van vezelgewapend beton (FRC).

Figuur 5-6 Spanning-rekdiagram in druk uit Figuur 5-7 Spanning-rekdiagram in trek uit
MC10 [6] MC10 [6]

5.2.2 Meerlagenprocedure
In het tweede stadium wordt de meerlagenprocedure aangevat om de neutrale lijn en de
corresponderende kracht bij een opgegeven CMODj-waarde te berekenen. Hieruit kan later
de F-CMOD curve worden opgesteld. Figuur 5-8 demonstreert op een vereenvoudigde manier
de werking van deze procedure.
Ter hoogte van de zaagsnede wordt de balk verdeeld in een linker- en rechterkant. Hiertussen
worden virtueel veren (elastisch vervormbare materialen) aangebracht en verbonden van de
ene zijde naar de andere zijde [75]. Dit gebeurt systematische laag per laag. Het gedrag van
een afzonderlijke veer kan onderzocht worden. Indien de balk niet belast wordt zijn alle veren
in rust, met andere woorden de verlenging is even groot in elke laag. Vanaf het moment een
belasting aangrijpt op de balk, zal elke veer onderling een verschillende verlenging ondergaan,
dit kan ook een inkorting zijn. Hiervoor worden 2 specifieke gevallen besproken.
75
Het eerste geval is wanneer de laag (en veer) zich in de drukzone bevindt. De veer kent een
inkrimping, anders gezegd, de veer wordt samengedrukt door de aanwezige belasting. In deze
lagen heerst een drukspanning.
Het tweede geval is wanneer de laag (en veer) zich in de trekzone bevindt. De veer ondergaat
een verlening en wordt dus uitgerokken door de aanwezige belasting. In deze lagen heerst
een trekspanning.
De dwarsdoorsnede wordt dus verdeeld in een druk- en trekzone. De positie waarbij geen druk
of trek heerst, komt overeen met de positie van de neutrale lijn.

Figuur 5-8 Spanningsverloop balk in belasting uit MC10 [6]

Aansluitend kan voor elke CMODj-waarde de rek in de onderste vezel berekend worden via
vergelijking (5-17).
𝑤
𝜀= (5-17)
𝑙𝑐𝑠

Waarbij:
𝜀 Rek [-]
𝑤 Scheurbreedte [mm]
𝑙𝑐𝑠 Karakteristieke lengte [mm]

Verder wordt ook de rek in de bovenste vezel berekend. De rek is lineair verdeeld over de
doorsnede waardoor de rek bepaald kan worden met behulp van de methode van de
gelijkvormige driehoeken. Dit maakt het mogelijk om de spanning in elke laag te berekenen.
In MC10 staat vergelijking (5-18) beschreven om de drukspanning te bepalen.

76
𝜎𝑐 𝑘 ∗ 𝜂 − 𝜂² (5-18)
= −( )
𝑓𝑐𝑚 1 + (𝑘 − 2) ∗ 𝜂

Met:

𝜀𝑐 (5-19)
𝜂= ⁄𝜀𝑐1

𝐸𝑐𝑖 (5-20)
𝑘= ⁄𝐸
𝑐1

Tevens worden de trekspanningen bepaald aan de hand van de overeenkomstige rekken.


Vergelijkingen (2-1) tot (2-5) worden gevonden in MC10 en werden reeds besproken in
Hoofdstuk 2.

Figuur 5-9 Spanningsverloop meerlagenprocedure [6]

Met behulp van Figuur 5-9 en vergelijkingen (5-21) tot (5-23) wordt de normaalkracht en het
moment in elke laag berekend en de totale som genomen. Vermits druk en trek gelijk moeten
zijn aan elkaar, moet de som van de normaalkrachten op nul uitkomen. Doordat de neutrale
lijn varieert bij aanpassing van CMODj-waarde, kan vergelijking (5-21) daadwerkelijk worden
gelijkgesteld aan 0. Indien de som van de normaalkrachten nul bedraagt, dan kan via (5-22)
het overeenkomstige moment berekend worden. Tot slot wordt via (5-23) de
corresponderende kracht berekend.
𝑛

𝑁 = ∑ 𝜎𝐹𝑖 ∗ Δ𝑧𝑖 ∗ 𝑏 = 0 (5-21)


𝑖=1
𝑛

𝑀(𝑊𝑖 ) = ∑ 𝑧𝑖 ∗ 𝜎𝐹𝑖 ∗ Δ𝑧𝑖 ∗ 𝑏 (5-22)


𝑖=1
4𝑀 (5-23)
𝐹=
𝐿

77
5.2.3 Output
Het resultaat van de sectionele analyse is de F-CMOD curve, die wordt verkregen door gebruik
te maken van vergelijkingen (5-21) tot (5-23). De kracht corresponderend met desbetreffende
CMOD-waarde wordt uitgezet in een grafiek. Dit wordt systematische herhaald voor iedere
gewenste CMOD-waarde, zoals wordt voorgesteld in Figuur 5-10.

Figuur 5-10 Bepaling F-CMOD curve [6]

78
5.3 Vergelijking FR-NAC en FR-RAC
Dit hoofdstuk wordt voltooid met een vergelijking tussen de mengsels met natuurlijke en
gerecycleerde granulaten en verder tussen de mengsels met een vezelhoeveelheid van 5 en
3 kg/m³. Dit is nodig om de opgestelde onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Het doel
van dit onderzoek is namelijk om het verschil tussen vezelgewapend met natuurlijke en
gerecycleerde granulaten met dezelfde druksterkte te bestuderen en te verklaren wat de
oorzaken kunnen zijn als er verschillen of gelijkenissen worden geconstateerd.

5.3.1 F-CMOD curves


De bekomen gemiddelde experimentele F-CMOD curves van alle mengsels zijn weergegeven
in Figuur 5-11. Zo wordt meteen visueel waargenomen dat de curves van de mengsels met
gerecycleerde granulaten steeds onder die van de mengsels met natuurlijke granulaten liggen.
De getoonde F-CMOD curves worden in paragraaf 5.3.2 verder besproken in functie van de
constitutieve modellen van MC10 [43] en Vandevyvere [7].

14 14

12 12

10 Load [kN] 10
Load [kN]

8 FR-NAC-5 FR-RAC-5 8
kg/m³ kg/m³
6 6

4 4

2 FR-RAC-3 FR-NAC-3 2
kg/m³ kg/m³
0 0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 0,1 0,2 0,3 0,4
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figuur 5-11 Gemiddelde experimentele F-CMOD curves (links) en detail van piek (rechts)

In het onderzoek van Castoldi et al. [76] wordt het gedrag van de experimentele curves
verklaard. Figuur 5-12 betreft de F-CMOD curves van 4 mengsels FR-NAC met verschillende
vezelhoeveelheden, namelijk 0, 3, 6 en 10 kg/m³. Zoals in eerdere onderzoeken [77], [78]
wordt opgemerkt dat voor de eerste scheurvorming optreedt, de curve een lineair elastisch
gedrag vertoond. Daaropvolgend wordt een snelle spanningsafname waargenomen bij het
toenemen van CMOD na de piek. De aanwezigheid van vezels wijzigt het nascheurgedrag van
beton aanzienlijk. Het ontstaan van de eerste scheur is gerelateerd aan de treksterkte van het
mengsel, daarna wordt de vezelwerking geactiveerd in de na-scheurtak van FRC. Er wordt
gesteld dat hoe hoger de vezelhoeveelheid, hoe lager de spanningsvermindering in de na-
scheurtak en hoe hoger de resterende treksterktes in waarde zijn. Deze relatie staat met de
uitrekking van de vezels. De hogere prestatie wordt voornamelijk toegeschreven aan de
hoeveelheid vezels aanwezig in de scheurzone. Dit gedrag werd ook bevestigd door
verschillende onderzoekers [77]–[80].

79
Figuur 5-12 F-CMOD curve voor FR-NAC met 0, 3, 6 en 10 kg/m³ volgens Castoldi et al. [76]

Het onderzoek van Pradhan et al. [81] is gelijkaardig aan het onderzoek in deze thesis op
basis van het bekomen van dezelfde betondruksterkte voor NAC als RAC. In Tabel 5-1 wordt
aangetoond welke grondstoffen zijn gewijzigd voor de productie van RAC ten opzichte van
NAC. Bovendien wordt eveneens de corresponderende druksterkte van NAC en RAC
genoteerd. Zo kan geconcludeerd worden dat een kleine afwijking wordt vastgesteld bij de
betondruksterkte van RAC in vergelijking met NAC.
Tabel 5-1 Mengselontwerp NAC en RAC, Pradhan et al. [81]

W/C- Natuurlijke Gerecycleerde


Water Cement Zand fcm
Betontype factor granulaten granulaten
[-] [kg/m³] [kg/m³] [kg/m³] [kg/m³] [kg/m³] [MPa]

NAC 0.45 215.85 438.13 610.19 1241.40 0 47.68


RAC 0.45 234.18 422.22 621.45 0 1088.18 45.23

Aangezien het onderzoek van Pradhan et al. [81]zonder toevoeging van vezels werd
uitgevoerd, wordt enkel het voorscheurgedrag van beton bekeken. Bij FRC wordt na het
optreden van de eerste scheur de vezelwerking geactiveerd dat de na-scheurtak beschrijft. In
Figuur 5-13 wordt het voorscheurgedrag beschreven aan de hand van de F-CMOD curves
voor NAC en RAC. Betreffende 3 types proefstukken (balken) met een verschillende hoogte
van respectievelijk 75 mm, 125 mm en 175 mm. De gemiddelde kracht ter hoogte van de piek
wordt in Tabel 5-2 getoond.

80
Tabel 5-2 Gemiddelde kracht FL ter hoogte van piek voor NAC en RAC

Gemiddelde kracht
Hoogte proefstuk
Betontype op piek
[mm] [kN]
75 3.30
NAC 125 7.18
175 7.89
75 3.28
RAC 125 6.90
175 7.93

Figuur 5-13 F-CMOD curves voor FR-NAC (links) en FR-RAC (rechts) volgens Pradhan et al. [81]

Aan de hand van Tabel 5-2 en Figuur 5-13 kan worden besloten dat de kracht FL ter hoogte
van de piek een kleine daling kent voor RAC tegenover NAC.
In het gevoerde onderzoek wordt hier meer van afgeweken. De afwijking wordt berekend als
(𝑅𝐴𝐶 − 𝑁𝐴𝐶)/𝑁𝐴𝐶 ∗ 100. Een positief getal geeft een stijging voor RAC aan, terwijl een
negatief getal een daling voor RAC, zoals in Tabel 5-3 getoond.
Voor FR-5 kg/m³ kan worden geconcludeerd dat de resultaten uit het onderzoek van Pradhan
et al. [81] gevolgd kunnen worden. Voor FR-3 kg/m³ kan dit niet gestaafd worden. Dit kan
hoogstwaarschijnlijk toegeschreven worden aan FR-RAC-3 kg/m³, waar CEM I 52.5 werd
toegepast terwijl voor FR-NAC-3 kg/m³ CEM III 42.5 werd gebruikt. Het is ook duidelijk te zien
dat er een aanzienlijk verschil is in druksterkte tussen deze twee mengsels, wat een mogelijke
oorzaak kan zijn. Daarnaast kan de invloed van de vezels niet beoordeeld worden.
Tabel 5-3 Gemiddelde druksterkte en gemiddelde kracht op piek en bijhorende afwijking uit
onderzoek

fcm,cube Afwijking FL Afwijking


[MPa] [MPa] [kN] [kN]

A FR-NAC-5 kg/m³ 40.64 12.45


- 1.41 - 0.14
B FR-RAC-5 kg/m³ 39.23 12.31
C FR-NAC-3 kg/m³ 48.54 13.35
+ 4.32 - 1.00
D FR-RAC-3 kg/m³ 52.86 12.35

81
5.3.2 Constitutieve modellen
Het constitutieve model van MC10 en het geoptimaliseerde constitutieve model van
Vandevyvere werden reeds besproken in paragraaf 5.1 en verder in paragraaf 5.2 werd de
methode van de sectionele analyse verduidelijkt met als output de F-CMOD curve. Deze curve
wordt vervolgens getoond in Figuur 5-14 en Figuur 5-15 en representeert MC10, de
geoptimaliseerde curve van Vandevyvere en de gemiddelde, experimentele curve.
a) FR-NAC-5 kg/m³ - vezelklasse 1c
16

14

12

10
Vandevyvere
Load [kN]

MC10
8

2
Onderzoek

0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

b) FR-RAC-5 kg/m³ - vezelklasse 1d


14

12

10
Load [kN]

8 Vandevyvere
MC10
6

2
Onderzoek
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 5-14 F-CMOD curves a) FR-NAC-5 kg/m³ en b) FR-RAC-5 kg/m³

82
c) FR-NAC-3 kg/m³ - vezelklasse 1b
18

16

14

12
Load [kN]

10

8 MC10 Vandevyvere
6

2
Onderzoek
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

d) FR-RAC-3 kg/m³ - vezelklasse 1c


16

14

12

10
Load [kN]

8
MC10 Vandevyvere
6

2
Onderzoek
0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm]

Figuur 5-15 F-CMOD curves c) FR-NAC-3 kg/m³ en d) FR-RAC-3 kg/m³

Elke experimenteel bepaalde curve kan op dezelfde manier geanalyseerd worden. Het
onderzoek toont aan dat bij CMOD1 de experimentele curve in zekere mate gelijklopend is met
Vandevyvere, en afwijkt van MC10. Terwijl bij CMOD3 het tegengestelde wordt waargenomen
voor vezelklassen b en d. Bij vezelklasse c snijden de 3 getoonde curves in de buurt van
CMOD3. Hierbij volgt de experimentele curve bijna het volledige traject van Vandevyvere tot
en met CMOD3, daarna volgt het de curve van MC10.
De lager gelegen curve of na-scheurtak van de mengsels met gerecycleerde granulaten is te
verklaren door een hogere ductiliteit van RA ten opzichte van NA. Dit wordt gestaafd met de
resultaten van de elasticiteitsmodulus in 4.2.3 waarbij een lagere elasticiteitsmodulus een
hogere vervormbaarheid inhoudt.
Voor vezelklassen b en d kan geconcludeerd worden dat de experimentele curve uit het
onderzoek het best benaderd wordt door de curve van Vandevyvere bij CMOD1 en verder bij
83
CMOD3 door de curve van MC10. In dit interval wordt overgaan van de curve van Vandevyvere
naar de curve van MC10. Hierbij wordt de conclusie in 5.3.1 eveneens bevestigd.
Indien vezelklasse c wordt bekomen dan volgt de experimentele curve globaal gezien de
blauwe curve van Vandevyvere tot en met CMOD3. Hieruit kan besloten worden dat het model
van Vandevyvere voor vezelklasse c heel dicht leunt bij de opgemeten, experimentele curve.
Belangrijk te vermelden dat voor alle vezelklassen de experimentele curve na CMOD3 meer
de rode curve van MC10 begint te volgen.
Dieper ingaand op de F-CMOD curve worden twee parameters verder onderzocht die een
impact hebben op de bepaling van de vezelklasse. Deze twee parameters zijn de resterende
treksterkte bij CMOD1 en CMOD3, in symbolen fR1 en fR3. De treksterkte wordt bepaald door
middel van vergelijking (4-5). Deze vergelijking wordt vervolgens toegepast op de data
verkregen door uitvoering van de driepuntsbuigproef, MC10 en het geoptimaliseerde model
van Vandevyvere (BV). De enige variërende waarde in vergelijking (4-5) is de kracht
corresponderend met CMOD1 en CMOD3. Tabel 5-4 geeft de berekende gemiddelde waarden
weer per mengsel, en dit voor elk eerder genoemd model met de standaardafwijking.
Tabel 5-4 Gemiddelde resterende treksterkte bij CMOD1 en CMOD3 voor data, MC10 en
Vandevyvere

Resterende treksterkte fR1 bij Resterende treksterkte fR3 bij


Mengsel CMOD1 [MPa] [st.dev] CMOD3 [MPa] [st.dev]
Data MC10 BV Data MC10 BV

A FR-NAC-5 kg/m³ 1.6 [0.3] 2.0 [0.3] 1.7 [0.3] 1.9 [0.4] 2.0 [0.4] 2.0 [0.4]
B FR-RAC-5 kg/m³ 1.1 [0.1] 1.4 [0.2] 1.3 [0.2] 1.4 [0.2] 1.4 [0.2] 1.6 [0.2]
C FR-NAC-3 kg/m³ 1.2 [0.1] 1.6 [0.2] 1.2 [0.1] 1.3 [0.3] 1.4 [0.2] 1.1 [0.2]
D FR-RAC-3 kg/m³ 1.0 [0.2] 1.3 [0.2] 1.1 [0.2 1.1 [0.3] 1.2 [0.2] 1.1 [0.2]

De berekende waarden in Tabel 5-4 worden voorts uitgezet in enkele figuren. Hierbij wordt de
gemiddelde resterende treksterkte van de data uitgezet op de horizontale x-as tegenover de
gemiddelde resterende treksterkte van MC10 of Vandevyvere op de verticale y-as. Dit levert
een visualisatie op waarop duidelijk wordt hoe de datawaarden zich verhouden ten opzichte
van de modellen. Daarbovenop wordt een rechte getrokken vanuit de oorsprong dat de 1/1
relatie beschrijft. De gekleurde bollen vertegenwoordigen het mengsel. Indien deze bollen zich
boven de zwarte 1/1 relatie bevinden, dan wordt een overschatting gemaakt van de modellen
in vergelijking met de verkregen data. Het wordt dan ook meteen duidelijk welk model zich
beter correspondeert met de data. Dit wordt getoond in Figuur 5-16 en Figuur 5-17.
De treksterkte bij CMOD1 en CMOD3 worden bepaald via vergelijking (2-6), toepasbaar op
zowel het constitutieve model van MC10 als het model van Vandevyvere als het experimentele
model. De vezelklasse en legendekleur worden weergegeven in Tabel 5-5.

84
Tabel 5-5 Overzicht vezelklasse & legendekleur

Mengsel Vezelklasse Legendekleur

A FR-NAC-5 kg/m³ c Blauw

B FR-RAC-5 kg/m³ d Oranje

D FR-NAC-3 kg/m³ b Grijs

D FR-RAC-3 kg/m³ c Geel

3 3

fR1 Vandevyvere [MPa]


fR1 MC10 [MPa]

2 2

1 1

1/1 relatie 1/1 relatie


0 0
0 1 2 3 0 1 2 3
fR1 data [MPa] fR1 data [MPa]

Figuur 5-16 Vergelijking verhouding gemiddelde resterende treksterkte f R1 data-MC10 (links) en


data-Vandevyvere (rechts) bij CMOD1
Uit Figuur 5-16 wordt geconcludeerd dat het model van Vandevyvere significant dichter bij de
verkregen data ligt. Voor de mengsels met 5 kg/m³ vezels wordt een kleine overschatting
waargenomen voor het model van Vandevyvere. Echter in vergelijking met MC10 wordt een
grote overschatting gemaakt voor de resterende treksterkte bij CMOD1. De gemiddelde
overschatting van MC10 bedraagt circa 32.3%. Voor FR-RAC-5 kg/m³ wordt voor het model
van Vandevyvere de grootste gemiddelde overschatting gemaakt van 19.3%, terwijl voor FR-
NAC-3 kg/m³ een verwaarloosbare overschatting van 0.5% wordt waargenomen. FR-NAC-5
kg/m³ ondervindt dan weer een overschatting van 7.1% en voor FR-RAC-3 kg/m³ wordt dit
11.4%.
3 3
fR3 Vandevyvere [MPa]
fR3 MC10 [MPa]

2 2

1 1

1/1 relatie 1/1 relatie


0 0
0 1 2 3 0 1 2 3
fR3 data [MPa] fR3 data [MPa]

Figuur 5-17 Vergelijking verhouding gemiddelde resterende treksterkte fR3 data-MC10 (links) en
data-Vandevyvere (rechts) bij CMOD3
85
In Figuur 5-17 is de situatie omgekeerd. De resterende treksterkte bij CMOD3 wordt het beste
benaderd door MC10, daar de gemiddelde overschatting 6.1% bedraagt. De resterende
treksterkte bij het model van Vandevyvere maakt een gemiddelde overschatting van 3.2% voor
FR-NAC-5 kg/m³, 7.2% voor FR-RAC-3 kg/m³, 13.9% voor FR-RAC-5 kg/m³ en een grote
gemiddelde onderschatting van 16.4% voor FR-NAC-3 kg/m³.
Samenvattend kan worden gesteld dat de resterende treksterktes uit de experimentele data
het best wordt benaderd door het geoptimaliseerde model van Vandevyvere bij CMOD1 en
voorts bij CMOD3 door het constitutieve model uit MC10, hoewel het verschil bij CMOD3 tussen
MC10 en Vandevyvere, op FR-NAC-3 kg/m³ na, niet als exceptioneel groot beschouwd wordt.

5.3.3 Nascheurgedrag
In de literatuurstudie wordt het spanning-rekdiagram van vezelgewapend beton voorgesteld
volgens MC10 zoals getoond in Figuur 2-15. In deze paragraaf wordt enkel het
nascheurgedrag bekeken aangezien dit het onderscheid maakt tussen conventioneel beton
en vezelgewapend beton. Het is reeds bekend dat de toevoeging van vezels resulteert in een
verbeterd nascheurgedrag van beton, hoewel dit gedrag niet eenduidig is, maar sterk kan
variëren tussen bestaande en geoptimaliseerde modellen [4].
Aan de hand van Figuur 5-18 wordt het verloop van de na-scheurtak volgens MC10 en
Vandevyvere weergegeven. Dit betreft twee uiterste punten die de na-scheurtak beschrijven
als een lineair verband. De overgang van het voorscheurgedrag in het nascheurgedrag van
FRC vindt plaats ter hoogte van CMOD1 (= 0.5 mm) en wordt benoemd met de resterende
treksterkte bij BGT fFts. Op het uiterste deel van de na-scheurtak wordt ter hoogte van CMOD3
(= 2.5 mm) de resterende treksterkte bij UGT fFtu 2.5 bekomen. De waarde van deze treksterktes
wordt berekend via vergelijkingen (2-4) en (2-5) en getoond in Tabel 5-6 voor zowel MC10 als
het model van Vandevyvere.

Tabel 5-6 Treksterkte bij BGT en UGT, volgens MC10 (links) en Vandevyvere (Rechts)

Resterende treksterkte Resterende treksterkte


volgens MC10 [N/mm²] volgens Vandevyvere
Mengsel [st.dev] [N/mm²] [st.dev]
fFts FFtu 2.5 fFts FFtu 2.5

A FR-NAC-5 kg/m³ 0.71 [0.12] 0.64 [0.16] 0.58 [0.10] 0.83 [0.19]
B FR-RAC-5 kg/m³ 0.49 [0.07] 0.46 [0.08] 0.45 [0.06] 0.70 [0.11]
C FR- NAC-3 kg/m³ 0.54 [0.06] 0.43 [0.13] 0.42 [0.04] 0.43 [0.03]
D FR-RAC-3 kg/m³ 0.43 [0.07] 0.35 [0.10] 0.37 [0.04] 0.50 [0.11]

Er wordt vastgesteld dat de na-scheurtak bepaald volgens MC10 een dalend verloop heeft. Dit
wordt op dezelfde manier afgebeeld in de literatuur om deze tak van scheurgedrag van FRC
te beschrijven. Indien het geoptimaliseerde model van Vandevyvere wordt bekeken, wordt
geconstateerd dat de na-scheurtak een stijgend verloop heeft. Dit is tegenstrijdig met MC10.

86
1 1,0

fFt Vandevyvere [N/mm²]


fFt MC10 [N/mm²] 0,9 0,9
0,8 0,8
0,7 0,7
0,6 0,6
0,5 0,5
0,4 0,4
0,3 FR-NAC-5 kg/m³ 0,3 FR-NAC-5 kg/m³
0,2 FR-RAC-5 kg/m³ 0,2 FR-RAC-5 kg/m³
FR-NAC-3 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³
0,1 0,1
FR-RAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³
0 0,0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figuur 5-18 Na-scheurtak fFts – fFtu 2.5 volgens MC10 (links) en Vandevyvere (rechts)

Als conclusie kan gesteld worden dat het verschil in resterende treksterkte bij BGT en UGT
significanter is bij een hogere vezelhoeveelheid in het mengsel. Bovendien kan worden
geconstateerd dat het nascheurgedrag van FRC beschreven volgens MC10 een
onderschatting maakt van de vezelwerking. Daartegenover wordt de vezelwerking volgens
Vandevyvere als sterker beschouwd. Hierdoor wordt bij Vandevyvere een stijging van de na-
scheurtak genoteerd, aangezien de vezels meer spanningen kunnen opnemen.

5.3.4 Neutrale lijn


De ligging van de neutrale lijn bepaalt waar de druk- en trekzone zich bevinden in de
dwarsdoorsnede van de balk. De afstand van de neutrale lijn start vanaf het bovenste punt
van de notch. Naarmate de scheuropening (CMOD) groter wordt, neemt de lengte van neutrale
lijn naar de bovenste vezel toe. Bij elke stijging van de neutrale lijn wordt de drukzone kleiner
en de trekzone groter. De neutrale lijn wordt opgesteld door middel van spanningen in druk of
trek uit te zetten die aanwezig zijn in desbetreffende dwarsdoorsnede. Verder wordt het
spanningsprofiel als een lineair vervormingsprofiel beschouwd, beschreven door fFts en fFtu.
In Tabel 5-7 en Tabel 5-8 worden de meest effectieve waarden weergegeven voor de ligging
van de neutrale lijn op enkele CMOD-waarden volgens respectievelijk MC10 en Vandevyvere.
Daarnaast worden de tabellen omgevormd in een grafiek in Figuur 5-19.
Tabel 5-7 Gemiddelde ligging neutrale lijn per CMODj waarde, volgens MC10

Ligging neutrale lijn (MC10) voor CMODj waarden [mm]


Mengsel [st.dev]
0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 112.0 [0.6] 117.5 [0.5] 119.1 [0.4] 120.1 [0.5]
B FR-RAC-5 kg/m³ 112.9 [0.7] 118.4 [0.6] 120.0 [0.6] 120.8 [0.5]
C FR- NAC-3 kg/m³ 113.5 [0.5] 118.8 [0.5] 120.4 [0.5] 121.3 [0.5]
D FR-RAC-3 kg/m³ 113.1 [0.9] 118.4 [1.0] 119.9 [1.0] 120.8 [1.0]

87
Tabel 5-8 Gemiddelde ligging neutrale lijn per CMODj waarde, volgens Vandevyvere

Ligging neutrale lijn (Vandevyvere) voor CMODj waarden


Mengsel [mm] [st.dev]
0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 113.0 [0.5] 118.0 [0.4] 119.4 [0.4] 120.0 [0.5]
B FR-RAC-5 kg/m³ 113.5 [0.7] 118.6 [0.6] 119.9 [0.6] 120.5 [0.6]
C FR- NAC-3 kg/m³ 114.8 [0.5] 119.6 [0.5] 121.0 [0.5] 121.8 [0.5]
D FR-RAC-3 kg/m³ 114.0 [1.0] 118.9 [1.0] 120.1 [1.0] 120.7 [1.0]

Er wordt vastgesteld dat een lagere spanning bij eenzelfde CMOD-waarde leidt tot een stijging
van de neutrale lijn en dus de trekzone in de dwarsdoorsnede. Bij CMOD1 (0.5 mm) is de
spanning afhankelijk van de ka-waarde die verschilt van model tot model. Via de resterende
treksterkte bij CMOD1 fR1 en de ka-waarde wordt fFts bepaald. De waarde van fFts is noodzakelijk
als beginpunt van de na-scheurtak. Bij CMOD1 wordt vastgesteld dat de ligging van de neutrale
lijn hoger gelegen is volgens het model van Vandevyvere ten opzichte van MC10. Als oorzaak
wordt de waarde van ka in acht genomen. Voor de modellen van Vandevyvere ligt deze waarde
in het interval 0.34-0.41, afhankelijk van de vezelklasse, maar wel lager dan de ka-waarde van
MC10 (0.45).
Bij CMOD3 (2.5 mm) is de spanning afhankelijk van de kb- en kc-waarde. De ligging van de
neutrale lijn bij CMOD3 is zo goed als gelijk indien de vergelijking tussen het model van MC10
en het model van Vandevyvere gemaakt wordt. Hoewel de kb- en kc- waarden van beide
modellen verschillen ten opzichte van elkaar wordt hier geen opmerkelijke afwijking
vastgesteld.

125 125
FR-NAC-5 kg/m³ FR-NAC-5 kg/m³
FR-RAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³
Y Vandevyvere [mm]

FR-NAC-3 kg/m³ FR-NAC-3 kg/m³


Y MC10 [mm]

FR-RAC-3 kg/m³ FR-RAC-3 kg/m³


120 120

115 115

110 110
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figuur 5-19 Ligging neutrale lijn volgens MC10 (links) en Vandevyvere (rechts)

Tot slot wordt geconstateerd dat een lagere hoeveelheid vezels in de mengsels zorgt voor een
daling in het vezeloverbruggingseffect. Daardoor ligt de neutrale lijn in de dwarsdoorsnede van
de mengsels met een vezelhoeveelheid van 3 kg/m³ hoger in vergelijking met de mengsels
met 5 kg/m³ vezels. Dit wordt bevestigd door Vandevyvere [7]. Bovendien wordt vastgesteld
dat de curve FR-RAC-5 kg/m³ en FR-RAC-3 kg/m³ heel dicht bij elkaar gelegen zijn. De
volgorde van de curves wijzigt als het model van MC10 of Vandevyvere wordt bekeken. De
88
genoemde curves wisselen van plaats. Bij MC10 ligt oranje (5 kg/m³) boven geel (3 kg/m³),
terwijl bij Vandevyvere geel boven oranje ligt.
Volgens Vandevyvere wordt bij hogere vezelhoeveelheden, zoals 1 V%, een hogere plastische
vervorming vastgesteld bij gerecycleerde betonmengsels ten opzichte van natuurlijke
betonmengsels. Het plastisch gedrag resulteert in een daling van de neutrale lijn voor dezelfde
CMOD-waarden. In dit onderzoek kan dit niet bekrachtigd worden.

5.3.5 Drukspanning in de bovenvezel


De spanning in de bovenste vezel van de balk is afhankelijk van de belasting. De drukspanning
kan steeds worden bepaald aan de hand van de Wet van Hooke (4-2). Deze wet is afhankelijk
van de elasticiteitsmodulus en de rek. De relatie tussen beide parameters wordt als een lineair
verband beschreven. Aangezien de optredende spanning afhankelijk is van de
elasticiteitsmodulus, wordt verwacht dat er grote verschillen optreden tussen FR-NAC en FR-
RAC. Daaruit wordt gesteld dat de vervormbaarheid groter is bij FR-RAC, en corresponderend
een lagere stijfheid. In Tabel 4-5 worden de gemiddelde E-modulus weergegeven. Een
gemiddelde daling wordt genoteerd van circa 15% voor FR-RAC in vergelijking met FR-NAC,
met als gevolg een daling in spanning.
In Tabel 5-9 en Tabel 5-10 worden de meest effectieve waarden weergegeven voor de
gemiddelde spanning in de bovenste vezel op enkele CMOD-waarden volgens respectievelijk
MC10 en Vandevyvere. Daarnaast worden de tabellen omgevormd in een grafiek in Figuur
5-20.
Tabel 5-9 Gemiddelde spanning bovenste vezel per CMODj waarde, volgens MC10

Spanning bovenste vezel (MC10) voor CMODj waarden


Mengsel [MPa] [st.dev]
0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 15.0 [0.9] 25.3 [1.9] 32.7 [2.5] 38.5 [3.3]
B FR-RAC-5 kg/m³ 12.0 [0.6] 19.7 [1.1] 25.4 [1.5] 30.1 [1.9]
C FR- NAC-3 kg/m³ 13.8 [0.5] 22.6 [1.1] 28.8 [1.6] 33.5 [2.6]
D FR-RAC-3 kg/m³ 11.9 [0.6] 19.1 [1.3 24.4 [1.8] 28.4 [2.5]

Tabel 5-10 Gemiddelde spanning bovenste vezel per CMODj waarde, volgens Vandevyvere

Spanning bovenste vezel (Vandevyvere) voor CMODj


Mengsel waarden [MPa] [st.dev]
0.5 mm 1.5 mm 2.5 mm 3.5 mm

A FR-NAC-5 kg/m³ 15.3 [1.0] 25.0 [1.9] 33.1 [2.7] 41.1 [3.7]
B FR-RAC-5 kg/m³ 12.6 [0.6] 20.3 [1.2] 27.0 [1.7] 33.8 [2.4]
C FR- NAC-3 kg/m³ 13.4 [0.5] 21.0 [1.0] 26.6 [1.7] 31.1 [3.0]
D FR-RAC-3 kg/m³ 13.1 [0.7] 20.3 [1.4] 25.5 [2.0] 29.4 [2.6]

89
De vergelijking van de waarden bij CMOD1 volgens MC10 en Vandevyvere zijn in zekere zin
gelijk aan elkaar. Dit hangt samen met de ligging van de neutrale lijn bij CMOD1, waar de
waarden tussen beide modellen als gelijk kunnen worden beschouwd. De invloed van de
ligging van de neutrale lijn wordt duidelijker bij CMOD3. Een hogere ligging van de neutrale lijn
resulteert in een lagere drukspanning in de bovenste vezel. Dit wordt gestaafd met behulp van
Figuur 5-19 en Figuur 5-20. De volgorde van de curves, die de mengsels voorstellen, zijn
omgewisseld. Waar de hoogst gelegen curve in Figuur 5-19 vervolgens de laagst gelegen
curve in Figuur 5-20 is. Het omgekeerde is ook geldig.
Voor MC10 wordt het volgende vastgesteld: bij CMOD1 wordt voor FR-5 kg/m³ een daling van
drukspanning ter hoogte van de bovenste vezel genoteerd van 20% bij het gebruik van
gerecycleerde granulaten in vergelijking met natuurlijke granulaten. Bij CMOD3 wordt een
daling van 22.3% genoteerd. Voor FR-3 kg/m³ wordt een daling van 19.4% en 12.0%
waargenomen bij respectievelijk CMOD1 en CMOD3.
Ter vergelijking wordt voor het model van Vandevyvere het volgende vastgesteld. Bij CMOD1
wordt voor FR-5 kg/m³ een daling van drukspanning in de bovenste vezel genoteerd van
17.6%. Bij CMOD3 wordt een daling van 18.4% genoteerd. Voor FR-3 kg/m³ wordt een daling
van 2.2% en 4.1% waargenomen bij respectievelijk CMOD1 en CMOD3 bij het gebruik van
gerecycleerde granulaten in vergelijking met natuurlijke granulaten.

45 45
FR-NAC-5 kg/m³ FR-NAC-5 kg/m³
40 40
σc Vandevyvere [MPa]

FR-RAC-5 kg/m³ FR-RAC-5 kg/m³


35 FR-NAC-3 kg/m³ 35 FR-NAC-3 kg/m³
σc MC10 [MPa]

30 FR-RAC-3 kg/m³ 30 FR-RAC-3 kg/m³

25 25
20 20
15 15
10 10
5 5
0 0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figuur 5-20 Spanningsverloop in bovenste vezel volgens MC10 (links) en Vandevyvere (rechts)

Als Figuur 5-20 uitvoerig wordt bestudeerd, dan wordt vastgesteld dat de curve van MC10 een
meer parabolisch verloop heeft tegenover de curve van Vandevyvere dat meer lineair verloopt.
Daarnaast wordt een vreemd tafereel waargenomen ter hoogte van CMOD3 (2.5 mm). Hierbij
gaat de grijze curve onder de oranje curve door. In vergelijking met MC10 verloopt dit wel naar
behoren. De verklaring ligt bij een lagere drukspanning aan de bovenvezel bij enkele balken
van FR-NAC-3 kg/m³ (2 balken) en een hoge drukspanning bij een balk van FR-RAC-5 kg/m³
(1 balk). Indien deze 3 balken uitgefilterd worden, dan wordt het volgende bekomen, zie Figuur
5-21.

90
45 45
FR-NAC-5 kg/m³ FR-NAC-5 kg/m³

σc Vandevyvere [MPa]
40 FR-RAC-5 kg/m³ 40 FR-RAC-5 kg/m³
35 FR-NAC-3 kg/m³ 35 FR-NAC-3 kg/m³
σc MC10 [MPa]

30 FR-RAC-3 kg/m³ 30 FR-RAC-3 kg/m³

25 25
20 20
15 15
10 10
5 5
0 0
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5
CMOD [mm] CMOD [mm]

Figuur 5-21 Geoptimaliseerd spanningsverloop in bovenste vezel volgens MC10 (links) en


Vandevyvere (rechts)

Het verloop van de drukspanning in de bovenste vezel is correcter wegens het uitlaten van de
besproken balken om deze figuur te plotten. Hierbij wordt vastgesteld dat de drukspanning bij
Vandevyvere veel uiteenlopender is ten opzichte van MC10. Dit komt doordat de lengte van
de drukzone op een verschillende manier bepaald wordt. Zo beschouwd MC10 de lengte van
de kritische lengte als de trekzone, terwijl Vandevyvere de trekzone laat variëren met inbegrip
van de positie van de neutrale lijn. Vandevyvere stelt namelijk dat in de dwarsdoorsnede van
de balk steeds een drukzone aanwezig is.

5.4 Conclusie
De vergelijking tussen FR-NAC en FR-RAC wordt gemaakt aan de hand van enkele
belangrijke karakteristieken. De F-CMOD curves van MC10, Vandevyvere en eigen
onderzoek, de constitutieve modellen, het nascheurgedrag, de ligging van de neutrale lijn en
de drukspanning in de bovenvezel worden hierbij onderzocht. In paragraaf 5.3.1 worden de
bekomen gemiddelde F-CMOD curves van elk mengsel uitgezet ten opzichte van elkaar.
Daarmee wordt aangetoond dat het nascheurgedrag van de mengsels verschillend is. Er wordt
gesteld dat gerecycleerd FRC een lagere F-CMOD curve heeft in vergelijking met natuurlijk
FRC. Dit verminderde gedrag kan worden toegeschreven aan verschillende factoren, zoals
verschillen in mechanische eigenschappen, de interfaciale transitiezone en variabiliteit in
aggregaat eigenschappen. RA heeft onder andere een hogere porositeit, lagere sterkte en
hogere waterabsorptie [49]. Dit kan resulteren in een zwakkere matrix en verminderde
hechtsterkte tussen de cementpasta en RA. Bovendien kan de aanwezigheid van
aangehechte mortel op het granulaat de hechting tussen de vezels en de matrix verstoren,
waardoor de prestaties van gerecycleerd FRC verzwakt worden ten opzichte van natuurlijk
FRC. Ten slotte kan de grotere variabiliteit in eigenschappen van het granulaat van invloed
zijn op de prestaties. De samenstelling, gradatie en kwaliteit van RA variëren, in tegenstelling
tot NA. Dit resulteert in inconsistenties in de mechanische eigenschappen van FR-RAC in
vergelijking met FR-NAC, wat leidt tot een lagere F-CMOD-curve. Dit wordt gestaafd door het
onderzoek van Castoldi et al. [76] en Pradhan et al. [81].

91
Daarnaast wordt aan de hand van de vezelklasse de sectionele analyse uitgevoerd voor het
model van Vandevyvere. Daaruit volgt het besluit dat op CMOD1 de experimentele curve voor
vezelklasse b en d het model van Vandevyvere volgt, maar daarna meer het model van MC10
wordt gevolgd. Voor vezelklasse c kan worden besloten dat de experimentele curve over de
hele lijn het best wordt benaderd door het model van Vandevyvere.
Daaropvolgend wordt het nascheurgedrag van FRC vergeleken. Er kan worden geconcludeerd
dat het verschil in resterende treksterkte bij BGT en UGT significanter is bij een hogere
vezelhoeveelheid in het mengsel. MC10 stelt een dalende na-scheurtak voor, terwijl
Vandevyvere een stijgende na-scheurtak beschrijft. Hieruit kan worden gesteld dat de na-
scheurtak van FRC beschreven volgens MC10 een onderschatting maakt van de
vezelwerking, terwijl de vezelwerking volgens Vandevyvere als sterker wordt beschouwd,
waardoor de vezels meer spanningen kunnen opnemen.
Voorts volgt uit de analyse van de ligging van de neutrale lijn dat een lagere spanning bij
eenzelfde CMOD-waarde leidt tot een stijging van de neutrale lijn. Hierdoor wordt de trekzone
groter en de drukzone kleiner in de dwarsdoorsnede. Bovendien zorgt een lagere
vezelhoeveelheid voor een daling van het overbruggingseffect van de vezels. Daaruit wordt
geconcludeerd dat de neutrale lijn hoger gelegen is bij een lagere vezelhoeveelheid ten
opzichte van een hogere vezelhoeveelheid. Tot slot kan worden gesteld dat RAC meer
plastisch vervormd dan NAC, waaruit volgt dat dit plastische gedrag de aanleiding is voor een
afname van de neutrale lijn voor dezelfde CMOD-waarde. De drukzone neemt toe door middel
van de hogere ductiliteit van RAC.
De laatste karakteristiek is de drukspanning in de bovenvezel. De optredende spanning wordt
bepaald met behulp van de wet van Hooke, waarin de elasticiteitsmodulus een belangrijke rol
speelt. De elasticiteitsmodulus kent een daling van circa 15% bij RAC ten aanzien van NAC.
Daardoor wordt een lagere drukspanning bekomen in de bovenvezel van de dwarsdoorsnede.
Voor het model van MC10 wordt dit waargenomen, voor het model van Vandevyvere wordt
voor FR-RAC-3 kg/m³ een lagere drukspanning bekomen bij de hogere CMOD-waarden, vanaf
CMOD3 wordt van het verwachte patroon afgeweken.

92
6 BESLUITVORMING EN SUGGESTIES

Het doel van deze thesis is om het spanning-rekdiagram van vezelgewapend beton met
natuurlijke en gerecycleerde granulaten te bepalen. Hiervoor werd een experimenteel
onderzoek uitgevoerd met inbegrip van 4 mengsels, namelijk 2 mengsels met natuurlijke en 2
mengsels met gerecycleerde granulaten. Het genormaliseerde constitutieve model uit MC10
dient als basis voor dit onderzoek. De primaire onderzoeksvraag van deze thesis luidt als volgt:
‘Wat is de invloed van gerecycleerde granulaten op het spanning-rekdiagram van
vezelgewapend beton ten opzichte van natuurlijke granulaten?’
Tijdens het onderzoek zijn de resultaten van levensbelang om een duidelijk, ondubbelzinnig
antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. De uitvoering van een literatuurstudie is
hierbij relevant om de nodige kennis over het onderwerp te verzamelen. Via experimenteel
onderzoek, dat zicht opsplitst in labotesten en een sectionele analyse, kan de vergelijking
gemaakt worden tussen vezelgewapend beton met natuurlijke en gerecycleerde granulaten.
In dit laatste hoofdstuk worden 2 rubrieken aangehaald. In paragraaf 6.1 worden de besluiten
van dit onderzoek en thesis uitgedrukt. Vervolgens in paragraaf 6.2 worden enkele suggesties
voor verder onderzoek voorgesteld om de inzichten in vezelgewapend beton uit te diepen.

6.1 Besluiten
De analyse van de mechanische eigenschappen zorgt in de literatuur voor een duidelijk
verschil tussen natuurlijk en gerecycleerd beton. De toevoeging van vezels aan het mengsel
resulteert meestal in een positief effect op de eigenschappen. Door het experimenteel
onderzoek worden conclusies genomen omtrent de betondruksterkte, splijttreksterkte en
elasticiteitsmodulus.
Het gebruik van gerecycleerde granulaten resulteert in een lagere betondruksterkte, de
belangrijkste mechanische eigenschap. De oorzaak is te wijten aan de aanwezige mortelfractie
op het oorspronkelijke granulaat dat poreuzer is en een lagere dichtheid heeft. Hieruit wordt
gesteld dat een grondig granulaatonderzoek gevoerd moet worden. Zo wordt voor de dichtheid
een afname van 13.0% vastgesteld bij RA tegenover NA. Bovendien neemt de waterabsorptie
toe van 1.56% voor NA naar 6.16% voor RA. Een hoge waterabsorptie is nefast voor de
verwerkbaarheid. Tijdens de productie van de verschillende mengsels wordt vastgesteld dat
de hoeveelheid superplastificeerder aanmerkelijk hoger ligt bij RAC om consistentieklasse S4
(zonder vezels) en S3 (met vezels) te verkrijgen.
De moeilijkheid in dit experimentele onderzoek was om bij de totale vervanging van NA door
RA dezelfde betondruksterkte te verkrijgen. Hiervoor werd het mengselontwerp van RAC
afgestemd op NAC. Het ontwerp van RAC werd bepaald door middel van testkubussen. Het
procentueel verschil in betondruksterkte bedraagt -3.5% (kubus) en -1.7% (cilinder) voor FR-
5 kg/m³ en +8.9% (kubus) en +5.5% (cilinder) voor FR-3 kg/m³. Er wordt geconcludeerd dat
deze opzet deels succesvol is. Voor de splijttreksterkte is de invloed van de granulaten beperkt
en bedraagt +5%. Daarnaast heeft de vezelhoeveelheid (5 of 3 kg/m³) wel impact op de
splijttreksterkte. Er wordt een stijging waargenomen van circa 20% bij FR-3 kg/m³ in

93
vergelijking met FR-5 kg/m³. Het grootste effect wordt vastgesteld bij de elasticiteitsmodulus.
Bij een gehele vervanging van de natuurlijke granulaten door gerecycleerde granulaten wordt
een daling van 15% genoteerd.
De totale vervanging van NA door RA resulteert in een reductie voor alle mechanische
eigenschappen. De betondruksterkte wordt buiten beschouwing gelaten aangezien het doel
van dit experimentele onderzoek is om dezelfde betondruksterkte te verkrijgen bij NAC en
RAC. Zo wordt voor zowel de splijttreksterkte als de elasticiteitsmodulus een daling
vastgesteld. Vezels fungeren tijdens het splijtproces als een brugelement waardoor
spanningen van de matrix worden overgedragen naar de vezels met als gevolg dat er
bijkomende spanningen worden opgenomen. De toename van de vezelhoeveelheid is hierbij
eindig, het optimum voor FR-RAC ligt hierbij om en bij de 0.5 V%, terwijl voor FR-NAC het
optimum 0.75 V% bedraagt. De E-modulus is het hoogst bij NAC zonder toevoeging van
vezels. Bij een toename van de vezelhoeveelheid daalt de waarde sterk. Dit komt door de
aanwezigheid van microscheurtjes langs de scheurlengte. Tevens wordt gesteld dat RAC
meer plastisch vervormd en dus een hogere ductiliteit bezit.
De vezelwerking wordt pas geactiveerd wanneer de eerste macroscheur is ontstaan. Om het
gedrag van vezelgewapend beton te karakteriseren en te bestuderen wordt de
driepuntsbuigproef uitgevoerd op balken. Hieruit volgt de analyse van het nascheurgedrag van
FRC. Dit gebeurt op basis van MC10, waarin de sectionele analysemethode beschreven staat.
Het nascheurgedrag verschilt tussen de mengsels met RA of NA en 5 kg/m³ en 3 kg/m³. Zo
wordt gesteld dat de F-CMOD van gerecycleerd FRC lager is in vergelijking met natuurlijk
FRC. Dit verlaagde gedrag kan toegeschreven worden aan verschillende factoren zoals het
verschil in mechanische eigenschappen, de interfaciale transitiezone en de variabiliteit in
aggregaat eigenschappen. RA hebben onder meer een hogere porositeit, een lagere sterkte
en een hogere waterabsorptie. Dit kan resulteren in een zwakkere matrix en een verminderde
hechtsterkte tussen de cementpasta en RA. Daarnaast kan de aanwezigheid van de
aangehechte mortel op het granulaat een sterkte binding tussen de vezels en de matrix
verhinderen met als gevolg dat de prestaties van FR-RAC verzwakt zijn ten opzichte van FR-
NAC. Tot slot kan de grotere variabiliteit in eigenschappen van het granulaat invloed hebben
op de prestaties. Hierbij variëren de samenstelling, gradering en kwaliteit van RA tegenover
NA. Dit resulteert bijgevolg tot inconsistenties in de mechanische eigenschappen van FR-RAC
in vergelijking met FR-NAC waardoor een lagere F-CMOD curve wordt bekomen. Dit wordt
onder meer gestaafd door onderzoekers Castoldi et al.[76] en Pradhan et al. [81].
Daarnaast werd de experimentele data vergeleken met het constitutieve model van MC10 [6]
en het geoptimaliseerde model van Vandevyvere [7]. Vandevyveres model is afhankelijk van
de vezelklasse die genoteerd wordt als een combinatie van de waarde voor fR1k met een letter
dat het interval van de sterkte-ratio fR3k/fR1k beschrijft. Het is opmerkelijk dat de vezelklasse
verschuift als er wordt overgegaan van FR-NAC naar FR-RAC en de sterkte-ratio toeneemt in
dit geval. Daaruit wordt geconcludeerd dat de experimentele data voor vezelklasse b en d tot
CMOD1 het model van Vandevyvere volgt, maar daarna beter benaderd wordt door MC10 bij
CMOD3. Voor vezelklasse c wordt besloten dat de experimentele curve over de volledige lijn
het geoptimaliseerde model van Vandevyvere volgt. Het grote verschil in modellen ligt bij de
lengte van de druk- en trekzone. MC10 [6] en Di Prisco [43] stellen hierbij de lengte van de
trekzone gelijk aan de karakteristieke lengte Lcs, terwijl Vandevyvere rekening houdt met een
drukzone variërend door de ligging van de neutrale lijn. Daaruit wordt geconcludeerd dat het
model van MC10 en Di Prisco steeds een overschatting maakt ten opzichte van de

94
experimenteel bepaalde curve. Bovendien wordt een stijgende na-scheurtak waargenomen
voor het model van Vandevyvere, terwijl voor MC10 een dalende na-scheurtak wordt
waargenomen. Hieruit kan worden gesteld dat de na-scheurtak van FRC beschreven volgens
MC10 een onderschatting maakt van de vezelwerking, terwijl deze volgens Vandevyvere als
sterker wordt beschouwd, waardoor meer spanningen worden opgenomen door de vezels.
Vezelgewapend beton kan de traditionele stalen wapening deels of volledig vervangen indien
aan twee vergelijkingen wordt voldaan. Indien dit het geval is dan heeft dit een gunstig effect
op verschillende praktische zaken. Ten eerste kunnen de vezels worden toegevoegd bij het
mixproces in de fabriek. Ten tweede zijn de gekende wapeningsplannen niet meer nodig, tenzij
een combinatie staal-vezels wordt toegepast. Als derde zullen de arbeidsuren dalen. Ten
vierde zullen de arbeiders minder werkbelasting ondervinden, want het plaatsen van
wapening is arbeidsintensief. Ten vijfde is het heel gunstig werken met polypropyleenvezels,
omdat deze niet kunnen corroderen. Ten zesde zorgen de vezels in beton voor een beter
nascheurgedrag van beton. De scheuropeningen, ontstaan door belastingen, zullen beperkt
blijven door de vezelwerking. Hierdoor zal beton beter gewapend zijn tegen externe factoren,
waardoor de duurzaamheid van vezelgewapend beton hoger ligt tegenover traditioneel beton.
Ten laatste heeft vezelgewapend beton een minder grote voetafdruk dan traditioneel beton,
wat het milieu ten goede komt.

6.2 Suggesties verder onderzoek


Op dit moment bestaat er weinig onderzoek naar FR-RAC en FR-NAC met dezelfde
druksterkte. In de toekomst kan hier dus zeker nog meer onderzoek naar gedaan worden.
Aangezien gering onderzoek beschikbaar is, is het niet eenvoudig om de gemaakte conclusies
in dit onderzoek te vergelijken met diverse onderzoeken. Er wordt dus gevraagd om in de
toekomst verder te bouwen op dit onderzoek, zodat het onderzoek beter gestaafd kan worden.
Indien de F-CMOD curves bestudeerd worden dan wordt opgemerkt dat de curves van
eenzelfde mengsel variëren. Vandaar wordt gesteld dat dit onderzoek te kleinschalig is. Het
lijkt verantwoord om hetzelfde onderzoek te voeren met inbegrip van meer proefstukken per
mengsel. Op die manier zouden eventuele uitschieters opgemerkt kunnen worden en de
spreiding verkleind worden. In dit onderzoek werden telkens 6 balken getest per mengsel. In
de toekomst kan verder gegaan worden, waarin de focus meer gelegd kan worden op de
analyse van het nascheurgedrag van FRC. De resultaten van het granulaatonderzoek en de
mechanische eigenschappen kunnen hierbij overgenomen worden om tijd te besparen tijdens
het onderzoek. Verder is het nuttig om het geoptimaliseerde model van Vandevyvere verder
te optimaliseren. Voor vezelklasse c staat dit al ver, maar voor vezelklassen b en d zal de ka-,
kb- en kc-waarde nog verder geoptimaliseerd moeten worden om de experimentele F-CMOD
curve te laten samenvallen met het model.
Evenzeer is het nuttig om na te gaan wat de vezelhoeveelheid moet zijn in het mengsel om
aan de eisen omtrent de vervanging van traditionele wapening te voldoen. De
vezelhoeveelheid in dit onderzoek is te laag. Uit het onderzoek van 2022 door Vervaecke-
Pattyn [72] wordt aan beide eisen voldaan voor NAC met 1 V%. Hierbij is het de bedoeling om
te voldoen aan de verhouding 𝑓𝑅1𝑘 ⁄𝑓𝑐𝑡,𝐿𝑘 die groter moet zijn dan 0.4 én de sterkte-ratio
𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 die groter moet zijn dan 0.5. In dit onderzoek werd enkel aan de eis omtrent de
sterkte-ratio 𝑓𝑅3𝑘 ⁄𝑓𝑅1𝑘 voldaan.
95
Tot slot lijkt het interessant om hetzelfde onderzoek te voeren, maar een andere soort vezel
toe te passen. De invloed van het vezeltype kan op die manier bepaald worden en vergeleken
worden met de polypropyleenvezels. Hiervoor kan hetzelfde mengselontwerp gebruikt worden.
Sinds de laatste decennia vindt vezelgewapend beton met kunststofvezels meer en meer zijn
weg in structurele toepassingen. Momenteel wordt staalvezelgewapend beton toegepast in
kelderwanden en funderingen. Echter heeft FRC veel meer potentieel in zich om in de
toekomst toegepast te worden in diverse structurele toepassingen. Daarvoor is voldoende
onderzoek en een correcte normering nodig.

96
Referenties

[1] E. Alföldy, ‘Beter beton ’, One World, 7 november 2018.


[2] ‘Beton blijft populair, omdat er veel van is’, Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden &
Ondernemen, 13 augustus 2014.
[3] ‘Onderzoeksportaal’, KU Leuven.
[4] B. Parmentier, ‘Vezelversterkt beton: na 50 jaar op punt?’, Buildwise, 2014.
[5] G. S. dos Reis, M. Quattrone, W. M. Ambrós, B. G. Cazacliu, en C. H. Sampaio, ‘Current
applications of recycled aggregates from construction and demolition: A review’,
Materials, vol. 14, nr. 7. MDPI AG, 1 april 2021. doi: 10.3390/ma14071700.
[6] Fédération internationale du béton., Comité euro-international du béton., en Fédération
internationale de la précontrainte., Model code 2010 : first complete draft. Fédération
internationale du béton, 2010.
[7] B. Vandevyvere, ‘Post-cracking behaviour of fibre reinforced recycled concrete’, 2022.
[8] J. Vrijders en L. de Bock, ‘Het gebruik van gerecycleerde betongranulaten in beton’, jul.
2019.
[9] L. Rens, ‘Betonwegen worden gemaakt met lokale grondstoffen, hebben een lange
levensduur en zijn 100 % recycleerbaar’, jun. 2021.
[10] M. Behera, S. K. Bhattacharyya, A. K. Minocha, R. Deoliya, en S. Maiti, ‘Recycled
aggregate from C&D waste & its use in concrete - A breakthrough towards sustainability
in construction sector: A review’, Construction and Building Materials, vol. 68. Elsevier
Ltd, pp. 501–516, 15 oktober 2014. doi: 10.1016/j.conbuildmat.2014.07.003.
[11] B. Wang, L. Yan, Q. Fu, en B. Kasal, ‘A Comprehensive Review on Recycled Aggregate
and Recycled Aggregate Concrete’, Resources, Conservation and Recycling, vol. 171.
Elsevier B.V., 1 augustus 2021. doi: 10.1016/j.resconrec.2021.105565.
[12] COPRO vzw, ‘Technische voorschriften voor gerecycleerde granulaten’, mrt. 2020.
[Online]. Beschikbaar op: www.copro.eu
[13] B. Dooms, J. Vrijders, en L. Kupers, ‘Beton in de circulaire economie: het gebruik van
gerecycleerde granulaten’, mei 2019.
[14] Z. H. Duan, S. C. Kou, en C. S. Poon, ‘Prediction of compressive strength of recycled
aggregate concrete using artificial neural networks’, Constr Build Mater, vol. 40, pp.
1200–1206, 2013, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2012.04.063.
[15] N. K. Bui, T. Satomi, en H. Takahashi, ‘Improvement of mechanical properties of
recycled aggregate concrete basing on a new combination method between recycled
aggregate and natural aggregate’, Constr Build Mater, vol. 148, pp. 376–385, sep. 2017,
doi: 10.1016/j.conbuildmat.2017.05.084.
[16] X. Liang, F. Yan, Y. Chen, H. Wu, P. Ye, en Y. Mo, ‘Study on the strength performance
of recycled aggregate concrete with different ages under direct shearing’, Materials, vol.
14, nr. 9, mei 2021, doi: 10.3390/ma14092312.

97
[17] Q. Gao, Z. Ma, J. Xiao, en F. Li, ‘Effects of Imposed Damage on the Capillary Water
Absorption of Recycled Aggregate Concrete’, Advances in Materials Science and
Engineering, vol. 2018, 2018, doi: 10.1155/2018/2890931.
[18] I. González-Taboada, B. González-Fonteboa, F. Martínez-Abella, en D. Carro-López,
‘Study of recycled concrete aggregate quality and its relationship with recycled concrete
compressive strength using database analysis’, Materiales de Construccion, vol. 66, nr.
323, jul. 2016, doi: 10.3989/mc.2016.06415.
[19] M. S. de Juan en P. A. Gutiérrez, ‘Study on the influence of attached mortar content on
the properties of recycled concrete aggregate’, Constr Build Mater, vol. 23, nr. 2, pp.
872–877, feb. 2009, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2008.04.012.
[20] K. S. Lauchs en J. Vrijders, ‘Nieuwe mogelijkheden voor beton met gerecycleerde
granulaten’, 2017.
[21] M. Pepe, ‘A Conceptual Model for Designing Recycled Aggregate Concrete for
Structural Applications’, 2015. [Online]. Beschikbaar op:
http://www.springer.com/series/8790
[22] Y. Zhu, A. Ahmad, W. Ahmad, N. I. Vatin, A. M. Mohamed, en D. Fathi, ‘Predicting the
Splitting Tensile Strength of Recycled Aggregate Concrete Using Individual and
Ensemble Machine Learning Approaches’, Crystals (Basel), vol. 12, nr. 5, mei 2022,
doi: 10.3390/cryst12050569.
[23] D. Matias, J. De Brito, A. Rosa, en D. Pedro, ‘Mechanical properties of concrete
produced with recycled coarse aggregates - Influence of the use of superplasticizers’,
Constr Build Mater, vol. 44, pp. 101–109, 2013, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2013.03.011.
[24] R. V. Silva, J. de Brito, en R. K. Dhir, ‘Establishing a relationship between modulus of
elasticity and compressive strength of recycled aggregate concrete’, Journal of Cleaner
Production, vol. 112. Elsevier Ltd, pp. 2171–2186, 20 januari 2016. doi:
10.1016/j.jclepro.2015.10.064.
[25] B. Wang, L. Yan, Q. Fu, en B. Kasal, ‘A Comprehensive Review on Recycled Aggregate
and Recycled Aggregate Concrete’, Resources, Conservation and Recycling, vol. 171.
Elsevier B.V., 1 augustus 2021. doi: 10.1016/j.resconrec.2021.105565.
[26] H. Dilbas, Çakır, en M. Şimşek, ‘Recycled Aggregate Concretes (RACs) for Structural
Use: An Evaluation on Elasticity Modulus and Energy Capacities’, International Journal
of Civil Engineering, vol. 15, nr. 2, pp. 247–261, mrt. 2017, doi: 10.1007/s40999-016-
0077-3.
[27] Belgisch Instituur voor Normalisatie, ‘NBN EN 12620’, 2013.
https://edu.mynbn.be/pdfMeta/RO/486144?l=E (geraadpleegd 1 mei 2023).
[28] Belgisch Instituur voor Normalisatie, ‘NBN EN 206:2013+A2’.
https://edu.mynbn.be/pdfMeta/RO/584584?l=E (geraadpleegd 1 mei 2023).
[29] ‘31400_nl_unprotected_het_gebruik_van_gerecycleerde_betongranulaten_in_beton’.
[30] ‘Vezelversterkt beton’. https://www.bouwoort.nl/Beton/goto54.aspx (geraadpleegd 19
april 2023).

98
[31] A. M. Brandt, ‘Fibre reinforced cement-based (FRC) composites after over 40 years of
development in building and civil engineering’, Compos Struct, vol. 86, nr. 1–3, pp. 3–
9, nov. 2008, doi: 10.1016/j.compstruct.2008.03.006.
[32] G. Plizzari en S. Mindess, ‘Fiber-reinforced concrete’, in Developments in the
Formulation and Reinforcement of Concrete, Elsevier, 2019, pp. 257–287. doi:
10.1016/B978-0-08-102616-8.00011-3.
[33] A. Bouamrata en A. Baghli, ‘IMPACT STRENGTH OF FRC MATERIALS’, 1990.
[34] I. Löfgren, ‘Fibre-reinforced Concrete for Industrial Construction-a fracture mechanics
approach to material testing and structural analysis’. [Online]. Beschikbaar op:
https://www.researchgate.net/publication/257944272
[35] ‘Beton wapenen met vezels | BouwTotaal’. https://www.bouwtotaal.nl/2019/10/beton-
wapenen-met-vezels/ (geraadpleegd 30 januari 2023).
[36] ‘Types and properties of Fiber Reinforced Concrete - CivilEngineeringBible.com’.
https://civilengineeringbible.com/article.php?i=236 (geraadpleegd 21 april 2023).
[37] ‘Technical parameters of concrete fibers - Readymesh’.
https://www.readymesh.com/further-details/parameters/ (geraadpleegd 30 januari
2023).
[38] J. Random Author, ‘Fibre Reinforced Profiled Mortar Joints for Precast Concrete
Structures’. [Online]. Beschikbaar op: http://repository.tudelft.nl/.
[39] B. Li, L. Xu, Y. Shi, Y. Chi, Q. Liu, en C. Li, ‘Effects of fiber type, volume fraction and
aspect ratio on the flexural and acoustic emission behaviors of steel fiber reinforced
concrete’, Constr Build Mater, vol. 181, pp. 474–486, aug. 2018, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2018.06.065.
[40] Z. Marcalikova, R. Cajka, V. Bilek, D. Bujdos, en O. Sucharda, ‘Determination of
mechanical characteristics for fiber-reinforced concrete with straight and hooked fibers’,
Crystals (Basel), vol. 10, nr. 6, pp. 1–21, jun. 2020, doi: 10.3390/cryst10060545.
[41] A. Muttoni, M. F. Ruiz, E. Bentz, S. Foster, en V. Sigrist, ‘Background to fib Model Code
2010 shear provisions - Part II: Punching shear’, Structural Concrete, vol. 14, nr. 3, pp.
204–214, 2013, doi: 10.1002/suco.201200064.
[42] V. Cervenka, ‘Reliability-based non-linear analysis according to fib Model Code 2010’,
Structural Concrete, vol. 14, nr. 1. Wiley-Blackwell, pp. 19–28, 2013. doi:
10.1002/suco.201200022.
[43] M. Di Prisco, M. Colombo, en D. Dozio, ‘Fibre-reinforced concrete in fib Model Code
2010: Principles, models and test validation’, Structural Concrete, vol. 14, nr. 4, pp. 342–
361, 2013, doi: 10.1002/suco.201300021.
[44] A. Blanco, P. Pujadas, A. De La Fuente, S. Cavalaro, en A. Aguado, ‘Application of
constitutive models in European codes to RC-FRC’, Constr Build Mater, vol. 40, pp.
246–259, 2013, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2012.09.096.
[45] G. Zani, P. Martinelli, en M. di Prisco, ‘Role of the tensile constitutive modeling on the
structural response of fiber reinforced concrete flat slabs: A numerical study’, Structural
Concrete, 2022, doi: 10.1002/suco.202200186.

99
[46] A. Blanco, P. Pujadas, A. De La Fuente, S. Cavalaro, en A. Aguado, ‘Application of
constitutive models in European codes to RC-FRC’.
[47] Andringa e.a., ‘Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken deel 2-
benedenrivierengebied - appendices’, Arnhem, okt. 1989.
[48] C. S. Das, T. Dey, R. Dandapat, B. B. Mukharjee, en J. Kumar, ‘Performance evaluation
of polypropylene fibre reinforced recycled aggregate concrete’, Constr Build Mater, vol.
189, pp. 649–659, nov. 2018, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2018.09.036.
[49] J. Xie, S. cong Kou, H. Ma, W. J. Long, Y. Wang, en T. H. Ye, ‘Advances on properties
of fiber reinforced recycled aggregate concrete: Experiments and models’, Construction
and Building Materials, vol. 277. Elsevier Ltd, 29 maart 2021. doi:
10.1016/j.conbuildmat.2021.122345.
[50] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 933-1 Beproevingsmethoden voor
geometrische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 1 : Bepaling van de
korrelverdeling - Zeefmethode’, okt. 1997.
[51] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 1097-6 Beproevingsmethoden voor de
bepaling van mechanische en fysische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 6 :
Bepaling van de dichtheid van de deeltjes en van de wateropname’, nov. 2000. [Online].
Beschikbaar op: www.bin.be
[52] FITCO nv, ‘FITCO FIBRIL STRUCTO XP55’. [Online]. Beschikbaar op: www.fitco.be
[53] British Standards Institution. en European Committee for Standardization., Eurocode 2 :
design of concrete structures : part 1-1: general rules and rules for buildings. British
Standards Institution, 2004.
[54] H. ( België en N. V. / Fabriek Obourg, ‘Performant cement voor duurzaam
constructiebeton CEM III/A 42,5 N LA’. [Online]. Beschikbaar op: www.holcim.be
[55] H. ( België en N. V. / Fabriek Obourg, ‘Hoogperformant cement CEM I 52.5 R/HES’.
[Online]. Beschikbaar op: www.holcim.be
[56] Beton Lexicon, ‘Cementbenaming’, 19 januari 2021.
[57] Betoninfra, ‘Duurzaam beton: niet moeilijk, wel complex’, december 2019.
[58] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 12390-3 Testing hardened concrete - Part
3: Compressive strength for test specimens’, 2019.
[59] Belgisch Instituur voor Normalisatie, ‘NBN EN 12390-6 Testing hardened concrete -
Part 6: Tensile splitting strength of test specimens’, 2010.
[60] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 12390-13 Testing hardened concrete -
Part 13: Determination of secant modulus of elasticity in compression’, 2021.
[61] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 14651 + A1 Test method for metallic fibre
concrete - Measuring the flexural tensile strength (limit of proportionality (LOP),
residual)’, 2007.
[62] Beton Lexicon, ‘Kubusdruksterkte’, 10 januari 2020.
[63] Belgisch Instituut voor Normalisatie, ‘NBN EN 1990 Eurocode - Basis of structural and
geotechnical design’, 2023.

100
[64] ‘Splijttreksterkte - Nebest B.V. : Nebest B.V.’
https://www.nebest.nl/diensten/splijtsterkte/ (geraadpleegd 14 april 2023).
[65] Beton Lexicon, ‘Elasticiteitsmodulus’, 2020.
[66] A. K. L. L. Nzambi, J. B. Ntuku, en D. R. C. de Oliveira, ‘Empirical equations for flexural
residual strengths in concrete with low volumetric fractions of hook-end steel fiber’,
Engineering Reports, vol. 4, nr. 5, mei 2022, doi: 10.1002/eng2.12490.
[67] B. Vandevyvere, Z. Sierens, J. Li, M. Joseph, P. Jonckheere, en L. Decraemer, ‘Effect
of PP fibres on flexural behaviour of concrete with RCAs - A preliminary study’, jan.
2018.
[68] W. C. Choi, K. Y. Jung, S. J. Jang, en H. Do Yun, ‘The influence of steel fiber tensile
strengths and aspect ratios on the fracture properties of high-strength concrete’,
Materials, vol. 12, nr. 13, jul. 2019, doi: 10.3390/ma12132105.
[69] K. I. R. Akça, Ö. Çakir, en M. Ipek, ‘Properties of polypropylene fiber reinforced concrete
using recycled aggregates’, Constr Build Mater, vol. 98, pp. 620–630, nov. 2015, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2015.08.133.
[70] G. De Schutter en P. Minne, Betontechnologie, Uitgave 2018. Brussel: Belgische
Betongroepering, 2018.
[71] R. Vrijdaghs, Betontechnologie, Uitgave 2018. Brussel: Belgische Betongroepering,
2018.
[72] J. Vervaecke en B. Pattyn, ‘Spanning-rekdiagram van vezelgewapend beton met
gerecycleerde granulaten CAMPUS BRUGGE’, 2022.
[73] A. Blanco, P. Pujadas, S. Cavalaro, A. De La Fuente, en A. Aguado, ‘Constitutive model
for fibre reinforced concrete based on the Barcelona test’, Cem Concr Compos, vol. 53,
pp. 327–340, 2014, doi: 10.1016/j.cemconcomp.2014.07.017.
[74] I. Babuska en J. T. Oden, ‘Verification and validation in computational engineering and
science: Basic concepts’, Comput Methods Appl Mech Eng, vol. 193, nr. 36–38, pp.
4057–4066, sep. 2004, doi: 10.1016/j.cma.2004.03.002.
[75] W. C. No, Structural FRC-Design approach and experimental results. 2015. [Online].
Beschikbaar op: www.coinweb.no
[76] R. de S. Castoldi, L. M. S. de Souza, en F. de Andrade Silva, ‘Comparative study on
the mechanical behavior and durability of polypropylene and sisal fiber reinforced
concretes’, Constr Build Mater, vol. 211, pp. 617–628, jun. 2019, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2019.03.282.
[77] J. J. Li, J. G. Niu, C. J. Wan, B. Jin, en Y. L. Yin, ‘Investigation on mechanical properties
and microstructure of high performance polypropylene fiber reinforced lightweight
aggregate concrete’, Constr Build Mater, vol. 118, pp. 27–35, aug. 2016, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2016.04.116.
[78] S. Yin, R. Tuladhar, T. Collister, M. Combe, N. Sivakugan, en Z. Deng, ‘Post-cracking
performance of recycled polypropylene fibre in concrete’, Constr Build Mater, vol. 101,
pp. 1069–1077, dec. 2015, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2015.10.056.
[79] H. Cifuentes, F. García, O. Maeso, en F. Medina, ‘Influence of the properties of
polypropylene fibres on the fracture behaviour of low-, normal- and high-strength FRC’,
101
Constr Build Mater, vol. 45, pp. 130–137, 2013, doi:
10.1016/j.conbuildmat.2013.03.098.
[80] J. H. Lee, B. Cho, E. Choi, en Y. H. Kim, ‘Experimental study of the reinforcement effect
of macro-type high strength polypropylene on the flexural capacity of concrete’, Constr
Build Mater, vol. 126, pp. 967–975, nov. 2016, doi: 10.1016/j.conbuildmat.2016.09.017.
[81] S. Pradhan, S. Kumar, en S. V. Barai, ‘Impact of particle packing mix design method on
fracture properties of natural and recycled aggregate concrete’, Fatigue Fract Eng Mater
Struct, vol. 42, nr. 4, pp. 943–958, apr. 2019, doi: 10.1111/ffe.12963.

102
FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN
CAMPUS BRUGGE
Spoorwegstraat 12
8200 BRUGGE, België
tel. + 32 50 66 48 00
iiw.brugge@kuleuven.be
www.iiw.kuleuven.be

You might also like