You are on page 1of 5

ECLI:NL:RBOBR:2024:14

Instantie Rechtbank Oost-Brabant


Datum uitspraak 03-01-2024
Datum publicatie 09-01-2024
Zaaknummer C/01/367658 / HA ZA 21-101
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere Bodemzaak
kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Vordering tot voeging 222 Rv afgewezen vanwege verwachte
vertraging en geen gesteld/gebleken risico op tegenstrijdige
beslissingen

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/367658 / HA ZA 21-101

Vonnis in incident van 3 januari 2024

in de zaak van

[eiseres] ,
te [plaats] ,
eiseres,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely te Waalwijk,
tegen

[gedaagde] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.A.J. Kemps te Eindhoven,

en na oproeping ex artikel 118 Rv in het geding verschenen


[eiser in het incident] ,
te [plaats] ,
eiser in het incident,
hierna te noemen: [eiser in het incident] ,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:


- het tussenvonnis van 23 augustus 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- het exploot van oproeping van [eiser in het incident] van 5 september 2023,
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie strekkende tot voeging van [eiser
in het incident] , met producties 1 t/m 3,
- de akte van de man,
- de conclusie van antwoord in het incident van de vrouw, met producties 11 t/m 13,
- de akte in het geding brengen van producties van [eiser in het incident] , met producties 4 en 5,
- de akte van [eiser in het incident] , waarin [eiser in het incident] zich uitlaat over de door de vrouw
overgelegde producties 11 t/m 13.

1.2. Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2 De beoordeling in het incident

2.1. [eiser in het incident] vordert in het incident deze zaak te voegen met een door hem aangespannen
zaak tegen W&S B.V. en [A] , die aanhangig is bij deze rechtbank met zaak-/rolnummer 397733 HA ZA
23-664 (hierna: de zaak tegen de notaris). Hij legt hieraan ten grondslag dat de onderhavige zaak en
de zaak tegen de notaris zeer nauw met elkaar samenhangen, voor zover [eiser in het incident] daarbij
betrokken is.

2.2. Volgens de vrouw moet de vordering tot voeging worden afgewezen. Volgens haar is er geen althans
onvoldoende samenhang tussen beide zaken, onder meer omdat het andere partijen en andere
rechtsbelangen betreft. Bovendien is voeging in strijd met de goede procesorde en leidt het tot een
onredelijke vertraging van de onderhavige procedure, aldus de vrouw.

2.3. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.4. De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van de stukken in de zaak tegen de notaris en
overweegt als volgt.

2.5. In artikel 222 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat voeging kan worden
gevorderd in het geval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn1. De rechtbank kan ook
ambtshalve zaken voegen.

2.6. Voor de vraag of zaken moeten worden gevoegd is een belangenafweging op haar plaats. Doel van de
voeging is het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen en het voorkomen van dubbel werk door het
voeren van meerdere procedures over hetzelfde onderwerp. De rechtbank dient daartegenover, mede
vanwege de belangen van partijen, ook de voortgang van de procedure te bewaken (artikel 20 Rv).

2.7. In het licht van dit beoordelingskader is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot voeging moet
worden afgewezen.

2.8. De voeging van beide zaken zal vertragend werken.

2.9. De onderhavige zaak (die al lang loopt) bevindt zich naar het zich laat aanzien in de laatste fase,
aangezien de oorspronkelijke partijen (de vrouw en de man) schriftelijk en mondeling hun standpunten
weer hebben kunnen geven en de rechtbank de door haar benodigde inlichtingen heeft kunnen
verkrijgen van die partijen. Alleen dient er nog een mondelinge behandeling te worden gepland zodat
ook van de recent opgeroepen derde ( [eiser in het incident] ) inlichtingen kunnen worden verkregen
en hij zich kan uitlaten. Naar verwachting kan daarna een vonnis worden gewezen.

2.10. In de zaak tegen de notaris dient daarentegen meer te gebeuren, aangezien de notaris nog geen
conclusie in antwoord heeft genomen en er nog geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Verder is in de zaak tegen de notaris bij wijze van incident (mede) gevorderd om een derde (de man uit
de onderhavige zaak) in vrijwaring op te roepen. Als dat zou worden toegewezen, zou dat verdere
vertraging van die zaak betekenen aangezien ook die derde moet worden opgeroepen en de
gelegenheid moet krijgen zich uit te laten.

2.11. Aangezien de voeging van beide zaken vertragend zal werken, is er belang om beide zaken niet te
voegen. Zeker omdat de onderhavige zaak al lang loopt en de vrouw verweer heeft gevoerd tegen de
voeging vanwege het vertragende effect, is dit een belang dat naar het oordeel van de rechtbank in
acht moet worden genomen.

2.12. Hiertegenover is van een belang om beide zaken te voegen onvoldoende gebleken.

2.13. Dat er een risico is voor tegenstrijdige beslissingen of dat er dubbel werk moet worden verricht is de
rechtbank niet gebleken (en ook niet gesteld). De zaken gaan immers over verschillende rechtsvragen:
- gezien het gevoerde verweer gaat het voor de voeging relevante deel van de onderhavige zaak over
de vraag of het beroep van de vrouw op het ontbreken van de rechtsgeldigheid / vernietiging /
nietigheid van de levering(akte) als misbruik van recht/bevoegdheid kan worden gekwalificeerd,
- de zaak tegen de notaris gaat het over de vraag of de notaris een beroepsfout heeft gemaakt
(doordat hij een onjuiste leveringsakte heeft opgemaakt) en of de notaris gehouden is schade te
vergoeden aan [eiser in het incident] .

2.14. Weliswaar zal de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / leverings(akte) in beide zaken aan de
orde zijn, maar dat dit betekent dat er een reëel risico is voor tegenstrijdige beslissingen is niet
gebleken. De vrouw heeft in onderhavige zaak gesteld dat de koopovereenkomst / levering(sakte) niet
rechtsgeldig is. Met dit standpunt zijn de man, de notaris en [eiser in het incident] bekend. Zij hebben
ook allen (in een van beide zaken) stukken ingediend, nadat zij bekend waren met dit standpunt. Uit
geen van de door deze partijen ingediende stukken is gebleken dat zij gemotiveerd het ontbreken van
rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / leverings(akte) (zullen) betwisten.

2.15. De rechtbank geeft bovendien partijen mee dat zij de uitkomst in de ene zaak aan de rechtbank in de
andere zaak kunnen mededelen, ter beperking van het risico op tegenstrijdige (delen van) uitspraken.

2.16. Aangezien er een belang is tegen voeging en van een belang voor voeging onvoldoende is gebleken,
is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot voeging moet worden afgewezen.

2.17. [eiser in het incident] heeft aangevoerd dat de onderhavige zaak zeer nauw samenhangt met de
zaak tegen de notaris. Los van het feit dat dit standpunt niet is geconcretiseerd, is het, in het licht van
voornoemde belangenafweging, onvoldoende voor toewijzing van de vordering.

2.18. [eiser in het incident] krijgt ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan
dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de vrouw vastgesteld op 598,- aan salaris
advocaat (1,0 punt x tarief van 598,-). Ook de nakosten en wettelijke rente over de proceskosten
(inclusief nakosten) zullen worden toegewezen zoals gevorderd. Voor een veroordeling in de
proceskosten van de man ziet de rechtbank geen aanleiding aangezien de man geen verweer heeft
gevoerd.

3 De beslissing

De rechtbank

in het incident

3.1. wijst het gevorderde af,

3.2. veroordeelt [eiser in het incident] tot betaling aan de vrouw van 598,- aan proceskosten, te
vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de vijftiende dag
na de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling,

3.3. veroordeelt [eiser in het incident] tot betaling aan de vrouw van de na dit vonnis ontstane kosten (de
nakosten), begroot op:
- 173,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in het incident] niet binnen veertien dagen na
aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft
plaatsgevonden, met 90,- aan salaris advocaat, met de explootkosten van betekening van het vonnis
en met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na
de datum van het vonnis tot de dag van volledige betaling,

3.4. verklaart dit vonnis, wat betreft de veroordelingen genoemd in r.o. 3.1. en 3.2., uitvoerbaar bij
voorraad,

in de hoofdzaak

3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 januari 2024 voor beraad rolrechter omtrent het
bepalen van een mondelinge behandeling.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.

1 In artikel 222 lid 1 Rv is ook de situatie beschreven dat voor eenzelfde rechter zaken aanhangig zijn tussen
dezelfde partijen die procederen over hetzelfde onderwerp, maar die situatie is hier niet aan de orde.

You might also like