You are on page 1of 16

INLEIDING

Waarom techniek in het basisonderwijs?


- sluit aan bij belevingswereld van kinderen
- uitdagende leeromgeving creëren
- talenten aanboren
- ‘watervaleffect’ verminderen
- opgroeien tot verantwoordelijke en competente techniekgebruiker

Technische geletterdheid 3 dimensies


1. Begrijpen: inzicht hebben in techniek
- de werking van een technische realisatie kunnen uitleggen
- kunnen uitleggen hoe een technische realisatie tot stand komt
- weten waarvoor een technische realisatie wordt gebruikt

2. Hanteren: techniek kunnen gebruiken


- een technische realisatie gebruiksklaar maken
- een technische realisatie herstellen
- een technische realisatie maken

3. Duiden: techniek in een brede context kunnen plaatsen


- technische realisaties en de ontwikkeling ervan kunnen plaatsen in een maatschappelijke
context
- technische realisaties en de ontwikkeling ervan objectief kunnen bekijken en evalueren

4 kerncomponenten van techniek


1. Technische systemen: uit welke technische systemen bestaat de realisatie
- geheel van elkaar wederzijds beïnvloedende elementen en onderdelen die gericht zijn op
het bereiken van een bepaald doel

2. Technisch proces: hoe is het tot stand gekomen/uitgevonden


- een technische realisatie komt tot stand na het doorlopen van het technisch proces, dat
vertrekt vanuit een behoefte en verloopt volgens 5 stappen
3. Hulpmiddelen: Welke hulpmiddelen heeft men gebruikt om deze realisatie te
maken
- alles wat nodig is om technische realisaties efficiënter te laten functioneren, te
verwezenlijken en hun werking te doorgronden

4. Keuzes: met welke aspecten heeft men rekening gehouden/welke keuzes


heeft men gemaakt
- de criteria waaraan technische realisaties moeten voldoen

Techniek VS wetenschappelijk proces

Wat is techniek?
Techniek gaat over dingen die mensen gemaakt hebben en maken als hulpmiddelen om in
leven te blijven en het bestaan te vergemakkelijken. Het gaat over oude en moderne
middelen. Het gaat over problemen waarvoor mensen een technische oplossing bedacht
hebben of waarvoor nog een goede oplossing bedacht moet worden.
5 toepassingsgebieden
- constructies
- transport
- energie
- informatie en communicatie
- biochemie

Technische inzichten
1. constructies: materiaalgebruik, verbindingen en vormen
2. energieomzettingen
3. bewegings- en overbrengingsprincipes
4. informatie en communicatietechnologie
1. Constructies
Materiaalgebruik
Materiaal = stof waarvan voorwerp gemaakt is

Materialen met betere eigenschappen


- gewapend beton = beton met staaldraad (stevig)

- stoffen gemengd met polyester (kreukvrij)

- roestvrij staal = ijzer, koolstof en chroom

- UV beschermend textiel

- gore-tex: opgerekt teflon (ademend en toch waterdicht)


- post-it: kleefstof bestaat uit kleine bolletjes (serendipiteit)

Verbindingen
- materiaalverbindingen: lijm, beton, solderen

- vormverbindingen: dop, puzzel, lego, rits

- voorwerpverbindingen: spijker, schroef, veter, wasknijper, scharnier

Vormen
- driehoeken  duwkrachten  trekkrachten

- vierhoeken  beweeglijk

- bogen  kunnen drukkrachten goed opvangen en


gelijkmatig verdelen

- piramides  brede basis, smalle top

- profielen  stevig, maar minder zwaar

2. Energieomzettingen
Wat is energie?
- het vermogen om arbeid te verrichten
- wanneer er arbeid wordt verricht, wordt er energie van de ene in de andere vorm omgezet
Elektriciteitscentrale

Energiebronnen om elektriciteit op te wekken: steenkool, aardolie, gas


Generator: zet een draaiende beweging om in elektriciteit, te vergelijken met een dynamo
- elektrische stroom kan een magneetveld opwekken
- m.b.v. elektrische stroom kan je een elektromagneet maken
- een wisselend magnetisch veld (draaiende magneet) kan stroom opwekken
Eenheid hoeveelheid energie: kWh
Andere eenheden energie: Watt (W), Joule(J), Calorieën (cal)

Stroomkring
- elektronen van – naar + in een stroomkring
- we zeggen echter dat de stroom loopt van + naar –
- schematisch:

Geleiders en isolatoren

Energieomzettingen
Statische elektriciteit
- ontstaat als 2 voorwerpen tegen elkaar wrijven
- ene voorwerp neemt geladen deeltjes over van andere zodanig dat het elektrisch geladen
wordt
- statisch want deeltjes stromen niet weg

Hernieuwbare energie
Zonne-energie
- geen CO2-uitstoot

- kan overal

- zowel warmte als elektriciteit

- enkel overdag

- optimaal wanneer de zon schijnt

Waterkracht
- geen CO2-uitstoot

- constante productie

- water stroomt gratis

- niet overal beschikbaar

- grote projecten soms slecht voor natuur en lokale bevolking

Windenergie
- geen CO2-uitstoot

- enkel opbrengst als het waait, geen wind=geen elektriciteit

Energie uit biomassa


- CO2-neutraal (indien goed beheerd)

- gebruik van afvalproducten

- gevaar dat voedingsgewassen worden gebruikt

- kans op schadelijke gassen

Aardwarmte
- geen CO2-uitstoot

- constante productie

- enkel beschikbaar in gebieden waar warmtebronnen zijn


Fossiele energie
Aardolie en steenkool
- aardolie is eenvoudig te vervoeren

- nog grote voorraad steenkool

- beperkte voorraad aardolie

- veroorzaakt uitstoot van broeikasgassen en fijn stof

- kans op olierampen

Aardgas
- aardgasinstallaties zijn snel op te starten

- handige energiebron voor verwarming van huizen

- beperkte voorraad

- veroorzaakt uitstoot van broeikasgassen

- risico op lekken

Kernenergie
- geen CO2-uitstoot

- stabiele productie

- zeer giftig afval

- kans op kernrampen

3. Bewegings- en overbrengingsprincipes
- hefbomen
- hydraulische en pneumatische systemen
- katrollen

Hefbomen
- primair: draaipunt tussen kracht en weerstand

- secundair: weerstand in het midden

- tertiair: kracht tussen draaipunt (steunpunt) en weerstand

Hydraulische en pneumatische systemen


Pneumatisch: kracht van samengeperste lucht
Hydraulisch: vloeistof onder druk in leidingen

Katrollen
- enkelvoudig: om richting te veranderen
1
- meervoudig (takel): minder kracht nodig, 2 katrollen van de kracht nodig
2
Tandwielen
- directe overbrenging: blikopener
(draairichting tegengesteld)

- indirecte overbrenging: fietsketting


(draairichting hetzelfde)

Drijver meer tanden dan volger

 kleine kracht en versnelling

Volger meer tanden dan drijver

 grote kracht en vertraging

Loos tandwiel

4. Informatie en communicatietechnologie
Communicatietechnologie:
Toestellen die informatie op afstand vervoeren
Blikjestelefoon

Een blikjestelefoon vervoert geluid/trillingen op korte afstand.


Telefoon

Een telefoon vervoert geluid over lange afstand in de vorm van elektrische stromen.
Telegraaf

Een telegraaf vervoert elektrische stromen die volgens een bepaald patroon worden onderbroken
over een lange afstand. Alle patronen samen vormen een code.

Werking= als je op de drukknop duwt, wordt de stroomkring bij het zendstation gesloten. Hierdoor
word de elektromagneet magnetisch. De naald beweegt op en neer op het papier. Zo kan je signalen
doorgeven.

Analoog en digitaal
Digit, bit, byte

Transistor
Een transistor is een elektronisch onderdeel dat ervoor zorgt dat er wel of geen stroom door een
geleider (draad) kan lopen. De transistor is een belangrijk onderdeel van de computer. De
transistoren van de computer vind je op een chip en zijn heel erg klein.
Geïntegreerd systeem
- apparaten met ingebouwde computer
= geïntegreerde systemen zijn ‘intelligent’

- bestaan uit 4 delen


= sensor

= communicatie

= informatieverwerker (processor)

= actuator (voert taak uit)

Geschiedenis van de communicatie


24 000 v.C.
Rotstekeningen

3300 v.C.
Spijkertekeningen
3100 v.C.
Hiërogliefen

2400 v.C.
Koerierdienst

800 v.C.
Griekse alfabet

500 v.C.
Postduiven
700
Schrijven met ganzenveer

1400
Boekdrukkunst

1867
Eerste telefoon
Alexander Graham Belle

19de eeuw
Schrijfmachine
1981
Personal computer

1982
Internet

1993
Gsm-netwerk en mobiele telefoons

Begin 21ste eeuw


Smartphones en tablets

You might also like