You are on page 1of 5

Museum didactiek

College 1: donderdag 4 november


Doel: portfolio opbouwen op zaal.

Wat is museumdidactiek?

Overeenkomst met vakdidactiek. Bepalen van leerdoelen, ontwikkelen van leerzame leertaken,
ontwikkelen van effectieve leeractiviteiten, ontwikkelen van effectieve werkvormen, toetsen van
leerdoelen (summatief) en het leerproces (formatief), het begeleiden van het leerproces.

Dit alles moet gebeuren met differentiatie tussen verschillende mensen. Men is gewend dat er veel is
te kiezen en veel naar eigen smaak.

Kennis wordt geformuleerd als leerhandelingen, activerend, zodat je zeker weet dat de leerling iets
mee krijgt.

Museumtraditie

Traditionele museumrondleidingen; feiten, passieve didactiek (zitten en luisteren), weinig aandacht


voor misconcepties bij lerenden, weinig aandacht voor voorkennis en interesse (differentiatie).

Hoe vernieuwen we deze traditie? Meer inzicht in hoe iemand iets leert.

- Leerconcepties (wat is leren), meer inbreng door lerenden, toepassen en inzicht ontwikkelen
- Inzicht in concepten en leren toepassen kunst analytische vaardigheden  conceptuele
kennis en waarnemen.
- Accent op actieve, dialogische werkvormen

Doelgroepen

2 voorname doelgroepen. Formeel: school gerelateerd vaak, of voor professionele en technische


training. Informeel: Iemand die ervoor kiest om naar het museum te komen. Museum heeft wel
doelstellingen die de toeschouwer opneemt als hij weg gaat. Dat onderscheid kan je niet zo stellen,
want de museumcontext zelf kan ook dit onderscheid maken.

Omgevingsindrukken

Leuk, maar moeilijk. Je stem goed gebruiken, niet te hard om geen anderen te storen, maar wel hard
zat dat iedereen dat kan horen.

In het geheugen zijn een aantal mechanismen. Het sensorisch/zintuigelijk geheugen. Je doet
indrukken op; auditief, visueel, sensorisch. Die komen binnen en dan gaat het werkgeheugen (korte
termijngeheugen) meteen aan. Korte termijn geheugen gaat aan de gang met wat je ziet, proeft,
ruikt en ervaart. Als je iets langer wil onthouden, moet je een heel traject door naar je lange termijn
geheugen. Hoe beter je dit hier opslaat, hoe sneller je dit weer kan oproepen. Informatie naar lange
termijngeheugen is lastiger in het museum dan in een klaslokaal.
Langetermijngeheugen: je gaat herhalen om op te slaan. Kan ook 1 keer horen en koppelen aan
dingen die je kent. Bij interesse is dit vanzelfsprekend. Als je in de hersenen kijkt hoe de prikkels
worden verwerkt, is het als een soort goed geasfalteerde snelweg, snelle, dikke verbindingen. Hoe
vaker je herhaalt, hoe sneller en breder de snelweg wordt.

Sensomotorisch domein, affectief domein, cognitief domein, metacognitief domein zijn de domeinen
van het lange termijn geheugen. Als je betekenisvol wil leren, dan zijn daar een aantal kenmerken
van; actief, dialogisch, samenwerken, constructief en reflectief. Dat denken past in onze tijd. Ik wil
graag dat mensen iets meenemen naar huis en iets kunnen doen in hun wereldbeeld.

Rijkheid van wat wij als mensen kunnen, toepassen in museum, dat is het ultieme doel. Dit sluit aan
op de meervoudige intelligentie van Gardner. Leren door en over kunst volgens MT en gardner:
Sensomotorisch domein, affectief domein, cognitief domein, creatief domein, metacognitief domein,
sociaal domein.

Kunst is een domein. Het is een manier van weten. Het hoeft niet alleen cognitief benaderd te
worden, maar dit is juist een pleidooi om kunst breder te maken. Kunst is belichaamde kennis, je
ontwikkelt voorstellingsvermogen en creativiteit.

Schema van Leder. Als docent bewegen van automatisch naar bewust bij het publiek. Voortduren
affectieve evaluatie bij binnenkomst, wat vind je gelijk wel tof of niet. Dan volgt een automatisch
proces, zit er iets symmetrisch in, orderning of groepering. Kan je het al ergens bij plaatsen, herken je
het? En dan als 3e en belangrijkste: kan je zien wat de voorstelling is en de vormgeving daarvan? Als
je dit onderscheid kan maken, dat leidt tot de waardering van kunst.

David Perkins. Als je naar het museum gaat, dan moet je het zo aanpakken dat je in een notendop die
kijker laat ervaren wat het nou zo leuk maakt om in een museum kunst te ervaren. Het voorbeeld
daarvan: als je een sport leert, dan leer je niet alle spelregels voor je het een keer gaat sporten. Je
doet de eenvoudige versie daarvan, zodat je het leuker kan vinden en gaandeweg kan leren.

Creatieve opdracht: twee concepten die niks met elkaar te maken hebben met elkaar verbinden.

Herziene taxonomie van Bloom

1. Onthouden
2. Begrijpen
3. Toepassen
4. Analyseren
5. Evalueren
6. Creeeren

Affectieve vaardigheden

Van eenvoudig naar complex


1. Ontvangen (selectieve aandacht)
2. Beantwoorden/reageren
3. Waarderen/betrokkenheid
4. Organiseren waardensysteem (genuanceerd afwegen)
5. Internaliseren van waarden / consistent gedrag en flow

Emoties en wat mensen menselijk maakt


Basis emoties zijn universeel en aangeboren en zijn fysiek te ervaren: walging, angst, blijdschap,
verdriet, boosheid en verrassing. Dit gaat buiten de cultuur om, universeel. Emoties zijn ook van
belang omdat ze je kennis kleuren. Iets wat je saai vind is lastig te onthouden en iets wat je leuk en
belangrijk vindt, is makkelijk te onthouden. Geheugen en emotieverwerking gebeurt op dezelfde plek
in de hersenen.
Kunst leren waarderen, van bottom up naar top down. Embodied cognition.

Flow
In het affectieve domein. De optimale ervaring. Je gaat ergens helemaal in op en vergeet de wereld
om je heen. Intrinsieke motivatie komt dat door. Uitdagingsniveau en vaardigheden zijn beide hoog
en dat is zo prikkelend, dat je de wereld om je heen even vergeet.

Chicksenmihay heeft een haakjes idee gemaakt ‘the hook’. Iets wat de aandacht trekt en om dat te
versterken voeg ik iets zintuigelijks toe. Dan krijg je betrokkenheid en als je de juiste versie hebt die
uitdagend genoeg is, dan krijg je het flow idee.

Sensomotorische vaardigheden
1. Zintuigelijk (passief) waarnemen
2. Actief waarnemen
3. Basisvaardigheden waarnemen ontwikkelen
4. Beheersing basisvaardigheden in waarnemen
5. Expertise in waarnemen
6. Adaptieve expertise in waarnemen (flexpertise)
7. Nieuwe vaardigheden in waarnemen creëren (nieuwe inzichten oproepen)
Kunstvocabulaire = beter kijken is meer zien
Als je taal gebruikt om dingen die je ziet onder woorden te brengen, dan ga je ook meer zien.

Opdracht met analyseren, expertise in waarnemen en organiseren in waardensysteem, genuanceerd


afwegen.
College 9 december – literatuur
Deel A

Eigen rondleiding deel – beoordeling op 4 competenties.

a. Omgang met groep en omgeving


b. Communicatieve vaardigheden
c. Kennis en didactiek  flexibele omgang met kennis, rode draad, aanzetten tot goed kijken
d. Professionalisme

Paper
Jouw visie op museumdidactiek. Laten zien dat je de literatuur hebt bekeken en kritisch kan
analyseren. Soort essay achtig betoog. Kan literatuur Canvas zijn, maar ook eigen aanvullende
colleges.

Aanpassingen in portfolio: even met ander kleurtje aangeven. Alles bij elkaar mikken en dan als 1
document portfolio inleveren

Zelfevaluatie en eindreflectie: wat ging goed/slecht en waarom en hoe zou je dat de volgende keer
anders doen?

Van 1 tot half 3 Britt en Noa

3 tot half 5 – Jan, Bertilde en Lauren

Deel B

Concept waar we over nadenken. Kunnen dingen zijn die je in je paper hebt omschreven. Thema,
kunstwerken, rode draad en leeruitkomsten. Inlezen in kunsthistorische kant. Museum didactisch:
werkvormen; je hebt wetenschappelijke literatuur en die relateer je aan de werkvorm.

MDA. Iets waarin je de rondleiding goed vastlegt, voor de rondleider. En iets wat je uitdeelt aan je
toeschouwer: leerlingenboekje met activerende werkvormen. Handleiding waarmee je een andere
rondleider een uitleg mag laten geven zoals je dat zelf hebt bedacht.

Samenvattingen en Visiepunten

Inleidend College – Mark schep, rondleiden is een vak stond centraal. Wat weten we over wat en hoe
je leert in een museum en de rol va prikkels. Kijken en cognitieve facetten. Cognitieve, affectieve en
zintuigelijke verbindingen. Literatuur: Flow, hoe kun je dat leren toe te passen in de praktijk.

Mogelijkheden en onmogelijkheden

- Als er echt geen intrinsieke motivatie is, kan flow niet worden getriggerd
- Met alleen de flow theorie kom je er niet, je moet er andere facetten gebruikt worden om
überhaupt het haakje aan te komen.
- Flow is een haalbaar principe voor iedereen, want iedereen heeft interesses vanuit
intrinsieke motivatie.
- Grote flexibiliteit nodig om te kunnen differentieren.

Leder –

Verschil tussen stijl, voorstelling en inhoud uit te leggen. Je wordt in een museum gelijk affectief
benaderd. Je kan door naar een volgend level. Vormgeving en voorstelling van elkaar scheiden.

Rijksmuseum – verbinding kennis en gevoel, principe inclusiviteit en diversiteit.

You might also like