Professional Documents
Culture Documents
1
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
2
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
Vserre: 1000 m³, Aglas: 500 m² Te,lucht : 15 °C, Te,hemel : 0 °C, IS : 250
W/m²
De thermische geleidbaarheid van het glas mag als hoog verondersteld worden; het laat
88 % van de zonneïnstraling door, en absorbeert 8 % van de zonneïnstraling. De emis-
siviteit van het glas is 0.94, en de convectieve overgangscoëfficiënten aan de binnen- en
buitenzijde van het glas zijn 5.5 en 20 W/m²K. De buitenluchttemperatuur is 15 °C, de
hemeltemperatuur is 0 °C, en de zonneïnstraling op de schil van de serre bedraagt 250
W/m². Het drukke bladerdak van de planten mag bekeken worden als een vlak oppervlak
van 500 m² dat alle invallende zonnewarmte absorbeert en via convectie warmte wisselt
met de serrelucht met overgangscoëfficiënt 50 W/m²K. Warmtetransport via en naar de
grond mag verwaarloosd worden.
a. Bepaal de luchttemperatuur in de serre, wanneer geen ventilatie optreedt.
3
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
OPLOSSINGEN
1. Warmtebalans van een lichaam
a. De warmteafgifte van huid naar omgeving, door convectie en straling, moet gelijk zijn
aan de warmtetoevoer van kern naar huid via geleiding. Een warmtebalans voor de huid-
temperatuur wordt dan:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q gele,kern→huid = Q afgifte
Tkern − Thuid dhuid
→ Ahuid ∙ = Q afgifte R huid =
R huid λhuid
Aangezien we de geleiding als instroom beschouwen, van kern naar huid, wordt hier het
temperatuurverschil ook van kern naar huid genomen (Tkern - Thuid). Oplossen naar Thuid:
Q afgifte dhuid 150 0.005
Thuid = Tkern − ∙ = 37 − ∙ = 35.53 °C
Ahuid λhuid 1.7 0.3
Ondanks het feit dat het niet vriest, valt de ruittemperatuur toch onder 0 °C, omwille van
de stralingsverliezen. Het in de buitenlucht aanwezige vocht zal onder deze omstandig-
heden dus toch tegen de voorruit aanvriezen.
4
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
5
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
b. De benodigde waterstroom kan berekend worden uit een warmtebalans voor de radia-
toren, waarin de inkomende advectiestroom gelijk moet zijn aan de uitgaande advectie-
stroom en de warmteafgifte:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q wat,in = Q wat,uit + Q afgifte
→ Gwat ∙ cwat ∙ Twat,in = Gwat ∙ cwat ∙ Twat,uit + Q afgifte
Oplossen naar Gwat:
Q afgifte 1600
Gwat = = = 0.019 kg/s = 68.6 l/h
cwat ∙ (Twat,in − Twat,uit ) 4200 ∙ (70 − 50)
6
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
6. Transmissie- en ventilatieverlies
a. De transmissieverliezen kunnen berekend worden als de warmtestroom doorheen het
dak zelf. Deze geleidingsstroom kan voorgesteld worden als:
Tsi − Tse
Q trans = Adak ∙
R dak
en kan berekend worden wanneer de twee oppervlaktetemperaturen bekend zijn. Daar-
toe zijn twee warmtebalansen nodig waarin de geleidingsstroom gelijk is aan de convec-
tie- en stralingsstromen:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q conv,i→si + Q stra,i→si = Q gele,si→se
Q gele,si→se = Q conv,se→e + Q stra,se→e
→ qconv,i→si + qstra,i→si = qgele,si→se (1 m²)
qgele,si→se = qconv,se→e + qstra,se→e (1 m²)
4
→ hconv,i ∙ (Ti,lucht − Tsi ) + edak ∙ σ ∙ (Ti,opp − Tsi4 )
Tsi − Tse
=
R dak
7
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
Tsi − Tse
= hconv,e ∙ (Tse − Te,lucht ) + edak ∙ σ
R dak
4 4
∙ (Tse − Te,hemel )
Dit stelsel [A]∙[T] = [B] kan opgelost worden via [T] = [A]-1∙[B]. Omdat Tsi en Tse zelf voor-
komen in [A] moet dit via een iteratief proces gebeuren, welk kan gestart worden via het
aannemen van startwaarden voor beide (bv. 283 K).
Oplossing geeft 284.1 en 277.1 K als binnen- en buitenoppervlaktetemperatuur, waarmee
Qtrans dan kan begroot worden op:
Tsi − Tse 284.1 − 277.1
Q trans = Adak ∙ = 150 ∙ = 14193 W
R dak 0.075
Deze stroom is natuurlijk gelijk aan de som van convectie en straling van de binnenom-
geving naar het binnenoppervlak, als ook aan de som van de convectie en straling van
het buitenoppervlak naar de buitenomgeving (zie de warmtebalansen bovenaan).
8
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
De formule voor het ventilatieverlies kan nog praktischer vertaald worden, door het venti-
latievoud rechtstreeks in te voeren:
ρlucht ∙ clucht
Q vent = Gvent ∙ clucht ∙ (Ti,lucht − Te,lucht ) = ∙ n ∙ V ∙ (Ti,lucht − Te,lucht )
3600
De combinatie van ‘luchtdensiteit’, ‘luchtcapaciteit’ en ‘/3600’ kan als een constante be-
schouwd worden, die ongeveer gelijk is aan 0.34:
Q vent = 0.34 ∙ n ∙ V ∙ (Ti,lucht − Te,lucht )
Die laatste twee uitdrukkingen kunnen finaal gebruikt worden om de warmteovergangs-
coëfficiënt door ventilatie Hvent te definiëren:
Q vent = Hvent ∙ (Ti,lucht − Te,lucht ) 𝑚𝑒𝑡 Hvent = Gvent ∙ clucht = 0.34 ∙ n ∙ V
Opmerking: zonnewarmte speelt hierin geen rol, omdat die gewoon door lucht heen gaat,
daar lucht transparant is voor straling. De straling wordt wel geabsorbeerd door de plan-
ten en wordt dan via convectie tussen planten en lucht deels naar de lucht overgedragen.
9
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
De drie resulterende vergelijkingen kunnen opgelost worden met dezelfde methode als
toegepast in de vorige oefening, wat leidt tot Ti,lucht = 312.9 K = 39.7 °C, Tglas = 294.8 K =
21.7 °C, Tplant = 314.8 K = 41.7 °C. Zelfs onder de relatief ‘koele’ omstandigheden wor-
den dus toch al hoge temperaturen bereikt in de serre.
Opmerking: ook hier zijn alternatieve formuleringen van de warmtebalansen mogelijk, zie
ook oefening 02.2a hierboven. In de glasbalans zou je de convectie tussen glas en lucht
kunnen beschrijven van lucht naar glas, en dus als een instroom voor het glas:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q zon,e→glas + Q conv,lucht→glas = Q stra,glas→plant
+Q conv,glas→e + Q stra,glas→e
→ qzon,e→glas + qconv,lucht→glas = qstra,glas→plant
+qconv,glas→e + qstra,glas→e
→ αS,glas ∙ IS + hconv,i ∙ (Ti,lucht − Tglas ) =
4 4
eglas ∙ σ ∙ (Tglas − Tplant )
+hconv,e ∙ (Tglas − Te,lucht )
4 4
+eglas ∙ σ ∙ (Tglas − Te,hemel )
De bekomen balans is echter wiskundig equivalent en de oplossingen blijven dus geldig.
Andere variaties zijn ook mogelijk, bv. door het beschouwen van de straling tussen glas
en planten als een instroom naar het glas, …, maar deze leiden allemaal tot equivalente
balansen en dezelfde oplossingen.
10
H01H3 Bouwfysica 02. Warmte - Concepten + Geleiding - Oefeningen
luchttemperatuur Tlucht kan dus bekomen worden uit een warmtebalans voor het thermo-
koppel, waar de ingaande convectie gelijk moet zijn aan de uitgaande straling.
Dat geeft:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q conv,lucht→thkop = Q stra,thkop→buis
→ Athkop ∙ hconv ∙ (Tlucht − Tthkop )
4 4
= Athkop ∙ ethkop ∙ σ ∙ (Tthkop − Tbuis )
De convectie en straling worden hier respectievelijk als instroom en als uitstroom aange-
nomen: convectie van lucht naar thermokoppel en straling van thermokoppel naar buis.
Deze richtingen bepalen dan meteen ook de temperatuurverschillen Tlucht - Tthkop en Tthkop
- Tbuis.
De eigenlijke temperatuur van de stromende lucht ligt dus 261K boven de meting, omwil-
le van de stralingsverliezen van thermokoppel naar buis. Een lagere emissiviteit voor
het thermokoppel, bijvoorbeeld 0.08, zou dat verschil terugbrengen tot 35 K.
b. De temperatuur van de lucht na één meter buis kan berekend worden uit een warmte-
balans, waarin de warmtestroom van de inkomende lucht gelijk is aan de warmtestroom
van de uitgaande lucht plus de convectieve warmtestroom van lucht naar buis. De con-
vectie tussen lucht en thermokoppel, uit opgave a., wordt hier niet meegerekend, omdat
dat een locaal fenomeen van beperkte betekenis is:
∑ Q in = ∑ Q uit → Q adv,in = Q adv,uit + Q conv,lucht→buis
→ Glucht ∙ Tlucht,in ∙ clucht = Glucht ∙ Tlucht,uit ∙ clucht
+Hconv ∙ (Tlucht,uit − Tbuis )
Oplossen naar Tlucht,uit brengt ons dan tot:
Glucht ∙ Tlucht,in ∙ clucht + Hconv ∙ Tbuis 1 ∙ 1111 ∙ 1000 + 20 ∙ 500
Tlucht,uit = =
Glucht ∙ clucht + Hconv 1 ∙ 1000 + 20
= 1099.0 K
of, de lucht koelt 12.0 K af per lopende meter buis. In dit resultaat hebben we de lucht in
de buis volledig op de uitgaande temperatuur verondersteld, terwijl die in realiteit natuur-
lijk verloopt van de in- naar de uitgaande temperatuur. Aannemen dat de lucht in de he-
le buis op ingaande temperatuur staat zou resulteren in een afkoeling van 12.2 K per lo-
pende meter. Indien gewenst kan verondersteld worden dat de lucht op het gemiddelde
van de in- en uitgaande temperatuur staat, wat de berekeningen iets complexer maakt.
11