You are on page 1of 64

INHOUD Blz.

Overzicht bijlagen 2
1. Inleiding 3
2. Behaaglijkheid 4
3. Dimensioneren luchtbehandelinginstallaties
3.1 Bepaling luchthoeveelheid 5
3.2 Bepaling manier van lucht inblazen in de ruimte 6
4. Luchtbehandeling en h - x diagram
4.1 h - x diagram 8
4.2 Processen in het h - x diagram 8
5. Luchttransport
5.1 Ventilatoren 15
5.2 Drukverlies in luchtleidingen 21
5.3 Dimensioneren luchtleidingen 26
6. Warmtewisselaars 27
7. Geluid
7.1 Algemeen 29
7.2 Gedrag geluid binnen 32
7.3 Gedrag geluid buiten 35
7.4 Geluidproductie van ventilatoren 36
OVERZICHT BIJLAGEN

Bijlage Blz.
1: Warmteoverdracht door geleiding 38
2: Warmteoverdrachtscoëfficienten 38
bouwkundige constructies
3: Warmtegeleidingscoëfficienten en soortelijke 39
massa's bouwmaterialen
4: Fysische gegevens metalen 40
5: Fysische gegevens andere vaste stoffen 41
6: Fysische gegevens vloeistoffen 42
7: Gassen 42
8: Fysische gegevens gassen 43
9: Gegevens brandstoffen 43
10: Stoomtabel 44
11: Drukverlies in lagedruk stoom leidingen 46
12: Drukverlies in hogedruk stoomleidingen 47
13: Diameter van condensleidingen 48
14: Drukverlies in warmwaterleidingen 49
15: Stalen gas- en stoompij pen 50
16: Naadloze stalen vlampijp 51
17: Flenzentabel 52
18: Massa's van profielen 54
19: Grieks alfabet 56
20: Maateenheden 57
21: Omrekeningsfactoren 59

Aantekeningen
1. INLEIDING

Het is een bijzonder goede gedachte van de directie van Klima B.V., ter gelegenheid van
het 80-jarig bestaan van het bedrijf, het bekende "groene boekje" opnieuw, maar dan
wel geheel herzien en aangepast aan de huidige stand van de techniek en de thans
gehanteerde normen, uit te brengen in een moderne bij deze tijd horende vorm.

De voorganger van de uitgave die nu voor u ligt, heeft immers al bewezen dat dit
handboek niet alleen aan hen die nog slechts kort in het vakgebied van de
klimaatregeling werkzaam zijn goede informatie verschaft, maar ook door de meer
ervaren technicus veelvuldig als geheugensteun wordt geraadpleegd. Hiermede is de
traditie van Klima B.V., om veel op de praktijk gerichte voorlichting op haar vakgebied te
geven, voortgezet. Een traditie die goed aansluit bij het streven van de Nederlandse
Technische Vereniging voor Verwarming en Luchtbehandeling (TVVL), het niveau van de
klimaatregeltechniek te verhogen, onder meer door de verworven kennis op begrijpelijke
wijze vast te leggen en over te dragen.

Wij feliciteren Klima B.V. met het jubileum ter gelegenheid van haar 80-jarig bestaan en
met haar initiatief dit handboek weer uit te geven.
De vele gebruikers zullen daar dankbaar voor zijn.

W.H.Wijckerheld-Bisdom,
Voorzitter T.V.V.L.
2. BEHAAGLIJKHEID

Onderscheid kan gemaakt worden in de:


- thermische behaaglijkheid
- akoestische behaaglijkheid
- verlichtingstechnische behaaglijkheid en
- eisen betreffende luchtzuiverheid.
Blijven we bij de thermische behaaglijkheid, dan wordt deze bepaald door de volgende
parameters:
- luchttemperatuur (°C)
- stralingstemperatuur (°C)
- luchtsnelheid (m/s)
- luchtvochtigheid (% R.V.)
en tevens door aan de mens gerelateerde factoren als:
- de warmteweerstand van de kleding (ook dampweerstand) (clo)
- de stofwisselingsgraad of het metabolisme bij bepaalde activiteiten (W/m2).

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat van een gemiddelde groep mensen
maximaal 95% tevreden is met een bepaald binnenklimaat. De ontwerpcondities, die
voor een bepaalde ruimte moeten gelden, zijn afhankelijk van de activiteiten, die in de
ruimte plaatsvinden en het beschikbare budget voor investering en exploitatie van de
installaties.
3. DIMENSIONEREN LUCHTBEHANDELINGINSTALLATIES

3.1 Bepaling luchthoeveelheid (volumestroom)

De luchthoeveelheid wordt bepaald op basis van:


a. De minimale vereiste luchthoeveelheid voor luchtverversing.
b. De minimale vereiste hoeveelheid i.v.m. een goede luchtverdeling.
c. Hoeveelheid af te voeren warmte (koellast).
d. Hoeveelheid toe te voeren warmte (transmissie).

Bepaling luchthoeveelheid ten gevolge van koellast


& =m
Q & . c . ∆t
K
& = koellast in kW voelbare koellast
Q K
m
& = massastroom in kg/s (hoeveelheid lucht)
c = s.w. van lucht ca. 1 kJ/kg K
∆ t = tr - ti in K. tr = ruimtetemperatuur
ti = inblaastemperatuur

Enkele waarden: buitenluchtconditie 30°C/50%R.V.


: binnentemperatuur 5°C lager dan de buitenluchttemperatuur
: R.V. ca. 40 - 60%
: inblaastemperatuur 10°C beneden ruimtetemperatuur

Voorbeeld:
Gegeven: koellast voelbaar 1 kW
tr = 24°C
ti = 14°C

(
Gevraagd : luchthoeveelheid s.m. lucht = 1,2 kg/m3 )
& =m
Q & .c.∆ t 1 = m & . 1 . (24 − 14) m
& = 0,1 kg/s.
& = 0,1 = 0,083 m3 =ˆ 300 m3 /h.
V
1,2

Bepaling luchthoeveelheid ten gevolge van transmissieverlies


& t =m
Q & .c.∆ t
r
& t = transmissieverlies in kW
Q r

∆ t = ti − tr
Enkele waarden: tr = 20°C
: ti = 15 tot 30°C hoger dan tr
Opmerking: Afhankelijk van manier van inblazen en afzuigen: bij hoog in de ruimte
inblazen en afzuigen ∆ t < 15°C, bij hoog inblazen en laag afzuigen en gerichte
luchtstroom ∆ t maximaal 30°C.

Voorbeeld:
Gegeven: Q & tr = 1,5 kW
tr = 20°C ti = 40°C s.m. lucht = 1,2 kg/m3.
Gevraagd: luchthoeveelheid in m3/h.

Formule:
& =m
Q & . c . ∆t
1,5 = m& .1 . (40 − 20) m
& = 0.075 kg/s

& = 0,075 x 3600 = 225 m3 /h


V
1,2

3.2 Bepaling manier van lucht inblazen in de ruimte


Algemeen: De lucht moet op een dusdanige manier in de ruimte ingebracht worden, dat
dit niet als hinderlijk ervaren wordt.

Enkele criteria: Gemiddelde eindsnelheid ter plaatse van personen kleiner dan 0,25 m/s.
Voorkeur: 0,15 m/s. Gemiddelde temperatuurverschil met omgeving kleiner dan 10°C.

De Worp: Dit is de afstand vanaf het rooster tot aan een punt, waar de luchtsnelheid tot
0,5 m/s is gereduceerd.

Formule: (geldend bij isotherme luchtstroming)

vx K A
= .
v X µr
x = worplengte in m
v = beginsnelheid in het rooster m/s
vx = snelheid aan het einde van de worp (0,5 m/s)
K = rooster constante (zie onderstaande tabel)
A = opp. uitblaasrooster m2
µ = contractiefactor 0,6 ...1
r = verhouding netto/bruto doorlaat
Roosterconstanten K
Straalpijp 6,0 . . . 7,0
Rechthoekige vrije doorlaat 5,0 . . . 6,0
Sleuf L : B = 1 : 20 4,0 . . . 5,0
Rooster horizontale lamellen 5,5
Rooster verticale lamellen:
- Recht 4,0 . . . 5,5
- Divergerend 40° 3,5
- Divergerend 60° 2,5
- Divergerend 90° 2,0

Enige ervaringscijfers m.b.t. het type inblaasrooster, de toelaatbare circulatievouden en


temperatuursverschillen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Overzicht inblaasmogelijkheden

Soort rooster Circulatievoud ∆ t = tr - ti toepassingsgebied

wandroosters 6-8v 8°C kantoor, winkel, verpleeghuizen


anemostaten 10 - 12 v 10°C kantoor, restaurant,
ziekenhuizen
spleten plafonds 10 - 12 v 10°C kantoren, etc.
v = 3 m/s
geperforeerd plafond 20 v en hoger - speciale operatiekamers,
verfspuitcab., comp. ruimten
vloerroosters 20 v en hoger 5°C idem, comp. ruimten industrie
speciale anemostaten 6 - 10 v 10°C hoge hallen, sportzalen
hoge ruimten

Afzuigroosters:
Wand of vloerroosters, bij luchtverwarming laag plaatsen, luchtsnelheden
maximaal 2 m/s.
4. LUCHTBEHANDELING EN h-X DIAGRAM

4.1 h-x diagram

Het h-x diagram, ook wel genoemd Mollierdiagram, is een zeer belangrijk hulpmiddel bij
het berekenen van diverse grootheden voor luchtbehandelinginstallaties en geeft de
relaties weer tussen de warmte-inhoud van de lucht h, het vochtgehalte van de lucht x,
de temperatuur en relatieve vochtigheid bij een atmosferische druk van 1013 mbar en
dat alles voor 1 kg lucht.

Enkele begrippen:

Droge bol temperatuur: de lucht temperatuur gemeten met een thermometer, in °C.
Natte bol temperatuur: de temperatuur gemeten met de natte bol thermometer ofwel
die temperatuur welke ontstaat na maximale bevochtiging van
lucht met water van omgevingstemperatuur, in °C.
Dauwpunt temperatuur: de temperatuur van de lucht afgekoeld zonder toe- of
uittreding van vocht tot die waarde waarbij condensatie
optreedt, in °C.

Enthalpie: warmte-inhoud van de lucht, in kJ/kg.

Absoluut vocht: vochtgehalte van de lucht in kg/kg lucht.

Relatieve vochtigheid: verhouding optredende partiële dampspanning t.o.v. de


maximale dampspanning bij een bepaalde temperatuur of in
praktijk de verhouding van de heersende vochtigheid t.o.v. de
maximale hoeveelheid vocht per kg lucht bij een bepaalde
temperatuur in %.

Randschaal: ∆ h/∆ x, deze verhouding geeft de richting van een bepaald


proces weer.

Verzadigingslijn: de grens in het h-x diagram tussen de gebieden waar water als
waterdamp aanwezig is en waar water als water (nevel)
aanwezig is.

4.2 Processen in het h-x diagram

Ter illustratie is een aantal processen in het Mollierdiagram aangegeven.

Voor de toestandsveranderingen bij warmteterugwinning uit ventilatielucht wordt


verwezen naar publicatie 7 van de documentatie.
4.2.1 Verwarming en bevochtiging

Stel het onderstaand principeschema is van toepassing:


- Buitenconditie: -10°C; 90% R.V.; 2000 m3/h.
- Totale luchthoeveelheid: 3000 m3/h.
- Inblaastemperatuur 4°C (4 K) boven de ruimtetemperatuur.

De mengconditie 2 wordt met behulp van onderstaande vergelijking bepaald.


1000 m3 /h
(1 − 2) = . (1 − 6)
3000 m3 /h

De lijn 2-3 heeft betrekking op het verwarmen.

Het vermogen bedraagt:

P =m
& . (h3 − h2) (kW)
Waarin m
& de massastroom in kg/s voorstelt en h de enthalpie in kJ/kg.

Het vermogen van de stoombevochtiger is


P =m
& . (h4 − h3) (kW)

De massastroom stoom bedraagt:


m
& S =m
& . (x4 − x3) (kg/s)

Het verloop van 4 naar 6 heeft betrekking op het benodigde vermogen voor het
warmteverlies van de ruimte.
Bij waterbevochtiging is het onderstaande principeschema van toepassing:

Omdat bij waterbevochtiging geen energieoverdracht plaatsvindt, verloopt dit proces


volgens een lijn van constante enthalpie (3-4).
Het vermogen van de voorverwarmer is te berekenen uit h3 - h2.
Het vermogen van de naverwarmer is te berekenen uit h5 - h4.

Het rendement van de bevochtiger is:


a
η=
a+b

De massastroom water m
& b , die in de lucht gebracht wordt, is te berekenen
uit ∆x en de massastroom van de lucht.

& b = (x4 − x3) . m


m & (kg/s )

De massastroom spui m
& s =m
&b

Het rendement van de bevochtiger ligt vast in de configuratie van dit toestel. Daarom is
het nodig dat punt 3 op de betreffende lijn van gelijke enthalpie ligt. Dit wordt bereikt
door de zgn. "dauwpuntregeling" toe te passen. De voorverwarmer wordt geregeld op
basis van een vaste natte bol temperatuur.
In het voorbeeld is deze waarde ca. 6°C.
4.2.2 Koeling

Stel het onderstaande principeschema is van toepassing:

- 1 buitenluchtconditie: 30°C; 45% R.V.


- 2 uittredeconditie koeler: 8°C (8 K) beneden ruimtetemperatuur
- 3 ruimteconditie: 25°C; 50% R.V.
- voelbare koellast 2 kW
- latente koellast 0,2 kW

De inblaasluchthoeveelheid volgt uit de inblaastemperatuur, ruimtetemperatuur en de


voelbare koellast.

& =m
Q & .c.∆ t

& = 2 = 0,25 kg/s


m
1x8
& = ca. 750 m3 /h.
dus V

De vereiste vochtigheid van de inblaaslucht volgt uit de ruimtevochtigheid, de


luchthoeveelheid en de latente koellast:

& =m
Q l
& . r . (x3 − x2)

Hierin is r de verdampingswarmte van water: 2500 kJ/kg.

De juiste inblaasconditie is hiermee bepaald.

Het vermogen van de koeler is te bepalen uit h1 - h2.


5. LUCHTTRANSPORT

5.1 Ventilatoren

5.1.1 Ventilatorcapaciteit

De kapaciteit van een ventilator wordt bepaald door het totaaldrukverschil


∆ p over de ventilator en de verplaatste luchthoeveelheid V&.
t

Totaal drukverschil:
Het totaal drukverschil ∆ pt is de som van het statisch drukverschil ∆ pst en de
dynamische of snelheidsdruk pd.

In formule: ∆ pt = ∆ pst + pd

De eenheid van druk is N/m2 of Pa (Sl-stelsel).

De druk en drukverschillen kunnen visueel worden waargenomen en gemeten worden


met behulp van een Prandtl- of Pitotbuis en een vloeistofmanometer.

In bovenstaande figuur is afgebeeld hoe de drukken zowel zuig- als perszijdig gemeten
kunnen worden en welk verband ertussen de diverse drukken bestaat. Duidelijk is
waarneembaar dat de drukmetingen plaatsvinden t.o.v. de atmosferische druk en niet
t.o.v. het absolute drukpunt 0. Men spreekt daarom ook van statisch en totaal
drukverschil.
Bij onderdruk (zuigzijdig) zijn deze drukverschillen t.o.v. de atm. druk negatief en bij
overdruk (perszijdig) positief.

De totale drukverhoging van de ventilator is de som van de totale drukverschillen zuig-


en perszijdig.

Hierbij kan men echter 4 gevallen onderscheiden:

a) Zuigzijdig bedrijf:
De ventilator blaast vrij uit en heeft slechts aan de zuigzijde weerstand te
overwinnen:
∆ pt = ∆ pt1 + (pd2 - pd1)

b) Drukzijdig bedrijf:
De ventilator zuigt vrij aan en heeft slechts perszijdig weerstand te overwinnen:
∆ pt = ∆ pst2 + pd2

c) Zuig- en drukzijdig bedrijf:


De ventilator moet aan beide zijden weerstand overwinnen:
∆ pt = ∆ pst1 + ∆ pst2 + (pd2 - pd1)

d) Drukloos bedrijf:
De ventilator zuigt vrij aan en blaast vrij uit:
∆ pt = pd2

5.1.2 Statisch drukverschil ∆ pst

Het statisch drukverschil dient voor het overwinnen van weerstanden in luchtsystemen
en kan gemeten worden via wandboringen in het kanaal.

5.1.3 Dynamische druk pd

De dynamische druk is de kinetische energie die nodig is voor het in stand houden van
de luchtstroom.

Hiervoor geldt: pd = ½ ρ v2

Hierin is: Pd = dynamische druk in Pa


ρ = soortelijke massa in kg/m3
v = luchtsnelheid in m/s

De dynamische druk kan gemeten worden zoals in bovenstaande figuur is aangegeven.


Aangezien de luchtsnelheid in het kanaal meestal niet gelijkmatig is dient er op meerdere
plaatsen in één meetvlak gemeten te worden.

De dynamische druk wordt daarna berekend uit het gemiddelde van √ pd.
Voor de toe te passen meetmethoden wordt verwezen naar de desbetreffende
ventilatornormen. In alle gevallen kan uit de gemeten druk de luchtsnelheid worden
bepaald.

5.1.4 Luchtsnelheid

De luchtsnelheid kan worden bepaald uit de dynamische druk en de soortelijke

2p d
massa v = m/s
ρ
Voor ρ = 1,2 kg/m3 geldt v = 1,29 . √ pd m/s

5.1.5. Totaaldruk ∆ pt

De totaaldruk kan eveneens gemeten worden als aangegeven, doch is ook te berekenen
uit het gemeten statisch drukverschil en de dynamische druk.

&
5.1.6. Luchthoeveelheid V

De luchthoeveelheid wordt bepaald door het product van luchtsnelheid en


doorstroomoppervlak.

& =vxA
In formule : V

Hierin is :
& = volumestroom in m3 /s
V
v = luchtsnelheid in m/s
A = doorstroomoppervlak in m2

Zoals reeds eerder is opgemerkt kan de luchtsnelheid uit de dynamische druk worden
berekend. Er zijn echter ook legio mogelijkheden om de luchtsnelheid met andere
instrumenten te bepalen, zoals meetflenzen en -düsen, anemometers, hittedraadmeters.

5.1.7 Ventilatorasvermogen P

Naast de kapaciteit van een ventilator is ook het bijbehorend ventilatorasvermogen van
belang.

Dit asvermogen kan worden bepaald uit het koppel op de as en het toerental van de
ventilator.

In formule : Pas = M . ω M . n = 0,105 M . n
60

Hierin is:
Pas = asvermogen in W
M = askoppel in Nm
ω = hoeksnelheid in rad/s
n = toerental in omw/min.

Het askoppel kan worden gemeten met een balansmeter of koppelmeter. Het toerental
wordt meestal met een tachometer bepaald.

5.1.8 Ventilatorrendement

Van groot belang is het rendement van de ventilator.

Onder het ventilatorrendement wordt verstaan: de verhouding tussen het afgegeven


vermogen en het toegevoerd vermogen.

& . ∆p
V
In formule : ηas = t
x 100%
Pas

η = het rendement in %
& = volumestroom in m3 /s
V
∆p t = totaal drukverschil in Pa
Pas = ventilatorasvermogen in W

De rendementen van de meest voorkomende ventilatoren zijn :


− axiaalventilatoren η = 60 − 85%
− centrifugaalvent. met achterwaarts gebogen schoepen η = 65 − 95%
− centrifugaalvent. met voorwaarts gebogen schoepen η = 50 − 75%
Hierin is

Het bedrijfsrendement van de ventilator ligt echter lager, doordat de ventilator wordt
aangedreven hetzij direct, hetzij indirect door een elektromotor.

Als richtwaarden kunnen worden aangehouden:


− electromotor ηm = 70 − 95%
− snaaroverbrenging ηs = 90 − 95%
− lagering ηl = 99%
zodat het bedrijfsrendement ηb wordt:
ηas η η η
ηb = x m x s x l x 100%
100 100 100 100

Ventilatorproefstand

5.1.9 Invloed van ρ op de ventilatorcapaciteit

(Waaierdiameter D en toerental n constant)


Als de soortelijke massa ρ van het te verplaatsen gas anders is dan 1,2 kg/m3, waarvoor
de grafieken zijn samengesteld, dan veranderen het statische drukverschil en het
motorvermogen rechtevenredig hiermede; de door de ventilator verplaatste
luchthoeveelheid blijft echter constant.
& =V
V & m3 /s
ρ′
∆p′st = ∆p st Pa
1,2
ρ′
P′ = P kW
1,2
Het accent ' geeft de nieuwe toestand aan.
Door het verlangde statische drukverschil ∆ p'st in bovenstaande formule in te vullen
volgt:

waarmede de druk berekend is, die in de grafieken moet worden gezocht om voor de
andere soortelijke massa de juiste ventilator te kunnen bepalen.

Voorbeeld:
∆p′st = 150 Pa ρ′ = 0,98 kg/m3
1,2
∆p st wordt daardoor x 150 = 184 Pa
0,98

Met deze druk als uitgangspunt wordt de ventilator bepaald. Het daarbij gevonden
 0,98 
vermogen wordt vermenigvuldigd met   waarmede het bij ρ′ benodigde
 1,2 
vermogen bekend is.

5.1.10 Invloed van n op de ventilatorcapaciteit

(soortelijke massa ρ en waaierdiameter D constant)


Voor andere toerentallen verandert de capaciteit als volgt:

& n′ m3 /s
& =V
V
n
2
 n′ 
∆p′st = ∆p st   Pa
n
3
 n′ 
P ′ = P   kW
n

1,2
∆p st = ∆ p′st
ρ′
5.1.11 Invloed van D op de ventilatorcapaciteit

(soortelijke massa ρ en toerental n constant)


Voor een meetkundig gelijkvormige reeks ventilatoren verandert de capaciteit als volgt:
3
&  D′  m3 /s
&′=V
V
D
2
 D′ 
∆p′st = ∆p st   Pa
D
5
 D′ 
P ′ = P   kW
D

D is hierin de waaierdiameter.

5.1.12 Invloed van temperatuur en hoogte op opvoerhoogte en


ventilatorvermogen

∆p st
∆p′st = Pa
faktor

P
P′ = kW
faktor

5.1.13 Invloed van n op het geluidvermogenniveau

5
 n′  n′
Lw′ = Lw + 10 log   = Lw + 50 dB
n n

5.2 Drukverlies in luchtleidingen

Het drukverlies in luchtleidingen bestaat uit de som van wrijvingsweerstanden


Σ R.L (waarin R de wrijvingsweerstand per meter kanaallengte en L de lengte van het
kanaal in meters) in de rechte leidingen en de som van plaatselijke weerstanden Σ Z. (Z
is het drukverlies ontstaan in bochten, vormstukken, aftakkingen, en de weerstanden
van ingebouwde luchtverwarmings- en/of koelbatterijen, luchtfilters, kleppen, roosters
enz.

Het totale drukverlies ∆ P = Σ R.L + Σ Z Pa dient gelijk te zijn aan het beschikbare, door
de ventilator geleverde statische drukverschil (eventueel vermeerderd met de winst aan
statische druk dooromzetting van dynamische druk).
λ
Wrijvingsweerstand: R = ρ V2
2d

Waarin :
λ het wrijvingsgetal
v luchtsnelheid m/s
d diameter van het kanaal in m
ρ soortelijke massa van de lucht in kg/m3

Voor lucht met ρ = 1,2 kg/m3 stromende in rechte, ronde plaatstalen luchtkanalen met
een diameter d volgt R uit de op volgende pagina geplaatste grafiek in Pa/m. Ook voor
rechthoekige kanalen met zijden a en b kan R met behulp van deze grafiek worden
bepaald; voor d dient in dit geval de overeenkomstige kanaaldiameter do te worden
aangehouden.

2.a.b.
Deze overeenkomstige kanaaldiameter volgt uit : do = m
a+b

Voorbeeld:
Door een rond plaatstalen kanaal met d = 0,5 m, lengte L = 20 m, stroomt 5 m3 lucht
per sec. ρ = 1,2 kg/m3. Bepaal de wrijvingsweerstand R en de weerstand R.L van het
kanaal. Uit de grafiek ter bepaling van de luchtweerstand volgt R = 12 Pa/m, waarmede
R.L = 12 x 20 = 240 Pa.

De luchtsnelheid in het kanaal ontlenen we eveneens aan deze grafiek, in dit geval dus
26 m/s.

Indien de luchtkanalen uit andere materialen zijn vervaardigd dienen de volgende


toeslagen voor R:
Asbestcement 25% aangestreken metselwerk 25 - 50%
Vinidur 0% ruw metselwerk 50 - 100%

ρ′
Voor andere soorten massa'sρ′ van de lucht neemt R met toe of af.
1,2

Plaatselijke weerstanden Z

1
Algemeen geldt : Z = ζ . . ρ . V 2 Pa
2

Voor ρ = 1,2 kg/m3 volgt Z = 0,6 . ζ . V 2 Pa


Gemiddelde waarden voor ζ zijn in de navolgende ζ-tabel aangegeven.

Voorbeeld:
Bepaal de plaatselijke weerstand Z voor een ronde bocht vervaardigd uit 3 segmenten
(zie no. 2 op ζ -tabel). De luchtsnelheid v in de bocht bedraagt 10 m/s, ρ = 1,2 kg/m3,
r/d = 1.
Aan de tabel ontlenen we ζ = 0,5

Uit bovenstaande volgt: Z = 0,6 x 0,5 x 102 = 30 Pa.

Grafiek ter bepaling van de luchtweerstand in ronde plaatstalen luchtkanalen


ζ-tabel (plaatselijke weerstanden)
5.3 Dimensionering luchtleidingen

Onderstaand is een overzicht weergegeven van maximaal toelaatbare snelheden in


luchtleidingen.

- Woonhuis systemen luchtverwarming


In hoofdkanalen: 3 à 4 m/s In aftakkingen: 2 m/s

- Lage druk systemen

rechthoekig kanaal rond kanaal


in technische ruimten 8 10
in schachten 6 8
in verlaagde plafonds:
- boven gangen 5 8
- boven lokalen 3,5 6

- Hoge druk systemen (in combinatie met inductie-units etc.)

rechthoekig kanaal rond kanaal


in technische ruimten 8 12
in schachten 6 10
in verlaagde plafonds:
- boven gangen 5 10
- boven lokalen 3,5 7

Luchtsnelheden in aftakkingen naar rooster 2 à 3 m/s.

Opmerking: bij voorkeur lengte-breedte verhouding van 4 niet overschrijden.

Toe te passen materialen: plaatstaal


kunststof
bouwkundig
6. Warmtewisselaars

Warmtewisselaars worden gebruikt om warmte van een medium op het andere over te
brengen.

De warmteoverdracht is te bepalen uit (zie bijlage 1):


& =k.A.∆ t
Q m

Waarin :
& = vermogen in W
Q
&&fficient in W/m2K
k = warmtetransmissiecoe
A = oppervlak in m2
∆ t m = gemiddeld log. temperatuursverschil in K.

De k-waarde wordt over het algemeen bepaald uit laboratoriummetingen. Ook wordt wel
gebruik gemaakt van theoretische modellen. Het gemiddeld temperatuursverschil is
afhankelijk van het principe van de warmtewisselaar: gelijkstroom, tegenstroom of
dwarsstroom. Onderstaand zijn deze principes weergegeven met de bijbehorende
formules voor ∆ tm.

* Geldt bij benadering.


Voor nauwkeurige bepaling zie de vakliteratuur.
In onderstaande figuur is het verband weergegeven tussen de temperatuur van de media
en het doorstroomde oppervlak voor het gelijkstroom- en tegenstroomprincipe.
7. GELUID

7.1 Algemeen

7.1.1 Inleiding

Met het begrip geluid wordt bedoeld het opwekken, de transmissie en de ontvangst van
energie in de vorm van trillende golven in elastische media zoals vaste stoffen,
vloeistoffen en gassen.
In de lucht vindt transmissie plaats doordat luchtmoleculen rondom een gemiddelde
evenwichtspositie trillen. Hierdoor ontstaan kleine drukvariaties t.o.v. de atmosferische
druk. De gemiddelde plaats van elk molecule blijft dus stationair, maar de wisselende
kompressies en drukverminderingen lopen van de bron weg in alle richtingen, in de vorm
van longitudinale golven. De grootte van de drukgolf wordt gemeten door de gemiddelde
amplitudeschommeling t.o.v. de atmosferische druk 1 bar te bepalen.

7.1.2 Frequentie

Het aantal drukschommelingen dat per seconde optreedt wordt de frequentie (f)
genoemd. Deze frequentie is bepalend voor de toonhoogte van het geluid. De eenheid
van frequentie is Herz (Hz).
Het frequentiegebied waarin ons gehoor in staat is geluid waar te nemen loopt van
ongeveer 20 Hz tot 20 kHz. De grootste gevoeligheid van ons gehoor ligt in het
frequentiegebied van 2 tot 4 kHz.
In de installatietechniek is het gebruikelijk om het frequentiegebied op te splitsen in
oktaafbanden. Hierbij is de opgegeven frequentie (f) het midden van een gebied dat
wordt begrensd door f/ √ 2 en f . √ 2. De middenfrequentie van de oktaafband wordt
gegeven door: f = √ (f1xf2). De standaard frequenties die internationaal aanvaard zijn
als middenfrequenties voor de oktaafbanden zijn: 63 Hz, 125 Hz, 250 Hz, 500 Hz, 1000
Hz, 2000 Hz, 4000 Hz en 8000 Hz.
Golven met frequentie beneden het hoorbaar gebied worden infrasonen genoemd en
golven gelegen in het frequentiegebied boven het hoorbare heten ultrasonen.

7.1.3 Geluidvermogenniveau Lw

Het akoestisch vermogen wat uitgestraald wordt is gedefinieerd door:

W
Lw = 10 log (dB)
Wo
Hierin is:
W: het door de geluidbron afgegeven vermogen in Watt
Wo: referentiewaarde re = 10-12 Watt

Het akoestische vermogen uitgestraald door een grote raket kan bijvoorbeeld oplopen tot
ca. 107 W of 190 dB.
Voor zacht gefluister is dit resp. 10-10 W of 20 dB.
7.1.4 Geluiddrukniveau Lp

Het geluiddrukniveau wordt gedefinieerd door:


2
p  p
Lp = 10 log   = 20 log (dB)
 po  po
Hierin is:
p: de optredende druk in Pascal
po: de standaard akoestische referentiedruk in gassen
re 2x 10-5 Pa.

7.1.5 De dB(A) waarde

De gevoeligheid van het oor is verbazingwekkend. De uitwijking van het trommelvlies bij
een juiste hoorbare 1 kHz toon is ongeveer één miljoenste millimeter. Het oor is echter
niet voor iedere frequentie even gevoelig. Hoge frequenties worden onaangenamer
ervaren dan lage bij gelijk geluiddrukniveau. Door bijvoorbeeld toepassing van de A-
weging kan dit gecorrigeerd worden. Hierbij wordt per frequentie een correctie toegepast
om ondanks het verschil in hinderlijkheid van de verschillende frequenties tot
vergelijking te kunnen komen.

De A-correcties zijn: 63 125 250 500 1K 2K 4K 8K (Hz)


-26 -16 -9 -3 0 0 +1 +1 -1 (dB)

Een niveau van 30 dB met een frequentie van 1000 Hz is qua hinderlijkheid te
vergelijken met bijvoorbeeld een niveau van 46 dB met een frequentie van 125 Hz. Na
het invoeren van de correctie moeten de verschillende frequenties opgeteld worden
volgens de rekenregels die voor logarithmen gelden. Hierbij kan gebruik gemaakt
worden van onderstaande vuistregels.

Verschil Aanpassing hoogste niveau


0-1 +3
2-3 +2
3-9 +1
>9 0
Voorbeeld 63 125 250 500 1K 2K 4K 8K (Hz)
60 62 61 59 58 57 58 62 (dB)
A-weging -26 -16 -9 -30 +1 +1 0 -1 (dB)
34 46 52 56 58 58 59 61 (dB(A))
46
53
58
61
63
64
66
Het totaalniveau in dit voorbeeld is dus 66 dB(A)

voor het optellen van twee of meerdere gelijke geluidbronnen kan ook gebruik gemaakt
worden van onderstaande grafiek.

Voor het optellen van 2 ongelijke geluidbronnen is eveneens een grafiek weergegeven:
7.1.6 Verband tussen verschillende grenswaarden

NC = dB(A) - 7 (ongeveer)
NR = dB(A) - 5 (ongeveer)

7.1.7 Het equivalent geluidniveau

Het energetisch gemiddelde over een bepaalde periode T noemt men het equivalent
geluidniveau (Leq)

 2

1 T  p A (t) 
Leq = 10 log ∫
o   
 dt  dB(A)
T   p o  
PA(t): de A-gewogen momentane geluiddruk
Po: referentiedruk van 20 µPa.
Het leq is dus gelijk aan het niveau van een constant geluid dat in de beschouwde
periode evenveel energie heeft als het lawaai. Hierbij wordt steeds A-weging toegepast.

7.1.8 Het L95-niveau

Het L95 is de waarde van LA die gedurende 95% van de tijd wordt overschreden; men
kan dit zien als een soort "onderkant" of "minimum" van het geluidniveau.

7.2 Gedrag geluid binnen

7.2.1 Uitbreiding geluidgolven

Uitbreiding van de geluidgolven in een ruimte gebeurt volgens:

 Q 4
Lp = Lw + 10 log  2
+ 
 4π r A
Lp = geluiddruk
Lw = geluidvermogen bron
Q = richtingsfaktor
r = afstand in m.
A = m2 Sabine of open raam

Q 4
2
is de bijdrage van het direkte veld en is de bijdrage van het nagalmveld.
4πr A

Q wordt bepaald door de plaats van de bron, de frequentie en het oppervlak van de
bron. Bij het bekijken van bijvoorbeeld luchtroosters in een ruimte is het nagalmveld
vaak bepalend.
7.2.2 Kritische afstand

QA
r=
16π

Dit is de afstand van de geluidbron, waarop de bijdrage van het nagalmveld en het
directe veld aan elkaar gelijk zijn.

7.2.3 Open raam

A = ∑ . α. S

A = m2 Sabine of open raam


α = absorptiecoëfficient
S = oppervlakte in m2

In normale kantoorvertrekken en woningen varieert α meestal van 0,1 tot 0,2.

Een andere manier om A te berekenen is m.b.v. de nagalmtijd.

1 V
A= .
6 T
V = ruimte inhoud in m3
T = nagalmtijd in sec. (afname van een toon met 60dB).

Voorbeeld
Stel dat in een ruimte een compressor is opgesteld met het volgende geluidvermogen:
(freq) 63 125 250 500 1K 2K 4K 8K (Hz)
(Lw) 88 94 107 104 103 97 95 93 (dB)

Stel dat de ruimte een nagalmtijd heeft van 1,5 sec en een inhoud van 250 m3.
1 V 1 250
A= . = . = 28 m2 Sabine
6 T 6 1,5

 Q 4  Q 4 
10log  2
+  = 10log  +  = − 8 dB
 4πr A  4π9 28 

Met dit gegeven kan worden uitgerekend wat het geluidniveau,


op bijvoorbeeld 3 m, zal worden.
(freq) 63 125 250 500 1K 2K 4K 8K (Hz)
(Lw) 88 94 107 104 103 97 95 93 (dB)
ruimtedemping -8 -8 -8 -8 -8 -8 -8 -8 (dB)
A-corr. -26 -16 -9 -3 0 0 +1 +1 -1 (dB)
Lp op 3 m. 54 70 90 93 95 90 88 84 (dB(A))
70
90
95
98
99
99
99
Geluidniveau op 3 meter: 99 dB(A)

7.2.4 Normen

Uit onderzoek naar lawaaidoofheid is gebleken dat bij een 8-urige werkdag een leq
niveau van 80 dB(A) niet moet worden overschreden.

Verblijfsduur per dag max. geluidniveau ter voorkoming van


gehoorbeschadiging
8 uur 80 dB(A)
4 uur 83 dB(A)
2 uur 86 dB(A)
1 uur 89 dB(A)
½ uur 92 dB(A)
¼ uur 95 dB(A)

Aanbevolen geluidniveaus in de utiliteitsbouw (richtwaarden)

- studio's 15 - 25 dB(A)
- Spreekkamers 30 - 40 dB(A)
- vergaderkamers 30 - 40 dB(A)
- kantoorvertrekken 30 - 40 dB(A)
- kantines/restaurants 35 - 45 dB(A)
- typekamers 35 - 45 dB(A)
- gangen/hallen 35 - 45 dB(A)
- patiëntenkamers 30 - 40 dB(A)
- operatiekamers 30 - 40 dB(A)
- wachthallen 35 - 45 dB(A)
- computerruimten 35 - 50 dB(A)
7.3 Gedrag geluid buiten

7.3.1 Uitbreiding geluidgolven

Uitbreiding van geluidgolven in het vrije veld gebeurt volgens:

Lp = geluiddruk Q = 1 = hele bol


Lw = geluidvermogen bron Q = 2 = halve bol
Q = richtingsfactor Q = 4 = kwart bol
r = afstand in m Q = 8 = achtste bol

Over het algemeen worden bij globale berekeningen invloeden zoals luchtabsorptie,
bodemdemping en demping door opgaande beplanting buiten beschouwing gelaten.

Indien de geluidgegevens worden verstrekt in Lw-waarden per oktaafband, dan is voor


de "halve bol"-situatie:

Lp = Lw - 8 - 20 log R.

waarin R de afstand tot de bron is in meters:

Q
Lp = Lw + 10log
4πr 2
Bij hele- resp. kwart-bol situaties gelden de aangegeven streeplijnen.
7.3.2 Onderstaande tabel geeft streefwaarden voor woonomgevingen

Deze waarden gelden voor de gevel van woningen.

Aard van de woonomgeving Aanbevolen streefwaarden in dB(A)


dag avond nacht

1. Landelijke omgeving 40 35 30
(herstellingsoorden, stille recreatie)

2. Rustige woonwijk, weinig verkeer 45 40 35

3. Woonwijk in de stad 50 45 40

7.3.3 De etmaalwaarde

De etmaalwaarde is het maximum van het Leq in dB(A) over de perioden:


- dag
(7.00-19.00 uur)

- avond
(19.00-23.00 uur) +5 dB(A)

- nacht
(23.00-7.00 uur) +10dB(A)

7.4 Geluidproductie van ventilatoren

Ventilatoren zijn stromingsmachines die een zekere volumestroom onderhouden bij een
bepaalde tegendruk. Dit gaat echter gepaard met geluid, m.a.w. een ventilator is tevens
een geluidsbron.
Naast het produceren van mechanisch geluid dat veroorzaakt wordt door motor, lagers
en trillende onderdelen, wordt tevens aerodynamisch geluid opgewekt. Het
aerodynamisch geluid is zeer complex van aard en ontstaat door de volgende oorzaken:
a) de schoepfrequentie gekenmerkt door een zuivere toon;
b) het afschudden van wervels door de schoepen die een breedbandig geluid
veroorzaken;
c) turbulentie van de luchtstroom dat meer een ruiskarakter vertoont.
Bepaling van het geluidvermogenniveau van de ventilator

Het geluidvermogenniveau van de ventilator kan op 2 manieren worden bepaald:


a) door meting van het geluiddrukniveau van de ventilator.
Rekening houdend met de akoestische eigenschappen van de ruimte kan hieruit
het geluidvermogenniveau worden bepaald.
b) door taxatie met behulp van de formule van Beranek. Deze formule luidt:

& + 20 log p in dB
Lw tot. = 40 + 10 log V tot.

Hierin is V & : volumestroom in m3 /s


p tot. : totaaldruk in Pa

Deze formule dient met de nodige voorzichtigheid te worden gehanteerd. De


nauwkeurigheid bedraagt ca. 4 dB en geldt voor het maximum rendement van de
ventilator.

Voor het bepalen van het geluidvermogenniveau per frequentieband moet het totaal
geluidvermogenniveau worden verminderd met de relatieve waarde. De relatieve
waarden voor enkele typen van ventilatoren kunnen worden ontleend aan grafiek.

Relatief geluidvermogenniveau per octaaf

De relatieve geluidvermogenniveaus per octaaf van verschillende typen ventilatoren


Bijlage 1: warmteoverdracht door geleiding

& =k.A.∆ t
Q
& : overgedragen warmte door geleiding in W
Q
&&fficient in W/m2K
k : warmtetransmissiecoe
A : oppervlak in m2
∆ t : temperatuurverschil in K

1 1 d 1
= +Σ +
k ai λ au
αj : inwendige warmteoverdrachtscoëfficient in W/m2 K (zie bijlage 2)
αu : uitwendige warmeoverdrachtscoëfficient in W/m2 K
d : dikte van het materiaal in m
λ : warmtegeleidingscoëfficient in W/mK (zie bijlage 3)

Bijlage 2: warmteoverdrachtscoëfficient bouwkundige constructies

Omschrijving α (W/m2 K)
Wanden: - binnenzijde 8
- buitenzijde 23
Vloeren en plafonds:
- warmtetransport naar boven 8
- warmtetransport naar beneden 6
Bijlage 3: warmtegeleidingscoëfficienten en soortelijke massa’s
bouwmaterialen

I: in overwegend droge toestand


II: in overwegend natte toestand
Bijlage 4: fysische gegevens metalen
Bijlage 5: fysische gegevens andere vaste stoffen
Bijlage 6: fysische gegevens vloeistoffen

Bijlage 7: gassen

De massa m van een gashoeveelheid kan met behulp van onderstaande formule bepaald
worden:

p.V
m= kg
R.T
Waarin:
P : de absolute druk in Pa
V : het volume in m3
R : de gasconstante in J/kgK
T : de absolute temperatuur in K.
Bijlage 8: fysische gegevens gassen

Bijlage 9: gegevens brandstoffen


Bijlage 10: stoomtabel
Bijlage 11: drukverlies in lage druk stoomleidingen
Bijlage 12: drukverlies in hoge druk stoomleidingen

N.B. Bij oververhitte stoom is de drukval per 1 K oververhitting ca. 0.3% groter.

Voorbeeld:
1120 kg stoom van 4 bar (abs.) stroomt continu door een rechte leiding met een lengte
van 200 m en een diameter van 65 mm.
Hoe groot is dan de einddruk?
Gemiddelde druk inschatten op 3,5 bar dan drukval R = 480 Pa/m;
R1 480 . 200 = 96000 Pa = 0,96 bar
Dus einddruk: 4,0 - 0,96 = 3,04 bar
Bijlage 13: diameter van condensleidingen

l is de afstand van het onderste en meest verwijderde verwarmingslichaam tot de ketel.


Bijlage 14: drukverlies in warmwaterleidingen
Bijlage 15: stalen gas- en stoompijpen
Bijlage 16: naadloze stalen vlampijp
Bijlage 17: flenzentabel

Mm
Bijlage 18: massa's van profielen
Bijlage 19: Grieks alfabet

A α alpha = a
)
B β beta = b
Γ γ gamma = g
∆ δ delta = d
E ε epsilon = e
)
Z ζ zeta = dz
)
H η eta = `e
)
O 0 theta = th
I ι iota = i
K κ kappa = k
Λ λ lambda = l
M µ mu = m
N ν nu = n
Ξ ξ ksi = ks
O o omicron = o
Ππ pi = p
P ρ rho = rh
Σ σ sigma = s
T τ tau = t
Y υ ypsilon = u
φ ϕ phi = ph, f
X X chi = ch
Ψ Ψ psi = ps
Ω ω omega = oo
Bijlage 20: maateenheden

20.1 Basisgrootheden volgens het SI-tabel

Basisgrootheid Basiseenheid teken

Lengte Meter m
Massa Kilogram kg
Tijd Seconde s
Elektrische stroomsterkte Ampère A
Thermodynamische temperatuur Kelvin K
Stofhoeveelheid Mol mol
Lichtsterkte Candela cd

20.2 Atoomfysische eenheden

Grootte atoomfysische eenheden teken

Deeltjesmassa Atomaire eenheid u


Energie Elektronenvolt eV

20.3 Afgeleide eenheden

Grootte SI-eenheid teken

Tijd Minuut min


Uur h
Dag d
Frequentie Hertz Hz
Kracht Newton N
Druk, mechanische spanning Pascal Pa
Bar bar
Dynamische Viscositeit Pascalseconden Pa s
Energie, arbeid, warmtehoeveelheid Joule J
Vermogen, energiestroom,
warmtestroom Watt W
Elektrische spanning,
potentiaal verschil Volt V
Elektrische weerstand Ohm Ω
Elektrische geleiding Siemens S
Elektrische lading Coulomb C
Temperatuur graden Celcius °C
20.4 Decimale veelvouden van eenheden

Factor voorvoegsel teken Factor voorvoegsel teken

1018 Exa E 10-1 Deci d


1015 Peta P 10-2 Centi c
1012 Tera T 10-3 Milli m
109 Giga G 10-6 Micro µ
106 Mega M 10-9 Nano n
103 Kilo k 10-12 Pico p
102 Hekto h 10-15 Femto f
101 Deka da 10-18 Atto a

20.5 Samenhang tussen basiseenheden en afgeleide eenheden

1 min = 60 s
1 h = 60 min = 3600 s
1 d = 24 h = 1440 min = 86400 s
1 Hz = 1/s
1 N = 1 kg m/s2
kg m 1 kg
1 Pa = 1 N/m2 = 1 2 2
=1 2
s m s m
kg m 1 kg
1 bar = 105 N/m2 = 105 2 2
= 105 2
s m s m
kg m 1 kg
1 Pa s = 1 N s/m2 = 1 2
=1
s m ms
kg m kg m2
1 J = 1 WS = 1 Nm = 1 2 m = 1
s s2
kg m 1 kg m2
1 W = 1 J/s = 1 Nm/s = 1 2 m = 1
s s s3
J Nm
1 V = 1 W/A = 1 =1Ω A =1
sA As
J Nm
1 Ω = 1 V/A = 1 W/A 2 = 1 2
=1
sA As 2
1 S = 1/Ω
1C =1A s
Bijlage 21: Omrekeningsfactoren

Arbeid, Energie, Warmte


1 Nm = 1,0000 J
1 Ws = 1,0000 J
1 dyn cm = 1,0000 . 10-7 J
1 erg = 1,0000 . 10-7 J
1 Dyn m = 1,0000 J
1 kp m = 9,8067 J
1 kcal = 4,1868 . 103 J
1 kWh = 3,6000 . 106 J
1 PSh = 2,6478 . 106 J
1 Btu = 1,0551 . 103 J
1 Chu = 1,8991 . 103 J
1 ftpdl = 4,2139 . 10-2 J
1 ftlbf = 1,3558 J
1 hphr (britisch) = 2,6845 . 106 J
1 therm = 1,0551 . 108 J

Dichtheid
1 grain/ft3 = 2,2884 . 10-3 kg/m3
1 lb/ft3 = 1,6018 . 10 kg/m3
1 lb/UKgal = 9,9779 . 10 kg/m3
1 lb/USgal = 1,1983 . 102 kg/m3

Druk, mechanische spanning


1 bar = 1,000 . 105 Pa
1 at = 9,8067 . 104 Pa
2
1 kp/cm = 9,8067 . 104 Pa
1 atm = 1,0133 . 105 Pa
1 Torr = 1,3332 . 102 Pa
1 mmHg (1 mm QS) = 1,3332 . 102 Pa
1 mm wk = 9,8067 Pa
2
1 dyn/cm = 1,0000 . 10-1 Pa
2
1 pdl/ft = 1,4881 Pa
1 lbf = 4,7880 . 10 Pa
2
1 pdl/in = 2,1429 . 102 Pa
1 in water = 2,4909 . 102 Pa
1 ft water = 2,9891 . 103 Pa
1 in Hg (1 in mercury) = 3,3866 . 103 Pa
1 lbf / in2 )psi) = 6,8948 . 103 Pa
2
1 ton f/in = 1,5444 . 107 Pa

Energie, zie Arbeid

Enthalpie, zie Arbeid


Enthalpie, specifieke
1 kcal/kg = 4,1868 . 103 J/kg
1 Btu/lb = 2,3260 . 103 J/kg
1 Chu/lb = 4,1868 . 103 J/kg

Enthropie, zie Warmte, specifieke

Kracht
1 kp = 9,8067 N
1 dyn = 1,0000 . 10-5 N
1 Dyn = 1,0000 N
1 pdl = 1,3825 . 10-1 N
1 lbf = 4,4482 N
1 tonf = 9,9640 . 103 N

Lengte
1Å = 1,0000 . 10-10 m
1 µ (micron) = 1,0000 . 10-6 m
1 in = 2,5400 . 10-2 m
1 ft = 12 in = 3,0480 . 10-1 m
1 yd = 3 ft = 36 in = 9,1440 . 10-1 m
1 thou = 2,5400 . 10-5 m
1 mile (statute) = 1,6094 . 103 m
1 mile (nautical) = 1,8533 . 103 m
1 rod = 1 perch = 5,5 yd = 5,292 m
1 chain = 2,0117 m
1 furlong = 2,0117 . 102 m

Massa
1 kps2/m = 9,80665 kg
1 grain = 6,4800 . 10-5 kg
1 lb = 4,5359 . 10-1 kg
1 ton (short) = 20 cwt brit. = 9,0718 . 102 kg
1 ton (long) = 20 cwt UK = 1,0160 . 103 kg

Massa stroom
1 lb/hr = 1,2600 . 10-4 kg/s
1 ton/day (short = 1,0500 . 10-2 kg/s
1 ton/day (long) = 1,1760 . 10-2 kg/s
1 ton/hr (short) = 2,5200 . 10-1 kg/s
1 ton/hr (long) = 2,8224 . 10-1 kg/s

Massastroomdichtheid
1 lb/hr ft2 = 1,3562 . 10-3 kg/m2s
1 kg/hr ft2 = 2,9900 . 10-3 kg/m2s
1 lb/s ft2 = 4,8824 kg/m2s
Oppervlakte
1 in2 = 6,4516 . 10-4 m2
1 ft2 = 9,2903 . 10-2 m2
1 yd2 = 8,3613 . 10-1 m2
1 acre = 4,0469 . 103 m2
1 mile2 = 2,5900 . 106 m2

Snelheid
1 ft/hr = 8,4667 . 10-5 m/s
1 ft/min = 5,0800 . 10-3 m/s
1 ft/s = 3,0480 . 10-1 m/s
1 mile/hr = 4,4704 . 10-1 m/s

Spanning, mechanische zie Druk

Temperatuur

υ/ o C = x c : T = (x c + 273,15) K

υ/ oF = x f :
(Fahrenheit))

5 
T =  (x f − 32) + 273,15 K
9 

5
1 o R (Rankine ) = K
9

Temperatuurverschil
1 oC = 1 K
5
1 oF = K
9
5
1 oR = K
9

Uitzettingscoëfficient (volumetrisch)
1 g/cm3 °C = 1,0000 . 103 kg/m3K
3
1 lb/ft °C = 1,6018 . 10 kg/m3K
1 lb/ft3 °F = 2,8833 . 10 kg/m3K
Vermogen, warmtestroom
1 m kp/s = 9,80665 W
1 kcal/h = 1,1630 W
1 erg/s = 1,0000 . 10-7 W
1 PS = 7,3548 . 102 W
1 m3 atm/h = 2,8150 . 10 W
1 ft lbf/min = 2,2597 . 10-2 W
1 ft lbf/s = 1,3558 W
1 ft pdl/s = 4,2139 . 10-2 W
1 Btu/hr = 2,9308 . 10-1 W
1 Chu/hr = 5,2754 . 10-1 W
1 hp (british) = 7,4570 . 102 W
1 ton refrigeration = 3,5169 . 103 W
1 therm/hr = 2,9308 . 104 W

Versnelling
1 ft/s2 = 3,0480 . 10-1 m/s2

Viskositeit, dynamische
1 kp s/m2 = 9,80665 Pa s
1 kp h/m2 = 3,532 . 10-4 Pa s
1 Poise = 1 g/cm s = 1,0000 . 10-1 Pa s
1 lb/ft hr = 4,1338 . 10-4 Pa s
1 kg/ft hr = 9,1134 . 10-4 Pa s
1 lb/ft s = 1,4882 Pa s

Viskositeit, kinematische
1 Stoke = 1 cm2/s = 1,0000 . 10-4 m2/s
1 dm3/hr in = 1,0936 . 10-5 m2/s
1 ft2/hr = 2,5806 . 10-5 m2/s
1 ft2/s = 9,2903 . 10-2 m2/s
Volume
1 in3 = 1,6387 . 10-5 m3
1 ft3 = 2,8317 . 10-10 m3
1 yd3 = 7,6455 . 10-1 m3
1 US gal = 3,7853 . 10-3 m3
1 UK gal = 4,5460 . 10-3 m3
1 US bushel (dry) = 3,5239 . 10-2 m3
1 UK bushel (dry) = 3,6369 . 10-2 m3
1 barrel (petroleum US) = 1,5898 . 10-1 m3
1 lube oil barrel = 2,0819 . 10-1 m3
1 gill = 1,1829 . 10-4 m3
1 register ton = 100 ft3 = 2,8317 m3
1 quater
= 8 UK bushels
= 32 pecks
= 64 UK gallons
= 256 quarts
= 512 pints = 2,9095 . 10-1 m3

Volume, specifiek
1 ft3/kg = 2,8317 . 10-2 m3/kg
1 ft3/lb = 6,2428 . 10-2 m3/kg

Volumestroom
1 ft3/hr = 7,8658 . 10-6 m3/s
1 ft3/min - 1 cfm
= (1,7 m3h) = 1 cu min = 4,7195 . 10-4 m3/s
1 ft3/s = 1 cu sec = 2,8317 . 10-2 m3/s
1 US gal/hr = 1,0515 . 10-6 m3/s
1 UK gal/hr = 1,2628 . 10-6 m3/s
1 barrel/day (petroleum US) = 1,8401 . 10-6 m3/s
1 US gal/min = 6,3089 . 10-5 m3/s
1 UK gal/min = 7,5766 . 10-5 m3/s
1 mgd = 106 UK gal/day = 5,2617 . 10-2 m3/s

Warmte, zie Arbeid

Warmtedoorgangscoëfficient,
Warmteoverdrachtscoëfficient,
warmtetransmissiecoëfficient

1 Kcal/m2 h °C = 1,1630 W/m2 K


1 cal/m2 s °C = 4,1868 . 104 W/m2 K
1 kcal/ft2 hr °C = 1,2518 . 10 W/m2 K
1 Btu/ft2 hr °F = 5,6785 W/m2 K
1 Chu/ft2 hr °C = 5,6783 W/m2 K
Warmtegeleidingscoëfficient
1 kcal/m h °C = 1,1630 W/mK
1 cal/cm s °C = 4,1868 . 102 W/mK
2
1 Btu/ft hr (°F/in) = 1,4423 . 10-1 W/mK
1 Btu/ft hr °F = 1,7308 W/mK
1 Chu/ft hr °C = 1,7308 W/mK

Warmtegrootheden m.b.t. het volume


1 kcal/m3 = 4,1868 . 103 J/m3
3
1 Btu/ft = 3,7260 . 104 J/m3
3
1 Chu/ft = 6,7067 . 104 J/m3
1 therm/ft3 = 3,7260 . 109 J/m3

Warmtecapaciteit, specifieke
1 kcal/kg °C = 4,1868 . 103 J/kg K
1 cal/g °C = 4,1868 . 103 J/kg K
1 Btu/lb °F = 4,1868 . 103 J/ kg K
1 Chu/lb °C = 4,1868 . 103 J/kg K

Warmtestroomdichtheid
1 kcal/m2 h = 1,1630 W/m2
1 kcal/ft2 hr = 1,2518 . 10 W/m2
1 cal/cm2 s = 4,1868 . 104 W/m2
1 Btu/ft2 hr = 3,1546 W/m2
1Chu/ft2 hr = 5,6784 W/m2

You might also like