You are on page 1of 5

Toetsvoorblad

Naam student
Studentnummer Klas ETN1
Opmerkingen van student
(indien van toepassing)

 Na afloop van de toets dien je alles weer in te leveren (toetsopgave/kladpapier/uitwerkingen);


 Vermeld op elk uitwerkingenblad je naam, studentnummer, klas en toetsversie (indien van toepassing);
 Indien je meer dan één uitwerkingenblad gebruikt dien je de uitwerkbladen te nummeren.
 De student wordt geacht tijdens het maken van de toets zich te houden aan de toetsregels zoals
vermeld in de OER.

Academie LED Code toets 15469

Naam toets Thermodynamics 10


Naam docent(en) De GEUS

Datum afname 01-01-2020


Toetsduur (tijdstip) Begin: 14.15 uur Eind: 16.30 Uur Verl: 17.15 uur
Bestemd voor groep(en) TN2

Aantal vragen / opgaven 4 Aantal Pagina’s (inclusief dit formulier) 4


Toegestane hulpmiddelen
(verplicht invullen) Rekenmachine – echter niet programmeerbaar

Opmerkingen van Zie tentamen


docent /
beoordelingscriteria

(Dubbel klik op het vierkantje en kies bij standaardwaarde ingeschakeld)

Gebruik rekenmachine Programmeerbaar Niet programmeerbaar Grafisch


Toetspapier Gelinieerd Ruit
Schrapkaart Antwoordformulier
Kladpapier Gelinieerd Ruit Blanco

Mededeling academie

Opgave 1 (15 punten )


Een bolvormige luchtballon is gevuld met helium; men wil deze laten opstijgen. De ballon
heeft een diameter van 10 meter. De ballon heeft twee passagiers à 85 kg aan boord. De
ballon en mand hebben samen een massa van 130 kg. De dichtheid van lucht bedraagt 1,16
kg/m3. Het drukverschil tussen het Heliumgas en de lucht is verwaarloosbaar klein. De
molmassa van lucht bedraagt 29 gram. Helium heeft een molmassa van 4 gram. V bol : 4/3.π.r3
Gevraagd:
a. Bereken de massa van het helium in de ballon (5 pt);
b. Bereken de opwaartse kracht en de versnelling waarmee de ballon opstijgt (10 pt).

Opgave 2 (25 pnt – 13 + 12 )


In een compressor wordt per seconde 1,6 kg stikstof met een druk van 12 bar geleverd. Het
gas wordt aangezogen bij een druk van 1,2 bar en een temperatuur van 297 K (toestand 1) en
vervolgens wordt het polytroop gecomprimeerd tot de einddruk van 12 bar (toestand 2). Bij
toestand 2 gaat er een klep open (bij 12 bar) en alle stikstof wordt en weggeperst in een
opslagvat. De polytropische constante n = 1,3.
Gegeven: Rs, stikstof = 0,297 kJ.kg-1.K-1; k = 1,4; cp = 1,038 en cv = 0,741 kJ / kg.K.

Gevraagd:
a. Bereken de ontbrekende procesgrootheden P, V en T voor beide toestanden. Het
is het handigst om deze grootheden per kg stikstof te berekenen. [13 pt]
b. Maak een goed en netjes PV-diagram. Teken in dat diagram het procesverloop
van toestand 1 naar toestand 2. Geef in dat diagram aan of bij de
toestandsverandering sprake is van warmteafvoer of van warmteopname. [12 pt]
Aanwijzing: bij een adiabatisch compressieproces is bij lucht n = k ≈1,4

Opgave 3 (35 pnt – 1 x 5, 3 x 10 pt)

We hebben 2 stalen geïsoleerde tanks met een vast volume. De eerste bevat 2 m 3
water met druk van 4 Bar en een kwaliteitsfactor x = 0,8, de tweede tank bevat 5 m 3
met water bij een druk van 2 Bar en een temperatuur van 250 oC. De tanks zijn
verbonden met een buis, die echter afgesloten is met een kraan. De kraan wordt
geopend
Gevraagd:
a. Maak een schets van de situatie; [5 pt];
b. Bepaal Ttank 1 en de massa in tank 2. [10 pt]
c. Bereken de inw. energie u van het water in de Tank 1 en 2 per kg; [5 pt]
Bereken daarna de inwendige energie van het totaal; [5 pt]
d. Kan je uitleggen over het systeem of het inwendig en/of uitwendig arbeid
heeft verricht? Zo ja, wat is er met deze arbeid gebeurd? [10 pt]

Opgave 4 (25 pnt – 1 x 8, 1 x 7 en 2 x 5 pt. )

We analyseren een kilogram waterdamp; T = 350 oC en v= 0,02244 m3/kg.


Bepaal:
a. De druk mbv. de stoomtabellen [5 pt];
b. De ideale gaswet [5 pt];
c. De compressibiliteitsgrafiek [7].
d. Leg uit hoe het komt, dat de afwijking bij de kritieke temperatuur en druk zó
groot zijn [8 pt].
Oplossing vraag 1.
a. Mhelium = ρHe .Vballon = 4/29 * ρlucht .Vballon = 4/29 * 1,16 * 4/3.π.R3 = met R = 5 m =
83,8 kg
b. Fopw = Mballon g = ρAir .Vballon . g = 1,16 * 4/3.π.R3 . 9,81 = 607 kg. 9,81 m/s2 =
5,965.103 N.
Fg = - Mtot .g = - (2 x 85 + 130 + 83,8 kg)* 9,81 = - 3,765.103 N.
Fres. = 5965 – 3651 = 2200 N
Astijg = Fres / m = 2200 / 372,2 = 5,7 m/s2 (5,73 m/s2)

Oplossing vraag 2. a. Berekening van specifieke toest.-grootheden: met P.V = m.Rs.T


en P.Vn = C
Toest. 1. P1 = 1,2 105 Pa; T1 = 297 K;
m = 1 kg; Rs = 297 J/kg;
Per kg: PV = mRs.T = 1. 297.297  V1 = 297.297 / 1,2.105 = 0,735 m3.
M = 1,6 kg  V1 = 1,18 m3
Toestand 2: Dan p2 = 12 bar; n = 1,3 en met P1V1n = P2V2n volgt V2 = V1 [P1/P2]1/n =
1,18.[1,2/12]1/1,3 = 0,198 m3. En T2 = P2.V2 /Rs = … = 504 K.

b. Diagram: bekende figuur (PV-diagram). 1  2: afvoer van Q1-2 en

Oplossing vraag 3:

a. (en b)Schets: gewoon even tekenen.


Tabellenwerk P1 = 400 kPa, x1 = 0,8: dus verzadigd. Verzadigingsdruk: bij 400
kPa  T = 143,6 dan tank 2: T = 250 oC. bij P = 2 Bar volgt: onverzadigd; v2
= (tabel) 1,20 m3/kg en V2 = 5 m3  M2 = 5/1,2 = 4,17 kg
c. Tank 1: oC. v1,f = 0,001084 en v1,g = 0,4624 m3/kg. Inwendige energieën
u1,f = 604 en u1,g = 1949 kJ/kg.
v1,tot = vf + x1.vfg = 0,001084 + 0,8(0,4624 – 0,001084) = 0,370 m3/kg.
u1,tot = uf + x1.ufg = 604,2 + 0,8*1949 = 2163 kJ/kg.
Tank 1: 2 m3  massa = 2/0,370 = 5,4 kg. U1, tot = 5,4 * 2163 = 11,7 MJ.
Dan tank 2: T = 250 oC dus uinw.2 = 2731 kJ/kg. v2 = (tabel) 1,20 m3/kg.
V2 = 5 m3  M2 = 5/1,2 = 4,17 kg en U2 = 4,17*2731 = 11,4 MJ.
Dan:
De totale inw. energie blijft gelijk (geïsoleerd). Vtot = 7 m3, Mtot = 9,57 kg
en Utot = 23,1 MJ. Rekenen we terug, dan vinden we uverbonden = 23,1/9,57 =
2414 kJ/kg. vverbonden = 7/9,57 = 0,731 m3/kg.
d. Nu is het soortelijk volume groter dan in Tank 1. Water uit tank 1 moet dus
zijn geëxpandeerd naar tank 2 ! inwendig is er dus arbeid verricht, maar …
voor die arbeid is warmte gebruikt (uit tank 2) en … die arbeid wordt later
weer gewoon warmte ! Dus uitwendige arbeid = 0 J !

Oplossingen vraag 4:
a. We weten:
Rwater = 461 kJ/kg.K, Pcrit,water = 2,206.107 Pa en Tcr, water = 647,1 K (374,1 oC).
Tabel A-6: T = 350 oC en v= 0,02244 m3/kg  P = 10,0.106 Pa.
Deze is experimenteel bepaald – en daarmee het meest exact.
b. PV = m.R.T  P = RT/v = 461* 623 / 0,02244 = …= 12,80 MPa – groter dus!
(28 %).
c. De correctiefactor Z wordt als volgt bepaald:
VReduced = vactueel / (RTcrit/Pcrit) = invullen ….. = 1,658;
Treduced = T/Tcrit = 623 K / 647,1 Tred. = 0,96
Z haal je uit diagram 6.28 – boven (Nelson-Obert –Chart) en is ongeveer 0,82.
Nu vinden we Preduced = 0,47. (aflezen op hor. as)
En …
P = Preduced*Pcrit = 0,47 * 2,206.107 = 10,37.106Pa.
Dat scheelt bijna 4 % met het antwoord onder a.
Opmerking: deze vraag is voor het eerste jaar, tweede kwartiel, best lastig!
d. Juist vlakbij Tcrit en Pcrit de aantrekkingskrachten tussen de gasdeeltjes (atomen
of moleculen) groot. Die krachten zijn aantrekkend, ondanks dat deze deeltjes
als geheel neutraal zijn. De ladingsverdeling is echter niet isotroop en door
elektrische influentie ontstaat per saldo aantrekking. Die is hoger, naarmate de
dichtheid hoger is (P  Pcrit) en de temperatuur van bovenaf Tcrit nadert. Dan
komen namelijk de deeltjes – in de gasfase - het ‘vaakst’ met elkaar in contact
en is de aantrekking (die in de afwijking Z oplevert) het grootst.
Dit verschijnsel is voor alle gassen vergelijkbaar – natuurlijk zijn Pcrit en Tcrit
voor al die stoffen verschillend ! Vandaar de naam ‘theorie van de
corresponderende toestanden’.

You might also like