Professional Documents
Culture Documents
6. Bepaal de wijziging van inwendige energie (in J) van 1,00 l water (stel m = 1,00 kg)
bij 100 °C wanneer deze volledig uitgekookt wordt van vloeistof tot gas. Dit resulteert in 1671
l stoom bij 100 °C. Het proces heeft plaats bij atmosferische druk.
Lv = 2260 kJ/kg.
Oplossing: 20,9.105 J
Oplossing: 139 g
2. ‘Lege’ spuitbussen bevatten onder 1.00 atm en bij 20.0 °C, nog steeds een
hoeveelheid gas, vandaar de opmerking ‘niet in het vuur werpen’.
a) Leg uit waarom het gevaarlijk is dergelijke spuitbus in het vuur te gooien (in termen
van thermodynamische wet + gaswet).
b) Wat is de verandering van inwendige energie (in J) als we aan dergelijk gas 500 J
warmte toevoegen, zodat de temperatuur oploopt tot 2000 °F?
c) Wat is dan, uitgedrukt in atm, de uiteindelijke druk in het gas?
5. Een kleine, met diesel aangedreven motor (bladblazer) neemt 800 J van het
hoge temperatuursreservoir (als gevolg van de verbranding van diesel) en geeft 700 J af
aan het lage temperatuursreservoir (buitenlucht door koelsysteem). Bereken de
efficiëntie (%) van de bladblazer?
Oplossing: ε=12,5 %
6. Veronderstel 1.0 mol van een ideaal gas, dat de cyclus van de warmtemotor
doorloopt. De druk en temperatuur onderaan links in de p,V-grafiek zijn 1 atm en 20°C.
Tijdens het isovolumetrische proces, verdubbelt de druk en tijdens de isobare expansie
verdubbelt het volume. Bereken voor elk hoekpunt van het p,V-diagram de waarden van
p (in atm), V en T. Indien je niet over concrete cijfers beschikt, druk je de waarden uit
door middel van een index vb. T1, T2,…(Berekende temperaturen moeten niet afgerond
worden.)