You are on page 1of 3

OEFENINGEN Level 2

6. Bepaal de wijziging van inwendige energie (in J) van 1,00 l water (stel m = 1,00 kg)
bij 100 °C wanneer deze volledig uitgekookt wordt van vloeistof tot gas. Dit resulteert in 1671
l stoom bij 100 °C. Het proces heeft plaats bij atmosferische druk.
Lv = 2260 kJ/kg.

Oplossing: 20,9.105 J

7. Een viercilinder met dieselmotor van een wagen ontwikkelt 60 kW vermogen


bij 2600 toeren/minuut. Slechts elke twee toeren wordt door een cilinder arbeid geleverd in
dit type motor (vierslagmotor). De zuigers van de motor hebben een diameter van 100 mm
en bewegen 130 mm. Bereken de gemiddelde druk in de zuigers gedurende elke slag.

Oplossing: 6,8 105 Pa

1. Een persoon van 65 kg verplaatst materiaal gedurende 3 u. Tijdens dit werk


verrichtte hij een arbeid per tijdseenheid van gemiddeld 20 W en verloor hij warmte aan
de omgeving aan een gemiddelde van 480 W. We maken abstractie van het vochtverlies
als gevolg van transpiratie. Hoeveel vet (uitgedrukt in g) zal die persoon verbranden?
(energiewaarde van vet=Ev=9,3 kcal/g)

Oplossing: 139 g

2. ‘Lege’ spuitbussen bevatten onder 1.00 atm en bij 20.0 °C, nog steeds een
hoeveelheid gas, vandaar de opmerking ‘niet in het vuur werpen’.
a) Leg uit waarom het gevaarlijk is dergelijke spuitbus in het vuur te gooien (in termen
van thermodynamische wet + gaswet).
b) Wat is de verandering van inwendige energie (in J) als we aan dergelijk gas 500 J
warmte toevoegen, zodat de temperatuur oploopt tot 2000 °F?
c) Wat is dan, uitgedrukt in atm, de uiteindelijke druk in het gas?

Oplossing: b) ΔU= 500 J, c) p=4,66 atm


3. Een atleet traint 1 uur bij een temperatuur van 34.0 °C en hij verliest hierbij
door transpiratie 0,400 kg H2O/u. Veronderstel dat het verdampingsproces ter hoogte van
de huid plaatsvindt bij een constante temperatuur van 34°C. Bereken de wijziging van
entropie van het water tijdens deze verdamping en leg uit. De latente
verdampingswarmte tijdens het transpireren bedraagt 24,2.105 J/kg.

Oplossing: 3,15 103 J/K

Oplossing: 0,291 J/K

5. Een kleine, met diesel aangedreven motor (bladblazer) neemt 800 J van het
hoge temperatuursreservoir (als gevolg van de verbranding van diesel) en geeft 700 J af
aan het lage temperatuursreservoir (buitenlucht door koelsysteem). Bereken de
efficiëntie (%) van de bladblazer?

Oplossing: ε=12,5 %

6. Veronderstel 1.0 mol van een ideaal gas, dat de cyclus van de warmtemotor
doorloopt. De druk en temperatuur onderaan links in de p,V-grafiek zijn 1 atm en 20°C.
Tijdens het isovolumetrische proces, verdubbelt de druk en tijdens de isobare expansie
verdubbelt het volume. Bereken voor elk hoekpunt van het p,V-diagram de waarden van
p (in atm), V en T. Indien je niet over concrete cijfers beschikt, druk je de waarden uit
door middel van een index vb. T1, T2,…(Berekende temperaturen moeten niet afgerond
worden.)

Oplossing: p, V en T zijn respectievelijk voor de hoekpunten 1) 1 atm, 0.024 m3, 293.15


K; 2) 2 atm, 0.024 m3, 586.3 K; 3) 2 atm, 0.048 m3, 1172,6 K;4) 1 atm, 0.048 m3, 586.3
K
8. Een ingenieur ontwerpt een cyclische warmtemotor om tussen de uiterste
temperaturen van 150 °C en 27 °C te werken.
a) wat is het maximaal theoretisch rendement (%) dat kan bereikt worden?
b) stel dat deze motor 100 J arbeid levert / cyclus voor elke 500 J toegevoegde warmte
per cyclus. Bereken de efficiëntie (%) van deze motor?
c) in welke mate (percentage) benadert deze werkelijke efficiëntie de theoretische?

Oplossing: a) εCarnot=29,1 %; b) ε=20.0 %; c) ε/ εCarnot=68,8 %

You might also like