You are on page 1of 24

Solution Manual for Starting Out with Programming Logic and

Design 3rd Edition Gaddis 0132805456 9780132805452


Full link download
Solution Manual
https://testbankpack.com/p/solution-manual-for-starting-out-with-
programming-logic-and-design-3rd-edition-gaddis-0132805456-
9780132805452/
Test Bank
https://testbankpack.com/p/test-bank-for-starting-out-with-
programming-logic-and-design-3rd-edition-gaddis-0132805456-
9780132805452/
Starting Out with Programming Logic and Design, 3rd Edition

Answers to Review Questions

Chapter 2
Multiple Choice
1. C
2. B
3. D
4. B
5. A
6. C
7. C
8. A
9. B
10. D
11. B
12. A
13. C
14. A
15. D
16. B
17. B
18. C
19. D

©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
20. A

True or False
1. False
2. True
3. False
4. True
5. False
6. True
7. True
8. True
9. False
10. False

Short Answer
1. Interview the customer
2. An informal language that has no syntax rules, and is not meant to be compiled or
executed. Instead programmers use pseudocode to create models or “mock-ups” of
programs.
3. (1) Input is received. (2) Some process is performed. (3) Output is produced.
4. The term user-friendly is commonly used in the software business to describe programs
that are easy to use.
5. The variable’s name and data type.
6. It depends on the language being used. Each language has its own way of handling
uninitialized variables. Some languages assign a default value such as 0 to uninitialized
variables. In many languages, however, uninitialized variables hold unpredictable values.
This is because those languages set aside a place in memory for the variable, but do not
alter the contents of that place in memory. As a result, an uninitialized variable holds
the value that happens to be stored in its memory location. Programmers typically refer
to unpredictable values such this as "garbage."

Algorithm Workbench
1. Display "Enter your height."
Input height

2. Display "Enter your favorite color."


Input color

3. a) Set b = a + 2
b) Set a = b * 4

©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
c) Set b = a / 3.14
d) Set a = b – 8

4. a) 12
b) 4
c) 2
d) 6

5. Declare Real cost

6. Declare Integer total = 0

7. Set count = 27

8. Set total = 10 + 14

9. Set due = downPayment – total

10. Set totalFee = subtotal * 0.15

11. 11

12. 5

Debugging Exercises
1. The variable name is enclosed in quotes. This is an error because the variable’s name
will be displayed instead of the variable’s value.
2. The first character of the variable name begins with a number. This is an error because
most programming languages do not allow variable names to begin with numbers.
3. The expression is missing parentheses. This is an error because, as the order of
operations dictates, the division will occur before the addition and the result will be
incorrect.
4. The variable is being used before it has been declared. This is an error because most
programming languages do not allow variables to be used before they are declared.
5. The variables are being used in a calculation before they have been initialized. This is an
error because uninitialized variables often contain unknown values, which will cause the
result to be incorrect.
6. The assignment statement is not in the correct format. This is an error because all
programming languages require that you write the name of the variable that is receiving
the value on the left side of the = operator.
7. A named constant cannot be assigned a value with a Set statement. This is an error
because the program attempts to change the value of a named constant.

©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
Another random document with
no related content on Scribd:
Het zijn wafels, maar die kunnen jullie niet zien omdat ze onderin
zitten, en een leege wijnflesch, maar we doen net of die vol is." Even
keek Bep met een heel ernstig gezicht naar de lachende
toeschouwers, toen ver-[a196] volgde ze: "Ik ben ook heelemaal niet
bang voor de wolf, want die is er niet, en o ja, deze bloemen zijn
eigenlijk ook voor Grootmoeder, maar die wou ik nu maar aan
Maatje geven!" En toen holde ze naar haar Moeder toe en klom op
haar schoot.

"Dat 's ook wat!" zei Hugo, die dit niets geen gepast slot vond,
maar de andere kinderen klapten zoo hard dat er verder geen woord
tusschen te krijgen was.

Tante Lina vond dit slot mooier dan ze het hadden kunnen
bedenken.

"En gaan jullie nu mee naar beneden om een glaasje limonade te


drinken?" vroeg ze, Bep op den grond zettend.

In vliegende haast werden de mooie pakjes uitgeschopt, want ze


verlangden nu opeens allemaal weg te komen van de rommelige
zolder, waar een benauwde lucht van afgebrande Bengaalsche
lucifers hing. —

"Vond u 't mooi?" vroeg Eduard, toen ze de trap afgingen.

"Zeker," zei Tante Lina, "wat ik gezien heb vond ik heel aardig!"

En de Kapitein verklaarde dat hij zich bepaald dol geamuseerd


had.
[a197]

XI.
"Heb je nu eigenlijk gestudeerd of niet?" vroeg Mijnheer Hofman
ontevreden, want Eduard stond op een geweldige manier te knoeien
en hakkelde nu al voor de derde maal in een etude die hij de vorige
week al had moeten kennen.

Eduard keek van Mijnheer Hofman naar Theo, en van Theo naar
zijn viool.

"Jawel meneer!" zei hij toen.

"Hoeveel keer?"

Eduard zweeg.

"Nu, hoeveel keer heb je gestudeerd?"

"Drie keer!" klonk het zachtjes.

"Zoo, en dat vond je zeker voldoende, he? Verbeeldde je je nu


heusch dat je die etude kende? Ik wil je dan wel vertellen dat 't naar
niets lijkt! Vroeger kon ik tenminste merken dat je behoorlijk
gestudeerd hadt, maar 't is de laatste keeren al heel treurig! Je staat
te knoeien of je nog nooit een viool in je handen hebt gehad, en dat
is nu een jongen die bijna drie jaar les heeft!"

[a200] "Er was zoo weinig tijd!"


"Ja natuurlijk, dat kennen we! Zwijg nu alsjeblieft maar en speel de
sonatine!"

De jongens verwisselden de muziek en Eduard begon te spelen.


Vanmorgen voor hij naar school ging had hij de sonatine nog gauw
even een paar keer geprobeerd, maar hij wist heel goed dat hij er
niet veel van kende.

De eerste regels vielen hem mee, 't ging vrij goed, maar verderop
waren een paar moeilijke loopjes, en daarna raakte hij zoo in de war,
dat Mijnheer Hofman het al gauw mooi genoeg vond en hem
vertelde dat hij wel kon ophouden. "Berg je viool nu maar weg," zei
hij boos, "en dan zullen we zien of je er de volgende week meer van
kent. — Theo, wil jij de sonatine spelen alsjeblieft?"

Theo bracht het er nogal goed af, maar Eduard wilde er niet naar
luisteren. Vervelend gezanik ook, om hem zijn viool te laten
wegbergen; Theo maakte ook wel fouten; je moest het ook altijd
even prachtig kennen, en hij kon 't toch niet helpen dat Hofman
vandaag uit zijn humeur was. — Zoo vreeselijk slecht was 't niet
eens gegaan, maar omdat hij nu had verteld dat hij maar driemaal
gestudeerd had moest Hofman ook op alles vitten. Maar als die
malle vent soms dacht dat 't hem schelen kon, had hij het toch glad
mis!

En Eduard probeerde zoo onverschillig mogelijk te kijken en


staarde strak naar buiten, steeds met zijn knokkels op de vioolkist
tikkend, totdat Theo [a201] eindelijk klaar was met spelen en
Mijnheer Hofman opgaf wat ze voor de volgende week te doen
hadden. Toen konden ze hun jassen aantrekken en naar school
gaan.
"Flauwe aardigheid," was 't eerste wat Eduard mopperde, nadat de
voordeur achter ze dichtgevallen was.

"Wat flauwe aardigheid?" vroeg Theo.

"Nou, van Hofman natuurlijk!"


Theo keek Eduard eens even schuins aan en be-[a204] gon te
lachen. "Nou, je kende er dan toch ook eigenlijk wel een bar schijntje
van, als ik 't zeggen mag!" beweerde hij.

"Zeker mag je 't zeggen!" zei Eduard kwaad, "als jij Hofman
geweest was had je me zeker dadelijk naar huis gestuurd!"

"Wees nou niet zoo, flauw!"

"Flauw? 'k Ben niet flauw, jij bent flauw!"

"Nou ja, maar heel veel gestudeerd had je toch ook niet!"

"Dat zei 'k immers al!"

"Jawel. — Maar 't was toch zeker geen drie keer?"

"Waarom niet?"

"Zoo maar. Je zei 't net of je dacht: drie keer vind ik wel zoowat het
minste dat ik zeggen kan!"

Eduard zweeg even. "Maandag heb ik een kwartiertje gestudeerd,"


zei hij toen, "en Woensdag had ik juist mijn viool gekregen en toen
was er net iets anders, 'k weet niet meer wat, nou, en vanmorgen
voor 'k naar school ging heb ik de sonatine nog eens gespeeld."

Theo antwoordde niet.

"Jij moest maar eens bij een Oom en Tante en zes nichtjes en
neefjes logeeren, dan zou je eens zien hoe hard je werken kon!"
vervolgde Eduard, verwoed tegen een steentje schoppend, en Theo
aanziende: "Zeg nou eens, wat zou jij tegen Hofman gezegd
hebben?"

"Dat weet ik niet," zei Theo, nadat hij even ge-[a206] floten had, "ik
zou 't misschien ook wel gezegd hebben, hoor!"

"Vind je 't erg gemeen?"


"Gemeen? Och ja, natuurlijk is 't gemeen, maar dat bedenk je
meestal pas achteraf."

"Ja, dat is lam genoeg!" Eduard zuchtte. "'t Is net of 't me nu niets
meer zou kunnen schelen om te zeggen dat ik maar ééns
gestudeerd had. Hij was toch al woedend, en een beetje meer of
minder is dan toch zoo erg niet!"

"Als je nu maar maakt dat je 't de volgende week kent," besloot


Theo. "Wanneer 't sonatineboek uit is krijg ik als 'k twaalf word een
fiets, heeft Pa beloofd!"

"Krijg je ook een fiets? Wat moppig!" riep Eduard, want door dit
nieuwtje was hij opeens de narigheid van de vioolles vergeten. "Wat
zullen we dan van de zomer leuk samen kunnen rijden, zeg!"

"Nou, fijn!" vond Theo, "een Fongers, leuk he?"

"Ja, mijne is een Humber, hij staat nog thuis, maar zoo gauw als
het mooi weer wordt mag ik hem gaan halen!"

En ze hadden 't nog druk over de fietsen toen ze eindelijk de


school inliepen en Theo met een "Nou dag!" naar zijn eigen klas
ging.

Fransche themaschriften terug! Eduard schoof in zijn bank en sloeg


't schrift open. Met schrik keek hij naar de elf fouten en naar het
"slecht, overmaken", dat in groote blauwe letters onder aan de
[a207] bladzijde stond. Afschuwelijke thema ook! 't Was een echte
ongeluksdag vandaag, eerst die ellendige vioolles, en nu dit weer!

En ongeduldig stopte hij 't schrift in zijn lessenaar toen om twee uur
de bel luidde.

"Ziezoo, dat hebben we alweer gehad!" en Tante Lina leunde


achterover in haar stoel. 't Was een roezemoezig half uurtje geweest
na 't eten, maar zooeven waren de twee jongsten door de juffrouw
mee naar boven genomen, en een oogenblikje genoot Tante van de
rust, nu de twee schel en helder boven alles uit klinkende
kinderstemmetjes niet meer gehoord werden.

Broertje had voor 't eerst ook mee mogen spelen vanavond, en met
gesloten oogen dacht Tante Lina nog even aan het opgewonden
gezichtje en de drukke bewegingen van 't kleine ventje. Maar toen
viel haar iets in, en glimlachend keek ze Oom Tom aan en zei: "Die
jongste zoon van jou zal anders een beste worden!"

"Hoezoo?" vroeg de Kapitein, die 't zich in een groote leuningstoel


gemakkelijk gemaakt had, en juist een sigaar aanstak.

"Wel, vanmiddag nam ik hem mee uit, 't was mooi weer, en voor we
naar huis gingen liep ik nog even 't plantsoen door. Opeens zag ik
Kolonel Durand naar mij toekomen; hij maakte een praatje en begon
[a208] toen notitie te nemen van Broer, die hem met zijn groote
blauwe oogen strak stond aan te staren. 'Hoe heet je wel, vent?'
vroeg hij, en Broer verklaarde heel ernstig dat hij Willem Cornelis
Verhey heette, maar verder verkoos hij heelemaal geen antwoord
meer te geven, en toen Kolonel Durand eindelijk wegging en vroeg
of hij een hand kreeg hield Broer stijf zijn handen op zijn rug en zei
niets anders dan 'Ik doet het niet!'"

De Kapitein lachte. "Dan legde je met dat jongemensch meer eer


in!" merkte hij op, naar Piet wijzend, en Tante Lina vertelde nog aan
Eduard en Lineke hoe Piet als jongetje van een jaar of vier met alle
officieren beste maatjes was, en als ze hem vroegen wat hij worden
moest, altijd antwoordde "Generaal!" "Och, 't was zoo'n lieve jongen,
he?" besloot ze, op één na haar oudsten zoon op den schouder
kloppend.

"Je zou 't nu niet meer van hem gelooven!" zei de Kapitein
droogjes, en Lineke zong zachtjes:
"Zeg eens, ken je onze Piet?
Och, da 's jammer, ken je 'm niet,
Och, hij was zoo'n lieve jo...."
Een harde klap op haar wang van Tommy deed haar plotseling
ophouden, en half verbaasd, half verschrikt vloog Lineke van haar
stoel, om de beleediging met de rente terug te betalen. Maar haar
Moeder hield haar tegen, en de Kapitein vroeg streng: "Tommy,
waarom sla je Lineke?"

Tommy gaf geen antwoord, en schopte met zijn [a209] laars tegen
de tafelpoot, maar toen zijn Vader opstond en naar hem toe kwam,
schoof hij haastig naar den anderen kant van de kamer.

"Tommy, kom onmiddellijk hier!"

Maar Tommy, die zich, zoolang hij buiten 't bereik van den Kapitein
was, nog veilig voelde, zei met een ondeugend gezicht: "Ik doet het
niet!"

"Doe je het niet?"

"Nee!"

Zonder verder nog iets te zeggen ging de Kapitein op hem af; nog
eenige oogenblikken deed Tommy vergeefsche moeite om te
ontkomen, toen voelde hij zich stevig bij den kraag gepakt. "Waarom
heb je Lineke geslagen?"

"Omdat ze zoo gemeen deed!" riep Tommy half huilend.

"Gemeen?" vroeg zijn Vader, zich even bedenkend wat Lineke


gedaan had, dat de boosheid van haar broertje zoo had opgewekt:
"Wat deed ze dan?"

"Ze zong over Piet!"

"Was dat alles? Maak je daar nu zoo'n scène om? Begreep je nu


niet eens dat dat gekheid was?"

Tommy zweeg.
"Zeg nu maar dadelijk tegen je zusje: 'Het spijt me dat ik je
geslagen heb,' en laat het dan uit zijn alsjeblieft."

Maar Tommy verroerde zich niet en herhaalde alleen zijn


ondeugend: "Ik doet het niet!"

Tante Lina wenkte Oom Tom, den kleinen jongen [a210] verder aan
zijn lot over te laten, en stuurde de andere kinderen de kamer uit.
"Neem de kaarten maar mee en ga in de leerkamer een spelletje
doen!"

Langzaam verdween het drietal, om even later in de leerkamer te


gaan "banken", tot groot ongenoegen van Hugo, die zat te werken,
en met 't gezelschap dat hij kreeg alles behalve ingenomen was;
zuchtend besloot hij, dan maar liever mee te doen; de fiches werden
verdeeld, en Eduard, die de bank hield, schoof ze ieder een kaart
toe, met een luid "opzetten!"

"'k Ga nog lang niet naar bed!" verklaarde Lineke met een kleur van
plezier, toen haar bakje met fiches steeds voller werd.

Aan Tommy dachten ze niet meer, totdat ze hem om kwart voor


acht weer in de gang hoorden, hard gillend, en steeds herhalend: "Ik
doet het niet!"

"Ma zal wel spijt hebben dat ze dat verhaal over Broertje verteld
heeft!" merkte Piet lachend op.

Een kwartier daarna kwam Tante Lina de leerkamer binnen om


Eduard en Lineke naar bed te sturen. 't Was Linekes tijd, en Eduard
moest ook maar eens vroeg gaan slapen, 't was al een paar
avonden achter elkaar erg laat geworden, en hij was vanmiddag aan
tafel zoo stil geweest, zeker een beetje moe.

"He Ma, nog even! 'k Heb nu juist zoo'n mooie kaart!" zeurde
Lineke, en Eduard zei dat hij juist heelemaal niet moe was; maar
Tante Lina's geduld was door 't gezanik met Tommy vrijwel uitgeput,
en met een "'t Is nu mooi geweest!" konden ze [a211] gaan
opruimen. Langzaam werden de fiches weer in de doosjes gestopt,
en na nog wat lachen en onzin praten gingen ze eindelijk naar
boven.

't Licht brandde nog in de kamer van de kleine jongens, Tommy


scheen nog steeds niet in bed te zijn, en duidelijk hoorde Eduard
nog zijn boos: "ik doet 't niet." En toen hij zelf al uitgekleed was
hoorde hij de juffrouw pas naar beneden gaan. Even keek hij om de
deur; alles was nu donker, ook in de meisjeskamer. Maar stil was 't
nog niet geworden, en Eduard lag er in bed naar te luisteren hoe
Tommy nog maar steeds bleef doorschreeuwen en eindelijk zelfs 't
portaal opkwam om over de trapleuning hangend nog eens hard
naar beneden te roepen dat hij 't niet deed.

Wat zou hij nu toch eigenlijk niet willen doen? Hield die vervelende
jongen zijn mond nu toch maar! Net of je zoo kon slapen!

Daar ging opeens beneden haastig de deur open en dicht, en een


driftige stap kwam naar boven; Eduard hoorde duidelijk dat het Oom
Tom was —wat zou er nu gebeuren? Een zacht geritsel op 't portaal
— Tommy was zoodra hij zijn Vader hoorde aankomen naar zijn bed
gevlucht.

Eduard voelde zijn hart kloppen en met wijd open oogen bleef hij
liggen luisteren. Oom Tom liep langs zijn deur naar de kamer van de
kleine jongens, en begon daar heel kwaad tegen Tommy te praten —
Eduard verstond het niet, maar wel kon hij duidelijk [a212] de
klappen hooren, die toen volgden, en Tommy's huilend geroep: "Ik
zal wel gaan slapen!"

Arme Tommy! Hij was wel vreeselijk ondeugend en vervelend


geweest, maar hij riep nu toch al dat hij zou gaan slapen en 't duurde
zoo lang! Oom Tom was toch ook wel vreeselijk streng; Vader was
ook wel streng, maar héél anders, en zóó zou Vader nooit gedaan
hebben! Tenminste .... ja, toen! 't Was nu al meer dan een jaar
geleden, ze waren samen aan 't koffiedrinken en weer hoorde hij
Vaders stem vragen: "Wel, hoe was 't vanmorgen? Ging 't uit 't hoofd
rekenen goed? Hoeveel sommen had je?" En weer hoorde hij
zichzelf haastig antwoorden: "vijf Vader." — Dadelijk kreeg hij spijt
toen hij 't gezegd had: 't waren er maar vier geweest, maar hij had
de laatste keeren al altijd moeten vertellen dat 't onvoldoende was,
en dan had Vader altijd zoo teleurgesteld gekeken, want ja, 't was
dikwijls zijn eigen schuld als hij een som fout had, als hij middenin
vergat verder te rekenen of zoo — maar vier of vijf maakte toch niet
zoo'n groot verschil — hij had 't eerst nog willen vertellen voor hij
naar school ging, maar Vader had verder aldoor over andere dingen
gepraat en was toen al heel gauw naar de fabriek gegaan .... Dien
middag was Vader hem 's middags van school komen halen, zooals
hij wel meer deed, en Vader had met Mijnheer Snijders staan praten
— en duidelijk herinnerde Eduard zich hoe Vader toen naar hem
gekeken [a213] had, hoe Vader toen met hem naar huis gegaan
was, hard loopend en steeds zwijgend, hoe hij zelf Vader telkens
even schuins aangezien had, zonder iets te durven zeggen ....

En ook wist hij nog heel goed wat er gebeurd was toen ze eindelijk
thuiskwamen; hoe Vader hem heel kortaf vertelde dat hij mee moest
gaan, naar Vaders eigen kamer, en wat Vader hem daar vroeg: of hij
dan heelemaal vergeten was hoe vreeselijk boos Vader werd als
hem iets verteld werd dat niet waar was; of hij er dan heelemaal niet
aan gedacht had hoe naar Vader het zou vinden, om te merken dat
zijn eigen jongen hem voorgelogen had, en of hij wel wist wat hij nu
verdiende?

Dát was de eenige keer geweest.

En nu? Wat had hij vanmiddag gedaan? Wat had hij tegen Mijnheer
Hofman gezegd? Hoeveel keer had hij er wel bij gelogen dat hij
gestudeerd had? Dit was véél erger dan die ééne som! Wat zou
Vader wel zeggen als hij dát wist! Als Vader hem gehoord had
vanmiddag, hoe zou hij Vader tegengevallen zijn! Een gemeene
jongen was hij, en veel meer dan Tommy had hij verdiend wat zijn
kleine neefje zooeven gekregen had —

Maar niet van Oom Tom — dat mocht alleen Vader zelf doen!
En Eduard draaide zich om en drukte zijn gezicht zoo stijf in 't
kussen dat hij bijna geen adem kon halen — och, kwam Vader maar!

[a214]

XII.
"Zeg Kerner!" klonk het zachtjes.

"Nou?"

"Wacht even, hij kijkt!"

Mijnheer Snijders zag zoekend de klas rond. "Van Hamel, wil jij de
gebergten Van Zwitserland eens komen aanwijzen?" En Van Hamel
schoof zijn bank uit om langzaam naar voren te komen.

"Zeg Kerner!" herhaalde dezelfde fluisterende stem. Eduard leunde


zoo ver als hij durfde achterover en draaide zijn hoofd half opzij, om
geen woord te verliezen van wat zijn achterbuurman te zeggen had.

"Wil je een stukje drop hebben?"


"Jawel."

"Nou, steek je hand dan uit. — Voorzichtig, doe nou niet zoo sloom,
straks ziet hij het!"

Een kleverig stukje drop werd tusschen Eduards vingers geduwd.

"Ik heb niks geen zin om op te letten!" ging de stem achter hem
voort.

Eduard maakte van een oogenblik dat Mijnheer [a217] Snijders


naar 't bord keek gebruik om 't stukje drop in zijn mond te stoppen.

"Ik ook niet; 'k verveel me dood."

"Dat taaie Zwitserland ook."

"Net zoo taai als die drop van jou."

"Wat?"

"Ik zeg dat 't net zoo taai is als die drop van jou, je tanden blijven er
in kleven!"

"Kerner, je zit aldoor te praten, je hebt een aanteekening! Wilkens,


kom jij de rivieren aanwijzen!"

"Natuurlijk doe ik 't weer," mopperde Eduard. "Net of je in je eentje


kan praten!" en Meertens fluisterde hem in dat dat zijn straf was,
omdat hij zijn drop voor taai had uitgescholden. "Wil je soms nog
een stukje?"

"Nee, dank je feestelijk!"

"Nou, niet of graag!"

"Meertens, houd nu onmiddellijk op met dat gepraat!" viel Mijnheer


Snijders uit, die aldoor in dezelfden hoek hoorde fluisteren; "Kerner,
kom jij voor de kaart en wijs de rivieren nog eens aan!"
Eduard stond op, zijn handen in zijn zakken, liep tusschen de
banken door, en begon voor de klas de verschillende rivieren op te
noemen, telkens even wachtend om 't lastige stukje drop achter zijn
kiezen te duwen.

"Wat eet je toch eigenlijk?"

Eduard keek verschrikt op. "Een stukje drop," zei hij toen.

"Waarom? Ben je verkouden?" en toen Eduard [a218] geen


antwoord gaf, nog eens, ongeduldig: "Geef me antwoord, ben je
verkouden?"

"Nee meneer."

"Heb je drop meegebracht?"

"Nee meneer."

"Heb je het gekregen?"

't Was doodstil in de klas.

"Heb je het gekregen?"

Alle jongens keken en luisterden, maar Eduard bleef zwijgen.

"Heel goed," besloot Mijnheer Snijders, "je verkiest dus geen


antwoord te geven. Ga nu maar naar je plaats, om twaalf uur kun je
schoolblijven."

"Daar bof je bij!" fluisterde Meertens, toen Eduard weer in de bank


schoof, "'n taaie boel, he?"

Maar Eduard was niet meer in de stemming om door te praten, en


schoof met een kwaad gezicht zijn elleboog op de bank.

"Wil je soms een turf hebben?" vervolgde Meertens, en hoe boos


Eduard ook wilde kijken, toch kon hij niet laten even te lachen.
"Kerner, doe die elleboog weg!"

"Ook al goed!" mompelde Eduard, en onverschillig langzaam trok


hij zijn arm weg en bleef schuin in de bank hangen.

Mijnheer Snijders keek nog even naar hem, maar liet hem verder
stil zitten.

"We zullen voortgaan met de les; Van Effen, het is jouw beurt!"
[a221] Toen om twaalf uur de bel gegaan was en de andere jongens
weg waren liet Mijnheer Snijders Eduard bij zich voor de klas komen.

"Kerner, wilde je deze zomer nog toelatingsexamen voor het


gymnasium doen?"

Eduard knikte van ja.

"Zoo, nu, dan wilde ik je eens even het volgende zeggen: ik heb
van de week de rapporten opgemaakt, die jullie vóór de
Paaschvacantie zult krijgen, en ik heb je voor Fransche taal een 4 en
voor rekenen een 3 gegeven. Het werk dat je tegenwoordig inlevert
is bepaald slecht, en je huiswerk is eigenlijk gezegd beneden alle
critiek; en het ergste is, dat het niets dan luiheid van je is; als je je
werkelijk inspant kun je heel goed werken, maar van de fouten die je
maakt is het grootste gedeelte slordigheid en onattentie, en ik heb je
voor vlijt dan ook niet meer dan een 4 kunnen geven."

Eduard luisterde met zijn handen op zijn rug, en aldoor keek hij
naar den grond.

"Je vader zal het zeker wel heel plezierig vinden als je hem dat
schrijft!"

Stijf kneep Eduard zijn vingers tegen elkaar.

"Ik waarschuw je nu nog eens voor de laatste keer, 't is vandaag 3


April, je hebt nog ruim drie maanden tijd, maak dat alles zoo gauw
mogelijk beter wordt en probeer in de Paaschvacantie de tijd die je
verknoeid hebt in te halen. Je begrijpt wel, dat er, als het laatste
rapport zoo is als dit, van examen doen niets [a222] komt! Ziezoo,
denk daar nu maar eens goed over, en nu kun je naar je plaats gaan
en voor je gepraat en je koppigheid vanmorgen de aardrijkskundeles
nog eens uitschrijven."

Haastig begon Eduard, met een krassende griffel; een 4 voor


Fransch en een 4 voor vlijt en een 3 voor rekenen! 't Was ook
allemaal zoo ellendig lastig en vervelend! En dan dat
toelatingsexamen nog! Vader rekende er vast op dat hij er door zou
komen! De Rijn, de Rhône, de Aar, de Reuss, de Limath .... En nu
kwam hij natuurlijk weer veel te laat voor de koffie ook! De Sint
Gothard, de Simplon .... had hem tenminste best een 4 voor rekenen
kunnen geven, 't was op 't vorige rapport ook een 4 geweest! De
Jungfrau .... Vooruit, klaar, streep er onder! —

"Zie je wel dat je 't wel weet?" vroeg Mijnheer Snijders, toen hij 't
nagekeken had.

"Nou ja, aardrijkskunde!" Eduard haalde zijn schouders op.

"Ja, maar 't andere kun je ook wel! Heusch, span je nu eens in!
Begin nu eens met te maken dat er geen enkele fout in de Fransche
thema voor morgen zit! En ga nu maar gauw weg, dag Kerner!"

Eduard haastte zich niet om thuis te komen. Even holde hij tot hij
de straat uit was, toen bleef hij met aandacht bij den singel staan
kijken; een troepje jongens was er aan 't spelen op een vlot, dat met
een stevig touw aan den kant vastlag. Telkens klonk een luid gejuich
als een van de jongens met een [a223] flinke sprong op 't vlot terecht
kwam, en geen van 't troepje scheen zich er aan te storen dat bij 't
daarop volgende geschommel de klompen vol water liepen. Wat zou
't ze ook kunnen schelen! Zij hoefden geen akelige Fransche
thema's te maken, en toelatingsexamen voor 't gymnasium hoefden
ze ook niet te doen!

Met een harden schop tegen een kiezelsteentje liep Eduard verder.
Een 4 voor vlijt! Verbeeld je! En een 3 voor rekenen! Nou ja,
rekenen kon hij nou ook eenmaal niet, en dat zou hij wel nooit leeren
ook! Maar die 4 voor vlijt was onzin! Dat was zeker om vanmorgen;
net of je altijd maar hetzelfde uitgestreken gezicht kon zetten! En
natuurlijk had hij moeten schoolblijven, en Meertens, die begonnen
was, kon stilletjes naar huis gaan. Die kwam er altijd goed af, en hij
kreeg er de standjes voor! En die cijfers moest hij nu aan Vader
schrijven! Wat zou Vader 't ook lam vinden! Misschien kwam 't
rapport ook wel te laat om 't nog te schrijven, Oom Tom had gezegd
dat wanneer hij na de volgende week nog schreef Vader de brief
toch niet meer zou krijgen. Dan moest hij 't vertellen als Vader terug
was!

Eduard liep de stoep op en trok hard aan de schel.

Vervelende boel hier ook al! Was hij maar weer goed en wel thuis!

Trijntje deed de deur open, brommend over 't malle gebel, maar
Eduard liep haar zonder iets te [a224] zeggen voorbij en hing zijn pet
aan de kapstok.

"Edu!" en Lineke kwam de huiskamer uithollen.

"Wat is er?" vroeg Eduard op alles behalve beminnelijke toon.


Lineke bleef voor hem staan. "Wat heb je?" vroeg ze.

"Ik? Ik heb niks!" 't Klonk dreigend. "Wat heb jij?"


"Ik wou je alleen maar vragen of je mij wilde [a227] leeren fietsen!"
zei Lineke verontschuldigend, "maar je zult het zeker ook wel niet
doen!"

"Waarom niet?"

"Nou, je kijkt zoo kwaad!"

Eduard draaide zich om en hing zijn jas op. "Vraag 't maar aan
Hugo of Piet, hoor!" antwoordde hij, toen Lineke bleef staan
wachten.

"Dat heb ik al gedaan, maar die willen juist niet!" klonk het treurig,
"en 'k zou het toch zoo vreeselijk graag leeren!"

Eduard keek zijn nichtje even aan, maar hij zei niets.

"Heb je school moeten blijven, Ee?" vroeg Lineke opeens; "waarom


kijk je zoo boos? Heb je gehuild?"

Hij had niet gehuild, heelemaal niet, verbeeld je dat hij zou huilen
om dat malle schoolblijven! En hij keek Lineke aan en probeerde te
lachen. "Welnee!" antwoordde hij luchtig, "hoe kom je er bij?" en
haastig over het fietsen doorpratend: "In de Paaschvacantie zal ik
mijn fiets gaan halen en dan zal ik het je wel leeren hoor!"

De uitdrukking van Linekes gezichtje veranderde onmiddellijk.


"Zalig dol-leuk!" riep ze, en toen sloeg ze in haar verrukking opeens
een arm om Eduards hals en gaf hem een zoen. "Je bent een
snoes!" verklaarde ze.

Eduard duwde haar lachend op zij.

"Toe, schei uit!" zei hij, "gaan we nog niet koffiedrinken?"

[a228] "Ze zijn al lang bezig!"

Eduard wilde naar binnen gaan, maar Lineke hield hem bij zijn
mouw vast. "Wacht nog even," riep ze, "ik weet nog wat!"
"'t Zal wat zijn!"

"Nee, heusch!"

"Nou, wat dan?"

"Er is een brief!"

"Een brief? Wat voor brief?"

"Nou, voor jou, van Oom Eduard, en ...." Maar Eduard had zich al
losgetrokken en liep de huiskamer in.

"Edu zal 't me leeren!" vertelde Lineke aan de anderen, toen ze


weer op haar stoel schoof, en ze keek met voldoening rond.

"Daar ben je vet mee!" zei Hugo, en Piet reciteerde half hard:
"Ik heb een aardig neefje
Dat op zijn fiets óók rent!
En als je vraagt 'hoe rijd je toch?'
Dan zegt hij 'Wel, patent!'"

Dit vers was een blijvende aardigheid geworden en werd bij alle
mogelijke en onmogelijke gelegenheden en met alle denkbare
variaties te pas gebracht. Maar de geestigheid ging voor Eduard
deze keer verloren; haastig had hij het couvert met de Indische
postzegel opengescheurd, en met alle aandacht was hij verdiept in
wat Vader schreef:

[a230]

"Mijn beste jongen!

Daar zit ik nu in de leeskamer van de groote mailboot


te schrijven; we zijn nu al een heel eind; overmorgen
zullen we waarschijnlijk in Batavia aankomen, en ik
kan je vertellen dat ik er al naar verlang om mijn
voeten weer op vasten grond te zetten! We hebben

You might also like