Professional Documents
Culture Documents
Chapter 2
Multiple Choice
1. C
2. B
3. D
4. B
5. A
6. C
7. C
8. A
9. B
10. D
11. B
12. A
13. C
14. A
15. D
16. B
17. B
18. C
19. D
©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
20. A
True or False
1. False
2. True
3. False
4. True
5. False
6. True
7. True
8. True
9. False
10. False
Short Answer
1. Interview the customer
2. An informal language that has no syntax rules, and is not meant to be compiled or
executed. Instead programmers use pseudocode to create models or “mock-ups” of
programs.
3. (1) Input is received. (2) Some process is performed. (3) Output is produced.
4. The term user-friendly is commonly used in the software business to describe programs
that are easy to use.
5. The variable’s name and data type.
6. It depends on the language being used. Each language has its own way of handling
uninitialized variables. Some languages assign a default value such as 0 to uninitialized
variables. In many languages, however, uninitialized variables hold unpredictable values.
This is because those languages set aside a place in memory for the variable, but do not
alter the contents of that place in memory. As a result, an uninitialized variable holds
the value that happens to be stored in its memory location. Programmers typically refer
to unpredictable values such this as "garbage."
Algorithm Workbench
1. Display "Enter your height."
Input height
3. a) Set b = a + 2
b) Set a = b * 4
©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
c) Set b = a / 3.14
d) Set a = b – 8
4. a) 12
b) 4
c) 2
d) 6
7. Set count = 27
8. Set total = 10 + 14
11. 11
12. 5
Debugging Exercises
1. The variable name is enclosed in quotes. This is an error because the variable’s name
will be displayed instead of the variable’s value.
2. The first character of the variable name begins with a number. This is an error because
most programming languages do not allow variable names to begin with numbers.
3. The expression is missing parentheses. This is an error because, as the order of
operations dictates, the division will occur before the addition and the result will be
incorrect.
4. The variable is being used before it has been declared. This is an error because most
programming languages do not allow variables to be used before they are declared.
5. The variables are being used in a calculation before they have been initialized. This is an
error because uninitialized variables often contain unknown values, which will cause the
result to be incorrect.
6. The assignment statement is not in the correct format. This is an error because all
programming languages require that you write the name of the variable that is receiving
the value on the left side of the = operator.
7. A named constant cannot be assigned a value with a Set statement. This is an error
because the program attempts to change the value of a named constant.
©2013 Pearson Education, Inc. Upper Saddle River, NJ. All Rights Reserved.
Another random document with
no related content on Scribd:
Het zijn wafels, maar die kunnen jullie niet zien omdat ze onderin
zitten, en een leege wijnflesch, maar we doen net of die vol is." Even
keek Bep met een heel ernstig gezicht naar de lachende
toeschouwers, toen ver-[a196] volgde ze: "Ik ben ook heelemaal niet
bang voor de wolf, want die is er niet, en o ja, deze bloemen zijn
eigenlijk ook voor Grootmoeder, maar die wou ik nu maar aan
Maatje geven!" En toen holde ze naar haar Moeder toe en klom op
haar schoot.
"Dat 's ook wat!" zei Hugo, die dit niets geen gepast slot vond,
maar de andere kinderen klapten zoo hard dat er verder geen woord
tusschen te krijgen was.
Tante Lina vond dit slot mooier dan ze het hadden kunnen
bedenken.
"Zeker," zei Tante Lina, "wat ik gezien heb vond ik heel aardig!"
XI.
"Heb je nu eigenlijk gestudeerd of niet?" vroeg Mijnheer Hofman
ontevreden, want Eduard stond op een geweldige manier te knoeien
en hakkelde nu al voor de derde maal in een etude die hij de vorige
week al had moeten kennen.
Eduard keek van Mijnheer Hofman naar Theo, en van Theo naar
zijn viool.
"Hoeveel keer?"
Eduard zweeg.
De eerste regels vielen hem mee, 't ging vrij goed, maar verderop
waren een paar moeilijke loopjes, en daarna raakte hij zoo in de war,
dat Mijnheer Hofman het al gauw mooi genoeg vond en hem
vertelde dat hij wel kon ophouden. "Berg je viool nu maar weg," zei
hij boos, "en dan zullen we zien of je er de volgende week meer van
kent. — Theo, wil jij de sonatine spelen alsjeblieft?"
Theo bracht het er nogal goed af, maar Eduard wilde er niet naar
luisteren. Vervelend gezanik ook, om hem zijn viool te laten
wegbergen; Theo maakte ook wel fouten; je moest het ook altijd
even prachtig kennen, en hij kon 't toch niet helpen dat Hofman
vandaag uit zijn humeur was. — Zoo vreeselijk slecht was 't niet
eens gegaan, maar omdat hij nu had verteld dat hij maar driemaal
gestudeerd had moest Hofman ook op alles vitten. Maar als die
malle vent soms dacht dat 't hem schelen kon, had hij het toch glad
mis!
"Zeker mag je 't zeggen!" zei Eduard kwaad, "als jij Hofman
geweest was had je me zeker dadelijk naar huis gestuurd!"
"Nou ja, maar heel veel gestudeerd had je toch ook niet!"
"Waarom niet?"
"Zoo maar. Je zei 't net of je dacht: drie keer vind ik wel zoowat het
minste dat ik zeggen kan!"
"Jij moest maar eens bij een Oom en Tante en zes nichtjes en
neefjes logeeren, dan zou je eens zien hoe hard je werken kon!"
vervolgde Eduard, verwoed tegen een steentje schoppend, en Theo
aanziende: "Zeg nou eens, wat zou jij tegen Hofman gezegd
hebben?"
"Dat weet ik niet," zei Theo, nadat hij even ge-[a206] floten had, "ik
zou 't misschien ook wel gezegd hebben, hoor!"
"Ja, dat is lam genoeg!" Eduard zuchtte. "'t Is net of 't me nu niets
meer zou kunnen schelen om te zeggen dat ik maar ééns
gestudeerd had. Hij was toch al woedend, en een beetje meer of
minder is dan toch zoo erg niet!"
"Krijg je ook een fiets? Wat moppig!" riep Eduard, want door dit
nieuwtje was hij opeens de narigheid van de vioolles vergeten. "Wat
zullen we dan van de zomer leuk samen kunnen rijden, zeg!"
"Ja, mijne is een Humber, hij staat nog thuis, maar zoo gauw als
het mooi weer wordt mag ik hem gaan halen!"
En ongeduldig stopte hij 't schrift in zijn lessenaar toen om twee uur
de bel luidde.
Broertje had voor 't eerst ook mee mogen spelen vanavond, en met
gesloten oogen dacht Tante Lina nog even aan het opgewonden
gezichtje en de drukke bewegingen van 't kleine ventje. Maar toen
viel haar iets in, en glimlachend keek ze Oom Tom aan en zei: "Die
jongste zoon van jou zal anders een beste worden!"
"Wel, vanmiddag nam ik hem mee uit, 't was mooi weer, en voor we
naar huis gingen liep ik nog even 't plantsoen door. Opeens zag ik
Kolonel Durand naar mij toekomen; hij maakte een praatje en begon
[a208] toen notitie te nemen van Broer, die hem met zijn groote
blauwe oogen strak stond aan te staren. 'Hoe heet je wel, vent?'
vroeg hij, en Broer verklaarde heel ernstig dat hij Willem Cornelis
Verhey heette, maar verder verkoos hij heelemaal geen antwoord
meer te geven, en toen Kolonel Durand eindelijk wegging en vroeg
of hij een hand kreeg hield Broer stijf zijn handen op zijn rug en zei
niets anders dan 'Ik doet het niet!'"
"Je zou 't nu niet meer van hem gelooven!" zei de Kapitein
droogjes, en Lineke zong zachtjes:
"Zeg eens, ken je onze Piet?
Och, da 's jammer, ken je 'm niet,
Och, hij was zoo'n lieve jo...."
Een harde klap op haar wang van Tommy deed haar plotseling
ophouden, en half verbaasd, half verschrikt vloog Lineke van haar
stoel, om de beleediging met de rente terug te betalen. Maar haar
Moeder hield haar tegen, en de Kapitein vroeg streng: "Tommy,
waarom sla je Lineke?"
Tommy gaf geen antwoord, en schopte met zijn [a209] laars tegen
de tafelpoot, maar toen zijn Vader opstond en naar hem toe kwam,
schoof hij haastig naar den anderen kant van de kamer.
Maar Tommy, die zich, zoolang hij buiten 't bereik van den Kapitein
was, nog veilig voelde, zei met een ondeugend gezicht: "Ik doet het
niet!"
"Nee!"
Zonder verder nog iets te zeggen ging de Kapitein op hem af; nog
eenige oogenblikken deed Tommy vergeefsche moeite om te
ontkomen, toen voelde hij zich stevig bij den kraag gepakt. "Waarom
heb je Lineke geslagen?"
Tommy zweeg.
"Zeg nu maar dadelijk tegen je zusje: 'Het spijt me dat ik je
geslagen heb,' en laat het dan uit zijn alsjeblieft."
Tante Lina wenkte Oom Tom, den kleinen jongen [a210] verder aan
zijn lot over te laten, en stuurde de andere kinderen de kamer uit.
"Neem de kaarten maar mee en ga in de leerkamer een spelletje
doen!"
"'k Ga nog lang niet naar bed!" verklaarde Lineke met een kleur van
plezier, toen haar bakje met fiches steeds voller werd.
"Ma zal wel spijt hebben dat ze dat verhaal over Broertje verteld
heeft!" merkte Piet lachend op.
"He Ma, nog even! 'k Heb nu juist zoo'n mooie kaart!" zeurde
Lineke, en Eduard zei dat hij juist heelemaal niet moe was; maar
Tante Lina's geduld was door 't gezanik met Tommy vrijwel uitgeput,
en met een "'t Is nu mooi geweest!" konden ze [a211] gaan
opruimen. Langzaam werden de fiches weer in de doosjes gestopt,
en na nog wat lachen en onzin praten gingen ze eindelijk naar
boven.
Wat zou hij nu toch eigenlijk niet willen doen? Hield die vervelende
jongen zijn mond nu toch maar! Net of je zoo kon slapen!
Eduard voelde zijn hart kloppen en met wijd open oogen bleef hij
liggen luisteren. Oom Tom liep langs zijn deur naar de kamer van de
kleine jongens, en begon daar heel kwaad tegen Tommy te praten —
Eduard verstond het niet, maar wel kon hij duidelijk [a212] de
klappen hooren, die toen volgden, en Tommy's huilend geroep: "Ik
zal wel gaan slapen!"
En ook wist hij nog heel goed wat er gebeurd was toen ze eindelijk
thuiskwamen; hoe Vader hem heel kortaf vertelde dat hij mee moest
gaan, naar Vaders eigen kamer, en wat Vader hem daar vroeg: of hij
dan heelemaal vergeten was hoe vreeselijk boos Vader werd als
hem iets verteld werd dat niet waar was; of hij er dan heelemaal niet
aan gedacht had hoe naar Vader het zou vinden, om te merken dat
zijn eigen jongen hem voorgelogen had, en of hij wel wist wat hij nu
verdiende?
En nu? Wat had hij vanmiddag gedaan? Wat had hij tegen Mijnheer
Hofman gezegd? Hoeveel keer had hij er wel bij gelogen dat hij
gestudeerd had? Dit was véél erger dan die ééne som! Wat zou
Vader wel zeggen als hij dát wist! Als Vader hem gehoord had
vanmiddag, hoe zou hij Vader tegengevallen zijn! Een gemeene
jongen was hij, en veel meer dan Tommy had hij verdiend wat zijn
kleine neefje zooeven gekregen had —
Maar niet van Oom Tom — dat mocht alleen Vader zelf doen!
En Eduard draaide zich om en drukte zijn gezicht zoo stijf in 't
kussen dat hij bijna geen adem kon halen — och, kwam Vader maar!
[a214]
XII.
"Zeg Kerner!" klonk het zachtjes.
"Nou?"
Mijnheer Snijders zag zoekend de klas rond. "Van Hamel, wil jij de
gebergten Van Zwitserland eens komen aanwijzen?" En Van Hamel
schoof zijn bank uit om langzaam naar voren te komen.
"Nou, steek je hand dan uit. — Voorzichtig, doe nou niet zoo sloom,
straks ziet hij het!"
"Ik heb niks geen zin om op te letten!" ging de stem achter hem
voort.
"Wat?"
"Ik zeg dat 't net zoo taai is als die drop van jou, je tanden blijven er
in kleven!"
Eduard keek verschrikt op. "Een stukje drop," zei hij toen.
"Nee meneer."
"Nee meneer."
Mijnheer Snijders keek nog even naar hem, maar liet hem verder
stil zitten.
"We zullen voortgaan met de les; Van Effen, het is jouw beurt!"
[a221] Toen om twaalf uur de bel gegaan was en de andere jongens
weg waren liet Mijnheer Snijders Eduard bij zich voor de klas komen.
"Zoo, nu, dan wilde ik je eens even het volgende zeggen: ik heb
van de week de rapporten opgemaakt, die jullie vóór de
Paaschvacantie zult krijgen, en ik heb je voor Fransche taal een 4 en
voor rekenen een 3 gegeven. Het werk dat je tegenwoordig inlevert
is bepaald slecht, en je huiswerk is eigenlijk gezegd beneden alle
critiek; en het ergste is, dat het niets dan luiheid van je is; als je je
werkelijk inspant kun je heel goed werken, maar van de fouten die je
maakt is het grootste gedeelte slordigheid en onattentie, en ik heb je
voor vlijt dan ook niet meer dan een 4 kunnen geven."
Eduard luisterde met zijn handen op zijn rug, en aldoor keek hij
naar den grond.
"Je vader zal het zeker wel heel plezierig vinden als je hem dat
schrijft!"
"Zie je wel dat je 't wel weet?" vroeg Mijnheer Snijders, toen hij 't
nagekeken had.
"Ja, maar 't andere kun je ook wel! Heusch, span je nu eens in!
Begin nu eens met te maken dat er geen enkele fout in de Fransche
thema voor morgen zit! En ga nu maar gauw weg, dag Kerner!"
Eduard haastte zich niet om thuis te komen. Even holde hij tot hij
de straat uit was, toen bleef hij met aandacht bij den singel staan
kijken; een troepje jongens was er aan 't spelen op een vlot, dat met
een stevig touw aan den kant vastlag. Telkens klonk een luid gejuich
als een van de jongens met een [a223] flinke sprong op 't vlot terecht
kwam, en geen van 't troepje scheen zich er aan te storen dat bij 't
daarop volgende geschommel de klompen vol water liepen. Wat zou
't ze ook kunnen schelen! Zij hoefden geen akelige Fransche
thema's te maken, en toelatingsexamen voor 't gymnasium hoefden
ze ook niet te doen!
Met een harden schop tegen een kiezelsteentje liep Eduard verder.
Een 4 voor vlijt! Verbeeld je! En een 3 voor rekenen! Nou ja,
rekenen kon hij nou ook eenmaal niet, en dat zou hij wel nooit leeren
ook! Maar die 4 voor vlijt was onzin! Dat was zeker om vanmorgen;
net of je altijd maar hetzelfde uitgestreken gezicht kon zetten! En
natuurlijk had hij moeten schoolblijven, en Meertens, die begonnen
was, kon stilletjes naar huis gaan. Die kwam er altijd goed af, en hij
kreeg er de standjes voor! En die cijfers moest hij nu aan Vader
schrijven! Wat zou Vader 't ook lam vinden! Misschien kwam 't
rapport ook wel te laat om 't nog te schrijven, Oom Tom had gezegd
dat wanneer hij na de volgende week nog schreef Vader de brief
toch niet meer zou krijgen. Dan moest hij 't vertellen als Vader terug
was!
Vervelende boel hier ook al! Was hij maar weer goed en wel thuis!
Trijntje deed de deur open, brommend over 't malle gebel, maar
Eduard liep haar zonder iets te [a224] zeggen voorbij en hing zijn pet
aan de kapstok.
"Waarom niet?"
Eduard draaide zich om en hing zijn jas op. "Vraag 't maar aan
Hugo of Piet, hoor!" antwoordde hij, toen Lineke bleef staan
wachten.
"Dat heb ik al gedaan, maar die willen juist niet!" klonk het treurig,
"en 'k zou het toch zoo vreeselijk graag leeren!"
Eduard keek zijn nichtje even aan, maar hij zei niets.
Hij had niet gehuild, heelemaal niet, verbeeld je dat hij zou huilen
om dat malle schoolblijven! En hij keek Lineke aan en probeerde te
lachen. "Welnee!" antwoordde hij luchtig, "hoe kom je er bij?" en
haastig over het fietsen doorpratend: "In de Paaschvacantie zal ik
mijn fiets gaan halen en dan zal ik het je wel leeren hoor!"
Eduard wilde naar binnen gaan, maar Lineke hield hem bij zijn
mouw vast. "Wacht nog even," riep ze, "ik weet nog wat!"
"'t Zal wat zijn!"
"Nee, heusch!"
"Nou, voor jou, van Oom Eduard, en ...." Maar Eduard had zich al
losgetrokken en liep de huiskamer in.
"Daar ben je vet mee!" zei Hugo, en Piet reciteerde half hard:
"Ik heb een aardig neefje
Dat op zijn fiets óók rent!
En als je vraagt 'hoe rijd je toch?'
Dan zegt hij 'Wel, patent!'"
Dit vers was een blijvende aardigheid geworden en werd bij alle
mogelijke en onmogelijke gelegenheden en met alle denkbare
variaties te pas gebracht. Maar de geestigheid ging voor Eduard
deze keer verloren; haastig had hij het couvert met de Indische
postzegel opengescheurd, en met alle aandacht was hij verdiept in
wat Vader schreef:
[a230]