Professional Documents
Culture Documents
Thema - Het Weer
Thema - Het Weer
substantieven, adjectieven
nomina
de zon zonnig
de mist mistig
de bui buiig
de wind winderig
de nevel (lichte mist) nevelig
de regen regenachtig, nat
de storm stormachtig
de wolken (licht/zwaar) bewolkt
lucht zonder wolken open, helder
lucht vol met wolken overtrokken
de wind waait niet < zwak < matig < vrij/tamelijk/nogal krachtig < (zeer) krachtig < stormachtig
met windkracht 0 3-4 5-6 7-8 9-10 Beaufort (Bft)
de koude de warmte:
de temperatuur / het kwik van de thermometer stijgt (steeg, is gestegen) = gaat naar omhoog
of daalt (daalde, is gedaald) = gaat naar omlaag
de vorst: het vriest (vroor, heeft gevroren): de temperatuur zit onder 0 graden Celsius (0°C)
als het sneeuwt (sneeuwde, heeft gesneeuwd), zal men met vrachtwagens zout op de wegen strooien
als de temperatuur boven 0°C komt, zal de sneeuw smelten (smolt, is gesmolten)
als er mist komt op de bevroren rijweg, spreek je van aanvriezende mist of ijzelplekken
2