You are on page 1of 34

Solution Manual for Macroeconomics Canada

in the Global Environment Canadian 8th Edition


Parkin Bade 0321778103 9780321778109
Download full solution manual at:
https://testbankpack.com/p/solution-manual-for-macroeconomics-canada-in-the-
global-environment-canadian-8th-edition-parkin-bade-0321778103-
9780321778109/

Download full test bank at:


https://testbankpack.com/p/test-bank-for-macroeconomics-canada-in-the-global-
environment-canadian-8th-edition-parkin-bade-0321778103-9780321778109/

The Big Picture


Where we have been

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 1


EFFICIENCY AND EQUITY

Where we are going

New in the Eighth Edition

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 2


Lecture Notes
Efficiency and Equity

I. Resource Allocation Methods

• Market price:
• Command command system

• Majority rule

• Contest

• First-come, first-serve

• Lottery

• Personal characteristics
• Force

II. Demand and Marginal Benefit


Demand, Willingness to Pay, and Value

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 3


• MSB curve

• Consumer surplus

III. Supply and Marginal Cost


Supply, Cost, and Minimum Supply-Price

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 4


• MSC curve

• Producer surplus

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 5


IV. Is the Competitive Market Efficient?
Efficiency of Competitive Equilibrium




The Invisible Hand


Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 6


Market Falure
• Market failure

• Market failure


deadweight loss

Sources of Market Failure

• Price and Quantity Regulations:

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 7


• Taxes and Subsidies:

• Externalities:

• Public Goods and Common Resources:

• Monopoly:

• High transactions costs transactions costs

Alternatives to the Market

V. Is the Competitive Market Fair?



It’s Not Fair If the Result Isn’t Fair


• Utilitarianism

• big tradeoff


It’s Not Fair If the Rules Aren’t Fair
symmetry principle

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 8



Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 8


Additional Discussion Questions

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 9


Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 10


big
tradeoff”

Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 11


Copyright © 2013 Pearson Canada Inc. 12
Another random document with
no related content on Scribd:
Loenen Holland, met welken naam men gewoon is Loenen
Kroonenburgs-gerecht te benoemen—uit aanmerking van dien tijtel, „is
voormaals,” leezen wij, „aan de zijde van den Bailluw van de
Loosdrechten, begreepen dat hem het oefenen van jurisdictie, op het
grondgebied van Loenen Kroonenburgs-gerecht toekwam, waarover
weleer, tegen den Heere van Kroonenburg of deszelfs Bailluw, proces is
aangevangen, doch sedert geruimen tijd niet vervolgd geworden, zo dat
de Bailluw van Loenen Kroonenburgs-gerecht, in de bezitting van dat
recht is gebleven:” in gevolge het werkelijk hangen van ’t gemelde
proces gaat de Bailluw, voor de Loosdrechten verkozen zijnde, ook nog
naar Loenen Kroonenburgs-gerecht om zig aldaar in zijne waardigheid
van Bailluw te doen erkennen; doch wordt als dan geweigerd.

De beide Loosdrechten en Mijnden, schijnen gemeenlijk als eene


enkelde Ambachtsheerelijkheid aangemerkt te worden, doch zij zijn het
niet, ieder is in de daad eene afzonderlijke Ambachtsheerelijkheid,
niettegenstaande zij sedert lang, als onverdeeld, een zelfden Schout en
Secretaris hebben; dit echter staat ter keuze van den Ambachtsheere of
Vrouwe, (thans Vrouwe S. M. van de Poll, Douariere, wijlen den Wel-
Ed. Gestrengen Heere Mr. Z. H. Alewijn van Mijnden, in leven
President Schepen en Raad in de Vroedschap der stad Amsteldam,) die
ook Mijnden een anderen Schout en Secretaris kan geeven; vermits de
aanstelling aan dezelve staat, zo wel als van Schout en Secretaris van
Loosdrecht.

In het civile, wordt Loosdrecht in ’t gemeen beheerscht door den


Ambachtsheere of Vrouwe in der tijd, met zeven Schepenen, [10]naamlijk
drie uit Oud-, drie uit Nieuw-Loosdrecht, en één uit Muieveld, of uit
Oudover: deezen worden aangesteld, zonder eenige voorafgegane
nominatie, door den Heer of Vrouwe; aan wien het ook staat om
dezelven naar goedvinden wegens getal of tijd te doen afgaan of
aanblijven; derhalven is er, Schepenen betreffende, geen bepaalde tijd
van verandering.
Voords zijn er twee Weesmeesters, die tevens Armmeesters zijn, en niet
jaarlijks afgaan: zij hebben almede hunne aanstelling van den
Ambachtsheer of Vrouwe; die ook de aanstelling heeft van de
Schoolmeesters, in de beide Loosdrechten: deezen zijn tevens Kosters,
Voorzangers en Doodgraavers.

De Schepensbank wordt bediend door één’ boden: ook hebben Bailluw


en Schout zamen één’ diender, die mede door den Ambachtsheer of
Vrouwe aangesteld wordt.

Onder de

VOORRECHTEN

Van Loosdrecht kan men tellen, dat het, behalven de algemeene


voorrechten van Gooiland, halsrecht heeft, gelijk er dan ook een
buitengalg gevonden wordt.

Een voorrecht van den Ambachtsheer is dat hij preferent is in het in huur
neemen van het Rechthuis, (thans bewoond door den diender;) hetzelve
is een dorpgebouw, waarvan de huurpenningen derhalven in ’s Dorps
casse komen.

Nog heeft de Ambachtsheer korentiendens, en tienden van de


aardappelen die aldaar gewonnen worden.

BEZIGHEDEN.

Voor eenige jaaren was in de Oude Loosdrecht eene vrij aanzienlijke


porcelein-bakkerij, doch dezelve is van daar naar den Amstel verplaatst
geworden; waardoor het dorp niet weinig heeft verloren. [11]

Er worden eene en andere handwerken, in de zamenleeving


onontbeerelijk, geoefend; doch de hoofdbezigheid der bewooneren van
dit gedeelte der Heerelijkheid, is het baggeren van turf, en vermits, zo
wel het baggeren zelf, als het af- en aan-voeren van de turf, veele
schepen en schuiten benoodigd maakt, houdt zulks op het dorp ook het
scheepmaakers-handwerk aan den gang.

Voor iedere morgen gronds die in de Loosdrechten uitgebaggerd zal


worden, moet de aanneemer ƒ 300 guldens geeven, (inleggen, zegt men
aldaar;) voor dat geld wordt een Obligatie gekocht, en uit de interessen
van deeze, betaalt de Heer of Vrouwe in der tijd zig de bepaalde
verponding: het geen er overschiet wordt den aanneemer ter hand
gesteld—Onder Loenerveen is dat inleggeld ƒ 400, om dat aldaar uit de
interessen ook nog het molengeld betaald moet worden.

Er zijn in Oud-Loosdrecht ook veele visschers die hun sober bestaan in


de uitgeveende plassen vinden—anderen, echter niet zeer veelen,
leeven van den landbouw, van het rietgewas, of de melkerij; dit heeft nog
meest plaats aan het Leeg-eind des dorps, zo als de Loosdrechters het
noemen, en dat dien naam draagt, om dat het aan geen van beide zijden
huizen, maar alleenlijk weilanden heeft.

GESCHIEDENIS

Van Oud-Loosdrecht, vereischt geene breede plaats: in het jaar 1672,


(dat verschrikkelijke jaar voor geheel Nederland,) had het door den inval
der Franschen zeer veel te lijden: sedert is er, voor zo verre ons bewust
is, weinig van aanbelang voorgevallen: de bovengemelde gezindheid der
bewooneren, in het staatkundige, heeft de dorpelingen in onze
jongstledene beroerten weinig deel gegeven: wel hebben zij zig in den
wapenhandel geoefend, toen die oefening Staatswijze geboden werd, in
de ontstaane verschillen met den Keizer Joseph: toen de verdere
woelingen der Patriotten [12]voordgang namen, heeft men er ook nog,
hoewel maar korten tijd, blijven exerceeren—bij den inmarsch der
Pruissen, op hunnen doortogt naar Loenen, hebben de Loosdrechters
hun een maand lang moeten inquartieren; en daar deeze lieden naar
geene staatkundige gevoelens vroegen, hebben zij er ook verscheidene
plunderingen aangericht; vooral heeft de plaats van de Wel-Edele
Ambachtsvrouwe, in de Nieuwe Loosdrecht, hunnen moedwil ten
sterksten moeten bezuuren.

Men vindt bij andere Schrijvers gewag gemaakt van een Huis te
Loosdrecht, als eene bijzonderheid van deeze plaats; doch dit is,
volgends onze ingewonnene berichten niet anders geweest dan een huis
van den Ambachtsheer, ’t welk door den Heer Mr. Alewijn van Mijnden,
reeds genoemd, om zijne bouwvalligheid is weggebroken, om op den
grond daarvan het tegenwoordig aanzienlijk gebouw te plaatsen.

LOGEMENTEN,

Deezen zijn hier niet—De Hollandsche tuin bij het Rechthuis, en de


Lindeboom, zijn de voornaamste herbergen; ook zoude men in dezelven
kunnen overnachten, en er geen gebrek aan eene goede bediening
hebben.

Verder vindt men er nog de herberg het Turfschip, en twee of drie


herbergjens, alwaar men zig naar genoegen kan ververschen.

REISGELEGENHEDEN,

Van Pinxter tot 3 maanden daarna, vaart zondags een schuit van
Loosdrecht op Amsteldam; voords ’t geheele jaar door, maandags,
dingsdags, woensdags en vrijdags, ook dergelijk een schuit.

Vrijdags vaart van daar mede eene schuit op Utrecht—In gevalle van
besloten water, rijdt er op de gemelde dagen een wagen op gezegde
steden. [1]

1 Oudover en Muieveld zijn gehuchten, gerechtlijk onder Loosdrecht, doch kerklijk


onder Loenen behoorende, (de Oude- en Nieuwe-dijk, welke laatste aan
Breukeleveen grenst, behoort onder de Parochie van Oud-Loosdrecht:) zij bevatten
niets der aantekeninge waardig, en worden schaars bewoond, niettegenstaande er
verscheidene buitenplaatsen in gevonden worden: Loenderveen is eene polder, mede
onder Loosdrecht behoorende; doch dezelve is bijna geheel uitgebaggerd. ↑
2 Eenige onzer ingewonnene berichten spreeken zelfs van over de 3000 morgen. ↑
[Inhoud]
’t Dorp Nieuw-Loosdrecht.

NIEUW-LOOSDRECHT, dat geheel in groen geboomt gelegen,


Het oog des wandlaars, door natuurlijk schoon verrukt,
Biedt zijn bewooneren nogthans geen ruimen zegen,
Daar ’t algemeen verval het zeer gevoelig drukt.
HET
DORP
NIEUW-LOOSDRECHT.

Zeer verdeeld zijn de keuzen der vreemdelingen en ook der bewooneren


wegens de aangenaamheid der beide Loosdrechten; deezen houden de
Nieuwe anderen de Oude voor aangenaamer; voor ons, wij zouden voor
de Nieuwe zijn, wat de vertooning over het geheel betreft; doch in de
Oude zijn meer goede huizen, ook liggen er verscheidene buitenplaatsen
in die in de Nieuwe niet voorhanden zijn, gelijk wij onder onze beschrijving
van de Oude Loosdrecht reeds gezegd hebben.

Wat de

LIGGING

Betreft, deeze is over ’t algemeen in onze beschrijving van Oud-


Loosdrecht opgegeven; alleenlijk kunnen wij hier nog bijvoegen, dat ter
zijde af meer bebouwde akkers liggen, waarop de aardappelen, boekwijt,
en graanen zeer wèl willen tieren—bepaaldlijk maakt de Nieuwe
Loosdrecht, in het zuiden, een scheiding tusschen de Provinciën Holland
en ’t Sticht; ten westen paalt zij aan Mijnden.

Wegens de naamsoorsprong, zie men onze beschrijving van Oud-


Loosdrecht: Nieuw-Loosdrecht draagt ook nog den naam van de Zijpe. [2]

Van de stichting en grootte, zie men mede onder Oud-Loosdrecht—In


den tegenwoordigen staat van Holland, leezen wij: „in de Oude
Loosdrecht, staan de huizen, ter wederzijde gedeeltelijk op boere werven,
of afgebrokene akkers, naar de wijze der veendorpen; in de Nieuwe
Loosdrecht staan zij veelal aan elkander gebouwd”, doch het tegendeel is
waar; in de Nieuwe Loosdrecht liggen de huizen veel verder van elkander
dan in de Oude: voords liggen zij meer in ’t groen, maar daarentegen zijn
de wooningen ook kluiziger, en veelen zelfs zodanig vervallen, zo
ingezakt, dat zij geheel wanstaltige figuuren maaken: onder de wooningen
in de Nieuwe Loosdrecht zijn ook geene andere Buitens, dan dat van de
Ambachtsvrouwe reeds gemeld.

Zie wegens het Wapen, Oud-Loosdrecht.

KERKELIJKE en GODSDIENSTIGE
GEBOUWEN.

Vermits ook hier, even als te Oud-Loosdrecht alle de bewooners den


Gereformeerden Godsdienst belijden, zijn er geene andere dan de
Gereformeerde kerk voorhanden. In het reedsgemelde werk:
Tegenwoordige staat van Holland, leest men, betreffende dit artijkel: „De
kerk van de Oude Loosdrecht, is vrij ruim; doch oud, met een laag
torentjen, zij wordt echter zeer wèl en net onderhouden; die van de
Nieuwe Loosdrecht, is netter en nieuwer, en heeft een schoonen toren,
met een goede spits, die van vrij verre kan gezien worden”: de toren is
vierkant, hoog en zwaar, en het spits met leiën gedekt: in allen deelen
beantwoordt het gebouw voords aan de berichten bij ons ingewonnen,
naamlijk dat het nog de plaats der Godsdienst-oefeninge onzer
Landgenooten van vóór de reformatie was, zo wel als de kerk van Oud-
Loosdrecht, zodanig dat deeze de Parochiekerk was, en die van de
Nieuwe Loosdrecht derzelver capel; gelijk zij dan ook weleer door de
Roomschen genoemd werd, onze capelle van de Zijpe; men wil dat deeze
capel omtrent den jaare 1400 gesticht zij: de toren heeft twee
wijzerplaaten, waarop men het jaartal 1762 leest, zijnde het jaar waarin
gemelde plaaten vernieuwd zijn. [3]

Naast den ingang der kerk is mede één der reeds gemelde vier dorps-
brandspuiten geplaatst, en tegen een der zijmuuren van het gebouw ziet
men eene soort van open houten huisjen, ten dienste van den koster en
schoolmeester wanneer hij, amtshalven, voor dorpelingen iet moet
afleezen.
Rondsom de kerk is een kerkhof dat niets ongemeens heeft, niets anders
dan, tegen een der muuren van die kerk aan, een vierkanten marmeren
graftombe; hebbende echter geen ander cieraad, dan dat op het voorstuk
deszelve is uitgehouwen, een gehelmd man, in boerschen of Oud-
Hollandschen burger kleeding, hebbende een ijzeren stormhoed op: aan
zijn linker arm heeft hij een schild, en in dezelfde hand een zwaard; in de
rechterhand heeft hij een soort van hamer aan een langen stok die op zijn
schouder ligt.

Inwendig heeft het gebouw niets bijzonders: alles is er zeer wèl en


geregeld: de bank voor den Heere of Vrouwe der Heerelijkheid staat, even
als in de kerk van Oud-Loosdrecht, recht tegen over den Predikstoel.

Het Schoolhuis is nabij de kerk, en is een gebouw aan het oogmerk


beantwoordende.

De Pastorij is achter de kerk, en heeft een zeer grooten hof.

Een Wees- of Armen-huis is te Nieuw-Loosdrecht niet; de weezen en


armen worden er bij de ingezetenen besteed, en zo de regeering al eenig
gebruik van het weeshuis in de Oude Loosdrecht begeert te maaken,
moet hetzelve, bij wijze van besteeding, betaald worden.

Wegens de wereldlijke gebouwen, staat ons hier niets aantetekenen:


zie dit zelfde artijkel onder onze beschrijving van Oud-Loosdrecht.

KERKELIJKE REGEERING.

Deeze is even als te Oud-Loosdrecht voornoemd: de Predikant is thans


de Wel-Eerwaarde Heer Reinier Swierink.

Daar voords de wereldlijke regeering mede dezelfde is als die van


Oud-Loosdrecht, kunnen wij ons ook, wat deeze betreft, aan de
meergemelde beschrijving van dat dorp gedraagen; hetzelfde zij gezegd
van de voorrechten. Het zogenaamde Loosdrechter bosch, waarvan wij
onder Hilversum gesproken hebben, kan als eene bijzonderheid
aangemerkt worden. [4]
De

BEZIGHEDEN

Der bewooneren zijn hier eenigzins onderscheiden van die waarmede de


bewooners van Oud-Loosdrecht zig geneeren.

De veenderij heeft hier weinig plaats, maar te meer, (wegens de voorraad


van wei- en bouw-landen,) de melkerij, hooiteelt, en bouwerij—Weleer, en
zelfs nog voor ruim 20 jaaren, waren in de Nieuwe Loosdrecht veele
lakenweeverijen, doch sedert zijn dezelven allen te niet geraakt, het geen
niet weinig tot het verval van dit gedeelte der Heerelijkheid heeft
toegebragt: de weinige weeverijen van Hilversumsch streept, die er nog
gevonden worden, zijn van niet veel betekenis en mogen den naam van
fabrieken niet draagen, alzo zij slechts voor eigen vertier, en dat niet veel
zegt, aan den gang gehouden worden: het spinnen van wol en vlas, wordt
hier nog wel bij veelen ter hand gehouden, doch verschaft voor eenen
aanhoudenden arbeid slechts een sober bestaan, te meer treffende voor
de inwooners om dat hun vooruitzicht niet op beteren stand uitloopt: tot
gezegde spinning worden de meisjens van zeven of agt jaaren gebruikt;
deezen verdienen daarmede 8 of 8½ stuivers in de week; de armoede der
ouderen noodzaakt hen hunne kinderen voor dien geringen prijs te
leenen, en dezelven daardoor te berooven van den tijd waarin zij
behoorelijk leezen, schrijven enz. zouden kunnen leeren.

De

GESCHIEDENIS

Deezes dorps heeft niets afzonderlijks met die van de Oude Loosdrecht:
er zijn, dat ligt te begrijpen is, even lang al te Oud-Loosdrecht, Pruissen
geinquartierd geweest, en dezelven hebben er grouwzaame plonderingen
aangericht; vooral op het Buiten van de Ambachtsvrouwe, gelijk wij onder
Oud-Loosdrecht reeds aangetekend hebben.
Logementen zijn in de Nieuwe Loosdrecht niet, en slechts eene herberg
van eenig aanzien dat tevens eene uitspanning is; hier en daar vindt men
een pleisterplaatsjen van geringen stand.

Eindelijk zijn de reisgelegenheden dezelfden als in onze beschrijving


van de Oude Loosdrecht zijn opgegeven. [1]
[Inhoud]
HET
AMBACHT en DORP
MIJNDEN.

Voegelyk kunnen wij hier de beschrijving van dit kleine Ambacht


laaten volgen, alzo het met Loosdrecht, onder een zelfde Bailluage
behoort, gelijk wij hier voor reeds gezegd hebben: Tekkop, dat
gewoonlijk bij Mijnden beschreven wordt, brengen wij onder
Woerden.

Wat betreft de

LIGGING

Van Mijnden, hetzelve paalt met zijn rechtsgebied ten noorden aan
de Drecht, onder onze beschrijving van Oud-Loosdrecht reeds
genoemd, en welk water uit Loosdrecht naar de Vecht stroomt, en
Mijnden, van die plaats afscheidt: ten oosten heeft Mijnden de
Nieuwe-Loosdrecht, ten zuiden het Gerecht Breukelen-veen, dat
onder de Provincie van Utrecht behoort, en ten westen wordt het
door de rivier de Vecht voornoemd afgescheiden van dat gedeelte
van Loenen het welk onder de gemelde Provincie behoort.

De grond bestaat meestal uit laag wei- en hooi-land; de kleinte van


grond, de afgezonderdheid van ligging, het getal van ingezetenen,
zo wel als de afgelegenheid der wooningen, doet er zulk eene
buitengewoone stilte heerschen, dat een stedeling, aan het drokke
gewoel gewoon, er zig weldra verveelt.

Van den [2]


NAAMSOORSPRONG,

Deezes Ambachts zijn ons geene berichten ter hand gekomen.

STICHTING en GROOTTE.

Van den aanleg of de stichting des dorps of van het Ambacht zijn
even weinige berichten voorhanden; men zou intusschen mogen
gissen, dat het van een zeer ouden datum kan weezen, want het
Huis te Mijnden, (waarvan nader onder ons artijkel
bijzonderheden,) wil men dat reeds in den jaare 1227 gesticht
zoude weezen. Wat het tweede gedeelte van dat artijkel in onze
gewoone orde van beschrijven betreft; Mijnden is niet groot; het
bevat, volgends de voorhanden zijnde quohieren der verpondingen,
slechts 296 morgen en 100 roeden lands; het spreekt derhalven van
zelf, dat ’er ook niet veele huizen onder kunnen behooren: op de
vroegere verpondingslijsten vindt men er niet meer dan 3 voor
aangetekend; doch op de lijsten van den jaare 1732, staan er 20
huizen voor, waaronder eenige buitenplaatsen, en sedert zijn
dezelven weinig vermeerderd.

Het wapen van dit Ambacht zijn vijf goudene, en vier zwarte
dwarsbalken, over het kruis doorsneden met twee roode balken.

Onder ons artijkel

KERKLIJKE en GODSDIENSTIGE GEBOUWEN,

Kunnen wij, Mijnden betreffende, niets betrekken; een kerk is er niet;


de ingezetenen behooren kerklijk onder Loenen; gelijk ook aldaar
hunne Weezen verzorgd worden, zo dat er ook te Mijnden geen
Weeshuis is; er is mede geen Armenhuis of Dorpschool.
WERELDLIJKE GEBOUWEN.

Deeze zijn alhier geene anderen dan het Rechthuis, waarin tevens
herberg gehouden wordt, en niets bijzonders heeft der beschrijvinge
waardig: het staat aan de Mijnder-sluis.

Uit het voorgemelde blijkt dat te Mijnden geene afzonderlijke


kerklijke regeering plaats heeft.

En wat betreft de

WERELDLIJKE REGEERING.

Daaromtrent hebben wij in onze beschrijving van Oud-Loosdrecht,


onder het artijkel wereldlijke regeering 1 reeds [3]gezegd dat
Mijnden en de beide Loosdrechten, sedert lang als onverdeeld door
een zelfden Ambachtsheer bezeten worden, niettegenstaande zij in
de daad afzonderlijke Ambachtsheerlijkheden zijn; ook zeiden wij
reeds dat zij uit dien hoofde dezelfde Schout en Secretaris hebben,
het welk echter naar goedvinden van den Ambachtsheere of Vrouwe
in den tijd geschiedt, gelijk wij in onze beschrijving van Oud-
Loosdrecht mede reeds hebben aangetekend: Mijnden heeft voords
drie Schepenen en een’ Buurtmeester, alle ter aanstellinge zo als die
Schepenen van Loosdrecht: (Zie Oud-Loosdrecht art. wereldlijke
regeering.)

Verder vinden wij wegens de Wereldlijke Regeering van Mijnden nog


uit medegedeelde berichten, het volgende aangetekend.

„Het klein getal van ingezetenen, gaf in den jaare 1567, aanleiding
tot eene schikking, waarbij vastgesteld werd, dat in de
Ambachtsheerlijkheid van Mijnden, recht en gerechtigheid zoude
geoefend worden, bij den Schout en drie gezworene Heemraaden,
die aldaar jaarlijks gemagtigd werden, tot schouwing van de
dijkaadjen en wateringen: deeze Heemraaden zouden als
Schepenen den eed doen, in handen van den Ambachtsheere:
volgends het verzoekschrift tot deeze schikking, welke door den
Hove van Holland werd goedgekeurd, geschiedde dezelve, om dat
de Gebuuren, die met den Schout te recht moesten zitten, maar elf
in getal waren, en onder deezen vier broeders; ook waren zij alle
schamele lieden, die dagelijks hun brood moesten gaan winnen, en
derhalven op de rechtdagen niet passen.”

Zie wegens de voorrechten, ons volgend art. bijzonderheden.

De B E Z I G H E D E N

Der bewoneren van Mijnden, zijn geene anderen dan de hooiteelt en


de melkerij; en welke beide takken van bestaan, hun nog maar
maatiglijk het benoodigde kunnen verschaffen.

Van de

GESCHIEDENISSEN

Deezes Ambachts is almede niets der aandacht waardig


aantetekenen: de weinige bewooners die er gevonden worden
hebben [4]geen deel genomen in de verdeeldheden; waardoor ons
lieve Vaderland sedert eenige jaaren is geschokt geworden.

BIJZONDERHEDEN.

Onder deezen kunnen wij brengen eenig bericht van het Huis te
Mijnden, waarvan wij hiervoor reeds melding maakten; het bedoelde
bericht, vinden wij geboekt in de volgende bewoordingen:
„Ten noorden van de Drecht, niet verre van de Mijndersluis, door
welken alle vaartuigen van de Loosdrechten naar de Vecht moeten,
is, ten oosten deezer rivier, een ruig begraasde puinheuvel, die,
gelijk men nog eenigzins kan ontdekken, met graften omvangen is
geweest: deeze is het eenig overblijfzel van het huis te Mijnden, dat
vrij groot schijnt geweest te zijn, en, volgends de gedaante der
steenen, die men hier weleer vondt, doch merkelijk verminderen en
verdwijnen, eene hooge rondheid moet gehad hebben; men wil dat
het in den jaare 1227 gebouwd zij, door Ægidius, één der Heeren uit
den Huize Van Amstel: ook is het vrij klaar dat de Heeren Van
Mijnden, uit het geslacht der Heeren Van Amstel afstamden: de tijd
der verdelging van dat huis, en bij welke gelegenheid dit gebeurde,
is onbekend.”

Dit huis geeft het recht tot beschreven te kunnen worden in de


Ridderschap; het heeft ook verscheidene achterleenen die verheft
moeten worden, alwaarom over dezelve ook een Stadhouder
aangesteld wordt.

Onder dit artijkel kunnen ook betrokken worden de aanzienlijke


lustplaatsen, welken aldaar gelegen zijn, voornaamlijk tusschen de
Weere of Landscheiding der Provincie van Holland en Utrecht—
ééne der gezegde lustplaatsen, schijnt den naam van Weerestein,
naar de gemelde Weere of landscheiding te draagen.

LOGEMENTEN

Zyn hier eigenlijk niet.

Het Rechthuis is eene goede herberg.

REISGELEGENHEDEN
Zijn te Mijnden mede niet, men moet zig te voet of met rijtuig van
daar naar één der nabijgelegene plaatsjens begeeven, om de
vereischte reisgelegenheid te vinden.

1 Zie aldaar ook wegens het Hooge Rechtsgebied. ↑

You might also like