You are on page 1of 8

Thuisles 7

maandag 23 november 2020


09:32
De belgische revolutie, de aanleiding

Het Congress van wenen, vond plaats in juni 1814. in Wenen op dat moment kwamen de Europese
machten samen. Pruisen, engeland, Frankrijk, Rusland. Etc.
Zij kwamen samen om te proberen samen een verdrag te maken.
Als gevolg van de oorlogen die Napoleon had gevoerd. Napoleon had de oorlog verklaard aan landen
in Euorpa. Hij had met succes heel wat landen verooverd.
Spanje, belgie, Polen etc. al die landen kwamen onder controle van Frankrijk.
1812 : Napoleon begon serieus te verliezen. En in 1814 werd het duidelijk dat hij zou verliezen.

Er waren 3 zaken dat de grote machten zich afvroegen. 3 doelstellingen.


 Dat Frankrijk nooit meer anderen zou proberen veroveren. Fr werd als agressief
beschouwd. Hoe zouden ze dit doen?
 Hoe kunnen we proberen in Europa een langdurige vrede te berijken. Men had nood
aan vrede
 Indien we vrede willen in Europa, moeten we de Europese kaart hertekenen. Moeten
de kleine landjes onafhankeljkeheid krijgen? Of moeten ze aansluiten bij anderen.

De grootmachten hebben toen beslist, om belgie samentevoegen met Nederland. Op vraag van
Pruisen en Engeland.
Waarom? In die tijd was het logisch dat Belgie zou samen gaan met Nederland. Als belgie samen ging
met nederland, dan werden ze een Bufferstaat. Dan beschikt men over een groter gebied en een
leger met meer manschappen. Dan werd het moeilijk dat vijanden, frankrijk, dat land zouden
doorkruisen.
Ze vormden een Buffer, ook engeland vond dit goed, omdat de oversteek van het kanaal moeilijker is
hierdoor.
Daarom is het congress van Wenen zo uitgedraaid.

Zo krijgen we weer een vereniging van de Nederlanden. Zoals dat al eens was op de Bourgandische
periode.
Op 15 maart 1815 werd het verenigd koninkrijk der nederlanden met Willem 1 als staatshoofd.
Wanneer de nederlanden heeft verenigd, had men daarvoor geopolitieke redenen.
Men heeft dus de beide nederlanden om geologische politieke redenen samengevoegd.

De aanleiding.
Het beleid van Willem I
Van 1815-1830
De aanleiding tot het uitbreken in augustus had temaken met het beleid van Willem I
Het stuitte op den duur op protest van katholieken en liberalen. Ze werkten dan later samen.

Waarom vonden ze niet goed?


Willem I was een radicale calvinist.
Binnen de protestantse wereld heb je gematigde figuren, en radicalen. Hij was een echte radicaal.
Omwille van het feit dat hij antikatholiek was. Niet verdraagzaam. Het bestaan ontkennen zelfs.
Hij wou de katholieke wereld op tal van tereinen tegenwerken. De katholieken waren machtig in de
tijd van de standenmaatschappij.
In die tijd hadden ze al tal van scholen opgericht in de zuidelijke nederlanden. Waarin ook
middelbare scholen. Willem verbood dit. Hij schafte dit gewoon af. Willem I vond zich beinvloed door
het verlichtingsdenken. Hij was dit ook deels.
Net als de Franse revolutionairen, hij was zeer anti katholiek. Hij vond ook dat de verlichtings idealen
moesten gemaakt worden met de hulp van de staat.
De verlichtings denkers kennen een grote rol toe aan de staat en niet aan de kerk.
Hij vond dit ook. Hij vond dat het onderwijs, die mensen opvoedt, en schoolt. Dat de school dat de
staat moest instaan voor het onderwijs en niet de kerk.
Daarom heeft hij veel scholen opgericht. De koninklijke atheneums, zijn allemaal van hem.
Daarnaast is dat Willem I de rijks universiteit van gent heeft gestart. Ook die van Luik. Zowel in
Vlaanderen als in Europa. Die in Gent zag hij als concurrent van die van Leuven. Die als sinds de 15de
eeuw bestond.
De katholieke wereld, die macht had en weer verloor, kwam in opstand, van hoog tot laag. Dat lag
heel gevoelig. De zuidelijke nederlanden waren zeer katholiek. Op het platteland maar ook nog in de
steden. Ze waren enorm verbolgen door de maatregelen. Vanaf 1820 begonnen de katholieke wereld
na te denken over een alternatief over het anti katholiek beleid van Willem I

Ze konden 2 dingen doen. ze bestaan nog steeds. Willem was ten dele verlichtingsdenker.
 Hoe reageerde de katholiek wereld.
 De antimoderniteit omarmen. Gewoon de moderne maatschaapij niet aanvaarden.
Zoals scheiding van kerk en staat niet aanvaarden, en actie voeren om terug te keren in
de tijd. De maatschappij omver gooien. Dit is een reactionaire strategie. Terugkeren in
de tijd via een actie, een staatsgreep of geweld. Etc. de hogeren, bisschoppen etc
wouden dit echt doen met de hulp van het volk. Ze wilden dit doen en zo het beleid
van Willem I omvergooien.
 Een tweede groep, een vooruistrevende katholieke middenklasse. Een voorloper van
de katholieke democraten. Die groep vond je vooral in de steden en waren jong, ze
waren onder de indruk van het verlichtings denken, ze vonden juist dat de moderniteit
moest aanvaard worden. Ze wouden dit aanvaarden. Ze wouden het
verlichtingsdenken aanpassen zodat het past binnen het geloof. Aan de katholieke
belangen. Ze meenden een aantal vrijheidsidealen aanwenden voor de katholieke
belangen. Daar kwamen ze op uit, met een paar nieuwe erbij.
 Ze vonden dat die idealen in een grondwet moesten geplaatst worden. Dat is een
ideologie van de staat. Wanneer vrijheidsidealen in een grondwet komen, kunnen ze
zo goed als niet meer worden afgeschaft worden. Ze staan zo goed als gebijteld.

In een toekomstige belgische grondwet moest staan

1. Vrijehid van godsdienst: dan kon de staat dit niet meer opheffen. Als een buffer tegen
een of andere mogelijke staatsleider dit niet meer weg kon doen. vooruitstrevend
2. Vrijeheid van ere dienst. Koppelt aan vorige. Dan konden de katholieken hun kerken
bouwen etc. zonder dat de staat daar iets kan tegen doen.
3. Het vrijheid van onderwijs. Dan kon later niemand meer beletten dat katholieke
scholen werden opgericht. Dit is een reactie op Willem I die alle katholieke scholen had
afgeschaft. Daarom wouden de katholieken dit opnemen.

Actueel verband:
Het hoofd van het katholiek heeft kritiek op de eindtermen van Ben Weyts. De katholieke koepel is
het hier niet mee eens. Hij beriep zich daarbij op de vrijheid van onderwijs. Dat betekent dat ze een
katholiek onderwijs zelf mogen invullen; ze konden zo oprichten en financieren en liet hun toe om
een opvoedkundig project op te richten.
4. Vrijheid van vereniging. De katholieken konden zo verenigigen etc oprichten. Zoals een
ziekenfonds, katholiek. Een vereniging voor katholieke vrouwen. Etc. catholieke chiro.
In de negentiende eeuw brak de katholieke verzuiling door. Dit was hierdoor.

We verplaatsen on naar de liberalen. Ze waren ook tegen Willem I. waarom?


We moeten ingaan op het economisch beleid. Willem I had een succesvol economisch beleid. Hij
heeft de industrie sterk bevordert. In Vlaanderen maar ook in Wallonie.
In die periode was het de eerste industriele revolutie. Hij vond dat de staat de economie moest
stimuleren. Door geld te stoppen in nieuwe industrieen maar ook in kanalen en wegen.
Hij heeft ervoor gezorgd dat de haven van antwerpen floreerden. Dat gent een industrie stad werd.
In de textiel industrie in gent. Willem I heeft daar veel geld in gestopt. Hij heeft het kanaal van
terneuzen gegraven. Om het verkeer tussen zuid nederland en noord nederland werkte. Om het
makkelijker te maken om naar rotterdam te gaan etc.

De grote industrielen en groot bankers bracht hen veel geld op.


Willem heeft de societe general opgericht. De voorloper van fortis.

Wat betreft wallonie. Hij heeft de economie daar op gang getrokken. De metaal en de mijn heeft hij
gemaakt. Daardoor is belgie toen 1815, de belangrijkste industriele natie op het vaste land, van
europa. Willem investeert enorm.

Maar. Om al dat geld te kunnen uitgeven moesten ze wel aan al dat geld komen. De staat kan
belangrijke inkomsten verkijgen door belastingen. Daar zat het probleem met. Hij hief die
belastingen vooral op de rug van de zuidelijke nederlanden van de middenklasse.
De liberale middenklasse vond dit niet kunnen. Dit was hun eerste probleem met het beleid van
willem I

Hij was ten dele een verlichtings denker. Wat betreft economie en de rol van de staat.
Hij was geen verlichtingsdenker wat betreft vrije meningsuiting en persvrijheid. Op dat vlak absoluut
niet. Hoewel dit een belangrijk aspect is.
Ze wouden een onafhankelijk parlement met de burgerij waar zij zich konden opstellen.
Willem was een autorieire vorst.
Vandaar dat het parlement ook nog een staten generaal droeg. Waarin dan zogezegd parlements
leden zetelden uit zuid en noord, ze mochten niet onafhankelijk wetten maken. Willem controleerde
dit.

Vrijemeningsuiting was niet goed. Ze werden vaak opgesloten. Ook journalisten.


De vrijheid van meningsuiting was een enorme prioriteit voor de liberalen.

Het taalbeleid:
Willem wou het nederlands invoeren in de zuidelijke nederlanden. Hij wou het nederlands invoeren
in Vlaanderen en Brussel. Hij wou dit ook doen in Wallonie. De taalwetten werden ingevoerd in de
jaren twintig van de 19de eeuw.
Naarmate de jaren 20 verder ging, ging de verfranste liberale middenklasse zich verzetten tegen de
vernederlandsing van Brussel en vlaanderen. Na de franse periode. Toen was 20% van de brusselaars
franstalig.
Vroeger was brussel nederlands.
Er verbleven op dat moment heel wat fransen in Brussel en ook Walen. De verfranste links liberalen
verzetten zich met klem tegenover de vernederlandsing.
De liberalen willen vrijheden opeisen tegenover het beleid van Willem.

Welke vrijheden?
1. Vrijheid van meningsuiting
2. persvrijheid
3. Taalvrijheid. Als dit in de grondwet kwam, konden ze overal hun frans gebruiken en
kon dit niet meer weg gedaan worden. Dan konden ze vrij het Frans gebruiken. Ze
wouden geen taalwetten meer.
4. Vrijheid van vergaderen. Hiermee bedoelt hij vrijheid van besloten vergaderen. Om
onderling samen te komen in gesloten ruimtes, zonder pottenkijkers van de staat.
Zonder dat de staatsveiligheid aan de deur staat. In het geheim konden vergadering
om zou geheime loges op te richten, zoals de vrijmetselaars. Erc. Geheime
genootschappen waar sossen en liberalen om in het geheim te overleggen. Daarom
wouden de liberalen dit absoluut. Het is in die loges dat de liberalen een partij hebben
opgericht in 1848.
Al deze vrijheden staan nog steeds in de grondwet.

Recht tot betogen is iets anders. Hier kan het nog verboden worden door de burgemeester als die
denkt dat het zou kunnen leiden tot rellen.

Bij vrijheid van vergadering is dit niet. De staat kan dit nooit verhinderen.

De liberale middenklasse en de katholieke midenklassen hadden allebei ideeen. En aan de vooravond


van de belgische revolutie hebben ze samen gewerkt.
ze waren de motor. De revolutie begon op 25 augustus 1830.

Wanneer de liberalen en katholieken op straat protesteren tegen willem I. het is niet de


middenklasse die tot geweld is overgegaan.
Het gewone volk is tot geweld overgegaan. De hogere klassen hitsen het lagere volk op tegen het
gezag. Zo gaat dat altijd in revoluties. De middenklasse die weet wat het wil, zet de lagere klasse in.
De bevolking doet dan het vuile werk. Dit kan eindigen met revolutie.

Het gewone volk was zeer ontevreden met Willem I. willem had geinvesteerd in de economie, maar
het gewone volk had hier niet veel van gemerkt. De lagere klassen had dit allemaal moeten betalen
en de oprichting van de fabrieken zorgde ervoor dat ze meer moesten werken.
Er waren ook een aantal misoogsten. De boeren kregen het lastig.
Op het moment dat de middenklasse zag dat het geweld erger werd, toen vertrok de middenklasse
naar rijsel. Om niet betrokken te moeten zijn met de gevechten van het nederlands leger.

Er waren volksleiders die het volk aanspoorde. Toen dan de revolutie gewonnen leek te zijn, na
zware gevechten in brussel. Kwamen de rijken terug uit parijs en rijsel en namen ze de macht in
handen. De belgische revolutie is geslaagd door een sameloop van omstandigheden.
De middenklasse kreeg een belgisch gevoel. Ze streefden naar belgische onafhankelijkheid.
Aanvankelijk zochten ze nog een compromis met Willem. Maar dit mislukte.

Bij de progressieve middenklasse was er een drang naar onafhankelijkheid. En belgisch seperatisme.
Belgie werd onafhankelijk op 20 decemb 1830. dit werd goedgekeurd door de europese
grootmachten.
Rusland, Frankrijk, Pruisen, engeland etc. Oostenrijk
Ze stemden hier mee in. Ze koppelden hier voorwaarden aan.
 De instelling van een monarchie. Ze wouden dat Belgie een koninig had als
staatshoofd. De revolutionairen wouden dit eigenlijk niet. Ze waren beinvloed door het
franse verlichtingsdenken. Veel van de revolutionairen waren links liberalen, ze namen
het op voor de burgerij en de arbeiders. Ze waren absolute voorstanders van de
republiek met een president aan het hoofd. Dit is ook logisch. Ze kwamen in het
verweer tegen een koning, dus ze waren niet koningsgezind. Ze wouden een republiek.
Had het aan hen gelegegen was belgie een republie. De internationale machten
wouden dit niet.
Waarom wouden ze dit niet?
Die 5 landen hadden allemaal een koning. Na 1830 kwam er een conservatieve golf door europa. De
hogere klassen, de conservatieve klassen namen de macht over in de rijken.
Ze wouden een koning als staatshoofd. En ze wouden dat belgie het europese voorbeeld volgde.

 ze koppelde de republiek automatisch aan chaos. De rijken herrinederden zich het


geweld tegenover de priesters en de rijken. Ze wouden geen nieuwe repbuliek maar
een koning, die nog de rust zou kunnen bewaren. Als die nog wat macht heeft
tenminste. Ze hadden in Europa juist rust nodig. Ze wouden zonder veel revolutie de
macht onder elkaar verdelen.

 Een koning wordt aangesteld en niet verkozen. De eerste koning wordt aangesteld en
dan is het via erf opvolging. Die eerste koning werd gezocht. De internationale
machten wouden invloed hierop hebben en invloed in België. Het belgisch parlement
heeft zich daarover gebogen. Ze geraken er niet uit. De walen wouden een franse en
de Vlamingen wouden een Oostenrijker. De Engelsen hebben hiervan gebruikt
gemaakt, met de onenigheid in het parlement, om een koning op te dringen.
 Leopold I. komt van Duitsland, een deelstaat Von saksen coburg. Een deelstaat van
Duitsland. Een dynastie. Leopold I trouwde in 1817 met prinses Charlotte van Wales.
Was de troonopvolgster van Engeland. Leopold was eigenlijk set for life, hij zou de
man worden van de Engelse koningin. Ze gingen samen een kindje krijgen. Ze stierf bij
de geboorte. Hij zocht een nieuwe vrouw en op de dool in Europa. Hij kreeg elk jaar
50.000 pond als weduwenaar van een lid van de koninklijke familie. Dat was een
enorm bedrag. Dat was veel geld dat ze aan niets uitgaven. Daarom hebben ze hem
afgezet in belgie en hem daar koning gemaakt. In 20 juni, 1831 met de boot
toegekomen in de panne. Daar staat zijn standbeeld.
 Op 21 juli 1831 heeft hij de eed afgelegd aan de belgisch grondwet. Tegen zijn zin. Hij
was een conservatieve en hij wou nog een absolutie monarch zijn. Hij was een
constituonele monarch. De koning was dus gebonden aan de artikelen van de
grondwet. Dat vond leopold I niet goed.

Tweede belangrijke voorwaarde: de belgische neutraliteit.


Destijds had men als bufferstaat verenigd. Met geopolitieke redenen. Belgie wordt nu onafhankelijk
en kan makkelijk verhoverd worden. Wat nu?
De machten hadden beslist om er een tweede voorwaarde aan gekoppeld. Belgie moest zich altijd
opstellen. Het buitenlands beleid moest altijd neutraal zijn.
Vb. in europa dat belgie de kans zou kiezen van Frankrijk. Dan een militair verdrag maakt en altijd
Frankrijk helpt, of andere kanten etc.

Dit mocht niet. Belgie moest zich neutraal opstellen. Niet de kant kiezen, van Frankrijk, Duitsland,
Engeland etc.
Dit waren de voorwaarden die de machten koppelden aan de onafhankelijkeheid van belgie.
Deze neutraliteit heeft voor een van de grootste binnenlandse conflicten gezorgd, met name de
koningskwestie na de twede wereldoorlog. De koningskwestie had bijna geleid tot een burgeroorlog.
Leopold III de aanleiding van de koningskwestie, lag deels door die neutraliteit. Hij koos niet de kant
van de geallieerden maar ook niet de axis landen. Hij werd verzocht om de kant te kiezen van de
geallieeren, maar hij deed dit niet, en deed beroep op de neutraliteit van Belgie.
Hij overtrad wel degelijk de belgische politiek toen hij weigerde de regering te volgen. Een koning
heeft geen politieke verantwoordelijkheid. Dit doet hij wel, toen hij zelf beslissingen nam.
Zeer belangrijk feit. Ook albert I nam ook deze positie in WOI. Hij was populairder tijdens die tijd en
had meer politieke macht.

Belgie in de 19de eeuw.


Het unionisme. Van 1831 tot 1847. unionisme slaat op union. Een. Samen staan we sterk. Het
unionisme slaat op de samenwerking van de liberalen en katholieken. Dat was de sokkel van de
belgische revolutie maar ook van het onstaan van belgie. Vandaar dat de leuze union faites la force
staat op de stoel van de kamer van de volksvertegenwoordigers. Eendracht maakt macht. Staat ook
in het belgisch volkslied.
Het is niet waar dat dit slaat op vlamingen en walen die samen werken maar dit is eigenlijk tussen de
liberalen en de katholieken. Vaak in geschiedenisboeken wordt er gezegd dat het verbond is van
katholieken en liberalen een monsterverbond is. Dat is een verbond tussen twee groepen die zo
verschillen met ideeen en ideologie maar die samenwerken door een gemeenschappelijke vijand.
Tegen willem I. maar dit is niet echt juist. De liberalen en de katholieken hadden gemeenschappelijke
ideeen. Ze wouden allebei vrijheid en hadden vrijheidsidealen. Dat was een belangrijke
overeenkomst tussen die twee.
Wanneer we spreken over een monsterverbond, dat eenmaal de vijand is verdreven dat ze terug met
elkaar in minachting geraken en terug vijandig worden.
Die beiden hebben samengewerkt met het maken van de grondwet en de eerste jaren van Belgie tot
1947. er was wel een verschil in hun samenwerking.

Voor de revolutie waren er de progressieve libs en kaths. De vooruitstrevenden van hen werkten
samen. Nadien worden de progressieven weg gedaan door de conservatieven. Ook in belgie waait de
conservatieve wind.
De conservatieren katholieken werken met de doctrinaire liberalen.
Die samenwerking kwam er op vraag van Leopold I. hij wou dit omdat hi wou dat de regering wou die
uit elite bestond. Bankiers, bischoppen, rijken.

Hij drong daar op aan omdat belgie nog sterk bedrijgd werd door het buitenland. Omdat het zou jong
was, hoopten andere machten hen weer te hervoveren. Er werden kleine legertjes gevormd in
Frankrijk om Belgie eventueel weer binnen te vallen.
Ook in wallonie waren er mensen die liever belgie terug bij frankrijk zagen. Dit waren reunisten. Ze
wilden naar een reunie met frankrijk.
Die figuren waren bij de middenklasse en lage klassen. Links en republiekeins. Ze vonde de ideeen
van Frankrijk beter dan Belgie. Ze zongen het frans volkslied en wouden terug naar frankrijk.
Een aantal van de luikenaars en henegouwenaars bewapenden zichzelf.
In nederland vormden men ook kleine legers om binnen te vallen. Nederland zochten ook steun in
Belgie en vooral in vlaanderen. Dit waren de orangisten. Ze waren in grote getalen in antwerpen en
in Gent. Omdat Willem daar goede dingen had gedaan voor de stad.
In de gemeente 1830-1839 hadden de meerderheid in Gent. Dat leefde heel sterk in gent.
Mensen die terug wouden naar Nederland. Willem heeft dit ook geprobeerd. In Aertselaar en
antwerpen. Maar die lukten nooit.
De plannen vielen in duigen voor nederland in 1839 en die van FR in 1848. tot dan werd belgie extern
bedreigd.
Toevallig eindigt die samenwerking in 1847 dan zijn de doctrinaire liberalen die winnen en regeren.
1884.
De partij kon alle ministerposten verdelen.
In die tijd spraken we van een een partij regeer periode. Net als nie in amerika. Alle ministers zijn dan
van 1 partij.

Van 1884 komen de katholieken aan de macht en zij krijgn de macht tot 1914 de macht.

Belgie in de 19de eeuw.


De complete politieke ongelijkheid van de 19de eeuw.

Er stond allerlij mooi vrijheden en principes in de grondwet. Etc. ook artikel 10. dit bepaald dat
iedereen gelijk is voor de wet.
Dit betekent niet dat iedereen gelijk is. Dit was het geval in Belgie.
Dit begon al met de politieke ongelijkheid.
In belgie werden verkiezingen georganiseerd. We waren een democratische staat. Er was scheiding
der machten, een parlement, grondwet, rechtstaat etc. nu was de vraag wie mag er deelnemen aan
de verkiezingen?
Het antwoord was neen, niet iedereen kan meedoen.
Er was sprake van een cijns kiesrecht. Alleen de genen die belastingen betaalden aan de staat
mochten stemmen. Dit kan nog logisch zijn. Dat je nog kan kiezen wat er met je belastingsgeld
gebeurd etc.
Alleen was het probleem dat er geen belasting bestond op het loon.
De arbeiders kregen een loon, maar niet zoals vandaag. Er was geen belasting op.

In onze tijd krijgt men een loon van de werkgever. Daar wordt belasting op gehoffen.

Er bestond alleen belasting op vermogen. Daardoor kon enkel de rijke klasse stemmen.

De sociale ongelijkheid
Vandaag spreekt men over een politieke democratie, maar minder over een sociale democratie.
Waarin alle klassen sociale rechten krijgen en een democratie waarin de rijkdom herverdeeld wordt.
De genen die meer verdienen geven geld, waardoor de staat beleid kan voeren om de armen te
helpen.

Die doctrinairen en katholieken hadden nauwelijks oog voor sociale democratie. Het was echt
miserabel voor de mensen in de 19de eeuw. Tegen het einde wordt het betert dit
Toen mensen werkten in fabrieken werden ze per dag betaald. Dus de ene week kregen ze meer
krijgen. Naar gelang de economie werd een persoon meer of minder betaald of zelfs niet
aangenomen.
Die lonen werden vaak uitbetaald op cafe.
De fabrieksbaas had vaak naast zijn fabriek ook nog een paar cafes en vaak ook nog voedings winkels.
Vaak gingen de arbeiders met hun geld naar het cafe, nog voor ze thuis kwamen.

Soms gebeurde het dat de baas geen geld wou geven, maar in natura uitbetaalde, etensbonnen van
zijn eigen winkel etc.
Er bestonden ook geen contracten. Toch geen volwaardige. Niets was vast bepaald.
De bazen beriepen zich op de vrijheid van arbeid. In de asociale staat was het verboden om te staken
en het werk neer te leggen. Er was een verbod op vakbonden. Dat was een overlijfsel van de franse
revolutie.
Arbeiders waren volledig overgeleverd. Dit was een asociale staat.
Kinderarbeid. Was pas afgeschaft in 1914. laatste landen in europa.

Burgerlijke ongelijkheid.
Dit was een erfenis van de politiek van napoleon. Napoleon had het burgerlijk wetboek ingevoerd in
alle frans verooverde landen. De codex napoleon.
Opgesteld door napoleon als staatshoofd. Pas de laatste 20 30 verandert op bepaalde vlakken.
Zoals efrecht en trouwrecht.
Dit was ook vrouw onvriendelijk. Er was sprake van ongelijkheid tussen man en vrouw.
Dit betekende dat de mannelijke macht letterlijk wet was. Wanneer een vrouw wou gaan werken
moest ze dit eerst aan haar man vragen. De vrouw kwam thuis met een loon, dan moest ze dit
afstaan.
Uiteraard waren er liberale families, maar dit was niet de wet. En in de lagere klasse helemaal niet en
ook niet in de hoge klassen. Dit had ook te maken met de visie op de vrouw in de 19de eeuw.

De visie was afkomstig van het katholiek denken maar ook overgenomen door de liberalen en dus
ook door de burgerij.
Eenerzijds zag men de vrouw als klassiek, conservatief, verzorger van de kinderen en het huis.
Steunpilaar whatever the fuck. Naar het beeld van maagd maria.
Maar anderzijds werd ze als duivels gezien. Die de mannen uitdaagd, verleidt. Etc. ookwel de
histerische vrouw. Een feeks.
Dat was de andere kant.

Dit werd overgenomen door de liberale burgerij in de 19de eeuw. Vandaar dat de vrouw werd
onderworpen werd aan de man. Maar dat ze ook strafrechtelijk niet verandwoordelijk was. Dus als
een vrouw stal kon ze niet berecht worden omdat ze niet verandwoordelijk was uit zichzelf.
De man werd veroordeeld voor de daden van de vrouw. Dit is ook de reden dat wanneer wel
betoogd werd veel mannen zich verkleden in vrouwen. Om zo aan de straffen te ontsnappen.
In dit deel evolueren we naar een tweede deel van de lessen reeks evolueren. Vanaf nu gaat het over
politieke aspecten. Beleid etc.

You might also like