You are on page 1of 18

Wat gebeurt er op jouw school als jij met vakantie bent?

Vraag jij je ook wel eens af wat er op jouw school gebeurt in de weken dat
iedereen met zomervakantie is? Je leest het in dit super spannende verhaal. Elke
vakantieweek staat hieronder een nieuw hoofdstuk voor je klaar. Lees jij ze
allemaal, dan weet je aan het eind van de zomervakantie precies wat er allemaal
gebeurd is op jouw school.

I
☆Inhoud☆
H I. Rook
H II. Goud
H III. Het vreemde geluid
H IV. Politie-onderzoek
H V. De vogelvlogger
H VI. Op heterdaad betrapt
H VII. Het geheim ontrafeld

H I. Rook
II
Meneer Drik leunt tegen de warme muur en geniet van de zon. Eindelijk is het heerlijk
zomerweer. Om meneer Drik heen, op het schoolplein van de Mattheusschool in Galder
spelen de kinderen van groep 7/8. Alleen de kinderen van groep 7/8 zijn buiten, ze mochten
eerder pauze dan de andere groepen, want meneer Drik had echt geen zin nog langer binnen
te zitten.
Bovendien begint morgen de zomervakantie. Iedereen is daar helemaal aan toe. Vandaag
rustig het schooljaar met de kinderen afronden, denkt meneer Drik dromerig. Dan nog een
paar dagen opruimen en administratie doen op school. En daarna: eindelijk lekker lui
vakantie!
Maar plots lijkt er iets aan de hand te zijn bij pingpongtafel! Bijna alle kinderen van groep
7/8 rennen eropaf. Er wordt toch niet gevochten? Met grote passen loopt meneer Drik
ernaartoe.
‘Brand!’ wordt er geroepen. ‘Rook!’
Meneer Drik snapt er niets van. Als er echt brand zou zijn, dan zouden ze toch wel uit de
buurt blijven, of wegrennen. Maar alle kinderen staren naar pingpongtafel, alsof ze vooral iets
heel bijzonders zien.
‘Een vulkaan!’ roept een van de kinderen naar meneer Drik. ‘Er groeit een vulkaan onder
pingpongtafel! Er komt straks een uitbarsting!’
‘Nee joh!’ roept een ander. ‘Het is een beest! Er zit een monsterlijk gemuteerd beest onder de
grond! Ik hoorde hem snuiven!’
‘Zombies! Zombies! Gruwelijke zombies!’ roept weer een ander.
Een paar kinderen rennen gillend weg, anderen rennen grommend en scheel kijkend als
waanzinnige zombies achter hen aan.
Meneer Drik loopt naar voren en ziet meteen wat ze bedoelen. Van onder pingpongtafel stijgt
een kringelende rookpluim op. Dikke, grijswitte, wolkende mist. Een stukje van het
schoolplein is verzakt, uit een donkere spleet stijgt de rook op. Is het eigenlijk wel rook?
‘Wat is het, meneer Drik? Is het gevaarlijk? Is er brand onder het schoolplein?’
‘Het ruikt naar rotte eieren!’
‘Zwavel en duivelseieren!’
‘Zombies! Zombies! Ondergrondse zombies!’
‘Achteruit! Nu meteen!’ zegt meneer Drik streng. ‘En niet zo schreeuwen alsjeblieft.’
‘Er klinken ook superzachte tinkelgeluidjes,’ merkt een van de kinderen op, maar niemand
luistert daarnaar.
Terwijl de kinderen achteruit schuifelen, hurkt meneer Drik bij de donkere barst in het
schoolplein, buigt voorzichtig voorover, snuift wat van de damp op en kijkt dan om. ‘Het is
stoom. Geen rook, maar hete stoom. Geen idee waar dat vandaan kan komen.’

III
‘Ik zei toch dat het een vulkaan was!’ wordt er opnieuw geroepen.
‘Nee, een hete bron! Het is zo’n vulkanische bron uit de diepte van de aarde!’
‘Een geiser, bedoel je! En straks gaat hij spuiten, heel hoog, met kokend water, en dan wordt
pingpongtafel weggeblazen alsof het niets is!’
‘Allemaal naar binnen!’ meneer Drik komt overeind. ‘Het kan gevaarlijk zijn. Jullie gaan nu
naar binnen en er mag niemand het schoolplein op voor we weten wat er aan de hand is.’
‘Maar het is toch maar een beetje stoom?’ roept een van de kinderen. ‘We waren net zo lekker
aan het buitenspelen.’
‘Het is veel te mooi weer om naar binnen te gaan!’
‘Nu! Naar! Binnen! Allemaal!’
Zo boos hebben ze meneer Drik nog nooit gezien. En dat nog wel op de laatste dag voor de
vakantie.
‘Hi hi,’ klinkt het zachtjes. ‘Nu komt er ook al stoom uit de oren van meneer Drik.’
‘Zombietje! Meneer Drik-zombietje!’
‘Grrr,’ met zwaaiende armen jaagt meneer Drik alle kinderen naar binnen. ‘Hup, naar de klas,
en snel een beetje!’
‘Maar die tinkelgeluidjes dan?’
‘Ik wil nu niets meer horen! Naar binnen! Nu!’

Als ze even later allemaal weer op hun plaats zitten, kijkt meneer Drik bezorgd de klas rond.
‘Ga maar verder met die sommen van vanochtend. Jullie weten wel … De Laatste Sommen
Van Het Schooljaar. Ik ga dit direct overleggen met de directeur. Meneer John moet uitzoeken
wat er aan de hand is. Ik ben zo terug!’
Meneer Drik loopt de klas uit, maar dan zien de kinderen dat de kleintjes van groep 3 en 4
naar buiten komen. De kinderen van groep 7/8 rennen naar de ramen en openen die. ‘Pas op!’
roepen ze allemaal door elkaar. ‘Gevaar! Er zitten monsters onder pingpongtafel! Brandende
zombies! Hete geiserbronnen! Giftige stoommachines!’
Geschrokken kijken de kleine kinderen hen aan. Dan lachen ze en rennen verder het
schoolplein op. Ze geloven er niets van. Dan komt juffrouw Ilona naar buiten, die let
blijkbaar op de kleintjes vandaag.
‘juffrouw Ilona! Juffrouw Ilona!’ roepen de kinderen van groep 7/8. ‘Er is echt gevaar! Bij
pingpongtafel! Meneer Drik is aan het uitzoeken wat het is! Iedereen moet naar binnen!’
Geschrokken en een beetje ongelovig kijkt juffrouw Ilona hun kant uit. ‘Maar … het is toch
allang 1 april geweest?’
‘Ga zelf maar kijken! Maar pas op met die kinderen!’

IV
Juffrouw Ilona kijkt aarzelend naar de kinderen van groep 7/8, maar daar komt meneer Drik
al naar buiten, met een lang rood-wit lint. ‘Hou die kinderen weg bij pingpongtafel,’ klinkt
het streng. ‘En help me alsjeblieft even met dat lint!’
Als meneer Drik de klas weer inkomt, staat iedereen nog voor het raam. Niemand heeft ook
maar een som gemaakt.
‘Niets aan de hand,’ zegt meneer Drik. ‘Volgens meneer John is het waarschijnlijk gewoon
een buis van de stadsverwarming. Daar stroomt heet water doorheen, om de huizen in de
buurt te verwarmen. Er zit waarschijnlijk een lek in. Meneer John belt nu met het stadhuis om
te kijken of dat het is en hoe het opgelost kan worden. Iets heel gewoons dus.’
‘Maar dat getinkel dan?’
‘Ik heb niks gehoord,’ zegt meneer Drik, ‘en juffrouw Ilona ook niet … Dus! En nu wil ik de
komende tien minuten niemand meer horen. Eerst die sommen! Laatste denkdingetjes van het
jaar. Daarna gaan we iets leuks doen.’ Iedereen gaat stil aan het werk, al kunnen de meesten
zich maar slecht concentreren.
Maar een paar kinderen hebben het vreemde tinkelgeluid gehoord. Ze vragen zich af of ze het
zich verbeeld hebben. Misschien kunnen ze straks, als de school uitgaat nog even luisteren.
Maar als de school die middag uitgaat, houdt meneer John zelf toezicht bij het rood-witte lint.
Niemand mag zelfs maar in de buurt komen. ‘Morgen komen ze al van het
stadsverwarmingsbedrijf van Galder om de boel te repareren,’ zegt meneer John. ‘Blijf voor
nu maar veilig uit de buurt. Superfijne vakantie allemaal! Als jullie terugkomen is alles weer
normaal!’

V
H II. Goud
De volgende dag wordt er gewerkt op het schoolplein. Een paar kinderen van groep 7/8 zijn
naar het schoolplein gekomen om te kijken. Het is dan wel vakantie, maar dit is mooi om te
zien.
Een stuk of vijf werkmensen in oranje hesjes en met helmen op, zijn met graafmachines en
andere apparaten op het plein van de Mattheusschool in de weer en ze maken een hoop
lawaai. Het halve schoolplein is met rood-wit lint afgezet en pingpongtafel is een eind
verplaatst zodat de werkmensen erbij kunnen. Uit de grond stijgen nog steeds stinkende
stoomwolken op. Er komen nog meer kinderen van groep 7/8 kijken en als de werkmensen
pauze houden, drommen ze samen bij het lint.
‘Lukt het, meneer?’ roept een van de kinderen.
Een stevig gebouwde werkman met grote tatoeages op zijn onderarmen en in zijn nek, kijkt
op van zijn beker koffie. Hij zit in de cabine van zijn graafmachine, met het deurtje open.
‘Wat moet dat, stelletje konijnenkeutels?!’ roept hij. ‘Hebben jullie niks beters te doen dan
een beetje dom naar ons staren?’
‘Nee, meneer,’ roept een van de kinderen. ‘Wij zijn geen konijnenkeutels. Wij zijn de
kinderen van groep 7/8 en wij zijn niet dom maar intelligent.’
De anderen giechelen.
De man start zijn graafmachine en draait hem dreigend hun kant uit. Hij beweegt de grijper
als een enorme bek op en neer en laat de machine grommen.
De meeste kinderen rennen gillend en lachend weg.

Maar een paar kinderen die meer aan de zijkant staan, zijn met iets heel anders bezig. Ze
luisteren ingespannen of ze misschien toch dat vreemde geluid weer horen. Dat zachte
tinkelen, dat de dag daarvoor ergens in die buurt klonk. Maar het geluid van de machines is te
hard.
‘Psst,’ sist een van hen dan en ze wijst. Een van de werkmensen zit op zijn knieën aan de rand
van de sleuf die ze gegraven hebben. Het is een lange dunne man en zijn veiligheidshelm lijkt
twee maten te groot. De man kijkt schichtig om zich heen en dan, als hij denkt dat niemand
kijkt, buigt hij voorover en pakt snel iets op uit de aarde. Nieuwsgierig kijken de kinderen
toe. Ze zien aan de man dat hij iets stiekems doet, juist omdat hij onopvallend probeert te
doen.
‘Hij raapt iets op …’ fluistert een van de kinderen.
‘Maar wat? Kun jij het zien?’
De man bestudeert iets kleins dat op zijn vlakke hand ligt. Op dat moment breekt de zon door
de wolken.

VI
‘Goud …’ fluistert een van de kinderen van groep 7/8. ‘Hij heeft iets van goud!’
‘Een munt,’ stamelt een ander. ‘Ik weet het zeker! Die man heeft een gouden munt gevonden
daar!’
‘Die mag hij niet zomaar meenemen!’ zegt de derde verontwaardigd. ‘Misschien hoort die
wel in een museum.’
Op het moment dat ze onder het rood-witte lint willen doorkruipen om naar de man toe te
lopen, staat meneer Drik ineens naast hen.
‘Wat staan jullie hier te smiespelen?’ vraagt meneer Drik. ‘Jullie hebben vakantie! Waarom
zijn jullie hier?’
‘Eh …’ zegt een van de kinderen, ‘die ene man daar raapte iets op. En hij deed heel stiekem.
Die lange dunne meneer daar!’
‘Een gouden munt!’ mompelt een van de anderen verontwaardigd. ‘Hij heeft hem snel
weggestopt in zijn broekzak.’
Meneer Drik kijkt naar de man. De man van het stadsverwarmingsbedrijf kijkt een beetje
dommig en snuit zijn neus. Daarna propt hij zijn vieze zakdoekje in zijn broekzak.
Meneer Drik fronst. ‘Ja, ja, jullie hebben veel te veel fantasie! Dat heb ik al zo vaak gezegd.
Ja, ja, gouden munten… het zal wel.’
‘Maar …’ zegt een van de kinderen. ‘We zagen zelf dat…’
Meneer Drik schudt het hoofd. ‘Hopla! Flauwekul! Ga alsjeblieft lekker voetballen of
cupcakes bakken of zo! Ga in ieder geval hier weg, want jullie lopen die werklui in de weg.’
Mopperend lopen de kinderen het schoolplein af. ‘Waarom denken volwassenen toch altijd
dat kinderen dom zijn? Waarom zouden we zomaar wat verzinnen?’
‘We hebben het toch zelf gezien?’ zegt een ander.
‘We moeten het zelf onderzoeken!’ zegt een derde. ‘Vanavond.’
‘Precies,’ zegt de eerste dan weer. ‘Als die werkmensen naar huis zijn.’
‘Na het avondeten? Om half acht?’
De anderen knikken.

Die avond verzamelen zich wel zeven kinderen van groep 7/8 voor de Mattheusschool. Er
stijgt geen stoom meer op. Al snel zien ze dat het niets gaat worden met hun onderzoek. De
werkmensen van het stadsverwarmingsbedrijf zijn nog lang niet klaar met hun
reparatiewerkzaamheden. Het schoolplein is nog half opengebroken, en voor de veiligheid
zijn ze nu nog bezig om hekken te plaatsen rond hun werkplek, zodat niemand bij de diepe
sleuf in het schoolplein kan komen.
‘Staan jullie daar nou alweer, stelletje apenstaarten?!’ roept de dikke tatoeageman hen toe.
‘Nog nooit mensen zien werken of zo?’

VII
‘Hebben jullie het lek gevonden?’ vraagt een van de kinderen.
‘De man knikt. ‘Morgen moeten we een paar stukken buis vervangen en daarna kan dat
apenpleintje van jullie weer dichtgegooid worden.’
‘We zijn geen apen,’ mompelt een van de kinderen.
‘Ach, laat hem toch,’ zegt een ander. ‘Die man vindt dat leuk. Hij denkt vast dat wij zijn
grapjes ook leuk vinden. Niet op reageren.’
Maar dan zien ze nog iets anders. Een beetje achteraf, bij een grote berg uitgegraven zand en
aarde staat die lange, magere man met de te grote helm. Hij staat daar alsof hij maar wat staat
te lummelen, met zijn handen in zijn zakken. Maar hij speurt met toegeknepen ogen rond, een
hebberige blik in zijn ogen. Af en toe schopt hij wat zand opzij.
‘Kijk hem dan,’ fluistert een van de kinderen
De anderen knikken.
‘Laten we naar huis gaan,’ zegt een ander. ‘We komen er hier toch niet in. En als er nog iets te
vinden was, dan heeft die vent het vast al ingepikt.’
De kinderen van groep 7/8 van de Mattheusschool druipen af.
‘Morgenvroeg nog een keer proberen?’ stelt een van hen voor. Een paar kinderen knikken,
anderen slapen liever uit.

Als ze de volgende ochtend vroeg het schoolplein op lopen, schrikken ze enorm. Het
veiligheidshek is opzij getrokken en de nette sleuf die de werkmensen gegraven hadden is
nog veel breder uitgespit. Overal ligt zand en aarde. Het is een enorme troep op het plein.
Midden op het schoolplein ligt een grote schep waar nog aarde aan zit. Een van de kinderen
raapt hem op.
Precies op dat moment loopt meneer Drik het schoolplein op. ‘Wat moet dat?!’ meneer Drik
kijkt hen boos aan. ‘Nou heb ik jullie mooi betrapt … Wat een troep hebben jullie ervan
gemaakt! Stelletje barbaren! Stelletje slopers! Er zwaait wat voor jullie! Jullie kunnen toch
niet zomaar het schoolplein omspitten?!! Hup, mee naar binnen, want dit kan echt niet!’

VIII
H III het vreemde geluid
Hoe hálen jullie het in je hoofd om het halve schoolplein om te spitten?! ’De kinderen van
groep 7/8 die op het schoolplein betrapt zijn met de schep die ze vonden, staan nu in de
school tegenover meneer John, meneer Drik en juffrouw Ilona.
Alle drie de volwassenen kijken boos. De kinderen zijn niet blij. Is het net lekker vakantie en
dan krijgen ze straks toch nog straf. Voor iets wat ze niet eens gedaan hebben!
‘Jullie kunnen toch niet zomaar zo’n hek opzij trekken en daar gaan spitten?’ gaat meneer
John boos verder. ‘Maar ...’ begint een van de kinderen. ‘Nee, niets te maren! Het had
bovendien heel gevaarlijk kunnen zijn!’ gaat meneer Drik verder. ‘Er lopen daar leidingen
onder de grond van gas en licht en van die stadsverwarming!’ ‘Reken maar dat we jullie
ouders hierover zullen inlichten!’
juffrouw Ilona kijkt de kinderen hoofdschuddend aan. ‘Ik had zoiets nooit van jullie
verwacht...’ ‘Maar wij waren het niet,’ zegt een van de kinderen dan snel. ‘We vonden die
schep op het schoolplein. ’De anderen knikken. ‘Wij waren gewoon thuis,’ zegt een van de
anderen. ‘U mag best onze ouders bellen. Dan zult u horen dat we een halfuur geleden nog
gewoon thuis waren. Echt!’ ‘Hm,’ meneer John kijkt de kinderen onderzoekend aan. ‘Hm.
Misschien dat ik jullie wel geloof ... Het zou wel heel vreemd zijn als jullie hier de halve
nacht hadden staan graven ... Er is zoveel overhoop gehaald. Maar wie zou dit dán hebben
gedaan?’ ‘De man die die gouden munt opraapte natuurlijk!’ roept een van de kinderen.
‘Gouden munt? Wat voor gouden munt?’ meneer John kijkt verward. ‘Nu snap ik er helemaal
niets meer van.’ ‘Ja, die magere!’ roept een van de anderen. Meneer Drik zucht. ‘Ze zagen
zogenaamd dat een van de werkmensen een munt opraapte uit het zand. ’juffrouw Ilona kijkt
dan ineens heel verbaasd. ‘Serieus?! Echt? Maar ... jullie weten toch wel dat verderop in de
straat ook oude munten gevonden zijn? Toen ze de rioolbuizen vervingen, een paar jaar
geleden!’ ‘Echt waar?’ meneer John kijkt ineens heel opgewonden. ‘Misschien ligt er dus wel
een schat begraven onder ons schoolplein?!’ ‘Die kans is heel klein,’ antwoordt juffrouw
Ilona.
‘Archeologen hebben toen uitgebreid onderzoek gedaan. Met metaaldetectors en een soort
echo-apparaten waarmee ze konden kijken wat er onder de grond zit. Maar er is niets meer
gevonden.’ ‘Hebben ze toen ook het schoolplein onderzocht?’ meneer Drik lijkt het nu ook
wel spannend te vinden.juffrouw Ilona knikt. ‘Ja. Maar ze hebben echt niets gevonden.’
‘Goed. Dat was het dan.’ Meneer John kijkt meneer Drik en juffrouw Ilona aan. ‘We moeten
weer aan het werk. Wij willen ook snel vakantie!’ ‘En wij? Mogen wij nu weg?’ vraagt een

IX
van de kinderen voorzichtig.meneer John knikt. ‘Ja, ga lekker vakantie vieren! En laat die
schep hier maar achter.’ ‘Gaan jullie dan helemaal niets doen?’
vraagt een van de andere kinderen. Meneer John glimlacht. ‘Ik hang een bewakingscamera
op. Een goede nachtcamera. Vandaag nog. Dat hadden we al veel eerder moeten doen. Dan
kunnen we tenminste in de gaten houden wie er ’s nachts rondspookt op ons mooie
schoolplein.’

Diezelfde middag nog hangen meneer John en meneer Drik een bewakingscamera op. Ze
vinden er een goed plekje voor, onopvallend aan de muur. En ze boren een gat dwars door de
muur naar binnen, zodat ze de stekker in het stopcontact kunnen steken. Ze installeren allebei
de app die bij de camera hoort op hun telefoon en na een paar tests kunnen ze precies in de
gaten houden wat er op het schoolplein gebeurt. Gewoon op hun telefoon. Waar ze ook maar
zijn. De volgende paar dagen gebeurt er niets. Of nou ja, er gebeurt een heleboel: de
werkmensen repareren de buizen van de stadsverwarming en maken daarna het schoolplein
weer netjes dicht. Als ze klaar zijn lijkt het alsof er niets gebeurd is.
Pingpongtafel staat weer netjes en je kunt alleen aan wat achtergebleven zand en een paar
hobbelige plekken zien dat het schoolplein opengebroken is geweest. Sommige kinderen
vertrekken met hun ouders op vakantie, en de meeste anderen houden het voor gezien. Ze
vragen zich af of ze die gouden munt wel echt hebben gezien, of dat het inderdaad
verbeelding was.
‘Maar dat gekke geluidje dan?’ houdt toch nog een van hen vol. ‘Jullie hebben het toch ook
gehoord? Dat geluid was echt heel geheimzinnig … Zo’n raar zacht tinkelen …’
‘Het zal wel een lief klein zombietje zijn geweest,’ zegt een ander. ‘Een zombietje dat op zijn
triangeltje zat te spelen, in zijn holletje onder de grond.’
De anderen lachen. Op drie kinderen na. Die kijken elkaar aan en knikken naar elkaar. Ze
weten dat zij toch nog een keer naar het schoolplein zullen gaan. Op een stil tijdstip. En dan
heel goed luisteren..
‘Hoorde je dat?!’
Het is acht uur ’s avonds. Op het schoolplein zijn drie kinderen. Verder is er niemand. Dat is
maar goed ook, want het ziet er maar gek uit wat ze doen: drie kinderen die plat op het plein
liggen en een oor tegen de grond drukken en dan heel stil luisteren. Dan staan ze op, lopen
een paar meter verder en gaan daar weer liggen luisteren.
‘Ja, hier klinkt het harder dan daar!’
‘Sst! Stil nou … Volgens mij kun je het hier ook horen.’
‘Tinggg …’
‘Ja! Hoe verder je bij pingpongtafel vandaan gaat, hoe zachter het klinkt.’
‘Klopt!’

X
‘Er is dus echt iets aan de hand daar. Wat ze ook zeggen!’ ‘Klopt. Er zit hier iets onder de
grond. Iets geks. Iets geheimzinnigs.’ ‘Maar ja, als niemand naar ons wil luisteren, wat
moeten we dan?’ Op die vraag heeft geen van de drie kinderen een antwoord.
O ja, die app, denkt meneer Drik de volgende ochtend bij het ontbijt. Die app van de
bewakingscamera. Eens even terugkijken wat er gisteravond en vannacht op het schoolplein
gebeurd is. Meneer Drik opent de app, bekijkt de beelden van de avond daarvoor en belt dan
meteen meneer John op.
‘Moet je zo eens in die app kijken! Zoiets geks heb je nog nooit gezien. Een paar kinderen uit
mijn groep die aan het schoolplein luisteren alsof er onder de grond een band optreedt! Heel
gek! … Wat zeg je? … Laat ze maar? … Ja, je hebt wel gelijk. Ze hebben vakantie en ze
vervelen zich zeker… Kan geen kwaad. … Inderdaad. … Het gaat wel over.’

XI
XII
XIII
XIV
XV
XVI
XVII
XVIII

You might also like