You are on page 1of 7

ARNOUr CREVITS & VERMOUT

Advocaten
Patrick ARNOU
Annetto VERMOUT
M39rten WILLAERT
Zedelgem, 16 juli 2014
Geachte Mevrouw,
College van Burgemeester en Schepenen
Stadhuis
J.F. Kennedyplein 1
8370 BLANKENBERGE
Stad Blankenberge
2 5 JU L! 2014
,k. vV\
5 < c a 0 1 4 - I - S M 7 3 *
BETREFT
Uw ref. :
IWijn ref.
Zaak laster gemeenteraad
P/14/6107
Ik mocht deze zaak verder onderzoeken.
a) Algemeen - in feite.
Uit het verslag van de Gemeenteraad van 13 mei 2014 blijkt dat de Heer VEYS herhaaldelijk
insinuaties gemaakt heeft op de persoonlijke betrokkenheid van leden van de meerderhekl, n
van de burgemeester in het bijzonder, en dt bij het stationsproject (zie biz. 259 en 262).
Er wordt o.a. gezegd: "D/f doet mij venmoeden dat er andere belangen van tel zijrt, en;
''Misschien in een aantal persoonlijke belangen van een aantal leden van het stadsbestuur
maar niet in het belang van Blankenberge", en nog: V/f zou zeggen: kies voor Blankenberge
en niet voor het geld*.
Hij verwijst meermaals naar het feit dat de burgemeester de bespreking in het College bij dt
punt verlaten heeft, wanneer het over dit dossier ging. Hij stelt dat daaruit alleen al zou blijken
dat er sprake is van ''persoonlijke belangeif: "Dit toont toch duidelijk aan dat er persoonlijk
belang ly.
Ook wanneer men hem uitlegt dat dit was omdat de burgemeester genoemd werd n n van
de bezwaarschriften, blijft hij herhalen: "Als iemand de zitting verlaat is het duidelijk dat hij
persoonlijk betrokken is bij een dossiei"
<antoor B. J ijevensstraat 12 3210 Zedelgem %A.050/20.15.41 F-^x. : 050/20.95.01
2.
De vraag is of de Heer VEYS zich hiermee schuldig gemaakt heeft aan laster.
Hetgeen de Heer VEYS zegt is vooreerst dat hij vermoedt dat een aantal leden van het
stadsbestuur hier persoonlijke belangen bij hebben.
Welke leden dit zijn, zegt hij niet (behalve voor de burgemeester - zie verder). T.a.v. schepen
CONTENT specifieert hij dat " / als ""het stadsbestuur^ moet begrepen worden.
Evenmin zegt hij duidelijk welk soort persoonlijke belangen dit zouden zijn. Maar met de
oproep om niet voor het geld te kiezen, insinueert hij wel in welke richting dit zou
moeten/kunnen begrepen worden. Maar toch wordt het niet woordelijk gezegd. Er zou ook
kunnen beweerd worden dat het gaat om het geld dat de stad hiervoor krijgt.
Voor de burgemeester zegt hij wel dat er persoonlijk belang is (zonder ook de te specrfiren
welk soort persoonlijk belang dit dan zou zijn), wat zou bewezen worden door het feit dat de
burgemeester de zitting van het College verlaat als er over dat project gesproken wordt.
Is dt voldoende om strafrechtelijk of burgerrechtelijk te kunnen optreden tegen de Heer
VEYS?
In principe s het zo dat gemeenteraadsleden - anders dan parlementsleden geen immuniteit
genieten voor wat zij n de gemeenteraad zeggen (Ze o.a.: VELAERS, J., De beperkingen van
de vrijheid van meningsuiting, deel II, Antwerpen, Maklu, 1991, p. 436, nr. 455).
Maar zoals verder zal blijken, betekent dt nog niet dat ze daaromtrent gemakkelijk zullen
kunnen worden aangesproken.
b) Algemeen fn rechte - de Europese reoelaevlna.
Vooreerst speelt hier immers een dubbele regelgeving. Er zal zowel moeten gekeken worden
naar de Europese wetgeving (meer bepaald het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens), ais naar de intern Belgische wetgeving.
Daarbij primeert - in de hirachie van de rechtsnormen - dan het internationale recht op het
nationale recht, wat hier zeker zjn belang heeft.
Artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens garandeert de vrije
meningsuiting,
Het eerste lid van dit artikel 10 bepaalt dat er vrijheid moet zijn van meningsuiting.
Het tweede IW van dit artikel stelt dan dat: '^Daar de uitoefening van deze vrijheden plbhten en
verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde
fonnaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, welke bij de wet worden voorzien en die
in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van 's lands veiligheid, de
bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming
van de gezondheid en de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten
van anderen om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het
gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen".
Kantoor B. J. / levensstraat 12 - 8210 Zedelgem rei :050/20 15.41 Fax. 050/20.95 01
De nationale wetgever mag dus wel bij wet beperkingen opleggen aan de vrije meningsuiting,
o.a. om de goede naam van iemand te beschermen, maar deze beperkingen mogen slechts
worden ingevoerd voor zover ze nodig zijn in een democratische samenleving.
En hier heeft zich een hele rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
ontwikkeld over de vraag of beperkingen aan het recht op de vrije meningsuiting die door de
nationale wetgevers zijn ingevoerd, nu al dan niet als ''nodig in een democratische samen-
levin^ kunnen worden beschouwd.
Daarbij valt het op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich duidelijk restrictief
opstelt in het aanvaarden van dergelijke beperi<ingen, n dit zeker wanneer het gaat om het
politieke debat.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt bijzonder breedmoedig te zijn ten
aanzien van politieke discussies, de plaatsgrijpen binnen een verkozen politiek orgaan dat
onder meer als taak heeft het bestuur van een stad, provinde, enz. te controleren.
Deze organen vormen naar de mening van het Europees Hof het hart van de democratische
samenleving, n de vericozen vertegenwoordigers van het volk moeten maximaal kunnen
genieten van de vrijheid van het woord, zeker binnen de daartoe bestemde openbare
vergaderingen (Ze bvb. E.H.R.M., 18 april 2006, nr. 29288/02. Roseiro Bento/Portugal;
E.H.R.M., 24 april 2007, nr, 7333/06, Lombardo/Malta).
Zelfs wanneer woorden die worden gesproken in een gemeenteraad niet vallen onder
parlementaire onschendbaariieki (ze hiervoor), stelt het Europees Hof dat zij toch worden
uitgesproken op een plaats de op zijn minst vergelijkbaar is met het pariement wat het belang
betreft dat de bescherming van de vrije meningsuiting voor de samenleving heeft.
Het Europees Hof neemt dan ook aan dat daar een zo groot mogelijke vrijheid van menings-
uiting moet gelden, met zo weinig mogelijk beperkingen.
Men vreest immers dat deigelijke beperkingen een ^chilling effect zouden hebben, nl. het feit
dat de beperking zal of kan doen afschrikken om n die toekomst nog kritisch tussen te ko-
men, waardoor het publiek debat kan worden beperkt.
Bovendien neemt het Europees Hof aan dat een politicus ook veel meer kritiek moet kunnen
verdragen dan gewone individuen (E.H.R.M., 18 april 2006 en E.H.R.M., 24 aprii 2007. hier-
voor geciteerd).
Het feit dat een openbaar geuite mening kwetsend is voor de overtieid of voor een politicus,
laat op zichzelf dus nog niet toe aan de nationale wetgever om deze daarom ook al te
bepericen via bvb. een strafrechtelijke of burgen-echtelijke sanctionering.
Dit betekent echter nog niet dat daarom alles kan.
Een onderschet moet n dat verband gemaakt worden tussen een waarde-oordeel dat wordt
uitgebracht (bvb.: " / bestuurt de stad buitengewoon slecht), en een concreet feit dat wordt
aangetijgd (bvb.: V hebt van die bouwpromotor 10.000,00 euro ontvangen") (E.H.R.M., 24
april 2007, hiervoor geciteerd).
^antoor B.J. Uex^ensstraat 12 S210 edeigem Taf 050/20.15.41 fax 050/20 95 01
Beperkingen om een waardenDordeel te vellen, zullen vrijwel nooit door het Europees Hof
aangenomen worden.
Anders gaat het bij een uitspraak over concrete feiten die te verifiren zijn, maar ook daar is
het moeilijk om het Europees Hof te overtuigen van de noodzakelijkheid van de beperking
wanneer de bewering ter goeder trouw wordt geformuleerd vanuit de bedoeling om een
wantoestand aan de kaak te stellen en verder onderzoek uit te lokken. Wanneer de uiting een
mogelijke interpretatie is van wat er gebeurd is, zal ze niet terecht worden beperkt.
Ten aanzien van woorden gesproken tijdens een publiek debat n een politiek orgaan, moet er
volgens het Europees Hof ook rekening worden gehouden met het feit dat het er soms hard
aan toegaat langs weerszijden, n dat er in de regel geen mogelijkheid is om woorden te
herformuleren of te vervolmaken alvorens ze openbaar worden gemaakt (E.H.R.M., 18 april
2006, hiervoor geciteerd).
Maar wanneer iemand van het publiek debat misbruikt maakt om aan zjn politieke
tegenstander emsti'ge concrete en lasterende feiten ten laste te leggen, waarvan hij weet dat
ze onwaar zjn, n die hj enkel kwaadwillig gebruikt om zijn politieke tegenstander onterecht
te treffen, dan kan een beperking - de dus de vorm kan aannemen van een besti^affing - wel
terecht zijn.
Samenvattend s dus duidelijk dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zeer sb^eng
s voor het aanvaarden van beperkingen op de vrije meningsuiting tijdens het politiek debat, n
dt zeker wanneer deze door verkozenen worden geformuleerd binnen een verkozen politiek
orgaan zoals een gemeenteraad.
c) Algemeen In rechte - de ntem-Betalsche rechtsorde.
De interne Belgische rechtsorde heeft reeds langer in een aantal wettelijke beperkingen op de
vrije meningsuiting voorzien.
Dit gebeurde al van vr de inwerkingtreding van het Europees Verdrag van de Rechten van
de Mens.
Sinds de rnwerkingti'eding van dt Verdrag, zal dus wel moeten getoetst worden in hoeverre de
intern Belgische wettelijke beperkingen nog verzoenbaar zijn met de Europese wetgeving, die
voorrang heeft (ze hiervoor).
Is dit net het geval, dan kan de intern Belgische wettelijke beperking geen toepassing meer
vinden.
In het kader van de bescherming van de eer en de goede naam van personen, voorziet de
interne Belgische Wet zowel in een strafbaarstelling van de misdrijven laster en een'oof, als n
de mogelijkheid om in dergelijk geval ook een burgerrechtelijke procedure in schadevergoe-
ding wegens fout te voeren (Gent, 28 maart 2002, Njw, 2002, 465).
Kantoor BJ Lievensstrat 12 3210 Zedefgem Tei. 050/20.1541 '-ax.: 050/20.95.01
Al deze interne Belgische wetsbepalingen slaan in principe ook op een politicus (weze het dat
er voor pariementsleden een bijzondere grondwettelijke immuniteit bestaat), maar ook daar zal
het misdrijf of de burgerrechtelijke fout slechts aanwezig zijn, zo aan al de vereisten daarvoor
voldaan s.
Voor wat de strafrechtelijke veroordeling wegens laster en eerroof betreft, vereist deze onder
meer het bestaan van ''kwaadwilligheid' bij diegene die de aantijgingen formuleerde (art. 443
van het Strafwetboek).
Kwaadwilligheid bestaat erin dat men gehandeld heeft met de bedoeling om de geviseerde
persoon te schaden of te treffen. Wie ter goeder trouw aan iemand iets ten laste legt dat
onwaar is, handelt daarom dus nog niet kwaadwillig.
Toegepast op een gemeenteraadszitting, werd reeds geoordeeld dat er daar geen sprake kan
zjn van laster of eenroof, wanneer kan aangenomen worden dat het raadslid de aantijgingen
formuleerde omdat hij echt van mening was dat ze juist waren, en hij meende ze ook te
moeten naar buten te moeten brengen om de belangen van de gemeente te beschermen
(Gom Marche-en-Famenne, 6 mei 1992, J.LM.B.. 1993, 1066; Com Neufchteau, 13 mei
1993,JLMJ,, 1993, 965).
Wanneer het betrokken raadslid nochtans weet dat zijn aantijgingen onjuist zijn, n hij ze
enkel formuleert om er zelf voordeel uit te halen, s de voor het misdrijf vereiste
kwaadwilligheid wel aanwezig.
De politicus de publiekelijk onjuiste en lichtzinnige kritiek levert, net met de bedoeling om
mistoestanden aan te kaarten en daaromti^ent verder onderzoek of reactie uit te lokken, maar
wel om schade toe te brengen aan eer of reputatie, begaat ook een burgerrechtelijke fout
(Gent, 28 maart 2002, jSIw, 2002, 465).
In feite stelt men vast dat de toepassing van de interne Belgische beperkingen grosso modo
aansluit bij de opinie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, wat ook wel zo moet
zijn. gelet op de voorrang van het Europese regelgeving.
Voegen we daar nog aan toe dat een strafrechtelijke vervolging van laster gericht tegen een
politicus, n die betrekking heeft op feiten n verband met zijn ambt, vefjaart met een korte
termijn van drie maanden, die ingevolge stuitingen mogelijks wel kan wonden veriengd tot n
jaar (maar dit is op voorhand net te voorzien).
Het is moeilijk om deze termijn te halen, zeker bij een klassieke klachtneerlegging.
d) Toepassing hter In concreto.
Op basis van het bovenstaande is het duidelijk dat het niet gemakkelijk is om een
strafrechtelijke, of zelfs maar een burgerrechtelijke veroordeling te bekomen van een
gemeenteraadslid wegens uitlatingen die door hem zijn gedaan op de openbare zitting van de
gemeenteraad.
'kantoor &.J. Uevensstraat 12 - 8210 Zedeigem Tei 050/20.15.41 F^x.. 050/20.95.01
In de regel zal het moeten gaan om concrete feiten, waarvan niet alleen blijkt dat ze onwaar
zijn, maar waarvan ook moet worden aangetoond dat het toetrokken raadslid ze niet deed
omdat hij meende dat zulks aangewezen was om de belangen van de gemeente te dienen,
maar wel alleen omdat hij hiermee persoonlijk voordeel wilde halen, of de andere partij wilde
treffen.
Dit bewijs zal moeilijk te leveren zijn.
Ik meen dan ook dat de kans hier klein is dat de Rechter zou aanvaarden dat dit bewijs nu al
geleverd is voor wat betreft hetgeen door de Heer VEYS werd gezegd in de gemeenteraad
van 1 3 mei 2 0 1 4 .
Vooreerst kan er hier m.i. ook nog een probleem zijn van het nog onvoldoende precies zijn
van de aantijgingen. Zoals hiervoor gezegd, werd immers niet gespecifierd wat hier onder
''persoonlijk belandt zou moeten worden verstaan.
Maar zeker zal er ook nog een probleem zijn voor wat het kwaadwillig/foutieve element betreft.
De Heer VEYS zal allicht stellen dat hij ter goeder trouw uit het feit dat de burgemeester bij de
bespreking het College had veriaten, kon en mocht afleiden dat er een bepaalde vorm van
persoonlijk belang was (hij heeft ook niet gezegd welke), n dat hj dt dan ook vanuit het
belang van de gemeente in de gemeenteraad mocht ter sprake brengen, waarbij de rest dan
een discussie was over het feit of men nu al dan net een persoonlijk belang mag afleiden uit
het feit dat de burgemeester de zitting veriaat. waarbij de Heer VEYS dan ter goeder trouw zijn
standpunt hierover innam.
Dergelijk verweer van zijn kant heeft m.i. een behooriijke kans op slagen.
Dt betekent m.i. echter net dat hij op dat vlak nu ook steeds maar onbeperkt kan verder
gaan.
Zoals hierboven gestekJ , is sanctionering wel mogelijk wanneer er kv\^adwilligheid s. Zulks zal
het geval zijn wanneer duidelijk is dat hj wel weet dat zjn aantijgingen onjuist zjn, n dat ook
blijkt dat hij ze enkel nog verder formuleert om er zelf voordeel uit te halen of om zjn
tegenpartij te schaden, n net om nog de belangen van de gemeente te dienen.
Dergelijke kwaadwilligheid kan blijken uit het feit dat men steeds maar verder bepaalde
concrete lasteriijke feiten blijft aantijgen, ondanks het feit dat duidelijk en objectief werd
aangetoond dat ze onwaar zijn.
Ik zou dan ook aanraden om - wanneer dt zich opnieuw voonoet bij volgende raadszittingen
- nog eens duidelijk uiteen te zetten waarom de burgemeester de raadszitting heeft veriaten,
en waarom dt geen betrekking heeft op persoonlijk belang, n dit ook te laten acteren (zodat
vast staat dat dit omstandig werd uitgelegd).
De Heer VEYS kan dan niet ter goeder trouw verder blijven beweren dat zulks n hoofde van
de burgemeester persoonlijk belang bewijst.
Kantoor BJ. Levensstraat 12 821Zodetgem ^ei. 050/20.15 41 Fax,: 050/20.95.01
7-
Wanneer hij het dan opnieuw zou blijven hebben over ''persoonlijk belang in het algemeen,
zou hem dan kunnen gevraagd worden dat hij - als hij dit toch wil blijven herhalen - dan ook
duidelijk moet zeggen waarop dit persoonlijk belang dan wel slaat
Wil hij dit niet doen, dan kan daaruit blijken dat hij dit enkel nog verder doet om te schaden.
Doet hij dan wel concrete uitspraken, n zijn dit precese feiten die onwaar zijn, dan kunnen
deze nog eens duidelijk weeriegd worden (met akte-neming), en als hij die dan toch blijft
herhalen (terwijl objectief duidelijk is dat ze onjuist zijn), dan zal kwaadwilligheid allicht wel
kunnen bewezen worden.
Maar het blijft dus in elk geval niet gemakkelijk, n het was klaariolijkelljk ook de bedoeling van
de Europese regelgever om dit niet gemakkelijk te maken, omdat hij hij hier een zo groot
mogelijke vrijheid van het woord wenst te zien.
Vermeten we tenslotte ook nog dat het ook niet mogelijk is om tegen een gemeenteraadslt
een tuchtvervolging uit te lokken wegens zjn gedrag (Zie bvb.; DUJARDIN, e.a.. Praktisch
handboek van gemeenterecht l l ^dmk, Bmgge, Die Keure, 2012, p. 119).
Klacht neerieggen bij bvb. de Gouverneur heeft dus ook geen zin, want deze kan net
tuchti^echtelijk optreden tegen een raadslid.
Ik hoop dat het bovenstaande hier dan ook wat meer klaarheid heeft gebracht in een
allesbehalve simpele materie.
Ik blijf uiteraard graag voor verdere bespreking of overieg bereid.
/
Bijzonder hoogachtend,
Patrick ARNOU
<antoor 9J uevensstrafit 12 210Zeetqem W )50/7n ^^4'- / r-i^o/^ni5 ^^-'

You might also like