You are on page 1of 106

Leren kent einde noch begin 22 oktober 2005.

aan mijn leraar wiskunde die vertwijfeld tegen één van de leerlingen zei :

“Ik begrijp niet waarom jij dat niet begrijpt hoor...”


VOORWOORD

We leven in een tijdperk van ‘een leven lang leren’. Vele jaren van ons leven besteden we aan
een schoolse opleiding. Het behalen van een diploma kan erg bepalend zijn in ons leven. Wie
eenmaal werkt moet dikwijls nog bijscholen. Ook buiten het werk leven we in een
informatiemaatschappij. Veranderingen volgen elkaar op in hoog tempo en kennis veroudert
snel. Kortom, wie wil bijblijven moet studeren.
Via internet is informatie zogoed als onbeperkt beschikbaar. De toegang tot informatie op
zich maakt niet meer het verschil. Wat tegenwoordig telt is de mate waarin je in staat bent de
beschikbare informatie te begrijpen, verwerken en gebruiken.
Zeer veel tijd en moeite besteden we aan ‘studeren’. Vreemd genoeg leren we echter niet hoe
we dat moeten doen!
Dit boekje is bedoeld als praktische gids voor iedereen die wil studeren. Het is echter ook een
must voor leerkrachten, ouders, zorgverbreders…
INHOUD
STUDIEMETHODIEK
STUDEREN IN STAPPEN 3
BEGRIJPEN 4
INLEIDING 4

STUDIEMATERIAAL 4

STRUIKELBLOKKEN BIJ HET STUDEREN 6

INLEIDING 6

BEGRIJPEN EN WOORDBETEKENISSEN 6

INLEIDING 6
OVERDRACHT VAN IDEEËN 7
VOORBEELDEN 9
VOLDOENDE EN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDBETEKENIS 12
SYMPTOMEN VAN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDEN 14
OPHELDEREN VAN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDEN 14
OPBOUW VAN WOORDENSCHAT 19
WOORDKENNIS EN INTELLIGENTIE 20

BEGRIJPEN EN DE TASTBARE WERELD 34

INLEIDING 34
HOE VERWERVEN WIJ KENNIS? 34

BEGRIJPEN EN STAPSGEWIJZE WERKEN 40

INLEIDING 40
STAP VOOR STAP 40

OVERZICHT STRUIKELBLOKKEN 44

LEERSTOORNISSEN 46

ONTHOUDEN 48

INLEIDING 48

HET GEHEUGEN 48

INLEIDING 48

BASISSTRUCTUUR VAN HET GEHEUGEN 48

SCHEMATISCHE VOORSTELLING 50

OVERDRACHT NAAR HET LANGETERMIJNGEHEUGEN 50

INLEIDING 50

BEGRIP 50

VERDER VERWERKEN 51

STRUCTUREREN 51

INLEIDING 51
REFERENTIEKADER EN HULPSTRUCTUUR 51
SCHEMATISCHE VOORSTELLING 53
SCHEMA 53
ORIENTEREN 54
VERHAAL 57
LOCI 57

VISUALISEREN 58

VERBALISEREN 58

HERINNEREN 60

ONTHOUDEN OF OPROEPEN ? 60

GEBRUIKEN 61

INTERPERSOONLIJKE RELATIES

HOE MET UW KIND OMGAAN? 65

INLEIDING 65

EEN GOEDE VERSTANDHOUDING 65

INLEIDING 65

GENEGENHEID 65

GELIJKE IDEEEN 66

INTERACTIE 66

GOEDE VERSTANDHOUDING 67

STURING GEDRAG 69

INLEIDING 69

ALTIJD GELIJK HEBBEN 69

HET POSITIEVE BEVESTIGEN 70

WAT DOE JE GOED? 71

ZELFBESCHIKKING 71

INLEIDING 71

KEUZES MAKEN 71

GRAFIEKEN 72

PLANNING 73

SAMENVATTING 75

APPENDIX : woordopbouw en betekenisstructuren 77


begrijpend studeren

DEEL I
STUDIEMETHODIEK

_______________________________________________________________________________
1
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
2
begrijpend studeren

STUDEREN IN STAPPEN
Bij het studeren kan men de volgende stappen onderscheiden:
begrijpen, onthouden, herinneren en gebruiken.
‘Onthouden’ is de stap waar de meeste leerlingen in
geïnteresseerd zijn : ‘Ik kan dingen niet goed onthouden,
meneer.’.
Iemand die ‘van buiten leert’, werkt hard aan deze ‘onthouden’
stap. Dit is het gekende ‘papegaaienwerk’ en is niet erg zinvol.
In de eerste plaats moeten we ervoor zorgen dat we de leerstof
zien te begrijpen. Pas daarna moeten we ons zorgen maken over
het onthouden.
Maar het zal ook blijken dat leerstof die je echt begrijpt veel
makkelijker, en veel langer, wordt onthouden. Het zal dus
vruchten afwerpen voldoende aan deze eerste stap te werken!
Eenmaal begrepen zijn er toch nog mogelijkheden om het
opslaan van de leerstof in het geheugen te vergemakkelijken.
Op een later tijdstip moeten we leerstof weer kunnen oproepen of
herinneren d.w.z. weer uit het geheugen halen. Tot slot moeten
we er nog gebruik van kunnen maken: dwz oefenigen maken,
vraagstukken oplossen, denkvragen beantwoorden etc.
En zo is de studeercirkel rond (dit is de cirkel die we voor ogen
hebben in het logo van ’t Leercentrum).

STUDEREN

begrijpen onthouden herinneren gebruiken

Laten we deze stappen nu verder onderzoeken te beginnen bij


begrijpen.

_______________________________________________________________________________
3
begrijpend studeren

BEGRIJPEN

INLEIDING
De meeste cursussen ‘leren leren’ gaan steevast over ‘hoe
schema’s maken, belangrijke zaken markeren, studieplanning
etc.’. Niet dat dit niet nodig is tijdens het studeren. Maar er is een
onderliggend en veel belangrijker probleem bij leerlingen met
studieproblemen: zij begrijpen hun leerstof niet!
Hoe leer je begrijpend studeren? Meestal wordt je verteld dat je
begrijpend moet studeren maar niet hoe je dat moet doen. In het
beste geval wordt je gezegd dat je ‘naar verbanden moet zoeken’
of dat je ‘je vragen moet stellen’ etc. Natuurlijk moet je dat doen,
maar net dat is moeilijk wanneer je iets niet begrijpt!
Wij zijn dus geïnteresseerd in ‘Hoe komt het dat je iets niet
begrijpt?’ en ‘Wat moet je doen opdat je iets wel zou begrijpen?’.
Op deze vragen zullen we trachten antwoorden te geven.

STUDIEMATERIAAL
In het bovenstaande schema ontbreekt eigenlijk nog een stap. Een
stap die nog vóór ‘begrijpen’ komt. Velen zullen dit te
vanzelfsprekend vinden. Nochtans wordt hier veel tegen
gezondigd. Namelijk: om over iets te kunnen studeren moet je
om te beginnen over geschikt studiemateriaal beschikken. Dit
ontbreekt dikwijls omdat men gebruik maakt van een schrift waar
enkel een soort samenvatting van de leerstof in staat. De uitleg
van de leerkracht blijft je niet lang genoeg bij. Een samenvatting
zonder uitleg is niet voldoende om uit te leren. Deze
samenvatting is pas nuttig nadat men de uitleg heeft begrepen.
Een eerste stap is dus dat je aan geschikt materiaal geraakt
om uit te kunnen studeren.
Gewoonlijk vindt men in een handboek wel geschikte uitleg.
Soms moet je verder zoeken : encyclopedie, Internet…
Een bezoekje aan de boekhandel kan ook nuttig zijn: van alle
vakken bestaan er goede boeken!
Nogal wat leerlingen moeten proberen los te komen uit
vastgeroeste ideeën als ‘Dat moeten wij niet kennen.’ , ‘Dat
vraagt hij niet.’ , ‘Dat hebben wij niet gezien.’, ‘Wij gebruiken
dat boek niet op school.’, etc.
_______________________________________________________________________________
4
begrijpend studeren

De onderliggende reden is natuurlijk dat men zo weinig mogelijk


leerstof wil hebben. Maar meer is soms minder. Wanneer je te
weinig uitleg hebt, zoals b.v. in je schrift, dan heb je pas echt
veel werk. Je kunt er uren op zitten ‘studeren’ en je begrijpt er
nog steeds niets van! Je enige keus is om het dan maar van buiten
te leren. Wanneer je uit je boek leert zal hetzelfde stuk leerstof
misschien wel 10 pagina’s zijn i.p.v. één. Maar deze tien pagina’s
kan je toch relatief snel leren. Als je je leerboek van begin af
doorneemt worden er stapsgewijze situaties, problemen en
oplossingen uitgelegd die dan veel makkelijker te begrijpen zijn.
Dit leest sneller en onthoudt makkelijker. En daarna is je
samenvatting uit je schrift best nuttig. Op voorwaarde dat je een
beetje behoorlijk hebt kunnen overschrijven van het bord
natuurlijk!

oefening

Vind een samenvatting van iets in je schrift. Ga nu op zoek naar


de overeenkomstige uitleg in je handboek. Gebruik zo nodig
Internet, een encyclopedie etc. totdat je een geschikte uitleg hebt
gevonden. Merk het verschil op tussen je schrift en een uitleg in
een handboek.

_______________________________________________________________________________
5
begrijpend studeren

STRUIKELBLOKKEN BIJ HET STUDEREN

INLEIDING

Beeld je een keer in dat je met de fiets rijdt. Je geraakt vlot


vooruit totdat je snelbinder plots losschiet en tussen je ketting
terecht komt. Je moet steeds harder op de pedalen duwen en het
fietsen gaat steeds moeizamer. Uiteindelijk geraak je niet meer
vooruit en besluit je je fiets te repareren. Je neemt je fietspomp
en begint je achterband stevig op te pompen. Dan kom je tot de
conclusie dat je nog steeds niet behoorlijk vooruit geraakt op je
fiets.
Ten eerste is het hier vanzelfsprekend dat wanneer je niet de
oorzaak van het probleem verhelpt, je probleem niet opgelost
geraakt.
Ten tweede is het zo dat om vlot de echte oorzaak van het
probleem te vinden je iets moet weten over hoe een fiets werkt.
Met studeren is het net zo. Je merkt dat je niet vlot vooruit
geraakt bij het studeren: je begrijpt het niet, je bent moe, niet
geïnteresseerd, je kan je aandacht er niet bij houden, je voelt je
verward etc.
Alleen als je de echte oorzaak hiervan weet aan te pakken zal je
weer vlot kunnen studeren. En om te weten te komen wat de
echte oorzaak is moet je weten hoe studeren in elkaar steekt.
Een paar belangrijke oorzaken die ervoor kunnen zorgen dat je
leerstof niet begrijpt en dat je niet vlot vooruit komt bij het
studeren worden in de volgende paragrafen bekeken.

BEGRIJPEN EN WOORDBETEKENISSEN
INLEIDING

Heb je ooit al meegemaakt dat je iets niet begreep maar na de


nodige uitleg, studie, oefenen of wat dan ook het uiteindelijk wel
begreep? En eens je het begreep bleek de idee al bij al niet zo
complex1, niet zo moeilijk te zijn. Studenten die problemen
hebben met een vak geven meestal als reden: ‘dat vak is
moeilijk’. Nochtans zijn de ideeën vervat in dat vak niet echt
complex of moeilijk.

1
complex : ingewikkeld
_______________________________________________________________________________
6
begrijpend studeren

Als de moeilijkheid niet zozeer ligt in de ideeën zelf dan moeten


we de oorzaak van problemen elders zoeken.
In de volgende paragrafen bekijken we hoe overdracht van ideeën
plaatsvindt. Dit zal ons leiden naar de belangrijkste oorzaak van
problemen bij studie.

OVERDRACHT VAN IDEEËN

Wat is studie in essentie2? Studenten trachten ideeën te


verwerven die oorspronkelijk afkomstig zijn van andere
personen. Op welke wijze gebeurt de overdracht van deze
ideeën? Misschien zou het handig zijn moesten we allen perfect
telepathisch3 begaafd zijn. Maar in de praktijk blijkt dit niet zo
goed te werken. Hoe worden deze ideeën dan wel overgedragen?
In de fig ‘overdracht ideeën’(aan het eind van deze paragraaf)
denkt de man aan een appel. Hoe kan het jongetje ook deze idee
verwerven? In een schoolse situatie gebeurt dit op drie manieren:
vertellen, opschrijven en laten zien. Voornamelijk de eerste twee.
Een leerling wordt geconfronteerd4 met geschreven tekst (of dit
nu het schoolbord is, een boek of een schrift) of iets dat wordt
verteld (leraar, ouders, vriend…).
Beide manieren van overdracht hebben iets gemeenschappelijk
dat de drager van de gedachte vormt: namelijk TAAL.
We vertrekken bij een gedachte (die los kan staan van taal), deze
wordt omgezet in taal en de leerling moet uit de taal weer een
gedachte zien te halen (en liefst één die erg lijkt op de
oorspronkelijke). Taal is opgebouwd uit woorden: ‘de gedachte
wordt onder woorden gebracht’.
Men zegt dikwijls ‘ik begrijp wiskunde niet’ of ‘ik begrijp dit
hoofdstuk niet’ of ‘ik begrijp deze pagina niet’ . Maar men zegt
zelden of nooit ‘op deze pagina staan afzonderlijke woorden die
ik niet voldoende begrijp’.
Nochtans vormen deze onvoldoende begrepen woorden het
grootste struikelblok in studie.
Zij vormen de belangrijkste belemmering om tot begrip te
komen.
Het gaat er niet om of je in het Engels of in het Frans moet
studeren. Het gaat gewoon om het Nederlands.

2
essentie : datgene waar het om gaat; het belangrijkste
3
telepathie : het kennen van gedachten en gevoelens van iemand anders zonder dat je daar je normale zintuigen
voor gebruikt
4
confronteren : zorgen dat iemand die zaak of persoon tegenover zich krijgt
_______________________________________________________________________________
7
begrijpend studeren

_____________________________________________________________
fig.: overdracht van ideeën

_______________________________________________________________________________
8
begrijpend studeren

VOORBEELDEN

Laten we eens een voorbeeldzin nemen. ‘De kinderen moesten


naar huis toen het deemster kwam.’ We zien hier dadelijk een
moeilijk woord: ‘deemster’. Wie of wat is dat en hoe ziet die er
uit? Hierdoor komen we in de problemen met onze
gedachtenvorming. Kinderen die naar huis gaan, kunnen we ons
inbeelden. Maar de rest van de gedachte wordt vaag, een beetje
mistig.

DEEMSTER

‘mist’

De kinderen moesten naar huis toen het DEEMSTER kwam.

_____________________________________________________________
fig. : onopgehelderd woord

We blijven ‘plakken’ in het woord deemster. Stel nu dat je


volgende examenvraag moet beantwoorden: ‘Wanneer heb je het
liefst dat je moeder dit zegt? In de winter of in de zomer?’. Heb
je enig idee?
Wat gebeurt er nu wanneer we het woord deemster ophelderen?
We kijken even in het woordenboek: ‘deemster: het invallen van
de duisternis, schemering’. Ah, nu wordt het duidelijk! De
kinderen moesten gewoon voor donker thuis zijn.
_______________________________________________________________________________
9
begrijpend studeren

De mist trekt op en nu kunnen we gemakkelijk de hele gedachte


vormen. Ook de examenvraag is niet moeilijk meer: In de zomer
natuurlijk, want dan kan je langer wegblijven!

De kinderen moesten naar huis toen het DEEMSTER kwam.

_____________________________________________________________
fig. : opgehelderd woord

Het kennen van woordbetekenissen is dus heel erg belangrijk!

_______________________________________________________________________________
10
begrijpend studeren

Laten we nog eens naar een voorbeeldje kijken.

Om te schilderen is een ezel erg handig.

_____________________________________________________________
fig. : onopgehelderd woord

Wanneer deze jongen een boekje over ‘schilderen’ leest komt hij
in de problemen. Hij kent ‘een’ betekenis van het woord ‘ezel’,
maar duidelijk niet de juiste. Wanneer we in een woordenboek
kijken vinden we:
ezel² : standaard om een schilderij op te zetten waar je aan werkt
= schildersezel
Nu is de zin makkelijker te begrijpen. (Zoek anders voor alle
zekerheid ook even het woord ‘standaard’ op in het
woordenboek.)
Is dit ver gezocht? Echt niet hoor. Soms sta ik er nog steeds van
versteld met welke ideeën leerlingen (en anderen) rond lopen!
Enerzijds is dit wel grappig maar anderzijds kan het echt veel
moeilijkheden veroorzaken.

_______________________________________________________________________________
11
begrijpend studeren

Om te schilderen is een ezel erg handig.

_____________________________________________________________
fig. : opgehelderd woord

VOLDOENDE EN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDBETEKENIS

Wat kan er allemaal mis gaan met deze woordbetekenissen? Een


woord kan gewoon niet gekend zijn: bv. ‘reciprook’ (wederzijds,
heen en terug). Van een dergelijk woord kan je makkelijk zien
dat je het niet kent (zie ook v.b. met het woord ‘deemster’).
Misschien ken je iets van een woord maar niet voldoende: bv.
‘een uil is een vogel’. Dat is wel zo, maar dan kan je nog steeds
het beeld hebben van een merel.
Misschien ken je één betekenis van een woord maar zijn er ook
nog andere betekenissen die je niet kent. Het kan een betekenis
zijn die je niet kent die van toepassing is in de tekst die je
studeert. Dit is een verraderlijke situatie want dan ben je er van
overtuigd dat je het woord kent terwijl dit niet zo is (vb. met het
woord ‘ezel’).
_______________________________________________________________________________
12
begrijpend studeren

Misschien heb je geprobeerd de betekenis uit de context af te


leiden.
Soms kan dit lukken maar soms ook niet. In het beste geval levert
dit een vage betekenis op.
Wanneeer je een woord kent zal met dit woord onmiddellijk de
juiste betekenis geassocieerd5 worden. Bv. je leest het woord
schildpad en je krijgt de idee van een schildpad. Wanneer je dit
woord niet kent, zal deze idee niet naar boven komen en blijf je
zitten met het woord zelf.

Onderstaande tekening geeft dit weer.

SCHILDPAD

_____________________________________________________________
fig.: opgehelderd –onvoldoende begrepen woord

5
associëren : door het één vanzelf aan het ander moeten denken
_______________________________________________________________________________
13
begrijpend studeren

SYMPTOMEN VAN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDEN

Maar er zijn nog meer problemen met woordbetekenissen. Wat


gebeurt er wanneer je een woord dat je onvoldoende kent niet
opheldert?
Je bent b.v. een tekst aan het lezen en je komt een woord tegen
dat je niet kent. Bv. ‘standaard’. In plaats van het op te zoeken
(en op te helderen) in een woordenboek, lees je gewoon verder.
Misschien ben je jezelf er niet eens van bewust dat je het woord
niet kent.

Het gevolg hiervan is dat je de volgende symptomen6 kan


krijgen : je kan gaan geeuwen, je moe voelen, slaperig en
afwezig zijn, niet meer willen leren of alleen nog van buiten
leren. Deze verschijnselen zijn een gevolg van onopgehelderde
woordbetekenissen.

Voor een volledige lijst van verschijnselen zie tabel ‘overzicht


struikelblokken’ (verderop in dit boekje).
De oplossing hiervoor is het woord op te helderen.

OPHELDEREN VAN ONVOLDOENDE GEKENDE WOORDEN

Ik had een keer een leerling met een vakantietaak voor


geschiedenis. Hij moest een aantal hoofdstukken lezen en een
lijst maken van alle ‘moeilijke’ woorden en ze opzoeken in een
woordenboek. Dit had hij netjes gedaan en hij had alle definities
uit het woordenboek zorgvuldig overgeschreven in zijn schrift.
Zijn leerkracht zou zeker tevreden kunnen zijn. Maar het
probleem was niet verholpen, hij begreep er nog altijd niets van!
Wat had hij nu gedaan? Hij had de woorden opgezocht maar nog
steeds niet begrepen. Woorden zoek je op in een verklarend
woordenboek der Nederlandse taal. De betekenis van ‘verklaren’
is ‘de betekenis van iets voor het verstand duidelijk maken,
uitleggen, ophelderen, helder maken, zuiveren van
troebelheid…’. Een woord opzoeken is dus dikwijls niet
voldoende. Een woordbetekenis leren is geen passief proces.
Wat dus moet gebeuren is reeds weergegeven in het voorbeeldje
met de schildpad. Wanneer een woord gekend is wordt het woord
6
symptomen : verschijnsel waaraan je kunt merken dat er iets aan de hand is
_______________________________________________________________________________
14
begrijpend studeren

onmiddellijk geassocieerd met een voldoende juiste idee of


begrip. Wanneer een woordbetekenis niet gekend is blijf je
‘plakken’ in het woord. Wanneer woordbetekenissen behoorlijk
gekend zijn is er een vlotte overgang mogelijk van het niveau van
tekst-taal-woorden naar het niveau van heldere ideeën en
duidelijke begrippen (en eventueel weer terug b.v. wanneer je op
een examen een idee moet verwoorden). Wanneer
woordbetekenissen niet behoorlijk gekend zijn is deze overgang
van woorden naar ideeën erg moeilijk of gewoonweg niet
mogelijk en blijf je dus figuurlijk vastzitten in de woorden.
Een woordbetekenis leren doe je door de betekenissen van het
woord te bestuderen totdat het begrip duidelijk omlijnd en mooi
ingekleurd is. Dit doe je aan de hand van de definities uit het
verklarend woordenboek.

Wanneer moet je nu een woord verklaren?


Om te beginnen kan je er van uit gaan dat je een woord nooit
100% kent. Je kunt een woord steeds beter leren kennen. Nadat je
de algemene betekenis van een woord hebt begrepen kan je
steeds verdere ‘ervaring’ opdoen met dat woord. Je komt het
woord tegen in tal van verschillende teksten of omstandigheden.
Je zult steeds beter gaan begrijpen en aanvoelen wanneer het
woord wel en wanneer het woord juist niet gebruikt wordt. Dit
kan je niet altijd zomaar uit het woordenboek afleiden. Dit is een
cultureel verschijnsel en is zelfs onderhevig aan trends en mode.
Dikwijls kom je ook nog nieuwe betekenissen en gebruiken tegen
van een woord of leer je iets over de herkomst van een woord. Je
kunt een woord dus nooit ‘perfect’ kennen.
Maar wanneer moet je nu een woord ‘verklaren’?
Je moet dit gelukkig niet ‘altijd’ doen.
In principe alleen wanneer het ‘onvoldoende’ gekend is. Wanneer
is een woordbetekenis dan ‘onvoldoende’ gekend?

Ten eerste kan het ‘onvoldoende’ zijn voor de situatie of


toepassing waar je mee bezig bent. Je leest b.v. een boekje over
‘leren schilderen’ waarin iets als volgt staat ‘Men neemt een ezel
en plaatst het doek op de ezel…’. Je vindt dit een slecht boekje
want jou ezel gaat steeds lopen voordat je nog maar bent
begonnen met schilderen. Het is duidelijk dat je de betekenis van
het woord ezel niet voldoende kent voor deze situatie. Merk op
dat het gevolg hiervan is dat je wat je ‘leert’ niet kan toepassen.

_______________________________________________________________________________
15
begrijpend studeren

Ten tweede kan het ‘onvoldoende’ zijn gezien je mentale en


fysiologische verschijnselen vertoont tengevolge van troebele
begripsvorming. Je probeert misschien het woord ‘ezel’ te
verklaren met behulp van een woordenboek en in de definitie van
het woord ‘ezel’ gebruikt men het woord ‘standaard’. Misschien
heb je uit de definitie en uit de voorbeeldzinnen bij het woord
‘ezel’ ondertussen al wel begrepen dat het over zo’n houten
‘ding’ gaat. Maar je hebt van dit woord ‘standaard’ een erg
troebel begrip. Je weet wel ongeveer waarover het gaat, je weet
ongeveer waarvoor men dit woord gebruikt maar het is toch
allemaal niet erg helder. Wellicht begin je te geeuwen. Dit woord
‘standaard’ kan je dan ook weer opzoeken in het woordenboek en
het verder verklaren. Er zal dan blijken dat er ook hier meer dan
één betekenis is en dat de vage betekenis die je had
waarschijnlijk niet eens de juiste was. Wanneer het woord goed
is opgehelderd zullen de symptomen ook weer verdwenen zijn.
(Zoek het woord ‘standaard’ een keer op in een woordenboek!)

Ten derde kan het ‘onvoldoende’ zijn vanuit het begrip waarvan
de schrijver uitging. Een schrijver vertrekt vanuit een bepaald
idee. Hij brengt dit idee onder woorden. Diegene die de tekst
leest moet uit de woorden dan weer hetzelfde idee trachten te
halen. Nu kan de situatie zich voordoen dat je niet direct in de
problemen komt en dat je (denkt dat je) het begrijpt. Misschien
vertoon je ook niet meteen symptomen vanwege een troebele
begripsbepaling. Maar het idee dat jij je hebt gevormd is niet
hetzelfde idee dat de schrijver had. Misschien had de schrijver
zijn idee wel goed verwoord maar was jou kennis van de
woordbetekenissen onvoldoende!
B.v. schrijft iemand ‘De man zag er morbide uit.’ Dit begrijp je
als ‘De man zag er doods uit.’. Nochtans is de betekenis van
morbide ‘ziekelijk’. Je komt dus niet direct in de problemen
omdat je niets moet doen en je gaat ook niet geeuwen of zo
omdat je gewoon denkt dat je de woordbetekenis kent maar je
hebt de schrijver dus toch niet echt begrepen.

Ten vierde kan het ‘onvoldoende’ zijn vanwege je interesse en


nieuwsgierigheid. Het kan zijn dat je een woord eigenlijk wel
‘voldoende’ kent maar dat je het toch nog een keer opzoekt om
het beter te leren. Je zoekt ook een paar synoniemen op om een
beetje nauwkeuriger de verschillen en gebruiken te leren…

_______________________________________________________________________________
16
begrijpend studeren

Bij het verklaren van woorden is het belangrijk dat je zinnen


maakt met het woord totdat je het woord echt begrijpt.
Hierdoor zullen de symptomen verdwijnen en kan je het
juiste en volledige idee vormen!!

Is dit niet het geval dan is ofwel het woord nog niet voldoende
opgehelderd ofwel zijn er meer onvoldoende begrepen woorden.

Soms levert het maken van zinnen problemen op. Het moeten
zinnen zijn waarin je het woord op een correcte en zinvolle
manier gebruikt.
bv.

‘Jan zette zijn zonnebril op omdat hij last had van de fel
schijnende zon.’

of

‘Het was erg bewolkt, dus besloot Jan om zijn zonnebril niet mee
te nemen.’

Niet zo zinvol zou zijn: ‘Jan heeft een zonnebril.’


‘Marijke heeft een zonnebril.’
‘Piet heeft een zonnebril.’

of

‘Een zonnebril is iets om je ogen tegen zonlicht te beschermen.’

Dit is terug een omschrijving of definiëring van het woord


zonnebril en dat is net wat je in het woordenboek vindt.
Eenmaal het woord is opgehelderd moet je het natuurlijk wel
weer in je eigen woorden kunnen definiëren.

Wanneer het maken van zinnen moeilijk is kan je als


tussenstap eerst praktische situaties of voorbeelden
bedenken. Dan maak je een zin i.v.m. dat voorbeeld.

bv.
Waar of wanneer zou je een zonnebril kunnen gebruiken?
Als de zon schijnt, aan zee bv.
_______________________________________________________________________________
17
begrijpend studeren

Ik herinner me een keer dat mijn moeder aan zee een zonnebril
kocht.
Dus:
‘Mijn mama kocht aan de zee een nieuwe zonnebril.’

Zolang je een woord niet vlot in een zin kan gebruiken, ken je
het niet voldoende.

Iedere student heeft een heleboel woorden die hij niet of niet
voldoende kent. De woorden ‘tafel’ en ‘stoel’ zijn woorden die
meestal goed gekend zijn. Als we tegen iemand zeggen ‘neem
een stoel en ga aan tafel zitten’ zal dat dan ook geen
moeilijkheden opleveren. Maar lang niet alle woorden zijn even
goed gekend als de woorden ‘tafel’ en ‘stoel’.

Het is geen wit-zwart situatie, maar alle schakeringen van grijs


zijn mogelijk. Je kunt een woord compleet niet kennen (zwart),
een woord zeer goed kennen (wit) en alles er tussenin (grijs).

Ook als je een aantal woorden tegenkomt die je vaag of ‘redelijk’


kent, kan je in de problemen komen. Ook in een dergelijke
situatie kan je niet meer helder redeneren.
Zoals reeds gezegd zijn deze woordbetekenissen dus erg
belangrijk. Wanneer je woordbetekenissen niet voldoende kent
zullen zij je verhinderen uit een tekst (of uitleg) een nauwkeurige
gedachte te halen. Net dit is zo belangrijk voor intelligent
functioneren. Verder veroorzaken zij een hele hoop
verschijnselen: geeuwen, afwezig voelen, klagen, niet willen
studeren, van buiten leren…. Niet bepaald de omschrijving van
de ideale student dus.
Elke leerkracht of ouder heeft deze verschijnselen wel eens
geobserveerd. De oorzaak was echter niet dat al deze leerlingen
sowieso ondankbaar, ongeïnteresseerd en slecht gemanierd
waren. De oorzaak was ook niet dat de leerkracht ‘saai’ was
(~klagen). De sleutel is het ophelderen van woordbetekenissen.

_______________________________________________________________________________
18
begrijpend studeren

OPBOUW VAN WOORDENSCHAT

Er is ontzettend veel onderzoek gedaan op het gebied van


taalontwikkeling bij de mens. Misschien wel de bekendste
linguïst uit de 20ste eeuw is Noam Chomsky. Hij stelde dat een
universele hardware aanwezig is in onze hersenen bij de
geboorte. Een belangrijk argument hiervoor is dat de
grammaticale kennis van kleine kinderen zich veel sneller
ontwikkelt dan mogelijk lijkt op grond van de beperkte
hoeveelheid taal waaraan ze blootgesteld worden.
Maar laten we even kijken naar hoe wij woordenschat opbouwen.
Misschien is het volgende iets te eenvoudig voorgesteld maar het
heeft alleen tot doel iets duidelijk te maken op gebied van
woordbetekenissen en studeren.
Kleine kinderen leren nieuwe woorden door een verband te
leggen tussen een voorwerp en het woord. Wanneer het
bijvoorbeeld een koek krijgt wordt er ‘koek’ gezegd. Of bv. door
‘auto’ te zeggen wanneer het kind een auto ziet.
Op deze manier ontstaat er een associatie tussen het woord en het
bijbehorende betgrip. Een kind kan dan een onderscheid maken
tussen een ‘auto’ en een ‘koek’. Dat zal in het begin misschien
zuiver visueel zijn maar na verloop van tijd zal het zich bewust
worden van de kenmerken van het voorwerp: een koek is om te
eten, een auto daar kan je mee rijden.
Deze ‘definitie’ van auto kan voorlopig wel voldoende zijn maar
is natuurlijk nog niet echt nauwkeurig. Want op een dag ziet
Jantje een vrachtwagen voorbijrijden en zegt tegen papa ‘auto’…
Hij zal dan de verschillen tussen een auto en een vrachtwagen
moeten leren. Na voldoende vrachtwagens te hebben gezien en
bevestigd te zijn geweest dat dat inderdaad vrachtwagens waren,
zullen zijn definities nauwkeuriger worden: een auto is om
mensen mee te vervoeren en een vrachtwagen is groter en dient
om dingen mee te vervoeren.
Zo wordt er met vallen en opstaan een woordenschat opgebouwd.
Maar het is lang niet zeker dat we bij alle woorden die we
geleerd hebben voldoende gelegenheid hebben gehad
nauwkeurige definities te vormen. Woorden zoals ‘tafel’ en
‘stoel’ of ‘lachen’ en ‘roepen’ zijn we zo dikwijls in de juiste
context tegen gekomen dat we dit soort woorden over het
algemeen wel juist begrijpen. Er zijn echter heel wat woorden
waarbij het allemaal wel wat vager blijft. We ‘leren’ vele nieuwe
woorden die we niet dikwijls tegen komen en in niet zo voor
_______________________________________________________________________________
19
begrijpend studeren

zichzelf sprekende omstandigheden. Bovendien zijn er vele


woorden die niet rechtstreeks naar tastbare voorwerpen
verwijzen.
Als we niet hebben geleerd op een goede wijze een woordenboek
te gebruiken zijn we meestal aangewezen op ‘de betekenis
proberen af te leiden uit de context’. Soms kan dit lukken, maar
dit kan ook erg gevaarlijk zijn. In het beste geval levert dit een
hoop woorden op die vaag gedefiniëerd zijn. In bepaalde situaties
kan dit voldoende zijn. Het gemiddelde dagelijks taalgebruik is
erg eenvoudig en als je een roman leest of naar een film kijkt,
luistert het misschien niet allemaal zo nauw. Maar als je aan het
studeren bent en je moet een uitleg begrijpen over een moeilijk
onderwerp dan zullen deze vage definities niet meer volstaan.
Om helder te redeneren heb je nauwkeurige definities nodig!
Voldoende goede woordenboeken kunnen ons hier uit de nood
helpen.

WOORDKENNIS EN INTELLIGENTIE

In de testpsychologie blijkt ‘woordenschat’ een van de


belangrijkste representanten van ‘algemene intelligentie’ te zijn.
De idee is dat iemand van nature uit intelligent, of minder
intelligent is. Iemand die intelligent is -die dus ‘slim’ is- zal
successvol zijn en meestal dus ook in zijn studie.
Intelligentietests hebben tot doel hier een maat op te plakken om
probleemleerlingen makkelijker te kunnen identificeren en te
kijken of iemand geschikt is voor een bepaalde studie of baan.
Iemand heeft b.v. een IQ van 130 wat dan een maat is voor
algemene intelligentie. Tegenwoordig wordt er ook meer
gedifferentiëerd getest naar meer specifieke vaardigheden.

Toen ik op de ingenieursschool zat, was er een erg slimme


leerling die altijd op alles meer dan 90 % haalde.
Mijn vriend en ik moesten een keer proeven doen met een
electronisch toestel. We hadden een tekst waarin de procedure
stond beschreven die we moesten volgen. Op een gegeven
moment wisten we niet of een bepaald knopje naar boven of naar
beneden moest staan. We vroegen raad aan de docent maar die
wist het ook niet meteen. Toen vroegen we het maar aan die
slimme leerling, die wist immers toch alles. Die leerling nam het

_______________________________________________________________________________
20
begrijpend studeren

blad met de tekst vast en zei: ”Wat je moet weten staat in deze
zin. En in deze zin staat het woord ‘blablabla’ (ik weet niet meer
precies welk woord het was) en dat heeft vier betekenissen…”
Hij somde alle vier de betekenissen op en zei welke van
toepassing was in de tekst. “…En dus moet het knopje naar
boven staan.”
Wij hadden niet eens opgemerkt welke woordbetekenis cruciaal
was, laat staan dat wij alle betekenissen kenden! Maar deze
‘slimme’ leerling demonstreerde dat hij wel een zeer goede
kennis van woordbetekenissen had!

Als studieconsulent had ik eens een ‘domme’ leerling. Het was


een sympathieke kerel maar hij was niet erg slim. Hij had 30%
gehaald voor wiskunde. Van mij zou hij 0% gekregen hebben
want hij begreep er niets van en die 30% had hij gehaald door
van buiten te leren.
Nadat ik een trimester met hem gewerkt had, deed hij terug
examen. Hij haalde terug 30%.
Maar deze keer begreep hij er tenminste wat van! Na nog een
trimester zat hij met 60% boven het klasgemiddelde.
In het begin toen hij bij mij kwam en ik hem een vraag stelde
over wiskunde kon hij me alleen maar verward en nietbegrijpend
aanstaren en zacht ‘euh?’ kreunen.
Zijn zuster daarentegen was een primus in een moeilijke school
en een moeilijke richting. De moeder vroeg zich af hoe dit toch
kon. Bij navraag bleek de slimme zus het altijd al
vanzelfsprekend te hebben gevonden dat wanneer zij een woord
tegen kwam dat ze niet kende dat ze dat dan opzocht in een
woordenboek. Wanneer ik echter aan de broer vroeg wat een
woordenboek was, keek hij me nietbegrijpend aan en zei:”euh?”.

De vraag van de moeder blijft echter interessant. Beide kinderen


hadden dezelfde ouders en waren in hetzelfde gezin opgevoed.
Laten we in verband hiermee eens kijken naar het volgende idee.

Een relatief klein aangeboren taalvermogen zorgt in beginsel


voor een kleine taalontwikkeling. Iemand met een kleine
taalontwikkeling leest iets. Wegens de te beperkte woordenschat
is er niet voldoende begrip. Eventueel nieuw ingevoerde
begrippen blijven vaag en onvoldoende begrepen. Dus meer
onvoldoende begrepen woorden. ‘Het volgende hoofdstuk’ maakt
gebruik van deze woorden welke hij niet heeft begrepen. De
_______________________________________________________________________________
21
begrijpend studeren

termen die in dit hoofdstuk worden uigelegd kan hij hierdoor


weer niet vatten. De hoeveelheid onvoldoende begrepen woorden
neemt dus overhand toe. Bijgevolg vindt hij lezen niet zo leuk en
zal hij dus ook niet veel lezen. Dit belemmert voor een deel weer
verdere taalontwikkeling. Op school wordt leerstof stapsgewijze
moeilijker en de kloof tussen het vereiste taalkundig niveau en
het door de leerling werkelijk bereikte taalkundig niveau wordt
steeds groter. Dit is een neerwaartse spiraal.

weinig onduidelijke woordbetekenissen

aangeboren opwaartse spiraal


taalvermogen

kantelpunt opgebouwde woordenschat

neerwaartse spiraal
veel onduidelijke woordbetekenissen

____________________________________________________
fig. : opwaartse – neerwaartse spiraal

Het omgekeerde is ook mogelijk. Iemand met een goed


aangeboren taalvermogen. Wanneer hij iets leest zal hij zich
makkelijker nieuwe woorden eigen maken en betere definities
hebben voor deze nieuwe woorden. Zijn woordenschat zal zich
makkelijker opbouwen met relatief weinig onvoldoende begrepen
woorden. Hij zal lezen waarschijnlijk ook veel leuker vinden
waardoor hij weer meer kansen heeft om zijn woordenschat
verder uit te breiden. Op school zal hij mee kunnen met het
vereiste taalkundig niveau of dit zelfs overstijgen. Dit is een
opwaartse spiraal.

Een intelligent iemand kan een beperkte woordenschat hebben


vanwege afwezigheid van scholing, opvoeding en contact met
_______________________________________________________________________________
22
begrijpend studeren

taal in het algemeen. Hij zal dan ook een erg beperkt aantal
onvoldoende begrepen woorden hebben.
Iemand kan ook een beperkte woordenschat hebben maar een
groot aantal onvoldoende begrepen woorden hebben opgebouwd.
Hoe het ook zij, je neemt b.v. een leerling van 13j met een
bepaalde toestand van zijn taal en woordenschat. Je kunt een test
doen die peilt naar deze woordkennis en taalontwikkeling en dan
conclusies trekken over zijn algemene intelligentie.
Maar er is nog een mogelijkheid. Je kunt actief en bewust werken
aan de stapsgewijze verbetering van je woordenschat.

Simpelweg door ‘vanaf nu’ ieder woord dat je tegenkomt in je


studie en dat je niet begrijpt op te zoeken in een woordenboek en
het op te helderen. Op deze wijze kan je beetje bij beetje de
hoeveelheid onvoldoende begrepen woorden die je hebt
verminderen.
Vele onvoldoende begrepen woorden uit het verleden kom je nog
wel een keer tegen en als je ze dan nu opheldert heb je er weer
eentje minder.
De belangrijke vraag die je hierbij kan stellen is of een goede
taalontwikkeling enkel een gevolg is van een goede intelligentie?
Of is het mogelijk dat een goede intelligentie deels een gevolg is
van een goede taalontwikkeling? Zo ja dan impliceert dit dat je
door nauwgezet en aanhoudend te werken aan de verbetering van
je kennis van woordbetekenissen je je algemene intelligentie kan
verbeteren!
Deze idee is nog zo gek niet als je nagaat wat voor invloed
verkeerde woordbetekenissen hebben op ons redeneervermogen.
Bij het ‘verbeteren van intelligentie’ moeten we wellicht denken
aan ‘het herstellen van onze aangeboren intelligentie’. We gaan
er dan van uit dat onze aangeboren intelligentie deels is
afgestompt door de opbouw van verkeerd begrepen woorden.
Wanneer deze woorden alsnog worden opgehelderd kan het
‘verloren gegane’ stukje intelligentie weer vrijkomen.

Anderzijds kan je ook gewoon bedenken dat talig communiceren


een belangrijk aspect is van intelligent functioneren. Zonder
kennis van taal kan je b.v. een vraagstuk sowieso niet begrijpen.
En als je het dan wel hebt begrepen en je hebt ook nog een leuke
oplossing bedacht, dan moet je die oplossing nog wel weten
communiceren, verwoorden!

_______________________________________________________________________________
23
begrijpend studeren

De praktijk wijst uit dat er belangrijke verschillen blijven


bestaan. Je kunt op deze wijze niet van iedereen een ‘Einstein’
maken. Er moeten dus aangeboren vermogens zijn die hiermee
niet worden veranderd.
Ergens moet er een ‘aangeboren taalkundig vermogen’ zijn dat
beneden een kritisch niveau ervoor zorgt dat je in een soort
neerwaartse spiraal van misbegrepen woorden terechtkomt met
alle intellectuele gevolgen vandien.

Maar dit besef en hard werken aan woordbetekenissen kan


deze neerwaartse spiraal doorbreken en er voor zorgen dat
ook de zwakkere leerlingen het beste uit zichzelf weten te
halen.

Piaget heeft veel onderzoek gedaan naar cognitieve ontwikkeling


(zeg maar ‘hoe het denkvermogen zich ontwikkelt’).Vanaf
ongeveer 12-13 jaar komt men in het ‘formeel operationele
stadium’. Dit houdt o.a. in dat men makkelijk kan generaliseren
(wat men geleerd heeft kan toepassen in andere situaties) en dat
men meer met werkingsprincipes redeneert en minder gebonden
blijft aan specifieke situaties. Dit soort redeneervermogen is
absoluut noodzakelijk voor ASO en vootgezette studies. Echter,
volgens Piaget, bereikt niet iedereen dit niveau van redeneren en
sommigen alleen op hun eigen specifieke vakgebied.
Praktisch gezien: iemand leert de stelling van Pythagoras van
buiten en kan dat ene oefeningetje uit zijn schrift nadoen. Maar
als er een beetje een andere driehoek wordt gegeven in een beetje
een ander situatie (b.v. een zijde wordt nu voorgesteld door een
boom) dan lukt het niet meer.
Iemand die echter het principe van de stelling van Pythagoras
heeft begrepen, heeft met deze andere situaties geen probleem.
Het is dit vermogen dat zo kenmerkend is voor algemene
intelligentie. Maar het is ook dit vermogen dat wordt aangetast
door een steeds grotere opeenstapeling van misbegrepen
woorden! En door het ophelderen van misbegrepen woorden kan
dit aangetaste vermogen ook weer worden hersteld.
Het lijkt zo te zijn dat er een wisselwerking is tussen intelligentie
en kennis van woordbetekenissen.

_______________________________________________________________________________
24
begrijpend studeren

CHRONISCH

mist

onduidelijke woordbetekenissen uit het verleden

ACUUT

____________________________________________________
fig. : acute – chronische ‘mist’

Bedenk ook een keer hoeveel woorden je in gans je leven ooit al


bent tegen gekomen waarvan je de betekenis niet precies wist.
Door je ouders te horen praten, door te lezen, school,
muziekteksten, reclame, televisie…

Je zou kunnen zeggen:’Ja, maar die ben ik al lang allemaal


vergeten. Die heb ik niet eens allemaal geregistreerd!’.
Nochtans wijzen proeven uit dat veel dingen wel worden
geregistreerd ook al ben je jezelf er niet van bewust. En dat ook
deze registraties je kunnen beïnvloeden!
We hebben eerder in dit boekje gezien welke verschijnselen zich
kunnen voordoen wanneer je een woord tegen komt waarvan je
de betekenis niet goed kent.
In het voorbeeld ‘De kinderen moesten naar huis toen het
deemster kwam.’ hebben we gezegd dat de ideevorming hierdoor
vaag wordt, ‘dat er mist komt opzetten’.
Wanneer we nu aan het studeren zijn en we komen een
onvoldoende begrepen woord tegen dan zitten we onmiddellijk in
een mistbank. We hebben te maken met acute verschijnselen.
Maar wat nu met al die woorden uit het verleden die we niet goed
hebben begrepen? Welnu deze zorgen meer voor een lichte, altijd
aanwezige mist. We hebben meer te maken met een chronische
_______________________________________________________________________________
25
begrijpend studeren

situatie . Wanneer we zeggen dat door het werken aan deze


woordbetekenissen onze intelligentie weer verbetert kunnen we
dit in onze metafoor omschrijven als ‘de steeds aanwezige mist
die beetje bij beetje optrekt’.

Belangrijk bij dit alles is dat je op een stapsgewijze manier


tewerk gaat. Je kunt niet in een keer alle woorden perfect kennen.

_______________________________________________________________________________
26
begrijpend studeren

tips
Betreffende woordbetekenissen

• Het gebrek aan kennis van woordbetekenissen is een


enorm zwaar onderschat probleem in het onderwijs .
De meeste leerkrachten zullen niet tegenspreken dat je
moet weten wat een woord wil zeggen. Dat lijkt nogal
evident. Maar weinigen beseffen hoe gebrekkig de
woordkennis van leerlingen is en hoe dramatisch de
gevolgen hiervan zijn. Maar de meeste volwassenen,
leerkrachten incluis, beseffen ook niet hoezeer zij zelf met
dit probleem kampen.

• Wanneer je studeert moet je alert worden voor


onvoldoende gekende woordbetekenissen . Je moet leren
opmerken wanneer je een woord tegenkomt dat je niet
begrijpt. Vooraleer je verder gaat moet je dit woord dan
opzoeken en ophelderen. Doorgaans gebruik je hiervoor
een woordenboek. Soms wordt een nieuw woord gewoon
in je handboek gedefinieerd. Je kan ook vragen of iemand
(ouder,leerkracht) je uitlegt wat een bepaald woord wil
zeggen.

• Je kan in je boek of schrift alle ‘moeilijke’ woorden


markeren. Daarna kan je ze opzoeken en ophelderen. In de
klas heb je immers niet altijd de gelegenheid.

• Wanneer een leerkracht in de klas bij het geven van een


uitleg een woord gebruikt dat je niet begrijpt kan je
onmiddellijk vragen of hij wil zeggen wat dat woord
betekent (9 kansen op 10 begrijpen je medeleerlingen dat
woord ook niet volledig!).

• Wanneer je twijfelt over een woordbetekenis kan je altijd


met een woordenboek verifiëren of je juist zit. Misschien
heb je het inderdaad juist begrepen en hoef je op dat woord
verder geen aandacht te hebben. Maar het kan ook zijn dat
je nog een andere definitie vindt die je niet kent en die van
toepassing is.
_______________________________________________________________________________
27
begrijpend studeren

• Wanneer je als ouder je kind moet uithelpen of overhoren,


kan je aandacht besteden aan woordbetekenissen.
Je vraagt : ‘Wat is de betekenis van het woord _______ ?’
of ‘leg mij eens met je eigen woorden uit wat _________
betekent?’ en ‘Kan je hier eens een voorbeeld van geven?’
Wanneer het duidelijk is dat het woord niet voldoende
gekend is moet het verder worden opgehelderd. Het maken
van voldoende zinnen met dat woord is hier van groot
belang. Je vraagt niet ‘Heb je een woord niet begrepen?’
Meestal zal het antwoord gewoon ‘nee’ zijn ook al staan er
op één pagina een stuk of tien!

• Als leerkracht kan je tijdens het uitleggen van begrippen


veel aandacht besteden aan woordbetekenissen. Te vaak
wordt ervan uitgegaan dat gebruikte termen en woorden
wel gekend zijn.

• Als een leerling in de klas vraagt: ‘Kunt u dat nog eens


uitleggen?’ dan krijgt hij meestal een uitleg met gebruik
van dezelfde onbegrepen termen en woorden met als
resultaat dat de leerling het nog steeds niet begrijpt. Maar
om niet af te gaan bij de medeleerlingen volgt er dan een
vaag gemompel dat moet indiceren dat het nu wel
begrepen is. Na enige ervaring hiermee kan je meestal wel
snel achterhalen welke woorden problemen opleveren. Bij
‘ontbinden in factoren’ (wisk.) bv. weten zeer veel
leerlingen niet exact te zeggen wat een ‘factor’ is.
Bijgevolg weten ze ook niet waar ze eigenlijk mee bezig
zijn. De gemiddelde definitie van ‘ontbinden in factoren’
wordt dan zoiets als: ‘Is da ni da van met die formulekes?’.

_______________________________________________________________________________
28
begrijpend studeren

oefening

Lees een artikel in een tijdschrift of krant. Duid alle woorden aan
die je niet voldoende begrijpt of waar je enige twijfel over hebt of
je ze wel juist begrijpt.
Zoek ze op in een woordenboek en maak er zinnen mee totdat ze
opgehelderd zijn.
Lees het artikel nu terug.
Met deze oefening willen we drie dingen bereiken.
• Ten eerste moet je leren op te merken dat er woorden zijn
die je niet voldoende begrijpt.
• Ten tweede moet je leren woorden op te helderen.
• Ten derde moet je ervaren dat het nuttig is dit te doen
omdat je daarna de tekst beter begrijpt en gemakkelijker
kan onthouden.

_______________________________________________________________________________
29
begrijpend studeren

voorbeelden

Onvoldoende begrepen woorden uit de praktijk

Er was eens een student die een vraagstuk van fysica niet kon
oplossen. Het ging over snelheid en afstand enzo: ‘Speedy-
Gonzalez reed met een supersonische auto enz… Kan Speedy op
tijd aankomen?’ (of iets dergelijks).
Het vraagstuk leek mij niet al te moeilijk maar toch was het
onmogelijk voor deze student.
Ik vroeg eerst of er een woord was dat hij niet begreep. Dat was
absoluut niet het geval zei hij. Toen vroeg ik of hij wist wat
‘supersonisch’ wilde zeggen. Jaja, dat wist hij wel. Toch bleef ik
achterdochtig. Toen vroeg ik:’Wat wil supersonisch zeggen?’.
‘Oh, dat wil zeggen dat het keinijg is en alleen maar in uw
verbeelding bestaat en niet in het echt.’ was het antwoord. ‘Aha’
Zei ik. ‘En hoe kom je daarbij?’ ‘Ik ken dat van de tekenfilmpjes
dus bestaat het niet in het echt en die supersonische dingen zijn
dan altijd keinijg.’
Toen mocht hij het woord opzoeken in een woordenboek.
Supersonisch wil zeggen ‘sneller dan het geluid’. En dit was
natuurlijk een belangrijk gegeven voor het oplossen van het
vraagstuk. Ook onze student vond het nu niet zo moeilijk meer.

Een leerlinge moest een vraagstuk oplossen over goniometrie


(hoekmeetkunde).
‘Er staat een toren op een heuvel. Vanop een afstand kijkt Jantje
naar deze toren en ziet de toren ‘onder een hoek’ van 35°. enz.
Hoe hoog is deze toren?’
Dit vraagstuk was onmogelijk. Dat lag aan het slechte karakter
van de leraar. Verwacht werd dat ik begrip zou opbrengen voor
dit grote onrecht. Er was een gegeven te weinig. Dit vraagstuk
kon gewoon niet opgelost worden.
Een onvoldoende begrepen woord? Hier stonden niet echt
‘moeilijke’ woorden in. En toch was er eentje onvoldoende
begrepen: het woordje ’onder’. Het werd gebruikt in de
uitdrukking ‘iets onder een hoek zien’. Aan de tekening die zij
maakte kon ik zien dat dit onvoldoende begrepen was.

_______________________________________________________________________________
30
begrijpend studeren

fout (wat de leerlinge tekende)

juist : ‘de toren onder een hoek


van 35° zien’

Nadat dit was opgehelderd bleek het om een eenvoudige


oefening te gaan.
Nota: Je kunt in een woordenboek bij ‘hoek’ zoeken. Dan vind je
bv. ‘Die twee lijnen snijden elkaar ‘onder’ een hoek van 45°.’ Je
kunt ook het woordje ‘onder’ opzoeken. Op de eerste schets is
het duidelijk dat de toren en de heuvel ‘onder’ de hoek vallen en
op de tweede schets de toren alleen.

Een leerling had problemen met het vereenvoudigen van


breuken. Bv. 25/100 kon hij niet verder vereenvoudigen. De
woordbetekenis van ‘vereenvoudigen’ bleek hier het probleem.
Bij ‘vereenvoudigen’ is het de idee dat je de noemer zo klein
mogelijk maakt. Bv. 25/100 = 1/4 . Waarom kon hij dat niet?
Vereenvoudigen betekende voor hem ‘zo maken dat het zo
makkelijk mogelijk is een idee te vormen van hoe groot het stuk
is’. En hij vond 25/100 makkelijker te vatten dan 1/4.

_______________________________________________________________________________
31
begrijpend studeren

opmerkingen
Over het ophelderen van woorden en het gebruik van
woordenboeken.

• In een woordenboek wordt een woord gedefiniëerd. Dat


wil zeggen dat er staat uitgelegd wat het woord
betekent.Verder kunnen er nog o.a. voorbeelden en
synoniemen in staan.

• De bedoeling van de definitie in een woordenboek is dat je


begrijpt wat het woord wil zeggen. Ik heb regelmatig
leerlingen die een woord moesten opzoeken het laten
opzoeken in een reeks verschillende woordenboeken. Dan
stelde ik hen de vraag welke definitie ze het best begrepen.
Steevast was het antwoord ‘van Dale basiswoordenboek’.
Dit woordenboek wil ik dan ook aanraden aan elke ouder
en leerling. De naam ‘basiswoordenboek’ vind ik heel
geschikt. Ik gebruik dit zelfs nog als basiswoordenboek
voor universitairen.

• Verder is het nog wel nodig een dikker woordenboek bij de


hand te hebben. Veel moeilijke woorden staan niet in het
basiswoordenboek.

• Sommige woorden staan wel gedefiniëerd in het


basiswoordenboek maar net iets te eenvoudig voor
bepaalde situaties. Een dikker woordenboek geeft dan een
uitgebreidere uitleg die wel nodig is om de tekst waarin het
woord gebruikt is te begrijpen.

• Het referentiewerk is natuurlijk de driedelige ‘Dikke van


Dale’. Maar ik ken echter bijzonder weinig studenten die
het taalkundig niveau van dit woordenboek aankunnen.

• In sommige zakwoordenboekjes wordt teveel gebruik


gemaakt van enkel synoniemen. Bv. je zoekt moraal op en
je vindt als ‘definitie’: ethiek. Als je dan ethiek opzoekt
vind je ‘moraal’.

_______________________________________________________________________________
32
begrijpend studeren

• Veel mensen hebben ook de idee dat een synoniem


uitsluitend een ander woord met exact dezelfde betekenis
is. Dit is niet helemaal juist. In de van Dale vindt men:
‘(vrijwel) gelijkbetekenend, woord dat dezelfde of
ongeveer gelijke betekenis heeft als een ander of meer
andere woorden…echte synoniemen zijn zeldzaam: bijna
altijd is er een verschil in gevoelswaarde of
gebruikssfeer…’

• Bv.: reusachtig en onmetelijk. Je kunt van een


wolkenkrabber zeggen dat hij reusachtig is maar niet echt
dat hij onmetelijk is. Van het heelal kan je zeggen dat het
onmetelijk is. Maar als je zegt dat het reusachtig is heb je
niet hetzelfde gezegd.

• Om een woord grondig te leren kennen is het interessant


het met synoniemen te vergelijken. Sommige grotere
woordenboeken geven dan ook een overzicht van
synoniemen en de gebruiken ervan.

• Je moet een woord ophelderen totdat je het eigenlijke


woord echt kent en het niet zomaar vervangen door een
synoniem met een (licht) afwijkende betekenis.

• De conclusie is dat zakwoordenboekjes niet altijd geschikt


zijn. Nochtans worden deze dikwijls aangeraden door de
scholen.

• Het kan ook zijn dat er in de definitie van een onvoldoende


begrepen woord op zich ook weer een woord staat dat je
niet kent. Hierdoor zal je de definitie niet volledig kunnen
begrijpen. Dit onbegrepen woord moet dan ook eerst
opgehelderd worden. De kans bestaat dat in deze definitie
er ook weer een woord staat dat je niet begrijpt… Je zult
dan een eenvoudiger woordenboek moeten gebruiken
opdat je niet in lange woordketens terecht zou komen.

• De bedoeling is dat je stap voor stap je woordkennis


verbetert.

_______________________________________________________________________________
33
begrijpend studeren

BEGRIJPEN EN DE TASTBARE WERELD


INLEIDING

Er is een verband tussen ideeën en de tastbare wereld. Deze


relatie is echter niet altijd even duidelijk. Op de aard van deze
relatie en hoe je hiermee in de problemen kan komen zullen we
in het volgende dieper ingaan.

HOE VERWERVEN WIJ KENNIS?

Hoe verwerven wij kennis? Even los van een schoolse situatie.
Rationalisten (o.a. Renée Descartes) zeggen dat we reeds bij de
geboorte kennis hebben. Dat we die met ons verstand (ratio)
kunnen opbouwen, dat dit ware kennis is en dat we die daarna
kunnen vertalen naar de buitenwereld toe. Door de juiste
interpretatie van deze kennis kunnen we ze aanpassen aan wat we
proefondervindelijk waarnemen in de wereld om ons heen.
Empiristen daarentegen zeggen dat alle kennis tot ons komt via
de ervaring, via waarneming met de zintuigen (o.a. Françis
Bacon). We worden geboren met een ‘tabula rasa’ (schone lei of
onbeschreven blad). Gebaseerd op die waarneming gaan we
kennis opbouwen (b.v. een steen die je loslaat valt).
Hoe het nu precies allemaal zit, daar zijn dikke boeken over
geschreven. Misschien ligt de waarheid wel ergens in het midden.
Wat we wel redelijk zeker weten is dat we de wereld om ons
heen kunnen waarnemen met onze zintuigen. Met onze ogen
kunnen we iets zien, met onze handen kunnen we iets voelen etc.
Maar we kunnen dit slechts binnen een beperkt bereik. Heel
kleine dingen kunnen we met het blote oog niet zien of met onze
handen niet voelen.
Om dit te verhelpen kunnen we een verlengstuk maken voor ons
lichaam: een vergrootglas of een microscoop om heel kleine
dingen te zien.
Dingen die buiten ons waarnemingsspectrum vallen, trachten we
met hulpmiddelen weer binnen ons ‘gezichtsveld’ te krijgen. Van
zodra het waar te nemen object (getransformeerd) binnen ons
gezichtsveld is gebracht, kunnen we ons er weer iets bij
voorstellen.

_______________________________________________________________________________
34
begrijpend studeren

atoom meetapparatuu scherm

? transformatie

___________________________________________________
fig. : relatie idee - werkelijkheid

De dingen die we ons het makkelijkste kunnen voorstellen en


begrijpen zijn zaken die makkelijk binnen het bereik van onze
zintuigen vallen en die we ook al uitgebreid hebben kunnen
waarnemen. Een poes b.v. heb je al gezien, gevoeld, gehoord,
geroken…
Zoals reeds gezegd, dingen die buiten bereik van onze zintuigen
vallen, zijn voor ons moeilijk voor te stellen.
De temperatuur meet je met een thermometer, een elektrische
spanning met een voltmeter. Met een thermometer kan je geen
spanning meten. Als je niet over het juiste meettoestel beschikt,
kan je van bepaalde verschijnselen uit de wereld om ons heen
geen juist idee vormen, kan je ze ‘niet zien’.
Als mens beschikken wij met ons lichaam over slechts een
beperkt aantal meettoestellen (zintuigen) en dan nog met een erg
beperkt spectrum (b.v. een hond kan hogere tonen horen dan een
mens).
Dit alles wil zeggen dat wij ons wellicht nooit een exact beeld
kunnen vormen van de wereld om ons heen. Hoe die wereld er uit
ziet hangt immers af van met welk instrument je ernaar kijkt. Als
je met het blote oog naar een muur kijkt, lijkt die erg solide. Als
je er met een infraroodkijker naar kijkt is die al heel wat minder
solide, dan kijk je er dwars doorheen.
Er zijn vogels waarvan wij tussen het mannetje en het vrouwtje
geen verschil kunnen zien.
Maar deze vogels zelf hebben andere ogen dan de mensen (ze
hebben 4 kegeltjes i.p.v. 3 zoals bij de mens) en zij kunnen
U.V.straling zien. Op deze wijze zien zij zelf een duidelijk
verschil in de ‘kleur’ van het verenkleed tussen het mannetje en
het vrouwtje!

_______________________________________________________________________________
35
begrijpend studeren

Er zijn slangen die infraroodstraling zien en zij kunnen zo zien


wat militairen met een nachtkijker kunnen zien.
Ook zijn er proeven gedaan waaruit bleek dat dezelfde stimulus
(b.v. mensen die naar hetzelfde kijken) bij verschillende mensen
verschillende neurologische reflexen tot gevolg hadden (dat zij
dezelfde dingen anders zagen).
Hoe stellen wij ons een atoom voor? Nadat het via meettoestellen
een transformatie heeft ondergaan naar iets wat binnen het voor
ons waarneembare bereik valt.
Wat nu de precieze relatie is tussen het echte atoom en het beeld
dat wij er ons van gevormd hebben is nog maar de vraag.
Dus veel voor ons niet waarneembare zaken uit de wereld om ons
heen worden via meetapparatuur omgevormd naar iets dat we wel
met onze zintuigen kunnen waarnemen.

Nu wordt er veel gezegd dat b.v. wiskunde moeilijk is omdat het


over ‘abstracte’ zaken gaat. Wat wil ‘abstract’ of ‘abstraheren’
zeggen? De kernbetekenis is ‘onttrekken aan de materie’. Dus
ideeën die los zijn komen te staan van de materie. Dat maakt dat
ze voor ons moeilijk of niet waarneembaar zijn en dus moeilijk
zijn voor te stellen.
Wat we hier veelal doen is dan gebruik maken van parallelle
vergelijkingen.
Ook al wordt de vergelijking niet expliciet in de tekst gebruikt,
wanneer we ons iets abstracts trachten voor te stellen zullen we
dit toch meestal doen door het te vergelijken met iets dat tastbaar
is. Zo kunnen we ons langetermijngeheugen vergelijken met de
harde schijf van een computer.
Dus wanneer er dingen worden uitgelegd moeten we steeds
concretiseren, ons afvragen waarover het gaat.
Om ideeën meer tastbaar te maken moet je jezelf steeds
vragen stellen als: ‘Wat is dit?, Kan ik hiervan een voorbeeld
of een toepassing vinden?’.
Wanneer we abstracte zaken proberen te begrijpen moeten
we proberen te vergelijken met tastbare zaken met een
gelijkaardige onderliggende idee.

_______________________________________________________________________________
36
begrijpend studeren

Wanneer we teveel met ideeën bezig zijn en die niet kunnen


koppelen aan ervaringen via onze zintuigen, dan komen we in
de problemen. We begrijpen het niet goed en we vertonen
allerlei lichamelijke en mentale reacties (de symptomen van
dit struikelblok).

De symptomen van ‘een verstoorde balans tussen ideeën en


ervaringen’ vind je in de tabel ‘overzicht struikelblokken’.

IDEE VOORWERP

_____________________________________________________________
fig. : evenwicht ideeën - ervaringen

Laten we eens naar het volgende voorbeeldje kijken. We doen


een eenvoudig proefje waarbij we een lampje laten branden met
een batterij.
We zeggen dat er ‘een elektrische stroom vloeit’. Wat is nu die
‘elektrische stroom’ echt? Wel, dat is moeilijk te zeggen. Het
heeft te maken met ‘een beweging van elektronen’. Maar wat zijn
‘elektronen’? Over deze elektronen en de bewegingen ervan zijn
al vele dikke boeken geschreven met heel veel en moeilijke
wiskunde.
Dit zijn eigenlijk verschijnselen die buiten het bereik van onze
zintuigen vallen. We zien wel het lampje branden maar we zien
niet de stroom door de draad vloeien. Een voldoende sterke
stroom zouden we dan wel weer kunnen voelen.
Wat doen we nu om er toch iets van te begrijpen?

_______________________________________________________________________________
37
begrijpend studeren

Elektronen stellen we voor als (vergelijken we met) kleine ronde


bolletjes (met een negatieve lading). En de stroom kunnen we
vergelijken met water dat uit een kraan stroomt. Water dat uit de
kraan stroomt daar hebben we al veel ervaring mee en geen enkel
probleem om ons dat voor te stellen. Kleine bolletjes die door een
buis bewegen kunnen we ons dan ook wel voorstellen. Er wordt
een parallel getrokken tussen stromend water en bewegende
bolletjes met het begrip ‘elektrische stroom’.
We kunnen nu met dit parallelle systeem redeneren en
voorspellingen doen voor de elektrische stroom.
Als je b.v. de waterleiding door zaagt zal er geen water meer uit
de kraan komen. En als je een stroomdraad doorknipt zal je
lampje niet meer branden.
We kunnen nu zeggen dat we elektrische stroom ‘begrijpen‘.
Maar let op! Dit wil nog niet zeggen dat elektrische stroom ook
werkelijk uit bewegende bolletjes bestaat.

Bij het studeren tracht men dus ideeën over iets te verwerven.
Over iets. Je kunt bv. over een auto leren. Het iets waarover je
leert is een auto. Enerzijds heb je de idee (die in je hoofd zit) en
anderzijds heb je het ding zelf: de auto. Bij het studeren moet er
een goede balans zijn tussen ‘de ideeën op zich’ en ‘het kennen
van de tastbare voorwerpen waarover de ideeën gaan’.
Hoe leer je over een paard? Door met paarden om te gaan. Als je
over kastelen wil leren, kan je een kasteel bezoeken. Een leerling
piloot heeft best een vliegtuig bij de hand (anders zou ik niet
graag met hem mee vliegen als hij is afgestudeerd!).
Het is echter niet altijd mogelijk het echte voorwerp bij de hand
te hebben. Je hebt misschien geen auto in het klaslokaal maar je
hebt in het verleden al wel een auto gezien. Je kunt ook een foto
van een auto gebruiken, maar als je op geen enkele wijze tastbaar
kan maken wat een auto is dan wordt het moeilijk ook al krijg je
heel wat uitleg.
Ik kan je vertellen wat een wombat is maar als je er geen foto bij
krijgt zal dit waarschijnlijk niet veel zeggen.

oefening

Zoek even in een woordenboek op wat een wombat is en zoek


daarna een foto op op het Internet.

_______________________________________________________________________________
38
begrijpend studeren

tips

Over ‘hoe dingen tastbaar maken’.

• Hoe je dit struikelblok toepast hangt af van wat je aan


het studeren bent.
• Ben je b.v. met geschiedenis bezig, zorg dan dat je een
wereldbol en een atlas bij de hand hebt.
• Je kunt ook makkelijk op Internet beelden opzoeken. Je
tikt b.v. gewoon ‘Kelten’ en ‘beeldplaatjes’ in. Zo krijg
je al snel een idee van hun kleding, woningen, wapens
etc.
• Ben je met meetkunde bezig, probeer dan tekeningen te
maken of ruimtelijke constructies met papier, latten,
potloden etc. of snij echt figuren uit in oasis of
piepschuim .
• Je kunt ook ruimtelijke figuren in klei boetseren.
• Lego-blokjes kunnen je helpen bij perspectieftekenen of
het begrijpen van chemische formules.

_______________________________________________________________________________
39
begrijpend studeren

BEGRIJPEN EN STAPSGEWIJZE WERKEN

INLEIDING

Het eerste fietsje waarop je ooit hebt gereden was waarschijnlijk


een driewielertje. Daarna had je wellicht een echt fietsje met
zijwieltjes. Dan zonder. Vervolgens een groter fietsje en tenslotte
een ‘echte fiets’.
In het volgende zullen we kijken hoe dit van toepassing is op het
studeren.

STAP VOOR STAP

Ik heb wel eens universiteitsstudenten die langskomen met een


heel dik boek. Van heel dit boek hebben ze niet veel begrepen.
Maar achterin staan een paar uitgebreide oefeningen. Als je alles
hebt begrepen en goed hebt geoefend, dan zou je die oefeningen
moeten kunnen maken.
“Dit soort oefeningen vragen ze op het examen mijnheer. Zou u
deze oefeningen even kunnen uitleggen?...”
Rome is niet op één dag gebouwd. Ook je kennis en kunnen moet
je stapsgewijze opbouwen.
Wanneer men een stap heeft overgeslagen kan men dit herkennen
aan een gevoel van verwarring.
Men probeert bv. een oefening wiskunde uit de reeks nr 11 te
maken (‘want dit moeten we kennen voor het examen’). Je bent
in de war en het lukt je niet.
Deze situatie wordt in de figuur voorgesteld door een hoge en
steile muur. In plaats van steeds te blijven proberen op de hoge
muur te klauteren (wat je niet zal lukken!) moet je een trap
bouwen. Dit zijn de ontbrekende stappen die je hebt
overgeslagen. In je wiskundeboek zijn dit wellicht de oefeningen
1 tot en met 10. Begin bij 1 en maak deze reeks oefeningen totdat
je ze werkelijk kan. Ga dan naar oefening 2 enzovoort.
Uiteindelijk wordt oefening 11 een haalbare stap!

_______________________________________________________________________________
40
begrijpend studeren

_____________________________________________________________
fig. : overgeslagen stappen

______________________________________________________________
fig. : stap voor stap

_______________________________________________________________________________
41
begrijpend studeren

Wat gebeurt er dikwijls tijdens b.v. een les wiskunde? De


leerkracht begint enthousiast les te geven . De linkerkant van het
bord geraakt volgeschreven, het middenbord staat vol
berekeningen. De les is al driekwart voorbij en de leerkracht is op
het rechterbord bezig. Hij heeft stilaan door dat de helft van de
leerlingen er geen jota van begrijpt. “Duid eens aan op het bord
tot waar jullie het nog wel begrijpen…”
Helaas zullen de meeste leerlingen het twintig borden eerder al
niet meer begrepen hebben! Veel leerlingen uit het vijfde en
zesde middelbaar kunnen niet behoorlijk met breuken rekenen,
kunnen niet behoorlijk met machten rekenen enz (en dit zijn echt
niet alleen de zwakke leerlingen).
Veel geleerde begrippen en vaardigheden zijn nodig om latere
leerstof te kunnen begrijpen. Dit is zeker zo bij wiskunde. Maar
dit is b.v. ook zo bij talen. Je zult merken dat leerlingen die in de
problemen komen met Frans een gebrekkige kennis hebben van
de Nederlandse grammatica. Voor fysica heb je dan weer dingen
uit de wiskunde nodig.
Als leerlingen hierover vragen stellen is het antwoord dikwijls:
‘Dat heb je vorig jaar gezien, daar heb ik nu geen tijd voor.’ of
‘Dat is basiskennis, dat moet je wel al kennen hoor jongen!’.
Nochtans als je verder les geeft zonder deze hiaten op te vullen
dan is bij voorbaat alle moeite voor niets geweest!
Ik ben van mening dat veel leerlingen over gaan naar volgende
jaren met veel te gebrekkige kennis van belangrijke
vaardigheden. Ik vind dit heel erg onvriendelijk tegenover deze
leerlingen. Zij komen hierdoor achteraf erg in de problemen.
Wanneer zij dan een jaar of meer verder zijn en het lukt echt niet
meer dan is het nog veel moeilijker om de opgelopen achterstand
weer in te halen. Je kunt toch moeilijk stellen dat iemand die met
veel moeite een 5 haalt op een examen ook maar iets kent van de
leerstof. En als je een week verder bent zal zelf die 5 niet meer
lukken!
Moet je deze leerlingen dan allemaal maar laten zitten? Niet per
se. Je moet er gewoon vroeg genoeg bij zijn om te merken dat
een leerling iets niet onder de knie heeft en iets niet begrepen
heeft. En dan werk je er hard aan om er voor te zorgen dat deze
leerling het wel begrijpt. En daar zou je niet mee moeten
beginnen in het zesde middelbaar maar in het lager onderwijs.
Kost te veel tijd? Niets leert zo snel als ervoor zorgen dat de
voorgaande stappen behoorlijk gekend zijn. Niets is zo

_______________________________________________________________________________
42
begrijpend studeren

verschrikkelijk tijdrovend als proberen les te geven zonder dat de


voorgaande stappen behoorlijk gekend zijn.
Dit zou ook veel leuker zijn voor de collega’s leerkrachten. Wat
is het leuk om les te geven aan leerlingen die alle vereiste
voorkennis behoorlijk onder de knie hebben.
Wanneer een leerling echter echt niet over de nodige capaciteiten
beschikt kan het beter zijn om tijdig van richting te veranderen.

tip

Een goede en succesvolle regel is dat je voor het examen elke


oefening uit het handboek minstens één keer maakt.

Dit is niet zo tijdrovend als het lijkt. In plaats van een uur je
tanden stuk te bijten op een moeilijke oefening die je toch niet
lukt, pas je het struikelblok ‘stap voor stap’ toe. Je begint met de
eenvoudige oefeningen. Je maakt er hiervan dan genoeg totdat je
ze goed en vlot kunt. Dan maak je de volledige volgende reeks
oefeningen. Als je dan op deze wijze een uur bezig bent geweest,
heb je tenminste wel iets geleerd.

_______________________________________________________________________________
43
begrijpend studeren

OVERZICHT STRUIKELBLOKKEN

Stel je bent aan het wandelen in het bos. Op een gegeven moment
ligt er een boom over het bospad. Je besluit een eindje terug te
lopen en een beetje uit te rusten. Daarna ga je weer verder. Maar
wat blijkt? De boom ligt nog steeds over de weg! ‘Natuurlijk!’
denkt u. Toch is het meestal ongeveer zo dat er gestudeerd wordt.
Je zit met je boeken voor je neus en het vlot niet meer: je begrijpt
het niet, voelt je verward, moe, afwezig, misschien lig je wel met
je hoofd op je boeken. Je besluit een pauze te nemen. Een
snoepje, wat drinken. Misschien even op de computer, wat
muziek of een beetje fitness. Daarna ga je weer verder studeren.
Maar je hebt niet de oorzaak van je problemen aangepakt! Al
snel zal je weer met dezelfde verschijnselen zitten! Misschien
probeer je even eerst ‘een ander vak’.
Maar je zou beter meteen over de boomstam klimmen of hem
van het pad sleuren zodat je weer vlot verder kan wandelen.
Kennis van deze ‘struikelblokken’ geven je de kans om op
studiegebied hetzelfde te doen.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van deze struikelblokken.
Het handige is dat elk struikelblok zijn eigen karakteristieke7
symptomen heeft. Gelukkig is er voor elk struikelblok een
oplossing.

Het KENNEN, HERKENNEN en kunnen AANPAKKEN van


deze struikelblokken vormen de sleutel tot het studeren met
begrip.

De tabel kan je gebruiken om vast te stellen met welk specifiek8


struikelblok je op een gegeven moment een probleem hebt. Als je
dit steeds en nauwgezet toepast kan je vlot blijven studeren.
Veel studenten zijn in een situatie verzeild geraakt waar ze met
alle drie de struikelblokken tegelijkertijd een probleem hebben.
Ze hebben een stap overgeslagen. Ze moeten teruggaan naar de
overgeslagen stap en deze oefenen. Er staan ook misbegrepen
woorden in de uitleg over deze stap en zij hebben ook nood aan
het concretiseren9 ervan (waarover gaat dit?, is dit tastbaar?...).
De theorie over deze struikelblokken is niet moeilijk. Het is
vooral een kwestie van DOEN.

7
karakteristiek : waaraan je iemand of iets onmiddellijk herkent
8
specifiek : in bijzonderheden treden; onderscheiden van anderen
9
concreet : gezegd van iets dat je aan kunt raken of dat je kunt zien; tastbaar
_______________________________________________________________________________
44
begrijpend studeren

OVERZICHT STRUIKELBLOKKEN

WOORDEN VOORWERPEN STAP VOOR STAP

SYMPTOMEN SYMPTOMEN SYMPTOMEN

• wezenloos • vervelend voelen in de war voelen


• uitgeput • in elkaar gedrukt
• geeuwen • neergedrukt
• slaperig • duizelig
• afwezig • min of meer gevoelloos
• zenuwachtig • verveeld
• van streek • hoofdpijn
• hekel • raar gevoel in maag
• klagen • last van je ogen
• schuld geven • niet opschieten
• weg lopen
• niet meer willen
studeren
• van buiten leren
• niet kunnen gebruiken

OPLOSSING OPLOSSING OPLOSSING

• woorden ophelderen • voorwerpen Vind de overgeslagen stap


• foto’s : de stap waar je mee
• tekeningen bezig was voordat je je
• kaarten verward begon te voelen,
• schema’s werk hieraan totdat je deze
• grafieken stap volledig onder de
knie hebt.
• encyclopedie
• internet
• boetseren
• knutselen
• proefjes

Fysiologische en mentale reacties (symptomen) ontleend aan Hubbard.

_______________________________________________________________________________
45
begrijpend studeren

LEERSTOORNISSEN

Vroeger toen je naar school ging ‘kon je volgen of kon je niet


volgen’, toen ‘was je slim of was je niet slim’ en daar was de
kous mee af.
Tegenwoordig zijn er meer mogelijkheden en is er meer
ondersteuning. De psychologisering van het onderwijs heeft
geleid tot het hanteren van terminologie i.v.m. een heel scala aan
leerstoornissen en syndromen zoals daar zijn: dyslexie,
dyscalculie, NLD, syndroom van asperger, andere syndromen in
het autistische spectrum, hoogbegaafdheid etc.
Wanneer er leer- of andere problemen zijn, kan een leerling
doorverwezen worden, getest en onderzocht worden en dan b.v.
gediagnosticeerd worden als dyslectisch. Hierop gebaseerd volgt
een aanbeveling over hoe je als leerling ondersteund en
aangepakt kan worden.

Wat is nu de relatie tussen deze leerstoornissen en het principe


van de struikelblokken bij studie?
In het voorgaande is gezegd dat ‘Het kennen, herkennen en
kunnen aanpakken van deze struikelblokken de sleutel vormen
tot het studeren met begrip.’.
Dit principe geldt voor iedereen, ongeacht de diagnose van
bepaalde leerstoornissen of syndromen.

Een goede en vlotte student moet een woordbetekenis die hij niet
kent ophelderen opdat hij een tekst goed zou begrijpen. Ook een
leerling met dyslexie moet dit doen. Maar een leerling met
dyslexie zal hier meer problemen mee hebben en er zeker meer
hulp bij kunnen gebruiken. Voor een leerling met dyslexie is dit
een groter struikelblok maar het principe blijft hetzelfde.

Bij het concretiseren moet een leerling zich afvragen waarover


het gaat. Er wordt in een uitleg dikwijls gebruik gemaakt van
metaforen (zoals het vb. met de elektrische stroom en het
stromend water). Mensen met het syndroom van Asperger
hebben het vaak moeilijker om metaforen te begrijpen. Maar om
iets goed te begrijpen zullen ook zij een verband moeten leggen
tussen de gedachte en het voorwerp waarover de gedachte gaat.

_______________________________________________________________________________
46
begrijpend studeren

De slimme student zal niet zo makkelijk een stap overslaan.


Mensen met leerstoornissen zullen hier sneller mee in de
problemen komen. Maar ook hier blijft het principe hetzelfde. Je
kijkt of de student verward is en dus of hij een stap heeft
overgeslagen. De werking van het struikelblok is algemeen
geldend ongeacht de leerstoornissen.
Het toepassen van het principe van de struikelblokken zal bij
leerlingen met leerstoornissen wel meer vaardigheid, inspanning
en geduld vergen.

_______________________________________________________________________________
47
begrijpend studeren

ONTHOUDEN

INLEIDING
Stap twee in ‘de stappen van een leerproces’ is onthouden. Nadat
je iets hebt begrepen, is het van belang dat je het nog kan
onthouden. Dit heeft uiteraard met de werking van het geheugen
te maken. De volgende paragrafen beschrijven op eenvoudige
wijze de structuur en de werking van het geheugen en geven
enkele handige methoden weer om dingen beter te kunnen
onthouden.

HET GEHEUGEN
INLEIDING

Hoe het geheugen precies werkt weet eigenlijk niemand. Ligt


informatie opgeslagen op het niveau van chemische deeltjes in
onze hersenen of vormen de hersenen eerder een soort interface
naar een fijner energetisch niveau van gegevensopslag? Op welke
wijze wordt er dan een ‘geheugenspoor’ gevormd op chemisch
niveau? Of hoe zou deze interface dan werken? Allemaal erg
interessante vragen maar wij beperken ons tot een eenvoudig
model dat voor ons doel voldoende inzicht verschaft.

BASISSTRUCTUUR VAN HET GEHEUGEN

_________________________________________________________________________________
fig. : geheugen

_______________________________________________________________________________
48
begrijpend studeren

Nieuwe informatie die we leren zullen we opslaan in ons


geheugen. Later zullen we die uit ons geheugen kunnen oproepen
om weer te gebruiken. In een vereenvoudigde weergave kan je
het geheugen opdelen in twee delen. Een kortetermijngeheugen
(KTG) en een langetermijngeheugen (LTG). Nieuwe informatie
komt eerst in het kortetermijngeheugen terecht. Dit geheugen
heeft een beperkte capaciteit10 en kan de informatie slechts een
korte tijd vasthouden. Daarom moet de informatie verder
verwerkt worden om in het langetermijngeheugen terecht te
komen, zoniet dan wordt de informatie vergeten.
Je kunt de volgende proef doen: laat iemand een twintigtal
woorden voorlezen (bv. : fles, boom, huis,…) en luister er
gewoon naar. Schrijf daarna de woorden op die je nog weet. Dit
zullen er minder dan 10 zijn. En ook deze zal je snel weer
vergeten. Als je er meer onthoudt zal je toch al een
informatieverwerkingsstrategie11 toegepast hebben (bv. beelden
vormen van de genoemde voorwerpen) waardoor de informatie in
het langetermijngeheugen is terecht gekomen.
Je kunt ook een keer herinneringen oproepen van lang geleden.
Dit zijn herinneringen uit het langetermijngeheugen. De
overdracht naar het langetermijngeheugen is dus erg belangrijk.
Volgende figuur geeft deze situatie schematisch weer.

10
capaciteit : maximale hoeveelheid of maximale kracht
11
strategie : manier waarop je te werk gaat om je doel te bereiken
_______________________________________________________________________________
49
begrijpend studeren

SCHEMATISCHE VOORSTELLING

GEHEUGEN

OVERDRACHT

KTG : LTG :
KORTETERMIJNGEHEUGEN LANGETERMIJNGEHEUGEN
• weinig capaciteit • veel capaciteit
• snel vergeten • lang onthouden

OVERDRACHT NAAR LTG

INLEIDING

We hebben al vermeld dat om gegevens van het


kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen te krijgen
men ‘verwerkingsstrategieën’ kan toepassen. Van belang is dus
te weten welke de meest efficiënte12 methoden zijn om deze
informatieoverdracht te bewerkstelligen. In de volgende
paragrafen zullen we hier iets dieper op ingaan.

BEGRIP

De mate van begrip is bij de overgang naar het LTG een zeer
belangrijke factor13! Hoe beter je de leerstof begrijpt hoe
makkelijker de informatie in het langetermijngeheugen terecht
komt.

12
efficiënt : snel en met zoveel mogelijk resultaat
13
factor : omstandigheid of medeoorzaak waardoor iets tot stand komt of gebeurt
_______________________________________________________________________________
50
begrijpend studeren

We weten reeds dat woordbetekenissen een cruciale rol spelen


om iets te kunnen begrijpen. Maar je kunt ook nagaan dat
paragrafen met onopgehelderde woorden niet goed onthouden
worden. Het lijkt er wel op dat zo’n onvoldoende begrepen
woord als een ‘delete-knop’ functioneert.
Wanneer je eenmaal iets hebt begrepen, is de belangrijkste stap
reeds gezet.

VERDER VERWERKEN

De eerste stap is dus ‘begrijpen’. De informatie daarna ‘verder


verwerken’ is nog steeds erg nuttig.
Deze verwerkingsstrategieën zijn gebaseerd op het principe van
‘het aanpassen van de informatie aan de wijze waarop het
geheugen werkt’.
Wat betreft de werking van het geheugen zijn er een drietal
belangrijke aspecten: structuur, een visueel aspect en een
verbaal aspect.
Gegevens worden beter onthouden naarmate er bij de
verwerking meerdere van deze aspecten aan bod komen.

STRUCTUREREN
INLEIDING

‘Structuur’ is de manier waarop iets is opgebouwd en het


verband tussen de delen waaruit het bestaat.
Structuur is een belangrijk aspect van de werking van het
geheugen. Hoe we dit kunnen gebruiken zullen we nu nader
bekijken.

REFERENTIEKADER EN HULPSTRUCTUUR

Bij het leren door de jaren heen wordt er in het geheugen een
kennisstructuur opgebouwd. Deze gaat fungeren als
referentiekader.
Dit is dus het geheel van alles wat we geleerd hebben (en nog
weten) en de orde die we hier (onbewust) in hebben aangebracht.
Bij het leren van nieuwe dingen gaan we dus hiermee vergelijken
(naar deze kennis en orde ‘refereren’).
_______________________________________________________________________________
51
begrijpend studeren

Er wordt op verschillende manieren orde gebracht in de


opgedane kennis.
Bv. door te sorteren: fruit bij elkaar, kledij bij elkaar etc.
Of door functioneel te sorteren: benzine hoort bij auto, hoort bij
autoweg, hoort bij tankstation etc.
Als je nu een nieuw gegeven wil opslaan bv. het fruit ‘kiwi’ dan
zal dit bijgeplaatst worden in het referentiekader in het vakje van
het fruit. Of als je ‘benzinepomp’ moet verwerken dan zal deze in
verband gebracht kunnen worden met autorijden en tanken.
Je kunt nieuwe gegevens dus definiëren en structureren om ze in
het bestaande referentiekader te laten passen. Dit kan je b.v. doen
met behulp van een ‘schema’.
Je kunt ‘structuur’ ook nog op een andere manier gebruiken.
Je kunt losstaande gegevens ook structureren, niet om in het
bestaande referentiekader te laten passen, maar enkel omdat
losstaande gegevens geënt op een structuur eenvoudigweg
makkelijker onthouden.
Dit is de ‘hulpstructuur’ uit het volgende overzichtsschema.
Voorbeelden hiervan zijn het ‘verhaal’ en de ‘methode der loci’.

_______________________________________________________________________________
52
begrijpend studeren

SCHEMATISCHE VOORSTELLING

STRUCTUREREN

REFERENTIEKADER HULPSTRUCTUUR
kennisstructuur

een gegeven een gegeven

definiëren
plaatsen in hulpstructuur

plaatsen in referentiekader

• schema • verhaal
• verbanden leggen • methode der loci
• definiëren • plaatje

SCHEMA

De meest gekende strategie is een schema maken. Zie


bijvoorbeeld het schema van het geheugen of de tabel ‘overzicht
struikelblokken’ in deze tekst.
Wanneer je gegevens verwerkt, zal het geheugen dus automatisch
en onbewust structuur trachten aan te brengen. Wanneer je bij het
opdoen van nieuwe kennis steeds actief werkt aan het
structureren (door te ordenen, schema’s te maken, verbanden te
leggen etc.) zal deze kennis makkelijkler onthouden worden. Het
zal op termijn ook de basiskennisstructuur in het geheugen ten
goede komen: deze zal duidelijker en ordelijker worden.
Bij het maken van schema’s moet je vooral nauwgezet14 te werk
gaan. Je moet structuur en verbanden onderzoeken.

14
nauwgezet : nauwkeurig, precies
_______________________________________________________________________________
53
begrijpend studeren

ORIENTEREN

Oriënteren wil zeggen ‘bepalen op welke plaats je bent, de juiste


richting zoeken’.
In het voorgaande is gezegd dat, wanneer we nieuwe kennis
opdoen, we deze onbewust en automatisch gaan ordenen en
bijplaatsen in onze kennisstructuur. Van belang hierbij was
woorden goed te definiëren, schema’s maken en verbanden
zoeken. Maar dit alles zal veel makkelijker gaan wanneer we
goed georiënteerd zijn!
Stel er wordt iets gezegd over een winkeltje aan het kerkplein
maar je hebt geen idee of het over het kerkje van Ekeren-donk
gaat of over de kathedraal van Antwerpen.
Bij het studeren gebeurt er iets gelijkaardigs. Je probeert een
oefening te maken ‘zoals die op het bord gemaakt is’ maar je
hebt eigenlijk geen idee waar je mee bezig bent. Je bent helemaal
niet georiënteerd!
Als je een kaart leest, kan je ‘in- en uitzoomen’. Je kunt kijken
naar het kerkplein en een paar straten eromheen of je kan
uitzoomen en naar een kaart van de provincie Antwerpen kijken.
Dit kan je zo mooi doen met google-earth. Eerst heb je de hele
wereld in beeld en je zoomt in tot je nog net je eigen huis ziet.

google-earth

____________________________________________________
fig. : zoomfunctie google-earth

_______________________________________________________________________________
54
begrijpend studeren

Als je de kamer binnen komt en google-earth staat ingezoomd op


een kerkpleintje, dan heb je wellicht geen idee waar het is. Dan
moet je eerst weer uitzoomen tot je iets herkent. Pas als je een
ruimer overzicht hebt kan je zien waar je bent. Dan kan je weer
inzoomen en meer gedetailleerd gaan kijken.
Bij het studeren is er een gelijkaardig mechanisme. Zoals gezegd,
de meeste studenten hebben eigenlijk geen flauw idee van waar
ze mee bezig zijn, van ‘waar ze zijn’. Zij zouden zich eerst
moeten oriënteren.

woord
zin
paragraaf
hoofdstuk
boek
vak

____________________________________________________
fig. : zoomfunctie bij studie

Helemaal ingezoomd komen we uit bij een woordbetekenis,


helemaal uitgezoomd bij een ‘vak’.
De meeste leerlingen (en leerkrachten) hun zoomfunctie lijkt
vast te zitten ergens tussen ‘paragraaf’ en ‘hoofdstuk’.
Veelal wordt een les begonnen met: ‘Wiskunde, boek pagina
zoveel’ en dan verschijnt er een formule of stelling op het bord
en een bewijs met een hoop symbolen.
De meeste leerlingen weten gewoon niet waar ze zijn en voelen
zich helemaal verdwaald.
Het zou goed zijn een verhaal te vertellen over wat wiskunde is
en hoe je bijvoorbeeld bij meetkunde uitkomt (en waarvoor dit

_______________________________________________________________________________
55
begrijpend studeren

dan nu nog wordt gebruikt). Mijns inziens wordt hier veel te


weinig aandacht aan besteed.
Leerkrachten zouden hier veel aan kunnen doen. Dit hoeft niet
allemaal zo uiterst nauwkeurig en gedetailleerd te zijn want het
doel is alleen dat de leerling georiënteerd wordt.

Oriëntatie zou je kunnen bereiken met b.v. het volgende


verhaaltje:

WAT IS WISKUNDE?

Wat is wiskunde? In dit woordje zit ‘wis’ en ‘kunde’. ‘kunde’


Kennen we meestal wel en wil zeggen: ‘vaardigheid, iets
kunnen’. Wat wil ‘wis’ zeggen? Wil dit ‘rekenen’ zeggen of zo?
Als we de herkomst van ‘wis’ opzoeken komen we uit bij de
betekenissen ‘zeker, wijs, het weten’. B.v. ‘een gewisse dood
sterven’ wil zeggen ‘een zekere dood sterven’ en ‘iets in het
ongewisse laten’ wil ‘iets dat onzeker blijft’ zeggen. Het
Engelse woordje ‘wise’ is ook van dezelfde herkomst. Dus
wiskunde zou moeten gaan over ‘wijsheidkunde’ of ‘hoe iets
(zeker) te weten’.
Kunnen we ons hier iets bij voorstellen?
Laten we eens terugdenken aan de Grieken, Pythagoras of zo, of
nog vroeger terug.
Hoe leefden de mensen toen? Wat wisten ze toen?
Hadden zij computers of GSM’s? Nee dus.
Hadden zij auto’s of vliegtuigen? Nee dus.
Wat hadden ze wel? Eten, kledij, huizen, paarden etc.
Wat wisten ze toen van de wereld? Tot in de middeleeuwen
heerste er een Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld gebaseerd op
gezond verstand en waarneming met de zintuigen.
Als je door de velden loopt en je ziet de zon opkomen en
ondergaan, is het nog zo gek niet dat je denkt dat de aarde een
platte schijf is en dat de zon rond de aarde draait. Dat is immers
wat je met je eigen ogen ziet!
Nu, de meeste mensen waren gewoon bezig met te overleven:
werken, voor eten zorgen, kindjes maken en grootbrengen…
Sommigen vroegen zich ook af hoe de wereld in elkaar stak. Stel
dat je wilt beschrijven hoe de zon om de aarde draait. En hoe het
zit met de maan enz. Het gebruik van de meetkundige figuur ‘de
cirkel’ is dan wel erg handig. Met behulp van deze figuur kan je
_______________________________________________________________________________
56
begrijpend studeren

dingen uit de echte wereld beschrijven. Als je wist hoe deze


dingen in elkaar staken en je kon deze op een nauwkeurige
manier beschrijven, dan kan je dit bv. ook proberen te gebruiken
om te navigeren. Zo belanden we algauw weer bij meetkunde.
Driehoeksmeetkunde.
Laten we nu eens naar de stelling van Pythagoras kijken…

Je zou ook het aspect van ‘weten’ en ‘zekerheid’ kunnen


benadrukken en kijken hoe een wiskundig systeem is opgebouwd
met axioma’s en stellingen en logica.
Een dergelijk verhaaltje hoeft natuurlijk geen monoloog te zijn.
Leerlingen moeten zich echt proberen in te beelden wat mensen
vroeger wisten. Je kunt daar vragen over stellen die ze echt
moeten beantwoorden. De bedoeling is dat er communicatie is
met de leerlingen en dat er niet over hun hoofden heen wordt
gepraat. En zo’n verhaaltje moet natuurlijk op maat gesneden zijn
voor de leerlingen, het moet een beetje op hun niveau zijn.
En het moet natuurlijk uiteindelijk uitkomen bij hetgeen waar les
over gegeven gaat worden.

Met een beetje creativiteit en opzoekwerk zou elke leerkracht zijn


leerlingen beter kunnen oriënteren.
Ook leerlingen moeten natuurlijk zelf de oriënteringsvraag
(durven) stellen.
En als de leerkracht geen pasklaar antwoord weet kunnen ze nog
altijd samen ernaar op zoek gaan!

VERHAAL

Een handige en leuke manier om te structureren is een verhaal


vormen. Bepaal de te onthouden gegevens en brei er een
verhaaltje rond. Dit verhaaltje valt makkelijker te onthouden dan
de losstaande gegevens.

LOCI

Hier gebruik je een bestaande structuur die je goed kent bv. het
huis waarin je woont. Je vormt een vaste opeenvolging van alle
kamers (plaatsen = loci). Je gaat nu het lijstje te onthouden
woorden in deze structuur plaatsen. Bv. een boodschappenlijstje
: bananen,aardbeien,… Je vormt een visuele voorstelling van
_______________________________________________________________________________
57
begrijpend studeren

‘bananen’ in de eerste kamer. Bv. de inkomhal waarin een


kapstok staat met haken van bananen. Daarna de woonkamer: een
hoop aardbeien in de zetel. Om de woorden te herinneren, volg je
de vaste route door het huis: eerst de inkomhal (oh ja:’kapstok
met bananen’), dan de woonkamer etc. Door de vaste structuur en
de visuele voorstellingen zullen de woorden makkelijker
onthouden en weer opgeroepen kunnen worden.

VISUALISEREN

Je kunt ook een visueel15 verhaaltje of plaatje vormen. Wanneer


je de woorden ‘ boom, tafel, glas, stoel, auto’ moet onthouden,
kan je eenvoudig een plaatje vormen waar al deze voorwerpen
samen in voorkomen. Om de woorden weer op te roepen ‘kijk’ je
gewoon naar het plaatje.
Laten we eens een praktisch voorbeeldje geven. Bij nogal wat
zaken moet je ‘eigenschappen’ of ‘belangrijke punten’
onthouden.
Een leerlinge moest bij geschiedenis een keer onthouden dat een
volledige wapenuitrusting van een ridder evenveel kostte als de
jaaropbrengst van een stuk landbouwgrond zo groot als een
voetbalveld of iets dergelijks.
Zij visualiseerde dit door een ridder in wapenuitrusting die
voetbal speelde op een voetbalveld begroeid met kroppen sla.

Bij de verhaaltjes en de visualisatietechnieken is fantasie vooral


erg belangrijk.

VERBALISEREN

Hierbij ga je je ideeën trachten met je eigen woorden te vertellen.


Let op dit is niet gemakkelijk en dit hangt erg af van hoe goed je
begrip is.
Verbaliseren (iets onder woorden brengen) is om verschillende
redenen belangrijk.
Ten eerste omdat het een aspect is van de werking van het
geheugen (zie par. ‘inleiding overdracht naar LTG’).
Ten tweede omdat het iets is dat je praktisch moet kunnen voor
een examen of een ondervraging. Als je op een examen iets moet

15
visueel : gezegd van iets dat met zien of met het gebruik van je ogen te maken heeft
_______________________________________________________________________________
58
begrijpend studeren

verwoorden, dan moet je deze activiteit ‘iets verwoorden’ ook


vóór het examen oefenen.
Het gebeurt wel eens dat een leerling door uitleg en oefening iets
heeft begrepen, zich een juiste idee heeft gevormd, maar deze
niet correct kan verwoorden vanwege een gebrek aan taalkundig
niveau.
Ten derde is er een wisselwerking tussen verbaliseren en begrip.
Vage ideeën zijn sowieso moeilijk onder woorden te brengen. In
een poging iets onder woorden te brengen zal je dus gedwongen
worden je ideeën duidelijk en ordelijk te zien. Je zult je
vaagheden moeten wegwerken om dan je duidelijkere en
ordelijkere idee onder woorden te kunnen brengen.
Wanneer je een helder en welomlijnd idee hebt, zal dit ook veel
makkelijker te verwoorden zijn. Dit is de reden waarom iets uit
leggen aan een ander een goede methode is om zelf de zaken
beter te begrijpen.

oefening

Probeer een stuk leerstof aan je (ingebeelde)‘kleinere broer of


zusje’ uit te leggen. Let op: je uitleg moet duidelijk en eenvoudig
zijn want hij of zij begrijpt nog net niet zoveel als jij.
Je kunt deze ook opschrijven. Daarna ga je je eigen tekst lezen en
kijken of het een beetje klopt wat je geschreven hebt.

_______________________________________________________________________________
59
begrijpend studeren

HERINNEREN

ONTHOUDEN OF OPROEPEN ?
Eerder is gesteld dat informatie uit het KTG die niet verder
verwerkt wordt, vergeten wordt. Onder wetenschappers en
psychologen bestaat er hierover nog steeds discussie. Dat we ons
iets niet kunnen herinneren wil niet noodzakelijk zeggen dat iets
niet in het LTG zit. Het kan immers zo zijn dat we iets gewoon
niet uit het LTG kunnen oproepen!
Een belangrijk aspect van de reeds besproken
verwerkingsstrategieën kan dus ook zijn dat informatie die op
deze wijze verwerkt is gewoonweg makkelijker weer opgeroepen
kan worden.
Je zou dit kunnen vergelijken met een archief. Wanneer alles in
het archief nauwkeurig en volgens een bepaalde systematiek is
weggeborgen, dan zal het achteraf mogelijk zijn een bepaald
document weer terug te vinden. Als we ditzelfde archiefmateriaal
in een gigantische warboel door elkaar zouden gooien en
ongeordend weer in de rekken zetten, dan zal het erg moeilijk
worden om achteraf nog iets terug te vinden. Maar dat wil niet
zeggen dat een document niet in het archief zit!

Hierbij kunnen we ook het volgende opmerken. Iets ongewoons


of opvallends wordt gemakkelijker onthouden en weer
opgeroepen. Wanneer je b.v. een reeks getallen hoort met
ertussenin een woord, dan zal dit woord opvallen omdat het
anders is dan de reeks getallen. Het getal 7 is niet opvallender
dan het getal 8 of 9. Van de hele reeks is het woord het meest
opvallend. Dit zal wellicht het makkelijkst onthouden en
herinnerd kunnen worden. Omgekeerd zou hetzelfde gelden. Een
reeks woorden met daar tussenin een getal. Dan zou dit getal het
meeste opvallen. Opvallende associaties bij b.v. de methode der
loci zullen dan ook makkelijker onthouden/opgeroepen worden.

_______________________________________________________________________________
60
begrijpend studeren

GEBRUIKEN
Wanneer je iets hebt geleerd, onthouden en herinnerd is het ook
de bedoeling dat je het weer kan gebruiken. Zoals al eerder
vermeld speelt de mate van begrip hierbij een zeer belangrijke
rol.
Maar om iets vlot te kunnen gebruiken zal het toch nog steeds
nodig zijn om te oefenen. Dat je iets begrijpt is op zich niet
voldoende garantie dat je op een test vlot oefeningen en
vraagstukken kan oplossen. Meestal geeft een handboek ruim
meer oefeningen en vraagstukken dan dat er in de klas samen zijn
gemaakt.

_______________________________________________________________________________
61
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
62
begrijpend studeren

DEEL II

INTERPERSOONLIJKE RELATIES

_______________________________________________________________________________
63
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
64
begrijpend studeren

HOE MET UW KIND OMGAAN?

INLEIDING
Wanneer je iemand wil helpen of begeleiden bij studie is het van
essentiëel belang een goede relatie op te bouwen. Dit geldt voor
leerkrachten en opvoeders maar evenzeer voor ouders. Juist voor
de ouders is dit dikwijls een moeilijk punt. De ouder-kind relatie
is niet altijd de gemakkelijkste om studiebegeleiding te
bewerkstelligen. Hoe het ook zij, om een kind te kunnen
begeleiden en sturen is een goede verstandhouding uitermate
belangrijk.
In wat volgt worden drie principes16 aangegeven die deze
verstandhouding helpen bewerkstelligen en verbeteren. Deze
principes kunnen ook ruimer worden toegepast in alle sociale
interacties17.

EEN GOEDE VERSTANDHOUDING

INLEIDING

Jongeren hebben vaak het gevoel dat ouderen hen niet begrijpen.
Omgekeerd hebben volwassenen vaak het gevoel dat jongeren
hen niet begrijpen. Hoe steekt ‘begrip’ in elkaar? Heb je hier
enige controle over? De volgende paragrafen gaan hier iets dieper
op in: een goede verstandhouding is gebaseerd op genegenheid,
gelijke ideeën en interactie.

GENEGENHEID

Genegenheid kan je zien als ‘houden van, het aangenaam vinden


om iemand in de buurt te hebben’.

16
principe : manier waarop iets werkt of in elkaar zit; grondbeginsel
17
interactie : het steeds op elkaar reageren; wisselwerking
_______________________________________________________________________________
65
begrijpend studeren

oefening

Herinner je enkele momenten dat je veel genegenheid voor


iemand had.
Herinner je enkele momenten dat je weinig genegenheid voor
iemand had.

GELIJKE IDEEEN

‘Gelijke ideeën’ gaat over hoe iemand de werkelijkheid ziet.


Twee mensen kijken naar hetzelfde schilderij. De ene vindt het
een mooi schilderij, de andere vindt het lelijk. Twee mensen zijn
getuige van een aanrijding. Beiden ervaren de gebeurtenis
verschillend. Zij hebben elk hun eigen ideeën.

oefening
Herinner je enkele momenten dat je dezelfde ideeën had als
iemand anders.
Herinner je enkele momenten dat je verschillende ideeën had dan
iemand anders.

INTERACTIE

Interactie is het (verbaal) overbrengen van gedachten van de ene


persoon naar de andere. Hierbij is het van belang dat de
communicatie ‘aankomt’. Dat wil zeggen dat de persoon tegen
wie je praat enige aandacht voor je heeft en hoort wat je zegt.
Interactie kan ook ruimer gezien worden als elke vorm van
omgang met een ander.

_______________________________________________________________________________
66
begrijpend studeren

oefening
Herinner je enkele goede interacties met een ander.
Herinner je enkele momenten dat je een slechte interactie had
met een ander.

GOEDE VERSTANDHOUDING

GOEDE VERSTANDHOUDING

genegenheid gelijke ideeën interactie

Deze drie componenten samen leiden tot een goede


verstandhouding. Deze componenten staan niet los van elkaar.
Het lijkt wel of ze met elastiekjes zijn verbonden. Dit houdt in
dat je niet van een component heel veel kunt hebben en
tegelijkertijd niets van de twee andere. Zij moeten altijd in zekere
mate samengaan.

Stel dat je heel veel hebt van alle drie. Als een component dan
plots naar beneden duikt, dan zullen de twee andere eveneens een
stuk naar beneden duikelen. Als je absoluut geen gelijke ideeën
hebt als iemand anders, dan zal dit beperkingen opleggen aan je
genegenheid en je interactie en je zal hem dan niet goed
begrijpen.
Je kunt bijvoorbeeld goed overweg met je dochter en je begrijpt
elkaar best goed. Op een dag vertelt ze dat ze graag
kunstacademie wil gaan doen. Dat is haar idee. Maar je hebt zelf
een heel ander idee. Je zou op zijn minst willen dat ze iets gaat
doen ‘waar ze later de kost mee kan verdienen’.
_______________________________________________________________________________
67
begrijpend studeren

Je kunt haar realiteit niet zien en je vindt dat niet leuk. Je


genegenheid voor haar zal verminderen en je interactie zal ook
verslechteren want zij zal honderduit willen praten over de
kunstacademie. En dat is aan jou niet besteed.

Wanneer je geen genegenheid voor iemand hebt zal je het


moeilijk vinden om met hem te interageren.
Er is bv. iemand die je helemaal niet mag. Helemaal jouw type
niet. Je zult dan niet zo makkelijk geneigd zijn met hem een
gesprek aan te knopen. Bijgevolg zal je weinig aan de weet
komen over die persoon. Je zult zijn ideeën niet kennen.

Je kunt echter via deze componenten je verstandhouding met


iemand juist vergroten. Je kunt trachten iemands ideeën te zien
en deze respecteren, hem in zijn waarde laten. Het zal dan
makkelijker worden om met hem te communiceren. Je
genegenheid zal bijgevolg toenemen. Je kunt vertrekken van je
genegenheid en proberen te interageren om iemands ideeën te
leren kennen.
In de ouder-kind relatie is de ideeënwereld meestal het heikele18
punt. Als volwassene heeft u een andere kijk op veel zaken. U
heeft veel meer levenservaring. U weet wat het is om ‘de kost te
verdienen’, om er voor te zorgen dat er ‘brood op de plank’ is, de
hypotheek te betalen, een baan te houden, een huishouden te
runnen etc. U kent het belang van de studie van uw kind voor zijn
verdere leven. Uw kind is nog veel onbezorgder. Het heeft meer
interesse in wat de andere kinderen over hem of haar denken dan
in het belang van een diploma voor het verdere leven. Toch zult u
moeten trachten de leefwereld van uw kind te zien en het in zijn
waarde te laten (zolang er geen onmiddellijk gevaar is voor het
welzijn of de gezondheid). Veel ergernis komt voort uit deze
verschillende ideeën en uit het proberen duidelijk te maken
(opleggen) van de eigen realiteit aan het kind.
U zult stapsgewijs moeten trachten de goede verstandhouding
met uw kind te vergroten.

18
heikel : hachelijk, netelig, pijnlijk
_______________________________________________________________________________
68
begrijpend studeren

STURING GEDRAG

INLEIDING

Om iemand te begeleiden is enige sturing noodzakelijk. Maar


gedrag bijsturen is niet gemakkelijk: ‘Maar dat heb ik al duizend
keer gezegd! Maar hij luistert niet!’.
Hoe kan je gedrag bijsturen zonder dat het een autoritaire
krachtmeting wordt?
Hierover gaan de volgende paragrafen.

ALTIJD GELIJK HEBBEN

Mensen proberen in wezen allen voort te bestaan (overleven).


Om voort te bestaan moet je overwegend juiste beslissingen
nemen. Hoe meer juiste beslissingen iemand neemt, hoe beter hij
voortbestaat. Hoe meer foute beslissingen iemand neemt, hoe
slechter hij voortbestaat. Hieruit komt een impuls19 voort om
‘gelijk te hebben’ (~mijn beslissing is juist). Immers geen gelijk
hebben betekent slecht voortbestaan.

VOORTBESTAAN
juiste beslissingen nemen,
nood aan gelijk hebben, neiging anderen in ongelijk te stellen

POSITIEVE NEGATIEVE
bevestigen niet onderdrukken

19
impuls : een duwtje in een bepaalde richting; een opwelling
_______________________________________________________________________________
69
begrijpend studeren

Er is echter een verschil tussen ‘een juiste beslissing nemen’ en


‘gelijk hebben’. Je kunt een foute beslissing nemen en toch
‘gelijk hebben’. Gelijk hebben heeft dan meer te maken met de
perceptie20 van je eigen beslissingen. Als je een foute beslissing
neemt maar er toch van overtuigd bent ‘gelijk te hebben’, dan zal
je tenminste in je eigen realiteit goed voortbestaan (onafgezien
van de werkelijkheid). Toegeven een foute beslissing te hebben
genomen en dus ongelijk hebben wil ogenschijnlijk zeggen dat je
slecht gaat voortbestaan. De primaire21 impuls is de impuls om
voort te bestaan. Hieruit volgt de impuls om gelijk te hebben.

Deze impuls om gelijk te hebben kan erg dwangmatig en


irrationeel22 worden. Dit gaat eveneens gepaard met anderen
in het ongelijk stellen.

Hoe is dit van belang bij de sturing van gedrag? Stel iemand stelt
ongewenst gedrag. We hebben makkelijk de neiging dit gedrag te
proberen onderdrukken: ‘je mag dat niet doen! Dat is niet goed!’
etc. Hierdoor echter wordt de andere persoon in het ongelijk
gesteld. In plaats van zijn gedrag te veranderen zal hij zijn gelijk
trachten te bewijzen door aan zijn ‘foute’ gedrag vast te houden.
Veelal zal dit het ‘foute’ gedrag zelfs versterken. Iemand doen
‘inzien’ dat hij iets fout doet is meestal niet erg productief. Hoe
fout en irrationeel zijn gedrag ook mag zijn. Wat kunnen we dan
wel doen?

HET POSITIEVE BEVESTIGEN

De gemakkelijkste manier is de goede dingen die hij doet


bevestigen23! Hiermee hoeven we hem niet in het ongelijk te
stellen. Hierdoor zal hij zich minder dwangmatig gaan
vasthouden aan het ‘foute’ gedrag, hij krijgt immers het gevoel
dat hij ook gelijk heeft! Wanneer je voldoende positieve dingen
bevestigt zal je na verloop van tijd makkelijker ‘fout’ gedrag
kunnen bijsturen.

20
perceptie : waarneming
21
primair : gezegd van iets dat op de eerste plaats komt
22
irrationeel : niet logisch; niet volgens het gezond verstand
23
bevestigen : tegenovergestelde van ontkennen; in dit geval laten merken dat je iets goed vindt
_______________________________________________________________________________
70
begrijpend studeren

WAT DOE JE GOED?

Je kunt hem ook zelf laten uitleggen wat hij goed doet. Bv. ‘Op
gebied van school en studeren, wat vind jezelf dat je goed doet?’.
Een goede communicatie en enige vasthoudendheid is hier wel
nodig. Op deze wijze kan je bewerkstelligen dat hij ‘gelijk’ kan
hebben zonder de nood dwangmatig ‘fout’ gedrag te stellen.

ZELFBESCHIKKING

INLEIDING

Een kind is een volwaardige persoon met een eigen leefwereld en


een eigen realiteit, met minder kennis en ervaring dan
volwassenen en met nood aan begeleiding en houvast. De
begeleiding van uw kind moet echter zo min mogelijk de
zelfbeschikking24 van uw kind in de weg staan.

ZELFBESCHIKKING

zelf keuzes laten maken grafieken zelf laten plannen

KEUZES MAKEN

Het is belangrijk dat een kind, binnen de grenzen van het


mogelijke, zelf keuzes kan maken. Je kunt, in plaats van te
zeggen ‘je gaat nu je huiswerk maken’, vragen ‘wanneer wil je je
huiswerk maken? Nu of na het eten?’. Je kunt ervoor zorgen dat
beide opties goed zijn. Het kind heeft dan zelf een beslissing
kunnen maken. Je moet er dan wel voor zorgen dat het zich aan
die beslissing houdt.

24
zelfbeschikking : over je eigen leven kunnen beslissen
_______________________________________________________________________________
71
begrijpend studeren

oefening
Bedenk enkele echt gebeurde situaties waarin je een kind
vertelde wat het moest doen. Bedenk nu een alternatieve manier
om deze opdracht te geven waarbij het kind nog een keuze heeft
maar waarbij het uiteindelijk toch doet wat je gedaan wilde
krijgen.

GRAFIEKEN

Je kunt ook gebruik maken van grafieken. Bv. de resultaten van


huiswerk of toetsen in een grafiekje zetten. Op deze wijze wordt
er zichtbaar wat de resultaten zijn. Je kunt bv. een systeem
opzetten waarbij het kind een groen bloemetje krijgt voor iets dat
goed gedaan is en een rode bol voor een afspraak die niet is
nagekomen of voor ‘slecht gedrag’. Je kunt dan afspreken dat er
bij een bepaald aantal groene bloemen een beloning komt.

oefening

Bedenk een vijf- of tiental uitslagen van toetsen zoals die waar je
kind mee naar huis zou kunnen komen. Maak hiervan een
eenvoudig grafiekje. Kijk of de punten verslechteren, verbeteren
of gelijk blijven. Kijk of ze gemiddeld op een aanvaardbaar
niveau liggen.
Bedenk een concreet systeem van beloning, toegepast op de
situatie van jouw kind. Uiteraard is de leeftijd hier van belang.

_______________________________________________________________________________
72
begrijpend studeren

PLANNING

Geleidelijk aan moet je iemand zelf leren plannen. Dit heeft


natuurlijk ook te maken met zelf keuzes maken. Je kunt wel
helpen plannen.
bv. :
Wanneer ga je die taak maken?
Zondagmiddag.
OK, maar weet je nog, zondagmiddag gaan we naar de stad?
Oh ja, en ik wilde graag mee. Zondagochtend dan?
Goed. Maar wilde je dan geen televisie zien?
Ja, tot tien uur. Dan is mijn programma gedaan.
Dus zondagochtend om tien uur. Afgesproken?
OK.

oefening

Oefen in een rollenspel deze situatie. Iemand neemt de rol op


zich van ‘leerling’. Help hem een planning te maken (een
bepaalde taak die tegen een bepaalde tijd moet gebeuren) door
vragen te stellen en te sturen zonder autoritair te vertellen wat en
wanneer hij dat moet doen. Behoud een goede communicatie
totdat de leerling zelf ook de beslissing heeft genomen die
planning aan te houden.
Oefen dit daarna dan ook thuis met je kind in echte situaties.

_______________________________________________________________________________
73
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
74
begrijpend studeren

SAMENVATTING
• Om te beginnen moet je studiemateriaal(uitleg) hebben om
iets te kunnen studeren.
• Om iets te onthouden is er overdracht van het KTG naar het
LTG nodig.
• Begrip speelt een belangrijke rol. Enerzijds is het nodig voor
een goede overdracht van het KTG naar het LTG. Anderzijds
kan je met informatie die je ‘geleerd’ hebt zonder begrip niet
veel doen, ook geen goed examen afleggen.
• Er zijn drie belangrijke struikelblokken die je parten kunnen
spelen tijdens studeren: woordbetekenissen, een verstoorde
balans tussen ideeën en ervaringen en overgeslagen stappen.
• Elk struikelblok heeft karakteristieke symptomen waaraan je
ze kan herkennen.
• Het kennen, herkennen en kunnen aanpakken van deze
struikelblokken vormt de sleutel tot goed en begripvol
studeren.
• Eenmaal begrepen kan informatie verder verwerkt worden om
de gegevens beter in het LTG te brengen. Hiervoor kan je
gegevens structureren, visualiseren en verbaliseren.

• Een goede verstandhouding hangt af van genegenheid, gelijke


ideeën en interactie.
• Het is beter positieve dingen te bevestigen dan steeds de
negatieve dingen te proberen onderdrukken.
• In de mate van het mogelijke moeten kinderen zelf keuzes
kunnen maken.

_______________________________________________________________________________
75
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
76
begrijpend studeren

APPENDIX:
WOORDOPBOUW & BETEKENISSTRUCTUREN

_______________________________________________________________________________
77
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
78
begrijpend studeren

WOORDOPBOUW en BETEKENISSTRUCTUREN

Vele van onze woorden vinden hun oorsprong in het Latijn of het
Grieks. Deze veelal ‘moeilijke’ woorden kunnen beter begrepen
worden wanneer we inzicht hebben in hun herkomst, opbouw en
betekenis.
Algemeen kan men in een woord de volgende bouwstenen
onderscheiden:

WOORD

VOORVOEGSEL GRONDWOORD ACHTERVOEGSEL

Als we van deze Latijnse en Griekse woordbouwstenen de


betekenis kennen, kunnen we heel wat woorden ontleden,
begrijpen en ook makkelijker onthouden.

Bv. het woord ‘supersonisch’ kan men als volgt ontleden :

supersonisch

super son isch

Dit is van het Latijn afkomstig. ‘Super’ wil ‘sneller’ zeggen.


‘Son’ komt van het Latijnse ‘sonus’ wat ‘geluid’ wil zeggen. En
‘isch’ is een achtervoegsel gebruikt om bijvoegelijke
naamwoorden te maken met de betekenis ‘met betrekking tot’.
Een supersonisch vliegtuig is dus een vliegtuig dat sneller dan het
geluid kan vliegen.

_______________________________________________________________________________
79
begrijpend studeren

Deze betekenissen kan je vinden in een etymologisch25


woordenboek. ‘Supersonisch’ zal daarin ongeveer als volgt
worden weergegeven:

supersonisch [sneller dan het geluid] < lat. super[boven] +


sonus[geluid]

Een woordbouwsteen kan meerdere, meestal verwante,


betekenissen hebben. Bv. ‘super’: meer, hoger, sneller, beter…
dus ‘de vergrotende trap’
Het voorvoegsel ‘super-’ kan je voor verschillende
grondwoorden plaatsen.
Bv. :
• supermarkt
• supermacht
• supergeleiding26
• supersportwagen

Het is dus een echte ‘woordbouwsteen’ die niet gebonden is aan


het woord supersonisch maar die je ‘los’ kan gebruiken in
verschillende woorden.

Het grondwoord ‘sonus’ (geluid) kan op zich dan ook weer in


verschillende combinaties gebruikt worden.
Bv. :
• dissonant

Dit woord is eveneens afkomstig van het Latijnse ‘dis’ wat


‘uiteen’ wil zeggen , ‘sonus’ wat dus ‘geluid’ wil zeggen en ‘ant’
is een achtervoegsel met de betekenis ‘iets of iemand die een
actie uitvoert’. Het woord ‘dissonant’ heeft als betekenis
‘wanklank’. Dus een ‘afwijkend klinkend geluid’.

dissonant[wanklank] < lat. dis-[uiteen] + sonus[klank,geluid]

25
etymologisch : bijvoegelijk naamwoord van etymologie [woordafleidkunde] < gr. etumon[de wortel van een woord] + logos[woord,verhandeling]
26
supergeleiding : het verschijnsel dat in sommige stoffen bij zeer lage temperatuur de elektrische weerstand zeer sterk
vermindert of nul wordt
_______________________________________________________________________________
80
begrijpend studeren

Ook het achtervoegsel ‘-isch’ kan in meerdere woorden gebruikt


worden.
Bv. :
• historisch
• fysisch
• lyrisch

Soms zijn er verschillende woorden met een gelijke betekenis.


Het ene is dan afkomstig van het Latijn en het andere van het
Grieks. Dit kan soms verwarrend zijn.
Vele ‘moeilijke’ woorden kunnen dus opgesplitst worden in
woordbouwstenen nl. : voorvoegsels, grondwoorden en
achtervoegsels. Daarom is het erg handig een lijst te hebben van
deze woordbouwstenen en hun betekenissen.Deze kan men
vinden in een goed woordenboek. Meestal zijn deze lijsten ook
gerangschikt volgens de indeling: voorvoegsel, grondwoord en
achtervoegsel.
Hoe meer je hier gebruik van maakt hoe meer de
woordbouwstenen tot je parate kennis gaan behoren, wat het
lezen of studeren aanzienlijk kan vergemakkelijken.

Wanneer je er niet komt met je parate kennis van


woordbouwstenen is het gebruik van een etymologisch
woordenboek aangeraden.

Het kan ook handig zijn te vertrekken van grondwoorden en dan


te vertakken naar afgeleide woorden.

_______________________________________________________________________________
81
begrijpend studeren

b.v. :

PRATTEIN
<gr. [volbrengen,verrichten]

praktisch

pragmatisch

praktijk

____________________________________________________
fig. etymologisch vertakkingschema ‘PRATTEIN’

of

SONUS
< lat. [geluid]

supersonisch

dissonant

resoneren

_____________________________________________________________
fig. etymologisch vertakkingschema ‘SONUS’

Dit kan handig zijn om structuur aan te brengen in het gebruik


van woordbouwstenen. Woorden in een etymologisch
woordenboek staan natuurlijk alfabetisch gerangschikt (hoe zou
je anders een woord kunnen opzoeken?). Maar de woorden in
bovenstaand voorbeeld (supersonisch, dissonant en resoneren)
staan dan echter niet gegroepeerd!

_______________________________________________________________________________
82
begrijpend studeren

Wanneer je veel gebruik maakt van een etymologisch


woordenboek zal ons verstand automatisch en onbewust trachten
structuur aan te brengen in deze gegevens. Schemaatjes zoals die
hierboven zijn weergegeven kunnen hierbij enorm helpen!
Daarom is het handig ook een lijst bij te houden van dergelijke
schemaatjes ’etymologische takken’ waarbij de grondwoorden
wel weer alfabetisch staan.

Ook zou je kunnen structureren via ‘concept-takken’. Om dit te


verduidelijken kunnen we best eerst een voorbeeld geven.

concepttakschema

VERVOERMIDDEL
auto
personenauto
sportauto
monovolume

vrachtwagen

trein
fiets

_____________________________________________________________
fig. concepttakschema ‘VERVOERMIDDEL’

_______________________________________________________________________________
83
begrijpend studeren

etymologisch vertakkingschema
(van de woordbouwstenen ‘auto’ en ‘mobiel’)

AUTOMOBIEL

auto

mobiel

_____________________________________________________________
fig. etymologisch ontledingsschema ‘AUTOMOBIEL’

AUTO

automobiel

autograaf

autoritair

_____________________________________________________________
fig. etymologisch vertakkingschema ‘AUTO’

_______________________________________________________________________________
84
begrijpend studeren

MOBIEL

automobiel

mobilofoon

mobiliseren

_____________________________________________________________
fig. etymologisch vertakkingschema ‘MOBIEL’

In een etymologisch vertakkingsschema wordt er structuur


aangebracht op basis van de betekenis van woordbouwstenen
(auto, mobiel).
In een concepttakschema wordt er structuur aangebracht op basis
van de betekenis van het volledige woord, op basis van het soort
ding waarover het gaat: een auto is een vervoermiddel en er
bestaan ook nog verschillende soorten autos.

Wanneer je een woord moet ophelderen kan de etymologie je


helpen het woord beter te begrijpen en vervolgens kan het
woord makkelijker in een cocepttakstructuur geplaatst
worden.
Je zou dus het bovenstaande concepttakschema kunnen verfijnen
door een onderscheid aan te brengen tussen gemotoriseerde
voertuigen en diegene zonder motor (die dus niet ‘auto’
bewegen).
Concepttakken kunnen enerzijds erg makkelijk te vatten zijn,
anderzijds zijn er concepttakken die niet zo eenvoudig zijn samen
te stellen. Verschillende concepttakken kunnen ook door elkaar
lopen.
Deze ordening is weer iets wat het verstand automatisch en
onbewust zal trachten te bewerkstelligen. Mensen met een goede
analytische intelligentie zullen hierin succesvoller in zijn.

We hebben dus verschillende soorten structuren die ons kunnen


helpen orde te scheppen in de soms complexe wereld van
woorden en betekenissen.

_______________________________________________________________________________
85
begrijpend studeren

WOORDEN

WOORDBOUWSTENEN

ETYMOLOGISCH WOORDENBOEK

ETYMOLOGISCHE TAKKEN

CONCEPT-TAKKEN

_____________________________________________________________
fig. overzichtsschema WOORDEN

_______________________________________________________________________________
86
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
87
begrijpend studeren

_______________________________________________________________________________
88
al meer dan 15 jaar plezierig studeren …

• BIJWERKLES :
alle vakken
lager onderwijs t.e.m. universitair niveau
voor minder-, gemiddeld- en meerbegaafden

• STUDIEBEGELEIDING :
u leert zelfstandig en begrijpend studeren

• WORKSHOPS :
Hoe leer ik begrijpend studeren?
Hoe help ik mijn kind met studeren?
Hoe omgaan met kinderen?

• LEERPROBLEMEN
dyslexie, dyscalculie etc.

INFO & PRIJZEN

BIJWERKLES & STUDIEBEGELEIDING

• gebeurt doorgaans in blokken van anderhalfuur


• individueel
• mogelijkheid tot vrijblijvende kennismaking

WORKSHOPS
• kleine groepjes
• doorgaans op zaterdagen van 10.00h tot 15.00h

ADVIES AAN OUDERS


• u wenst advies over een specifieke situatie

VERDERE INFORMATIE :

• U kan ons vrijblijvend contacteren en uw situatie voorleggen.


• voor alle vragen, informatie & inschrijvingen :

tel : 03 / 644 44 78

website : www.leercentrum.com

E-mail : willem.devriendt@leercentrum.com
BIJWERKLES
&
STUDIEBEGELEIDING

HULP NODIG BIJ STUDIE ?

Tijdens bijwerkles wordt er niet enkel uitleg gegeven. Door middel van communicatie wordt er gezien wat de
realiteit van de student is. Hij moet kunnen uiten wat hij niet begrijpt en hoe hij denkt. Hij krijgt hierover geen
negatieve kritiek. Alleen uitgaande van begrip van deze realiteit valt de oorsprong van bepaalde moeilijkheden
te achterhalen.

Er wordt naar gestreefd om ervoor te zorgen dat de student begrip krijgt van de leerstof. Er wordt steeds naar
de individuele situatie van de student gekeken en les op maat gegeven.

Door een positieve benadering wordt de zelfzekerheid van de student vergroot.

Zij het iemand die zich voorbereidt op de middenjury, iemand die ziek geweest is en een stuk leerstof heeft
gemist, iemand die achterop geraakt is of gewoon iemand bij wie het niet goed wil vlotten, wij stellen ons
steeds flexibel op en houden rekening met ieders individuele situatie.

U komt in een niet-schoolse omgeving terecht wat de drempel voor de student verkleint.

WORKSHOPS

HOE LEER IK BEGRIJPEND STUDEREN ?

De sleutel tot succesvol studeren is een goede studiemethode.


Hoe leer je begrijpend studeren? Meestal wordt je verteld dat je begrijpend moet studeren maar niet hoe je dat
moet doen. Dit gaat niet louter over ‘hoe een schema maken’ of ‘’wat te markeren’.
Dit gaat over :
Hoe komt het dat men iets niet begrijpt?
Hoe kan men deze oorzaken herkennen?
Wat moet men doen om dit op te lossen?
Hoe kan men deze moeilijkheden vermijden?

Iedereen kan efficiënter leren studeren. Zowel de leerling in moeilijkheden als de ‘goeie’ student. In een tijd
van ‘een leven lang studeren’ zou dit wel eens goede vruchten kunnen afwerpen!

HOE HELP IK MIJN KIND MET STUDEREN?

Wanneer je een kind wil helpen of begeleiden bij studie is het van essentieel belang een goede relatie op te
bouwen met het kind. Dit geldt voor leerkrachten en opvoeders maar evenzeer voor de ouders van het kind.
Juist voor ouders is dit dikwijls een moeilijk punt. De ouder-kind relatie is niet altijd de makkelijkste om
studiebegeleiding te bewerkstelligen.
In deze workshop worden een aantal praktische principes aangegeven die deze verstandhouding helpen te
bewerkstelligen en verbeteren.

Verder worden de punten uit de workshop ‘begrijpend studeren’ behandeld :


Hoe komt het dat men iets niet begrijpt?
Hoe kan men deze oorzaken herkennen?
Wat moet men doen om dit op te lossen?
Hoe kan men deze moeilijkheden vermijden?
De nadruk wordt gelegd op hoe u iemand anders hiermee kan helpen.
Uiteraard kan u ook uw eigen studeervaardigheid hiermee verbeteren.
Willem de Vriendt

Willem de Vriendt heeft een opleiding Industrieel Ingenieur gevolgd. Na het derde jaar van deze opleiding
heeft hij de kans gehad in Amerika te wonen, te werken en een opleiding in de menswetenschappen te
volgen.
In deze opleiding was er een zeer grote nadruk op studiemethodiek.

Momenteel volgt hij eveneens een opleiding psychologie aan de Open Universiteit.

Voor het geven van bijwerkles kan hij bogen op een ruime kennis uit zijn ingenieursopleiding.

Door zijn specifieke aanpak: met humor maar toch professioneel, positief en met engelengeduld en vooral
openstaand voor elke vorm van communicatie van de student, weet hij saaie en als moeilijk ervaren leerstof
toch eenvoudig en boeiend over te brengen.
Door het samengaan van bovenstaande kwaliteiten, een technische en een humane opleiding, kennis over
intelligentie en studiemethodiek en een talent om eenvoudig en gestructureerd te denken, weet hij als geen
ander ervoor te zorgen dat studenten een duidelijk begrip krijgen van de leerstof en plezier beleven aan hun
studie.

Hij is een uitstekende studieconsulent, die door zelfstudie en jaarlijks bezig zijn met het studiemateriaal van
de studenten volledig op de hoogte is van het huidige leerprogramma.

Hij geeft ook workshops over o.a. ‘leren begrijpend studeren’, ‘hoe uw kind helpen bij het studeren’ etc.
Deze workshops zijn flexibel en worden aangepast aan het publiek.

Hij heeft al meer dan 15 jaar ervaring.

Greet Bombeke

Greet Bombeke is van opleiding opvoedster. Zij heeft eveneens verscheidene cursussen psychologie
gevolgd aan de Open Universiteit.

In de praktijk is zij iemand die ontzettend graag en goed met kinderen werkt en ze steeds zal trachten te
helpen. Dit doet zij op tal van terreinen.

In de eerste plaats met haar eigen twee kinderen natuurlijk.

Zij heeft een jarenlange ervaring als studieconsulente in een praktijk samen met haar man. Daarin begeleidt
ze individueel kinderen met problemen op school of leermoeilijkheden. Daarvoor werkt ze nauw samen met
ouders, leerkrachten, CLB’s en dit met uitzonderlijke resultaten.

Zij is ook werkzaam in een kinderopvang. Zij heeft een eindeloze fantasie voor activiteiten op kindermaat. Zij
houdt niet alleen toezicht maar is altijd therapeutisch ingesteld en zal steeds ouders informeren en adviseren.

Zij zetelt in een schoolraad en verzorgt in een andere school voor- en nabewaking.

Zij is ook auteur van kinderverhalen en rijmpjes waarvan er enkele zijn gepubliceerd.

In al haar activiteiten staat het kind centraal. Het kind wordt steeds benaderd als volwaardig persoon met een
eigen leefwereld en realiteit, met minder kennis en ervaring dan volwassenen en met nood aan begeleiding en
houvast. De sleutel hierin is communicatie met, en affiniteit voor kinderen en respect voor hun realiteit. Het zo
verkregen begrip voor kinderen en hun situaties leidt tot oplossingen. Hieruit vloeit het succes en de
vanzelfsprekendheid voort waarmee zij op verschillende terreinen actief is.
FOTOMATERIAAL : Microsoft Mediagalerie

You might also like