You are on page 1of 7

Suggesties voor stageactiviteiten in de eerste weken

Maak een vergelijking tussen je eerste waarnemin-


gen en ervaringen op de stageschool en de herinne-
ringen, beelden en voorstellingen die je hebt van je
eigen vroegere school. Geef je (voorlopige) mening
over de verschillen die je ziet. Wil je nog een stap
verder, probeer dan verklaringen daarvoor te vin-
den.
Om niet te verdrinken in de veelheid van die eerste
waarnemingen en ervaringen kun je een verdeling
maken:
o de leraar;
o de kinderen;
o de inhoud van het onderwijs;
o de school als instelling, organisatie-eenheid,
met een team;
o de inrichting van de school en het lokaal.

Laat je niet verleiden tot het eindeloos opschrijven


van alle zaken, opsommingen, maar laat je leiden
door aspecten die jou op de een of andere manier
raken.
Kom tot een vorm van conclusie:
o sloot het aan bij je verwachtingen je eerste
ideeën die je had toen je aan de opleiding be-
gon?
o welke eerste indrukken versterken je motief om
dit beroep te kiezen of waar ontstaat enige twij-
fel?
o Hoe zie je jezelf na die eerste waarnemingen en
ervaringen als leraar?
o …

KIJK je WIJZER

Dit gaat verder dan eerste waarnemingen en ervaringen. Je laat niet meer alles op je af komen,
maar je gaat wat gerichter kijken:
o je kunt kijken naar kinderen hoe ze met elkaar en met de leraar omgaan, hun enthousiasme,
de ruzies vriendschappen, de openheid, taalgebruik, hoe ze ondeugend, vervelend of aardig
zijn… Je bent dan niet gericht op het schoolse leren; Deze wijze van gericht kijken mondt uit in
wat genoemd wordt een pedagogische observatie;
o je kunt kijken naar de manier waarop kinderen leren, hoe ze sommen uitrekenen, lezen, schrij-
ven, probleempjes oplossen, werken met materialen, meedoen in de les. Deze wijze van gericht
kijken mondt uit in wat genoemd wordt een didactische observatie;
o je kunt kijken naar de manier waarop de leraar zijn taak uitvoert, hoe hij uitlegt, aandacht
geeft en verdeelt, hoe hij opdrachten geeft, gesprekken voert, vertelt, voorleest… Deze wijze
van gericht kijken mondt uit in wat genoemd wordt een onderwijskundige observatie.

Kijken naar de “omgeving


Opdracht: Maak foto’s van de inrichting van min. 2 lokalen.
o Wat vind je van het lokaal? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de lokalen? Zou je
klas anders inrichten?
o Welke regels of afspraken gelden er binnen de klas (of daarbuiten)?
o Wie heeft de regels vastgesteld?
Beoordeling van het leren op de werkplek

o Welke klassentaken zijn er en hoe worden die verdeeld?


o Welke materialen zijn er aanwezig voor tekenen en in welke staat verkeren ze?
o Welke materialen zijn er aanwezig voor handvaardigheid en in welke staat verkeren ze?
o

Opdracht Beeldende vorming: maak foto’s van het werk van kinderen in de school (van de drie
bouwen)
o Zijn er werkstukken tentoongesteld in het lokaal en/of op de gang, hoe zijn ze tentoonge-
steld?
o Lijken de werkstukken op elkaar of zijn er grote verschillen?
o Waar kun je aan zien dat de werkstukken van de onderbouw, middenbouw of bovenbouw
zijn.

Kijken buiten de klas


o Neem eens deel aan de “activiteit” van het overblijven.
o Loop eens mee met de pleinwacht (surveillanten op de speelplaats).
Wat is je indruk van hoe de kinderen met elkaar spelen? Geeft dat ook een beeld van hoe
de kinderen zijn of kun je dat nog niet zeggen?
Kijk eens hoe de omgang is tussen jongere en oudere kinderen, tussen meisjes en jongens,
hoe groot de diverse groepjes zijn. Zijn er ook geïsoleerde kinderen? Wat is je indruk van
hoe de kinderen met elkaar spelen?
o …

Kijken naar de leraar en de kinderen


o Wat doet de leraar, houdt hij een inleiding, hoe zet hij de kinderen aan het werk, wat doet
de leraar als de kinderen aan het werk zijn, werken de kinderen alleen of in groepjes, hoe
wordt de activiteit afgesloten? Hoe reageren de kinderen?
o Welke activiteiten worden er achtereenvolgens gedaan? Hoe gaat de leraar over van de ene
activiteit naar de andere? Is er reden voor die volgorde?
o Achterhaal de systematiek van het vragen stellen en antwoord geven: spreiding van de
vragen over de kinderen, de herhalingen, de formulering van kinderen, hoe er wordt ge-
handeld als het betreffende kind het antwoord niet weet, of kinderen gemotiveerd zijn om
antwoord te geven op de vragen. Kijk hoe de leraar reageert als het kind een fout ant-
woord geeft.
o Hoe reageert de leraar op kinderen die de gang van zaken verstoren?
o Hoe reageert de leraar op kinderen die aandacht vragen?
o Hoe worden de kinderen door de leraar beloond of bestraft?
o Hoe gaat de leraar om met “ruzie in de klas”?

Opdracht Drama: Observeer de leraar op onderstaande punten

De aandacht trekken

o Wil je als leraar de aandacht krijgen dan moet de groep een duidelijk signaal krijgen, zeker
als er veel geroezemoes is waar hij of zij doorheen moet komen .Op zo’n moment gebruikt
de leraar vaak lichaamstaal, denk b.v. aan stemverheffen, luide tik tegen het bord. Of juist
het omgekeerde: stil voor de klas afwachten of iemand doordringend aankijken.

Let eens op de lichaamstaal als de leraar de aandacht van de klas wil hebben of van een
individueel kind.

Lesgeven:De aandacht vasthouden

o De aandacht trekken is in de meeste gevallen niet zo heel moeilijk,maar hem vasthouden is


andere koek. Als de inhoud op zich boeit is er natuurlijk geen probleem. Bij minder opwin-
dende leerstof moet de leraar er meer voor doen. Vooral het afwisselende gebruik van di-
dactische werkvormen is dan belangrijk. Wat de lichaamstaal in dit verband betreft gaat
het om een paar belangrijke punten:

Oogcontact: De leraar zal vaak beginnen met oogcontact en pas daarna gaan praten.

2
Beoordeling van het leren op de werkplek

Alle kinderen aankijken in een klas waarin er 20 of 30 zitten is geen eenvoudige zaak, let
hier eens op

Lichaamshouding: Een ingezakte houding draagt er niet toe bij dat kinderen echt heel be-
trokken wat leren.

Hoe staat of zit de leraar als hij of zij lesgeeft straalt zijn of haar houding energie uit en
hoe ziet er dat uit?

Plaats voor de klas: De leraar moet goed gezien kunnen worden.

Waar gaat de leraar staan of zitten tijdens de verschillende activiteiten (invloed?)

o Gezichtsuitdrukking: In de meeste gevallen is aan het gezicht vrij goed af te lezen hoe ie-
mand zich voelt, ook met de ogen kunnen we heel veel signalen afgeven. Een leraar die
zegt "Ik ben helemaal niet kwaad" en daarbij een heel kwaad gezicht trekt zal niet op zijn
woord geloofd worden. Dat geldt ook voor stemgebruik, het gaat niet om wat je zegt maar
om hoe je het zegt; "luister eens even" kun je op verschillende manieren zeggen.

Let eens op gezichtsuitdrukking en stemgebruik van de leraar, vooral ten opzichte van indi-
viduele leerlingen

“Kijken” naar jezelf


o Hoe luisteren kinderen naar jou en hoe zou dat komen?
o Hoe zou jij de aandacht van de kinderen proberen te krijgen en vast te houden?
o Zijn er vakgebieden waar je je sterk of juist minder sterk in voelt? Hoe komt dat? Wat ga
je met die constatering doen?
o Kun je dingen aanwijzen in het gedrag van de leraar die je ook zo zou kunnen doen?
Waarom?
o Over welke vormen van waargenomen leraarsgedrag zou je informatie willen hebben, om-
dat het je zo aanspreekt. Van wie zou je die informatie dan willen krijgen?
o Welke vaardigheden zou je nu al kunnen? Waar heb je al ervaring mee?
Welke vaardigheden denk je snel te kunnen beheersen en welke zullen langere tijd nodig
hebben? (B.v. zingen, op het bord tekenen, moeilijke sommen uitleggen).
o …

Kijken naar wat je niet kunt zien


o Hoe ervaar je de sfeer in de klas? Wat bepaalt de sfeer en waardoor?
o Merk je dat kinderen moeten zich veilig voelen in de groep, op hun gemak?
o Wat is je mening over de manier van omgaan met de kinderen door deze leerkracht?
o …

Niet alleen kijken, maar ook DOEN

o Speel een spel met de kinderen op de speelplaats. Zie kinderen zo ver te krijgen dat ze
meedoen met een spel dat ze nog niet kennen.
o Vraag aan kinderen waar ze mee bezig zijn. Probeer te helpen.
o Verleen assistentie in verschillende situaties:
Kinderen die motiveren die niet doorwerken.
Extra uitleg tijdens het werken.
Begeleiden van een groepje.
Mee controleren en beoordelen van werk.
o Geef een korte onderwijsleeractiviteit over iets waar je goed in bent: je hobby, instrument
bespelen, toneel, tekenen. Laat eens wat van je zien. Kinderen leren je zo weer wat beter
kennen en jij de kinderen.
o Neem een stukje van de les over: bijv. het leiden van een spoel in de gymles, het geven en
begeleiden van een opdracht aan een klein groepje, een groepje voor je rekening nemen
bij handvaardigheid.
Opdracht: ga ik gesprek met een individueel kind of een groepje kinderen over onderstaande on-
derwerpen

3
Beoordeling van het leren op de werkplek

o Verheugen de meeste kinderen zich op een les tekenen of handvaardigheid? Wat is er leuk aan
zo’n les? Welke leuke opdrachten kunnen ze zich herinneren? Welke materialen vinden ze het
fijnste om mee te werken?
o

Opdracht Muziek: Kies een liedje naar keuze dat geschikt is voor jouw stagegroep, overleg hier-
over met je mentor, en voer dat uit in je groep.
Tijdens Good Practice Muziek heb je al enkele liedjes geleerd die werken in een groep.
Tip: zorg ervoor dat je het liedje zelf echt goed kent voordat je het met jouw groep gaat zingen. Je
kunt het liedje van Good Practice voor jouw groep kiezen en samen met andere studenten nog oe-
fenen. Je kunt jouw liedje ook oefenen door het te zingen met anderen in jouw privésfeer.
Hanteer onderstaande stellingen om na afloop terug te kijken naar deze activiteit. Deze terugblik
wordt in het tutoruur op de pabo besproken.
Stelling Helemaal Een Een Helemaal
mee eens beetje beetje mee on-
mee eens mee on- eens
eens
1 De kinderen hebben plezier gehad

2.Ik heb plezier gehad

3 Volgende week doe ik dit weer

4 Welke (nieuwe) gedachte, idee of inzicht heeft deze ervaring je opgeleverd?

Opdracht Dans: Bied in je stageklas een (korte) energizer aan waarin dans/beweging een rol
speelt.
Voor een midden of bovenbouwgroep kun je denken aan een dans of bewegingsspelletje.
Voor kleuters kun je denken aan een klapspelletje, bewegingsverhaaltje of bewegingsliedje

Opdracht Taal: Voer een voorleesactiviteit uit in je eigen stagegroep.


Dit mag een activiteit zijn met de hele groep of in een kleine groep. Je kiest zelf, maar wel in over-
leg met je mentor, een boek of verhaal, passend bij het thema en de belevingswereld van de doel-
groep. Je bereidt dit verhaal goed voor. Vraag je van tevoren af welke doelen je wil bereiken.

Je besteedt aandacht aan de drie fasen van interactief voorlezen: je bereidt een pakkende opening
voor die de kinderen prikkelt en voorbereidt op de inhoud van het verhaal, tijdens het verhaal be-
trek je de kinderen en houd je de aandacht vast. Na afloop van het verhaal zorg je voor een pas-
sende verwerking.

Je filmt de voorleesactiviteit en kijkt dit fragment terug. Tijdens het kijken vul je de kijkwijzer in.
Je vraagt ook je mentor en eventueel een medestudent om feedback aan de hand van de kijkwij-
zer.

Aan de hand van de ingevulde kijkwijzers schrijf je een korte reflectie op jouw handelen voor, tij-
dens en na het voorlezen.

Bijlage: Kijkwijzer

Gebaseerd op kijkwijzer Peuters interactief met taal, p.74/75

Voor:

o Ingaan op voorkant van het boek


o Ingaan op ervaringen van de kinderen
o Laten voorspellen waar het boek over gaat
o Luistervragen stellen/luisteropdracht geven
o Tijdens:

4
Beoordeling van het leren op de werkplek

o Ruimte voor inbreng van de kinderen


o Reageren op inbreng van de kinderen
o Verschillende soorten vragen stellen
o Relatie leggen tussen bestaande en nieuwe kennis van de wereld
o Probleem en oplossing
o Expressief voorlezen
o Na afloop van het voorlezen:

o Samenvatting laten geven van het verhaal


o Verwerkingsactiviteit
o Herhaald voorlezen
o Gedurende de hele activiteit:

o Correct taalgebruik
o Contact houden met de groep
o Overzicht houden
o Aandacht van de groep weten vast te houden

Oriëntatie in de stage: Kijkwijzer groep 1-2

Een overzichtelijke klasinrichting en –uit- Bekijk en noteer tijdens het (vrije) spel van de
rusting: kleuters:
• 1) welke plaatsen en materialen ze al-
Voor de ontwikkeling van kinderen is het be- tijd, soms of nooit kiezen;
langrijk dat zij zich dagelijks in een rijke, over- • 2) welke hun meest geliefde activitei-
zichtelijke leeromgeving bevinden. Een milieu ten zijn.
is rijk als het prikkelt tot verkennen, tot han-
delen, tot aftasten en ontdekken, tot beschrij- Teken een plattegrond van:
ven en vergelijken, tot bespreken en tot ex- • 1) de klas en gang; geef daarin aan
pressie. welke speelhoeken zijn ingericht in het
lokaal en welke in de gang.
• 2) het speelplein; Geef de speel-mo-
gelijkheden op het speelplein aan.

Onderzoek twee ontwikkelingsmaterialen uit de


kast:
• 1) beschrijf het uiterlijk van het mate-
riaal en maak een foto.
• 2) beschrijf wat de waarde/doelen van
het materiaal voor de ontwikkeling van
kleuters is.

Een herkenbaar dagschema Bekijk en noteer mogelijkheden die de leer-


kracht hanteert om kleuters te helpen om
Een herkenbaar dagschema biedt de kleuters meer greep op het dagschema te krijgen.
een goede basis om meer greep te krijgen op
wat ze wanneer kunnen of willen doen. Zijn er nog andere schema’s aanwezig om
Uiteraard moet ook het dagschema met de no- structuur aan te brengen? Zo ja, welke?
dige soepelheid gehanteerd worden.

De klas en de klasgewoonten geleidelijk Bekijk en noteer wat de leerkracht doet om


aan leren kennen. deze kleuters te helpen met het verkennen van
de klas.
Jonge kinderen kunnen zich soms wat onwen-
nig of onveilig voelen in de groep.

Ruimte voor initiatieven van kleuters Bekijk en noteer welk niveaus van kleuterini-
Er bestaan vier niveaus van ruimte voor eigen tiatieven je kunt onderscheiden in deze groep.
initiatief van kleuters. Van weinig initiatief naar Geef hierbij concrete voorbeelden.
veel kleuterinitiatief.

5
Beoordeling van het leren op de werkplek

1. Niveau 1: Verplichte activiteiten de


leerkracht bepaalt de activiteiten, zon-
der dat de kleuters vrij kunnen beslis-
sen of ze er al dan niet aan meedoen.
2. Niveau 2: Beperkte keuze voor activi-
teiten, Het aantal keuzemogelijkheden
is beperkt tot hooguit 4 of 5 activitei-
ten, bijvoorbeeld puzzelen, plakken,
schilderen, spelen met constructiema-
teriaal
3. Niveau 3: Ruime keuze met uitzonde-
ringen: De kleuters kiezen hier uit al
het materiaal en de activiteiten die in
de klas mogelijk zijn, met uitzondering
van enkele, zoals de timmerbank.
4. Niveau 4: Onbeperkte keuze: Ze be-
palen volledig zelf met welke activiteit
ze willen bezig zijn en hoe ze die
vormgeven.

Begeleiden van het keuzeproces Bekijk en noteer wat de leerkracht doet om het
kind te helpen bij dit keuzeproces.
Ook in een duidelijke, overzichtelijke omgeving
kunnen sommige kleuters moeilijk kiezen uit
materialen en activiteiten.

Communiceren met de kinderen Bekijk en noteer hoe de leerkracht de kleuters


uitdaagt tot
Kleuterleerkrachten lokken vaak gesprekjes uit 1) Communicatie met haar
met kleuters om o.a. de taalontwikkeling te 2) (onderlinge) communicatie met elkaar
stimuleren.

Duidelijke grenzen en afspraken Onderzoek en noteer welke regels er zijn in de


groep en waarom die regels er zijn.
Juist door het stellen van grenzen kunnen alle
kleuters een maximale vrijheid genieten om
rustig te spelen en te werken.

We omschrijven een grens als een regel die


aangeeft wat in een bepaalde situatie niet is
toegestaan.

Omgaan met conflicten Bekijk en noteer hoe de leerkracht omgaat met


conflicten tussen de kinderen onderling en/of
De groepssfeer en de relaties tussen kinderen tussen de leerkracht en het kind.
kunnen soms verstoord worden door het feit
dat Schrijf concrete situaties op: Hoe handelt het
sommige kleuters nog te weinig sociaal vaardig kind en hoe reageert de leerkracht hierop, of
zijn. Een kleine opmerking van de leerkracht of andersom.
een ander kind kan dan aanleiding geven tot
bijvoorbeeld een agressieve reactie.

Oriëntatie inde stage: Kijkwijzer groep 3-8

De klasinrichting en –uitrusting: Teken een plattegrond van:


• de klas en gang
Voor de ontwikkeling van kinderen is het be-
langrijk dat zij zich dagelijks in een rijke, over- Noteer hierbij:
zichtelijke leeromgeving bevinden. • Hoe de opstelling van de tafels is;
• Waar het bureau van de leerkracht staat?
De inrichting wordt voor een deel bepaald door • Of er een instructietafel aanwezig is? Zo ja,
de onderwijsdoelen maar heeft ook te maken waar staat deze tafel?

6
Beoordeling van het leren op de werkplek

met de persoonlijke voorkeur en stijl van de • Of alle materialen voor de kinderen toegan-
leraar. kelijk zijn. Geef hiervan concrete voorbeel-
den.
• Of er een krijtbord, whiteboard of digitaal
schoolbord aanwezig is.
• Welke materialen in de klas jou het meeste
opvallen?
• Op welke manier is aandacht besteed aan
een ‘sfeervolle’ inrichting?

Structuur, regels en afspraken Bekijk en noteer de verschillende manieren die


de leerkracht gebruikt om structuur aan te
Structuur in de klas geeft kinderen duidelijk- brengen in jouw stageklas. Bestaan hierover
heid en rust. Structuur aanbrengen betekent: heldere regels en afspraken? Zo ja, op welke
overzicht geven, verhelderen, vereenvoudigen wijze worden deze regels en afspraken met de
en ordenen van de situatie. Hierover maak je kinderen gecommuniceerd?
met elkaar regels en afspraken.
Herken je ook ‘ongestructureerde’ situaties in
je stagegroep? Zo ja, welke en wat vind je
daarvan?

Ruimte voor initiatieven van kinderen Bekijk en noteer op wanneer en op welke ma-
nier de leerkracht het initiatief bij de kinderen
Vaak neemt de leerkracht het initiatief maar er legt.
zullen ook momenten zijn dat de leerkracht be-
wust het initiatief bij de kinderen legt.

Contact maken met de kinderen Bekijk en noteer enkele momenten waarop op


de leerkracht goed contact maakt met de kin-
Een goed contact met kinderen maken gaat deren. Wat valt je daarbij op?
niet altijd vanzelf. Je zult je als leerkracht be-
wust moeten zijn van je verbale en non-ver-
bale communicatie.

Omgaan met conflicten Indien van toepassing, schrijf concrete situa-


ties op: hoe handelt het kind/de kinderen en
De groepssfeer en de relaties tussen kinderen hoe reageert de leerkracht hierop, of an-
kunnen soms verstoord worden door conflic- dersom.
ten. Dit kunnen conflicten betreffen tussen kin-
deren onderling, maar ook tussen kind(eren)
en leerkracht.

You might also like